Hiermee typt u cijfers of voert u de meestgebruikte wiskundige
berekeningen uit.
*1
Alleen op bepaalde modellen.
*2
Alleen op de VPCSE-serie.
13
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Achterzijde
AVentilatieopening
!
U wordt aanbevolen de computer niet gedurende langere periodes te gebruiken
met het LCD-scherm volledig geopend. Anders loopt de temperatuur van het
onderste deel van het apparaat op.
14
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
De locatie van de poorten en sleuven aan de rechterkant van uw
computer verschilt afhankelijk van het aangeschafte model. De
VPCSA- of VPCSB-serie wordt bovenaan weergegeven en de
VPCSE-serie wordt weergegeven onder aan de vergrote afbeeldingen.
A'Memory Stick Duo'-sleuf
*1
(pagina 56)
BLampje voor mediatoegang (pagina 18)
CBeveiligingssleuf
DSleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 63)
EMonitorpoort
*2
(pagina 111)
FHDMI-uitvoerpoort
*2
(pagina 113)
GUSB-poort
*3
(pagina 119)
HUSB-poorten
*4
(pagina 119)
ILAN-poort
*2
(pagina 68)
JDC IN-poort
*2
(pagina 19)
*1
De computer ondersteunt alleen 'Memory Sticks' in Duo-formaat.
*2
Niet toegankelijk wanneer de computer op de poortreplicator is aangesloten.
*3
Voldoet aan de USB 2.0/3.0-standaards. USB-poorten die voldoen aan de
USB 3.0-standaard zijn herkenbaar aan hun blauwe kleur.
*4
Voldoet aan de USB 2.0-standaard.
15
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
AHoofdtelefoonconnector (pagina 109)
BOptisch station (pagina 48)
COpening voor handmatig uitwerpen (pagina 183)
16
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde (met de onderkap)
AVentilatieopeningen
BKapje van aansluiting voor poortreplicator (pagina 103)
CConnectorkapje voor uitgebreide batterij
*1
DKnop batterij uit (pagina 26), (pagina 163), (pagina 172)
EKapje voor simkaart
*2
(pagina 75)
FOnderkap
*1
Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten van een uitgebreide
batterij raadpleegt u de handleiding van uw uitgebreide batterij.
Bewaar het connectorkapje voor later gebruik wanneer de uitgebreide
batterij op uw computer is aangesloten.
*2
Alleen op bepaalde modellen.
17
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde (zonder de onderkap)
AGeheugenmodule (pagina 137)
BBatterijconnector (pagina 21)
18
nN
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
LampjesFuncties
Batterijlading
Brandt wanneer de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 27) voor meer informatie.
Ingebouwde cameraBrandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
MediatoegangBrandt wanneer er gegevens worden gelezen van een geheugenkaart zoals een 'Memory Stick' en een
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje
brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
Station
Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station.
Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt.
Num Lock
Gaat branden in de modus Num Lock. In deze modus kunt u de numerieke toetsen gebruiken om cijfers te typen
of om de meestgebruikte wiskundige berekeningen uit te voeren. Als u de modus Num Lock wilt activeren, drukt
u op de toetsen Fn+Num Lk op modellen zonder het numerieke toetsenblok of op de toets Num Lk op modellen
met het numerieke toetsenblok. Als u de modus Num Lock wilt uitschakelen, drukt u nogmaals op deze toetsen.
Het indicatielampje gaat uit.
Caps Lock
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps Lock niet meer brandt.
Scroll Lock
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal schuiven als
het lampje Scroll Lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
WIRELESSBrandt wanneer één of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
19
nN
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij. Sluit de netadapter aan op de
computer voordat u de computer voor het eerst gebruikt.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
✍
Gebruik alleen de netadapter die is meegeleverd voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Sluit de kabel van de netadapter (3) aan op de DC IN-poort (4) van de computer.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
20
nN
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
✍
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los van het wandcontact.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u deze in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 34).
21
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij is al in de computer geplaatst, maar is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De batterij plaatsen/verwijderen
✍
Om onderscheid te maken tussen de batterij die bij levering van uw computer is geplaatst en een uitgebreide batterij (alleen meegeleverd bij bepaalde
modellen), wordt in deze handleiding aan de eerste gerefereerd als de primaire batterij.
Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en opladen van een uitgebreide batterij raadpleegt u de handleiding van uw uitgebreide batterij.
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit, sluit het LCD-scherm en koppel de netadaper los.
2Draai de twee schroeven los (1), schuif de onderkap in de richting van de pijl (2) en verwijder de kap.
!
Zorg dat u de verwijderde schroeven niet kwijtraakt.
Zorg dat u de draden en uitsteeksels aan de binnenkant van de onderkap niet aanraakt.
22
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
3Schuif de batterij in het batterijcompartiment, in de richting van de pijl.
4Druk de batterij in het batterijcompartiment totdat het uitsteeksel (3) op zijn plaats klikt.
23
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
5Plaats de kap terug. Zorg dat alle lipjes op de kap op hun plek zitten en duw de kap in de richting van de pijl. Er zijn vijf
lipjes op de VPCSA- en VPCSB-serie en zes lipjes op de VPCSE-serie.
6Plaats de verwijderde schroeven terug en draai ze vast.
24
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij verwijderen
!
Alle niet opgeslagen gegevens gaan verloren als de batterij verwijderd wordt wanneer de computer aan is en niet is aangesloten op de netadapter.
1Schakel de computer uit, sluit het LCD-scherm en koppel de netadaper los indien deze is aangesloten.
2Draai de twee schroeven los (1), schuif de onderkap in de richting van de pijl (2) en verwijder de kap.
!
Zorg dat u de verwijderde schroeven niet kwijtraakt.
25
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
3Trek aan het lipje en houd het vast in de richting van de pijl (3) en trek de batterij in de richting van de pijl (4).
4Schuif de batterij weg van de computer, in de richting van de pijl.
26
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
✍
Als de batterij niet door uw computer herkend wordt, schakelt u de computer uit en houdt u de batterij-uitknop drie seconden ingedrukt met een dun
en recht voorwerp (zoals een paperclip). Als het probleem hiermee niet wordt verholpen, verwijdert u de batterij en plaatst u deze opnieuw.
Als er een uitgebreide batterij op de computer is aangesloten, schakelt u de computer uit en verwijdert u de uitgebreide batterij. Als het probleem
hiermee niet wordt verholpen, houdt u de batterij-uitknop drie seconden ingedrukt. Als het probleem zich blijft voordoen, verwijdert u beide batterijen
en plaatst u ze opnieuw.
!
Voor uw veiligheid wordt het ten zeerste aanbevolen alleen originele oplaadbare batterijen en netadapters van Sony te gebruiken die voldoen aan de
kwaliteitsstandaard. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer. Sommige VAIO-computers werken alleen met een goedgekeurde
Sony-batterij.
27
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het lampje voor batterijlading gaat branden wanneer de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterij dicht bij het door
u geselecteerde maximale oplaadniveau wordt geladen, gaat het lampje voor batterijlading uit.
!
Laad de batterij op net als de eerste keer zoals in deze handleiding is beschreven.
Status van het lampje voor
batterijlading
Betekenis
Brandt oranjeDe batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene
aan/uit-lampje
De batterij is bijna leeg.
(Normale modus)
Knippert samen met het oranje
aan/uit-lampje
De batterij is bijna leeg.
(Slaapstandmodus)
Knippert snel oranjeEr is een batterijfout opgetreden door een
batterijstoring of een niet-vergrendelde batterij.
28
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
✍
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer
gebruikt.
Als de batterij bijna leeg is en zowel het batterijlampje als het stroomlampje knipperen, sluit u de netadapter aan zodat de batterij weer kan worden
opgeladen, of schakelt u de computer uit om een volledig opgeladen batterij te plaatsen.
De computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de
levensduur van de batterij.
Wanneer sommige toepassingen en randapparaten worden gebruikt, is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet
als de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld
opslaan en handmatig een energiebeheermodus activeren, bijvoorbeeld de slaapstand of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de Slaapstandmodus staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk
terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Het gebruik van een uitgebreide batterij
❑Als er een uitgebreide batterij op uw computer is aangesloten, wordt de primaire batterij eerst tot ongeveer 80% van de
capaciteit opgeladen. Vervolgens wordt de uitgebreide batterij opgeladen tot ongeveer 80%. Nadat beide batterijen zijn
opgeladen tot ongeveer 80%, wordt de primaire batterij opgeladen tot 100%. Ten slotte wordt de uitgebreide batterij
opgeladen tot 100%.
❑Als er een uitgebreide batterij op de computer is aangesloten, wordt eerst de voeding van de uitgebreide batterij gebruikt.
De batterijvoeding van de primaire batterij wordt gebruikt nadat de uitgebreide batterij geen stroom meer heeft.
29
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
De oplaadcapaciteit van de batterij gaat langzaam achteruit naarmate de batterij vaker is opgeladen en de batterij langer
wordt gebruikt. Om het meeste uit uw batterij te halen, controleert u de oplaadcapaciteit van de batterij en wijzigt u de
batterijinstellingen.
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Klik op Energiebeheer (Power Management) en Batterij (Battery).
✍
U kunt tevens de functies voor de batterijlading inschakelen om de levensduur van de batterij te verlengen.
30
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij langer laten meegaan
Wanneer de computer op de batterij werkt, kunt u de batterij met de volgende methoden langer laten meegaan.
❑Verlaag de helderheid van uw computerscherm.
❑Gebruik de modus voor energiebesparing. Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 32) voor meer
informatie.
❑U kunt de energiebesparende instellingen wijzigen onder Energiebeheer. Zie VAIO Energiebeheer gebruiken
(pagina 131) voor meer informatie.
✍
Ga voor meer informatie over het verlengen van de levensduur van de batterij naar het Help-bestand na het volgen van de stappen in
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren (pagina 29).
31
nN
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Sla uw gegevens op en sluit alle actieve softwaretoepassingen.
3Klik op Start en vervolgens op de knop Afsluiten.
Na enige tijd wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Controleer dat het stroomlampje uitgaat.
32
nN
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
Modi voor energiebesparing gebruiken
U kunt via de instellingen voor energiebeheer ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus, heeft de computer twee andere modi voor energiebesparing: Slaapstand en sluimerstand.
!
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken en deze niet is aangesloten op de netstroom, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u deze uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
ModusBeschrijving
Normale modusDit is de normale toestand als de computer in gebruik is. In deze modus brandt het groene stroomlampje van
de computer.
SlaapstandmodusMet de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparaten en de
CPU ingesteld op laag energieverbruik. In deze stand knippert het oranje stroomlampje van de computer
langzaam. De computer komt sneller uit de slaapstand dan uit de sluimerstand. De computer verbruikt in de
slaapstand echter meer stroom dan in de sluimerstand.
SluimerstandIn de sluimerstand wordt de toestand van het systeem opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt
de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens verloren gaan. In deze stand
brandt het stroomlampje van de computer niet.
33
nN
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale modus
❑Druk op een willekeurige toets.
❑Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
34
nN
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook op Start klikken, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
35
nN
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
Uw computer in optimale toestand houden
Uw computer bijwerken
Zorg ervoor dat u de laatste updates met de volgende softwaretoepassing op uw VAIO-computer installeert, ter verbetering
van de efficiëntie, veiligheid en functionaliteit van de computer.
U wordt door VAIO Update gewaarschuwd als er nieuwe updates op internet beschikbaar zijn. Deze worden automatisch
gedownload en geïnstalleerd op de computer.
❑Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update en volg de instructies op het scherm.
❑VAIO Update 5
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Update en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
36
nN
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
De antivirussoftware van uw computer gebruiken
Bescherm uw computer tegen virussen door de antivirussoftware te gebruiken.
U kunt de antivirussoftware bijgewerkt houden met de recentste updates door deze te downloaden en te installeren van de
website van de fabrikant. Om uw antivirussoftware bij te werken kijkt u welke antivirussoftware op uw computer geïnstalleerd
is en volgt u hieronder de toepasselijke stappen.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
❑Trend Micro:
1Klik op Start, Alle programma's, Trend Micro Titanium Maximum Security en Trend Micro Titanium Maximum
Security.
2Volg de instructies op het scherm.
❑McAfee:
1Klik op Start, Alle programma's, McAfee en McAfee Internet Security of McAfee Total Protection.
2Volg de instructies op het scherm.
❑Norton Internet Security:
1Klik op Start, Alle programma's, Norton Internet Security en LiveUpdate of Norton Internet Security.
2Volg de instructies op het scherm.
✍
Raadpleeg het Help-bestand van het softwareprogramma voor meer informatie.
!
De eigenlijke procedures kunnen afwijken van het bovenstaande, afhankelijk van de versie van de geïnstalleerde software op uw computer. Volg in dat
geval de instructies op het scherm.
37
nN
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
VAIO Care gebruiken
Met VAIO Care kunt u regelmatig prestatiecontroles uitvoeren en de computer afstellen om deze op een optimaal niveau te
laten presteren. Open VAIO Care wanneer er een probleem op de computer is aangetroffen. Met VAIO Care kunt u de juiste
maatregelen treffen om het probleem op te lossen.
VAIO Care openen
❑Op modellen met de toets ASSIST
Druk op de toets ASSIST terwijl uw computer is ingeschakeld.
❑Op modellen zonder de toets ASSIST
Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Care.
✍
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op modellen met de toets ASSIST op de toets ASSIST drukt terwijl de computer is uitgeschakeld, wordt VAIO Care Rescue geopend.
VAIO Care Rescue kan worden gebruikt om uw computer te herstellen in geval van nood, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
38
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
❑Het toetsenbord gebruiken (pagina 39)
❑Het touchpad gebruiken (pagina 42)
❑De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 44)
❑De functie voor snelle internettoegang gebruiken (pagina 45)
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
✍
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinatie/FunctieFunctie
Fn + (F1): touchpadbediening
Hiermee wordt het touchpad in- of uitgeschakeld.
Fn + %(F2): dempenHiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2(F3/F4): volumeregelingHiermee past u het volumeniveau aan.
Druk op Fn+F4 en vervolgens op M of ,, of druk enkele keren op Fn+F4 om het volume te
verhogen.
Druk op Fn+F3 en vervolgens op m of <, of druk enkele keren op Fn+F3 om het volume te
verlagen.
Fn + 8(F5/F6): helderheidsregelingHiermee regelt u de helderheid van uw computerscherm.
Houd om de helderheid van het scherm te verhogen Fn+F6 ingedrukt of druk op Fn+F6 en
vervolgens op M of ,.
Houd om de helderheid van het scherm te verlagen Fn+F5 ingedrukt of druk op Fn+F5 en
vervolgens op m of <.
40
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Fn + /T(F7): schermuitvoer
Hiermee schakelt u de weergave tussen uw computerscherm en een extern beeldscherm.
Druk op Enter om de uitvoer te selecteren.
!
Als u een beeldschermkabel loskoppelt van uw computer wanneer een extern beeldscherm is geselecteerd
als het uitvoerdoel, wordt het computerscherm zwart. Druk in dat geval twee keer op F7 terwijl u de Fn-toets
ingedrukt houdt en druk vervolgens op Enter om de uitvoer in te stellen op het computerscherm.
Het gebruik van meerdere beeldschermen wordt mogelijk niet ondersteund afhankelijk van het aangesloten
externe beeldscherm.
Fn + /(F9/F10): in- en uitzoomen
Hiermee wordt het formaat van een afbeelding of document in sommige programma's
gewijzigd.
