[
3
]
Opgepast
VOORZICHTIG geeft een mogelijk gevaar aan dat, als er niets aan wordt gedaan,
kan leiden tot minder ernstig letsel.
■ Lekkende, oververhitte of beschadigde batterijen kunnen leiden tot brand of letsel.
•Gebruik batterijen die geschikt zijn voor deze camera.
•Sluit batterijen niet kort, verhit ze niet en gooi ze niet in een open vuur.
•Plaats de batterijen in de juiste richting.
■ Verwijder de batterijen wanneer u de camera gedurende langere tijd niet wilt
gebruiken.
Batterijen kunnen gaan lekken en de onderdelen van de camera onherstelbaar
beschadigen.
■ Gebruik de flitser niet terwijl u deze vasthoudt met uw hand of aanraakt met een
of ander voorwerp. Raak de flitser na gebruik niet aan. Dit kan leiden tot
brandwonden.
■ Niet de camera bewegen als deze is ingeschakeld als u de oplader gebruikt.
Schakel de camera na gebruik altijd uit voordat u de adapter uit het stopcontact
verwijdert. Controleer vervolgens of alle verbindingssnoeren of kabels naar
andere apparaten zijn losgekoppeld voordat u de camera gaat vervoeren.
■ Raak de lens niet aan om te voorkomen dat u een onduidelijke opname maakt
of dat er een storing optreedt in de camera.
■ Zorg dat de lens of de flitser niet worden geblokkeerd tijdens het nemen van een foto.
■ Raadpleeg de instructies voordat u kabels of de netvoedingsadapter aansluit en
gebruik hierbij niet te veel kracht. Dit kan tot beschadiging van kabel of camera
leiden.
■ Creditcards kunnen worden gedemagnetiseerd als zij in de buurt van de
behuizing komen. Houd magneetstripkaarten uit de buurt van de behuizing.
Inhoud
GEREED
●
Systeemgrafiek
……………………5
●
Uitleg van onderdelen
………………6
■Voor- en bovenzijde ………………6
■Achter- en onderzijde………………7
■Onderzijde …………………………8
■Lampje voor zelfontspanner ………8
■Lampje voor camerastatus ………8
■Functiekiezer ………………………9
■Moduspictogram …………………10
●
Aansluiten op een voedingsbron
…10
●
De geheugenkaart plaatsen
………12
●
Instructies voor het gebruik van de
geheugenkaart
……………………13
●
Wanneer u de camera voor het eerst
gebruikt: Smart-knop
………………15
●
Indicator LCD-scherm
……………16
●
De opnamemodus starten
………17
■De modus AUTO gebruiken ……17
■De modus PROGRAMMA
gebruiken
17
■De modus voor geavanceerde
trillingsonderdrukking (ASR -
Advanced Shake Reduction)
gebruiken …………………………18
■Slimme afbeelding ………………18
■Hoe gebruikt u de functie Special
Effect
19
■Hoe gebruikt u de functie
PORTRAIT ………………………19
■Gezichtsherkenning ………………19
■Hoe gebruikt u de functie
SCENE ……………………………20
■De modus FILMCLIP
gebruiken …………………………20
■De filmclip opnemen zonder
spraak ……………………………20
■ Pauzeren tijdens het opnemen van
een filmclip
(voor continu opnemen) …………21
■Continu opnemen gebruiken ……21
●
Waar u op moet letten bij het maken
van opnamen
………………………21
●
De cameraknop gebruiken om de
camera in te stellen
………………22
■AAN/ UIT-knop ……………………22
■Sluiter-knop ………………………22
●
Zoomknop W/ T
……………………22
●
Het LCD-scherm gebruiken om de
camera-instellingen in te stellen
…24
■
Kleurtoon
…………………………25
■
Helderheid
…………………………25
■
Type scherpstelling selecteren
…26
■
Flitser
………………………………27
■
Formaat
……………………………28
■
Continue opname
…………………28
OPNAME