nl Apparaat bedienen
34
Zo wijzigt u de instelling:
1. AAN-/UIT-schakelaar (
inschakelen.
2. Programmatoets # ingedrukt
houden en START-toets ` net zo
lang indrukken tot in het
indicatievenster •:‹... verschijnt.
3. Beide toetsen loslaten.
De indicatie van de toets #
knippert en in het
indicatievenster h brandt de
waarde •:‹....
4. Programmatoets # net zo vaak
indrukken tot in het
indicatievenster h de waarde
˜:‹... verschijnt.
5. Programmatoets 3 indrukken.
Bij elke druk op de toets wordt de
instelwaarde met één stand
verhoogd; als de waarde ˜:‹ƒ is
bereikt, springt de indicatie weer op
˜:‹‹.
6. START-toets ` indrukken.
De instelwaarde is opgeslagen.
* afhankelijk van de uitrustingsvariant
van uw afwasautomaat
Apparaat uitschakelen
Korte tijd na afloop van het
programma:
1. AAN/UIT-schakelaar (
uitschakelen.
2. Waterkraan dichtdraaien (vervalt bij
apparaten met een aquastop).
3. Serviesgoed na afkoeling
verwijderen.
Aanwijzing: Laat het apparaat na het
einde van het programma even
afkoelen voordat u het opent. Zo
voorkomt u dat er stoom vrijkomt die op
den duur schade aan uw
inbouwmeubelen kan veroorzaken.
Bij het programma turboSpeed 20 min.
pas dan uitschakelen wanneer er geen
verdere cycli meer hoeven plaats te
vinden.
Programma onderbreken
Attentie!
Door uitzetting (overdruk) kan de deur
van het apparaat openspringen en/of er
water naar buiten treden! Als bij
aansluiting op de warmwaterleiding of
bij een opgewarmd apparaat de deur
van het apparaat werd geopend, dan de
deur van het apparaat altijd eerst enkele
minuten op een kier laten staan en
vervolgens sluiten.
1. AAN/UIT-schakelaar (
uitschakelen.
De brandende indicaties worden
gedoofd. Het programma blijft
opgeslagen.
2. De AAN-/UIT-schakelaar (
inschakelen om het programma
voort te zetten.
Programma afbreken (Reset)
Pr o g r a mma af br eken
1. Deur openen.
2. START-toets ` gedurende
ca. 3 seconden indrukken.
In het indicatievenster h verschijnt
de waarde ‹:‹‚.
3. Deur sluiten. Het programma is na
ca. 1 minuut afgelopen.
In het indicatievenster h verschijnt
de waarde ‹:‹‹.
4. Deur openen.
5. AAN/UIT-schakelaar (
uitschakelen.
6. Deur sluiten.