Oven instellen
U heeft verschillende mogelijkheden om de oven in te stellen.
Hier geven wij u uitleg over de manier waarop u de gewenste
verwarmingsmethode en temperatuur of grillstand instelt.
Wijzen van verwarmen en temperatuur
Voorbeeld op de afbeelding: Boven-/onderwarmte 190 ºC.
1. Met de functiekiezer de gewenste wijze van verwarmen
instellen.
2. Met de temperatuurkeuzeknop kunt u de temperatuur of de
grillstand instellen.
De oven wordt opgewarmd.
Oven uitschakelen
De functiekiezer in de nulstand zetten.
Instellingen wijzigen
Wijze van verwarmen, temperatuur en grillstand kunnen naar
behoefte worden gewijzigd.
Snelvoorverwarming
Met de snelvoorverwarming bereikt de oven de ingestelde
temperatuur bijzonder snel.
Gebruik de snelvoorverwarming bij een ingestelde temperatuur
boven 100 °C.
Om een gelijkmatig resultaat te krijgen, doet u het gerecht pas
in de binnenruimte wanneer het snel voorverwarmen beëindigd
is.
1. De functiekeuzeknop op I zetten.
2. Met de temperatuurkeuzeknop de temperatuur instellen.
Na enkele seconden begint de oven op te warmen. Het
indicatielampje boven de temperatuurkeuzeknop gaat uit.
Het snel voorverwarmen is beëindigd
Het indicatielampje boven de temperatuurkeuzeknop gaat uit.
Plaats uw gerecht in de oven en stel de gewenste
verwarmingsmethode in.
Snelvoorverwarming afbreken
De functiekeuzeknop op de nulstand draaien. De oven is
uitgeschakeld.
Onderhoud en reiniging
Wanneer u de oven goed verzorgt en schoonmaakt, blijft hij
lang mooi en intact. Hieronder wordt uitgelegd hoe u de oven
op de juiste manier verzorgt en schoonmaakt.
Aanwijzingen
■ Geringe kleurverschillen op de voorzijde van de oven zijn het
gevolg van het gebruik van verschillende materialen, zoals
glas, kunststof en metaal.
■ Schaduwen op de ruit van de deur, die eruit zien als strepen,
zijn lichtreflexen van de ovenlamp.
■ Het email wordt ingebrand op zeer hoge temperaturen.
Hierdoor kunnen er kleine kleurverschillen ontstaan. Dit is
normaal en heeft geen nadelige invloed op de werking. De
smalle randen van de bakplaten kunnen niet volledig worden
geëmailleerd. Ze kunnen daarom ruw zijn. De bescherming
tegen corrosie blijft hierbij intact.
Reinigingsmiddelen
Om te voorkomen dat de verschillende oppervlakken door
verkeerde reinigingsmiddelen beschadigd raken, moet u zich
aan het volgende houden.
Gebruik bij de reiniging van de oven
■ geen scherpe of schurende reinigingsmiddelen,
■ geen reinigingsmiddelen met een hoog alcoholpercentage,
■ geen schuursponsjes,
■ geen hogedrukreiniger of stoomstraler.
■ Reinig losse onderdelen niet in de vaatwasmachine.
Was nieuwe sponsen voor het eerste gebruik goed uit.
Roestvrijsta-
len oppervlak-
ken
Maak het apparaat met water en een beetje
zeepsop schoon. Veeg bij roestvrijstalen
oppervlakken altijd in de slijprichting. Anders
kunnen er krassen ontstaan. Droog met een
zachte doek af. Kalk, vet, zetmeel en eiwit-
vlekken moeten altijd onmiddellijk worden ver-
wijderd. Gebruik geen schuurmiddelen,
schuursponsjes of grove reinigingsdoeken.
De roestvrijstalen oppervlakken kunnen met
speciale onderhoudsmiddelen gepoetst wor-
den. Neem de instructies van de fabrikant in
acht. Speciale reinigingsmiddelen voor roest-
vrij staal zijn bij de servicedienst of in de spe-
ciaalzaak verkrijgbaar.
Geëmailleerde
en gegla-
zuurde opper-
vlakken
Maak met warm water en een beetje zeepsop
schoon. Droog met een zachte doek af.
Knoppen Maak met warm water en een beetje zeepsop
schoon. Droog met een zachte doek af.
Deurglas Dit kan met een glasreiniger worden gerei-
nigd. Gebruik geen agressieve reinigingsmid-
delen of schrapers. Deze kunnen het
glasoppervlak bekrassen en beschadigen.