Ingebruikstelling
14
Krachtinstelling controleren
Bij elke loop van de poort controleert de besturing de opgeslagen kracht-
waarden met de feitelijk vereiste waarden en past de opgeslagen waarden
automatisch aan wanneer de eindposities worden bereikt.
Controle: zie onderhoud en instandhouding
Maximale kracht instellen
De instelling kan alleen met behulp van de TorMinal gebeuren.
Voer vóór de instelling een besturingsreset door, anders kunnen
de waarden niet gewijzigd worden.
De krachtinstelling regelmatig, echter ten minste 1x per jaar op
een juiste werking controleren, zie onderhoud en instandhouding.
Indien de kracht om de poort volledig te openen en te sluiten niet volstaat,
kan de kracht door een professionele elektricien worden verhoogd door de
potentiometer naar rechts te draaien. Vervolgens dient een krachtmeting
conform EN 12453 te worden uitgevoerd.
Die Maximalkraft ergibt sich automatisch aus der gelernten Kraft und einer
zusätzlichen Kraft, die mit dem TorMinal eingestellt wird. Der höchste ein-
stellbare Wert bedeutet die größte zusätzliche Kraft, der niedrigste die
kleinste zusätzliche Kraft.
Na de instelling van de maximale kracht kan het nodig zijn de eindpositie
poort OPEN of GESLOTEN te corrigeren, indien de gewenste eindpositie
niet wordt bereikt.
Instelling met TorMinal
Geheugenplaats Instelbereik Fabrieksinstelling
037 16–60 48
Instelbereik:
16 minimale aanvullende kracht
60 maximale aanvullende kracht
Handzender programmeren
Voordat handzenders voor de eerste keer geprogrammeerd
worden, moet de radiografische ontvanger altijd eerstr compleet
gewist worden.
Geheugen van de ontvanger wissen
• Leertoets (1) indrukken en ingedrukt houden.
– Na 5 seconden knippert de LED (3.1 of 3.2) – na nog eens
10 seconden is de LED (3.1 of 3.2) verlicht.
– Na in totaal 25 seconden zijn alle LED's (3.1 + 3.2) verlicht.
• Laat de insteltoets (1) los – De wisprocedure is daarmee voltooid.
Controleer de eindposities poort
OPEN + DICHT
De loopweg van de aandrijving kan met behulp van de schakelschuif
verlengd resp. verkort worden.
Controleer of de poort helemaal open en dicht gaat. Is dat niet het geval,
dan moet de loopweg ingesteld worden.
• Commandogevers (bijv.:drukknop, handzender, enz.) 1x activeren.
De poort gaat open.
– Binnen: drukknopaansluiting 1 (klem 2 + 3) / zendkanaal 1
– Buiten: drukknopaansluiting 2 (klem 4 + 5) / zendkanaal 2
• Poort sluit automatisch, na afloop van de ingestelde tijden
(waarschuwingstijd, vrijmaaktijd, openhoudtijd).
Wanneer de port de gewenstw eindposities OPEN + DICHT niet bereikt,
dan moeten de eindposities gecorrigeerd worden. Zie hoofdstuk “Eindposi-
ties poort OPEN + DICHT instellen”.
Noodontgrendeling controleren
Bij sectie- of plafondlooppoorten kunt u met DIP-schakelaar 6 de
backjump activeren, daardoor worden de mechanische delen van
de aandrijving en de poort ontlast. Gemakkelijkere activering van
de noodontgrendeling.
• Sluit de poort.
• Trek 1x aan de noodontgrendeling (N).
Wanneer de noodontgrendeling niet gebruikt kan worden, dan moet
de eindschakelaar (4) los gemaakt en een stuk in de richting van (7)
geschoven worden.
• Open en sluit de poort met de aandrijving. Controleer de
noodontgrendeling opnieuw.