8 Bediening
SMA Solar Technology AG
BedieningshandleidingSTP3-6-3AV-40-BE-nl-1260
Aangesloten fasedraad instellen
• Onder het tabblad Terugleverbeheer uit het vervolgkeuzemenu Aangesloten
fasedraadde fase kiezen, welke op de omvormer is aangesloten
Instellingen voor installaties met master-eenheid (bijv. SunnyHomeManager)
uitvoeren
1. Terugleverbeheer netaansluitpunt op [Uit] instellen.
2. Installatiebesturing en vermogensbegrenzing op [Aan] instellen.
3. Kies in het vervolgkeuzemenu Bedrijfsmodus werkelijk vermogen de optie Begrenzing
werkelijk vermogen P door installatiebesturing.
4. Selecteer in het vervolgkeuzemenu Bedrijfsmodus voor uitblijvende installatiebesturing
en kies de positie Gebruik fallback-instelling.
5. In het veld Fallback werkelijk vermogen P de waarde invoeren, waarop de omvormer het
nominaal vermogen bij uitval van de communicatie met de master-eenheid na afloop van de
timeout-tijd moet begrenzen.
6. In het veld Timeout de tijd invoeren, die de omvormer moet afwachten, tot deze het nominaal
vermogen begrenst op de ingestelde fallback-waarde.
7. Wanneer bij een 0%- of 0W-instellingen niet is toegestaan, dat de omvormer een gering
werkelijk vermogen in het openbaar stroomnet terugvoedt, kies dan in het vervolgkeuzemenu
Netscheiding bij 0%-teruglevering de positie Ja. Daardoor is gewaarborgd, dat de
omvormer in geval van een 0%- of 0W-instellinge van het openbaar stroomnet scheidt en
geen werkelijk vermogen teruglevert.
Instellingen voor installaties zonder master-eenheid (bijv.
SunnyHomeManager) uitvoeren
1. Terugleverbeheer netaansluitpunt op [Aan] instellen.
2. Het totale vermogen van de PV-generator in het veld nominaal installatievermogen
invoeren.
3. In de vervolgkeuzemenu Bedrijfsmodus van de begrenzing werkelijk vermogen op het
netaansluitpunt kiezen, of de begrenzing van het werkelijk vermogen door een vaste
instelling in procenten of in watt moet gebeuren.
4. In het veld Ingestelde grenswaarde werkvermogen op netaansluitpunt de waarde
instellen, waarop het werkelijk vermogen op het netaansluitpunt moet worden begrensd. Voor
0%-teruglevering moet de waarde op 0 zijn ingesteld.
5. Installatiebesturing en vermogensbegrenzing op [Aan] instellen.
6. Voor installatiebesturing en vermogensbegrenzing aan de hand van vaste instelwaarden, de
positie Begrenzing werkelijk vermogen P in % Pmax of Begrenzing werkelijk
vermogen P in W kiezen en de betreffende waarde invoeren.
7. Wanneer de omvormer de begrenzing van het werkelijk vermogen zelfs op het
netaansluitpunt moet begrenzen, de volgende stappen uitvoeren:
• Kies in het vervolgkeuzemenu Bedrijfsmodus werkelijk vermogen de optie
Begrenzing werkelijk vermogen P door installatiebesturing.