7
Wenken voor het gebruik
Eerste keer opladen
Tijdens de eerste maal opladen zal er een lichte geuront-
wikkeling ontstaan die onvermijdelijk is bij nieuwe onder-
delen. Zorg voor voldoende ventilatie tijdens deze korte
eerste periode.
Opladen
Het opladen van de accumulatorkachel gebeurt tijdens
de door het energiebedrijf aangegeven nachtstroompe-
riode en wordt via de regeling elektronisch gestuurd.
De hoeveelheid warmte die moet worden opgeslagen
wordt daarbij afhankelijk van de buitentemperatuur en
de hoeveelheid restwarmte in het toestel bepaald. De
zich aan de rechterzijde van het toestel bevindende
intensiteitsregelaar wordt bij dit type bedrijf op volle
oplading (geheel met de wijzers van de klok mee) gezet
(instelling door de fabriek).
Bij gebruik zonder regeling wordt de afdekkap afgeno-
men en de bijgevoegde draaiknop (zie afbeelding) op de
intensiteitsregelaar gestoken.
De hoeveelheid warmte die moet worden opgeslagen,
kan door het instellen van de draaiknop worden veran-
derd. Vuistregel: op zeer koude dagen hoge instelling
(knop naar rechts draaien), bij hogere buitentemperatu-
ren een lagere instelling kiezen. Wijzigingen van de
instelling mogen slechts langzaam geschieden. Bij
geheel naar links gedraaide knop vindt geen oplading
plaats.
Ruimtethermostaat
De ruimtetemperatuur wordt automatisch door een ruim-
te-thermostaat konstant gehouden. De gewenste tem-
peratuur (bv. 20°C) wordt op de instelknop van de ruim-
tethermostaat ingesteld. Men kan over een wand-
thermostaat of een ingebouwde thermostaat in de
spaarkachel beschikken.
Gedurende de nacht, of wanneer de ruimte niet in
gebruik is, zal de ruimtetemperatuur-instelling met ca.
4°C verlaagd worden. Een grotere temperatuurverlaging
is niet zinvol, daar anders de wanden van de ruimte te
sterk afkoelen. Bij verandering van de temperatuurin-
stelling duurt het een zekere tijd voor de nieuwe ruimte-
temperatuur bereikt is. Het is dan ook in rekening te
brengen dat na een nachtverlaging voldoende tijd (bv. 1
uur) voor het terug in gebruik nemen van de ruimte
opgeheven wordt. Bij de meeste ruimtethermostaten
kan de nachtverlaging over een schakelklok automatisch
gestuurd werden.
Bij langer onbenutten van een ruimte (bv. meerdere
dagen) kan de ruimtetemperatuur- regeling teruggevo-
erd worden tot een antivriesstand.
Onderhoud
Het is verstandig af en toe het gebied rond het afzui-
grooster en de onderste rije ventilatiegleuven van de
rechter zijwand schoon te zuigen. In het kader van de
onderhoudscycli adviseren wij tevens te controleren of
de controle- en regelorganen nog correct functioneren.
Dit dient minimaal eens in de 10 jaar te gebeuren om te
voorkomen dat er te veel energie wordt verbruikt.
Wat te doen bij storingen
Lees de aanwijzingen hieronder als er aan het toestel
storingen optreden. Kunt u de oorzaak van de storing
niet zelf vinden, bel dan uw installateur. Geef hierbij het
servicenummer. (E-Nr. en FD) van uw toestel op en pro-
beer de vastgestelde storing zo precies mogelijk te
beschrijven. Het servicenummer. bevindt zich op het
typeplaatje rechts onder het afblaasrooster:
Typeplaatje
Service-Nr.
Kleine storingen zelf verhelpen
Treedt een storing op, dan is het vaak een kleinigheid
1. De ruimte wordt niet voldoende verwarmd:
● De zekeringen voor accumulatorkachels in de meter-
kast controleren en eventueel vervangen of opnieuw
inschakelen. Springt de zekering er weer uit dan moet
de installateur op de hoogte worden gesteld.
● De intensiteitsregelaar voor het opladen op de accu-
mulatorkachel staat te laag afgesteld. De afstelling
corrigeren.
● De kamertemperatuur niet juist ingesteld. Zo nodig de
instelling corrigeren.
● De ventilator in de elektrische accumulatorkachel
werkt niet. De zekering in de meterkast controleren en
eventueel vervangen of opnieuw inschakelen. Springt
de zekering er weer uit, dan de installateur op de
hoogte stellen.
● Ramen en deuren staan constant open of in de ver-
trekken ernaast wordt niet gestookt, alhoewel men bij
het ontwerp is uitgegaan van verwarmde nevenver-
trekken. In dit geval bestaat er geen storing in het toe-
stel of in de regeling.
● De elektrische laadregeling is verkeerd ingesteld. Stel
op de juiste wijze in volgens de gebruiksaanwijzing
van de laadregeling.
2. Het vertrek is te warm
● De zekering van de laadregeling in de meterkast con-
troleren en eventueel vervangen of opnieuw inschake-
len. Springt de zekering er weer uit, dan moet de
installateur op de hoogte worden gesteld.
●
De kamertemperatuur is verkeerd ingesteld (zie punt 1)
● De regeling is verkeerd ingesteld (zie punt 1)
Voordat u de installateur opbelt dient u aan de hand van
de bovenstaande aanwijzingen te controleren of u de
storing niet zelf kunt verhelpen.
Volle oplading Geen oplading