Druk op Fn+F9 als u de weergave er kleiner en verder weg wilt laten uitzien (uitzoomen).
Druk op Fn+F10 als u de schermweergave er groter en dichterbij wilt laten uitzien (inzoomen).
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie.
Fn + (F12): sluimerstand
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de
status van het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde
opslagapparaat en wordt de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de
oorspronkelijke status van het systeem, schakelt u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 32) voor meer informatie over
energiebeheer.
Combinatie/FunctieFunctie
41
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
De instellingen van het verlichte toetsenbord wijzigen
Als uw computer is uitgerust met een verlicht toetsenbord, kunt de toetsenbordverlichting automatisch in en uit laten
schakelen afhankelijk van het omgevingslicht.
Daarnaast kunt u een tijd instellen waarna de toetsenbordverlichting wordt uitgeschakeld als het toetsenbord niet wordt
gebruikt.
De instellingen van het verlichte toetsenbord wijzigen
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Klik op Toetsenbord en muis (Keyboard and Mouse) en klik op Backlit toetsenbord (Backlit Keyboard).
✍
De intensiteit van het omgevingslicht wordt gemeten door de sensor voor omgevingslicht. Als de sensor voor het omgevingslicht wordt geblokkeerd,
wordt de toetsenbordverlichting mogelijk ingeschakeld.
42
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
ActieBeschrijving
AanwijzenSchuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
KlikkenDruk één keer op de linkerknop (3).
DubbelklikkenDruk twee keer achter elkaar op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
Druk één keer op de rechterknop (4). Bij veel toepassingen verschijnt in dit geval een contextueel snelmenu
(indien beschikbaar).
SlepenSchuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
BladerenSchuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant
van het touchpad om horizontaal te bladeren. Wanneer u bent begonnen met verticaal of horizontaal bladeren,
kunt u met een draaiende beweging van uw vinger blijven bladeren zonder uw vinger van het touchpad te halen
(de bladerfunctie is alleen beschikbaar in toepassingen met ondersteuning van bladeren met het touchpad).
VegenSchuif met twee vingers naast elkaar met een vlugge beweging over het touchpad. In internetbrowsers of software voor
het bekijken van afbeeldingen kunt naar links vegen om terug te gaan en naar rechts vegen om vooruit te gaan.
KnijpbewegingIn sommige softwaretoepassingen kunt u met twee vingers een knijpbeweging maken op het touchpad om in of uit te
zoomen. Maak een openende knijpbeweging om in te zoomen en een sluitende knijpbeweging om uit te zoomen.
43
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
✍
U kunt het touchpad uitschakelen/inschakelen door op de toetsencombinatie Fn+F1 te drukken. U kunt ook VAIO Control Center gebruiken om de
instellingen van het touchpad te wijzigen.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u het touchpad uitschakelt voordat u een muis op de computer hebt aangesloten,
kunt u alleen het toetsenbord als aanwijzer gebruiken.
44
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Knop met speciale functieFuncties
ASSIST-knop VAIO Care wordt geopend wanneer de computer is ingeschakeld.
Met de toets ASSIST wordt VAIO Care Rescue geopend wanneer de computer is uitgeschakeld. VAIO Care
Rescue kan worden gebruikt om de computer te herstellen in geval van nood, bijvoorbeeld wanneer
Windows niet wordt gestart. Zie VAIO Care gebruiken (pagina 37) voor meer informatie.
WEB-knop Met de computer in de normale modus wordt met de WEB-knop de internetbrowser geopend die standaard
is toegewezen aan die knop.
Als de computer is uitgeschakeld, wordt met de WEB-knop de functie voor snelle internettoegang
geactiveerd en wordt de browser geopend die hoort bij deze functie. Zie De functie voor snelle
internettoegang gebruiken (pagina 45) voor meer informatie.
!
De WEB-knop werkt niet als de computer in de slaapstand of sluimerstand staat.
VAIO-knop Hiermee wordt de taak uitgevoerd die standaard aan de knop is toegewezen.
U wijzigt deze standaardtoewijzing met VAIO Control Center.
Uitwerpknop voor stationHiermee opent u de lade van het optische station.
45
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De functie voor snelle internettoegang gebruiken
De functie voor snelle internettoegang gebruiken
Met de functie voor snelle internettoegang hebt u onmiddellijk toegang tot internet zonder het Windows-besturingssysteem
op te starten.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
De functie voor snelle internettoegang activeren
U kunt de functie voor snelle internettoegang alleen activeren wanneer de computer is uitgeschakeld.
Zo activeert u de functie voor snelle internettoegang
1Druk op de computer op de knop WEB.
2Volg de instructies in de wizard voor het eerste gebruik.
Wanneer deze wizard is voltooid, wordt de browser die wordt gebruikt met de functie voor snelle internettoegang in het
vervolg geopend door op de WEB-knop te drukken.
46
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De functie voor snelle internettoegang gebruiken
De functie voor snelle internettoegang afsluiten
!
Voor het openen van het Windows-besturingssysteem moet u de functie voor snelle internettoegang afsluiten.
Om de functie voor snelle internettoegang af te sluiten, voert u een van de volgende stappen uit:
❑Klik op het pictogram links onder in het scherm.
❑Druk op de knop WEB.
❑Druk op de aan/uit-knop van de computer.
Voor meer informatie over het gebruik en de beperkingen van de functie voor snelle internettoegang klikt u op het pictogram
rechts onder in het scherm.
Opmerkingen bij de functie voor snelle internettoegang
Wanneer de functie voor snelle internettoegang is geactiveerd, kunt u de volgende onderdelen niet gebruiken:
❑De ASSIST-knop.
❑De toets Scr Lk in combinatie met de Fn-toets voor een snelkoppeling.
❑De poorten en aansluitingen, met uitzondering van de DC IN-poort, de LAN-poort, de USB-poorten en de
hoofdtelefoonaansluiting.
❑De 'Memory Stick Duo'-sleuf en de SD-geheugenkaartsleuf.
❑De draadloze WAN-functionaliteit (alleen beschikbaar op bepaalde modellen).
❑De WiMAX-functie (alleen beschikbaar op bepaalde modellen).
47
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde camera.
Met communicatiesoftware zoals Windows Live Messenger kunt u via internet een videogesprek voeren.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
✍
Het lampje van de ingebouwde camera brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
De op uw computer geïnstalleerde software varieert afhankelijk van de configuraties van uw computer.
Zo voert u een videogesprek met Windows Live Messenger
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op Windows Live Messenger.
✍
U moet zich aanmelden bij Windows Live Messenger om een videogesprek te kunnen voeren.
Zo geeft u beelden weer van uw ingebouwde camera
1Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft Webcam Suite en WebCam Companion 4.
2Klik op Vastleggen (Capture).
✍
Als u afbeeldingen niet goed kunt vastleggen, vastgelegde worden afbeeldingen bijvoorbeeld niet soepel weergegeven, dan klikt u op de huidige
resolutie voor het vastleggen van afbeeldingen rechtsboven in het hoofdvenster en verlaagt u de resolutie.
48
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Het optische station gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwd optisch schijfstation.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een schijf plaatsen
1Zet de computer aan.
2Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De stationslade schuift uit het station.
49
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
3Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade en druk de schijf voorzichtig omlaag zodat deze
vastklikt.
!
Oefen geen druk uit op de lade van het station. Zorg dat u de onderzijde van de lade van het station vasthoudt wanneer u een schijf plaatst of verwijdert.
4Sluit de lade door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparende modus staat (slaapstand of sluimerstand). Zet de computer weer in de
normale modus voor u de schijf verwijdert.
U kunt geen optische schijven gebruiken als u het optische station uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies inIngebouwde apparaten
uitschakelen (pagina 133) om het station in te schakelen.
50
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Ondersteunde schijven
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Disc
™
-media afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt
gekocht.
Zie onderstaande referentietabel voor informatie over welke media door welk optisch station worden ondersteund.
AB: afspeelbaar en opneembaar
A: afspeelbaar, maar niet opneembaar
–: niet afspeelbaar en niet opneembaar
CD-ROMCD-R/RWDVD-ROMDVD-R/
RW
DVD+R/
RW
DVD+R DL
(Double
Layer)
DVD-R DL
(Dual
Layer)
DVD-
RAM
*1 *2
BD-ROM
BD-R/RE
*3 *4
DVD SuperMulti-stationA
AB
*6
AABABABABAB––
Blu-ray Disc™-station
met DVD SuperMulti
A
AB
*6
AABABABABABA
AB
*5
Blu-ray Disc™
ROM-station met
DVD SuperMulti
A
AB
*6
AABABABABABAA
*1
Het DVD SuperMulti-station in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2
Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-herziening 5.0 schijf wordt niet ondersteund.
*3
Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Disc-media in versie 1.0-indeling en Blu-ray Disc-media met een cassette.
*4
BDXL
™
Disc-media worden niet ondersteund.
*5
Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R Part1-versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met
een capaciteit van 50 GB) en BD-RE Part1-versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*6
Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
51
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
!
Dit apparaat is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaard (Compact Disc). DualDiscs en sommige muziekschijven met
technologie voor het beschermen van het auteursrecht voldoen niet aan de CD-standaard. Dergelijke schijven zijn daarom mogelijk niet compatibel met
dit apparaat.
Lees bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in een VAIO-computer eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van de optische stations van VAIO met schijven die niet voldoen aan de officiële 'CD'-, 'DVD'- of 'Blu-ray Disc'-
standaard. HET GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO COMPUTER, KAN
SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de opneembare schijf.
✍
Het schrijven op 8 cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Wanneer u Blu-ray Disc-media met beveiliging van het auteursrecht doorlopend wilt afspelen, werkt u de AACS-code bij. Voor het bijwerken van de
AACS-code is internettoegang vereist.
Net als bij andere optische media-apparaten kan door bepaalde omstandigheden de compatibiliteit worden beperkt of het afspelen van een Blu-ray
Disc-medium worden voorkomen. VAIO-computers ondersteunen mogelijk niet het afspelen op verpakte media opgenomen in de AVC- of VC1-indeling
met een hoge bitsnelheid.
Voor bepaalde inhoud op DVD's en BD-ROM's zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling op het optische station niet overeenkomt met de
regiocode op de schijf, kan er niet worden afgespeeld.
Tenzij de externe weergave compatibel is met de HDCP-standaard (High-bandwidth Digital Content Protection), kunt u geen inhoud van Blu-ray
Disc-media met beveiliging van het auteursrecht afspelen of weergeven.
Bij sommige inhoud is de video-uitvoer beperkt tot standaarddefinitie of kan er geen analoge video worden uitgevoerd. Wanneer u videosignalen uitvoert
via digitale aansluitingen zoals een HDMI- of DVI-verbinding, wordt u sterk aangeraden een met digitale HDCP compatible omgeving te implementeren
voor een optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit.
Sluit alle geheugenresidente hulpsoftware af vóór het afspelen van of schrijven naar een schijf. Hierdoor kan een storing optreden.
52
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
❑Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het
optische station kunnen beschadigen.
❑De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken tijdens het beschrijven van een schijf.
❑De voedingskabel of netadapter mag niet aangesloten of losgekoppeld worden tijdens het beschrijven van een schijf.
❑U moet uw computer niet aansluiten op een poortreplicator (optioneel) of deze loskoppelen terwijl er gegevens naar een
schijf worden geschreven.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
❑Sommige CD-spelers en optische stations van de computer kunnen geen audio-CD's afspelen die met de CD-R- of
CD-RW-media zijn gemaakt.
❑Sommige DVD-spelers en optische schijfstations van de computer kunnen geen DVD's afspelen die met de DVD+R DL-,
DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-media zijn gemaakt.
❑Wanneer uw computer is uitgerust met een Blu-ray Disc-station kunt u op uw computer Blu-ray Discs afspelen. U kunt
sommige Blu-ray Discs mogelijk echter niet afspelen op uw computer, of de computer kan instabiel worden tijdens het
afspelen van een Blu-ray Disc. Om inhoud normaal te kunnen afspelen, downloadt en installeert u de laatste updates
voor de software voor het afspelen van Blu-ray Discs via VAIO Update.
Zie Uw computer bijwerken (pagina 35) voor informatie over het gebruik van VAIO Update.
❑Afhankelijk van de systeemomgeving kunnen er onderbrekingen en/of verloren frames optreden tijdens afspelen in
AVC HD.
❑Zet de computer niet in een energiebesparende modus terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
53
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over regiocodes
Op elke schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de schijf
kunt afspelen. Als de regiocode 'all' is, betekent dit dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen. Als de regiocode van
uw gebied afwijkt van het label, kunt u de schijf niet op uw computer afspelen.
Zie de volgende tabel voor de regiocode van uw gebied.
GebiedRegiocodeGebiedRegiocodeGebiedRegiocode
Afrika5Australië*4China6
Europa2Hongkong*3India*5
Indonesië*3Japan*2Korea3
Koeweit*2Maleisië*3Nieuw-Zeeland*4
Filipijnen*3Rusland5Saudi-Arabië*2
Singapore*3Zuid-Afrika*2Taiwan3
Thailand*3Verenigde Arabische
Emiraten*
2Vietnam3
*Standaard is er aan het optische station van uw computer geen regiocode toegewezen.
54
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Als het de eerste keer is dat u een DVD op uw computer afspeelt, voert u voor het plaatsen van de schijf de volgende stappen
uit:
1Klik op Start en selecteer Computer.
2Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het optische station en kies Eigenschappen.
3Klik op het tabblad Hardware.
4Selecteer het optische station uit de lijst Alle schijfstations en klik op Eigenschappen.
5Klik op het tabblad DVD-regio.
6Selecteer de juiste regio uit de lijst en klik op OK.
!
U kunt de regiocode slechts een beperkt aantal keren wijzigen. Wanneer u dit aantal overschrijdt, is de regiocode van het station permanent en kunt
u deze niet meer wijzigen. Dit aantal wordt ook niet hersteld door uw computer opnieuw te configureren.
Problemen als gevolg van het wijzigen van de regiocode-instellingen van het station vallen niet onder de garantie.
55
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u een schijf afspeelt.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
software voor het afspelen van de schijf.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u bestanden naar een schijf kopieert.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
schrijfsoftware om de bestanden mee naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
56
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het
uitwisselen en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons.
Doordat een 'Memory Stick' uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
!
U kunt geen 'Memory Sticks' gebruiken als u de 'Memory Stick Duo'-sleuf uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 133) om de sleuf in te schakelen.
Voordat u een 'Memory Stick' gebruikt
In de 'Memory Stick Duo'-sleuf op uw computer passen de volgende formaten en types:
❑'Memory Stick Duo'
❑'Memory Stick PRO Duo'
❑'Memory Stick PRO-HG Duo'
!
Alleen 'Memory Sticks' van Duo-formaat worden ondersteund, 'Memory Sticks' van standaardformaat worden niet ondersteund.
Ga voor meer informatie over 'Memory Stick' naar http://www.sony.net/memorycard/.
57
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' plaatsen en verwijderen
Zo plaatst u een 'Memory Stick'
1Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2Houd de 'Memory Stick' zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
3Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer het medium nooit in de sleuf.
58
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
✍
Als de 'Memory Stick' niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste richting
is geplaatst.
Wanneer u voor het eerst een 'Memory Stick' in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt, volgt
u de instructies op het scherm om de software te installeren.
De 'Memory Stick' wordt automatisch door het systeem gedetecteerd en de inhoud van de 'Memory Stick' wordt weergegeven. Als er niets op het
bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het 'Memory Stick'-pictogram.
