532783
376
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/382
Next page
3
Inhoud
De Fantom-G Live gebruiken.................. 5
De eerste stappen in het gebruik van de Fantom-G Live .................................................6
Op het keyboard uitvoeren.......................................................9
Een enkele klank (Patch) selecteren en afspelen ..........................................................10
Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen (Layer/Split)...............................................11
Een set klanken voor een Live uitvoering creëren ........................................................14
Op de Pads uitvoeren............................................................15
Grondbeginselen van een Pad .................................................................................16
De Pads gebruiken om ritme klanken te spelen ...........................................................17
De Pads gebruiken om gesamplde klanken te spelen...................................................19
De Pads gebruiken om Sequenced frases te spelen (RPS) .............................................21
Een Song creëren .............................. 23
Wat is een sequencer?............................................................................................24
De apparatuur in orde maken ..................................................................................26
Procedure voor het creëren van een Song..................................................................27
Voorbereidingen voor Song productie.......................................................................28
MIDI gebruiken voor opname (recording) van het ritme in Realtime...............................31
De bas en piano als MIDI voor opname (recording) in Realtime ...................................35
Audio bestanden vanaf de computer importeren.........................................................36
Klanken van een microfoon of gitaar opnemen...........................................................38
Song Edit gebruiken om samples of frases te arrangeren .............................................41
De totale balans aanpassen .....................................................................................42
Mastering ..............................................................................................................43
De Song opslaan....................................................................................................44
Een CD van de voltooide Song maken ......................................................................45
4
Deze snelle start is op de Fantom-G6, de Fantom-G7 en de Fantom-G8 van toepassing. De handleiding gebruikt
de term ‘Fantom-G’ om deze drie modellen aan te geven.
De toelichtingen in deze handleiding bevatten illustraties, die afbeelden, wat eigenlijk op het beeldscherm zou
moeten worden weergegeven. Let echter op, dat het apparaat een nieuwere uitgebreidere versie van het systeem
kan hebben (bijvoorbeeld nieuwere klanken), zodat wat u werkelijk op het beeldscherm ziet, niet altijd met wat in
de handleiding staat, overeenkomt.
In het belang van product verbetering kunnen de specificaties en/of uiterlijk van dit apparaat zonder
voorafgaande mededeling veranderen.
Auteursrecht © 2008 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming van
ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.
De Fantom-G Live gebruiken
6
De eerste stappen in het gebruik van de
Fantom-G Live
Een Patch is een standaard klank op de Fantom-G. Deze correspondeert met een individueel instrument,
zoals een piano, orgel of gitaar.
Wanneer u de Fantom-G voor de eerste keer bespeelt, adviseren wij u, dat u deze in Single modus
gebruikt. Dit is de eenvoudigste en meest standaard modus, waarin de Fantom-G kan worden gebruikt,
alsof u deze als een piano of orgel bespeelt.
fig.0-00a
Live modus stelt u in staat om maximaal acht Patches tegelijk te spelen. Over het algemeen zijn er twee
manieren, waarop u Live modus kunt gebruiken:
Eén manier is om meerdere klanken gelijkertijd te horen, wanneer u een toets indrukt. Deze instelling wordt
een Layer genoemd.
‘Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen (Layer/Split)’ (p. 11 van deze handleiding).
De andere manier is om verschillende klanken aan het linker en rechter gebied van het toetsenbord toe te
kennen, waardoor u aparte instrumenten met uw linker en rechterhand kunt spelen. Deze instelling wordt
een Split genoemd.
fig.0-00b
Wat is een Patch?
Wat is een Single modus?
Wat is Live modus?
7
De eerste stappen in het gebruik van de Fantom-G Live
Studio modus zult u gebruiken om een Song te creëren. Deze heeft zestien onderdelen en u kunt aan elk
onderdeel een Patch toekennen om zestien verschillende klanken tegelijkertijd te benutten.
U kunt het mixer beeldscherm gebruiken om de Song te mengen door het niveau en Pan instellingen, etc,
voor elk onderdeel aan te passen.
Het voordeel van Studio modus is, dat het zestien onderdelen heeft, maar u moet er rekening mee houden,
dat de effecten storend kunnen werken als u van klank verandert. De klank zal niet worden onderbroken als
u Single modus of Live modus gebruikt, dus Single modus of Live modus zijn voor Live
uitvoeringen de beste optie.
fig.0-00b
Wat is studio modus?
8
De eerste stappen in het gebruik van de Fantom-G Live
Wanneer u een originele Patch heeft gecreëerd, moet u deze als een gebruiker Patch opslaan als u deze
later weer wilt gebruiken. Dit heet ‘Writing’. De procedure om een originele Patch in het geheugen weg te
schrijven wordt hieronder getoond.
Als u een andere Patch selecteert, voordat u de originele Patch wegschrijft, zullen
deze door u gemaakte veranderingen verloren gaan.
* Gebruiker Patches hebben de aanwijzing ‘USER’ voor hun naam, bijvoorbeeld ‘USER 001 : INITIAL
PATCH’. Gebruiker Patches zijn voor het opslaan van originele klanken.
* De wegschrijf procedure voor een Live set of studio set is hetzelfde.
fig.0-000c_e.eps
Gemaakte instellingen opslaan
Specificeer, waarheen u wilt wegschrijven.
Wijs een naam aan de Patch
(of Live set of studio set) toe.
The WRITE MENU screen appears.
Op het keyboard uitvoeren
10
Een enkele klank (Patch) selecteren en afspelen
Hier wordt getoond, hoe u een enkele categorie klanken kunt bezichtigen (zoals alleen de piano Patches of
alleen de orgel Patches) en één ervan kunt selecteren.
1. Druk op de [SINGLE] knop.
fig.0-01
2. Druk op [F1 (Patch List)] om toegang tot het Patch lijst scherm te krijgen.
fig.0-03
3. Gebruik [F1][F2] om een categorie (van klanken, zoals piano, orgel of bas) te selecteren
en gebruik vervolgens de VALUE draaischijf of [DEC] [INC] om een Patch te selecteren.
Wanneer u een Patch heeft geselecteerd, druk op [F8 (Select)] om uw keuze te
bevestigen.
fig.0-04
Als u op [F7 (Preview)] drukt, hoort u een frase van de geselecteerde klank, die binnen het
type (categorie) van de Patch (frase Preview) past.
U kunt ook het voorpaneel [knop 4] gebruiken om een categorie te selecteren en
[schuifregelaar 8] gebruiken om door de lijst te bladeren.
U kunt ook ritmische klanken vanaf het toetsenbord spelen. In het Patch List scherm hierboven
drukt u op [F4 (Rhythm Set)] om een lijst ritme sets te zien.
De gevoeligheid van het toetsenbord aanpassen
U kunt de manier, waarop het volume op de speel dynamiek reageert, aanpassen
‘Hoe systeem functie instellingen maken’ (p. 286 van de gebruikershandleiding).
‘Keyboard Velocity Sens (Toetsenbord aanslaggevoeligheid)’ (p. 288 van de
gebruikershandleiding).
Een klank selecteren (Single modus)
11
Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen
(Layer/Split)
U kunt twee of meer Patches tegelijkertijd spelen, bijvoorbeeld een piano en bel, die tegelijk klinken,
wanneer u een toets indrukt. Dit wordt een Layer genoemd.
U kunt ook verschillende klanken in het linker en rechter gebied van het toetsenbord spelen. U zou
bijvoorbeeld een bas klank met uw linkerhand kunnen spelen, terwijl u een piano klank met uw rechterhand
speelt. Dit wordt een Split genoemd.
In de illustratie hieronder is alleen in het hoge register een piano met een bel verbonden om een
sprankelende piano klank te produceren.
fig_layer_e.eps
Laten we een Live set gebruiken om een klank, zoals hierboven, te creëren.
1. Druk op [LIVE] om Live modus te selecteren.
2. Druk op [F5 (LiveSet List) om de Live setlijst te bekijken.
3. Draai de VALUE draaischijf of gebruik [DEC][INC] om ‘PRST 512: Sitar Gliss’ te selecteren.
Nadat u een Live set heeft geselecteerd, druk op [F8 (Select)] om uw keuze te bevestigen.
Procedure
Een Live set selecteren
Piano
Bel
12
Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen (Layer/Split)
1. Druk in het Live Play (Layer/Split) scherm op [F2 (Utility)] en druk vervolgens op [F6
(Initialize)].
2. Gebruik / om ‘Default’ te kiezen.
3. Druk op [F8 (Select)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4. Druk op [F7 (OK)] om initialisatie uit te voeren.
5. Druk op [F8 (Exit)] om naar het vorige scherm terug te keren.
1. Gebruik in het Live Play (Layer/Split) scherm de cursor knoppen om de cursor naar de
KBD (toetsenbord schakelaar) indicatie voor onderdeel 1 te verplaatsen.
2. Schakel ook, op dezelfde manier, de toetsenbord schakelaar voor onderdeel 2 in.
Onderdelen, waarvan de toetsenbord schakelaar is ingeschakeld, kunnen op het toetsenbord worden gespeeld.
Omdat u de toetsenbord schakelaar voor onderdelen 1 en 2 heeft ingeschakeld, zullen deze tegelijkertijd klinken.
1. Laten we de Patch selectie voor onderdeel 1 veranderen, zodat deze als een piano klinkt.
fig.0-05d_e.eps
2. Verander op dezelfde manier de Patch selectie voor onderdeel 2, zodat deze een bel
klank speelt (categorie ‘Bell’).
De Live set initialiseren
De toetsenbord schakelaar voor onderdelen 1 en 2 inschakelen
Patches (klanken) selecteren
Gebruik de cursor knoppen (omhoog/omlaag) om
onderdeel 1 te selecteren, druk vervolgens op [F1
(Patch List)] en …
Gebruik [F1][F2] om ‘AC.Piano’ te selecteren en
gebruik de VALUE draaischijf om de gewenste piano
Patch te selecteren. Wanneer u uw keuze heeft
gemaakt, druk op [F8 (Select)] om dit te bevestigen.
13
Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen (Layer/Split)
In het Live Play (Layer/Split) scherm kunnen we het toonhoogte bereik voor elk onderdeel specificeren.
1. In het Live Play (Layer/Split) scherm gebruikt u de cursor knoppen om de cursor naar de
‘Lower’ instelling van onderdeel 2 te verplaatsen.
2. Specificeer het toonhoogte bereik. Draai de VALUE draaischijf om de waarde te
specificeren.
fig.0-05b_e
U kunt ook instellingen maken, zodat het linker en rechter gebied van het toetsenbord klanken
gescheiden speelt zonder hiervan lagen te maken (bijvoorbeeld, bas aan de linkerhand en
piano aan de rechterhand). Deze opstelling wordt een Split genoemd.
Pas de balans aan, zoals gewenst. U zou bijvoorbeeld voornamelijk de piano willen horen met een klein
beetje bel. De acht schuifregelaars in het Live Play (Layer/Split) scherm corresponderen met het niveau van
de onderdelen. U kunt deze door de acht schuifregelaars op het Fantom-G paneel te bewegen aanpassen.
Door [F7 (Mixer)] in te drukken, krijgt u toegang tot het mixer scherm, waar u de Pan (links/
rechts positie) en de hoeveelheid effect voor de onderdelen kunt aanpassen.
Voor meer informatie over effect instellingen, zoals reverb en chorus
‘Effecten toevoegen’ (p. 150 van de gebruikershandleiding).
Veranderingen, die u maakt, zijn tijdelijk en zullen verloren gaan als u de stroom uitschakelt,
de geluid generator modus omschakelt of een andere Live set selecteert. Als u de Live set wilt
behouden, moet u deze opslaan, zoals in ‘De gemaakte instellingen opslaan’ (p. 8)
van deze handleiding) staat beschreven.
Het toonhoogte bereik specificeren
De volume balans van de piano en bel aanpassen
Alleen piano Piano + Bel
14
Een set klanken voor een Live uitvoering
creëren
U kunt een lijst van de Patches, Live sets, studio sets en Songs, die u regelmatig gebruikt, creëren en deze in
de volgorde plaatsen, waarin deze tijdens uw Live show zullen worden gebruikt, zodat de klanken, die u
nodig heeft, meteen geselecteerd kunnen worden. Deze toepassing wordt de Favorite functie genoemd.
U zou, bijvoorbeeld, een lijst kunnen creëren met de klanken, die u voor de eerste Live uitvoering gaat
gebruiken. Ook kunt u deze met één klik doorlopen.
Als u klanken in het Favorite scherm registreert, bent u in staat om deze onmiddellijk te selecteren door een
Pad in te drukken. U kunt zestien van deze sets creëren, en elke set wordt een ‘Bank’ genoemd.
fig.5-99
Voor meer informatie over de Favorite functie gebruiken
‘Een lijst van veel gebruikte klanken creëren (Favorite)’ (p. 54 van de
gebruikershandleiding).
Overzicht
De beeldscherm achtergrond veranderen
De Fantom-G geeft u de mogelijkheid om de beeldscherm achtergrond te veranderen. U kunt de
Fantom-G een persoonlijk tintje geven door voor een favoriete foto of afbeelding te kiezen.
‘ De beeldscherm achtergrond veranderen (Wallpaper)’ (p. 299 van de
gebruikershandleiding).
Screen Saver
Deze functie stelt u in staat om een eenvoudige animatie te laten verschijnen, wanneer de
Fantom-G voor een bepaalde tijd niet gebruikt wordt.
Omdat de Fantom-G een de TFT liquid crystal beeldscherm gebruikt, zou als hetzelfde scherm
voor een langere tijd wordt getoond, zou deze in het beeldscherm kunnen branden. Om dit te
voorkomen, raden wij aan, dat u de Screen Saver gebruikt.
‘Hoe systeem functie instellingen maken’ (p. 286 van de gebruikershandleiding).
‘Screen Saver’ (p. 297 van de gebruikershandleiding).
Op de Pads uitvoeren
16
Grondbeginselen van een Pad
U kunt samples, ritmes of frases spelen door op de Fantom-G Pads te slaan of u kunt ze als zestien
schakelaars gebruiken om de verschillende parameters uit/in te schakelen. De Pads kunnen in één of
zestien modi functioneren. Druk op [PAD MODE] om tussen de Pad modus te wisselen.
1. Druk op [PAD MODE].
[PAD MODE] gaat knipperen, waarna de huidig geselecteerde Pad modus (Pad [1]-[16]) gaat knipperen.
2. Druk op een Pad [1]-[16].
De Pad modus wordt omgeschakeld. Zie de tabel hieronder voor een uitleg van wat ieder Pad doet en de
referentie naar gebruikershandleiding pagina:
3. De Pad modus wordt op de volgende schermen aangegeven:
PAD_1_e.EPS
Als u een Live set of een studio set verandert, zal de Pad modus ook worden veranderd. Als u
de Pad modus niet wilt veranderen, stel de ‘Pad Assign Source’ in systeem op ‘SYS’.
‘Hoe systeem functie instellingen maken’ (p. 286 van de gebruikershandleiding).
‘Pad toewijs bron’ (p. 288 van de gebruikershandleiding).
Pad
nummer
Pad modus Uitleg
Pagina
handleiding
1 SAMPLE PAD De Pads spelen een sample set. p. 191
2 RHYTHM De Pads spelen een ritme set. p. 192
3 CHORD MEMORY De Pads veranderen het akkoord van de akkoord geheugen functie. p. 193
4 ARPEGGIO De Pads veranderen de arpeggio stijlen. p. 193
5 RPS De Pads spelen frases. p. 194
6 RHYTHM PTN De Pads spelen ritme patronen p. 196
7 TONE SEL/SW De Pads selecteren tonen en schakelen deze aan/uit. p. 197
8 TRACK MUTE De Pads schakelen de sequencer Tracks uit (Silence). p. 197
9 BOOKMARK De Pads registeren of roepen veelvuldig gebruikte schermen op. p. 198
10 MIDI TX SW De Pads schakelen externe MIDI zend kanalen (1-16) aan/uit. p. 198
11 EFFECT SW De Pads veranderen effecten (andere dan de Patch multi-effect). p. 199
12 PATCH MFX SW De Pads veranderen de Patch multi-effect voor elk onderdeel. p. 199
13 PART SELECT De Pads selecteren onderdelen (1-16) en Banks (INT/EXP1/EXP2/EXT). p. 200
14 PART MUTE De Pads schakelen onderdelen (1-16) en Banks (INT/EXP1/EXP2) uit (Silence). p. 200
15 USER GROUP De Pads registeren/roepen gebruikersgroep Patches, Live sets of studio sets
op.
p. 201
16 FAVORITE De Pads registeren/roepen favoriete instellingen op. p. 202
Single modus Live modus
17
De Pads gebruiken om ritme klanken te
spelen
De Pads zijn ideaal om ritme klanken te spelen. U kunt de dynamiek van de klank variëren door de kracht
van de slagen op de Pads te veranderen.
1. Druk op [PAD MODE], en druk vervolgens op Pad [2] (RHYTHM).
2. Wanneer u op een Pad [1]-[16] drukt, hoort u een ritme klank.
1. Druk op [PAD SETTING].
2. Gebruik de cursor knoppen om ‘Bank’ of ‘nummer/naam’ te selecteren en gebruik de
VALUE draaischijf om een ritme set te kiezen. Druk op [F8 (Exit)] om naar het vorige
scherm terug te keren.
fig.1-01
3. U kunt de ritme set klanken in de volgende schermen bekijken of veranderen.
fig.0-02
Klanken selecteren
Single modus Live modus
Deel, waarvan RHY (ritme Pad) schakelaar aan is.
Type “ ”
18
De Pads gebruiken om ritme klanken te spelen
U kunt de manier, waarop de slagkracht van het Pad met het volume correspondeert, aanpassen.
Druk op [PAD SETTING] [F1] (System) om toegang tot het instelling scherm te krijgen, en stel ‘Pad Sens’
naar wens in.
Als u de instellingen wilt behouden, druk op [F7 (Sys Write)].
Voor sommige klanken wilt u het volume niet veranderen.
Druk op [PAD SETTING] om toegang tot het instelling scherm te krijgen en stel ‘Pad Velocity’ (Pad
aanslaggevoeligheid) naar wens in.
Als u de instellingen wilt behouden, druk op [F7 (Write)].
De Pad gevoeligheid naar wens aanpassen
Waarde Pad reactie
LIGHT Zelfs lichte slagen kunnen met gemak hoge volume produceren.
MEDIUM Tussen LIGHT en HEAVY gevoeligheid.
HEAVY Krachtige slagen zijn nodig om hoge volume te produceren.
De Pads op een gespecificeerde volume vastzetten
Waarde Pad volume
SYSTEM De systeem instelling van ‘Pad Velocity’ (gebruikershandleiding p. 288) zal worden
gebruikt.
1–127 Het gespecificeerde volume zal klinken, ongeacht de kracht van de slag.
19
De Pads gebruiken om gesamplde
klanken te spelen
Klanken (samples), die door samplen tot stand zijn gekomen, kunnen snel en makkelijk vanaf de Pads
worden gespeeld. U kunt korte ‘Shots’ (slagen) samplen en deze als percussie instrumenten spelen. U kunt
ook hele frases samplen en deze met een enkele druk op de knop afspelen.
1. Druk op [PAD MODE] en druk vervolgens op Pad [1] (SAMPLE PAD).
2. Druk op een Pad [1]-[16] om de sample af te spelen.
1. Druk op [PAD SETTING].
2. Gebruik de cursor knoppen om ‘Number/Name’ te selecteren en gebruik de VALUE
draaischijf om de sample set te kiezen, die u bij gebruik van de Pads wilt spelen.
Om de sample, die door elk Pad wordt gespeeld, te selecteren, gebruikt u de cursor knoppen om ‘Sample
Number’ te selecteren en vervolgens draai de VALUE draaischijf om een sample te selecteren.
Als u de instellingen wilt behouden, druk op [F7 (Write)]. Om naar het vorige scherm terug te keren, druk
op [F8 (Exit)].
3. U kunt ook de sample set ook in de volgende schermen bekijken of veranderen.
PAD_3_e.EPS
De samples selecteren
Sample set
Samples voor Pads 1-16
Single modus Live modus
Part, waarvan RHY (ritme Pad) schakelaar is ingeschakeld.
TYPE “ ”
20
De Pads gebruiken om gesamplde klanken te spelen
De Fantom-G kan WAV/AIFF formaat audio bestanden van de computer importeren en deze als samples
afspelen.
Hier zullen we uitleggen, hoe u audio bestanden via een USB geheugen (apart verkrijgbaar)
kunt importeren. Zelfs als u geen USB geheugen heeft, kunt u audio bestanden naar de
Fantom-G’s interne geheugen kopiëren.
1. Maak het audio bestand (WAV/AIFF formaat) gereed op de computer.
2. Gebruik een USB kabel (apart verkrijgbaar) om de Fantom-G’s USB COMPUTER
aansluiting op de computer aan te sluiten.
3. Druk op [MENU].
4. Draai de VALUE draaischijf om ‘USB Storage’ te kiezen, en druk op [F8 (select)].
5. Druk op [F2 (USB Memory)].
Als u het interne geheugen van de Fantom-G gaat gebruiken, druk op [F1 (Internal)].
6. Het USB geheugen verschijnt op de computer. Creëer een map op het USB geheugen
‘IMPORT’ genaamd en kopieer het audio bestand (WAV/AIFF formaat) naar die map.
7. Wanneer u klaar bent met kopiëren, verwijder het USB geheugen van de computer, en
druk vervolgens op [F8 (Exit)] op de Fantom-G.
Windows Vista/XP gebruikers:
In ‘mijn computer’ klikt u met de rechter muisknop het icoon ‘verwijderbare harddisk’ aan en voer
‘verwijder’ uit.
Mac OSX gebruikers:
Sleep de USB Drive icoon naar de prullenbak.
8. Druk op [MENU].
9. Draai de VALUE draaischijf om ‘Import Audio’ te kiezen en druk op [F8 (Select)].
10. Druk op [F2 (USB Memory)].
Als u het interne geheugen van de Fantom-G gaat gebruiken, druk op [F1 (Internal)].
11. Druk op [F8 (Import Audio)].
Een bevestiging verschijnt.
12. Druk op [F7 (OK)].
Het bestand zal worden geïmporteerd, en het sample lijst scherm verschijnt.
Het geïmporteerde bestand zal aan de sample lijst als een sample worden toegevoegd. Deze
sample is tijdelijk en zal verloren gaan als u de stroom uitzet. Als u deze wilt behouden, druk
op [F2 (Save)] om op het sample lijst scherm op te slaan.
‘Een sample opslaan (Save)’ (p. 274 van de gebruikershandleiding).
Nadat u heeft geïmporteerd, verwijder de inhoud van de ‘IMPORT’ map van het USB
geheugen.
13. Als u de geïmporteerde sample van een Pad af wilt spelen, selecteert u de sample klank,
die u voor dat Pad wilt spelen.
‘De samples selecteren’ (p. 19 van deze handleiding).
Klanken (samples) van de computer importeren
WAV
AIFF
21
De Pads gebruiken om Sequenced frases
te spelen (RPS)
U kunt de Pads gebruiken om zelf gecreëerde Sequenced frases te spelen. Dit wordt de RPS (Realtime
Phrase Sequence) functie genoemd. Door bijvoorbeeld gewoonweg te specificeren, dat Pad nummer 2
frase nummer 0005 zal spelen, kunt u op die Pad drukken om de toegewezen frase te spelen.
1. Druk op [PAD MODE] en druk vervolgens op Pad [5] (RPS).
2. Wanneer u op een Pad [1]-[16] drukt, zal de aan dat Pad toegewezen frase afspelen.
1. Druk op [PAD SETTING].
2. Gebruik de cursor knoppen om ‘RPS Set Number’ te selecteren en gebruik de VALUE
draaischijf om de RPS set te selecteren, die u bij gebruik van de Pads wilt spelen.
Om de frase, die door elk Pad wordt gespeeld, te selecteren, gebruikt u de cursor
knoppen om ‘Phrase Number’ te selecteren en gebruik vervolgens de VALUE draaischijf
om uw keuze te maken.
Als u de instellingen wilt opslaan, drukt u op [F7 (Write)]. Druk op [F8 (Exit)] om naar het vorige scherm
terug te gaan.
Een frase selecteren
RPS set
Frases, die aan Pads 1-16 zijn toegewezen
22
De Pads gebruiken om Sequenced frases te spelen (RPS)
1. Gebruik de sequencer om een frase op te nemen.
Gebruikershandleiding ‘In een frase opnemen’ (p. 220).
2.Sla de frase op.
Gebruikershandleiding ‘Een frase opslaan (Save)’ (p. 216).
3.Selecteer de frases, die door elk Pad wordt gespeeld.
Deze handleiding ‘Een frase selecteren’ (p. 21).
1. Druk op [TEMPO].
Het Tempo venster verschijnt.
2. Draai de VALUE draaischijf of gebruik [INC] [DEC] om het afspeel tempo te specificeren.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en de VALUE draaischijf te draaien, kunt u nauwkeurige aanpassingen
onder de decimale punt maken.
Als u op [F7 (Click)] drukt om deze in te schakelen, zal er een klik in het gespecificeerde tempo klinken.
De klik zal iedere keer als u de knop indrukt aan/uitschakelen.
Als u op [F6 (Tap Tempo)] drukt, kunt u het tempo specificeren door de knop herhaaldelijk op het
gewenste tempo in te drukken (Tap Tempo). Druk de knop drie of meer keer op kwart noot intervallen
van het gewenste afspeel tempo in.
