[28]
De cameraknop gebruiken om de camera in te stellen
U kunt de functies in de opnamemodus (AUTO, PROGRAMMA, DIAFRAGMAPRIORITEIT,
SLUITERPRIORITEIT, HANDMATIG, SPRAAKOPNAME, FILMCLIP en NACHTOPNAME)
instellen met behulp van de cameraknoppen.
Gebruikt voor het in- en uitschakelen van de camera.
Als de camera gedurende de ingestelde tijd niet wordt
gebruikt, wordt automatisch de stroom uitgeschakeld om de
batterijen te sparen. Raadpleeg pagina 95 voor meer
informatie over de functie voor automatisch uitschakelen.
AAN/UIT-knop
Gebruikt voor het maken van opnamen (beelden of spraak)
in de OPNAMEMODUS.
In de modus FILMCLIP
Als de sluiterknop volledig wordt ingedrukt, wordt het
opnemen van bewegende beelden gestart. Als u éénmaal
op de sluiterknop drukt, wordt een filmclip opgenomen
zolang de beschikbare opnametijd dit toelaat. Als u het
opnemen wilt stoppen, drukt u nogmaals op de sluiterknop.
In de modus STILL IMAGE (STILSTAAND BEELD)
Als u de sluiterknop halverwege indrukt, wordt de automatische scherpte-instelling
geactiveerd en wordt de instelling van de flitser gecontroleerd. Als u de sluiterknop volledig
indrukt, wordt de foto gemaakt en worden de afbeeldingsgegevens opgeslagen. Als u het
opnemen van een spraakmemo selecteert, wordt begonnen met opnemen zodra het
opslaan van de beeldgegevens is voltooid.
Draaiknop
Stel de scherpstellingsafstand in met de optie voor handmatige scherpstelling
(zie pagina 43). Stel de diafragma waarde en de sluitersnelheid in in de ASM mode
( zie pagina 42)
SLUITER-knop / Draaiknop
Als het menu niet wordt weergegeven, werkt de knop als
knop voor OPTISCHE ZOOM of DIGITALE ZOOM.
Zoomknop W/ T