Het 'Memory Stick'-pictogram wordt weergegeven in het venster Computer nadat de 'Memory Stick' in de sleuf is geplaatst.
!
Een 'Memory Stick Micro' ('M2') moet u eerst in een 'M2' Duo-adapter steken. Als u deze media rechtstreeks in de 'Memory Stick Duo'-sleuf steekt
zonder de adapter te gebruiken, kunt u ze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
59
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Zo verwijdert u een 'Memory Stick'
!
Verwijder de 'Memory Stick' niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de 'Memory Stick' verwijdert.
1Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Druk op de 'Memory Stick' in de sleuf en laat deze los.
De 'Memory Stick' wordt uitgeworpen.
4Trek de 'Memory Stick' uit de sleuf.
!
Verwijder de 'Memory Stick' altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
60
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' formatteren
Zo formatteert u een 'Memory Stick'
De 'Memory Stick' is standaard geformatteerd en is gereed voor gebruik.
Als u het medium met uw computer opnieuw wilt formatteren, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik een apparaat dat geschikt is voor het formatteren van het medium en 'Memory Stick' ondersteunt om de 'Memory Stick' te formatteren.
Als u een 'Memory Stick' formatteert, worden alle gegevens op het medium verwijderd. Zorg dat het medium geen waardevolle gegevens bevat voordat
u deze formatteert.
Verwijder de 'Memory Stick' niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
3Klik op Start en selecteer Computer.
4Klik met de rechtermuisknop op het 'Memory Stick'-pictogram en selecteer Formatteren.
5Klik op Standaardinstellingen voor apparaten.
!
De grootte van de toewijzingseenheid en het bestandssysteem kan veranderen.
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem, omdat dit een storing kan veroorzaken.
✍
Het formatteringsproces wordt sneller uitgevoerd als u Snelformatteren in Opties voor formatteren selecteert.
61
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
6Klik op Starten.
7Volg de instructies op het scherm.
!
Het hangt van het medium af hoe lang het duurt om een 'Memory Stick' te formatteren.
62
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van 'Memory Sticks'
❑Uw computer is getest en compatibel bevonden met 'Memory Sticks' van Sony met een capaciteit van maximaal 32 GB
die sinds juni 2011 beschikbaar zijn. Niet voor elke 'Memory Stick' kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑Als u de 'Memory Stick' in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de 'Memory
Stick' nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de 'Memory Stick' te voorkomen.
❑Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van een 'Memory Stick'. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
❑De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u 'Memory Sticks' met meerdere conversieadapters plaatst.
❑'MagicGate' is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik
'Memory Sticks' met het 'MagicGate'-logo als u van deze technologie wilt profiteren. De 'Memory Stick Duo'-sleuf van de
computer ondersteunt de 'MagicGate'-technologie van 'Memory Stick' niet met een capaciteit tot 256 MB.
❑Uitgezonderd voor persoonlijk gebruik is het in strijd met de auteursrechtwetten om audio- en/of afbeeldingsgegevens te
gebruiken die u hebt opgenomen zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht.
'Memory Sticks' met dergelijke gegevens waarop auteursrecht rust mogen daarom alleen conform de wet worden
gebruikt.
❑Plaats niet meer dan één geheugenkaart in de sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer als de media
beschadigen.
63
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart gebruiken
U computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
!
U kunt geen SD-geheugenkaarten gebruiken als u de SD-geheugenkaartsleuf uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 133) om de sleuf in te schakelen.
Voordat u de SD-geheugenkaart gebruikt
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
❑SD-geheugenkaart
❑SDHC-geheugenkaart
❑SDXC-geheugenkaart
Raadpleeg voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten Meer informatie over uw VAIO-computer
(pagina 5) om naar de desbetreffende website met ondersteuning te gaan.
64
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo plaatst u een SD-geheugenkaart
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Houd de SD-geheugenkaart zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
3Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
✍
Wanneer u voor het eerst een SD-geheugenkaart in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt,
volgt u de instructies op het scherm om de software te installeren.
Het pictogram van de SD-geheugenkaart wordt weergegeven in het venster Computer nadat de kaart in de sleuf is geplaatst.
65
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo verwijdert u een SD-geheugenkaart
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Druk op de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat deze los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
4Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
66
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van de geheugenkaart
❑Zorg dat de geheugenkaarten die u gebruikt voldoen aan de door uw computer ondersteunde standaarden.
❑Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de
geheugenkaart nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de kaart te voorkomen.
❑Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
❑Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
❑Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen.
Als u een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te
verwijderen. De geheugenkaart of -adapter kan bovendien de computer beschadigen.
❑Plaats niet meer dan één geheugenkaart in de sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer als de media
beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van de SD-geheugenkaart
❑Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
juni 2011 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑SD-geheugenkaarten (maximaal 2 GB), SDHC-geheugenkaarten (maximaal 32 GB) en SDXC-geheugenkaarten
(maximaal 64 GB) zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
❑Sommige SD-geheugenkaarttypes, bijvoorbeeld met de UHS-functie (Ultra High Speed) voor gegevensoverdracht,
kunnen bijzonder heet worden door voortdurende toegang tot de geheugenkaarten. Wacht in dat geval even tot de
geheugenkaart is afgekoeld voordat u de kaart verwijdert.
67
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Het internet gebruiken
Voordat u internet kunt gebruiken moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en apparaten instellen die nodig
zijn om op uw computer verbinding te maken met internet.
De volgende types internetverbindingen zijn verkrijgbaar van internetproviders:
❑Glasvezel (FTTH)
❑DSL (Digital Subscriber Line)
❑Via een kabelmodem
❑Via satelliet
❑Inbelverbinding
Vraag uw internetprovider voor meer informatie over de benodigde apparatuur en voor instructies voor het verbinden van uw
computer met internet.
✍
Om een draadloze internetverbinding te maken met uw computer, moet u een draadloos LAN-netwerk instellen. Zie Draadloos LAN gebruiken (pagina 70)
voor meer informatie.
!
Neem de nodige beveiligingsmaatregelen om uw computer te beveiligen tegen gevaren online wanneer u verbinding maakt met internet.
Afhankelijk van het servicecontract met uw internetprovider moet u voor de internetverbinding mogelijk een externe modem aansluiten, bijvoorbeeld
een USB-telefoonmodem, een DSL-modem of een kabelmodem. Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en configureren van uw modem
raadpleegt u de handleiding van uw modem.
68
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T met een LAN-kabel.
Sluit het ene uiteinde van een LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de LAN-poort van de computer of van de optionele
poortreplicator en het andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen
en de apparaten die nodig zijn voor toegang tot het LAN-netwerk.
!
De LAN-poort van de computer is niet beschikbaar als de computer op de optionele poortreplicator is aangesloten.
U hebt geen toegang tot LAN-netwerken als u de LAN-poort uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde apparaten
uitschakelen (pagina 133) om de poort in te schakelen.
✍
U kunt uw computer op verschillende netwerken aansluiten zonder de standaardinstellingen te wijzigen.
69
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de LAN-poort van uw computer.
Als de LAN-poort is aangesloten op de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade, oververhitting of
brand worden veroorzaakt.
-Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
-De lijnen van het openbare telefoonnet
-PBX (private branch exchange)
70
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloos LAN gebruiken
Met draadloos LAN (WLAN) kan uw computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Het WLAN maakt gebruik van de volgende standaard IEEE 802.11a/b/g/n, die de specificaties voor de gebruikte technologie bevat.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
U hebt geen toegang tot draadloze netwerken als u de functie voor draadloos LAN uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in
Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 133) om de functie in te schakelen.
WLAN-standaardFrequentiebandOpmerkingen
IEEE 802.11a5 GHzAlleen beschikbaar op modellen die voldoen aan de standaard IEEE 802.11a/b/g/n.
IEEE 802.11b/g2,4 GHzDe IEEE 802.11g-standaard biedt snellere communicatie dan de IEEE 802.11b-standaard.
IEEE 802.11n5 GHz/2,4 GHzOp modellen die voldoen aan de standaard IEEE 802.11b/g/n, kan alleen de band van 2,4 GHz
worden gebruikt.
71
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van de functie voor draadloos LAN
Algemene opmerkingen over het gebruik van de functie voor draadloos LAN
❑In sommige landen of regio's is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een
beperkt aantal kanalen).
❑De standaard IEEE 802.11a en IEEE 802.11n zijn niet beschikbaar op ad-hocnetwerken.
❑De 2,4 GHz-band, waar draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten gebruikt. Hoewel de
draadloze LAN-apparaten technologie gebruiken om de radio-interferentie van apparaten die dezelfde band gebruiken te
minimaliseren, kan dergelijke interferentie toch leiden tot langzamere communicatie en een lager communicatiebereik,
of mislukte communicatie.
❑De communicatiesnelheid en het bereik kunnen variëren, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑De afstand tussen de communicatieapparaten
❑De aanwezigheid van obstakels tussen apparaten
❑De configuratie van de apparaten
❑Radio-omstandigheden
❑De onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn
❑De gebruikte software
❑De communicaties kunnen worden afgesneden, afhankelijk van de zendcondities.
❑De eigenlijk communicatiesnelheid is mogelijk niet zo snel als wordt weergegeven op uw computer.
❑Als u WLAN-producten die voldoen aan verschillende standaarden en die dezelfde band gebruiken implementeert op
hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg van radiostoring. Bovendien zijn
WLAN-producten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen om communicatie met een ander
WLAN-product te garanderen als dit voldoet aan een andere standaard die dezelfde band gebruikt. Wanneer de
communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze kanaal op
het toegangspunt te veranderen.
72
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Opmerking over de gegevenscodering
De WLAN-standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi
Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van
de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van op standaarden gebaseerde, onderling uitwisselbare verbeteringen
in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken
worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt gebruik
van het verbeterde gegevenscodeersysteem TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) naast de gebruikersidentificatie met behulp
van 802.1X en EAP (Extensible Authentication Protocol). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de
toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde
beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end codering, VPN's
(virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere gegevensbeveiliging en
netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle versies van 802.11-apparaten te beveiligen, inclusief de standaarden
802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n en multi-band en multi-mode. Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde
norm IEEE 802.11i beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST
(National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts
compatibel met WPA.
73
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie starten
Eerst moet er draadloze LAN-communicatie tot stand worden gebracht tussen uw computer en een toegangspunt (niet
meegeleverd). Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie. Klik voor hulp bij het instellen van een draadloos
netwerk op Start, Alle programma's en VAIO Easy Connect, en volg de instructies op het scherm van Gemakkelijke
installatie internetverbinding.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
Zo start u draadloze LAN-communicatie
1Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding van uw toegangspunt voor meer informatie.
2Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3Klik op Start, Alle programma's en VAIO Smart Network of klik op het VAIO Smart Network-pictogram op de
taakbalk.
4Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze optie op On te zetten in het venster VAIO Smart
Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
!
Draadloze LAN-communicatie op de 5 GHz-band (alleen beschikbaar op bepaalde modellen) is standaard uitgeschakeld. Om communicatie op de 5 GHz
bandbreedte mogelijk te maken, moet u de optie inschakelen om de 5 GHz bandbreedte of zowel de 2,4 GHz en 5 GHz bandbreedte in de vervolgkeuzelijst
voor Instellingen voor draadloos LAN (Wireless LAN Settings) in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
5Klik op of op de taakbalk.
6Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinding maken.
74
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze optie op Off te zetten in het venster VAIO Smart
Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
75
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Draadloos WAN gebruiken
Met draadloos WAN (WWAN) kunt u met uw computer verbinding maken met internet via een draadloos netwerk waar er
dekking voor mobiele telefonie is.
WWAN is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
76
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Een simkaart plaatsen
Om de functie voor draadloos WAN te kunnen gebruiken, plaatst u eerst een simkaart in de simkaarthouder van uw computer.
Uw simkaart zit in een kaart ter grootte van een creditcard.
✍
Afhankelijk van uw land en computermodel ontvangt u mogelijk een aanbieding van de voor VAIO geselecteerde telecomprovider. In dat geval bevindt
de simkaart zich in het simpakket van de provider in de doos of is de simkaart al in de houder geplaatst. Als er geen simkaart bij uw computer is geleverd,
kunt u een simkaart aanschaffen bij de provider van uw keuze.
Zo plaatst u een simkaart
1Zet de computer uit.
2Open het simkaartkapje aan de onderzijde van de computer.
77
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
3Verwijder de simkaart (1) door deze uit de kaart te drukken.
4Schuif de simkaarthouder in de richting van de pijl (2) en til de houder op.
5Plaats de simkaart in de simkaarthouder met het elektronische circuit naar boven.
78
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
6Sluit de simkaarthouder en schuif de houder in de richting van de pijl (3).
!
Raak het circuit van de simkaart niet aan. Houd de computer stevig vast wanneer u de kaart plaatst of verwijdert.
Beschadig de simkaart niet, bijvoorbeeld door deze te buigen of door er druk op uit te oefenen.
7Sluit het simkaartkapje.
79
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Communicatie starten via draadloos WAN
Zo start u communicatie via draadloos WAN
!
Zorg dat het simkaartkapje goed gesloten is, ander werkt de functie voor draadloos WAN mogelijk niet.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op Start, Alle programma's en VAIO Smart Network of klik op het VAIO Smart Network-pictogram op de
taakbalk.
3Zorg dat de schakelaar naast Wireless WAN op On staat in het venster VAIO Smart Network.
4Klik op de pijl naast de schakelaar Wireless WAN en op de knop Verbinden (Connect) om, afhankelijk van uw model of
land, de software voor verbindingsbeheer, of de vooraf geïnstalleerde software van een telecomprovider te openen.
5Voer uw pincode in wanneer hierom wordt gevraagd.
6Klik op Verbinding maken.
7Voer indien nodig de APN-gegevens van uw telecomprovider in.
Zie voor meer informatie over het gebruik van de functie voor draadloos WAN het helpbestand van VAIO Smart Network of
de documentatie van uw telecomprovider.
80
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
De BLUETOOTH-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere BLUETOOTH
®
-apparaten, zoals andere
computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van
10 meter in een open ruimte.
BLUETOOTH-beveiliging
De draadloze technologie van BLUETOOTH beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie
u communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme BLUETOOTH-apparaten toegang kunnen
krijgen tot uw computer.
De eerste keer dat twee BLUETOOTH-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel (een
wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd. Wanneer
een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
✍
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
81
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
Communiceren met een ander BLUETOOTH-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een BLUETOOTH-apparaat, bijvoorbeeld een
andere computer, een mobiele telefoon, PDA, headset, muis of digitale camera.
82
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
Communiceren met een ander BLUETOOTH-apparaat
Voor de communicatie met een ander BLUETOOTH-apparaat moet u eerst de BLUETOOTH-functie instellen. Zie Windows
Help en ondersteuning voor informatie over het instellen en gebruiken van de BLUETOOTH-functie.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op Start, Alle programma's en VAIO Smart Network of klik op het VAIO Smart Network-pictogram op de
taakbalk.
3Klik op de schakelaar naast BLUETOOTH om deze optie op On te zetten in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
83
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
BLUETOOTH-communicatie stoppen
Zo stopt u de BLUETOOTH-communicatie
1Schakel het BLUETOOTH-apparaat uit dat met de computer communiceert.
2Klik op de schakelaar naast BLUETOOTH om deze optie op Off te zetten in het venster VAIO Smart Network.