3. Wanneer u klaar bent met de instellingen, drukt u op [F8 (Close)].
De Pads gebruiken om in sequencer opgenomen frases te spelen
De frase afspeel tempo specificeren
Een Song creëren
24
Wat is een sequencer?
Met de sequencer kunt u een Song te creëren door uw uitvoering op het keyboard of Pads op te nemen of
door audio bronnen, zoals een microfoon of gitaar, die op de Fantom-G’s ingang jacks zijn aangesloten,
op te nemen en vervolgens de Song af te spelen.
De Fantom-G sequencer kan MIDI en audio opnemen.
MIDI (frases)
MIDI slaat de keyboard en Pad uitvoering als uitvoeringsdata op. Elke sequence opgenomen MIDI data
wordt een ‘frase’ genoemd. U kunt maximaal 2.000 frases in een enkel project creëren en elke frase kan
zestien kanalen MIDI data bevatten.
Er zijn 128 MIDI Tracks, waarin MIDI uitvoeringsdata opgenomen kan worden. U kunt ook een Song
creëren door frases eenvoudigweg in een MIDI Track te plaatsen.
Hoewel MIDI vergelijkbaar met audio is in de zin van, dat het een manier is om een uitvoering op te
nemen, neemt MIDI eerder de ‘uitvoeringsdata’ dan het ‘geluid’ op en stelt u daarom in staat om vrijelijk
gedetailleerde veranderingen aan individuele noten en andere gegevens uit te voeren.
Audio (samples)
Audio refereert naar ‘klank’, die u vanaf een microfoon of gitaar, die op de Fantom-G ingang jack is
aangesloten, kunt opnemen. Elk deel opgenomen audio data wordt een ‘sample’ genoemd. U kunt
maximaal 2.000 samples in een enkel project creëren. WAV/AIFF formaat audio bestanden van de
computer kunnen ook als samples via USB geheugen (of met gebruik van de USB opslag functie) worden
geïmporteerd. (Zie ‘Klanken (samples) van de computer importeren’ (p. 20 van deze
handleiding).)
U heeft de beschikking over 24 Tracks, waarin audio (samples) kunnen worden opgenomen. U kunt ook
een song creëren door simpelweg samples in een audio Track te plaatsen.
fig.04-009.j
MIDI en Audio
Song
MIDI frase lijst
Sample lijst
MIDI Tracks
Audio Tracks
Sample
Phrase
Frase wijzigen
Sample wijzigen
25
Wat is een sequencer?
Terminologie
Song
Op de Fantom-G refereert: ‘Song’ naar een compositie, die u met gebruik van de sequencer
heeft gecreëerd en omvat de uitvoeringsdata en de geluid generator instellingen samen
opgeslagen. Dit betekent, dat een Song alle materiaal voor deze compositie bevat. Wanneer u
de compositie klaar heeft, moet u de Song opslaan. De volgende keer, dat u die Song inlaadt,
zullen de uitvoeringsdata frases, de instellingen voor de geluid generator en effecten teruggaan
naar het moment, waarop de Song de laatste keer werd opgeslagen.
Track
Binnen de Fantom-G sequencer, is een Track een gebied, waar een uitvoering kan worden
opgeslagen. Er zijn vierentwintig audio Tracks voor audio opnamen (samples) en 128 MIDI
Tracks voor MIDI opname (frases).
Patch
Patches corresponderen met instrumentale klanken, zoals bas, piano en gitaar.
Studio set
Een studio set bevat instellingen voor zestien onderdelen, die u in staat stellen maximaal zestien
Patches gelijktijdig te gebruiken.
Part
Een studio set bevat zestien onderdelen (Parts) en u kunt het volume, Pan en andere aspecten
van de klank los voor elk onderdeel regelen. U kunt bijvoorbeeld een piano Patch voor
onderdeel 1 selecteren, een bas Patch voor onderdeel 2, een drum Patch voor onderdeel 10,
etc. en voor elk instrument de volume balans aanpassen.
26
De apparatuur in orde maken
Om de Fantom-G’s audio opname vermogen tot het uiterste te benutten, moet u het geheugen uitbreiden.
Door expansie DIMM geheugen te plaatsen, zult u de duur van audio opname kunnen verlengen. USB
geheugen stelt u in staat om de belangrijke data, die u heeft opgenomen, op te slaan.
De audio, die u vanaf een gitaar of microfoon op de Fantom-G opneemt,
wordt in dit DIMM geheugen als audio data (samples) opgenomen. Hoe
hoger de capaciteit van het DIMM geheugen, hoe meer opnametijd u zal
hebben.
De Fantom-G kan maximaal 512 M bytes DIMM geheugen gebruiken. Wij
bevelen aan, dat u 512 M bytes installeert om de langst mogelijke
opnametijd te hebben. Zelfs zonder DIMM geheugen kunt u ongeveer drie
minuten stereo opnemen, maar met 512 M bytes DIMM geheugen heeft u
ongeveer 54 minuten stereo opname.
DIMM geheugen is kwetsbaar voor schade door statische elektriciteit, die door uw handen
vrijkomt, zo wees voorzichtig. Wanneer u de Fantom-G installeert, lees het desbetreffende
onderdeel van de gebruikershandleiding en voer de installatie precies uit, zoals wordt
beschreven.
Voor informatie, zie ‘Het DIMM geheugen uitbreiden’ (p. 308, p. 310 van de
gebruikershandleiding).
De inhoud van DIMM geheugen zal verloren gaan als u de stroom
uitschakelt. De Fantom-G bevat 50 M bytes interne geheugen (intern
geheugen). Behalve als u het DIMM geheugen heeft uitgebreid, zal een
volledig opgenomen project te groot zijn om in het interne geheugen op
te slaan. In dit geval, moet u de data op een USB geheugen opslaan. Als
u de Resampling functie heeft gebruikt om een complete Song in een
WAV bestand om te zetten en u het WAV bestand naar de computer wilt
verplaatsen, moet u deze op een USB geheugen opslaan en deze
vervolgens naar de computer kopiëren.
Sluit het USB geheugen op de USB MEMORY slot op de achterzijde aan.
(Gebruikershandleiding ‘USB MEMORY slot’ (p. 24))
Voor informatie over hoe u het USB geheugen moet formatteren (initialiseren), zie ‘USB
geheugen formatteren’ (p. 280 van de gebruikershandleiding).
Als het USB geheugen naar een ander dan FAT is geformatteerd, zal de Fantom-G deze niet
herkennen. Gebruik de computer om het USB geheugen naar het ‘FAT’ of ‘FAT32’
bestandssysteem te formatteren. (Als u Mac OS X gebruikt, formatteer het als ‘MS-DOS
bestandssysteem (FAT32)’.
Data naar het USB geheugen opslaan
Om het USB geheugen te gebruiken, sla dan eerst het project op het USB geheugen op, zoals in ‘Als
project opslaan’, (p. 277 van de gebruikershandleiding). Op deze manier kunt u de uitgebreide audio
opnames (samples), die u met behulp van het DIMM geheugen heeft gemaakt, opslaan.
Het project, dat u het laatste heeft opgeslagen (of ingeladen) zal automatisch worden ingeladen, wanneer
de Fantom-G wordt ingeschakeld, dus is het een goed idee om het USB geheugen aangesloten te laten.
DIMM geheugen (apart verkrijgbaar)
USB geheugen (apart verkrijgbaar)
27
Procedure voor het creëren van een Song
De algemene procedure om een Song te creëren, wordt hieronder getoond. Deze handleiding zal het
proces in deze volgorde behandelen.
1. Een lege Song in de Song lijst selecteren (p.28)
2. De klanken, die u voor opname gaat gebruiken, in de studio set
selecteren (p. 28)
3. De maatsoort van de Song specificeren (p. 30)
4. Het tempo van de Song specificeren (p. 30)
5. (Als u MIDI gebruikt om een Song te creëren) Realtime opname
uitvoeren (p. 31)
6. (Als u audio gebruikt om een Song te creëren) Audio bestanden
van de computer importeren (p. 36)
7. (Als u audio gebruikt om een Song te creëren) Van een
microfoon of gitaar, die op de Fantom-G is aangesloten,
opnemen (p. 38)
8. Song Edit (wijzigen) gebruiken om samples en frases in Tracks te
plaatsen (p. 41)
9. De mixer gebruiken om de balans van de onderdelen aan te
passen (p. 42)
10.De Song opslaan (p. 44)
28
Voorbereidingen voor Song productie
Hier wordt beschreven, hoe u de sequencer en geluid generator voorbereidt om een Song te creëren.
Wanneer de Fantom-G opstart, zal deze Song 001 van de Song lijst inladen en bij de fabrieksinstellingen
bevat Song nummer 001 een demo Song. Als u een nieuwe Song creëert, selecteer een lege Song van de
Song lijst.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F1 (Song List)].
Het Song lijst scherm verschijnt.
3. Gebruik de VALUE draaischijf om een lege Song nummer te selecteren en druk op [F8
(Load)].
Een bevestiging verschijnt.
4. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
We bevelen aan, dat u de geluid generator in studio modus zet, wanneer u een Song creëert. Studio
modus stelt u in staat om maximaal zestien verschillende klanken te gebruiken om uitvoeringen voor elk
onderdeel onafhankelijk op te nemen en af te spelen. Deze modus is daarom de beste keuze bij de creatie
van een Song met meerdere instrumenten, zoals drums, bas en piano.
1. Druk op [STUDIO] om een studio modus te kiezen.
2. Druk op [F5 (Studio List)] om de studio set lijst te zien.
Een lege Song in de Song lijst selecteren
Klanken in een studio set selecteren
Een studio set selecteren
29
Voorbereidingen voor Song productie
3. Draai de VALUE draaischijf of gebruik [DEC] [INC] om ‘PRST 007: Rock Studio Set’ te
kiezen. Nadat u een studio set heeft geselecteerd, druk op [F8 (Select)] om uw keuze te
bevestigen.
‘PRST 007: Rock Studio Set’ is een studio set, die bij voorbaat al geschikte klanken en
effect instellingen heeft om een rock Song te maken.
1. Selecteer een piano klank voor onderdeel 1.
2. Op dezelfde manier, selecteer een basklank (‘bas’ categorie) voor onderdeel 2.
3. Op dezelfde manier, selecteer een ritme set voor onderdeel 10.
Een ritme set wordt standaard voor onderdeel 10 geselecteerd. In het geval van een ritme set
is het niet nodig om in de Patch lijst [F1] [F2] toetsen te gebruiken om een categorie te
selecteren.
Veranderingen, die u maakt, zijn tijdelijk en zullen verloren gaan, wanneer u de stroom
uitschakelt, de geluid generator verandert of een andere studio set selecteert. Als u de studio
set, die u gewijzigd heeft, wilt behouden, moet u de studio set, zoals in ‘Gemaakte
instellingen opslaan’ (p. 8 van deze handleiding) wordt beschreven, opslaan.
Patches selecteren (klanken)
Gebruik de cursor knoppen
om onderdeel 1 op te
lichten, druk vervolgens op
[F1 (Patch List)].
Gebruik dan [F1] [F2] om de categorie ‘AC.Piano’ te
selecteren en draai de VALUE draaischijf om de
gewenste piano Patch te selecteren. Wanneer u uw
selectie heeft gemaakt, druk op [F8 (Select)].
30
Voorbereidingen voor Song productie
Wanneer u een nieuwe Song opneemt, moet u de maatsoort specificeren. Echter, nadat u Song Clear heeft
uitgevoerd of de stroom heeft aangezet, zal de maatsoort altijd op 4/4 worden ingesteld. U hoeft dit alleen
te veranderen als de nieuwe Song een andere maatsoort gebruikt. In dit voorbeeld gaan we ervan uit, dat u
een 4/4 Song opneemt, zodat we deze instelling niet veranderen.
Als u een andere maatsoort dan 4/4 wilt specificeren, ga naar gebruikershandleiding
onderdeel
‘De maatsoort specificeren (Beat Track)’ (p. 219).
Hier wordt uitgelegd, hoe het tempo te specificeren, wanneer een Song wordt opgenomen.
1. Druk op [TEMPO].
Het tempo venster verschijnt.
2. Gebruik de VALUE draaischijf of gebruik [INC] [DEC] om het tempo te specificeren.
Als u de VALUE draaischijf draait, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, kunt u nauwkeurige aanpassingen
onder de decimale punt maken.
Als u op [F7 (Click)] drukt om in te schakelen, zal in het gespecificeerde tempo een klik klinken. De klik
zal iedere keer, dat u de knop indrukt, aan/uitschakelen.
Als u op [F6 (Tap Tempo)] drukt, kunt u het tempo specificeren door de knop herhaaldelijk op het
gewenste tempo (Tap Tempo) in te drukken. Druk de knop drie of meer keer op kwart noot intervallen
van het gewenste afspeel tempo in.
3. Wanneer u klaar bent met de instellingen, druk op [F8 (Close)].
De maatsoort specificeren
Het tempo specificeren
31
MIDI gebruiken voor opname (recording)
van het ritme in Realtime
Nu gaan we MIDI gebruiken om een opname in Realtime van het ritme onderdeel te maken.
De Pads zijn een geschikte manier om een percussie instrument uitvoering op te nemen. Opname in
Realtime is een methode, waarbij nauwkeurig wordt opgenomen, hoe u bij de uitvoering de Pads aanslaat.
1. Druk op [PAD MODE] en druk vervolgens op pad [2] (RHYTHM).
2. Wanneer u een Pad [1]-[16] indrukt, zult u een ritme klank horen.
Als u op [STUDIO] drukt en vervolgens op [F6 ([illustratie])] om toegang tot het mixer scherm
(Mixer 2) te krijgen, kunt u zien, welk onderdeel de Pads speelt. Onderdeel 10 wordt
standaard aan de ritme Pads toegewezen.
padmode_e.eps
Als u de ritme set vanaf het keyboard wilt spelen, gebruik de cursor knoppen om onderdeel
10 te selecteren (licht op).
Als u de ritme set klanken wilt veranderen, zie ‘Patches (klanken) selecteren’ (p. 29 van
deze handleiding) en selecteer de gewenste klank.
Veranderingen, die u maakt, zijn tijdelijk en zullen verloren gaan, wanneer u de stroom
uitschakelt, de geluid generator modus verandert of een andere studio set selecteert. Als u de
studio set, die u heeft gewijzigd, wilt behouden, moet u de studio set opslaan, zoals in ‘De
gemaakte instellingen opslaan’ (p. 8 van deze handleiding) staat beschreven.
De Pads gebruiken om het ritme op te slaan
De Pad modus op RHYTHM instellen
Het onderdeel, waarvan het ritme Pad onderdeel (RHY) is ingeschakeld
32
MIDI gebruiken voor opname (recording) van het ritme in Realtime
Vervolgens gaat u de MIDI Track, waarop u opneemt, selecteren en specificeer de maat, waarmee de
opname gestart wordt.
U kunt op elke Track 1–128, die als ‘MIDI’ wordt aangegeven, opnemen. Het is niet perse nodig om op
Track 10 op te nemen, omdat u onderdeel 10 van het geluid generator onderdeel bespeelt.
Laten we in dit voorbeeld op Track 1 opnemen.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Gebruik de VALUE draaischijf of gebruik / om de MIDI Track, waarop u wilt
opnemen, te selecteren.
Selecteer de Track, die wordt met ‘MIDI 1’ wordt aangeven.
Als u op [ENTER] op het Track Name veld drukt, kunt u een Track naam ingeven.
Gebruikershandleiding ‘Een Track benoemen (Track naam)’ (p. 209).
3. Gebrui [ ] or [ ] om de maat, waarmee u wilt beginnen op te nemen, te
specificeren. Voor dit voorbeeld, specificeer het begin van de Song.
Als er al een frase op de start locatie voor de opname bestaat
De bestaande frase wordt door de nieuwe opname overschreven.
Als er al een frase volgend op de start locatie voor de opname bestaat.
Een nieuwe frase wordt opgenomen. U kunt tot de locatie van de volgende frase opnemen.
Een opname Track selecteren
33
MIDI gebruiken voor opname (recording) van het ritme in Realtime
1. Druk op de [REC] knop om in de opname Stand-by te komen.
De [REC] indicator gaat knipperen en het Realtime Rec Standby venster verschijnt.
2. Gebruik de cursor knoppen om de cursor naar elke parameter te verplaatsen en draai de
VALUE draaischijf of gebruik [INC] [DEC] om de instellingen te maken.
Hieronder zullen we uitleggen, hoe u een loop opname over een kwart maat herhaalt:
3. Wanneer u klaar bent met de instellingen in het Realtime Rec Standby venster, druk op
[PLAY] of [F8 (Start)].
Na een aftelling van één maat, begint de opname.
4. Druk op de Pads om uw uitvoering op te nemen.
Loop opname is actief, zodat u de noten voor bas drum Snare Hi-Hat, etc. kunt lagen.
Als u een vergissing maakt
Zelfs als u een vergissing maakt, kunt u de verkeerde noten in Realtime wissen, terwijl u met loop opname
doorgaat.
5. Terwijl u opneemt, druk op [F6 (Erase)].
Het Realtime venster verschijnt.
6. Verwijder de ongewenste data.
Om alle data te wissen, druk op [F7 (Erase All)]. Data zal worden verwijderd, terwijl u de knop
ingedrukt houdt.
Om de data van een specifieke toets te verwijderen, druk op die toets. De data voor deze toets
zal worden verwijderd, terwijl u deze ingedrukt houdt.
Als u meerdere toetsen ingedrukt houdt, zal de data van de toetsen er tussenin ook worden
gewist.
U kunt geen Pads gebruiken om data met Realtime Erase te verwijderen.
7. Druk op [F8 (Close)] om het Realtime Erase venster te sluiten.
U gaat naar normale opname terug.
8. Wanneer u klaar ben met opnemen, druk op [STOP].
De [REC] indicator wordt donker en de opgenomen frase zal aan de Track worden toegewezen.
Opnemen (Recording)
Parameter
Waarde Uitleg
Rec Mode
MIX Specificeert of continue opgenomen passages met eerder opgenomen materiaal
(MIX) gelaagd zullen worden of het eerder opgenomen materiaal zal vervangen
(REPLACE). Kies ‘MIX’ voor dit voorbeeld.
Count In 1MEAS Specificeert of een aftelling zal worden gebruikt. Kies ‘1MEAS’ voor dit voor-
beeld, zodat een aftelling van één maat zal klinken, voordat opname begint.
Tempo Rec Switch OFF Specificeert of tempo veranderingen opgenomen zullen worden.
Loop Switch ON Specificeert of loop opname gebruikt zal worden. Zet dit ‘ON’.
Rec Start Point 0001 01 000 Indicates the recording-start location. The beginning of the song is “0001 01
000.”
Rec End Switch ON Geeft de start locatie voor de opname aan. Het begin van de Song is ‘0001 01
000’.
Rec End Point 0005 01 000 Specificeert de einde locatie voor de opname. We zullen in dit voorbeeld vier
maten opnemen (neem tot het begin van de vijfde maat op), dus stel deze op
‘0005 01 000’ in. De ‘Rec Length’ onderin zal automatisch op ‘0004 00 000’
(vier maten) worden ingesteld.
Input Quantize GRID Specificeert of de kwantificeer functie gebruikt zal worden, die de timing van uw
uitvoering op het keyboard of Pads automatisch corrigeert. Kies de ‘GRID’ instel-
ling als u de drums op de juiste timing wilt invoegen. Wanneer u uw uitvoering
precies, zoals u speelt, wilt opnemen, kies ‘OFF’.
Grid Resolution 1/16 Specificeert de noot waarde, waarop kwantificatie zal worden toegepast.
Selecteer voor dit voorbeeld ‘1/16’, zodat de noten op 1/16de noot intervallen
zullen worden gekwantificeerd.
34
MIDI gebruiken voor opname (recording) van het ritme in Realtime
9. Er verschijnt een venster met de vraag om de opname te bevestigen. Als u de opname
wenst te behouden, druk dan op [F7 (OK)]. Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
Als een alternatief voor Realtime opname, kunt u uitvoeringsdata per noot ingeven, alsof u noten op
notenschrift schrijft. Deze methode wordt ‘Step Recording’ genoemd. Dit stelt u in staat om frases
weloverwogen te creëren.
Voor informatie, zie ‘Data in stappen invoegen (Step Recording)’ (p. 226 van de
gebruikershandleiding).
De Pads gebruiken om noten één voor één in te geven
Als u maar een kleine vergissing heeft gemaakt, corrigeer dan alleen de frase
U kunt gedetailleerde wijzigingen aan de frase, die u heeft opgenomen, aanbrengen. Dit
proces wordt Phrase Editing (frase wijzigen) genoemd. Als u bijvoorbeeld alleen een verkeerde
noot aanslaat, kunt u die noot repareren. Ook kunt u een individuele noot verwijderen of de
toonhoogte of volume wijzigen.
1. Druk tweemaal op [SONG] om toegang tot het Song Edit scherm te krijgen.
Elke keer, dat u op [SONG] drukt, zult u tussen het Song Play scherm en Song
Edit scherm wisselen.
2. Gebruik de cursor knoppen om de frase, die u wilt wijzigen, te selecteren.
3. Druk op [F4 (Edit)].
Het Phrase Edit scherm verschijnt.
Voor informatie, zie ‘Een frase wijzigen (Phrase Edit)’ (p. 238 van de
gebruikershandleiding).
Indien u een ernstige fout hebt gemaakt (UNDO)
1. Druk op [MENU].
2. Druk op [F5 (Undo)].
Undo maakt de laatst uitgevoerde bewerking of opname ongedaan. Als Undo
niet mogelijk is, dan is de knop grijs en niet beschikbaar.
3. U wordt gevraagd om de Undo-handeling te bevestigen. Om Undo uit te
voeren, drukt u op [F7 (OK)]. Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De bewerking of opname wordt ongedaan gemaakt en de data worden in hun originele
toestand hersteld.
U kunt de Undo-functie ook uitvoeren door [SHIFT] ingedrukt te houden en op
[EXIT] te drukken.
35
De bas en piano als MIDI voor opname
(recording) in Realtime
Nu dat we de ritmepartij hebben opgenomen, zullen we de andere onderdelen opnemen. Het proces is
hetzelfde als wanneer u het ritme opneemt. Het enige verschil is, dat we het toetsenbord in plaats van de
Pads gebruiken. Selecteer een onderdeel in het Studio Play scherm, selecteer een Track in het Song Play
scherm en neem vervolgens op.
1. Druk op [STUDIO].
2. Gebruik de cursor knoppen om onderdeel 2 te selecteren (licht op).
3. Een bas klank is hoorbaar, wanneer u het toetsenbord bespeelt.
Terwijl u naar de drums luistert, die u eerder heeft opgenomen, bespeelt u het toetsenbord om het bas
onderdeel op te nemen.
1. Selecteer de ‘MIDI 2’ Track, zoals in ‘Een opname Track selecteren’ (p. 32 van deze
handleiding) wordt beschreven.
2. Bespeel het toetsenbord om het bas onderdeel op te nemen, zoals in ‘Opnemen’ (p. 32
van deze handleiding) wordt beschreven.
Wanneer u op [REC[ drukt, zal het Recording Standby scherm verschijnen. Druk op [PLAY] om opname te
starten. Bespeel het toetsenbord om de bas op te nemen.
1. Druk op [STUDIO].
2. Gebruik de cursor knoppen om onderdeel 1 te selecteren (licht op).
3. Een piano klank is hoorbaar, wanneer u het toetsenbord bespeelt.
Terwijl u naar de drums en bas luistert, die u eerder heeft opgenomen, bespeelt u het toetsenbord om het
piano onderdeel op te nemen.
1. Selecteer de ‘MIDI 3’ Track, zoals in ‘Een opname Track selecteren’ (p. 32 van deze
handleiding) wordt beschreven.
2. Bespeel het toetsenbord om het piano onderdeel op te nemen, zoals in ‘Opnemen’ (p. 33
van deze handleiding) wordt beschreven.
Wanneer u op [REC[ drukt, zal het Recording Standby scherm verschijnen. Druk op [PLAY] om opname te
starten. Bespeel het toetsenbord om de piano op te nemen.
U kunt de opgenomen frases in de Track naar smaak arrangeren.
‘Song Edit gebruiken om samples en frases te arrangeren’ (p. 41 van deze handleiding).
De bas opnemen
Selecteer in het Studio Play scherm het bas onderdeel
Selecteer in het Song Play scherm een Track en neem op
De piano opnemen
Selecteer in het Studio Play scherm het piano onderdeel
Selecteer in het Song Play scherm een Track en neem op
36
Audio bestanden vanaf de computer
importeren
De Fantom-G kan audio bestanden (WAV of AIFF formaat) van de computer importeren en deze als
samples gebruiken. U kunt ook een Song creëren door simpelweg deze samples in een audio Track te
plaatsen.
Audio bestanden kunnen in de Fantom-G worden geïmporteerd.
Voor de procedure, zie ‘Klanken (samples) van de computer importeren’ (p. 20 van deze
handleiding).
De Fantom-G bevat een ‘tijd vertragingsfunctie (Time Stretch) in Realtime’.
Wanneer u samples in een audio Track gebruikt, zal deze functie de samples in synchronisatie houden,
zelfs als u de sequencer tempo verandert.
Voorbeeld: Samples gebruiken, die met 120 BPM zijn opgenomen
Als u het tempo van de sample niet weet, gebruik een metronoom om het tempo te bepalen.
Audio bestanden van de computer importeren
Samples met het sequencer tempo synchroniseren
WAV
AIFF
Druk op [SAMPLE] om het Sample Edit scherm
voor de sample, die u wilt wijzigen, te openen.
