[
31
]
Witbalans
● De aangepaste witbalans gebruiken
De instellingen voor de witbalans kunnen enigszins variëren, afhankelijk van de
opnameomgeving. U kunt de meest geschikte instelling voor de witbalans
selecteren voor een bepaalde opname-omgeving door de aangepaste witbalans
in te stellen.
1. Selecteer het menu AANGEPAST ( )
voor de witbalans en plaats een vel wit papier
voor de camera zodat het LCD-scherm
helemaal wit is.
2. Menuknop OK : Hiermee wordt de vooraf
ingestelde aangepaste
witbalans geselecteerd.
Knop BACK : Hiermee wordt de aangepaste witbalans geannuleerd.
Sluiterknop : Hiermee wordt de nieuwe aangepaste witbalans
opgeslagen.
- De waarde voor de aangepaste witbalans wordt toegepast vanaf de
volgende opname die u maakt.
- De door de gebruiker geconfigureerde witbalans blijft actief totdat deze
wordt overschreven.
AUTO : De camera selecteert
automatisch de juiste
witbalans, afhankelijk van
de omgevingsverlichting.
DAGLICHT : Voor opnamen buitenshuis.
BEWOLKT : Voor het maken van
opnamen bij een bewolkte,
donkere lucht.
Fluorescerend H : Voor het maken van opnamen overdag bij
fluorescerende verlichting.
Fluorescerend L : Voor het maken van opnamen bij wit fluorescerend licht.
KUNSTLICHT : Voor het maken van opnamen bij kunstlicht (gewone
gloeilamp).
AANGEPAST : Hiermee kan de gebruiker de witbalans instellen
afhankelijk van de opnamecondities.
De kleuren van de opgenomen beelden kunnen veranderen afhankelijk van het
beschikbare licht.
■ Met de instelling voor de witbalans kunt u de kleuren aanpassen zodat deze er
natuurlijker uitzien. Als een willekeurig menu, met uitzondering van het menu
AWB (Automatische witbalans), is geselecteerd, kunt u alleen het kleureffect
Negatief selecteren.
[Wit papier]