84
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van de BLUETOOTH-functie
❑De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
❑De afstand tussen de apparaten
❑Het in de muren gebruikte materiaal
❑De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
❑Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
❑De configuratie van de apparaten
❑Het type softwaretoepassing
❑Het type besturingssysteem
❑Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos LAN als BLUETOOTH-functies op uw computer
❑De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
❑Vanwege de beperkingen van de BLUETOOTH-standaard kunnen grote bestanden tijdens de continue overdracht soms
beschadigd raken als gevolg van elektromagnetische interferentie in de omgeving.
❑Alle BLUETOOTH-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
❑Video en geluid lopen mogelijk niet synchroon als u video's op uw computer afspeelt met het geluid op een aangesloten
BLUETOOTH-apparaat. Dit komt vaker voor met BLUETOOTH-technologie en is geen defect.
❑De 2,4 GHz-band, waar BLUETOOTH-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende
apparaten gebruikt. Hoewel de BLUETOOTH-apparaten technologie gebruiken om de radio-interferentie van apparaten
die dezelfde band gebruiken te minimaliseren, kan dergelijke interferentie toch leiden tot langzamere communicatie op
kortere afstand, of mislukte communicatie.
85
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
❑De BLUETOOTH-functie werkt mogelijk niet met andere apparaten, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie die
wordt gebruikt door de fabrikant.
❑Als u meerdere BLUETOOTH-apparaten op de computer aansluit, kan het gehele kanaal in beslag worden genomen,
waardoor de prestaties van de apparaten verminderen. Dit is een normale eigenschap van BLUETOOTH-technologie en
is geen defect.
❑Snelle communicatie tussen uw computer en BLUETOOTH-apparaten zijn beschikbaar wanneer deze voldoen aan de
snelle BLUETOOTH-technologie. Voor een snelle communicatie moet u zowel de draadloze LAN- en BLUETOOTH-functie
op de computer inschakelen.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
86
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Voor extra gebruiksgemak is de computer mogelijk uitgerust met een vingerafdruksensor.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Nadat u uw vingerafdruk(ken) hebt geregistreerd, biedt de functie voor vingerafdrukverificatie de volgende voorzieningen:
❑Een alternatief voor het invoeren van een wachtwoord voor aanmelding bij Windows (pagina 90)
Als u uw vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccounts, kunt u in plaats van het wachtwoord
vingerafdrukherkenning gebruiken om u bij Windows aan te melden.
❑Websiteaanmelding (Website Log On) voor snelle toegang tot websites
Nadat u uw gebruikersgegevens (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.) voor websites hebt geregistreerd in
Websiteaanmelding (Website Log On), kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken voor het invoeren van benodigde
gegevens en het verkrijgen van toegang tot websites die met een wachtwoord zijn beveiligd.
Zie het Help-bestand van TrueSuite voor meer informatie.
✍
Voor het Help-bestand klikt u op Start, Alle programma's, TrueSuite en TrueSuite.
!
Het is mogelijk dat u de functie Websiteaanmelding (Website Log On) niet kunt gebruiken. Dit is afhankelijk van de website die u opent.
❑De functie Snelstarten (Quick Launch) voor snelle toegang tot toepassingen
Met de functie Snelstarten (Quick Launch) van uw computer kunt u uw voorkeurstoepassing (een programmabestand)
starten als deze is toegewezen aan een vinger met een geregistreerde vingerafdruk. Nadat u een toepassing hebt
toegewezen aan uw vinger, opent u de toegewezen toepassing door met de vinger over de vingerafdruksensor te
bewegen.
87
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Een vingerafdruk registreren
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken, moet u uw vingerafdruk(ken) registreren in de computer.
Een vingerafdruk registreren
1Klik op Start, Alle programma's, TrueSuite en TrueSuite.
2Klik op Aan de slag (Get Started).
3Volg de instructies op het scherm.
Stel het Windows-wachtwoord in als het venster voor het instellen van het Windows-wachtwoord wordt weergegeven.
✍
Raadpleeg het Help-bestand van TrueSuite voor meer informatie.
88
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Als het registreren van een vingerafdruk niet is gelukt, volgt u deze stappen om het nogmaals te proberen.
1Plaats het bovenste gewricht van de vinger plat in het midden van de vingerafdruksensor (1).
2Ga met uw vinger recht over de vingerafdruksensor en scan het bovenste gewricht van de vinger tot aan het topje.
89
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
!
Zorg er tijdens het vegen voor dat de vinger in contact blijft met de vingerafdruksensor.
Het registreren van vingerafdrukken kan mislukken als u te snel of te langzaam beweegt met de vinger. Wacht ongeveer één seconde om de
vingerafdruksensor in staat te stellen de vingerafdruk te scannen.
Uw vingerafdruk wordt mogelijk niet geregistreerd en/of herkend als uw vinger bijvoorbeeld te droog of te nat, gerimpeld, gewond of vies is.
Registreer meer dan één vingerafdruk in het geval dat de vingerafdruksensor de vingerafdruk niet herkent.
Zorg dat uw vingertopje en de vingerafdruksensor schoon zijn voordat u gaat vegen om de prestaties bij het herkennen te optimaliseren.
90
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Aanmelden bij Windows
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken in plaats van het invoeren van een Windows-wachtwoord om u aan
te melden bij het systeem, moet u het Windows-wachtwoord instellen en de computer configureren voor
vingerafdrukverificatie. Zie Het wachtwoord instellen (pagina 124) voor informatie over het instellen van het
Windows-wachtwoord.
Aanmelden bij Windows
Ga met de geregistreerde vinger over de sensor wanneer het aanmeldingsvenster van Windows wordt weergegeven.
Zie het Help-bestand van TrueSuite voor meer informatie.
91
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De TPM gebruiken
De Trusted Platform Module (TPM) is mogelijk geïntegreerd in uw computer en levert basisfuncties voor beveiliging.
In combinatie met de TPM kunt u uw gegevens coderen en decoderen als extra beveiliging tegen onbevoegde toegang.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
TPM's, die ook wel beveiligingschips worden genoemd, worden gedefinieerd door de Trusted Computing Group (TCG).
92
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
Belangrijke opmerking
Opmerkingen bij het coderen van bestanden van het besturingssysteem of programma's
Door bestanden te coderen met het Encrypting File System (EFS) met de TPM die worden gebruikt door uw
besturingssysteem of softwaretoepassingen, wordt het uitvoeren en gebruiken van deze software onmogelijk.
Let om zulke problemen te voorkomen op het volgende voordat u het EFS gebruikt:
❑Sla gegevens die u wilt coderen op in de volgende locaties:
❑De map Encrypted Data die met de standaardinstellingen wordt gemaakt tijdens de gebruikersinitialisatie
❑Een nieuwe gecodeerde map in de map Mijn documenten of de map Documenten onder uw account
❑De Personal Secure Drive
✍
De Personal Secure Drive is een virtueel station dat wordt gemaakt met de functie Personal Secure Drive. Gegevens die hier worden opgeslagen worden
automatisch gecodeerd.
❑Wijzig de volgende instellingen op het tabblad Weergave in het venster Mapopties niet. Dit venster wordt weergegeven
door op Map- en zoekopties te klikken in het menu Organiseren van Windows Verkenner.
❑Verborgen bestanden, mappen of stations niet weergeven
Als u de geïntegreerde TPM wilt gebruiken, moet u het volgende doen:
1De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup.
2Het Infineon TPM Professional Package installeren.
3De TPM initialiseren en configureren.
U schakelt als volgt de TPM in het scherm BIOS Setup in
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
3Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
4Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
5Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
✍
U kunt de TPM ook uitschakelen en de TPM-configuratie wissen in het scherm BIOS Setup.
!
Stel voordat u de TPM inschakelt het opstartwachtwoord in ter beveiliging tegen onbevoegde wijziging van de TPM-configuratie.
Als de TPM is ingeschakeld, duurt het langer voordat het VAIO-logo verschijnt. Dit wordt veroorzaakt door beveiligingscontroles tijdens het starten van
de computer.
Houd er rekening mee dat u geen toegang hebt tot via TPM beveiligde gegevens als u de TPM Ownership wist. Zorg dat u een back-up maakt van de
door TPM beveiligde gegevens voordat u de TPM-configuratie wist.
97
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
Het Infineon TPM Professional Package installeren
Lees het bestand Readme.txt in de map C:\Infineon\Readme. Dubbelklik vervolgens op setup.exe in de map C:\Infineon
om het pakket te installeren.
Voor installatie van dit pakket hebt u beheerdersrechten nodig op de computer.
!
Tijdens het installeren van het Infineon TPM Professional Package moet u een aantal wachtwoorden instellen. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen
via TPM beveiligde gegevens of back-upbestanden herstellen. Schrijf de wachtwoorden op, bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
De TPM initialiseren en configureren
Raadpleeg de documentatie op het scherm voor gedetailleerde informatie. U opent de documentatie door op Start te klikken,
Alle programma's en Infineon Security Platform Solution aan te wijzen en op Help te klikken.
!
Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony accepteert geen enkele
aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
98
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
BitLocker-stationsversleuteling gebruiken met de TPM
BitLocker-stationsversleuteling is een functie voor gegevensversleuteling die beschikbaar is op modellen met Windows 7
Ultimate of Windows 7 Enterprise. Door BitLocker-stationsversleuteling samen met de TPM in te schakelen, worden alle
gegevens op het ingebouwde opslagapparaat versleuteld.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik en de configuratie van BitLocker-stationsversleuteling raadpleegt
u Windows Help en ondersteuning.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Opmerkingen over het gebruik van de BitLocker-stationsversleuteling
❑Initialiseer de TPM met Infineon TPM Professional Package voordat u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt.
Als u de versleuteling inschakelt zonder de TPM te initialiseren, wordt er geen TPM-eigenaarswachtwoord gegenereerd
en kunt u Infineon TPM Professional Package niet configureren.
❑Infineon TPM Professional Package maakt geen reservekopie van een bestand (herstelwachtwoord) voor
BitLocker-stationsversleuteling.
❑Er moet vooraf een extra BitLocker-systeempartitie worden geconfigureerd. Deze systeempartitie gebruikt 100 MB van
het totale volume van het ingebouwde opslagapparaat.
❑U moet de TPM in het BIOS-configuratiescherm inschakelen om BitLocker-stationsversleuteling te kunnen gebruiken.
❑Versleutel geen gegevens op een opslagapparaat (zoals een USB-flashgeheugen) waarop een herstelsleutel is
opgeslagen met BitLocker-stationsversleuteling.
99
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De versleutelde gegevens ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een
USB-flashgeheugen
Om de versleutelde gegevens te ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een USB-flashgeheugen, heeft
uw systeem toegang nodig tot het USB-flashgeheugen bij het opstarten van de computer. Volg deze stappen om de
opstartvolgorde te configureren in het BIOS-configuratiescherm:
!
U kunt geen USB-apparaten gebruiken als u de USB-poorten uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Gegevens beschermen tegen
onbevoegd gebruik (pagina 133) om de poorten in te schakelen.
1Sluit een USB-flashgeheugen aan.
2Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
3Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
4Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5Druk op de toets < of , om Boot te selecteren en selecteer vervolgens Enabled voor External Device Boot.
6Druk op de toets M of m om Boot Priority te selecteren en druk vervolgens op Enter.
7Druk op F5 of F6 om de opstartvolgorde van de apparaten te wijzigen zodat Internal Hard Disk hoger in de lijst staat dan
External Device.
!
Zet Internal Optical Drive boven aan de lijst om het computersysteem te herstellen met uw Herstelmedia.
8Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
9Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
10Volg de instructies in Windows Help en ondersteuning om BitLocker-stationsversleuteling in te schakelen.
100
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
11Sla het herstelwachtwoord op het USB-flashgeheugen op in het venster voor het opslaan van het herstelwachtwoord.
12Volg de instructies op het scherm.
De versleuteling begint.
!
Door uw BIOS bij te werken met daartoe bestemde software zoals VAIO Update, worden de BIOS-instellingen teruggezet naar de standaardwaarden.
Voer dan de bovenstaande stappen opnieuw uit.
Het voltooien van het versleutelingsproces duurt enkele uren.
101
nN
Randapparaten gebruiken >
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
❑Een poortreplicator aansluiten (pagina 102)
❑Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 109)
❑Een extern beeldscherm aansluiten (pagina 110)
❑Weergavemodi selecteren (pagina 116)
❑De meerdere-monitorsmodus gebruiken (pagina 117)
❑Een USB-apparaat aansluiten (pagina 119)
102
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
Een poortreplicator aansluiten
Door een optionele poortreplicator aan te sluiten, kunt u extra randapparaten op de computer aansluiten, zoals een printer
en een extern beeldscherm.
De poorten van de poortreplicator
!
Terwijl de poortreplicator is aangesloten op uw computer kunt u de volgende poorten niet gebruiken.
- HDMI-uitvoerpoort op uw computer
- MONITOR-poort op de computer
- LAN-poort op de computer
Gelijktijdig gebruik van de MONITOR-poort en de HDMI-poort op de poortreplicator is niet mogelijk.
ADC IN-lampje
Brandt als de poortreplicator is ingeschakeld.
BDC IN-poort (pagina 103)
CUSB-poorten
*1
(pagina 119)
DLAN-poorten
*2
(pagina 68)
EHDMI-uitvoerpoort (pagina 113)
FMONITOR-poort (pagina 111)
GBeveiligingssleuf
*1
Voldoet aan de USB 2.0-standaard.
*2
De poortreplicator heeft een beschermende sticker die elke LAN-poort
bedekt. Sluit een 10BASE-T-, 100BASE-TX- of 1000BASE-T-kabel aan op de
LAN-poort. Wanneer u een onjuiste kabel gebruikt zoals een telefoonkabel,
kan dat leiden tot een te hoge elektrische spanning die defecten, extreme hitte
of brand in de LAN-poort kan veroorzaken.
103
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
De computer aansluiten op de poortreplicator
!
Plaats de batterij(en) voordat u de computer op de poortreplicator aansluit.
U kunt de computer op de volgende manier aansluiten op de poortreplicator
!
Sluit de poortreplicator aan op een voedingsbron met de bijbehorende netadapter als er een bij de poortreplicator geleverd is. Gebruik anders de
netadapter die is meegeleverd met uw computer.
Schakel de computer uit voordat u deze aansluit op de poortreplicator om verlies van niet-opgeslagen gegevens te voorkomen.
Verplaats uw computer niet wanneer deze is aangesloten op de poortreplicator. De poortreplicator kan dan namelijk losraken, waardoor beide apparaten
beschadigingen kunnen oplopen.
De monitorpoort, de HDMI-uitvoerpoort en de LAN-poort van de computer zijn niet beschikbaar als de computer op de poortreplicator is aangesloten.
Gebruik de MONITOR-poort, de HDMI-uitvoerpoort of de LAN-poort op de poortreplicator.
1Sluit de computer af, sluit het LCD-scherm en koppel alle randapparatuur en de netadaper los.
2Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (2) en het andere uiteinde in een stopcontact.
3Sluit de kabel die op de netadapter (2) is aangesloten aan op de DC IN-poort (3) op de poortreplicator.
104
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
4Verwijder het kapje van de aansluiting voor de poortreplicator van de onderzijde van de computer.
!
Het verwijderen van het kapje van de aansluiting voor de poortreplicator kan moeilijk zijn, het zit stevig vast op uw computer. Gebruik geen bovenmatige
kracht bij het verwijderen om schade aan de computer of het kapje van de aansluiting voor de poortreplicator te voorkomen.
Bewaar het verwijderde kapje van de aansluiting voor de poortreplicator voor later gebruik.
105
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
5Leg de onderste hoeken aan de achterkant van de computer gelijk met de geleiders op de poortreplicator.