Verplaats de cursor naar ‘BPM’ en stel deze op
120 in.
37
Audio bestanden vanaf de computer importeren
1. Druk tweemaal op [SONG] om toegang tot het Song Edit scherm te krijgen.
Elke keer, dat u op [SONG] drukt, wisselt u tussen het Song Play scherm en Song Edit scherm.
2. Gebruik / om de audio Track, waarin u een sample wilt plaatsen, te selecteren.
U kunt samples in elke Track 1–14, die AUDIO aangeeft, plaatsen.
Selecteer voor dit voorbeeld de Track, aangegeven als ‘AUDIO 1’.
3. Specificeer de locatie, waar de sample/frase zal worden geplaatst.
De knoppen hebben de volgende functies:
[] Verplaatst de huidige locatie naar het begin van de Song.
[INC][DEC] Verplaatst de huidige locatie in stappen van één tik.
[] [] Verplaatst de huidige locatie in stappen van één maat.
VALUE draaischijf Verplaatst de huidige locatie in stappen van één slag.
4. Druk op [F1 (Insert).
Het Sample Select scherm verschijnt.
5. Selecteer de samples, die u wilt invoegen, en druk op [F8 (Select)].
De samples zullen op de gespecificeerde locatie worden ingevoegd.
U kunt de ingevoegde samples overal in een Track vrijelijk plaatsen.
‘Song Edit gebruiken om samples en frases te arrangeren’ (p. 41 van deze handleiding).
Samples in een audio Track plaatsen
38
Klanken van een microfoon of gitaar
opnemen
Hier wordt uitgelegd, hoe u van een microfoon of gitaar, die op de Fantom-G is aangesloten, kunt
opnemen.
Sluit de microfoon, gitaar of draagbare audio speler, zoals hieronder aangegeven, aan:
De apparatuur aansluiten
Een microfoon aansluiten
Een gitaar of bas aansluiten
Een draagbare audio speler aansluiten
Wanneer u een condensator microfoon
gebruikt, die een gebalanceerde (XLR)
aansluiting vereist, selecteer dan de
‘PHANTOM ON’ instelling.
Wanneer u een dynamische microfoon,
met een jack gebruikt, selecteer dan de
PHANTOM OFF’ instelling.
Selecteer voor een gitaar of bas de
‘GUITAR (Hi-Z)’ instelling.
Wanneer u een gitaar of bas aansluit, sluit deze op de
MIC/GUITAR jack aan.
Wanneer u een draagbare audio speler, stereo syteem of CD
speler aansluit, gebruik audio kabels om de uitgang jacks (LINE
OUT jacks of AUX OUT jacks, etc.) op de Fantom-G’s LINE
ingang jacks aan te sluiten.
Een digitale audio bron aansluiten
Wanneer u digitale apparatuur, zoals een DAT, aansluit, gebruik
een coaxiaal kabel om deze op de uitgang jack (bijvoorbeeld
DIGITAL OUT jack) naar de Fantom-G’s DIGITAL AUDIO IN
jack aan te sluiten.
U moet de fantoom voeding uitschakelen, tenzij u een condensator
microfoon heeft aangesloten, die fantoom voeding nodig heeft. Een
dynamische microfoon of een audio afspeel apparaat van fantoom
voeding voorzien, veroorzaakt storing. Voor informatie over de specifi-
caties over de microfoon, zie de gebruikershandleiding van de microfoon.
(De Fantom-G’s fantoom voeding toevoer is DC 48V,10 mA maximum.)
Een platenspeler kan niet direct op de Fantom-G worden aangesloten. 
Om een platenspeler aan te sluiten, dient u een versterker tussen de
speler en de Fantom te plaatsen.
Wanneer een extern apparaat op de DIGITAL AUDIO IN jack is aangesloten
en u de kabel loskoppelt of de stroom van het externe apparaat
uitschakelt, kan vervolgens in de ingang van DIGITAL AUDIO IN een geluid
te horen zijn. Als dit gebeurt, sluit het externe apparaat opnieuw op de
juiste manier aan of draai de Fantom-G [MIX IN] schakelaar uit.
Microfoons met jacks
Microfoon met gebalanceerde (XLR) aansluitingen
Gebruik deze om
het opname niveau
aan te passen.
MinMax
MinMax
MinMax
De Fantom-G verschaft een gebalanceerde (XLR/TRS)
type aansluiting, die wordt aangesloten, zoals in de
illustratie wordt aangegeven. Controleer de bedrading van
het apparaat, voordat u deze aansluit.
Gebruik deze om
het opname niveau
aan te passen.
Gebruik deze om
het opname niveau
aan te passen.
39
Klanken van een microfoon of gitaar opnemen
Selecteer de audio Track, waarop u wilt opnemen en specificeer de maat, waarmee de opname start.
U kunt op elke Track 1–24, die ‘AUDIO’ aangeeft, opnemen.
Laten we voor dit voorbeeld op audio Track 2 opnemen.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Draai de VALUE draaischijf of gebruik / om een audio Track te selecteren.
Voor dit voorbeeld selecteer de audio Track, die als ‘AUDIO 2’ wordt getoond.
Door op de Track Name op [ENTER] te drukken, kunt u een naam aan de Track toeschrijven.
‘Een Track benoemen (Track Name)’ (p. 209 van de gebruikershandleiding).
3. Gebruik [ ] [ ] om de maat, waarop u wilt beginnen op te nemen, te specificeren.
Specifeer voor dit voorbeeld het begin van de Song.
Als er al een sample op de start locatie voor de opname is
Een audio Track kan maar één sample tegelijk spelen. Als samples worden geplaatst, zodat ze overlappen,
zal de laatste sample voorrang krijgen bij het afspelen.
De Track, waarop audio wordt opgenomen, selecteren
40
Klanken van een microfoon of gitaar opnemen
1. Druk de [REC] knop om in de opname Stand-by modus te komen.
De [REC] indicator gaat knipperen en het Audio Rec Standby venster verschijnt.
U kunt effecten, zoals equalizer of compressor, op de audio invoer toepassen. Om instellingen
te maken, druk op [F7 (Input Setting)] en vervolgens op [F7 (Input Effect)] om toegang tot het
INPUT EFFECT scherm te krijgen. Voor informatie over de parameters, die u kunt instellen, zie
‘Invoer effect parameters’ (p. 186 van de gebruikershandleiding).
2. Gebruik de cursor knoppen om de cursor naar elke parameter te verplaatsen, en draai
de VALUE draaischijf of gebruik [INC][DEC] om de waarde in te stellen.
Voor dit voorbeeld zullen we instellingen maken om de microfoon voor een duur van vier maten in mono op
laten te nemen:
Voor informatie over elke parameter, zie ‘Audio Rec Standby parameters’ (p. 230 van
de gebruikershandleiding).
3. Als u de microfoon/gitaar/lijn ingang gebruikt, gebruik de achterpaneel LEVEL knop om
het invoer niveau van de externe bron aan te passen.
Als u DIGITAL IN gebruikt, is deze aanpassing niet nodig.
Als het volume van de externe invoer te hoog is, zal de PEAK indicator van het
voorpaneel oplichten. In dat geval draai de LEVEL knop laag, totdat de PEAK
indicator niet meer oplicht.
Als het opname niveau te hoog is, zal de niveau meter in het scherm ‘CLIP’ aangeven.
4. Druk op [PLAY] of [F8 (Start)].
Na een aftelling van één maat, zal opname starten.
5. Maak een uitvoering met de microfoon of gitaar.
6. Wanneer u klaar met opname bent, druk op [STOP].
7. Er verschijnt een venster met de vraag om de opname te bevestigen. Als u de opname
wenst te behouden, druk dan op [F7 (OK)]. Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De [REC] indicator gaat uit en de opgenomen sample zal aan de Track worden toegewezen.
Audio opnemen
Parameter Waarde Uitleg
Audio Rec Mode SOLO Selecteert, hoe opname zal plaatsvinden. Met de ‘SOLO’ instelling zal de in-
terne geluid generator als gewoonlijk spelen, maar alleen de externe audio in-
voer zal worden opgenomen.
Input Select MIC/GUITAR Selecteert de invoer bron.
DIGITAL IN: DIGITAL AUDIO IN jack
LINE IN L/R: INPUT jacks L/R (stereo)
LINE IN L: INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR: MIC/GUITAR jack
USB AUDIO: USB aansluiting
Audio Rec Channel MONO U kunt stereo of mono voor de op te nemen Track selecteren. Kies ‘STEREO’
als u in stereo wilt opnemen.
Count In 1MEAS Specificeert de aftelling. Kies bijvoorbeeld ‘1 MEAS’, zodat opname na een
aftelling van één maat zal beginnen.
Rec Start Point 0001 01 000 Geeft de start locatie voor de opname aan. Het begin van de song is ‘0001
01 000’.
Rec End Switch ON Specificeert of een einde locatie voor de opname zal worden gespecificeerd.
Zet deze ‘ON’.
Rec End Point 0005 01 000 Specificeert de einde locatie voor de opname. We gaan bijvoorbeeld vier
maten opnemen (dat wil zeggen, stopt aan het begin van de vijfde maat), dus
stel dit op ‘0005 01 000’ in. De ‘Rec Length’ hieronder zal automatisch op
‘0004 00 000’ (vier maten) worden ingesteld.
41
Song Edit gebruiken om samples of
frases te arrangeren
U kunt de Song wijzigen door samples en frases te verplaatsen.
1. Druk tweemaal op [SONG] om toegang tot het Song Edit te krijgen.
Elke keer, dat u op de [SONG] knop drukt, zal u tussen het Song Play scherm en Song Edit
scherm wisselen.
U kunt de locatie, waarop een sample/frase afspeelt veranderen of deze naar een andere Track
verplaatsen. Gebruik de cursor knoppen om de sample/frase te selecteren, die u wilt verplaatsen en voer
de volgende handeling uit, afhankelijk van hoe u deze wilt verplaatsen:
Als u een USB muis gebruikt, kunt een sample/frase verplaatsen door deze met de muis te
slepen (houd de linker muisknop ingedrukt en verplaats deze).
U kunt de sample/frase meteen achter de huidige locatie in de Track kopiëren.
Als u een frase loop herhaaldelijk met verschillende maten wilt afspelen, is dit een manier om snel kopieën
hiervan te maken.
Gebruik de cursor knoppen om de sample/frase, die u wilt kopiëren, te selecteren en druk op [F3 (Copy)]
om deze onmiddellijk naar de volgende locatie te kopiëren.
Als u een USB muis gebruikt, kunt een sample/frase kopiëren door deze aan te klikken, terwijl
u [SHIFT] ingedrukt houdt.
U kunt een sample/frase van een Track verwijderen.
Gebruik de cursor knoppen om de sample/frase, die u wilt verwijderen, te selecteren en druk op [F2
(Delete)] om de sample/frase te verwijderen.
Een sample/frase verplaatsen
Verplaatsen met Knop handeling
Maten [SHIFT] + cursor (links/rechts) knop
16th noten (120 tikken) [SHIFT] + [VALUE] draaischijf
Enkele tik [SHIFT] + [INC][DEC]
Tussen Tracks [SHIFT] + cursor (omhoog/omlaag) knoppen
Een sample/frase kopiëren
Een sample/frase verwijderen
Een gekopieerde frase wijzigen, zal de inhoud van alle kopieën veranderen. Als u maar één gekopieerde
frase wilt veranderen, moet u deze dupliceren, voordat u deze wijzigt.
1. In de frase lijst dupliceert u de frase, die u wilt wijzigen.
Gebruikershandleiding ‘Een frase dupliceren (Duplicate)’ (p. 215).
2. Wijzig de gedupliceerde frase.
3. Wijs de gewijzigde frase aan de Song toe.
Gebruikershandleiding ‘Een sample/frase op een gespecificeerde locatie invoegen (Insert)’ (p. 233).
Om gedetailleerde wijzigingen in
de uitvoeringsdata (MIDI) te maken
Wijzig in het microscoop scherm (Gebruikershandleiding p. 250).
Een opname van een frase over-
schrijven
Selecteer de frase in de frase lijst en druk op [REC] om een opname over-
schrijving uit te voeren (Gebruikershandleiding p. 22).
Transponeren Gebruik de transponeer functie (Gebruikershandleiding p. 245) om te
transponeren.
De klank (onderdeel) van een frase,
bijvoorbeeld piano bas,
veranderen
Gebruik de Change Channel functie (Gebruikershandleiding p. 246) om
het MIDI kanaal te veranderen. Stel het Src kanaal op ‘1’ (het piano on-
derdeel) in en het Dst kanaal op ‘2’ (het bas onderdeel) in en voer vervol-
gens uit [F8 (Execute)].
42
De totale balans aanpassen
Wanneer u met opname klaar bent, zal u de balans
tussen de verschillende onderdelen willen aanpassen.
Het proces van de totale klank aanpassen en de
onderdelen, die u wilt benadrukken, helder maken,
wordt ‘mixen’ genoemd.
Druk op [STUDIO] om toegang tot het Studio Play
scherm (mixer) te krijgen en pas de verschillende
instellingen aan.
In het Studio Play scherm kunt u verschillende malen op
de [F7 ] oF [F8 ] toetsen drukken om tussen het
beeld van de interne (interne geluid generator) onderdelen, audio Tracks, uitbreidingskaarten en externe
MIDI uitvoer onderdelen te wisselen.
Onderdeel groep Uitleg
Audio Track Audio Tracks van de Song
Internal Intern (interne geluid generator)
EXP 1 Uitbreidingskaart 1
EXP 2 Uitbreidingskaart 2
External Externe MIDI uitvoer
Over de balans mixen
Volume (Level) en uitschakelen (Mute Sw)
Gebruik deze om de balans tussen de instrumenten aan te passen. Als er veel onderdelen zijn
en u het moeilijk vindt ze te onderscheiden, kan het handig zijn om afzonderlijke klanken uit te
schakelen, zoals drum, bas of piano, terwijl u de aanpassingen maakt.
Linker/rechter positie (Pan)
Het is kenmerkend om de drum en bas in het centrum te plaatsen. Rond deze klanken kunt u de
snaar instrumenten links en rechts plaatsen om een stabiele ensemble te creëren. De hoofd
instrumenten naast het centrum plaatsen, slechts iets links of rechts, kan hun hoorbaarheid
vergroten.
Reverb (Reverb Send)
Reverb geeft de sensatie van een uitvoering, die in een studio of hal gehoord wordt.
Overdadige reverb zal echter het akoestische beeld verdoezelen, waardoor de Song minder
hoorbaar wordt. Lage frequenties maken de reverb troebel. Het is niet gebruikelijk om reverb
op een kick drum of bas te gebruiken. Daarentegen, kan gebruik van diepe reverb op
specifieke onderdelen, zoals korte piano frases, die tijdens een intermezzo worden gespeeld,
kan de totale diepte van de Song vergroten.
Chorus (Chorus Send)
Het toepassen van chorus zal de klank tussen links en rechts verspreiden, waardoor een
aangename diepte en ruimtelijkheid aan de klank wordt toegevoegd. Dit effect wordt meestal
op de gitaar en elektrische piano toegepast, dus heeft u vaak de kans dit te gebruiken. U zult
echter het maximum effect bereiken als u een onderscheid houdt tussen de onderdelen, die
chorus gebruiken en die het niet gebruiken.
Voor meer over effect instellingen, zoals galm en chorus
‘Effecten toevoegen’ (p. 150 van de gebruikershandleiding).
43
Mastering
Mastering is de laatste fase van de Song productie, waarin u een compressor en equalizer kunt toepassen
om de laatste hand aan de Song te leggen. Als de voltooide Song kracht mist of als de klank anders klinkt,
wanneer deze in een andere omgeving wordt gespeeld, moet u aandacht aan het Mastering proces
besteden.
1. Druk op [EFFECTS (ROUTING)] om toegang tot het effecten scherm te krijgen.
2. Druk op [F7 (Mastering)].
3. Gebruik cursor knoppen om de cursor naar de parameter, die u wilt wijzigen, te
verplaatsen.
4. Draai de VALUE draaischijf of druk op [INC][DEC] om de waarde te krijgen, die u wenst.
De Fantom-G Mastering effect heeft verschillende vooringestelde instellingen. U kunt deze gebruiken om
gemakkelijk verschillende variaties van Mastering instellingen uit te proberen.
Voor meer over Mastering
‘Mastering effect’ (p. 160 van de gebruikershandleiding).
Mastering gebruiken om de Song te voltooien
Hard Comp
Soft Comp
U kunt zware of lichte compressie selecteren. Begin door één van deze instellingen, die u wenst,
te kiezen en verfijn deze vervolgens.
Low Boost
Mid Boost
High Boost
In aanvulling op de het compressor effect, geeft deze variaties in volume uitvoer voor elke
frequentie band, die een equalizerachtige effect produceert.
Aan/Uit schakelaar
Mastering instelling
44
De Song opslaan
De Song, die u heeft gecreëerd, zal verdwijnen als u de stroom uitschakelt. Sla deze als volgt op:
Frases individueel op te slaan
‘Een frase opslaan (Save)’ (p. 216 van de gebruikershandleiding).
Samples individueel op te slaan
‘Een sample opslaan (Save)’ (p. 274 van de gebruikershandleiding).
1. In het Song Play of Song Edit scherm druk op [WRITE].
Het Write scherm verschijnt.
2. Gebruik / om ‘Song’ te selecteren en druk vervolgens op [F8 (OK)].
Het Song Name venster verschijnt.
3. Wijs een naam aan de Song toe.
4. Wanneer u daarmee klaar bent, druk op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin u kunt aangeven, waarheen de Song moet worden weggeschreven.
5. Draai de VALUE draaischijf of gebruik [INC][DEC] om het Song nummer te selecteren.
6. Druk op [F8 (Save)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
* Zet nooit de stroom uit, terwijl wegschrijven in werking is.
7. Als u zeker ervan bent, dat u de Song wilt wegschrijven, druk op [F7 (OK)].
45
Een CD van de voltooide Song maken
De Fantom-G verschaft een ‘Resampling’ functie, die alle audio Tracks en MIDI Tracks in de Song in één
sample rendert. De samples, die door deze Resample functie zijn gecreëerd, kunnen als .WAV bestanden
naar de computer worden gekopieerd en op CD worden gezet.
Hier wordt uitgelegd, hoe alle audio Tracks en MIDI Tracks in een enkele sample worden gecombineerd.
Een sample, die op deze manier is gecreëerd, kan op de computer als een Song worden opgeslagen.
1. Druk op [ ] om de Song positie naar het begin van de Song te verplaatsen.
2. Druk op de [SAMPLING] knop.
3. Druk op [F2 (Re-Sampling)].
4. Druk op [F2 (Auto Trig)].
5. Druk op [PLAY].
Het Resampling begint.
6. Wanneer de Song eindigt, druk op [F7 (STOP)].
Als u Trigger stoppen (Gebruikershandleiding p. 260) op ‘TIME’ instelt en sample duur
(Gebruikershandleiding p. 26) op de eind tijd van de Song instelt, zal het Resamplen
onmiddellijk stoppen.
7. De sample, die door Resamplen wordt gecreëerd, opent in het Sample Edit scherm
(Gebruikershandleiding p. 266).
De volume van de opnieuw gesamplde frases kan lager zijn dan het oorspronkelijke volume.
Indien nodig, gebruik normaliseren (Gebruikershandleiding p. 270) om het volume te
verhogen.
8. Druk op [WRITE] om de sample op te slaan.
De inhoud van alle Tracks naar een enkele sample Resamplen
46
Een CD van de voltooide Song maken
Na het Resamplen kunt u de resulterende sample naar de computer kopiëren. De sample is een .WAV
bestand, zodat u hiermee een CD kunt te maken.
1. Controleer het nummer van de sample, dat u door het resamplen heeft gecreëerd (In dit
voorbeeld gaan we van 0001 uit).
2. Gebruik een USB kabel (apart verkrijgbaar) om de Fantom-G USB COMPUTER aansluiting
met de computer te verbinden.
3. Druk op [MENU].
4. Draai de VALUE draaischijf om ‘USB Storage’ te kiezen en druk op [F8 (Select)].
5. Druk op [F2 (USB Memory)].
Als u de samples naar een project in het interne geheugen in plaats van het USB geheugen heeft
opgeslagen, drukt u op [F1 (Internal)].
6. Het USB geheugen zal in de computer worden geladen. Kopieer de volgende sample
vanaf het USB geheugen naar de computer.
‘FantomG001.Prj/SMPL/0001.WAV’
(Het nummer van het .WAV bestandsnaam is het sample nummer.)
‘FantomG001.Prj’ is de naam van de map van het project.
De namen van de projectmap in het USB geheugen worden standaard als
‘FantomG001.Prj’, ‘FantomG002.Prj’, etc. genummerd, maar het deel, dat aan de
bestandsnaam extensie vooraf gaat, zal de project naam zijn, die u toewees, wanneer u deze
opslaat.
Als u de samples eerder naar een project in het interne geheugen dan naar het USB geheugen
opslaat, gebruik dan de USB opslag functie ‘Bestanden met de computer uitwisselen
(USB Storage)’ (p. 281 van de gebruikershandleiding) om de sample (FantomG.Prj/SMPL/
001.WAV) van het interne geheugen naar de computer te kopiëren.
7. Wanneer u klaar bent met kopiëren, verwijder dan het USB-geheugen van de computer
en druk vervolgens op [F8 (Exit)] op de Fantom-G.
Windows Vista/XP gebruikers:
In ‘mijn computer’ klikt u met de rechter muisknop het icoon ‘verwijderbare harddisk’ aan en voer
‘verwijder’ uit.
Mac OSX gebruikers:
Sleep de USB Drive icoon naar de prullebak.
8. Gebruik software, zoals Windows Media Player of iTunes om de gekopieerde sample
(0001.WAV) op een CD te branden.
Voor informatie over een CD schrijven, zie de gebruikershandleiding of help bestand van de
software.
De opnieuw gesamplde sample naar de computer kopiëren, en een
CD creëren
CD
0001.WAV
(Song)
154
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
ATTENTION
: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
Het symbool van de bliksemflits met pijl, binnen een
gelijkzijdige driehoek, is bedoeld om de gebruiker te
waarschuwen voor de aanwezigheid van niet geïsoleerd,
’gevaarlijk voltage’ binnenin het apparaat, welke krachtig
genoeg kan zijn om een elektrische schok bij personen te
veroorzaken.
Het uitroepteken binnen een gelijkzijdige driehoek is
bedoeld om de gebruiker te waarschuwen voor de
aanwezigheid van belangrijke bedienings- en
onderhoudsinstructies in de literatuur behorende bij het
product.
INSTRUCTIES MET BETREKKING TOT HET RISICO VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK
OF VERWONDINGEN AAN PERSONEN.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
WAARSCHUWING: VERWIJDER HET DEKSEL (OF DE
ACHTERKANT) NIET, OM HET RISICO OP EEN ELEKTRISCHE
SCHOK TE REDUCEREN. BINNENIN BEVINDEN ZICH GEEN
ONDERDELEN DIE DOOR DE GEBRUIKER ONDERHOUDEN
KUNNEN WORDEN. LAAT HET ONDERHOUD AAN ERKEND
ONDERHOUDSPERSONEEL OVER.
WAARSCHUWING – Tijdens het gebruik van elektrische producten moeten de voorzorgsmaatregelen altijd opgevolgd worden,
inclusief de volgende:
1. Lees deze instructies.
2. Bewaar deze instructies.
3. Neem alle waarschuwingen serieus.
4. Volg alle instructies.
5. Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.
6. Maak dit apparaat alleen met een droge doek schoon.
7. De ventilatie openingen mogen niet geblokkeerd worden.
Installeer in overeenstemming met de instructies van de
fabrikant.
8. Installeer het apparaat niet in de buurt van warmtebronnen,
zoals radiatoren, kachelschuiven, kachels of andere
apparaten (inclusief versterkers) die warmte produceren.
9. De veiligheidsopzet van de gepolariseerde of aarde plug
dient niet teniet gedaan te worden. Een gepolariseerde plug
heeft twee polen, de één breder dan de andere. Een
aardeplug heeft twee platte kanten en een derde aarde pin.
De brede pool of de derde pin zijn voor uw veiligheid aange-
bracht. Wanneer de plug niet in uw stopcontact past,
raadpleegt u een elektricien voor vervanging van het verou-
derde stopcontact.
10. Bescherm het netsnoer, zodat er niet overheen gelopen kan
worden. Zorg dat het snoer, in het bijzonder bij de stekkers,
stopcontactdozen en op het punt waar zij uit het apparaat
komen, niet gedraaid of in elkaar gedrukt wordt.
11. Gebruik alleen door de fabrikant gespecificeerde
aanhangsels of accessoires.
12. Gebruik het apparaat met een door de fabrikant
gespecificeerde of bij het apparaat
geleverde kar, standaard, statief, console
of tafel. Voorzichtigheid is geboden
tijdens het verplaatsen van de kar/
apparaat combinatie, zodat deze niet kan
omvallen en daardoor stuk gaat.
13. Tijdens onweer of wanneer het apparaat
gedurende een langere periode niet gebruikt zal worden,
haalt u de stekker uit het stopcontact.
14. Laat al het onderhoud aan erkend onderhoudspersoneel
over. Onderhoud is vereist, wanneer het apparaat op
enigerlei wijze beschadigd is, bijvoorbeeld als het netsnoer
of de stekker beschadigd is, er vloeistof of objecten in het
apparaat terecht zijn gekomen, als het apparaat aan regen
of vochtigheid heeft blootgestaan, niet normaal functioneert
of is gevallen.
