SATEL INTEGRA 29
5. Als een melding verschijnt waarin u gevraagd wordt de wijzigingen op te slaan, druk dan
op de 1 toets.
6. Een bericht zal worden weergegeven dat de nieuwe gebruiker aangemaakt is. Druk op de
toets
om terug te keren naar het GEBRUIKERS submenu.
5.8.3 Een gebruiker wijzigen
Een persoon kan alleen gebruikers wijzigen waarvoor hij/zij meer rechten heeft dan de
gebruiker. Bijvoorbeeld; als gebruiker A gebruiker B heeft aangemaakt, en gebruiker B
heeft gebruiker C aangemaakt, dan kan gebruiker A, gebruiker B en C bewerken.
Maar gebruiker B kan niet de gebruikers bewerken van gebruiker A.
Een gebruiker kan nooit meer rechten krijgen dan de persoon die hem/haar wijzigt.
1. Voer de code in en bevestig dit met de
toets
.
2. Druk toets 2 twee keer in. De lijst met gebruikers wordt nu weergegeven.
3. Gebruik de en toetsen om een gebruiker te selecteren.
4. Druk op de
toets
. De lijst met te wijzigen functies zal worden weer gegeven.
5. Selecteer de te wijzigen functies voor de gebruiker en pas deze aan.
6. Als de instellingen gewijzigd zijn druk op de
toets
.
7. Als een melding verschijnt waarin u gevraagd wordt de wijzigingen op te slaan, druk dan
op de 1 toets.
8. Een bericht zal worden weergegeven dat de nieuwe gebruiker gewijzigd is. Druk op de
toets
om terug te keren naar gebruikerslijst.
5.8.4 Een gebruiker verwijderen
Een persoon kan alleen gebruikers verwijderen waarvoor hij/zij meer rechten heeft dan
de gebruiker. Als gebruiker A gebruiker B heeft aangemaakt. En gebruiker B maakt
gebruiker C aan, dan kan gebruiker A gebruiker B en C verwijderen.
1. Voer de code in en bevestig dit met de
toets
.
2. Druk op toets 2 en vervolgens toets 3. De lijst met gebruikers wordt nu weergegeven.
3. Gebruik de en toetsen om een gebruiker te selecteren.
4. Druk op de
toets
. Een bericht zal worden weergegeven dat de gebruiker verwijdert is.
5. Druk op de
toets
om terug te keren naar gebruikerslijst.
5.8.5 Toevoegen van een Proximity kaart / DALLAS iButton
1. Als een gebruiker wordt toegevoegd of gewijzigd, kies dan de NWE PROX.KAART OF NWE
DALLAS functie.
2. Gebruik de en toetsen om te selecteren hoe de kaart / iButton moet worden
toegevoegd. Het nummer van de kaart / iButton kan worden ingeleerd op een
geselecteerde kaartlezer/bediendeel of voer deze handmatig (hexadecimaal) in.
3. Druk op de
toets
.
4. Als het nummer van de kaart / iButton ingeleerd moet worden, volg dan de instructies op
het bediendeel. Hou de kaart / iButton eerst één keer voor de lezer om deze te lezen en
een tweede keer om te bevestigen. Druk daarna op de
toets
.
5. Als het nummer van de kaart / iButton handmatig ingevoerd wordt, voer deze dan in, in
hexadecimale met de toetsen op het bediendeel, en bevestig dit met de
toets
.