✍
Als er een optionele uitgebreide batterij op de computer is aangesloten, schuift u het lipje (1) in de richting van de pijl om de connector (2) op de
poortreplicator te verhogen om de computer aan te sluiten.
106
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
!
Zorg dat het lipje (1) helemaal verschoven is. Anders wordt de connector (2) niet in de juiste positie vastgezet, wat zorgt voor slecht contact tussen uw
computer en de poortreplicator.
Wanneer de optionele uitgebreide batterij niet op de computer is aangesloten, schuift u het lipje (1) in de tegengestelde richting van de pijl om de
connector (2) te verlagen. Als u de computer aansluit terwijl de connector (2) omhoog staat, kan dit de connectoren beschadigen.
6Druk de computer voorzichtig naar beneden totdat deze vastklikt.
7Klap het LCD-scherm open en zet de computer aan.
107
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
De computer loskoppelen van de poortreplicator
!
Schakel de computer uit voordat u deze van de poortreplicator loskoppelt om verlies van niet-opgeslagen gegevens te voorkomen.
Als de batterij bijna leeg is en u de computer verwijdert van de poortreplicator, kan dit resulteren in verlies van niet-opgeslagen gegevens.
De computer loskoppelen van de poortreplicator
1Til de computer van de poortreplicator.
108
nN
Randapparaten gebruiken >
Een poortreplicator aansluiten
2Plaats het kapje van de aansluiting voor de poortreplicator terug op de onderzijde van de computer.
✍
Het is uiterst belangrijk dat u het kapje van de aansluiting voor de poortreplicator terugplaatst nadat u de computer van de poortreplicator hebt
losgekoppeld. Als het kapje niet wordt teruggeplaatst, kan er stof binnenkomen en kan de computer beschadigd raken.
Als u de netstroom naar de poortreplicator volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
109
nN
Randapparaten gebruiken >
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt externe geluidsapparatuur, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon (niet meegeleverd) aansluiten op uw computer.
Externe luidsprekers aansluiten
✍
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
!
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Sluit externe luidsprekers (1) aan op de hoofdtelefoonconnector (2) i met een luidsprekerkabel (3) (niet meegeleverd).
110
nN
Randapparaten gebruiken >
Een extern beeldscherm aansluiten
Een extern beeldscherm aansluiten
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
!
Het afspelen van Blu-ray Discs op een aangesloten extern beeldscherm kan worden onderbroken, afhankelijk van het type video en de bitsnelheid.
U kunt dit probleem mogelijk oplossen door de schermresolutie van het beeldscherm te verlagen. Voer de stappen in Waarom geeft mijn scherm geen
video weer? (pagina 191) uit om de schermresolutie te wijzigen.
✍
Als na het ontkoppelen van de externe monitor van de optionele poortreplicator de LCD-resolutie van de computer niet automatisch wordt gewijzigd,
wijzigt u de huidige beeldscherminstellingen. Zie Weergavemodi selecteren (pagina 116) om de instellingen te wijzigen.
111
nN
Randapparaten gebruiken >
Een extern beeldscherm aansluiten
Een computerbeeldscherm of projector aansluiten
U kunt een extern beeldscherm aansluiten op uw computer, zoals een computermonitor of een projector. Ofwel rechtstreeks
op de computer of via de optionele poortreplicator.
Zo sluit u een computerbeeldscherm of projector aan
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op de poortreplicator is aangesloten.
1Steek het netsnoer (1) van het externe beeldscherm of de projector in het stopcontact.
2Sluit het externe beeldscherm of de projector aan op de monitorpoort (2) van de computer of van de poortreplicator met
een monitorkabel (3).
✍
Indien nodig verbindt u de hoofdtelefoonaansluiting van de projector met de hoofdtelefoonaansluiting (4) i van de computer met een luidsprekerkabel (5).
112
nN
Randapparaten gebruiken >
Een extern beeldscherm aansluiten
!
Uw computer voldoet aan de HDCP-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen coderen voor auteursrechtbeveiliging, zodat
u een breed scala aan auteursrechtelijk beschermde inhoud van hoge kwaliteit kunt afspelen en weergeven. Sluit een monitor die voldoet aan HDCP aan
op de HDMI-uitgang van uw computer om de auteursrechtelijk beschermde inhoud te kunnen weergeven. Als op de computer een monitor is
aangesloten die niet voldoet, kunt u de auteursrechtelijk beschermde inhoud niet afspelen of weergeven.
✍
Als het externe beeldscherm is uitgerust met een HDMI-poort, sluit u een HDMI-kabel aan op de HDMI-uitgang van de computer of van de
poortreplicator, en op de HDMI-poort van het beeldscherm.
Om een TFT/DVI-monitor aan te sluiten, gebruikt u een HDMI-naar-DVI-D-adapter om deze aan te sluiten op de HDMI-uitgang van de computer of de
poortreplicator.
DVI-D staat voor Digital Visual Interface - Digital. Dit is een type DVI-poort dat alleen digitale videosignalen ondersteunt (geen analoge videosignalen).
Deze heeft een 24-pins aansluiting.
Een DVI-I-poort (Digital Visual Interface - Integrated) ondersteunt digitale en analoge videosignalen. Deze heeft een 29-pins aansluiting.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
113
nN
Randapparaten gebruiken >
Een extern beeldscherm aansluiten
Een tv met HDMI-ingang aansluiten
U kunt een tv met HDMI-ingang aansluiten op de computer.
Een tv aansluiten op uw computer
!
Om geluid te horen via het op de HDMI-uitvoerpoort aangesloten apparaat, moet u het apparaat voor geluidsuitvoer wijzigen. Zie Hoe wijzig ik het
geluidsuitvoerapparaat? (pagina 200) voor gedetailleerde instructies.
1Steek het netsnoer van uw tv (1) in een stopcontact.
2Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel (2) in de HDMI-uitgang (3) van de computer of de poortreplicator en het
andere uiteinde in de tv.
3Stel het ingangskanaal van de tv in op de externe ingang.
4Stel het tv-configuratiesysteem in.
!
Als een ander stuurprogramma wordt gebruikt dan het stuurprogramma van Sony, kan het voorkomen dat beeld of geluid niet wordt weergegeven.
Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
114
nN
Randapparaten gebruiken >
Een extern beeldscherm aansluiten
✍
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
Blu-ray 3D Disc-media afspelen
Sommige functies en opties zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Op modellen met Blu-ray Disc-station kunt u Blu-ray 3D
™
Disc-media afspelen en 3D-beelden bekijken op een voor 3D
geschikt scherm, zoals een 3D-tv, door het scherm met een HDMI-kabel op de computer aan te sluiten.
!
Volg bij het bekijken van 3D-beelden altijd de instructies op in de bij uw VAIO-computer geleverde handleidingen.
Gebruik de 3D-bril zoals gespecificeerd door de tv-fabrikant bij het bekijken van 3D-beelden.
✍
Raadpleeg de handleiding van de 3D-tv voor meer informatie over de 3D-functie.
1Volg de stappen in Een tv aansluiten op uw computer (pagina 113) voor het aansluiten van uw 3D-tv op de computer
met een HDMI-kabel en stel het tv-configuratiesysteem in.
2Selecteer de STAMINA-modus met de prestatiekeuzeschakelaar.
✍
Zie Prestatiemodi selecteren (pagina 122) voor informatie over het selecteren van de prestatiemodus.
3Druk op de toetsen Fn+F7 om de beelduitvoer te wijzigen naar een extern beeldscherm.
4Klik op Start, Alle programma's, CyberLink PowerDVD BD en vervolgens op CyberLink PowerDVD BD.
5Klik op rechtsonder in het venster van PowerDVD BD, schakel de 3D-functie in en klik op Automatisch detecteren
(Auto Detect).
115
nN
Randapparaten gebruiken >
Een extern beeldscherm aansluiten
✍
U kunt de schermresolutie van uw computer wijzigen. Klik op rechtsonder in het venster van PowerDVD BD, en vervolgens op het menuonderdeel
voor het wijzigen van de schermresolutie.
Raadpleeg het Help-bestand van PowerDVD BD voor meer informatie.
6Plaats een Blu-ray 3D Disc-medium in het optische schijfstation.
Zo sluit u een apparaat voor digitaal geluid van hoge kwaliteit aan tussen uw computer en een tv
U kunt met een HDMI-aansluiting een thuisbioscoopinstallatie of ander apparaat voor surroundgeluid aansluiten tussen uw
computer en de tv.
!
Zorg voor het aansluiten van het apparaat op de computer eerst dat de HDMI-verbinding is gemaakt tussen de tv en de thuisbioscoopinstallatie of ander
apparaat voor surroundgeluid.
Om geluid te horen via het op de HDMI-uitvoerpoort aangesloten apparaat, moet u het apparaat voor geluidsuitvoer wijzigen. Zie Hoe wijzig ik het
geluidsuitvoerapparaat? (pagina 200) voor gedetailleerde instructies.
1Schakel de tv in en stel deze in op HDMI-invoer.
2Schakel de thuisbioscoopinstallatie of ander apparaat voor surroundgeluid in en stel de invoer in op HDMI.
3Sluit een HDMI-kabel aan op de poort voor HDMI-invoer van de thuisbioscoopinstallatie of het andere apparaat voor
surroundgeluid en op de HDMI-uitgang van de computer of de poortreplicator.
✍
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv wijzigen via uw computer. Zie Waarom geeft mijn scherm geen video weer? (pagina 191) voor meer
informatie.
Met de HDMI-verbinding kan het volume alleen worden aangepast via het aangesloten audioapparaat. Via de computer hebt u geen controle over het
uitvoervolume van de aangesloten apparaten.
116
nN
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
Weergavemodi selecteren
Wanneer er een externe monitor is aangesloten, kunt u het scherm van uw computer of de aangesloten monitor gebruiken
als het hoofdscherm.
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op de poortreplicator is aangesloten.
De resolutie van uw externe beeldscherm kan worden gewijzigd wanneer u de prestatiemodus wijzigt.
✍
Het kan zijn dat gelijktijdige weergave van dezelfde inhoud op uw computerscherm en op de externe monitor of projector niet mogelijk is, afhankelijk
van het type externe monitor of projector.
Schakel de externe monitor in voordat u de computer inschakelt.
Zo selecteert u een weergavemodus met de toetsencombinatie Fn+F7
U kunt een weergavemodus selecteren met de toetsen Fn+F7. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 39)
voor meer informatie.
Zo selecteert u een weergavemodus via de beeldscherminstellingen
1Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Schermresolutie.
2Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer de gewenste instelling en klik op OK.
117
nN
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
Dankzij de meerdere-monitorsmodus kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de computer hebt aangesloten, kunnen uw computerscherm en het externe
beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
U kunt de cursor van het ene naar het andere scherm verplaatsen. Hierdoor kunt u objecten (bijvoorbeeld een
toepassingsvenster of een werkbalk) van het ene scherm naar het andere slepen.
118
nN
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
Zo gebruikt u de meerdere-monitorsmodus
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op de poortreplicator is aangesloten.
De resolutie van uw externe beeldscherm kan worden gewijzigd wanneer u de prestatiemodus wijzigt.
✍
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de functie van de meerdere-monitorsmodus niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde software niet compatibel is met de instellingen van de meerdere-monitorsmodus.
Zorg ervoor dat de computer niet in de slaapstand of in de sluimerstand kan worden gezet tijdens het gebruik van de functie voor meerdere monitors,
anders bestaat de kans dat de computer niet terugkeert naar de normale modus.
Als u voor elk scherm andere kleuren instelt, mag u één venster niet uitbreiden over twee schermen, anders is het mogelijk dat de software niet
behoorlijk werkt.
1Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Schermresolutie.
2Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer Deze beeldschermen uitbreiden en klik op OK.
✍
U kunt de schermkleuren en resolutie voor elke monitor instellen en de functie voor meerdere monitors aanpassen.
Stel minder kleuren of een lagere resolutie in voor elk scherm.
119
nN
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
Een USB-apparaat aansluiten
U kunt een USB-apparaat (Universal Serial Bus), zoals een muis, diskettestation, luidspreker of printer, aansluiten op de
computer.
!
U kunt geen USB-apparaten gebruiken als u de USB-poorten uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde apparaten
uitschakelen (pagina 133) om de poorten in te schakelen.
Een USB-apparaat aansluiten
1Kies de USB-poort (1) die u wilt gebruiken.
2Steek de USB-kabel (2) van het apparaat in de USB-poort.
120
nN
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
Opmerkingen over het aansluiten van een USB-apparaat
❑U moet voor gebruik mogelijk het stuurprogramma installeren dat bij het USB-apparaat werd geleverd. Raadpleeg de
handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
❑Gebruik voor het afdrukken van documenten een USB-printer die compatibel is met uw versie van Windows.
❑Raadpleeg de handleiding van het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van het apparaat.
❑Om te voorkomen dat de computer en/of de USB-apparaten beschadigd worden, let u op de volgende punten:
❑Als u de computer verplaatst terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten, let u erop dat de USB-poorten niet worden
blootgesteld aan schokken of grote druk.
❑Plaats de computer niet in een tas of koffertje terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten.
121
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Uw VAIO-computer aanpassen
In dit deel wordt kort beschreven hoe u de standaardinstellingen van uw VAIO-computer kunt aanpassen. U leert onder
andere hoe u uw Sony-software en -hulpprogramma's kunt gebruiken en het uiterlijk ervan kunt aanpassen.
❑Prestatiemodi selecteren (pagina 122)
❑Het wachtwoord instellen (pagina 124)
❑VAIO Control Center gebruiken (pagina 130)
❑VAIO Energiebeheer gebruiken (pagina 131)
❑De weergavetaal wijzigen (pagina 132)
❑Gegevens beschermen tegen onbevoegd gebruik (pagina 133)
❑De harde schijf beschermen (pagina 135)
122
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Prestatiemodi selecteren
Prestatiemodi selecteren
Uw computer is uitgerust met een prestatiekeuzeschakelaar voor het wijzigen van de prestatiemodus zonder de computer
opnieuw op te starten. U kunt één van de volgende prestatiemodi selecteren: de STAMINA-modus voor een lager
energieverbruik of de SPEED-modus voor snellere prestaties.
!
Wanneer er softwaretoepassingen worden gebruikt die voorkomen dat de prestatiemodus van uw computer kan worden gewijzigd, wordt de
prestatiemodus mogelijk niet gewijzigd wanneer u de prestatieschakelaar gebruikt. Sluit in dat geval de de toepassing af. De geselecteerde modus wordt
automatisch geactiveerd. Als u de prestatiemodus wijzigt zonder de toepassing te sluiten, kunnen er mogelijk niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
123
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Prestatiemodi selecteren
Een prestatiemodus selecteren
Verschuif de prestatiekeuzeschakelaar (1) om een prestatiemodus te selecteren.
De huidige prestatiemodus controleren
❑Kijk welke modus is geselecteerd met de prestatiekeuzeschakelaar.
❑Kijk welk pictogram van de prestatiemodus wordt weergegeven in het Windows-systeemvak.
ModustypeBeschrijving
STAMINA-modusGebruikt de Intel Graphics Media Accelerator en schakelt enkele hardwareapparaten uit zodat de batterij minder
snel leeg raakt.
SPEED-modusGebruikt de AMD Radeon Graphics voor snellere prestaties.
124
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord instellen
Door het wachtwoord in te stellen kunt u uw computer beschermen tegen ongeoorloofde toegang, door gebruikers het
wachtwoord in te laten voeren wanneer de computer wordt ingeschakeld of van de slaapstandmodus of de sluimerstand weer
terugkeert naar de normale modus.