3
Fantom-G6/G7/G8 Gebruikershandleiding
201b
Voordat u dit apparaat gebruikt, leest u eerst de secties getiteld: ‘BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES’ (p.2), ‘HET
APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ (p.4) en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (p.7). In deze secties vindt u
belangrijke informatie over de juiste bediening van het apparaat. Bovendien kunt u de gebruikershandleiding in zijn geheel
doorlezen om een goed beeld te krijgen van alles dat de Fantom-G te bieden heeft. Bewaar deze handleiding zodat u er later aan
kunt refereren.
Deze gebruikershandleiding is van toepassing op de Fantom-G6, de Fantom-G7 en de Fantom-G8. De term ‘Fantom-G’ wordt in
deze handleiding voor deze drie modellen gebruikt.
De uitleg in deze handleiding bevat illustraties, die weergeven wat er in het scherm getoond wordt. Het apparaat kan echter van
een nieuwere, verbeterde systeemversie zijn voorzien (d.w.z: bevat nieuwere geluiden), dus wat u werkelijk in het scherm ziet,
kan mogelijk niet altijd overeenkomen met hetgeen in de handleiding wordt getoond.
Omwille van productverbetering kunnen de specificaties en/of het uiterlijk van dit apparaat zonder voorafgaande mededeling
gewijzigd worden.
Copyright © 2008 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Zonder schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION mag niets uit deze publicatie, in
welke vorm dan ook, gereproduceerd worden.
4
USING THE UNIT SAFELY
001
Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, leest u
onderstaande instructies en de gebruikershand-
leiding.
..........................................................................................................
001-50
Sluit de stekker van dit model op een geaard
stopcontact aan.
..........................................................................................................
002b
Maak het apparaat niet open en voer geen modifi-
caties uit. (De enige uitzondering hierop is
wanneer er in de handleiding specifieke
instructies worden gegeven voor het installeren
van opties door de gebruiker, die in de juiste
volgorde uitgevoerd dienen te worden. Zie p.304, p.308).
..........................................................................................................
003
Tracht het apparaat niet te repareren of onder-
delen in het apparaat te vervangen (behalve
wanneer daartoe specifieke instructies in de
handleiding staan). Ga voor alle onderhoud naar
uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service
Centrum of een erkende Roland distributeur, die
u op de "Informatie" pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
004
Het apparaat mag nooit worden gebruikt of
opgeborgen worden op plaatsen die:
aan extreme temperaturen onderhevig zijn
(bijvoorbeeld direct zonlicht in een afgesloten
voertuig, dichtbij een warmtekanaal of
bovenop warmte genererende apparatuur of die
vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes of
natte vloeren hebben of
aan regen blootstaan of vochtig zijn of
stoffig zijn of
aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
006005
Dit apparaat dient alleen met een door Roland
aanbevolen standaard gebruikt worden.
..........................................................................................................
Als dit apparaat met een door Roland aanbevolen
standaard wordt gebruikt, moet de standaard
zorgvuldig geplaatst worden zodat deze waterpas
staat en stabiel blijft. Als u geen standaard
gebruikt, moet de locatie waar u het apparaat wilt
plaatsen een waterpas oppervlak hebben en het apparaat
ondersteunen, zodat het niet kan wiebelen.
..........................................................................................................
008a
Het apparaat dient alleen op een stopcontact te
worden aangesloten, dat in de instructies of op
het apparaat zelf wordt vermeld.
..........................................................................................................
008e
Gebruik alleen het aan het apparaat bevestigde
netsnoer. Ook mag het bijbehorende netsnoer niet
met een ander apparaat worden gebruikt.
..........................................................................................................
009
Buig of draai het netsnoer niet overmatig en
plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor
kan het snoer beschadigen, elementen kunnen
afbreken en kortsluiting kan ontstaan. Bescha-
digde snoeren brengen risico’s van brand en
schok met zich mee!
..........................................................................................................
010
Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie
met een versterker en koptelefoon of luidsprekers,
kan geluidsniveaus produceren die permanent
gehoorsverlies kunnen veroorzaken. Gebruik het
apparaat niet gedurende langere tijd op een hoog
of oncomfortabel volumeniveau. Indien u last
heeft van enig gehoorsverlies of een piep in de
oren, moet u het apparaat niet meer gebruiken en
een oorarts raadplegen.
..........................................................................................................
HET
APPARAAT
OP
EEN
VEILIGE
MANIER
GEBRUIKEN
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het
aanwezige meubilair, en tevens aan
huisdieren kunnen optreden.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De
specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden,
wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen
de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan
de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit
uit elkaar gehaald mag worden.
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Over de symbolen
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
5
012a
Zorg, dat er geen objecten (bijvoorbeeld
brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloei-
stoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat
terechtkomen.
..........................................................................................................
013
Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het
stopcontact en breng het apparaat voor
onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbij-
zijnde Roland Service Centrum of een erkend
Roland distributeur, te vinden op de "Informatie"
pagina, indien:
De adapter, het netsnoer of de stekker is beschadigd of
Er rook of een ongewone geur optreedt
Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen of
Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden) of
Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of
een duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
013
In huishoudens met kleine kinderen moet een
volwassene toezicht houden, totdat het kind in
staat is de regels die essentieel zijn voor een
veilige bediening van het apparaat op te volgen.
..........................................................................................................
014
Bescherm het apparaat tegen zware schokken.
(Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
015
Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een
stopcontact waar een buitensporig aantal andere
apparaten gebruik van maakt. Wees in het
bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verleng-
snoeren – de totale hoeveelheid stroom die door
alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag
nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van
het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige
ladingen kan de isolatie van het snoer verhit
raken, en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat
gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper,
het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of
een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op
de ‘Informatie’ pagina.
..........................................................................................................
022a
Zet het apparaat uit en haal het netsnoer los,
voordat de uitbreidingskaart wordt geïnstalleerd
(ARX serie p.304, DIMM p.308).
..........................................................................................................
023
SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele
CD speler af. Het resulterende geluid kan een
dermate hoog niveau hebben, dat dit tot gehoors-
verlies kan leiden.
Ook kan hierdoor schade aan luidsprekers of
andere systeem componenten ontstaan.
012a
Plaats geen objecten met vloeistof (zoals bloemen-
vazen) op het apparaat. Vermijd tevens het
gebruik van insecticiden, parfums, alcohol,
nagellak, spuitbussen enz. in de buurt van het
apparaat. Gemorste vloeistof dient direct met een
droge, zachte doek weggeveegd te worden.
..........................................................................................................
118a
Het apparaat en de adapter dienen zo geplaatst te
worden dat hun locatie of positie de benodigde
ventilatie niet belemmert.
..........................................................................................................
101c
Dit apparaat mag alleen gebruikt worden met de
Roland standaard KS-18Z (Fantom-G6/G7/G8),
KS-G8 (Fantom-G8). Wanneer andere standaards
worden gebruikt, kan instabiliteit optreden, en
kunnen verwondingen veroorzaakt worden.
..........................................................................................................
102b
Als u de stekker van de adapter in het apparaat of
een stopcontact steekt of eruit haalt, houdt u deze
of de behuizing van de adapter vast.
..........................................................................................................
103a
U dient de adapter met enige regelmaat uit het
stopcontact te halen en deze schoon te maken met
een droge doek om stof en andere opeenhopingen
tussen de vorken van de stekker uit te halen. Ook
haalt u de stekker uit het stopcontact wanneer het
apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt zal
worden. Ophoping van stof tussen de twee
stekkers kan slechte isolatie veroorzaken, dat tot
brand kan leiden.
..........................................................................................................
104
Probeer het in de war raken van snoeren te
voorkomen. Tevens dienen alle snoeren buiten
het bereik van kinderen te blijven. .
..........................................................................................................
106
Ga nooit op het apparaat zitten of staan en plaats
er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107b
Raak de behuizing van de adapter of zijn stekkers
nooit met natte handen aan, als u deze in dit
apparaat of een stopcontact steekt of eruit haalt.
..........................................................................................................
108d
Als u de Fantom-G8 moet verplaatsen, leest u de
voorzorgsmaatregelen hieronder. Er zijn
minimaal twee personen nodig om het apparaat
op een veilige manier op te tillen en te
verplaatsen. Het dient voorzichtig behandeld te
worden, en ten alle tijden waterpas gehouden te
worden. Zorg, dat u het stevig vast heeft, om
uzelf tegen verwondingen te beschermen, en te
voorkomen dat het apparaat beschadigt.
Haal het netsnoer los.
Haal alle snoeren van externe apparaten los.
..........................................................................................................
109a
Voordat u het apparaat schoonmaakt, zet u de
stroom uit en haalt u de adapter uit het
stopcontact (p.25).
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
6
118a110a
Wanneer u onweer in de omgeving verwacht,
haalt u de adapter uit het stopcontact.
..........................................................................................................
115a
Installeer alleen de gespecificeerde uitbreidings-
kaart(en) (ARX serie, DIMM). Verwijder alleen de
gespecificeerde schroeven (p.304, p.308).
..........................................................................................................
Indien u de schroeven van het onderpaneel van
het apparaat verwijderen (p.304, p.308), bewaart u
deze op een veilige plaats buiten het bereik van
kinderen, zodat er geen kans bestaat dat zij deze per
ongeluk inslikken.
..........................................................................................................
120
Zet altijd de fantoomvoeding uit wanneer een
ander apparaat dan een condensator microfoon,
waarvoor fantoomvoeding is vereist, wordt
aangesloten. U riskeert beschadigingen als u per
ongeluk fantoomvoeding op dynamische micro-
foons, afspeel apparaten of andere apparaten, die
dit soort voeding niet gebruiken, toepast.
Controleer de specificaties van de microfoon die u
wilt gebruiken in de bijbehorende handleiding.
(De fantoomvoeding van dit instrument: 48V DC, 10mA
Max)
..........................................................................................................
VOORZICHTIG
7
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Stroomvoorziening:
Sluit dit apparaat niet op hetzelfde stopcontact aan, dat
door een elektrisch apparaat wordt gebruikt waar een
omvormer bij te pas komt (zoals een koelkast, wasma-
chine, magnetronoven of airconditioner) of dat een motor
bevat. Afhankelijk van de manier waarop het apparaat
wordt gebruikt, kan de ruis van de stroomvoorziening
veroorzaken dat dit apparaat storingen gaat vertonen of
hoorbare ruis produceert. Wanneer het niet mogelijk is om
een apart stopcontact te gebruiken, plaatst u een stroom-
voorziening ruisfilter tussen dit apparaat en het
stopcontact.
Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt
aangesloten zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit
voorkomt storingen en/of beschadigingen aan
luidsprekers of andere apparaten.
Hoewel LCD en LED’s uit gaan als de POWER schakelaar
wordt uitgezet, betekent dit niet dat het apparaat volledig
los van de stroombron is. Om de stroom volledig uit te
zetten, zet u de POWER schakelaar eerst op ‘Off’, en haalt
u de stekker uit het stopcontact. Dit is de reden waarom u
een stopcontact moet kiezen dat binnen handbereik is.
Plaatsing
Wanneer het apparaat in de buurt van krachtversterkers
(of andere apparatuur welke grote stroom transformators
bevat) wordt gebruikt, kan ruis worden opgewekt. Om dit
probleem op te lossen, verandert u de richting van dit
apparaat of plaatst u het verder weg van de storingsbron.
Dit apparaat kan storing in radio en televisieontvangst
veroorzaken. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid
van dit soort ontvangers.
Ruis kan veroorzaakt worden wanneer draadloze commu-
nicatieapparaten zoals mobiele telefoons in de buurt van
dit apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan optreden
bij het ontvangen of starten van een gesprek of tijdens de
conversatie. Als u dit soort problemen ondervindt, dient u
deze draadloze apparaten op meer afstand van dit
apparaat te plaatsen of uit te zetten.
Stel het apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het
niet in de buurt van warmte genererende apparaten, laat
het niet in een afgesloten voertuig achter, en stel het niet
aan temperatuur extremen bloot.
Door overmatige hitte kan het apparaat vervormen of
verkleuren.
Als het apparaat naar een locatie met een zeer afwijkende
temperatuur en/of vochtigheid wordt verplaatst, kunnen
er waterdruppels (condensatie) binnen in het apparaat
worden gevormd. Wanneer u het apparaat in deze staat
gaat gebruiken, kunnen schade en storingen ontstaan.
Daarom moet u het apparaat, voordat u het in gebruik
neemt, enige uren laten staan totdat de condensatie
volledig is verdampt.
Laat geen objecten boven op het apparaat staan.
Dit kan de oorzaak van storingen zijn, zoals toetsen die
geen geluid meer produceren.
Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het
oppervlak waar het apparaat geplaatst is, kunnen de
rubber voetjes het oppervlak doen verkleuren of
ontsieren.
Om dit te voorkomen, kunt u een stukje vilt of stof onder
de rubber voetjes leggen. Zorg in dat geval, dat het
apparaat niet per ongeluk glijdt of verplaatst kan worden.
Onderhoud
Voor het dagelijks schoonhouden, veegt u het apparaat
met een zachte, droge of een licht vochtige doek schoon.
Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een doek
met een kleine hoeveelheid mild, niet schurend
schoonmaakmiddel. Neem het apparaat daarna met een
zachte, droge doek af.
Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of oplosmid-
delen om verkleuring en/of vervorming van het apparaat
te voorkomen.
Reparaties en data
Wees ervan bewust, dat alle data in het geheugen van het
apparaat verloren kan gaan wanneer het apparaat ter
reparatie wordt aangeboden. Een reservekopie van belan-
grijke data dient altijd in een USB geheugen opgeslagen te
worden of op papier genoteerd te worden (indien
mogelijk). Tijdens de reparatie proberen wij dataverlies
ten alle tijden te voorkomen. In bepaalde gevallen (als het
aan het geheugen zelf gerelateerde circuit niet werkt) spijt
het ons dat de data niet hersteld kan worden, en Roland is
niet aansprakelijk voor dit soort verlies van data.
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen
De inhoud van het geheugen kan onherstelbaar verloren
gaan door een storing of door onjuist gebruik van het
apparaat. Om het verlies van belangrijke data te
voorkomen, adviseren wij u een reservekopie van belan-
grijke data die u in het geheugen van het apparaat heeft
opgeslagen te maken, en in een USB geheugen op te slaan.
Helaas kan het onmogelijk zijn om de inhoud van data die
in een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) werd
opgeslagen te herstellen, nadat deze verloren is gegaan.
Roland Corporation is niet aansprakelijk voor dit soort
dataverlies.
Bedien de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars,
en de jacks en aansluitingen met zorg. Ruwe behandeling
kan tot storingen leiden.
Sla nooit op het beeldscherm en druk er niet hard op.
Tijdens normale werking kan een lichte ruis van af het
beeldscherm hoorbaar zijn.
Bij het aansluiten/ontkoppelen van alle kabels, houdt u de
stekker zelf vast. Trek nooit aan de kabel zelf. Op deze
manier vermijdt u kortsluiting of beschadigingen aan de
interne elementen van de kabel.
Tijdens normale werking geeft het apparaat een geringe
hoeveelheid warmte af.
8
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Om te vermijden dat u uw buren stoort, probeert u het
volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden.
U kunt ervoor kiezen een koptelefoon te gebruiken, zodat
u zich geen zorgen om de personen in uw naaste
omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
Wanneer u het apparaat moet transporteren, verpakt u het
zo mogelijk in de originele doos (inclusief schokabsorb-
erend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkings-
materiaal moeten gebruiken.
Gebruik alleen het gespecificeerde expressie pedaal (EV-5,
apart verkrijgbaar). Door andere expressie pedalen aan te
sluiten kunnen storingen ontstaan, en kan het
apparaat beschadigen.
Sommige aansluitkabels bevatten weerstanden. Gebruik
voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels, die
weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels kan
het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn.
Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant
van de kabel verkrijgen.
De gevoeligheid van de D Beam controller verandert,
afhankelijk van de hoeveelheid licht in de omgeving van
het apparaat. Indien dit niet naar verwachting
functioneert, stelt u de gevoeligheid bij, volgens de
helderheid van de locatie (p.287).
Als u een extern apparaat dat op de DIGITAL AUDIO IN
jack is aangesloten uitzet of de kabel ontkoppelt, kan een
ruis in de invoer via DIGITAL AUDIO IN hoorbaar zijn.
Als dit gebeurt, sluit u het externe apparaat opnieuw aan
of zet u de [MIX IN] schakelaar van de Fantom-G uit.
Voordat kaarten worden
gebruikt
USB geheugen gebruiken
704
Steek het USB geheugen voorzichtig helemaal in het
apparaat, totdat het stevig op zijn plaats zit.
Raak de polen van het USB geheugen nooit aan. Vermijdt
ook dat deze vies worden.
USB geheugens zijn met gebruik van precisie compo-
nenten gefabriceerd. Behandel de kaarten voorzichtig, en
let vooral op het volgende:
Om beschadigingen aan kaarten door statische
elektriciteit te voorkomen, moet alle mogelijke
statische elektriciteit van uw eigen lichaam ontladen
worden, voordat u de kaarten gaat gebruiken.
Het contact gedeelte van de kaarten mag nooit met
metaal in aanraking komen.
De kaarten niet buigen of laten vallen, en stel deze niet
aan sterke trillingen of vibraties bloot.
Bewaar kaarten niet in direct zonlicht, in afgesloten
voertuigen of soortgelijke locaties (opslag temperatuur:
-25 tot 85 graden C).
Laat de kaarten niet nat worden.
Probeer de kaarten niet uit elkaar te halen of te
wijzigen.
Behandeling van CD-ROM’s
Raak de glanzende onderkant van de disk (het gecodeerde
oppervlak) niet aan, en zorg dat het niet bekrast raakt.
Beschadigde of vieze CD-ROM disks kunnen mogelijk
niet juist gelezen worden. Houd de disks met een in de
winkel verkrijgbare CD reiniger schoon.
Auteursrecht
Het opnemen, dupliceren, distribueren, verkopen, leasen,
uitvoeren of uitzenden van auteursrechtelijk materiaal
(muzikale werken, visuele werken, uitzendingen, live
uitvoeringen, enz.) dat geheel of gedeeltelijk aan een
derde partij behoort, zonder toestemming van de houder
van het auteursrecht, is bij de wet verboden.
Dit product kan gebruikt worden voor het opnemen of
dupliceren van geluid of visueel materiaal zonder
beperkingen opgelegd door bepaalde technologische
kopieerbeveiliging maatregelen. Dit komt door het feit dat
dit product bedoeld is voor het produceren van originele
muziek of video materiaal, en daarom zo ontworpen is dat
materiaal, dat geen inbreuk maakt op de auteursrechten
van anderen (bijvoorbeeld uw eigen originele werken),
vrijelijk opgenomen of gedupliceerd kan worden.
Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, die inbreuk
kunnen maken op auteursrechten van derden. We nemen
geen enkele verantwoordelijkheid met betrekking tot
inbreuk op auteursrechten, die door het gebruik van dit
apparaat kan ontstaan.
add
* MMP (Moore Microprocessor Portfolio) verwijst naar een
patentenportfolio i.v.m. de architectur van micropro-
cessors, die ontwikkeld werd door Technology Properties
Limited (TPL). Roland heeft een licentie van de TPL-groep
voor deze technologie.
* MatrixQuest™ 2008 TEPCO UQUEST,
LTD. Alle rechten voorbehouden.
* De UDSB functie van de Fantom-G
gebruikt MatrixQuest Middleware
technologie van TEPCO UQUEST, LTD.
* Harpsichord Samples met dank aan het Hamamatsu
museum van muziekinstrumenten.
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken
van Microsoft Corporation.
* Windows® staat officieel bekend als ‘Microsoft®
Windows® besturingssysteem.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken
van Apple Inc.
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Inc.
