77Bestuurdersplaats
Uitlaatgascontrolesysteem*
Het controlelampje dient ter controle van het uitlaatsysteem.
Controlelampje knippert:
Door een slecht draaiende motor kan de katalysator worden beschadigd.
Snelheid minderen en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde gespecialiseerde
werkplaats rijden en de motor laten controleren.
Controlelampje brandt:
Als zich tijdens het rijden een storing voordoet, neemt de kwaliteit van het
uitlaatgas af (bijv. lambdasonde defect). Snelheid minderen en voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde gespecialiseerde werkplaats rijden en de motor la-
ten controleren.
Koelvloeistofpeil*/-temperatuur
Het controlelampje gaat branden bij een te hoge koelvloei-
stoftemperatuur of een te laag koelvloeistofpeil.
Er is een storing als:
●Het controlelampje na enkele seconden niet weer uitgaat.
●Het controlelampje brandt of knippert onder het rijden en er klinken te-
gelijkertijd drie waarschuwingssignalen ⇒ .
Het koelvloeistofpeil kan te laag of de koelvloeistoftemperatuur te hoog
zijn.
Koelvloeistoftemperatuur te hoog
Indien het controlelampje brandt, stop de wagen, schakel de motor uit en
laat deze afkoelen. Koelvloeistofpeil controleren.
Als het koelvloeistofpeil in orde is, kan de storing door het uitvallen van de
koelluchtventilator zijn veroorzaakt. De zekering voor de koelluchtventilator
controleren en deze zo nodig laten vervangen ⇒ pagina 239.
Als na een korte rit het controlelampje opnieuw gaat branden, niet verder
rijden en de motor afzetten. Neem contact op met een Technische Dienst of
met een andere vakman.
Koelvloeistofpeil te laag
Indien het controlelampje brandt, stop de wagen, schakel de motor uit en
laat hem afkoelen. Eerst het koelvloeistofpeil controleren. Wanneer het
koelvloeistofpeil in het reservoir onder de "MIN"-markering staat, koelvloei-
stof bijvullen ⇒ .
ATTENTIE
●Als de wagen om technische redenen stilgevallen is, hem op een veili-
ge afstand van het verkeer zetten. De motor afzetten, de knipperlichten
inschakelen en de gevarendriehoeken op de weg zetten.
●Nooit de motorkap openen indien het lijkt dat damp of koelvloeistof
uit de motorruimte komt - gevaar voor brandwonden! Wachten tot er geen
damp of koelvloeistof meer ontsnapt.
●De motorruimte van elke wagen is een gevaarlijke zone. Voordat u
werkzaamheden in de motorruimte uitvoert, de motor afzetten en af laten
koelen. Altijd de waarschuwingsaanwijzingen op ⇒ pagina 207 in acht
nemen.
Dynamo
Het controlelampje geeft een defect aan in de dynamo.
Het controlelampje gaat branden wanneer u het contact inschakelt. Het
lampje moet na het aanslaan van de motor uitgaan.
'Veilig op weg' Bediening Advies en actie Technische Gegevens