!
Vergeet uw wachtwoord niet. Schrijf het wachtwoord op en bewaar het op een veilige plaats.
Type wachtwoordBeschrijving
OpstartwachtwoordU kunt BIOS-functies gebruiken om twee typen wachtwoorden in te stellen:
- Computerwachtwoord: hiermee stelt u gebruikers met beheerdersrechten in staat alle configuratieopties
van de BIOS-configuratie te wijzigen en om de computer op te starten.
- Gebruikerswachtwoord: hiermee kunnen gewone gebruikers sommige van de BIOS-configuratieopties
wijzigen en de computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord
voor de computer hebt ingesteld.
✍
Om de computer op te starten voert u het opstartwachtwoord in nadat het VAIO-logo wordt weergegeven.
!
Als u het computerwachtwoord vergeet, moet het wachtwoord opnieuw worden ingesteld waarvoor kosten in rekening
worden gebracht. Neem contact op met een geautoriseerd service-/ondersteuningscentrum van Sony om het wachtwoord
opnieuw te laten instellen. Zie Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) voor een centrum of vertegenwoordiger
bij u in de buurt.
U kunt het gebruikerswachtwoord opnieuw instellen in het BIOS-configuratiescherm door het computerwachtwoord in te
voeren.
Windows-wachtwoordHiermee kunnen gebruikers zich aanmelden bij de computer en kunt u elke gebruikersaccount beschermen
met een eigen wachtwoord.
✍
U wordt gevraagd het Windows-wachtwoord in te voeren wanneer u uw gebruikersaccount selecteert.
125
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord toevoegen (wachtwoord voor de computer)
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Druk op de knop < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven. Selecteer Set Machine
Password en druk op Enter.
3Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
4Selecteer Password when Power On onder Security en druk vervolgens op Enter.
5Wijzig de instelling van Disabled in Enabled.
6Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
126
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord toevoegen (gebruikerswachtwoord)
!
Zorg dat u het wachtwoord voor de computer eerder instelt dan het gebruikerswachtwoord.
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
3Druk op de knop < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven. Selecteer Set User
Password en druk op Enter.
4Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
5Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (wachtwoord voor de computer)
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
3Druk op de knop < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven. Selecteer Set Machine
Password en druk op Enter.
4Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
5Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
127
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (gebruikerswachtwoord)
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Voer het gebruikerswachtwoord in en druk op Enter.
3Druk op de knop < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven. Selecteer Set User
Password en druk op Enter.
4Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
5Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
128
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord toevoegen
1Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccountsen Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Een wachtwoordvoor uw account instellen onder Uw gebruikersaccount wijzigen.
5Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord het wachtwoord van de account in.
6Klik op Wachtwoord instellen.
✍
Zie WindowsHelp en ondersteuning voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
Het Windows-wachtwoord wijzigen
1Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccountsen Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Uw wachtwoord wijzigen.
5Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in.
6Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord een nieuw wachtwoord in.
7Klik op Wachtwoord wijzigen.
129
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord verwijderen
1Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccountsen Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Uw wachtwoord verwijderen.
5Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in dat u wilt verwijderen.
6Klik op Wachtwoord verwijderen.
130
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Control Center gebruiken
VAIO Control Center gebruiken
Met het hulpprogramma VAIO Control Center kunt u systeeminformatie weergeven en voorkeuren voor de werking van het
systeem instellen.
VAIO Control Center gebruiken
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Selecteer het gewenste besturingselement en wijzig de instellingen.
3Als u klaar bent, klikt u op OK.
De instelling van het gewenste item is gewijzigd.
✍
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie over de opties.
Niet alle besturingselementen zijn zichtbaar als u VAIO Control Center opent als een gebruiker met beperkte toegangsrechten.
131
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Energiebeheer gebruiken
VAIO Energiebeheer gebruiken
Dankzij energiebeheer kunt u energiebeheerschema's instellen voor werking op netstroom of batterijstroom, geheel
aangepast aan uw eisen op het gebied van energieverbruik.
VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management) wordt toegevoegd aan Energiebeheer van Windows. Met deze
softwaretoepassing kunt u de functies van Windows Energiebeheer gebruiken om een betere werking van de computer en
een langere levensduur van de batterijen zeker te stellen.
Een energieschema selecteren
Wanneer u de computer start, verschijnt een pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk. Dit pictogram geeft aan
welke voedingsbron u momenteel gebruikt. Klik op dit pictogram om een venster te openen waarin de energiebeheerstatus
wordt weergegeven.
Een energiebeheerschema selecteren
1Rechtsklik op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2Selecteer het gewenste energiebeheerschema.
De energiebeheerschema-instellingen wijzigen
1Klik op De schema-instellingen wijzigen rechts van het gewenste energiebeheerschema in het venster Energiebeheer.
Wijzig indien nodig de instellingen voor de slaapstand en het beeldscherm.
2Als u de geavanceerde instellingen wilt wijzigen klikt u op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen en gaat u naar
stap 3.
Klik anders op Wijzigingen opslaan.
3Klik op het tabblad VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management).
Wijzig de instellingen voor elk item.
4Klik op OK.
132
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
De weergavetaal wijzigen
De weergavetaal wijzigen
Bij modellen met Windows 7 Ultimate of Windows 7 Enterprise kunt u het gewenste taalpakket downloaden en installeren.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet om een taalpakket te kunnen downloaden. Zie Het internet gebruiken (pagina 67) voor informatie
over het verbinden van de computer met het internet.
Een taalpakket installeren
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op Windows Update.
2Klik op xx (getal) optionele updates zijn beschikbaar.
3Selecteer het gewenste taalpakket uit de lijst.
4Klik op OK om het downloaden en installeren van het gewenste taalpakket te starten.
Zo wijzigt u de weergavetaal
1Klik op Start, Configuratiescherm en Klok, taal en regio.
2Klik op Land en taal.
3Klik op het tabblad Toetsenborden en talen.
4Selecteer een weergavetaal in de vervolgkeuzelijst.
5Klik op OK.
133
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Gegevens beschermen tegen onbevoegd gebruik
Gegevens beschermen tegen onbevoegd gebruik
Ingebouwde apparaten uitschakelen
U kunt de BIOS-functies gebruiken om de volgende ingebouwde apparaten uit te schakelen om externe verbindingen en
communicatie onmogelijk te maken.
❑USB Ports
❑Memory Card Slot (de 'Memory Stick Duo'-sleuf en SD-geheugenkaartsleuf)
❑Optical Disc Drive (ingebouwd optisch station)
❑Wireless Devices (de functies voor draadloos LAN, WiMAX, draadloos WAN, BLUETOOTH en GPS)
❑LAN Device (LAN-poort)
✍
Het is afhankelijk van het model dat u hebt gekocht welke ingebouwde apparaten u kunt uitschakelen.
134
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Gegevens beschermen tegen onbevoegd gebruik
Ingebouwde apparaten uitschakelen
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Druk op de toets < of , om Advanced te selecteren.
3Druk op de toets M of m om het gewenste ingebouwde apparaat te selecteren en druk op Enter.
4Druk op de toets M of m om Disabled te selecteren en druk op Enter.
✍
Om het apparaat in te schakelen, selecteert u Enabled in plaats van Disabled.
5Als u meer ingebouwde apparaten wilt uitschakelen, herhaalt u stap 4 en 5 voor ieder apparaat.
6Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
135
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
De harde schijf beschermen
De harde schijf beschermen
Als uw computer is voorzien van een geïntegreerde harde schijf, is de functie ter bescherming van de harde schijf
beschikbaar. Met deze functie wordt uw harde schijf beschermd tegen schokken.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
Let op: de beschermingsfunctie van de harde schijf werkt niet voor het SSD-station.
De beschermingsfunctie van de harde schijf is ontworpen om de mogelijkheid tot schade aan de harde schijf en gebruikersgegevens te minimaliseren.
Gegevensbescherming is echter niet voor 100% gegarandeerd onder alle omstandigheden.
136
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Uw VAIO-computer uitbreiden
Uw VAIO-computer en geheugenmodules bevatten precisieonderdelen en werken op basis van een elektronische-
connectortechnologie. Om te vermijden dat de garantie vervalt tijdens de garantieperiode van het product, volgt u de
onderstaande aanbevelingen:
❑Neem contact op met de dealer als u een nieuwe geheugenmodule wilt installeren.
❑Installeer geheugenmodules nooit zelf, tenzij u hiermee vertrouwd bent.
❑Raak de connectors niet aan en open het kapje van het geheugenmodulecompartiment niet.
Neem voor assistentie contact op met een geautoriseerd service-/ondersteuningscentrum van Sony. Zie Meer informatie
over uw VAIO-computer (pagina 5) voor een centrum of vertegenwoordiger bij u in de buurt.
Het type module en de hoeveelheid geheugen die op uw computer zijn geïnstalleerd kan verschillen afhankelijk van het aangeschafte model.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
137
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
Geheugen toevoegen en verwijderen
Als u de functies van uw computer wilt uitbreiden, kunt u het geheugen uitbreiden door de geïnstalleerde geheugenmodule
te vervangen. Voordat u een upgrade uitvoert voor het geheugen van uw computer, leest u de opmerkingen en procedures
op de volgende pagina's.
Opmerkingen over het toevoegen van geheugenmodules
❑Plaats uw computer op een vlakke ondergrond voor het plaatsen of verwijderen van geheugenmodules.
❑Wees voorzichtig als u het geheugen vervangt. Onjuiste installatie van geheugenmodules kan schade aan het systeem
veroorzaken. Hierdoor kan de garantie van de fabrikant vervallen.
❑Gebruik alleen geheugenmodules die compatibel zijn met de computer. Als een geheugenmodule niet door de computer
wordt gedetecteerd of het besturingssysteem Windows instabiel gedrag vertoont, neemt u contact op met de leverancier
of de fabrikant van uw geheugenmodule.
❑Elektrostatische ontlading (ESD) kan elektronische componenten beschadigen. Zorg voordat u een geheugenmodule
aanraakt voor het volgende:
❑Bij de stappen die worden beschreven in dit document wordt verondersteld dat u vertrouwd bent met algemene
computerterminologie en met de veiligheidsgebruiken en wettelijke voorschriften inzake het gebruik en de
aanpassing van elektronische apparatuur.
❑Schakel de computer uit en koppel het systeem los van de voeding (batterij en netadapter) en van alle
telecommunicatieverbindingen of netwerken voordat u een kap of paneel van de computer verwijdert. Als u dit niet
doet, kan dit leiden tot lichamelijk letsel en/of materiële schade.
❑ESD kan geheugenmodules en andere onderdelen beschadigen. Installeer de geheugenmodule alleen op een
ESD-werkstation. Als geen ESD-werkstation beschikbaar is, mag u niet werken in een ruimte met een vloerbedekking
en mag u geen materialen hanteren die statische elektriciteit kunnen opwekken of vasthouden (bijvoorbeeld
cellofaanverpakking). Maak een verbinding tussen uzelf en de aarde door een ongelakt, metalen deel van de
behuizing vast te houden terwijl u het werk uitvoert.
138
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
❑Open de verpakking van de geheugenmodule pas op het moment dat u klaar bent om de module te installeren.
De verpakking beschermt de module tegen ESD.
❑Gebruik het speciale zakje dat wordt geleverd met de geheugenmodule of wikkel de module in aluminiumfolie om deze
te beschermen tegen ESD.
❑Het binnendringen van vloeistoffen, andere substanties of objecten in de geheugenmodulesleuven of in andere interne
componenten van de computer leidt tot schade aan de computer. Reparatiekosten vallen dan niet meer onder de garantie.
❑Leg de geheugenmodule niet op een plaats die blootstaat aan:
❑Warmtebronnen (bijvoorbeeld radiators of luchtkanalen)
❑Direct zonlicht
❑Veel stof
❑Mechanische trillingen of schokken
❑Sterke magneten of luidsprekers die niet magnetisch zijn afgeschermd
❑Omgevingstemperaturen van meer dan 35°C of minder dan 5°C
❑Hoge vochtigheid
❑Behandel de geheugenmodule voorzichtig. Raak de randen van de onderdelen en printplaten in de computer niet aan,
om te voorkomen dat u uw handen of vingers verwondt.
139
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
Een geheugenmodule verwijderen en installeren
Een geheugenmodule verwisselen of toevoegen
1Sluit de computer af en koppel alle randapparaten los.
2Wacht ongeveer een uur tot de computer is afgekoeld.
3Draai de twee schroeven los (1), schuif de onderkap in de richting van de pijl (2) en verwijder de kap.
!
Zorg dat u de verwijderde schroeven niet kwijtraakt.
4Raak een metalen voorwerp aan om statische elektriciteit te ontladen.
5Verwijder de batterij (pagina 24).
140
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
6Verwijder de momenteel geïnstalleerde geheugenmodule als volgt:
❑Trek de palletjes in de richting van de pijlen (1).
De geheugenmodule komt nu los.
❑Zorg dat de geheugenmodule omhoog kantelt en trek deze naar buiten in de richting van de pijl (2).
7Haal de nieuwe geheugenmodule uit de verpakking.
141
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
8Schuif de geheugenmodule in de geheugenmodulesleuf en druk deze naar binnen totdat deze vastklikt.
!
Raak geen andere onderdelen van het moederbord aan dan de geheugenmodule.
Zorg dat u de draden en uitsteeksels aan de binnenkant van de onderkap niet aanraakt.
Zorg dat u de connectorkant van de geheugenmodule in de sleuf steekt met de inkeping in de module op één lijn met het kleine uitstekende deel in de
geopende sleuf. Plaats de geheugenmodule nooit met veel kracht op een verkeerde manier in de sleuf, dit kan zowel de sleuf als de module beschadigen.
9Plaats de kap en de verwijderde schroeven terug en draai de schroeven aan.
10Zet de computer aan.
142
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
De geheugencapaciteit controleren
De geheugencapaciteit controleren
1Zet de computer aan.
2Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
3Klik op Systeeminformatie (System Information) en Systeeminformatie (System Information).
U kunt de geheugencapaciteit van het systeem bekijken in het rechterdeelvenster. Als het nieuw geïnstalleerde geheugen
niet wordt weergegeven, herhaalt u de installatieprocedure en start u de computer opnieuw op.
143
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Voorzorgsmaatregelen
In dit deel worden de veiligheidsrichtlijnen en voorzorgsmaatregelen beschreven om beschadiging van de VAIO-computer te
voorkomen.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
❑Veiligheidsinformatie (pagina 144)
❑Verzorging en onderhoud (pagina 146)
❑Met de computer omgaan (pagina 147)
❑Met het LCD-scherm omgaan (pagina 149)
❑De stroomvoorziening gebruiken (pagina 150)
❑Met de ingebouwde camera omgaan (pagina 151)
❑Met schijven omgaan (pagina 152)
❑De batterij gebruiken (pagina 153)
❑Met 'Memory Sticks' omgaan (pagina 154)
❑Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan (pagina 155)
❑Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 156)
❑De TPM gebruiken (pagina 157)
144
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Veiligheidsinformatie
Veiligheidsinformatie
Computer
❑Gebruik de computer op een stevig en stabiel oppervlak.
❑U wordt aangeraden de computer niet rechtstreeks op uw schoot te plaatsen. De temperatuur van de onderkant van het
apparaat kan stijgen bij normaal gebruik en kan na verloop van tijd ongemak of brandplekken veroorzaken.