9
Inhoud
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN.....................................4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN...............................................................................7
Inhoud.........................................................................................................................9
01: introductie (Overzicht en basisbediening) ......... 19
Hoofdkenmerken......................................................................................................20
Paneelbeschrijvingen..............................................................................................22
Voorpaneel.............................................................................................................................................................................22
Achterpaneel .........................................................................................................................................................................24
Aansluitingen maken...............................................................................................25
Een versterker en luidspreker systeem aansluiten..........................................................................................................25
Een USB muis aansluiten (apart verkrijgbaar).................................................................................................................26
De Fantom-G op een standaard plaatsen..........................................................................................................................27
De stroom aanzetten................................................................................................28
De stroom uitzetten..............................................................................................................................................................28
De demosongs beluisteren.....................................................................................29
De song automatisch laden bij opstarten (als een projekt geladen wordt)....................................................29
Verscheidene uitvoeringsopties.............................................................................30
Velocity/Aftertouch...............................................................................................................................................30
Pitch Bend/modulatie hendel..............................................................................................................................30
Octave Shift (OCT).................................................................................................................................................30
Transpose.................................................................................................................................................................30
Hold pedaal............................................................................................................................................................. 31
Control pedaal ........................................................................................................................................................31
Overzicht van de Fantom-G....................................................................................32
Hoe de Fantom-G is gestructureerd ..................................................................................................................................32
Basis structuur ........................................................................................................................................................32
Verschillende geluidseenheden............................................................................................................................32
Single / Live / Studio modes...............................................................................................................................33
Over polyfonie........................................................................................................................................................ 34
Over het geheugen ...............................................................................................................................................................35
Over de interne effecten.......................................................................................................................................................36
Effect types.............................................................................................................................................................. 36
Over de sequencer................................................................................................................................................................36
Geluid en MIDI.......................................................................................................................................................36
Wat is een song? .....................................................................................................................................................36
Wat is een Track?....................................................................................................................................................37
Songs en de status van de geluidsgenerator ......................................................................................................37
SMF (Standard MIDI File .MID)...........................................................................................................................37
Over de sampling sectie....................................................................................................................................................... 38
Basisbediening van de Fantom-G..........................................................................39
Veranderen van geluidsgenerator mode...........................................................................................................................39
Hoe de functie knoppen werken........................................................................................................................................40
De cursor verplaatsen.......................................................................................................................................................... 40
Een waarde bewerken.......................................................................................................................................................... 41
Een naam toewijzen..............................................................................................................................................................42
Basis Pad handelingen.........................................................................................................................................................43
De Pad mode veranderen...................................................................................................................................... 43
De Pad instellingen bekijken ................................................................................................................................43
De Pads als numerieke toetsen gebruiken.......................................................................................................... 43
Shortcut Menu.......................................................................................................................................................................44
10
Inhoud
02: Geluidsgenerator, Sectie 1 (Geluiden spelen) .... 45
Spelen in de Single Mode........................................................................................46
Over het Single Play scherm............................................................................................................................................... 46
Het Single Play scherm weergeven .....................................................................................................................46
Een Patch selecteren.............................................................................................................................................................47
Patches op categorie selecteren (Patch Finder)..................................................................................................48
Patches uit de lijst selecteren.................................................................................................................................49
Patches beluisteren (Phrase Preview)..................................................................................................................49
De Tones die zullen klinken selecteren............................................................................................................................. 50
Individuele noten spelen (Monofoon)............................................................................................................................... 50
Part instellingen (Part View)...............................................................................................................................................51
De parameter die door de Realtime Controllers of D Beam controller wordt bestuurd selecteren (Control Setting).51
Percussie instrumenten spelen (Rhythm Set)...................................................................................................................52
Een ritme set selecteren.........................................................................................................................................52
Een Sample Set spelen..........................................................................................................................................................53
Een Sample set selecteren......................................................................................................................................53
Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite) ......................................54
Een geluid registreren (Regist).............................................................................................................................54
Een geluid oproepen..............................................................................................................................................55
Het volume van elke stap specificeren (Favorite Level)................................................................................... 55
De stap waarin u een geluid heeft geregistreerd veranderen..........................................................................55
Een geregistreerd geluid verwijderen (Remove)...............................................................................................55
Alle geluidsregistraties uit een bank verwijderen (Remove Bank).................................................................55
Een song registreren (Set Song)............................................................................................................................56
Een tekstbestand importeren (Import Text).......................................................................................................56
Een tekstbestand verwijderen (Remove Text)....................................................................................................57
Het lettertype dat wordt weergegeven veranderen (Font)..............................................................................57
Spelen in de Live Mode...........................................................................................58
Het Live Play (Layer/Split) scherm weergeven ..............................................................................................................58
Functies in het Live Play (Layer/Split) scherm ...............................................................................................................59
Een Live Set selecteren.........................................................................................................................................................60
Live sets uit de lijst selecteren...............................................................................................................................60
Het Live Play (Layer/Split) scherm gebruiken................................................................................................................60
Een Part selecteren .................................................................................................................................................60
Het Part dat u wilt horen selecteren (Keyboard Switch)..................................................................................61
Het Part dat door de Pads wordt gespeeld selecteren......................................................................................61
Het geluid voor een Part selecteren..................................................................................................................... 61
Geluiden combineren en samen spelen (Layer).................................................................................................62
Verschillende geluiden in verschillende gebieden van het toetsenbord spelen (Split) ...............................62
Het Live Set Part Mixer scherm gebruiken.......................................................................................................................63
De Part instellingen bewerken..............................................................................................................................63
Het Layer Edit scherm gebruiken......................................................................................................................................64
Het geluid van een Part selecteren.......................................................................................................................64
De Part instellingen bewerken..............................................................................................................................64
Uitvoeren met de Arpeggio ................................................................................................................................................65
Uitvoeren met de Realtime Controllers en D Beam Controller..................................................................................... 65
Effecten instellen...................................................................................................................................................................65
Het Master niveau aanpassen.............................................................................................................................................65
Gedetailleerde instellingen voor een Live Set maken.....................................................................................................65
Spelen in de Studio Mode.......................................................................................66
Het Studio Play scherm weergeven...................................................................................................................................66
Functies in het Studio Play scherm....................................................................................................................................67
De weergegeven Part groep veranderen.............................................................................................................67
Een Studio Set selecteren.....................................................................................................................................................67
Studio sets uit de lijst selecteren...........................................................................................................................68
Het Studio Play scherm gebruiken....................................................................................................................................68
Selecting a Part........................................................................................................................................................ 68
Het geluid voor een Part selecteren..................................................................................................................... 68
Het Part dat u wilt laten klinken selecteren (Keyboard Switch).....................................................................69
De Part instellingen bewerken..............................................................................................................................69
Uitvoeren met de Arpeggio ................................................................................................................................................70
Uitvoeren met de Realtime Controllers en D Beam Controller..................................................................................... 70
Effecten instellen...................................................................................................................................................................70
Het Master niveau aanpassen.............................................................................................................................................70
Gedetailleerde instellingen voor een Studio Set maken.................................................................................................70
11
Inhoud
03: Geluidsgenerator, Sectie 1 (geluiden besturen) .71
Het geluid in Realtime wijzigen ..............................................................................72
Uw hand over de D Beam bewegen om het geluid te wijzigen (D Beam Controller)................................................72
Instellingen voor de D Beam controller maken.................................................................................................73
Knoppen, schuifregelaars of S1/S2 knoppen gebruiken om het geluid te wijzigen (Realtime Controller)............75
Realtime Controller instellingen veranderen.....................................................................................................76
Een pedaal gebruiken om het geluid te wijzigen (Control Pedal) ................................................................................77
Control Pedal instellingen maken........................................................................................................................ 77
Arpeggio’s spelen....................................................................................................78
Over Arpeggio ......................................................................................................................................................................78
Arpeggio’s spelen.................................................................................................................................................................78
Arpeggio aan en uitzetten..................................................................................................................................... 78
Het tempo voor Arpeggio uitvoeringen bepalen.............................................................................................. 78
Een Arpeggio laten doorklinken..........................................................................................................................78
Arpeggio instellingen...........................................................................................................................................................78
Het door u gecreëerde arpeggio opslaan (Write).............................................................................................................79
De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory)........................................80
Over de Chord Memory functie.........................................................................................................................................80
Spelen met de Chord Memory functie .............................................................................................................................. 80
De Chord Memory functie aan en uitzetten....................................................................................................... 80
Akkoordvormen selecteren...................................................................................................................................80
Een akkoord laten spelen in de volgorde van de samenstellende noten (Rolled Chord)............................ 81
Uw eigen akkoordvormen creëren ....................................................................................................................................81
De door u gecreëerde akkoordvormen opslaan...............................................................................................................82
04: Geluidsgenerator, sectie 3 (geluiden creëren) ... 83
Een Patch creëren....................................................................................................84
Hoe Patch instellingen gemaakt worden..........................................................................................................................84
Een Patch snel bewerken (PatchZoom Edit).......................................................................................................84
Alle parameters van een Patch bewerken (Patch Pro Edit)..............................................................................86
Patch/Tone instellingen initialiseren (Patch Initialize/Tone Initialize)........................................................87
Patch (Tone) instellingen kopiëren (Patch Tone Copy).................................................................................... 87
Waarschuwing bij selectie van een golfvorm..................................................................................................... 88
Door u gecreëerde Patches opslaan (Write)......................................................................................................................88
De opslagbestemming Patch beluisteren (Compare)........................................................................................ 89
Functies van de Patch parameters...................................................................................................................................... 89
Instellingen gemeenschappelijk voor de gehele Patch (General).................................................................... 89
Golfvormen wijzigen (Wave)................................................................................................................................91
De manier waarop een Tone klinkt veranderen (TMT)....................................................................................92
De toonhoogte wijzigen (Pitch/Pitch Env).........................................................................................................96
De helderheid van een geluid met een filter wijzigen (TVF/TVF Env).........................................................98
Het volume aanpassen (TVA/TVA Env)..........................................................................................................100
Output....................................................................................................................................................................102
Modulerende geluiden (LFO1/2Step LFO)......................................................................................................102
Portamento of Legato op het geluid toepassen (Solo/Porta).........................................................................105
Diverse instellingen (Misc)..................................................................................................................................107
Matrix Control instellingen (Control 1-4).........................................................................................................109
Effecten voor een Patch instellen (PFX) ............................................................................................................111
Een ritmeset creëren .............................................................................................112
Hoe ritmeset instellingen worden gemaakt.................................................................................................................... 112
Een ritmeset snel bewerken (Patch Zoom Edit)............................................................................................... 112
Alle parameters bewerken (Patch Pro Edit).....................................................................................................114
Ritmeset / Toetsinstellingen initialiseren (Rhythm Set Initialize/Rhythm Key Initialize).......................115
Rhythm Tone instellingen kopiëren (Rhythm Tone Copy)............................................................................115
Waarschuwing bij selectie van een golfvorm................................................................................................... 116
Door u gecreëerde ritmesets opslaan (Write).................................................................................................................116
De ritmeset die als opslagbestemming fungeert beluisteren (Compare)..................................................... 117
Functies van de ritmeset parameters...............................................................................................................................117
Instellingen gemeenschappelijk voor de gehele ritmeset (General)............................................................. 117
Golfvormen wijzigen (Wave)..............................................................................................................................119
De manier waarop een Rhythm Tone klinkt veranderen (WMT)................................................................. 120
De toonhoogte wijzigen (Pitch/Pitch Env).......................................................................................................121
De helderheid van een geluid met een filter wijzigen (TVF/TVF Env).......................................................122
12
Inhoud
Het volume aanpassen (TVA/TVA Env)..........................................................................................................124
Uitvoer instellingen (Output).............................................................................................................................125
Effecten voor een ritmeset instellen (PFX)........................................................................................................125
Een Sample Set creëren........................................................................................126
Hoe Sample set instellingen worden gemaakt...............................................................................................................126
Een Sample set snel bewerken (Patch Zoom Edit)..........................................................................................126
Alle parameters bewerken (Patch Pro Edit).....................................................................................................127
Sample Set instellingen initialiseren (Sample Set Initialize).........................................................................127
Door u gecreëerde Sample sets opslaan (Write)............................................................................................................128
Functies van Sample Set parameters...............................................................................................................................129
Instellingen gemeenschappelijk voor de gehele Sample set (General).........................................................129
Golfvormen wijzigen (Wave)..............................................................................................................................130
De toonhoogte wijzigen (Pitch)..........................................................................................................................130
Het volume aanpassen (Amp)............................................................................................................................131
Uitvoer instellingen (Output).............................................................................................................................131
Effecten voor een Sample set instellen (PFX)...................................................................................................131
Een Live/Studio Set creëren .................................................................................132
Algemene instellingen (Utility)........................................................................................................................................132
NAME....................................................................................................................................................................132
Part Info .................................................................................................................................................................132
Part Settings (Part View)....................................................................................................................................................133
Level/Pan (Als de Part Group Internal/EXP1/EXP2 is) ...............................................................................134
Level/Pan (Als de Part Group External is).......................................................................................................135
Key Range (Toonhoogte bereik).........................................................................................................................135
Output/EFX..........................................................................................................................................................136
Pitch........................................................................................................................................................................137
Scale Tune (deel stemming)................................................................................................................................138
Vibrato....................................................................................................................................................................139
Offset......................................................................................................................................................................139
Mono/Poly/Legato..............................................................................................................................................140
Voice Reserve........................................................................................................................................................141
MIDI Rx Filter.......................................................................................................................................................141
De parameter selecteren die door de Realtime Controllers of D Beam controller wordt bestuurd
(Control Setting)..................................................................................................................................................................142
D Beam...................................................................................................................................................................143
Knob....................................................................................................................................................................... 145
Slider....................................................................................................................................................................... 145
Switch S1/S2......................................................................................................................................................... 146
Arpeggio................................................................................................................................................................146
Chord Memory ..................................................................................................................................................... 146
Dynamic Pad.........................................................................................................................................................146
Ctrl Switch.............................................................................................................................................................147
De instellingen van de Patch die aan een Part is toegewezen veranderen................................................................ 147
Live/Studio Set instellingen initialiseren (Init).............................................................................................................. 148
Een door u gecreëerde Live/Studio Set opslaan (Write).............................................................................................. 148
Effecten toevoegen................................................................................................150
Waar effectinstellingen worden opgeslagen ..................................................................................................................150
Effecten aan en uitzetten....................................................................................................................................................150
Effectinstellingen maken................................................................................................................................................... 151
Effecten toepassen in Single Mode...................................................................................................................................151
Effecten toepassen in Live Mode......................................................................................................................................151
Specificeren hoe een geluid wordt uitgevoerd (Routing) ..............................................................................151
Signaalstroom diagram en parameters .............................................................................................................152
Effecten toepassen in de Studio Mode.............................................................................................................................154
Specificeren hoe het geluid wordt uitgevoerd (Routing)...............................................................................154
Signaalstroom diagram en parameters .............................................................................................................154
Patch Multi-Effect instellingen maken (PFX) .................................................................................................................157
Multi-effect instellingen maken (MFX1-2)......................................................................................................................158
Chorus instellingen maken (Chorus)...............................................................................................................................159
Reverb instellingen maken (Reverb)................................................................................................................................159
Mastering Effect..................................................................................................................................................................160
Effectenlijst.............................................................................................................161
MFX/PFX Parameter .........................................................................................................................................................161
Chorus Parameters............................................................................................................................................................. 184
Reverb parameters..............................................................................................................................................................185
Input Effect Parameters.....................................................................................................................................................186
13
Inhoud
05: Pads (de Pads gebruiken) .............................. 187
De Pads gebruiken.................................................................................................188
Algemene handelingen voor Pads...................................................................................................................................188
De Pad Mode veranderen (PAD MODE)..........................................................................................................188
De Pads als numerieke toetsen gebruiken (NUMERIC).................................................................................188
De Hold functie gebruiken om geluiden door te laten klinken (HOLD).....................................................188
De Roll functie gebruiken (ROLL)..................................................................................................................... 189
Banken veranderen (BANK)...............................................................................................................................189
De Pad instellingen bewerken (PAD SETTING)..............................................................................................190
Pad uitwisselen (Pad Exchange) ........................................................................................................................190
1 SAMPLE PAD (de Pads gebruiken om Samples te spelen) ......................................................................................191
Over Samples........................................................................................................................................................191
De Pad instellingen bewerken............................................................................................................................191
2 RHYTHM (De Pads gebruiken om een ritmeset te spelen)....................................................................................... 192
De Pad instellingen bewerken............................................................................................................................192
3 CHORD MEMORY (De Pads gebruiken om akkoordvormen te veranderen).......................................................193
De Pad instellingen bewerken............................................................................................................................193
4 ARPEGGIO (De Pads gebruiken om van arpeggiostijl te veranderen)................................................................... 193
De Pad instellingen bewerken............................................................................................................................193
5 RPS (De Pads gebruiken om frases te spelen)............................................................................................................. 194
Het tempo voor het afspelen van frases specificeren......................................................................................194
De Pad instellingen bewerken............................................................................................................................194
6 RHTYHM PTN (De Pads gebruiken om ritmepatronen te spelen).......................................................................... 196
Het tempo voor het afspelen van ritmepatronen specificeren ......................................................................196
De Pad instellingen bewerken............................................................................................................................196
7 TONE SEL/SW (De Pads gebruiken om Tones te selecteren of deze aan/uit te zetten)...................................... 197
De Pad status controleren ...................................................................................................................................197
8 TRACK MUTE (De Pads gebruiken om tracks tijdelijk stil te maken)....................................................................197
De Pad status controleren ...................................................................................................................................197
9 BOOKMARK (De Pads gebruiken om veelgebruikte schermen op te roepen)......................................................198
Een scherm registreren........................................................................................................................................198
Een scherm oproepen...........................................................................................................................................198
10 MIDI TX SW (De Pads gebruiken om externe MIDI zendkanalen (1-16) aan/uit te zetten)..............................198
De Pad status controleren ...................................................................................................................................198
11 EFFECT SW (De Pads gebruiken om effecten aan of uit te zetten)........................................................................199
De Pad status controleren ...................................................................................................................................199
12 PATCH MFX SW (De Pads gebruiken om Patch Multi-effecten aan of uit te zetten)......................................... 199
De Pad status controleren ...................................................................................................................................199
13 Part SELECT (De Pads gebruiken om Parts te selecteren) ......................................................................................200
De Pad status controleren ...................................................................................................................................200
14 Part MUTE (De Pads gebruiken om Parts tijdelijk stil te maken) (Mute).............................................................200
De Pad status controleren ...................................................................................................................................200
15 USER GROUP (de Pads gebruiken om User groepen te registreren/op te roepen)...........................................201
Een User groep geluid oproepen .......................................................................................................................201
Een geluid in een User groep registreren .........................................................................................................201
16 FAVORITE (De Pads gebruiken om favoriete instellingen te registreren/op te roepen)................................... 202
Een favoriet geluid oproepen (setting)..............................................................................................................202
Een geluid in een User groep registreren .........................................................................................................202
14
Inhoud
06: Sequencer (een song creëren).........................203
Een song afspelen.................................................................................................204
Drie manieren om af te spelen............................................................................................................................ 204
Een song afspelen (Song Play)..........................................................................................................................................204
Een song laden (Song List)..................................................................................................................................204
Een song afspelen (Song Play)............................................................................................................................205
Handelingen in het Song Play scherm.............................................................................................................. 205
Vooruitspoelen of terugspoelen tijdens het afspelen......................................................................................206
Het afspelen van een track tijdelijk stil maken (MUTE).................................................................................206
Toegang tot het Mixer scherm............................................................................................................................207
Het afspeeltempo van de song veranderen......................................................................................................207
Een song herhaaldelijk afspelen (Loop)............................................................................................................208
Markeringen in een song plaatsen (Marker)....................................................................................................208
De Track Display Zoom en Display Order veranderen (Zoom/Track Order)........................................... 209
Een track een naam geven (Track Name).........................................................................................................210
De uitvoerbestemming van een track specificeren (Output Assign)............................................................210
Een song bestand verwijderen (Song Delete)................................................................................................... 210
Een song automatisch laden bij opstarten (Wanneer een project wordt geladen) .....................................210
De op dat moment geopende song wissen (Song Clear)................................................................................ 211
Een standaard MIDI bestand afspelen (SMF).................................................................................................................212
Een standaard MIDI bestand (SMF) van de computer naar de Fantom-G kopiëren.................................212
Een standaard MIDI (SMF) bestand spelen (SMF List) ..................................................................................212
Een SMF in een frase importeren (Import Phrase)..........................................................................................213
Een SMF in een song importeren (Import Song)............................................................................................. 213
Frases spelen (MIDI Phrase) .............................................................................................................................................214
Een frase beluisteren (MIDI Phrase List)..........................................................................................................214
Een frase laden (Load)......................................................................................................................................... 214
Een frase uit het project verwijderen (Delete Phrase)..................................................................................... 215
Een frase dupliceren (Duplicate)........................................................................................................................ 215
Een frase opslaan (Save)......................................................................................................................................216
Alle frases opslaan (Save All).............................................................................................................................216
MIDI opnemen ........................................................................................................217
Frases en songs .....................................................................................................................................................217
Twee opname methodes......................................................................................................................................217
In een song opnemen.........................................................................................................................................................218
Een geluid voor de opname selecteren..............................................................................................................218
De song / frases uit het tijdelijke gebied wissen (Song Clear)......................................................................218
De maatsoort specificeren (Beat Track).............................................................................................................219
Het tempo specificeren........................................................................................................................................219
Een MIDI track en de Recording-Start maat selecteren..................................................................................219
In een frase opnemen......................................................................................................................................................... 220
Een geluid voor de opname selecteren..............................................................................................................220
Het tempo specificeren........................................................................................................................................220
De op te nemen frase selecteren.........................................................................................................................221
De uitvoering opnemen, precies zoals deze gespeeld wordt (Realtime Recording)................................................222
Basisprocedure voor Realtime Recording.........................................................................................................222
Realtime Rec Standby parameters .....................................................................................................................223
De sequencer data selecteren die opgenomen zal worden (Recording Select)...........................................224
Ongewenste data wissen, terwijl u opneemt (Realtime Erase)...................................................................... 225
Geluiden of frases beluisteren tijdens de opname (Rehearsal Functie)........................................................225
Data per stap invoeren (Step Recording)........................................................................................................................226
Noten en rusten invoeren.................................................................................................................................... 226
Geluid opnemen.....................................................................................................228
Samples en songs..................................................................................................................................................228
In een song opnemen.........................................................................................................................................................228
Een geluidstrack en de opname startlocatie selecteren...................................................................................229
Geluidsopname................................................................................................................................................................... 230
Basisprocedure voor geluidsopname................................................................................................................230
Audio Rec Standby parameters..........................................................................................................................231
15
Inhoud
Songs bewerken ....................................................................................................232
Drie manieren om te bewerken..........................................................................................................................232
Een song bewerken (Song Edit)........................................................................................................................................232
Het Song Edit scherm openen............................................................................................................................ 232
Een Sample/frase verplaatsen (Move)..............................................................................................................233
Een Sample/frase op een gespecificeerde locatie invoeren (Insert)............................................................. 233
Een Sample/frase uit een track verwijderen (Delete)..................................................................................... 234
Een Sample/frase kopiëren (Copy).................................................................................................................. 234
Een Sample/frase bewerken (Edit).................................................................................................................... 234
Song Utility (Song Util)...................................................................................................................................................... 235
De Track Display Zoom en Display Order veranderen (Zoom/Track Order)........................................... 235
De op dat moment geopende song wissen (Song Clear)................................................................................ 235
Een track wissen (Track Clear)...........................................................................................................................235
Een track een naam geven (Track Name).........................................................................................................235
Het tempo tijdens de song veranderen (Tempo Track)..................................................................................235
De maatsoort tijdens de song veranderen (beat Track)..................................................................................236
Track Edit-functie............................................................................................................................................................... 237
Lege maten invoegen in een Track (Track Edit Insert)...................................................................................237
Ongewenste maten verwijderen uit een Track (Track Edit Delete)..............................................................237
Maten van een Track kopiëren (Track Edit Copy) ..........................................................................................237
Een frase bewerken (Phrase Edit).....................................................................................................................................238
Het Phrase Edit scherm openen.........................................................................................................................238
Een frase spelen (Play).........................................................................................................................................239
De huidig bewerkte frase wissen (Clear)..........................................................................................................239
Een frase opslaan (Save)......................................................................................................................................239
Phrase Modify Menu..........................................................................................................................................................239
De timing van een frase recht maken (Quantize)............................................................................................240
Ongewenste uitvoeringsdata wissen (Erase) ...................................................................................................242
Ongewenste maten verwijderen (Delete) .........................................................................................................243
Frases kopiëren (Copy)........................................................................................................................................243
Een lege maat invoegen (Insert).........................................................................................................................244
De toonsoort transponeren (Transpose)............................................................................................................244
De Velocity veranderen (Change Velocity)......................................................................................................245
Het MIDI kanaal veranderen (Change Channel).............................................................................................246
De lengte van noten wijzigen (Change Duration)...........................................................................................247
Uitvoeringsdata naar voren en achteren verschuiven (Shift Clock).............................................................248
De sequencer data uitdunnen (Data Thin) .......................................................................................................249
Lege maten verwijderen (Truncate)...................................................................................................................249
Individuele onderdelen van sequencer data bewerken (Microscope)........................................................................250
Sequencer data bewerken (Basisprocedure in de Microscope) .....................................................................250
Sequencer data die door frases wordt verwerkt.............................................................................................. 251
Sequencer data bekijken (View).........................................................................................................................252
Sequencer data invoegen (Create) .....................................................................................................................252
Sequencer data wissen (Erase)............................................................................................................................ 252
Sequencer data verplaatsen (Move)...................................................................................................................253
Sequencer data kopiëren (Copy)........................................................................................................................253
Een song opslaan (Song Save) ............................................................................254
Wat de opgeslagen song data bevat..................................................................................................................254
Wat er nog meer wordt opgeslagen, op hetzelfde moment dat de song wordt opgeslagen ....................254
Een song opslaan (Save)....................................................................................................................................................254
De inhoud van alle tracks opnieuw in een individuele Sample samplen.................................................................. 255
Een opnieuw gesamplede Sample naar de computer kopiëren om een CD of MP3 te creëren...............255
Opslaan als SMF-bestand (Save As SMF).......................................................................................................................256
16
Inhoud
07: Sampler ......................................................... 257
Sampling.................................................................................................................258
Externe invoer in/uitschakelen........................................................................................................................................258
Instellingen voor de bron invoer maken (Input Setting)..............................................................................................258
Functies van Input Setting parameters............................................................................................................................258
Input Effect Setup instellingen .........................................................................................................................................259
Sampleprocedure................................................................................................................................................................260
Een Sample tijdens samplen verdelen...............................................................................................................262
Eerder in tijd samplen (Skip Back Sampling).................................................................................................................262
Een Sample bewerken...........................................................................................263
Een Sample selecteren (Sample List) ...............................................................................................................................263
Een Sample selecteren..........................................................................................................................................263
Een Sample laden (Load).....................................................................................................................................264
Alle Samples laden (Load All)............................................................................................................................ 264
Een Sample wissen (Unload)..............................................................................................................................264
Een Sample verwijderen (Delete).......................................................................................................................265
Een geluidsbestand (WAV/AIFF) van de computer importeren .................................................................265
Het Sample Edit scherm weergeven (Sample Edit)....................................................................................................... 266
De golfvorm weergave vergroten/verkleinen (Zoom)................................................................................... 266
De Start/Eindpunten van de Sample instellen..............................................................................................................267
De knoppen gebruiken om de punten te bewerken........................................................................................ 267
Instellingen voor de Sample maken (Sample parameters)...........................................................................................268
De BPM van een sample berekenen.................................................................................................................................269
Ongewenste porties van een Sample verwijderen (Truncate).....................................................................................269
De hoge frequentiereeks van de Sample omhoogduwen of beperken (Emphasis)..................................................269
Het volume van een Sample maximaliseren (Normalize)............................................................................................270
Amp......................................................................................................................................................................................270
Een Sample uitrekken of comprimeren (Time Stretch).................................................................................................271
Een Sample in noten verdelen (Chop).............................................................................................................................272
Een Sample opslaan (save)................................................................................................................................................274
Alle Samples opslaan (Save All).......................................................................................................................................274
Multisample............................................................................................................275
Een multisample maken.................................................................................................................................................... 275
Een multisample bewerken...............................................................................................................................................276
17
Inhoud
08: Verscheidene instellingen (menu en systeem) . 279
Menu referentie......................................................................................................280
Menu’s..................................................................................................................................................................................280
Aan project gerelateerde instellingen (Project)..............................................................................................................280
Load Project...........................................................................................................................................................280
Save Project............................................................................................................................................................281
Save As Project...................................................................................................................................................... 281
Create Project........................................................................................................................................................282
Backup Project.......................................................................................................................................................282
Restore Project.......................................................................................................................................................283
System Settings (system)...................................................................................................................................................283
Reset to Default Factory Settings (Factory Reset)..........................................................................................................284
Format USB Memory .........................................................................................................................................................284
Bestanden uitwisselen met de computer (USB Storage)...............................................................................................285
Aansluitingen........................................................................................................................................................285
De aansluitbestemming specificeren.................................................................................................................285
Waarschuwingen met betrekking tot mappen en bestanden........................................................................286
De Storage mode verlaten...................................................................................................................................286
Voorbeelden van gebruik van de USB Storage mode..................................................................................... 287
Een Bitmap bestand als achtergrond in het scherm gebruiken (Import BMP)............................................288
Text memo’s in het Favorite scherm weergeven (Import Text)..................................................................... 288
Geluidsbestanden importeren (Import Audio).............................................................................................................. 289
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)........................290
Hoe systeemfunctie instellingen gemaakt worden........................................................................................................290
De systeeminstellingen opslaan (System Write)............................................................................................................290
Functies van systeemparameters......................................................................................................................................291
Pedal/D Beam....................................................................................................................................................... 291
Keyboard ...............................................................................................................................................................292
Dynamic Pad.........................................................................................................................................................292
Knop/Schuifregelaar...........................................................................................................................................293
Magic Control .......................................................................................................................................................294
Switch S1/S2......................................................................................................................................................... 294
Sync/Temp............................................................................................................................................................295
Metronoom............................................................................................................................................................297
Klank......................................................................................................................................................................297
MIDI .......................................................................................................................................................................299
USB.........................................................................................................................................................................300
Scale Tune..............................................................................................................................................................300
Preview .................................................................................................................................................................. 300
System Ctrl............................................................................................................................................................301
Screen Saver ..........................................................................................................................................................301
Input/Sampling....................................................................................................................................................301
Startup....................................................................................................................................................................302
Systeem Informatie (Info).................................................................................................................................................. 302
De achtergrond van het scherm wijzigen (Wallpaper).................................................................................................303
Een afbeelding als achtergrond importeren (Import).....................................................................................303
Achtergrond verwijderen (Delete Wallpaper).................................................................................................303
Aan weergave gerelateerde instellingen (Appearance)................................................................................................304
Over V-LINK............................................................................................................305
Wat is V-LINK?...................................................................................................................................................................305
Aansluitvoorbeelden..........................................................................................................................................................305
De V-LINK aan/uitzetten .................................................................................................................................................305
V-LINK instellingen...........................................................................................................................................................305
V-LINK Parameters..............................................................................................................................................306
De afbeelding opnieuw instellen........................................................................................................................306
18
Inhoud
09: Appendix....................................................... 307
De uitbreidingskaart installeren...........................................................................308
Waarschuwingen bij het installeren van een uitbreidingskaart.................................................................................. 308
Hoe een uitbreidingskaart wordt geïnstalleerd............................................................................................................. 308
Een uitbreidingskaart verwijderen..................................................................................................................................309
De nieuw geïnstalleerde uitbreidingskaart configureren.............................................................................................309
Het DIMM geheugen uitbreiden............................................................................310
Voorzorgsmaatregelen voor uitbreiding van het geheugen........................................................................................310
Hoe het geheugen wordt uitgebreid................................................................................................................................310
Het geheugen verwijderen.................................................................................................................................. 311
Controleren of het geheugen correct is geïnstalleerd....................................................................................................311
Probleemoplossing................................................................................................312
Problemen met betrekking op de gehele Fantom-G .......................................................................................312
Problemen met betrekking op geluid................................................................................................................312
Problemen met betrekking tot effecten.............................................................................................................314
Problemen met betrekking tot het opslaan van data ......................................................................................314
Problemen met betrekking tot de sequencer.................................................................................................... 315
Problemen met betrekking tot MIDI en externe apparaten...........................................................................316
Problemen met betrekking tot samplen............................................................................................................316
Problemen met betrekking tot USB geheugen.................................................................................................317
Problemen met betrekking tot een USB verbinding........................................................................................317
Storingsmeldingen ................................................................................................318
Over MIDI................................................................................................................319
Over MIDI aansluitingen ....................................................................................................................................319
MIDI kanalen en multitimbrale geluidsgenerators.........................................................................................319
Specificaties...........................................................................................................322
Index........................................................................................................................324
01: introductie
(Overzicht en basisbediening)
In dit hoofdstuk worden de panelen van de Fantom-G uitgelegd, wordt een overzicht
van het instrument gegeven, en wordt de basisbediening uitgelegd.
