penvoet met buis zover
over de stroomtoevoerka-
bel omhoog schuiven tot
de aangegeven bevesti-
gingsgaten zichtbaar wor-
den. Dan de bevestigings-
gaten boren en de voet
met drie zeskantschroe-
ven op de bodem be-
vestigen.
10. Steek de lamp weer in de
buis en lijn hem uit zoals
beschreven onder punt 6.
Trek vervolgens de bijge-
voegde beschermende
slang over de gestripte
draden. De leiding met
bescherming wordt nu in
de snoerontlastingsklem
geklemd.
11. Een moer op een M3,5 x
10-schroef draaien. Het
sensorhuis iets optillen en
de schroef (1) in de leng-
tekerf leggen. De sensor
in de gewenste richting
draaien (fijninstelling).
Schroef (1) stevig aan-
draaien.
12. De beschermende slang
met de draden door een
van de aanwezige gaten
in de aansluitkamer naar
het kroonsteentje voeren.
13. Aansluiting van de
stroomtoevoerkabel
De stroomtoevoerkabel
bestaat uit een 3-polige
kabel.
L = stroomdraad
(zwart of bruin)
N = nuldraad (blauw)
PE = aardedraad
(geel/groen)
In geval van twijfel moet
u de kabels met een
spanningstester identifi-
ceren; daarna de kabel
weer spanningsloos
schakelen. De aarde-
draad (geel/groen) hoeft
niet te worden aange-slo-
ten, omdat de lamp dub-
bel-randgeaard is (veilig-
heidsklasse II). De aarde-
draad eenvoudig ombui-
gen en isoleren. De fase
in de klem met de zwarte
kabel monteren. De nul-
draad in de klem met de
blauwe kabel monteren.
14. De verschuifbare be-
schermkap (bedekking
van de aansluitingsruimte)
omhoog schuiven, rich-
ten, laten inklikken en met
de bijgevoegde schroef
2,2 x 9,5 vastzetten.
15. Gloeilamp (max.
100 Watt) indraaien.
16. De plexiglazen bol erop
zetten en met de drie bij-
gevoegde schroeven M4
x 12 mm vastzetten.
Belangrijk: Verwisseling van
de aansluitingen leidt in het
apparaat of in uw meterkast
later tot kortsluiting. In dit ge-
val moeten de afzonderlijke
kabels nogmaals geïdentifi-
ceerd worden.
21
Door inkorten van de buis
kan de lamphoogte indivi-
dueel worden aangepast.
Let op: Nooit de uitsparing
afknippen.
Indien nodig kunt u de groef
in de voetplaat (2) met sili-
conen opvullen om zo de
bevestigingsbodem en de
voetplaat met elkaar te ver-
binden en af te dichten.
Let op: de zijdelingse af-
voeropening voor water (3)
niet met siliconen opvullen.
Gebruiksaanwijzing
NL
De inschakeltijd van de
lamp is traploos instelbaar
(van ca. 10 sec. tot ca.
15 min.). Bij iedere bewe-
ging binnen het registratie-
bereik wordt na afloop van
de ingestelde tijd de lamp
opnieuw geactiveerd.
De beste bewegingsregi-
stratie heeft u, als de lamp
in een kleine hoek t.o.v. de
looprichting gemonteerd,
resp. gericht wordt en het
zicht van de sensor niet
(bijv. door bomen, muren
etc.) belemmerd wordt.
De geïntegreerde schemer-
schakelaar (LDR) is
eveneens traploos instel-
baar (van ca. 2 lux tot ca.
2000 lux).
2 lux = nachtstand,
2000 lux = daglichtstand.
Het principe
20
De ingebouwde pyro-elek-
trische infrarood-sensor
registreert de onzichtbare
warmtestraling van zich be-
wegende mensen, dieren
etc. Deze zo geregistreerde
warmtestraling wordt elek-
tronisch omgezet en scha-
kelt de lamp aan. Door be-
lemmeringen, zoals bijv.
muren of ramen, wordt de
warmtestraling niet her-
kend, er volgt dus ook geen
schakeling.
Installatie
Let op: Montage is netaan-
sluiting. 230 Volt is levensge-
vaarlijk. Bij de installatie van
de sensor-tuinlamp werkt u
met netspanning: dit moet
dus vakkundig volgens NL:
NEN 1010; B: (AREI) NBN 15-
101 worden uitgevoerd. Daar-
om eerst de stroom uitscha-
kelen en op spanningsloos
heid testen met een span-
ningstester.
01. De buis in de lampenvoet
steken, zodat de kleine
uiitsparing naar boven
wijst. Dan van onderen
met 4 schroeven (3 x 16)
vastschroeven.
02. De stroomdraad van on-
deren door de buis leiden.
Belangrijk: De stroom-
toevoerkabel moet min-
stens 13 cm langer zijn
dan de buis. De stroom-
toevoerkabel moet dub-
bel-randgeaard tot in het
bovenste lampengedeelte
worden geleid.
03. De verschuifbare be-
schermkap (bedekking
van de aansluitingsruimte)
van het sensorhuis afha-
len en over de buis naar
beneden schuiven.
04. Buitenste stroomtoe-
voerkabel ca. 10 cm
afstrippen.
05. Het sensorhuis in de
buis steken, daarbij de
stroomtoevoerkabel
door de hiervoor bestem-
de opening leiden.
06. Het sensorhuis draaien,
zodat het kroonsteentje
boven de lengtekerf in de
buis staat.
07. De aldus voorbereide
complete lamp met
sensor zo draaien, dat
de sensor ongeveer in
de gewenste richting
wijst (grove instelling).
08. De bevestigingsgaten
van de voet op de
bodem overbrengen,
resp. aftekenen.
09. Het sensorhuis weer uit
de buis halen en de lam-
2–12 m
van 100 cm – 50 cm
(2)
(3)