❑Gebruik alleen bepaalde randapparatuur en interfacekabels.
❑Houd kleine onderdelen zoals 'Memory Sticks' en 'Memory Stick'-adapters buiten het bereik van kinderen. Ze kunnen
deze inslikken.
Voeding
❑Plaats de netadapter niet direct op uw huid. Houd de netadapter uit de buurt van uw lichaam als deze warm wordt en
ongemak veroorzaakt.
❑Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer, dit kan brand veroorzaken.
❑Houd het netsnoer altijd vast bij de stekker als u het uit het stopcontact trekt. Trek nooit aan het snoer zelf.
❑Verwijder de stekker van de computer uit het stopcontact als u van plan bent de computer gedurende lange tijd niet te
gebruiken.
❑Trek de netadapter uit het stopcontact als u deze niet gebruikt.
❑Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
145
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Veiligheidsinformatie
Batterij
❑Stel de batterij nooit bloot aan een temperatuur van meer dan 60°C (bijvoorbeeld in direct zonlicht of in een auto die
geparkeerd staat in de zon).
❑Voor uw veiligheid wordt het ten zeerste aanbevolen alleen originele oplaadbare batterijen en netadapters van Sony te
gebruiken die voldoen aan de kwaliteitsstandaard. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer. Sommige
VAIO-computers werken alleen met een goedgekeurde Sony-batterij.
❑Plaats de batterij nooit in de buurt van een warmtebron.
❑Houd de batterij droog.
❑Open de batterij niet en probeer deze niet uit elkaar te halen.
❑Stel de batterij niet bloot aan mechanische schokken, bijvoorbeeld door deze te laten vallen op een hard oppervlak.
❑Als u de computer geruime tijd niet gebruikt, verwijdert u de batterij uit de computer om te vermijden dat deze beschadigd
raakt.
❑Als u de batterij geruime tijd niet hebt gebruikt, kan deze bijna leegraken. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
De batterij raakt na verloop van tijd leeg, ook wanneer deze niet wordt gebruikt. Sluit de netadapter aan op de computer
en laad de batterij opnieuw op voordat u de computer weer gaat gebruiken.
Hoofdtelefoon
❑Verkeersveiligheid: gebruik geen hoofdtelefoon terwijl u een voertuig/rijtuig bestuurt, fietst of een gemotoriseerd
voertuig bedient. Dit is niet alleen gevaarlijk, maar is in sommige landen zelfs bij wet verboden. Loop niet rond met een
hoofdtelefoon met luide muziek. Dit kan gevaarlijk zijn, vooral op zebrapaden.
❑Gehoorbeschadiging voorkomen: zet het volume van de hoofdtelefoon niet te hoog. Oorartsen raden af voortdurend en
langdurig luide muziek te beluisteren. Als uw oren beginnen te suizen, verlaagt u het volume of zet u de hoofdtelefoon af.
146
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Verzorging en onderhoud
Verzorging en onderhoud
Computer
❑Reinig de behuizing met een zachte, droge doek, of eventueel met een licht bevochtigde doek met een milde oplossing
van een schoonmaakmiddel. Gebruik nooit schuursponsjes, schuurmiddelen of oplosmiddelen zoals alcohol en benzeen,
omdat deze de afwerkingslaag van de computer kunnen beschadigen.
❑Zorg dat u altijd de netadapter en de batterij verwijdert voordat u de computer schoonmaakt.
LCD-scherm
Gebruik een zachte, droge doek om het oppervlak van het LCD-scherm schoon te vegen. Het scherm kan door hard wrijven
beschadigd raken.
Ingebouwde camera
Maak het gebied op en rond de ingebouwde camera schoon met een zachte, droge doek. Wrijf niet te hard op het gebied,
het kan makkelijk krassen.
Schijven
❑De betrouwbaarheid van een schijf is alleen gewaarborgd wanneer u hier zorgvuldig mee omgaat. Gebruik nooit
wasbenzine of andere oplosmiddelen, thinner, alcohol, schoonmaakmiddelen of antistatische sprays, omdat de schijf
hierdoor beschadigd kan raken.
❑Als u een schijf wilt reinigen, houdt u de schijf vast aan de randen en wrijft u deze met een zacht doekje van binnen naar
buiten schoon.
❑Als de schijf erg vuil is, bevochtigt u een zacht doekje met water, wringt u het goed uit en wrijft u het oppervlak van de
schijf van binnen naar buiten schoon. Wrijf de schijf vervolgens goed droog met een droge, zachte doek.
147
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
Met de computer omgaan
❑Als er een voorwerp of vloeistof in de computer terechtkomt, sluit u de computer onmiddellijk af, haalt u de stekker uit het
stopcontact en verwijdert u de batterij. Het is aan te raden de computer door een gekwalificeerde reparateur te laten
nakijken voordat u de computer weer gebruikt.
❑Laat de computer niet vallen en plaats geen voorwerpen op de computer.
❑Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan:
❑Warmtebronnen (bijvoorbeeld radiators of luchtkanalen)
❑Direct zonlicht
❑Veel stof
❑Vocht of regen
❑Mechanische trillingen of schokken
❑Sterke magneten of luidsprekers die niet magnetisch zijn afgeschermd
❑Omgevingstemperaturen van meer dan 35°C of minder dan 5°C
❑Hoge vochtigheid
❑Plaats geen elektronische apparatuur in de nabijheid van de computer. Het elektromagnetische veld van de apparatuur
kan een computerstoring veroorzaken.
❑Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
❑De computer gebruikt hoogfrequente radiosignalen die de radio- of tv-ontvangst kunnen storen. Als dit probleem zich
voordoet, plaatst u de computer verder weg van de radio of tv.
❑Gebruik geen beschadigde aansluitkabels.
148
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
❑Wanneer de computer snel van een koude naar een warme ruimte wordt overgebracht, kan er in de computer condensatie
van waterdamp optreden. Wacht in een dergelijke situatie minimaal een uur voordat u de computer inschakelt. Als zich een
probleem voordoet, schakelt u de computer uit, verwijdert u de stekker uit het stopcontact en neemt u contact op met een
geautoriseerd service-/ondersteuningscentrum van Sony. Zie Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) voor
een centrum of vertegenwoordiger bij u in de buurt.
❑Maak regelmatig een reservekopie van uw gegevens om te voorkomen dat er gegevens verloren gaan wanneer de
computer beschadigd raakt.
❑Oefen geen druk uit op het LCD-scherm of op de randen ervan bij het openen van LCD-scherm of bij het optillen van uw
computer. Het LCD-scherm is gevoelig voor druk. Dit kan het scherm beschadigen of leiden tot defecten. Houd om de
computer te openen deze in de ene hand en klap het LCD-scherm voorzichtig open met uw andere hand. Houd de
computer met twee handen vast wanneer u deze tilt met de klep open.
❑Gebruik een draagtas die speciaal voor uw computer is ontworpen.
149
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met het LCD-scherm omgaan
Met het LCD-scherm omgaan
❑Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken. Vermijd direct
zonlicht als u de computer gebruikt in de nabijheid van een venster.
❑Kras niet over het oppervlak van het LCD-scherm en oefen er geen druk op uit. Dit kan schade veroorzaken.
❑Als u de computer gebruikt bij een lage omgevingstemperatuur, kan het beeld op het LCD-scherm wat blijven hangen.
Dit is geen defect. Als de computer terug op normale temperatuur komt, doet dit probleem zich niet meer voor.
❑Het beeld op het LCD-scherm kan enigszins blijven hangen als hetzelfde beeld geruime tijd wordt weergegeven. Na enige
tijd verdwijnt dit 'beeldrestant'. U kunt een schermbeveiliging gebruiken om te vermijden dat het beeld inbrandt in het
scherm.
❑Het LCD-scherm wordt warm tijdens het gebruik van de computer. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
❑Het LCD-scherm is geproduceerd met behulp van precisietechnologie. Het is echter mogelijk dat voortdurend heel kleine
zwarte en/of heldere puntjes (rood, blauw of groen) verschijnen op het LCD-scherm. Dit is een normaal gevolg van het
productieproces en wijst niet op een defect.
❑Wijzig de standinstelling van het LCD-scherm niet in het venster Tablet PC-instellingen, zelfs niet wanneer er
wijzigingsopties beschikbaar zijn, aangezien dit de computer instabiel maakt. Sony accepteert geen aansprakelijkheid
voor defecten die voortvloeien uit gewijzigde instellingen.
❑Oefen geen druk uit op het LCD-scherm wanneer u dit dichtklapt. Dit kan krassen veroorzaken op het scherm of het
LCD-scherm vervuilen.
150
nN
Voorzorgsmaatregelen >
De stroomvoorziening gebruiken
De stroomvoorziening gebruiken
❑Sluit op het stopcontact waarop de computer is aangesloten geen andere toestellen aan die stroom verbruiken
(bijvoorbeeld een kopieerapparaat of een papierversnipperaar).
❑U kunt een contactdoos met een stroomstootbeveiliging kopen. Dit apparaat helpt voorkomen dat de computer
beschadigd raakt door stroomstoten, die zich bijvoorbeeld kunnen voordoen tijdens onweer met bliksem.
❑Gebruik uitsluitend de netadapter die wordt geleverd met de computer of originele Sony-producten. Gebruik geen enkele
andere netadapter omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
151
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de ingebouwde camera omgaan
Met de ingebouwde camera omgaan
❑Zorg dat het gebied op en rond de ingebouwde camera niet bekrast of vuil wordt, dit kan leiden tot afbeeldingen van
slechte kwaliteit.
❑Laat geen direct zonlicht in de lens van de ingebouwde camera vallen, ongeacht de energiemodus van de computer.
Dit kan namelijk een defect aan de camera veroorzaken.
152
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met schijven omgaan
Met schijven omgaan
❑Vingerafdrukken en stof op het oppervlak van een schijf kunnen tot leesfouten leiden. Houd een schijf altijd vast bij de
rand en het gat in het midden, zoals hieronder wordt weergegeven:
❑Plak nooit een label op de schijf. Het gebruik van de schijf wordt beïnvloed en het kan leiden tot onherstelbare schade.
153
nN
Voorzorgsmaatregelen >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
❑De batterij raakt sneller leeg bij lage temperaturen. Dit komt omdat het rendement van de batterij afneemt bij lage
temperaturen.
❑Laad de batterijen op bij een temperatuur tussen 10°C en 30°C. Bij lagere temperaturen duurt het opladen langer.
❑Laad de batterij op geen enkele andere manier op dan zoals beschreven in deze gebruikershandleiding of zoals
schriftelijk door Sony voorgeschreven.
❑Er wordt hitte gecumuleerd in de batterij terwijl deze wordt gebruikt of opgeladen. Dit is normaal en is geen reden tot
bezorgdheid.
❑U hoeft de batterij niet te ontladen vóór u deze opnieuw oplaadt.
❑Als de batterij snel leegloopt nadat deze volledig is opgeladen, heeft deze waarschijnlijk het einde van de gebruiksduur
bereikt en dient u deze te vervangen.
154
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met 'Memory Sticks' omgaan
Met 'Memory Sticks' omgaan
❑Raak de connector van een 'Memory Stick' niet aan met uw vingers of een metalen voorwerp.
❑Gebruik alleen het label dat wordt geleverd bij de 'Memory Stick'.
❑U moet de 'Memory Stick' niet buigen, laten vallen of blootstellen aan schokken.
❑Haal een 'Memory Stick' niet uit elkaar en wijzig deze niet.
❑Houd een 'Memory Stick' droog.
❑Gebruik of bewaar een 'Memory Stick' niet op plaatsen die blootstaan aan:
❑Statische elektriciteit
❑Elektrische ruis
❑Extreem hoge temperaturen (bijvoorbeeld in een auto die geparkeerd staat in de zon)
❑Direct zonlicht
❑Hoge vochtigheid
❑Corrosieve stoffen
❑Gebruik het opbergdoosje dat is geleverd bij de 'Memory Stick'.
❑Zorg ervoor dat u een back-up maakt van belangrijke gegevens.
❑Gebruik bij het gebruik van een 'Memory Stick Duo' geen pen met een fijne punt om het label van de 'Memory Stick Duo'
te beschrijven. Als u druk uitoefent op het medium, kunt u interne onderdelen beschadigen.
155
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan
Het ingebouwde opslagapparaat, harde schijf of SSD (solid state drive), heeft een hoge opslagdichtheid en kan in hoog
tempo gegevens lezen of schrijven. Het is echter kwetsbaar wanneer het onjuist wordt gebruikt. Als het ingebouwde
opslagapparaat beschadigd is, kunnen de gegevens niet worden hersteld. Om verlies van gegevens te voorkomen is het
belangrijk dat u de computer voorzichtig behandelt.
Schade aan het ingebouwde opslagapparaat voorkomen
❑Stel de computer nooit bloot aan plotselinge bewegingen.
❑Plaats de computer nooit in de buurt van een magneet.
❑Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan mechanische trillingen of die niet stabiel is.
❑Schakel de stroom niet uit of start de computer niet opnieuw op terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar
het opslagapparaat.
❑Gebruik de computer niet op een plaats die blootstaat aan extreme temperatuurschommelingen.
❑Haal het opslagapparaat niet uit de computer.
156
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Vingerafdrukverificatie gebruiken
❑De technologie voor vingerafdrukverificatie biedt geen waarborg voor volledige gebruikersidentificatie of volledige
bescherming van uw gegevens en hardware.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en schade die voortvloeien uit gebruik van de
vingerafdruksensor of uit onvermogen om de vingerafdruksensor te gebruiken.
❑De betrouwbaarheid van de vingerafdrukherkenning is afhankelijk van uw gebruiksomstandigheden en kan tevens van
persoon tot persoon verschillen.
❑Als het ingebouwde opslagapparaat geïnitialiseerd moet worden, bijvoorbeeld na reparatie, gaan de
vingerafdruksjablonen verloren. U moet deze dan opnieuw registreren.
❑Gegevensonderhoud en -beheer met betrekking tot vingerafdrukverificatie moet op eigen risico worden uitgevoerd.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud
en -beheer.
❑Een vingerafdruksensor kan niet goed meer werken of beschadigd raken als u het oppervlak bekrast met:
❑een hard of scherppuntig voorwerp
❑fijne voorwerpen, bijvoorbeeld door met een vuile vinger over de vingerafdruksensor te vegen
❑Ontlaad statische elektriciteit van uw vinger door er een metalen voorwerp mee aan te raken, vooral in droge seizoenen
(bijv. de winter), voordat u uw vingerafdruk scant. Door statische elektriciteit kan de vingerafdruksensor mogelijk niet goed
meer werken.
157
nN
Voorzorgsmaatregelen >
De TPM gebruiken
De TPM gebruiken
❑Hoewel de computer is uitgerust met de TPM-beveiligingsfuncties, bieden deze functies geen waarborg voor een
volledige beveiliging van uw gegevens en hardware. Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en
schadegevallen die voortvloeien uit uw gebruik van de functies.
❑Nadat u het Infineon TPM Professional Package hebt geïnstalleerd, moet u enkele TPM-wachtwoorden instellen op de
computer. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen via TPM beveiligde gegevens herstellen. Schrijf de wachtwoorden op,
bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
❑Maak een back-up van het meest recente archiefbestand voor noodherstel, het token-bestand voor noodherstel, het
token-bestand voor wachtwoordherstel en het persoonlijke geheime bestand en bewaar deze op een veilige plaats
voordat u de computer opstuurt voor reparatie. Geef deze bestanden niet aan anderen. De gegevens die zijn opgeslagen
in de TPM die is geïntegreerd op het moederbord gaan mogelijk verloren of raken beschadigd tijdens de reparatie.