• Hoofdkenmerken..........................................................p.20
• Paneelbeschrijvingen....................................................p.22
• Aansluitingen maken ....................................................p.25
• Overzicht van de Fantom-G...........................................p.32
• Basisbediening van de Fantom-G..................................p. 39
20
Hoofdkenmerken
Geluidskwaliteit van een hogere
klasse
De Fantom-G heeft een nieuwe geluidsmotor die altijd een
Patch multi-effect (PFX) voor elk geluid (Patch) biedt, zodat u
overvloedige geluiden kunt creëren op een manier, die tot nu
toe niet mogelijk was.
Daarnaast zijn er twee flexibele multi-effect (MFX) processors.
Maximaal 22 effect types, zoals chorus en reverb, zijn
gelijktijdig toepasbaar.
Vanzelfsprekend is de ‘integratie van geluid en MIDI’ van de
Fantom-X ook aanwezig, waarmee gesamplede geluiden als
interne geluiden gebruikt kunnen worden.
Mode instellingen geoptimaliseerd
voor uw situatie
De Fantom-G voorziet in modes die voor uw situatie
geoptimaliseerd zijn. Gebruik ‘Live’ mode voor live optredens,
en ‘Studio’ mode voor muziekproductie.
Met ‘Live mode’ kunt u vrijelijk 8-Part multitimbrale Layers
(lagen) en splits creëren. Met functies als Patch Remain, dat
garandeert dat de gespeelde noten voordat u van geluid
veranderde niet afgekapt worden, is deze mode ontworpen om
de expressie en snelheid die voor een live optreden nodig zijn te
garanderen.
Met ‘Studio mode’ werkt de Fantom-G als een 16-Part
multitimbraal instrument, en kunt u alle effecten voor
muziekproducties gebruiken.
De ‘Single mode’ kiest u als de Fantom-G alleen voor piano of
orgel wordt gebruikt. Kies deze mode als u een geluid bewerkt.
De nieuwste en beste interne
geluiden
Sinds de 88 toetsen multisample piano, die de Fantom-X
beroemd heeft gemaakt, zijn alle geluiden vernieuwd. De
Fantom-G heeft de beste geluiden in de wereld, met de nadruk
op kwaliteit. U beschikt over direct bruikbare geluiden voor
uitvoeringen en creativiteit in elke situatie. 256 MB aan interne
golfvorm capaciteit is beschikbaar (het dubbele van de Fantom-
X serie), met een breed scala van akoestische geluiden tot synth
geluiden.
Ondersteuning van de nieuwe ARX
serie uitbreidingskaarten met de
SuperNATURAL geluidsgenerator
De Fantom-G heeft twee ingangen, die de ARX serie
ondersteunen, zodat niet alleen de bestaande geluiden
uitgebreid kunnen worden, maar voorziet bovendien in een
optimale geluidsmotor voor elk verschillend geluid (Roland’s
nieuwe ‘SuperNATURAL’ technologie, die door een
verbazingwekkende expressieve kracht wordt gekenmerkt).
Deze nieuwe technologie biedt expressieve kracht en kwaliteit
van ‘je van het’, en overstijgt zelfs de geweldige interne
geluiden.
‘SuperNATURAL’ is de
zelfontwikkelde technologie van
Roland, welke de klankveranderingen
en uitvoeringstechnieken, waarmee
akoestische instrumenten en
elektrische instrumenten zich
onderscheiden, op realistische wijze
uitdrukt, en geeft een natuurlijke en rijke expressiviteit.
Nieuwe 152-track sequencer is een
hoogwaardige fusie van geluid en
MIDI
De fusie van geluid en MIDI is tot een nieuwe dimensie
opgeklommen.
De nieuwe sequencer biedt een grafische werkstroom met
maximaal 128 MIDI tracks en 24 tracks geluid, die gelijktijdig
beschikbaar zijn. Met de gemakkelijk te begrijpen op frase
gebaseerde interface kunt u een USB muis gebruiken voor een
nog snellere muziekproductie omgeving.
Volwaardige sampler
De Sample functie concurreert met andere samplers, en biedt
behalve gedetailleerde Wave bewerking tevens de mogelijkheid
om opgenomen Samples via de Pads of het toetsenbord te
spelen of deze als materiaal in geluidstracks te gebruiken.
Natuurlijk is er ook een Auto Sync functie, waarmee aan het
huidige tempo kan worden aangepast zonder dat de
toonhoogte verandert, en de toonhoogte veranderd kan worden
zonder dat dit op het tempo van invloed is.
* Er is standaard in 32 MB sampling geheugen voorzien, en een
DIMM geheugen (p.308, p. 310) kan toegevoegd worden om dit
tot maximaal 544 MB uit te breiden.
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
21
Hoofdkenmerken
Skip Back Sampling functie
De Skip Back Sampling functie, een zeer populair onderdeel
van de Fantom-X serie, is ook op de Fantom-G beschikbaar.
Door een uitvoering ononderbroken op de Fantom-G op te
nemen, zorgt deze functie ervoor dat u een ingegeven
improvisatie retroactief op elk moment kunt opnemen. Het zal
nooit meer gebeuren dat u een goed idee kwijtraakt, omdat de
recorder op dat moment niet in werking was.
Favorites functie
Met deze functie kunnen de instellingen van songs in de live
uitvoering met één druk op de knop worden opgeroepen.
Met gebruik hiervan kunt u eenvoudigweg één knop indrukken
om geluiden en instellingen te veranderen tijdens uitvoeringen,
waarbij veranderingen snel gemaakt moeten worden. Elke
instelling bevat een master volume, zodat volume aanpassingen
tijdens de repetitie gemaakt kunnen worden, opdat deze met de
feitelijke omgeving van de live uitvoering overeenkomen.
Breed VGA Liquid Crystal
beeldscherm
Het grote, brede VGA kleuren Liquid Crystal scherm is een
revolutionaire vooruitgang, die u verzekerd van een
uitmuntende zichtbaarheid en bediening in elke situatie.
Een brede reeks interfaces
USB functionaliteit is verbeterd. Met de USB MEMORY
aansluiting kunt u een geheugenstick gebruiken om data op te
slaan (reservekopie). Met de USB MOUSE kan een tweeknops
wiel muis worden aangesloten, voor een nog idealere
gebruikers interface. De USB COMPUTER aansluiting verwerkt
de data overdracht tussen de Fantom-G en de computer, en
ondersteunt tevens USB MIDI en geluid. Hierdoor kan de
Fantom-G op allerlei computer software worden aangesloten,
en dit stelt u in staat de speciale bewerkings software te
gebruiken om bewerkingstaken uit te voeren.
Bovendien bevatten de externe geluidsinvoeren speciale LINE
(STEREO) ingangsjacks en een speciale MIC/GUITAR jack.
V-LINK
De V-LINK functie opent een hele nieuwe wereld aan expressie
voor uw uitvoeringen vanwege de manier waarop muziek en
visuele beelden gesynchroniseerd kunnen worden. De regelaars
zoals de D Beam en de knoppen, schuifregelaars en dynamische
Pads van de Fantom-G kunnen gebruikt worden om de visuele
beelden te besturen, en deze onderdeel te maken van de
muziekuitvoering.
Plug-in editor/librarian
Met de bijgeleverde editor en librarian software kunt u de
computer gebruiken om de geluiden van de Fantom-G te
bewerken en beheren.
De speciale editor ondersteunt ook het functioneren als een
VSTi/AU plug-in.
Ondersteuning voor GM/GM2
De Fantom-G ondersteunt GM/GM2. Alle muziekdata, die met
GM/GM2 (GM Scores) compatibel is, kan door de Fantom-G
gespeeld worden.
22
Paneelbeschrijvingen
D BEAM
Hier kan de D Beam functie aan en uitgezet worden. Hiermee
kunnen diverse effecten op het geluid worden toegepast door uw
hand boven de sensor te bewegen.
(p.72).
[PAD TRIGGER]
Hiermee kan de D Beam controller gebruikt worden om de Pads te
bespelen, als alternatief voor het handmatig aanslaan van de Pads.
(p. 73).
[SOLO SYNTH]
Hiermee kan de D Beam controller als een mono synthesizer
gebruikt worden.
(p.73).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en de juiste knop in te
drukken, kunt u toegang tot het D Beam instellingsscherm
verkrijgen.
[ASSIGNABLE]
Hiermee kunnen verscheidene instellingen aan de D Beam controller
worden toegewezen, en kan gebruikt worden om het geluid in
Realtime te wijzigen.
(p.75).
[V-LINK]
Dit zet V-LINK aan en uit. Het V-LINK instellingsscherm verschijnt
als deze knop wordt aangezet.
(p.301).
INPUT
PEAK indicator
Dit licht op als het externe ingangsvolume te hoog is.
[MIX IN]
Dit zet de externe invoer aan/uit.
(p.258).
* Door [SHIFT] in te drukken en op deze knop te drukken gaat u
naar het invoer instellingsscherm.
(p.258).
VOLUME
VOLUME knop
Hiermee wordt het algehele volume dat via de achterpaneel
OUTPUT A [MIX] jacks en PHONES jack wordt uitgestuurd
aangepast.
(p.28).
MODE
[STUDIO]
Hiermee wordt de Fantom-G in de Studio mode geplaatst. Kies deze
instelling voor song productie.
(p.66).
[LIVE]
Dit plaatst de Fantom-G in de Live mode. Kies deze instelling als u
meerdere geluiden opgestapeld of verspreid over het toetsenbord
wilt spelen.
(p. 58).
[SINGLE]
Dit plaatst de Fantom-G in de Single mode. Kies deze instelling als u
één individueel geluid per keer wilt spelen.
(p.46).
[FAVORITE]
Hiermee kunnen favoriete geluiden geregistreerd worden om direct
op te kunnen roepen – een handige functie voor live uitvoeringen.
(p.54).
KEYBOARD
Dit zet de arpeggiator aan/uit.
(p.78).
[HOLD]
Dit schakelt de Hold functie van de
arpeggiator in en uit.
(p.78).
[CHORD MEMORY]
Dit zet Chord Memory aan/uit.
(p.80).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op deze knoppen te
drukken gaat u naar de instellingsschermen voor Chord
Memory en de arpeggiator.
[-OCT], [+OCT]
Deze verhogen of verlagen de toetsenreeks in stappen van één
octaaf. (-3 - +3).
* Door de [-OCT] en [+OCT] knoppen gelijktijdig in te drukken
kan de instelling op zijn oorspronkelijke waarde gezet worden.
[TRANSPOSE]
Als dit is ingeschakeld kunt u [-OCT] [+OCT] gebruiken om de
toetsenreeks in stappen van halve tonen te verhogen of verlagen. (-5
- +6)
* Door de [_OCT] en [+OCT] knoppen gelijktijdig in te drukken,
wordt de instelling op de oorspronkelijke waarde teruggezet.
SEQUENCER
Hier kunnen sequencer handelingen zoals afspelen en opnemen
worden uitgevoerd.
[]
Dit verplaatst de positie van de song naar het begin van de song. Als
u dit tijdens afspelen indrukt, keert u naar het begin van de song
terug en wordt er gestopt.
(p.206).
[] []
Deze verplaatsen de song positie naar de eerste tel van de vorige of
volgende maat.
(p.206).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en deze knoppen in te
drukken, kan de song positie naar de vorige of volgende
markering worden verplaatst.
[LOOP]
Dit zet Loop Playback aan/uit.
(p.208).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en deze knop in te drukken
krijgt u toegang tot het Loop instellingsscherm.
[JUMP]
Dit springt naar de JUMP markering. Als er geen markering is
ingesteld, springt dit naar het begin van de song.
(p.208).
Voorpaneel
1 8 9 12 15
10
11
13 14
2
3
4
16
17
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
23
Paneelbeschrijvingen
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en deze knop in te drukken gaat
u naar het Marker instellingsscherm.
[PLAY]
Dit speelt de song af.
(p.204).
Dit knippert in de maat van het tempo en de maatsoort.
(p.293).
[STOP]
Dit stopt het afspelen.
[REC]
Dit geeft toegang tot het Recording Standby scherm.
(p.222).
Als dit tijdens de repetitie wordt ingedrukt, wordt de Rehearsal
functie geactiveerd.
(p.225).
CONTROL
Control knoppen 1-4
Control schuifregelaars 1-8
Deze bieden Realtime regeling van de parameters of functies die zijn
toegewezen.
(p.75).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en één van de bovenstaande
knoppen (schuifregelaars) te bewegen, gaat u naar het instel-
lingsscherm van de betreffende knop.
(p.76).
MAGIC CTRL (Magic Control)
Magic Control is een functie die de rol van knop 4 en schuifregelaar
8 automatisch volgens het scherm verandert. Bijvoorbeeld, in het
Patch List scherm (p.49) selecteert knop 4 de categorie en scrollt
schuifregelaar 8 door de lijst.
TEMPO/VALUE
Dit geeft het tempo aan. Als u een knop of schuifregelaar verplaatst,
wordt hiermee zijn waarde aangegeven.
[TEMPO]
U kunt het tempo aanpassen door deze knop in te drukken en aan de
VALUE knop te draaien.
(p.78, p.207).
LIST/EDIT
[PATCH]
Druk hierop om een Patch te bewerken. Druk één keer om naar het
Patch Zoom Edit scherm te gaan (p.86) of twee keer achter elkaar om
naar het Patch Pro Edit scherm te gaan (p.86).
[SONG]
Druk hier op om een song te bewerken. Druk dit één keer in om naar
het Song Play scherm te gaan (p.205) of twee keer achter elkaar om
naar het Song Edit scherm (p.232) te gaan.
[SAMPLE]
Druk hier op om een Sample te bewerken. Druk één keer in om naar
het Sample Edit scherm te gaan (p.266) of twee keer achter elkaar
voor toegang tot de Sample Lijst (p.263).
[EFFECTS (ROUTING)]
Druk dit in om aan effect gerelateerde instellingen te maken
(p.150).
BEELDSCHERM
Hier wordt een verscheidenheid aan informatie getoond, volgens de
handelingen die u uitvoert.
[MENU]
Opent het MENU.
(p.276).
Functie knoppen ([F1]-[F8])
Tijdens bewerkingen voeren deze knoppen verschillende functies uit
die, afhankelijk van het scherm, verschillen.
[DISPLAY]
Toont het shortcut menu.
(p.44).
VALUE
[WRITE]
Slaat de gewijzigde inhoud in het geheugen op.
(p.79, p.82, p.88, p.116, p.148, p.254, p.174, p.286)
VALUE draaiknop
Wijzigt een waarde. Door [SHIFT] ingedrukt te houden en aan de
VALUE draaiknop te draaien, kan de waarde in grotere stappen
gewijzigd worden.
[CURSOR] knoppen
Deze verplaatsen de cursor omhoog/omlaag/links/rechts.
[EXIT]
Dit laat u naar het vorige scherm terugkeren of sluit een geopend
venster.
In sommige schermen heft dit de functie die op dat moment wordt
uitgevoerd op.
[ENTER]
Gebruik dit om een waarde te voltooien of een handeling uit te
voeren.
[DEC], [INC]
Deze wijzigen een waarde. De waarde zal sneller veranderen als u
één knop ingedrukt houdt en op de andere drukt. Als u [SHIFT]
ingedrukt houdt, terwijl deze knoppen worden ingedrukt, zal de
waarde sneller veranderen.
[SHIFT]
Deze knop wordt samen met andere knopen gebruikt om
verscheidene functies uit te voeren.
EXPANSION
[EXP 1], [EXP 2]
Deze geven toegang tot de schermen voor uitbreidingskaarten die in
de Fantom-G zijn geïnstalleerd.
* Voor details over de werking raadpleegt u de gebruikershand-
leiding van de geïnstalleerde uitbreidingskaarten.
SAMPLING
[SKIPBACK]
Dit sampled uw uitvoeringen op retroactieve wijze gedurende een
gespecificeerde tijdsperiode, voorafgaand aan het moment waarop u
de knop indrukte.
(p.262).
[SAMPLING]
Dit geeft toegang tot het Sampling menu scherm.
(p.260).
DYNAMIC PAD
[PAD SETTING]
Dit geeft toegang tot het instellings- en informatiescherm van de op
dat moment geselecteerde Pad mode.
(p.190).
[NUMERIC]
Hiermee kunnen de Pads als numerieke toetsen gebruikt worden.
(p.41).
[PAD MODE]
Verandert van Pad mode.
(p.188).
[ROLL]
Zet de Roll functie aan/uit.
(p.189).
* Afhankelijk van de Pad mode zal dit banken veranderen.
[HOLD]
Zet de Hold functie (die maakt dat het Pad voortdurend blijft
klinken, zelfs nadat het is losgelaten) aan/uit. (p.188).
[PAD 1-16]
[S1] [S2] (Toewijsbare schakelaars)
Aan deze knoppen kunnen verscheidene parameters of functies
worden toegewezen.
Deze zetten de toegewezen parameter of functie in Realtime aan/uit,
om het geluid te wijzigen. (p.77).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en één van de bovenstaande
knoppen in te drukken gaat u naar het corresponderende instel-
lingsscherm. (p.77).
Pitch Bend/Modulatie hendel
Deze wordt gebruikt om de toonhoogte te wijzigen of vibrato toe te
passen.
8
9
10
11
12
13
14
15
16
24
Paneelbeschrijvingen
POWER ON schakelaar
Druk hierop om de stroom aan en uit te zetten. (p.28).
AC ingang
Sluit het bijgeleverde netsnoer hier aan.
USB
USB MEMORY ruimte
Hier kan een USB geheugen (apart verkrijgbaar) ingevoerd
worden.
* Een USB geheugen mag nooit ingevoerd of verwijderd worden,
terwijl dit apparaat is ingeschakeld. Hierdoor kan de data van
dit apparaat of die in het USB geheugen beschadigen.
* Steek het USB geheugen voorzichtig helemaal in, totdat het
stevig op zijn plaats zit.
USB MOUSE aansluiting
Sluit hier de USB muis (apart verkrijgbaar) aan. (p.26).
USB COMPUTER aansluiting
Voor deze aansluiting kan een USB kabel gebruikt worden om
een computer op de Fantom-G aan te sluiten. (p.281).
DIGITAL AUDIO IN/OUT Connectors
(S/P DIF COAXIAL)
Dit zijn coaxiale S/P DIF formaat digitale in/uit aansluitingen.
Via deze aansluitingen wordt een digitaal geluidssignaal in en
uitgevoerd (stereo). Het uitvoersignaal is identiek aan het
signaal dat via de OUTPUT A [MIX] jacks wordt uitgevoerd.
* S/P DIF is een digitaal interface formaat, dat voor consumenten
digitale geluidsapparaten wordt gebruikt.
* Als u de stroom van een extern apparaat dat op de DIGITAL
AUDIO IN jack is aangesloten uitzet of de kabel ontkoppelt, kan
ruis in de invoer via DIGITAL AUDIO IN hoorbaar zijn. Als dit
gebeurt sluit u het externe apparaat opnieuw aan of zet de [MIX
IN] schakelaar van de Fantom-G uit.
MIDI aansluitingen (IN, OUT, THRU)
Deze aansluitingen kunnen op andere MIDI apparaten worden
aangesluiten, voor het ontvangen en verzenden van MIDI
berichten.
FOOT PEDAL
CTRL (CONTROL) 1, 2 Jacks
Op deze jacks kunnen optionele expressiepedalen (EV-5, enz.) of
optionele pedaalschakelaars (DP serie, enz.) worden
aangesloten. Door een gewenste functie aan een pedaal toe te
wijzen, kan dit gebruikt worden voor het selecteren of wijzigen
van geluid of voor het uitvoeren van verscheidene andere
regelingen. (p.31).
* Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (EV-5, apart
verkrijgbaar).
Als een ander expressiepedaal wordt aangesloten, kunnen
storingen en/of beschadigingen aan het apparaat ontstaan.
HOLD jack
Een optionele pedaalschakelaar (DP serie, FS-5U, enz.) kan op
deze jack worden aangesloten en als Hold pedaal functioneren.
(p.31).
Dit is tevens op gebruik van half-pedaal technieken instelbaar.
Nadat een optionele pedaalschakelaar (DP series, enz.) is
aangesloten, kunt u met gebruik van het pedaal nog
nauwkeuriger muziek met pianogeluiden spelen.
AUDIO INPUT
MIC/GUITAR jack
Een Microfoon of gitaar kan hier worden aangesloten. Stel de
Switch (schakelaar) in, zoals geschikt voor het apparaat dat op
de MIC/GUITAR jack is aangesloten.
.
* Dit instrument is uitgerust met gebalanceerde (XLR/TRS) type
jacks. Het bedradingschema voor deze jacks wordt hieronder
getoond. Maak aansluitingen, nadat de bedradingschema’s van
andere apparatuur die u wilt aansluiten zijn gecontroleerd.
fig.XLR/TRSJack.eps
MIC/GUITAR LEVEL knop
Regelt het volume van de mic/gitaar invoer.
LINE jacks (L, R)
Sluit hier een lijnniveau apparaat aan, zoals een geluidsapparaat
(bijv. draagbare muziekspeler) of toetsenbord. Als u mono
invoer wilt gebruiken, sluit dan op de L jack aan. (p.258).
LINE LEVEL knop
Regelt het volume van de lijn invoer.
OUTPUT
OUTPUT A (MIX) jacks (L (MONO), R)
Deze jacks sturen de geluidssignalen in stereo naar het
aangesloten mengpaneel/ versterkingssysteem. Voor mono
uitvoer gebruikt u de L jack. (p.26).
OUTPUT B jacks (L, R)
Deze jacks sturen het geluidssignaal naar het aangesloten
mengpaneel/versterkingssysteem in stereo.
INDIVIDUAL 1-4 jacks
Deze jacks sturen geluidssignalen in mono naar een versterker of
mengpaneel.
* De instelling die bepaalt of deze jacks als stereo OUITPUT jacks
of mono INDIVIDUAL jacks worden gebruikt, wordt met de
Output Assign instelling gemaakt. (p.152).
PHONES Jack
Hier wordt een koptelefoon (apart verkrijgbaar) aangesloten.
(p.26)
Achterpaneel
1 2 3 4 5 6 7 8 9
1
2
3
4
5
6
GUITAR (Hi-Z) Gitaar (hoge impedantie ondersteund)
PHANTOM OFF Dynamische microfoon: 1/4 '' phone plug
(gebalanceerd of ongebalanceerd), XLR
aansluiting
PHANTOM ON Condensator microfoon: XLR aansluiting (48
V fantoomvoeding ondersteund)
* Als u geen fantoomvoeding nodig hebt,
selecteert u de PHANTOM OFF positie.
7
MinMax
MinMax
8
9
25
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Aansluitingen maken
Omdat de Fantom-G geen versterker of luidsprekers heeft, moet u deze op geluidsapparatuur
zoals een toetsenbord versterker, monitor luidsprekersysteem of stereo installatie aansluiten of
een koptelefoon gebruiken om geluid te kunnen horen.
1. Voordat u iets aansluit, moet alle stroom van alle apparatuur zijn uitgeschakeld.
2. Sluit het ene eind van de bijgeleverde netsnoer op de Fantom-G aan, en steek het
andere eind in een stopcontact.
