nl Plaatsen en aansluiten
54
Drinkwateraansluiting
1. De drinkwateraansluiting volgens de
montagehandleiding aansluiten met
behulp van de bijgevoegde
onderdelen.
Zorg ervoor dat de
drinkwateraansluiting niet wordt
geknikt of geplet, of in de knoop
raakt.
2. Bij vervanging van het apparaat
moet altijd een nieuwe
watertoevoerslang in gebruik worden
genomen.
Waterdruk:
minimaal 0,05 MPa (0,5 bar), maximaal
1 MPa (10 bar).
Bij hogere waterdruk:
een drukreduceerventiel ervoor
installeren.
Hoeveelheid binnenstromend water:
minimaal 10 liter per minuut.
Watertemperatuur:
Koudwater.
Bij warm water:
maximale temperatuur 60 °C.
Warmwateraansluiting *
War mwat er aans l ui t i ng
* afhankelijk van de uitrustingsvariant
van uw vaatwasser
De vaatwasser kan op koud of
warmwater tot max. 60 °C worden
aangesloten. De aansluiting op
warmwater wordt aanbevolen als dit uit
een energetisch gunstige
warmwaterbereiding en een geschikte
installatie ter beschikking staat, bijv. een
zonne-energie-installatie met
circulatieleiding. Hiermee bespaart
energie en tijd. Met de instelling
„Warmwater” kunt u uw vaatwasser
optimaal instellen op gebruik met warm
water. Wij adviseren hierbij een
watertemperatuur (temperatuur van het
instromende water) van minimaal 40 °C
en maximaal 60 °C. De aansluiting op
warmwater wordt niet aanbevolen als
het water uit een elektrische boiler ter
beschikking wordt gesteld.
Zo wijzigt u de instelling Warmwater:
1. AAN/UIT-schakelaar (
inschakelen.
2. Toets ‹ 3 seconden ingedrukt
houden.
In het indicatievenster )" verschijnt
de waarde •:‹... en ‘.
3. Toets ‹ net zo vaak indrukken
tot in het indicatievenster )" de af
fabriek ingestelde waarde ‘:‹‹
verschijnt.
4. Met de insteltoetsen - + P de
instelling uitvoeren.
5. Toets ‹ 3 seconden ingedrukt
houden.
De instelwaarde is in de vaatwasser
opgeslagen.
Elektrische aansluiting
■ Het apparaat uitsluitend via
een volgens de voorschriften
aangebracht, randgeaard
stopcontact op 220 V tot 240 V
en 50 Hz of 60 Hz aansluiten. Zie
het typeplaatje 9: voor de vereiste
zekering.
■ Het stopcontact moet zich in de
buurt van het apparaat bevinden en
ook na het inbouwen goed
bereikbaar zijn.
Als de stekker na het inbouwen niet
gemakkelijk bereikbaar is, dan moet
er volgens
de veiligheidsvoorschriften
een meerpolige scheidingsinstallatie
met een contactopening
van minimaal 3 mm aanwezig zijn.