❑Tijdens het reparatieproces wordt de TPM ook vervangen als het moederbord moet worden vervangen. Gebruik in een
dergelijk geval de back-ups van het archiefbestand voor noodherstel, het token-bestand voor noodherstel, het token-bestand
voor wachtwoordherstel en het persoonlijke geheime bestand om de TPM-configuratie te herstellen.
❑Zorg ervoor dat u een back-up maakt van de gegevens op het ingebouwde opslagapparaat voordat u de computer
opstuurt voor reparatie. Het ingebouwde opslagapparaat wordt mogelijk geïnitialiseerd en teruggestuurd na de reparatie
en in dergelijke gevallen kunt u de gegevens op het apparaat niet herstellen met de back-ups van het archiefbestand voor
noodherstel, het token-bestand voor noodherstel, het token-bestand voor wachtwoordherstel en het persoonlijke geheime
bestand.
❑Zorg dat u het automatische back-upbewerkingen instelt na het voltooien van de wizard voor TPM-initialisatie. Als het
venster met het selectievakje Run automatic backup now na de installatie wordt weergegeven, schakelt u het
selectievakje in en werkt u de back-upbestanden bij. Het herstelproces dat gebruik maakt van de back-upbestanden werkt
mogelijk niet als u de automatische back-upbewerkingen niet instelt.
❑Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony
accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
158
nN
Problemen oplossen >
Problemen oplossen
In dit deel wordt beschreven hoe u veelvoorkomende problemen met de VAIO-computer kunt oplossen. Veel problemen zijn
eenvoudig op te lossen. Gebruik VAIO Care als u met deze suggesties uw problemen niet kunt oplossen. Zie VAIO Care
gebruiken (pagina 37) om de software te openen.
Als u de problemen nog steeds niet kunt oplossen en hulp nodig hebt, gaat u naar de ondersteuningswebsites in
Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5)
.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
❑Computerbediening (pagina 160)
❑Systeemupdate/beveiliging (pagina 166)
❑Herstel/Herstelmedia (pagina 167)
❑Partitie (pagina 170)
❑Batterij (pagina 171)
❑Ingebouwde camera (pagina 173)
❑Netwerk (LAN/draadloos LAN) (pagina 175)
❑Draadloos WAN (pagina 179)
❑BLUETOOTH-technologie (pagina 180)
❑Optische schijven (pagina 183)
❑Beeldscherm (pagina 188)
❑Afdrukken (pagina 193)
❑Microfoon (pagina 194)
159
nN
Problemen oplossen >
❑Luidsprekers (pagina 195)
❑Touchpad (pagina 197)
❑Toetsenbord (pagina 198)
❑Diskettes (pagina 199)
❑Audio/video (pagina 200)
❑'Memory Stick' (pagina 202)
❑Randapparatuur (pagina 203)
160
nN
Problemen oplossen >
Computerbediening
Computerbediening
Wat moet ik doen als mijn computer niet opstart?
❑Controleer of uw computer correct is aangesloten op een stopcontact en is ingeschakeld en dat het stroomlampje brandt.
❑Zorg dat de batterij correct is geïnstalleerd en is opgeladen. Zorg als er een uitgebreide batterij op uw computer is
aangesloten, dat zowel de primaire batterij als de uitgebreide batterij zijn aangesloten en opgeladen.
❑Koppel alle aangesloten USB-apparaten los en start uw computer opnieuw op.
❑Verwijder eventuele extra geheugenmodules die u na aankoop hebt geplaatst en start uw computer opnieuw op.
❑Als uw computer is aangesloten op een contactdoos of een UPS (Uninterruptible Power Supply of noodvoeding),
controleert u of de contactdoos of UPS op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld.
❑Als u een extern beeldscherm gebruikt, controleert u of dit op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld.
Zorg dat de helderheid en het contrast correct zijn ingesteld. Raadpleeg de handleiding van het beeldscherm voor meer
informatie.
❑Koppel de netadapter los en verwijder de batterij. Wacht drie tot vijf minuten. Plaats de batterij terug, sluit de netadapter
opnieuw aan en druk op de aan/uit-knop om uw computer aan te zetten.
❑Condens kan een storing in uw computer veroorzaken. Als dit gebeurt, mag u de computer gedurende ten minste één
uur niet gebruiken.
❑Controleer of u de meegeleverde Sony-netadapter gebruikt. Voor uw veiligheid dient u alleen de originele oplaadbare
batterij en netadapter van Sony te gebruiken. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer.
161
nN
Problemen oplossen >
Computerbediening
Wat moet ik doen als het groene stroomlampje gaat branden, maar er niets op mijn
scherm verschijnt?
❑Druk meerdere keren op Alt+F4 om het toepassingsvenster te sluiten. Er kan zich een toepassingsfout hebben
voorgedaan.
❑Als de toetsen Alt+F4 geen effect hebben, klikt u op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op
Opnieuw opstarten om de computer opnieuw op te starten.
❑Als de computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de pijl naast de
knop Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten.
Wanneer het venster Windows-beveiliging verschijnt, klikt u op Opnieuw opstarten.
❑Als deze methode niet werkt, houdt u de aan/uit-knop minstens vier seconden ingedrukt om de computer af te sluiten.
Koppel de netadapter los een houd de computer vijf minuten uitgeschakeld. Sluit de netadapter aan en schakel de
computer weer in.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of met de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
162
nN
Problemen oplossen >
Computerbediening
Wat moet ik doen als de computer of software niet meer reageert?
❑Als de computer niet meer reageert terwijl er een softwaretoepassing wordt uitgevoerd, drukt u op de toetsen Alt+F4 om
het toepassingsvenster te sluiten.
❑Als de toetsen Alt+F4 geen effect hebben, klikt u op Start en vervolgens op de knop Afsluiten om de computer uit te
schakelen.
❑Als uw computer niet wordt uitgeschakeld, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de knop Afsluiten.
Wanneer het venster Windows-beveiliging verschijnt, klikt u op Afsluiten.
❑Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of met de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
❑Koppel de netadapter los en verwijder de batterij. Wacht drie tot vijf minuten. Plaats de batterij terug, sluit de netadapter
opnieuw aan en druk op de aan/uit-knop om uw computer aan te zetten.
❑Probeer het probleem te verhelpen door de software opnieuw te installeren.
❑Neem contact op met de maker of leverancier van de software voor technische ondersteuning.
163
nN
Problemen oplossen >
Computerbediening
Waarom wordt mijn computer niet in de slaapstand of sluimerstand gezet?
Uw computer kan instabiel worden als de werkingsmodus wordt gewijzigd voordat de computer volledig in de slaapstand of
sluimerstand is gegaan.
De normale modus van uw computer herstellen
1Sluit alle geopende programma's.
2Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten.
3Als de computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de pijl naast de knop
Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten.
Wanneer het venster Windows-beveiliging verschijnt, klikt u op Opnieuw opstarten.
4Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of met de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Wat moet ik doen als het lampje voor batterijlading snel knippert en mijn computer niet
opstart?
❑Dit probleem kan worden veroorzaakt doordat de batterij niet correct is geplaatst. Om dit probleem op te lossen, schakelt
u de computer uit en houdt u de knop batterij uit drie seconden ingedrukt met een dun en recht voorwerp (zoals een
paperclip). Als het probleem hiermee niet wordt verholpen, verwijdert u de batterij en plaatst u deze opnieuw. Zie
De batterij plaatsen/verwijderen (pagina 21) voor meer informatie.
❑Als het probleem zich blijft voordoen, betekent dit dat de batterij niet compatibel is. Verwijder de batterij en neem contact
op met een geautoriseerd service-/ondersteuningscentrum van Sony. Zie Meer informatie over uw VAIO-computer
(pagina 5) voor een centrum of vertegenwoordiger bij u in de buurt.
164
nN
Problemen oplossen >
Computerbediening
Waarom wordt in het venster Systeemeigenschappen een lagere processorsnelheid
weergegeven dan de maximale snelheid?
Dit is normaal. Aangezien uw computerprocessor een technologie voor regeling van de processorsnelheid gebruikt om
energie te besparen, kan in Systeemeigenschappen de huidige processorsnelheid worden weergegeven in plaats van de
maximale snelheid.
Wat moet ik doen als mijn wachtwoord niet wordt geaccepteerd op mijn computer en het
bericht Enter Onetime Password wordt weergegeven?
Als u driemaal achter elkaar een verkeerd opstartwachtwoord invoert, verschijnt het bericht Enter Onetime Password en
zal Windows niet meer starten. Houd de aan/uit-knop gedurende meer dan vier seconden ingedrukt om te controleren of het
stroomlampje uit gaat. Wacht 10 tot 15 seconden, zet uw computer opnieuw aan en voer het juiste wachtwoord in. Het
wachtwoord is hoofdlettergevoelig, dus controleer of Caps Lock niet aan staat wanneer u het wachtwoord invoert.
Wat moet ik doen als mijn spelsoftware niet werkt of steeds vastloopt?
❑Kijk op de website van het spel of er patches of updates kunnen worden gedownload.
❑Zorg dat u het meest recente videostuurprogramma hebt geïnstalleerd.
❑Op sommige VAIO-modellen wordt het grafische geheugen gedeeld met het systeem. In dat geval kunnen geen optimale
grafische prestaties worden gegarandeerd.
165
nN
Problemen oplossen >
Computerbediening
Waarom wordt mijn scherm niet uitgeschakeld nadat de tijd voor automatisch
uitschakelen is verstreken?
Sommige schermbeveiliging of softwaretoepassingen zijn ontworpen om tijdelijk de functie van het besturingssysteem uit te
schakelen waarmee na een bepaalde periode zonder activiteit het computerscherm wordt uitgeschakeld of de computer in
de slaapstand wordt gezet. Sluit alle geopende softwaretoepassingen of wijzig de huidige schermbeveiliging om dit probleem
op te lossen.
Hoe kan ik de volgorde wijzigen waarin apparaten worden opgestart?
U kunt een van de BIOS-functies gebruiken om deze volgorde te wijzigen. Voer de volgende stappen uit:
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Druk op de toets < of , om Boot te selecteren.
3Druk op de toets M of m om het station te selecteren waarvoor u de opstartvolgorde van apparaten wilt wijzigen.
4Druk op F5 of F6 om de opstartvolgorde van de apparaten te wijzigen.
5Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Wat moet ik doen als ik de computer niet kan opstarten vanaf een aangesloten
USB-diskettestation?
Als u uw computer wilt opstarten vanaf het USB-diskettestation, dient u het opstartapparaat te wijzigen.
Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F11 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
166
nN
Problemen oplossen >
Systeemupdate/beveiliging
Systeemupdate/beveiliging
Hoe vind ik belangrijke updates voor mijn computer?
U kunt de nieuwste updates vinden en installeren op uw computer met de softwaretoepassingen Windows Update en VAIO
Update. Zie Uw computer bijwerken (pagina 35) voor meer informatie.
Hoe kan ik de installatie van Windows-updates plannen op mijn computer?
Het besturingssysteem Microsoft Windows is vooraf op uw computer geïnstalleerd. De beste manier om uw computer te
beschermen tegen beveiligingsproblemen, zoals virussen, is regelmatig de nieuwste Windows-updates te downloaden en te
installeren.
U ontvangt belangrijke Windows-updates door de volgende stappen uit te voeren:
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
1Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2Klik op Systeem en beveiliging.
3Klik op Onderhoudscentrum.
4Volg de aanwijzingen op het scherm om automatische of geplande updates in te stellen.
167
nN
Problemen oplossen >
Herstel/Herstelmedia
Herstel/Herstelmedia
Hoe maak ik Herstelmedia?
U kunt Herstelmedia maken met VAIO Care (pagina 37). De media worden gebruikt om uw computersysteem te herstellen
naar de standaardfabrieksinstellingen.
!
Als uw computer niet is uitgerust met een ingebouwd optisch station, sluit u een extern optisch station aan (niet meegeleverd).
Zie de Gids systeemherstel, back-up en probleemoplossing voor meer informatie.
Hoe herstel ik mijn computersysteem naar de standaardfabrieksinstellingen?
U kunt uw computersysteem op twee manieren herstellen: vanaf Herstelmedia en vanaf het herstelgebied. Zie de
Gids systeemherstel, back-up en probleemoplossing voor meer informatie.
Hoe installeer ik de originele software en stuurprogramma's?
U kunt de vooraf geïnstalleerde software herstellen met VAIO Care (pagina 37).
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Hoe controleer ik de grootte van het herstelgebied?
Op het ingebouwde opslagapparaat staat het herstelgebied waarin de gegevens voor systeemherstel zijn opgeslagen.
Voer de volgende stappen uit om de grootte van het herstelgebied te controleren.
1Klik op Start, klik met de rechtermuisknop op Computer en selecteer Beheren.
2Klik op Schijfbeheer onder Opslag in het linkerdeelvenster.
De grootte van het herstelgebied en de totale grootte van de C-schijf wordt weergegeven in de rij Schijf 0 in het middelste
deelvenster.
168
nN
Problemen oplossen >
Herstel/Herstelmedia
Hoe verklein ik de grootte van het herstelgebied?
Op het ingebouwde opslagapparaat staat het herstelgebied waarin de gegevens voor systeemherstel zijn opgeslagen. Indien
uw computer een ingebouwd SSD-station bevat, kunt u het herstelgebied minimaliseren door deze gegevens te verwijderen.
1Als u de computer herstelt van Herstelmedia (optische schijf) op het model zonder een ingebouwd optisch station,
sluit u een extern optisch station aan (niet meegeleverd) op de computer en op de netvoeding.
2Plaats de schijf in het optische station of sluit het USB-flashstation (niet meegeleverd) aan op de USB-poort terwijl uw
computer in de normale modus staat.
!
Gebruik de Herstelmedia die u hebt gemaakt toen u uw computer ontving.
U kunt geen USB-apparaten gebruiken als u de USB-poorten uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde apparaten
uitschakelen (pagina 133) om de poorten in te schakelen.
3Schakel de computer uit en schakel deze weer in.
✍
Als u een extern optisch station gebruikt of een USB-flashstation, drukt u herhaaldelijk op de toets F11 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
4Druk op de toets M of m om VAIO Care Rescue te selecteren en druk op Enter.
5Klik op Extra (Tools) en vervolgens op Wizard voor geavanceerd herstel starten (Start advanced recovery wizard).
✍
Wanneer het bericht Wilt u uw gegevens herstellen? (Do you need to rescue data?) verschijnt, maakt u indien nodig een back-up van uw gegevens.
6Volg de instructies op het scherm wanneer het venster Hersteltype selecteren (Select recovery type) verschijnt.
Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.
Product:
Forumrules
To achieve meaningful questions, we apply the following rules:
First, read the manual;
Check if your question has been asked previously;
Try to ask your question as clearly as possible;
Did you already try to solve the problem? Please mention this;
Is your problem solved by a visitor then let him/her know in this forum;
To give a response to a question or answer, do not use this form but click on the button 'reply to this question';
Your question will be posted here and emailed to our subscribers. Therefore, avoid filling in personal details.
Register
Register getting emails for Sony VPCSB-serie at:
new questions and answers
new manuals
You will receive an email to register for one or both of the options.
Get your user manual by e-mail
Enter your email address to receive the manual of Sony VPCSB-serie in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.
The manual is 3,79 mb in size.
You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.
If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.
The email address you have provided is not correct.
Please check the email address and correct it.
Your question is posted on this page
Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.