3. Sluit de Fantom-G op een versterker/luidspreker systeem aan, zoals in het diagram
wordt getoond.
fig.02-002.e
Een versterker en luidspreker systeem aansluiten
921
Om storingen en/of beschadi-
gingen aan luidsprekers of
andere apparaten te voorko-
men, zet u het volume altijd
helemaal laag en de stroom
van alle apparaten uit, voor-
dat aansluitingen gemaakt
worden.
Naar stopcontact
Stereo koptelefoon
Monitor luidsprekers 
(actief)
Versterker
Mengpaneel, enz.
Om het geluid van de Fantom-
G optimaal te benutten, raden
wij u aan een stereo
versterker/luidspreker
systeem te gebruiken. Als u
echter een mono systeem
gebruikt, sluit u op de
OUTPUT A [MIX] jack L
(MONO) van de Fantom-G
aan.
Geluidskabels worden niet bij
de Fantom-G geleverd. U moet
deze zelf aanschaffen.
Voor details over het
installeren van een
uitbreidingskaart (apart
verkrijgbaar) kijkt u bij ‘De
uitbreidingskaart
installeren’(p.304, p.306).
De OUTPUT A [MIX] jacks
ondersteunen gebalanceerde
uitvoer. Gebruik de juiste
kabel, zodat de HOT, COLD en
GND, zoals gedrukt op het
achterpaneel van de Fantom-
G, juist zijn voor het
mengpaneel of ander
invoerapparaat.
26
Aansluitingen maken
Als u een in de winkel verkrijgbare USB muis op de USB MOUSE aansluiting op het
achterpaneel van de Fantom-G aansluit, zal een muis cursor in het scherm worden getoond, en
kunt u de muis gebruiken.
Een USB muis aansluiten (apart verkrijgbaar)
Actie Handeling
Links klikken Selecteren (verplaats de cursor)
Rechts klikken [ENTER] knop / lijst weergave
Wiel VALUE draaiknop / scroll
Slepen (verplaatsen, ter-
wijl linkerknop is inge-
drukt)
Sleep de muis naar het gebied of de knop waarvoor u een waarde wilt
invoeren. Omhoog of naar rechts slepen laat de waarde toenemen, en
naar links of omlaag slepen maakt dat de waarde afneemt.
Klik de knop
Opent het menu (p.276).
Klik de knop
[EXIT] knop.
Klik de knop
Opent het shortcut menu (p.44).
27
Aansluitingen maken
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
* Pas op, dat uw vingers niet beklemd raken tijdens het opzetten van de standaard.
Voor Fantom-G6/G7 gebruikers
Als u de Fantom-G6/G7 op een standaard wilt plaatsen, gebruikt u de Roland KS-18Z.
Plaats het instrument als volgt op de standaard.
fig.02-001.e
WAARSCHUWING:
Gebruik van een standaard, niet in overeenstemming met bovenstaande instructies, zal
resulteren in instabiliteit, waardoor verwondingen kunnen optreden.
Voor Fantom-G8 gebruikers
Als u de Fantom-G8 op een standaard wilt plaatsen, gebruikt u de Roland KS-18Z of KS-G8.
Plaats het instrument als volgt op de standaard.
fig.02-001.e
WAARSCHUWING:
Gebruik van een standaard, niet in overeenstemming met bovenstaande instructies, zal
resulteren in instabiliteit, waardoor verwondingen kunnen optreden.
De Fantom-G op een standaard plaatsen
Bovenaanzicht
Stel de voorkant van 
de Fantom-G6/G7 
gelijk met de 
voorkant van de 
standaard.
KS-18Z
Stel dit bij, zodat
de hoogte niet
meer dan 1
meter is (stel de
standaard bij, tot
een niveau dat
niet hoger is dan
het vierde niveau
vanaf de
onderkant).
Pas de breedte van de standaard
aan, zodat de rubber voeten van de
Fantom-G6/G7 zich aan weerskanten
van de standaard bevinden.
Pas de breedte van de standaard 
aan, zodat de rubber voeten van de
Fantom-G8 zich aan de binnenkant 
van de standaard bevinden.
Plaats de Fantom-G8 zo, dat 
de rubber voeten zich aan de
binnenzijde van de standaard 
bevinden.
Stel de achterkant van de 
Fantom-G8 gelijk met 
de achterkant van de 
standaard.
KS-G8
KS-18Z
Bovenaanzicht
Bovenaanzicht
Stel de schroeven 
van de Fantom-G8 
gelijk met de 
voorkant van de 
standaard.
28
De stroom aanzetten
941
Nadat alle aansluitingen gemaakt zijn (p.25) zet u de stroom van de verschillende apparaten in
de gespecificeerde volgorde aan. Door apparaten in de verkeerde volgorde aan te zetten
kunnen storingen en/of beschadigingen aan luidsprekers en andere apparaten ontstaan.
fig.bender.e
1. Voordat de Fantom wordt aangezet, neemt u deze twee vragen in acht:
Is alle randapparatuur correct aangesloten?
Zijn de volumeregelingen van de Fantom-G en alle aangesloten geluidsapparaten
op hun laagste instellingen gezet?
2. Zet de POWER ON schakelaar op het achterpaneel van de Fantom-G aan.
fig.02-003
942
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Na opstarten duurt het daarom korte
tijd (enkele seconden) voordat het apparaat normaal werkt.
3. Zet de aangesloten versterker of luidsprekers aan.
4. Speel op het toetsenbord van de Fantom-G, waarbij u het volumeniveau geleidelijk laat
toenemen. Verhoog dan voorzichtig het volume van de aangesloten versterkers of
luidsprekers tot het gewenste niveau.
fig.02-004
1. Voordat u de stroom uitzet, neemt u deze twee vragen in acht:
Zijn de volumeregelingen van de Fantom-G en alle aangesloten geluidsapparaten
op hun laagste instellingen gezet?
Heeft u de Fantom-G geluiden of andere door u gecreëerde data opgeslagen?
2. Zet de stroom van alle aangesloten apparaten uit.
3. Zet de POWER ON schakelaar van de Fantom-G uit.
De stroom uitzetten
Om te zorgen dat de Pitch
Bend hendel correct werkt,
mag de hendel niet aangeraakt
worden als de Fantom-G
wordt aangezet..
Niet aanraken!
Pas op dat het afluister volume
niet te hoog wordt ingesteld,
om beschadigingen aan de ver-
sterker/luidsprekersysteem of
uw gehoor te voorkomen.
Om de stroom volledig uit te
schakelen, zet u eerst de
POWER schakelaar uit, en dan
haalt u de stekker uit het stop-
contact. Zie ‘Stroomvoorzie-
ning’( p.7).
29
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
De demosongs beluisteren
De Fantom-G heeft een demosong die tijdens het opstarten geladen wordt.
Hier leest u, hoe de demo afgespeeld kan worden.
1. Druk op Play.
De demosong wordt afgespeeld.
2. Druk op [STOP] om het afspelen van de demosong te stoppen.
.
Alle rechten voorbehouden.
Ongeoorloofd gebruik van dit
materiaal voor andere doelein-
den dan strikt privé gebruik is
een overtreding van de hierop
toepasbare wetgeving.
Als de Fantom-G wordt aangezet (wanneer een project wordt geladen), wordt song 001 (de
song boven aan de Song lijst) automatisch geladen.
Als u niet wilt dat een song automatisch geladen wordt bij opstarten (als een project wordt
geladen), verwijdert u song 001 volgens de beschrijving in ‘Een songbestand verwijderen
(Song Delete)’(p.210).
Als een Factory Reset wordt uitgevoerd (p.280), zal de demosong in song 001 worden
opgeslagen.
De song automatisch laden bij opstarten
(als een projekt geladen wordt)
30
Verscheidene uitvoeringsopties
Velocity/Aftertouch
De sterkte, waarmee u het toetsenbord bespeelt of de ‘Velocity’, waarmee u speelt, kan invloed
hebben op het volume of timbre van het geluid. Aftertouch – neerwaartse druk die op een toets
wordt toegepast nadat een noot is gespeeld – kan het geluid ook beïnvloeden.
fig.02-008
Pitch Bend/modulatie hendel
Terwijl u op het toetsenbord speelt beweegt u de hendel naar links om de toonhoogte van de
op dat moment geselecteerde Patch te verlagen of naar rechts om de toonhoogte te verhogen.
Dit staat bekend als Pitch Bend. U kunt ook vibrato toepassen, door de hendel zachtjes van u
af te duwen. Dit wordt modulatie genoemd.
Als u de hendel van u af duwt en deze op hetzelfde moment naar rechts of links beweegt, kunt
u beide effecten tegelijk toepassen.
fig.02-009.e
Octave Shift (OCT)
De toonhoogte van het toetsenbord kan in eenheden van een octaaf binnen een reeks van +/-
3 octaven worden verschoven.
Gebruik KEYBOARD [-OCT] of [+OCT] aan de linkerkant van het scherm om de gewenste
instelling te maken.
Om naar de oorspronkelijke instelling terug te keren, drukt u beide knoppen tegelijk in.
Transpose
De toonhoogte van het toetsenbord kan in stappen van halve tonen (-5 - +6) worden
getransponeerd.
Aan de linkerkant van het scherm zet u de KEYBOARD [TRANSPOSE] knop aan, en gebruik
dan de [-OCT] of [+OCT] knop om de gewenste transpositie te specificeren.
Om naar de oorspronkelijke instelling terug te keren, drukt u beide knoppen tegelijk in.
Voor details over de instelling,
zie p.288.
Er zijn twee Aftertouch
instellingen: polifonische
aftertouch, die aftertouch op
individuele noten toepast, en
Channel Aftertouch, die
aftertouch op een geheel MIDI
kanaal (p.251) toepast.
De Fantom-G kan de MIDI
data van polifonische
aftertouch met gebruik van de
pedalen uitsturen, en Channel
aftertouch met gebruik van het
toetsenbord.
De hoeveelheid verandering in
toonhoogte (Pitch change) kan
voor elke Patch worden
ingesteld (p.96).
ModulatiePitch Bend
31
Verscheidene uitvoeringsopties
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hold pedaal
Als een optionele pedaalschakelaar (DP serie) op de PEDAL HOLD jack op het achterpaneel is
aangesloten, kunt u de pedaalschakelaar indrukken om te maken dat noten doorklinken of
‘vastgehouden’ worden, ook nadat de toetsen zijn losgelaten.
fig.02-010
Control pedaal
Als een optioneel expressiepedaal (EV-5, DP serie) op de PEDAL CONTROL jack (1, 2) op het
achterpaneel is aangesloten, kan het pedaal gebruikt worden om het volume of andere functies
te regelen.
fig.02-011
Voor details over de instelling,
zie p.287.
Roland
Gebruik alleen het gespecifi-
ceerde expressiepedaal of de
pedaalschakelaar (EV-5, DP
serie, BOSS FS-5U, apart ver-
krijgbaar). Als andere expres-
siepedalen worden aangeslo-
ten kunnen storingen en/of
b
eschadigingen aan het appa-
raat ontstaan.
De manier waarop het geluid
verandert, is afhankelijk van
de instellingen. Voor details
over instellingen van
parameters die met het pedaal
worden bestuurd, zie
Instellingen voor het
Control pedaal maken’ (p.77).
32
Overzicht van de Fantom-G
In zijn algemeenheid bestaat de Fantom-G uit een controller sectie,
geluidsgenerator sectie, sequencer sectie en sampler sectie.
fig.04-001.j
Controller sectie
Deze sectie omvat het toetsenbord, Pads, Pitch Bend/modulatie hen-
del, de paneelknoppen, schuifregelaars en D Beam controller, en
pedalen, die op het achterpaneel zijn aangesloten.
Geluidsgenerator sectie
Deze sectie genereert geluid in respons op uitvoeringsdata van de
controller sectie of sequencer sectie.
Sequencer sectie
Dit is een sequencer met 128 MIDI tracks en 24 geluidstracks. De
MIDI tracks nemen uitvoeringsdata (MIDI) van het toetsenbord,
Pads en andere controllers op. De geluidstracks nemen geluid
(audio) op van een microfoon of gitaar die op de audio ingangsjacks
van de Fantom-G is aangesloten.
Sampler sectie
Een sampler is een apparaat, dat geluid van een CD speler of micro-
foon, die op de geluidsingang of digitale ingang is aangesloten, vast-
legt (sampled), en deze Sample als een Wave bestand opslaat.
Een vastgelegde Sample kan op dezelfde manier gebruikt worden
als de golfvormen van de geluidsgenerator sectie. Het geluid van de
interne geluidsgenerator zelf kan ook gesampled worden (p.258).
De Fantom-G kan WAV/AIFF formaat Wave bestanden van de com-
puter via USB als Samples laden.
Tijdens het gebruik van de Fantom-G zult u verscheidene
geluidseenheden tegenkomen. Hier wordt een eenvoudige uitleg
van deze eenheden gegeven.
Tone
Een Tone is de kleinste geluidseenheid binnen de Fantom-G. U kunt
de Tone zelf echter niet spelen. De kleinste geluidseenheid die
gespeeld kan worden is de ‘Patch’, dus u kunt Tones zien als
geluidsmateriaal waaruit elke Patch is opgebouwd.
fig.04-002.j
Een Tone bestaat uit de volgende vijf elementen.
WG (Wave generator)
Dit selecteert de PCM golfvorm (Wave) die de basis van het geluid
vormt, en specificeert hoe zijn toonhoogte zal veranderen.
Alle in de Fantom-G ingebouwde Patches bestaan uit combinaties
van Tones, die op PCM golfvormen zijn gebaseerd (waves).
Een ritme Tone (percussie instrument geluid) bevat vier Wave Generators.
TVF (Time Variant Filter)
Dit specificeert hoe de frequentie componenten van het geluid
binnen een bepaalde tijd zullen veranderen.
TVA (Time Variant Amplifier)
Dit specificeert volumeverandering en panning.
Envelope
Een envelope specificeert een verandering binnen een bepaalde tijd.
Speciale envelopes zijn beschikbaar voor Pitch, TVF (filter) en TVA
(volume). Als u bijvoorbeeld de tijd, waarbinnen het geluid begint of
wegsterft, wilt wijzigen, gebruikt u de TVA Envelope instellingen om
de gewenste in tijd variërende volumeverandering te specificeren.
LFO (Low Frequency Oscillator)
Een LFO creëert cyclische verandering (modulatie). Er zijn twee
LFO’s, en beiden kunnen op één aspect van het geluid worden
toegepast. WG (toonhoogte), TVF (filter) of TVA (volume). Als een
LFO op de WG toonhoogte wordt toegepast, wordt vibrato
geproduceerd. Als deze op de TVF cutoff frequentie wordt
toegepast, wordt Wah geproduceerd, en als dit op het TVA volume
wordt toegepast wordt tremolo geproduceerd.
Hoe de Fantom-G is
gestructureerd
Basis structuur
Controller sectie
(regelaars als het toetsenbord, pads en pitch bend hendel)
Geluidsgenerator 
sectie
Uitvoering
Afspelen
Sequencer
sectie
128 MIDI tracks
24 geluidstracks
Uitvoering
Sampler
sectie
SamplingOpnemen
Geluidsinvoer
Verschillende geluidseenheden
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF 
Envelope
TVA 
Envelope
TVA
LFO 1 LFO 2
Control signaal
Tone
Geluidssignaal
33
Overzicht van de Fantom-G
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Een ritme Tone (percussie instrument geluid) heeft geen LFO.
Patch
Patches zijn de basis eenheid op de Fantom-G. Deze corresponderen
met een individueel instrument zoals ‘piano’, ‘orgel’ of ‘gitaar’. Een
Patch kan uit maximaal vier Tones bestaan. De Structure 1&2 en 3&4
parameters (p.92) bepalen op welke manier de vier Tones gecombi-
neerd worden. Op elke Patch kan een ‘PFX (Patch MFX)’ effect wor-
den toegepast.
fig.04-003.j
Ritme set
Een ritme set is een groep percussie instrumentgeluiden. Omdat per-
cussie instrument geluiden doorgaans niet gebruikt worden om
melodieën te spelen, hoeven deze geen andere toonhoogtes te pro-
duceren wanneer ze op het toetsenbord worden gespeeld. Het is wel
belangrijk dat u toegang heeft tot zoveel mogelijk percussie instru-
ment geluiden. Daarom wordt in een ritme set door elke noot (noot-
nummer) van het toetsenbord een ander percussie instrument geluid
gespeeld. Op elke ritme set kan een ‘PFX (Patch MFX)’worden toege-
past.
fig.04-004.j
Sample set
Op de Fantom-G wordt een portie Wave data, verkregen door
geluidsopname of sampling, een Sample genoemd. Een Sample set is
een verzameling van zestien Samples, die als set behandeld worden.
U kunt specificeren hoe elke Sample gespeeld wordt als u een Pad of
toets indrukt.
De Fantom-G kan in de volgende drie modes werken.
Single mode
Single mode is wanneer u een individuele Patch (of ritme set of
Sample set) speelt, met gebruik van de Fantom-G als piano, orgel,
enz. Kies deze mode als u een Patch wilt bewerken om uw eigen ori-
ginele geluid te creëren.
Live mode
Live mode is ontworpen voor live uitvoeringen. Hiermee kunnen
maximaal acht Patches (of ritme of Sample sets) gelijktijdig gespeeld
worden.
U kunt bijvoorbeeld Layers (lagen) creëren (p.62), waarin een pia-
nogeluid en een strijkersgeluid gelijktijdig hoorbaar zijn of splits
(p.62), waarbij de rechterhand een pianogeluid speelt, terwijl de lin-
kerhand een basgeluid speelt.
Live set
Instellingen voor Live mode kunnen als een ‘live set’ worden opge-
slagen.
Studio mode
Studio mode is ontworpen om u een song te laten opnemen. Het
biedt zestien Parts, en u kunt een Patch (of ritme set of Sample set)
aan elk Part toewijzen, zodat zestien geluiden tegelijkertijd gebruikt
kunnen worden.
Het mixer scherm kan gebruikt worden om het niveau en de pan van
alle Parts aan te passen.
Studio set
Instellingen voor Studio mode kunnen als een ‘studio set’ worden
opgeslagen.
Patch
Tone 4
Tone 3
Tone 2
Tone 1
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF 
Envelope
TVA 
Envelope
PFX
(PATCH MFX)
TVA
LFO 1 LFO 2
Nootnummer 98 (D7)
Nootnummer 97 (C#7)
Nootnummer 36 (C2)
Nootnummer 35 (B1)
Rhythm tone (percussie instrument geluid)
Ritme set
WG (1-4)
Pitch
Envelope
TVF
TVF 
Envelope
TVA 
Envelope
TVA
PFX
(PATCH MFX)
Single / Live / Studio modes
Live set
Part 1
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 2
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 3
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 4
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 5
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 6
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 7
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 8
Patch / Rhythm set / Sample set
34
Overzicht van de Fantom-G
fig.04-005.j
Part
Op de Fantom-G is een ‘Part’ een soort locatie of plaats, waaraan een
Patch, ritme set of Sample set toegewezen kan worden.
Live mode biedt acht Parts, en u kunt een Patch, ritme set of Sample
set aan elk Part toewijzen. Dit betekent dat u maximaal acht geluiden
samen kunt spelen.
Studio mode biedt zestien Parts (de interne geluidsgenerator), en een
Patch, ritme set of Sample set kan aan elk Part worden toegewezen.
Part groep
Naast de interne Parts (de interne geluidsgenerator) biedt de Fan-
tom-G Part groepen voor uitbreidingskaarten 1 en 2, en voor de
externe MIDI uitvoer.
De Fantom-G heeft een maximum polyfonie van 128 gelijktijdige
noten. Hier wordt uitgelegd, hoe de polyfonie geteld wordt, en wat
er gebeurt als de grens van 128 noten wordt overschreden.
Hoe polyfonie wordt geteld
De Fantom-G kan maximaal 128 noten gelijktijdig produceren. Dit
aantal noten varieert, afhankelijk van het aantal noten dat u werke-
lijk speelt, maar ook het aantal noten dat door elke Patch wordt
gebruikt, en het aantal golven dat door elke Tone wordt gebruikt.
Als een Patch wordt gespeeld, wordt de polyfonie als volgt bere-
kend.
(Aantal Patches dat klinkt) x (aantal Tones dat in de op dat moment
klinkende Patches wordt gebruikt) x (aantal golven dat door die
Tones wordt gebruikt).
Bijvoorbeeld, als een Patch uit voer Tones bestaat, en deze Tones
allen twee golven gebruiken, zal in totaal acht noten polyfonie wor-
den gebruikt. Als u in Live mode (multi) of Studio mode speelt, telt u
de polyfonie van elk Part om de totale polyfonie van alle Parts te
verkrijgen.
* Als u een Realtime time stretch gebruikt, wordt tweemaal zoveel
polyfonie gebruikt.
Patch polyfonie
Wanneer u op de Fantom-G meer dan 128 noten tegelijkertijd pro-
beert te spelen, zullen bestaande noten worden uitgeschakeld, te
beginnen met de noot die, van alle op dat moment klinkende noten,
de laagste prioriteit heeft. Deze prioriteit wordt door de Patch Prio-
rity instelling (p.90) gespecificeerd.
U kunt ‘LAST’ of ‘LOUDEST’ als de Patch prioriteit kiezen.
Als u ‘LAST’ kiest worden noten uitgeschakeld, te beginnen met de
eerst gespeelde van de op dat moment klinkende noten, als de 128
noten limiet wordt overschreden. Als u ‘LOUDEST’ kiest, worden
noten uitgeschakeld te beginnen met de noot die het laagste volume
heeft. Normaalgesproken zult u waarschijnlijk ‘LAST’ willen selecte-
ren.
Als u meerdere Patches gebruikt om een ensemble te spelen, is het
belangrijk om aan te geven welk Part prioriteit krijgt. Dit wordt met
de Voice Reserve instelling (p.141) gespecificeerd. De Patch Prio-
rity instelling (p.90) bepaalt hoe de noten van een Patch worden uit-
gezet.
Voice Reserve
De Fantom-G biedt een Voice Reserve instelling, waarmee een
minimaal aantal noten voor elk Part gereserveerd kan worden. Bij-
voorbeeld, als u een Voice Reserve instelling van ‘10’ voor Part 16
specificeert, zullen tien noten aan polyfonie gegarandeerd beschik-
baar zijn voor het geluid dat door Part 16 wordt gespeeld, zelfs als
de algehele Fantom-G zijn 128 noten limiet bereikt. Bij het maken
van Voice Reserve instellingen moet u het aantal noten dat u werke-
lijk wilt spelen, en het aantal noten in de Patches die u gebruikt
(p.141) in overweging nemen.
U kunt Voice Reserve instellingen maken voor maximaal 64
noten voor alle Parts.
Wanneer de geluidstracks van een song worden afgespeeld,
heeft de geluidstrack prioriteit over de Voice Reserve
instellingen.
Part groep Uitleg Number of Parts
Intern Intern (interne geluids-
generator)
Live mode: 8
Studio mode: 16
EXP 1 Uitbreidingskaart 1 Maximaal 16
* Afhankelijk van de
uitbreidingskaart
EXP 2 Uitbreidingskaart 2 Maximaal 16
* Afhankelijk van de
uitbreidingskaart
Extern Externe MIDI uitvoer 16
Over polyfonie
Studio set
Part 16
Part 1
Patch / 
Rhythm set / 
Sample set
35
Overzicht van de Fantom-G
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Project
De grootste geheugen eenheid die door de Fantom-G wordt ver-
werkt is het ‘project’. Zoals u in de illustratie ziet, bevat een project
sequencer data, Samples, geluiden en verscheidene systeeminstellin-
gen. Op de Fantom-G kan één project per keer worden gebruikt.
Preset data
Dit is alleen-lezen data voor Patches, live sets, studio sets, ritme sets
en waves.
Intern geheugen
De Fantom-G heeft een intern geheugen, waarin een project opgesla-
gen kan worden.
Een project kan, indien gewenst, overschreven worden. Het geheu-
gen kan tevens opnieuw op de fabrieksinstelling worden ingesteld
(Factory Reset) (p.280).
Het interne geheugen is ongeveer 50 MB groot. Om een project dat
groter is dan 50 MB op te slaan, moet dit in een USB geheugen wor-
den opgeslagen.
Tijdelijk gebied
Als u de Fantom aanzet of een project laadt, wordt de project data in
een geheugengebied genaamd het ‘tijdelijk gebied’ geplaatst.
Wanneer een Patch of song wordt bewerkt, wijzigt u de data in dit
tijdelijk gebied.
Deze bewerkingen zullen verloren gaan als de stroom wordt uitge-
zet. Als u de door u gemaakte veranderingen wilt behouden, moet u
deze opslaan (SAVE/WRITE).
DIMM geheugen (apart verkrijgbaar)
Maximaal 512 MB aan DIMM geheugen kan geïnstalleerd worden.
Door DIMM geheugen te installeren kunt u langer opnemen of
samplen. Voor details over het installeren van DIMM kijkt u bij ‘Het
DIMM geheugen uitbreiden’ (p.308, p.310).
USB geheugen (apart verkrijgbaar)
Het interne geheugen kan één project bevatten, maar in de winkel
verkrijgbaar USB geheugen kan meerdere projecten bevatten. Sluit
het USB geheugen op de USB MEMORY aansluiting op het achterpa-
neel aan (p.24). Details over het formatteren van USB geheugen
vindt u op p. 280.
