SyncThru™ Web Service | 196
Tabblad Beveiliging
Het tabblad Beveiliging omvat de secties System Security, Network Security, User Access
Control en System Log. Als u niet als beheerder bent aangemeld, hebt u geen toegang tot dit
tabblad (zie "Aanmelden bij SyncThru™ Web Service" op pagina 194).
• System Security: Selecteer in SyncThru™ Web Service het tabblad Security > System Security.
- System Administrator: Voer de gegevens van de systeembeheerder in. Het apparaat
verzendt een e-mailmelding naar het hier ingestelde e-mailadres. Deze functie is ook
beschikbaar vanaf het apparaat.
- Feature Management: Specificeert de services, veiligheid van pc-toepassingen, fysieke
poorten en te gebruiken eigenschappen van het netwerkprotocol. Selecteer de
eigenschappen die u wilt gebruiken en klik op Apply.
- Information Hiding: Specificeert welke informatie moet worden verborgen. Selecteer de
hoeveelheid gegevens die u wilt verbergen en klik daarna op Apply.
- Restart Device: U kunt uw apparaat opnieuw opstarten. Klik op de knop Restart Now om
opnieuw op te starten.
- Menu Management: U kunt het netwerkmenu inschakelen/uitschakelen. Markeer het menu
dat u wilt inschakelen en klik op Apply.
• Network Security: Selecteer in SyncThru™ Web Service het tabblad Security > Network
Security.
- Digital Certificate: U kunt digitale certificaten beheren. Een digitaal certificaat is een
elektronisch certificaat dat de veilige verbinding tussen communicatieknooppunten
controleert. U moet voor SSL-communicatie een certificaat toevoegen.
- Secure Connection: U kunt de beveiligde verbinding in- of uitschakelen om een meer
geavanceerd beveiligd netwerkkanaal te gebruiken. Voor een beveiligde communicatie
wordt het gebruik van de functie Secure Connection aangeraden.
- SNMPv3: U kunt SNMPv3 instellen.
- IP Security: U kunt de IP-beveiligingsinstellingen instellen.
- IP/MAC Filtering: U kunt de filteropties voor IP- en MAC-adressen instellen. Als de beheerder
geen filterregel voor IPv4-, IPv6- en MAC-adressen toevoegt, wordt er niets gefilterd. Als de
beheerder een filterregel heeft toegevoegd, zal de filtering op de ingevoerde IPv4-, IPv6- en
MAC-adressen worden toegepast.
▪ IPv4 Filtering: U kunt de IPv4-filtering in-/uitschakelen en ook de filterregels beheren.
▪ IPv6 Filtering: U kunt de IPv6-filtering in-/uitschakelen en ook de filterregels beheren.
▪ MAC Filtering: U kunt MAC-filtering in-/uitschakelen en filterregels beheren.
-
802.1x(External): U kunt de 802.1x beveiliging in-/uitschakelen en ook de filterregels
beheren.
• System Log: U kunt logboeken van gebeurtenissen die in het apparaat zij gebeurd bijhouden.
De beheerder kan de gebruiksinformatie van het apparaat met behulp van
systeemlogbestanden registreren en beheren. De systeemlogbestanden worden op het
massaopslagapparaat (harde schijf) van het apparaat opgeslagen. Wanneer de harde schijf vol
is, worden de oude gegevens gewist. Gebruik de exportfunctie om belangrijke auditgegevens
te exporteren en op te slaan.
- Log Configuration: U kunt het bijhouden van logbestanden in- of uitschakelen. U kunt ook
een back-up maken van logboekbestanden per periode en ze naar een opslagserver
verzenden.
- Log Viewer: U kunt logbestanden bekijken, verwijderen en zoeken.