[14]
De opnamemodus starten
ƈ De modus PROGRAMMA ( ) gebruiken
Als u de automatische modus selecteert, worden de
optimale instellingen geconfigureerd voor de camera. U
kunt nog steeds alle functies configureren, met
uitzondering van de diafragmawaarde en de
sluitersnelheid.
1. Selecteer de modus PROGRAMMA door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
2. Druk op de menuknop om geavanceerde functies
te configureren, zoals beeldformaat (p. 32), kwaliteit
(p. 32), lichtmeting (p. 33), continue opname (p. 33)
en speciale effecten (p. 24).
ƈ De modus HANDMATIG ( ) gebruiken
U kunt alle functies handmatig configureren, inclusief
de diafragmawaarde en de sluitersnelheid.
1. Selecteer de modus HANDMATIG door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
2. Druk op de knop +/- om het menu voor de
sluitersnelheid en diafragmawaarde weer te geven.
Knop Omhoog/Omlaag: diafragmawaarde wordt
gewijzigd
Knop Links/Rechts: sluitersnelheid wordt gewijzigd.
3. Druk tweemaal op de knop +/- en maak een opname.
* Bij lagere diafragmawaarden wordt het onderwerp scherp weergegeven, maar is
de achtergrond wazig. Bij hogere diafragmawaarden worden zowel het onderwerp
als de achtergrond scherp weergegeven.
* Bij hoge sluitersnelheden kan een stilstaand beeld worden gemaakt van een
bewegend voorwerp zodat het lijkt alsof het voorwerp niet beweegt. Bij lage
sluitersnelheden kan een bewegend voorwerp worden weergegeven met een
'actief' effect.
ƈ De modus AUTO ( ) gebruiken
Selecteer deze modus om snel en eenvoudig foto's te maken met minimale
gebruikersinteractie.
[Modus AUTO]
[Handmatige modus]
[modus PROGRAMMA]
ƃ Als het kader voor automatische scherptestelling rood wordt wanneer u de
sluiterknop halverwege indrukt, betekent dit dat u niet kan scherpstellen op
het onderwerp. In dat geval is de camera niet in staat een scherpe opname
van een tafereel te maken.
INFORMATIE
1. Plaats de batterijen(p.9). Plaats de batterijen en
zorg ervoor dat deze in de juiste richting zitten
(+ / -).
2. Plaats de geheugenkaart (p. 9). Aangezien deze
camera een intern geheugen van 20MB heeft,
hoeft u geen geheugenkaart te plaatsen. Als
geen geheugenkaart wordt geplaatst, worden
opnamen opgeslagen in het interne geheugen.
Als de geheugenkaart is geplaatst, worden
opnamen opgeslagen op de geheugenkaart.
3. Sluit het klepje voor het batterijvak.
4. Druk op de aan/uit-knop om de camera in te
schakelen.
(Als de datum en tijd die worden weergegeven op het LCD-scherm onjuist
zijn, stelt u deze opnieuw in voordat u een opname gaat maken.)
5. Selecteer de modus AUTO door aan de keuzeschijf voor modusselectie te
draaien.
6. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en bekijk welke opname
u wilt maken met behulp van de zoeker of het LCD-scherm.
7. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.