Veiligheidsvoorschriften
139
Het mobiele toestel goed onderhouden en
gebruiken
Houd het toestel droog
Vocht en allerlei soorten vloeistoen kunnen onderdelen van het toestel of •
elektronische circuits beschadigen.
Als het toestel nat is, verwijdert u de batterij zonder het toestel aan te zetten.
•
Droog het toestel met een doek en breng het naar een servicecenter.
Door de vloeistof verandert de kleur van het label dat de waterschade in
•
het toestel aangeeft. Waterschade aan het toestel kan de garantie van de
fabrikant laten vervallen.
Gebruik of bewaar het toestel niet in stoge of vuile
omgevingen
Door stof kan het toestel beschadigd raken.
Leg het toestel niet op hellende vlakken
Als het toestel valt, kan het beschadigd raken.
Bel verstandig en schat de verkeersdrukte in. Start een gesprek wanneer
•
u stilstaat of voordat u zich in het verkeer begeeft. Probeer gesprekken te
plannen tijdens perioden dat uw auto stilstaat. Als u toch iemand moet
bellen, kies dan eerst een paar cijfers van het nummer, controleer vervolgens
de weg en de spiegels en ga dan verder.
Begin niet aan stressrijke of emotionele gesprekken waardoor uw aandacht
•
kan verslappen. Laat de mensen waarmee u spreekt weten dat u aan het
rijden bent en onderbreek gesprekken waardoor uw aandacht mogelijk van
de weg wordt afgeleid.
Gebruik uw toestel om hulp in te schakelen. Bel een lokaal alarmnummer in
•
het geval van brand, verkeersongelukken of andere noodsituaties.
Gebruik uw toestel om anderen in noodsituaties te helpen. Als u een
•
verkeersongeval, een misdrijf of een noodsituatie waarbij levens in gevaar zijn
ziet, belt u een lokaal alarmnummer.
Bel indien nodig het nummer van een hulpdienst of een speciaal niet-
•
alarmnummer voor verdere hulp. Als u een gestrand voertuig ziet dat geen
direct gevaar oplevert, een kapot verkeersteken, een klein verkeersongeval
waarbij niemand gewond lijkt of een auto waarvan u weet dat die is
gestolen, belt u een nummer van een hulpdienst of een ander, speciaal
niet-alarmnummer.