17
6 ROOKKANAAL
Hieronder enkele aanbevelingen omtrent de plaatsing van een goed rookkanaal maar ze mogen niet
worden beschouwd als een vervanging van de geldende normen, waarvan de gekwalificeerde technicus
in het bezit moet zijn. De fabrikant van de kachel wijst elke burgerlijke of strafrechtelijke
aansprakelijkheid af voor een slechte werking van de kachel, te wijten aan een rookkanaal met
verkeerde afmetingen en/of dat niet voldoet aan de geldende voorschriften, die in acht moeten worden
genomen. Het rookkanaal of de schoorsteen moet vakkundig worden gebouwd en met categorie ≥
T200. Het rookkanaal moet verticaal lopen, zonder knelpunten, en bestand zijn tegen condensatie en
roetbrand. Het rookkanaal moet aan de buitenkant worden geïsoleerd om afkoeling van de rookgassen
te voorkomen en het moet met een condens afvoer zijn uitgerust. Als de schoorsteen een betonnen
schacht is, moet u hem tuberen. Het rookkanaal moet voor de reiniging kunnen worden geïnspecteerd
en moet op voldoende afstand staan van ontvlambare en/of brandbare materialen.
Hieronder melden we de in acht te nemen minimumafstanden van eventuele schoorstenen of
terugstroomgebieden.
Controleer of de onderdruk tussen het rookkanaal en de omgeving overeenstemt met de technische
kenmerken. De minimumhoogte van het rookkanaal is 3,5 meter en de diameter moet voldoen aan de
eisen en in ieder geval niet minder zijn dan 100 mm. Controleer de juiste configuraties volgens UNI
EN 13384-1. Het rookkanaal moet altijd proper zijn, eventuele roetresten verkleinen de doorsnede
van de schoorsteen, waardoor het rookkanaal minder trekt en roetbrand kan ontstaan.
Laat het rookkanaal en de schoorsteen pot minstens één keer per jaar of na periodes van inactiviteit
door een gespecialiseerde schoorsteenveger reinigen voordat u de kachel weer inschakelt.
Verwaarlozing van de reiniging kan de goede werking van het toestel schaden.
6.1 Schoorsteenkanaal
De opening voor de rookafvoer moet minstens het dubbel zijn van de doorsnede van het rookkanaal
en binnendringen van sneeuw en dieren moet worden voorkomen. De uitlaat in de atmosfeer moet
buiten het terugstroomgebied liggen, veroorzaakt door de vorm van het dak en/of obstakels die zich
in de buurt bevinden. Schenk aandacht aan dakramen en mansardedaken.