* Als het USB geheugen geformatteerd is met gebruik van iets anders
dan FAT, kan dit niet door de Fantom-G herkend worden. Gebruik de
computer om USB geheugen met het ‘FAT’ of ‘FAT32’ bestandssys-
teem te formatteren. (Als u Mac OS X gebruikt, formatteert u het
USB geheugen met gebruik van ‘MS-DOS bestandssysteem
(FAT32)’).
USB opslag
Met een USB kabel kan de Fantom-G op de harddisk worden aange-
sloten, en kunnen (reservekopieën van) projecten uit het interne
geheugen of USB geheugen op de harddisk van de computer worden
opgeslagen (p.281).
Op de Fantom-G gecreëerde Samples kunnen ook door software op
de computer gebruikt worden, en omgekeerd kan de computer soft-
ware gebruikt worden om Wave data te creëren en deze als Samples
op de Fantom-G te gebruiken.
Fabrieksdata
De fabrieksdata is geheugen waarin de fabrieksstatus van het interne
geheugen is opgeslagen. Als u de vanuit de fabriek ingestelde
Patches of andere data uit het interne geheugen heeft verwijderd, en
deze opnieuw wilt gebruiken, kunt u de Factory Reset handeling uit-
voeren (p.280).
* Wanneer belangrijke data gecreëerd is en in het interne geheugen van
de Fantom-G is opgeslagen, moet u ervan bewust zijn dat deze data
verloren zal gaan als een Factory Reset wordt uitgevoerd. (
De data
die op dat moment bewerkt wordt zal tevens verloren gaan
).
Over het geheugen
EXP 2
Fantom-G
Factory data
Internal memory (50 MB)
Factory reset
USB storage
Temporary area
Project
Project
USB memory 
(sold separately)
Expansion boards 
(sold separately)
Project
Computer
SoundsSamples
System
Sequencer
Patches
USER: 512
EXP 1
Live sets
USER: 512
Studio sets
USER: 128
Rhythm sets
USER: 64
Sample sets
128
2000 
samples
2000 
phrases
50 
songs
32 
RPS sets
32 
rhythm 
pattern sets
Preset data 
cannot be 
overwritten
Patches
PRESET: 1664
GM: 256
Live sets
PRESET: 512
Studio sets
PRESET: 8
Rhythm sets
PRESET: 64
GM: 9
Waves
2230
(overwritable)
Load Save
LoadSave
Select
Expandable to
512 MB with
DIMM memory 
(sold separately)
( )
36
Overzicht van de Fantom-G
Uitbreidingskaarten (ARX serie,
apart verkrijgbaar)
Maximaal twee uitbreidingskaarten (ARX serie, apart verkrijgbaar)
kunnen in de Fantom-G geïnstalleerd worden. Een uitbreidings-
kaart bevat een geluidsgenerator, en zal zowel het aantal beschik-
bare geluiden als de polyfonie uitbreiden. Details over het installeren
van uitbreidingskaarten vindt u bij ‘De uitbreidingskaart installeren’
(p.304, p.306).
De Fantom-G bevat de volgende effecteenheden. Instellingen kun-
nen voor elke eenheid individueel gemaakt worden.
PFX (Patch MFX) (Patch multi-effect)
Dit is een speciale multi-effect eenheid voor de Patch. Dit kan als
onderdeel van het geluid van de Patch zelf worden gebruikt.
U kunt kiezen uit 76 types, waaronder distortion en rotary.
MFX (Multi-effect)
Dit is een multi-effect voor algemene doeleinden, dat verscheidene
wijzigingen in het geluid kan aanbrengen.
U kunt kiezen uit 78 types, waaronder distortion en rotary.
Chorus
Chorus is een effect dat het geluid dieper en ruimtelijker maakt.
U kunt kiezen of u dit als chorus of als delay wilt gebruiken.
Reverb
Reverb is een effect dat de weerkaatsing simuleert, die karakteristiek
is voor geluiden in een zaal of andere akoestische omgeving. U kunt
kiezen uit 10 soorten reverb.
Mastering effect
Dit is een stereo compressor (limiter) die op de uiteindelijke uitvoer
van de Fantom-G wordt toegepast. Deze werkt onafhankelijk voor
de hoge, midden en lage frequentiebanden en comprimeert gelui-
den die het gespecificeerde volumeniveau overschrijden, waardoor
het algehele geluid stabieler wordt.
Input effect
Dit is een effect speciaal voor de externe invoer.
U kunt kiezen uit zes types, waaronder equalizer en compressor.
De sequencer van de Fantom-G kan geluid en MIDI opnemen.
Geluid (Samples)
Geluid (Audio) is een ‘opname’ van het geluid van een microfoon of
draagbare geluidsspeler die op de ingangsjacks van de Fantom-G is
aangesloten. De opgenomen geluidsdata wordt een ‘Sample’
genoemd. U kunt een song creëren door Samples simpelweg in een
geluidstrack te plaatsen.
MIDI (frases)
MIDI neemt uitvoeringsdata van het toetsenbord of de Pads op. De
opgenomen MIDI data wordt een ‘frase’ genoemd. Een song kan
gecreëerd worden door frases simpelweg in een MIDI track te plaat-
sen.
In de betekenis, dat beide opname types gebruikt kunnen worden
om een uitvoering vast te leggen, is MIDI vergelijkbaar met geluid,
maar, terwijl geluidsopnames het ‘geluid’ van de opname vastleg-
gen, legt MIDI de noten en andere control data van een uitvoering
vast, en staat toe dat gedetailleerde bewerkingen, zelfs op indivi-
duele noot data, vrijelijk gemaakt kunnen worden.
Uitvoeringsdata van één compositie wordt een ‘song’ genoemd. Dit
bestaat uit audio tracks 1-24, MIDI tracks 1-128 en een beat track.
fig.04-009.j
Over de interne effecten
Effect types
Over de sequencer
Geluid en MIDI
Wat is een song?
MIDI track 128
MIDI track 2
MIDI track 1
Audio track 24
Audio track 2
Audio track 1
Tempo track
Beat track
Frase 
1
Frase
2000
Song
Frases
Sample 
1
Sample 
2000
Samples
37
Overzicht van de Fantom-G
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Een track is een gebied, waarin uitvoeringsdata opgenomen kan
worden.
Audio tracks 1-24
Er zijn vierentwintig tracks voor het opnemen van geluid.
Samples
Een stukje opgenomen geluidsdata wordt een ‘Sample’ genoemd. In
één project kunnen maximaal 2.000 Samples worden gecreëerd. De
Fantom-G legt Samples vast door middel van sampling (p.258) of
door het importeren van WAV/AIFF Wave bestanden via USB van
de computer (p.283). Een song kan ook gecreëerd worden door
Samples in een geluidstrack te plaatsen.
Samples ondersteunen ook de Sample Pad functie (p.191), waarmee
Samples gespeeld kunnen worden door simpelweg een Pad in te
drukken.
MIDI tracks 1-128
Er zijn 128 MIDI-tracks die MIDI-uitvoeringen kunnen opnemen.
Een MIDI-track kan aan de 16 Parts van de Fantom-G (Studio mode),
aan de twee sets van maximaal 16 Parts van de uitbreidingskaarten
(het aantal Parts is afhankelijk van de uitbreidingskaart) of aan de 16
Parts van de externe MIDI-aansluiting worden toegewezen. Aan een
enkele Part kunnen meerdere tracks worden toegewezen (tracks 1 en
2 kunnen bijvoorbeeld aan Part 1 van de Fantom-G worden gekop-
peld zijn).
Frases
MIDI-data die in een MIDI-track zijn opgenomen, worden een ‘frase’
genoemd. In een individueel project kunnen maximaal 2.000 frases
gecreëerd worden. Net als een track kan elke frase een uitvoering
van 16 MIDI-kanalen opnemen. Een song kan ook gecreëerd worden
door frases simpelweg in een MIDI-track te plaatsen.
Frases ondersteunen ook de RPS-functie waarmee een frase meteen
gespeeld kan worden door eenvoudigweg een Pad in te drukken
(p.194), en de Rhythm Pattern functie waarmee ritmepatronen
gespeeld kunnen worden door een Pad in te drukken (p.196). Dit
betekent dat frases gebruikt kunnen worden om uitvoeringsdata op
te nemen die in een live uitvoering gebruikt kan worden.
Frases kunnen ook gebruikt worden om uw muzikale ideeën op te
nemen.
Tempo track
De tempo track neemt tempo veranderingen voor de song op.
Gebruik deze als u wilt dat het tempo tijdens de song verandert. Als
het tempo vanaf het begin tot het eind van de song hetzelfde blijft,
kan de tempo track genegeerd worden.
Als u een song op de Fantom-G opneemt, wordt het tempo dat u ten
tijde van de opname specificeert, aan het begin van de tempo track
opgeslagen.
Dit betekent dat dit tempo altijd gebruikt wordt wanneer de song
wordt afgespeeld.
Op deze manier worden songs afgespeeld volgens de data in hun
tempo track, maar als u het tempo tijdens het afspelen verandert, zal
het algehele tempo van de hele song dienovereenkomstig verande-
ren.
Beat track
De beat track neemt de maatsoort informatie van elke maat van de
song op. U zult beat track instellingen maken als een nieuwe wordt
opgenomen of als u wilt dat de maatsoort tijdens de song verandert.
De sequencer van de Fantom-G is altijd beschikbaar, ongeacht de
mode van de geluidsgenerator (Single, Live of Studio).
In de Studio mode kunt u aparte uitvoeringen voor elk Part opne-
men, met gebruik van maximaal zestien geluiden. Dit maakt de Stu-
dio de ideale keuze voor het opnemen of afspelen van een song
waarin een ensemble van meerdere instrumenten zoals drums, bas
en piano wordt gebruikt.
SMF (Standard MIDI File/Standaard MIDI-bestand) is een bestands-
formaat waarmee uitvoeringsdata tussen muziektoepassingen kan
worden uitgewisseld. Op de Fantom-G gecreëerde songs kunnen als
Standaard MIDI-bestanden worden opgeslagen (p.256). De Fantom-
G kan ook in de winkel verkrijgbare muziekdata, die compatibel is
met het GM/GM2 (GM Scores) systeem, afspelen.
Wat is een Track?
Songs en de status van de
geluidsgenerator
SMF (Standard MIDI File .MID)
38
Overzicht van de Fantom-G
De sampling sectie ‘samples’ (d.w.z. neemt op) geluidsinvoer van
een externe bron, zoals een geluidsapparaat of microfoon. Deze
gesamplede geluiden kunnen als een patch of ritme set worden
gespeeld. Ook kunnen WAV/AIFF formaat bestanden geïmpor-
teerd en op dezelfde manier gebruikt worden.
Samples
Een ‘Sample’ verwijst naar een golfvorm (Wave), geproduceerd door
samplen op de Fantom-G. Een Sample bestaat uit golfvorm data
samen met parameters zoals startpunt, loop start en loop end. De
Fantom-G kan maximaal 2.000 Samples voor een individueel project
opslaan.
fig.04-011.j
Over de sampling sectie
Sample
Sampling
Drumgeluid
Sample lijst
0001
0002
2000
User Sample
Wave
(sample)
Automatisch 
toegevoegd
39
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Basisbediening van de Fantom-G
De Fantom-G biedt drie geluidsgenerator modes: Single, Live, en
Studio. U kunt overschakelen naar de geluidsgenerator mode die het
beste past bij de manier waarop u de Fantom-G gebruikt.
Single mode
Deze mode is voor het spelen van één geluid (Patch, ritme set,
Sample set) per keer.
<De Single mode selecteren>
1. Druk op [SINGLE]..
fig.04-014_50
‘Spelen in de Single Mode’ (p.46)
Live mode
Deze mode is voor het combineren van meerdere geluiden (Patches,
ritme sets, Sample sets), zodat deze tijdens een live uitvoering
gespeeld kunnen worden.
Patches kunnen opgestapeld worden zodat deze gelijktijdig klinken
of over het toetsenbord verspreid worden (split), zodat ze met aparte
handen gespeeld kunnen worden.
<De Live mode selecteren>
1. Druk op [LIVE]..
fig.04-015_50
‘Spelen in de Live Mode’ (p.58)
Studio mode
Deze mode is voor het opnemen van een song met gebruik van
meerdere geluiden (Patches, ritme sets, Sample sets).
Deze mode is ideaal als u mix parameters zoals niveau en pan voor
de zestien Parts wilt aanpassen.
<De Studio mode selecteren>
1. Druk op [STUDIO]..
fig.04-016_50
‘Spelen in de Studio Mode’ (p.66)
Veranderen van
geluidsgenerator mode
40
Basisbediening van de Fantom-G
De acht knoppen [F1]-[F8] onder in het scherm (de functie knopen)
worden gebruikt voor het uitvoeren van verscheidene functies. Hun
functie hangt af van het scherm dat op dat moment wordt weergege-
ven. De huidige functies van deze knoppen worden onder in het
scherm getoond.
fig.04-017
Een enkel scherm of venster kan meerdere onderdelen (parameters)
bevatten, die ingesteld of geselecteerd kunnen worden. Als u de
instelling van een parameter wilt wijzigen, verplaatst u de cursor
naar de waarde van de betreffende parameter. Om een onderdeel te
selecteren verplaatst u de cursor naar het gewenste onderdeel. De
waarde of het onderdeel dat met de cursor is geselecteerd zal oplich-
ten.
fig.04-019.j
Gebruik / / / (cursor knoppen) om de cursor te
verplaatsen.
fig.04-020
: verplaatst de cursor naar boven.
: verplaatst de cursor naar beneden
: verplaatst de cursor naar links.
: verplaatst de cursor naar rechts.
Als u een cursor knop ingedrukt houdt en dan de
tegenovergestelde cursor knop indrukt, zal de cursor sneller
bewegen in de richting van de knop die u het eerst heeft
ingedrukt.
In sommige gevallen zal een lijst van de te selecteren
parameters verschijnen als u [ENTER] indrukt, terwijl de cursor
wordt weergegeven. Dit is een handige manier om de keuzes
die u heeft te bekijken. Wanneer een lijst wordt getoond kunt u
ook de Pads gebruiken om uw keuze in te voeren (p.41).
De muis gebruiken om selecties te
maken
Als u een USB muis gebruikt, kunt u de cursor verplaatsen door de
muis op een parameterwaarde te klikken.
Hoe de functie knoppen
werken
Vensters
Een klein scherm dat binnen het normale scherm wordt
getoond, wordt een ‘venster’ genoemd. Verscheidene types ven-
sters zullen verschijnen tijdens het bedienen van de Fantom-G.
Sommige vensters tonen lijsten, en met anderen kunt u instellin-
gen maken of handelingen bevestigen.
fig.04-018.j
Om een venster te sluiten drukt u op [EXIT]. Sommige vensters
sluiten automatisch als u een handeling uitvoert.
De cursor verplaatsen
Cursor
41
Basisbediening van de Fantom-G
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Om een waarde te bewerken kunt u de VALUE draaiknop of [INC]
[DEC] gebruiken.
In alle schermen van de Fantom-G verplaatst u de oplichtende
cursor naar de waarde die u wilt bewerken. Vervolgens
bewerkt u de waarde.
VALUE draaiknop
Draai de VALUE draaiknop naar rechts om de waarde te verhogen
of naar links om deze te verlagen. De waarde zal met grotere stap-
pen veranderen als u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl u aan de
VALUE knop draait.
[INC], [DEC]
Druk op [INC] om een waarde te verhogen of op [DEC] om deze te
verlagen. Om de waarde voortdurend te laten stijgen of dalen houdt
u de knop ingedrukt. Om de waarde snel te laten stijgen houdt u
[INC] ingedrukt en dan drukt u op [DEC]. Omgekeerd, om de
waarde snel af te laten nemen, houdt u [DEC] ingedrukt en drukt u
op [INC].
De waarde zal met grotere stappen veranderen als u [SHIFT] inge-
drukt houdt, terwijl [INC] of [DEC] wordt ingedrukt.
De muis gebruiken voor invoer
Sleep omhoog/naar beneden of links/rechts op de waarde of de
knop. Omhoog of naar rechts slepen zal de waarde doen toenemen,
en omlaag slepen of naar links zal de waarde doen afnemen.
Het Pad voor numerieke invoer
gebruiken
Als u op de [NUMERIC] Pad knop drukt, zullen de Pads als nume-
rieke toetsen werken.
Elk Pad voert de volgende waardes in:
Als u de waarde heft ingevoerd drukt u op [ENTER] om uw invoer
te bevestigen. Indien u besluit te annuleren, drukt u op [EXIT].
De knoppen voor invoer gebruiken
Wanneer er kleinere cijfers in het scherm getoond worden ( ,
, , ), kunt u knoppen 1-4 gebruiken om de correspon-
derende parameters te bewerken.
Een waarde bewerken
Wanneer de cursor zich op een parameterwaarde bevindt, zal
een venster openen waar de waarde gespecificeerd kan worden
als u op [ENTER] drukt (of rechts klikt op de muis). Een waarde
kan gemakkelijk geselecteerd worden door of in te
drukken om de gewenste waarde te selecteren en dan op
[ENTER] te drukken.
Pad Ingevoerde waarde
1–9 1–9
10 0
11 +
12 -
15 , (komma)
16 BS (backspace)
ROLL Cancel
HOLD Enter
42
Basisbediening van de Fantom-G
Op de Fantom-G kunt u elke Patch, ritme set, live set, studio set,
song, frase of Sample een naam geven wanneer u deze opslaat.
De procedure is hetzelfde voor alle objecten die u van een naam wilt
voorzien.
1. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de positie waarop u
een teken wilt invoeren te verplaatsen.
fig.04-022a
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC], [DEC] om
het teken dat u wilt invoeren te specificeren.
[F5 (Delete)]: verwijdert het teken waarbij de cursor is
geplaatst, en verplaatst daarop volgende tekens
één plaats vooruit.
[F6 (Insert)]: voegt een spatie op de cursor locatie in.
[F7 (Cancel)]: annuleert de procedure van het invoeren van de
naam.
[F8 (OK)]: bevestigt de naam.
[ ] [ ]: verplaatst de cursor.
[ ] [ ]: wisselt af tussen hoofdletters en kleine letters.
De volgende tekens kunnen gebruikt worden
Spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! ” # $ % & ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^
` { | }
Tijdens het toewijzen van een naam aan een songbestand
kunnen spaties, kleine letters of bepaalde symbolen (\ / : , ; * ? ”
< > |) niet gebruikt worden.
Een muis gebruiken om tekens in te
voeren
Als u een USB-muis gebruikt, kunt u met gebruik van een virtueel
toetsenbord tekens invoeren.
1. Klik de muis op het toetsenbord icoon dat in het
naam invoerscherm wordt getoond.
Het virtuele toetsenbord verschijnt.
2. Klik de muis op het toetsenbord om tekens in te voeren.
3. Druk op [F8 (OK)] of klik hier met de muis op, om de invoer
te voltooien.
Als u het virtuele toetsenbord voor invoer gebruikt, zal dit, de
volgende keer dat u een naam invoert, opnieuw getoond
worden.
Een naam toewijzen
Cijfers
43
Basisbediening van de Fantom-G
Overzicht Geluid 1
1
Geluid 1
2
Geluid 1
3
Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Details over het gebruik van de Pads vindt u bij ‘De Pads
gebruiken’(p.188).
De Pads hebben zestien modes. Druk op [PAD MODE] om naar de
Pad mode over te schakelen.
1. Druk op [PAD MODE].
[PAD MODE] knippert, en de
op dat moment geselecteerde
Pad mode (Pad [1]-[16])
knippert.
Als u besluit om niet van Pad
mode te veranderen, drukt u
nogmaals op [PAD MODE].
[PAD MODE] dooft uit en u
keert naar de voorgaande status terug.
2. Druk op een Pad [1]-[16].
De Pad mode wordt veranderd. De volgende tabel toont wat de
Pads in elke mode doen, en een pagina referentie waar u meer
te weten kunt komen.
Druk op [PAD SETTING] en het
instelling/informatiescherm van
de op dat moment geselecteerde
Pad mode verschijnt.
Om terug te gaan naar waar
u was, drukt u nogmaals op
[PAD SETTING], zodat zijn
verlichting uitdooft.
Als u op PAD [NUMERIC] drukt
werken de Pads als numerieke
toetsen. De Pads voor nume-
rieke invoer gebruiken’ (p.41).
Basis Pad handelingen
De Pad mode veranderen
Pad
nummer
Pad mode Uitleg
Pagina
referentie
1 SAMPLE PAD Speel een Sample set p. 191
2 RHYTHM Speel een ritme set. p. 192
3 CHORD MEMORY Verander de akkoordvorm van
de Chord Memory functie (p.80).
p. 193
4 ARPEGGIO Verander de stijl van de Arpeg-
gio functie (p.78).
p. 193
5 RPS Speel frases. p. 194
6 RHYTHM PTN Speel ritmepatronen. p. 196
7 TONE SEL/SW Functioneert als Tone selectie
aan/uit schakelaars
p. 197
8 TRACK MUTE Verander de mute status van de
sequencer tracks.
p. 197
9 BOOKMARK Veelgebruikte schermen die u
voor elk Pad geregistreerd heeft
oproepen.
p. 198
10 MIDI TX SW Functioneert als aan/uit schake-
laars voor externe MIDI zend-
kanalen (1-16).
p. 198
11 EFFECT SW Functioneert als effect schake-
laars (behalve voor Patch multi-
effect).
p. 199
12 PATCH MFX SW Functioneert als effect schake-
laars voor elk Part.
p. 199
13 Part SELECT Selecteert Parts (1-16) en banken
(INT/EXP1/EXP2/EXT)
p. 200
14 Part MUTE Verander de mute status van
Parts (1-16) en banken (INT/
EXP1/EXP2/EXT).
p. 200
15 USER GROUP Opslaan/laden van User groep
Patches, live sets of studio sets.
p. 201
16 FAVORITE Opslaan.laden van favoriete in-
stellingen.
p. 202
De Pad instellingen bekijken
De Pads als numerieke toetsen
gebruiken
44
Basisbediening van de Fantom-G
Door de [DISPLAY] knop in te drukken kunt u direct naar de
belangrijkste schermen springen.
1. Druk op [DISPLAY].
Het Shortcut menu verschijnt.
Het Shortcut menu kan ook geopend worden door met de USB
muis op het shortcut icoon te klikken.
2. Druk op or om het scherm te selecteren waarnaar
u wilt springen, en druk dan op [F8 (Select)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Lijst van shortcut menu
Shortcut Menu
Menu Pagina
Studio Play/Live Play/Single Play p. 66, p. 58. p. 46
Patch Zoom Edit p. 84
Patch Pro Edit p. 86
Song Play/Song Edit p. 205, p. 232
Sample Edit p. 266
Effects Routing p. 151
Sampling p. 260
Input Setting p. 258
Digital/USB Input Level p. 297
Master Level p. 293
Pad Setting p. 190
02: Geluidsgenerator, sectie 1 (
geluiden
spelen
)
In dit hoofdstuk worden de drie modes, waarin de geluidsgenerator van de Fantom-
G kan werken, uitgelegd.
• Single Mode ..............................................................p. 46
• Live Mode..................................................................p. 58
• Studio Mode ..............................................................p. 66
46
Spelen in de Single Mode
In de Single mode worden het toetsenbord en de Pads gebruikt om
een individueel geluid (Patch/ritme set/Sample set) te spelen.
Voor toegang tot het Single Play scherm gebruikt u de volgende pro-
cedure.
1.
Druk op [SINGLE]..
U gaat naar de Single mode, en het Single Play scherm
verschijnt.
F-toets handelingen in het Single Play scherm
Functies in het Single Play scherm
fig.05-005.e
Over het Single Play scherm
Het Single Play scherm weergeven
F-toets
Uitleg Pag.
F1
Patch List
Selecteert een geluid (Patch). p. 49
F3
Part View
Maakt gedetailleerde instellingen voor elk
Part (toetsenbord, Sample Pad, ritme Part).
p. 51
F4
Control
Selecteer de parameters die door de Realtime
controllers en de D Beam controller bestuurd
worden.
p. 51
F5
PFX
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect) be-
werkingsscherm.
p. 157
F6
User Group
Toegang tot het User groep lijst scherm, waar
u vaak gebruikte Patches kunt registreren.
p. 201
F7
Patch Edit
Bewerk een Patch. p. 84
F8
Tone Sw/Sel
Selecteer de Tones die hoorbaar zullen zijn. p. 50
Nummer Uitleg
Pag.
Geeft de huidige geluidsgenerator mode weer.
p. 39
Geeft de aan/uit status van elk effect aan.
PFX Patch multi-effect
MFX1 Multi-effect 1
MFX2 Multi-effect 2
IFX Input effect
CHO Chorus
REV Reverb
MAS Mastering effect
p. 150
Geeft de huidige locatie van de song aan, en de status
van de sequencer.
p. 205
De Menu/Exit/Shortcut knoppen voor de USB
muis.
p. 26
Geeft aan/selecteert de Part groep, het Part nummer,
Patch type, bank, nummer en naam van de geselect-
eerde Patch, ritme set of Sample set.
p. 47
Geeft aan/selecteert de Patch categorie en specifi-
ceert of de categorie afgesloten wordt.
p. 48
Geeft de Pad mode aan. p. 188
Geeft aan/selecteert de Part groep, het Part, Pad
type, bank, nummer en naam van de ritme set of
Sample set die voor de Pads is geselecteerd.
p. 52
Geeft de functies aan die aan de Realtime controller
schuifregelaars (1-8), knoppen (1-4) en de S1/S2
schakelaars zijn toegewezen.
p. 51
Geeft de ‘
Bend Mode
’(p.97) van de Pitch Bend hen-
del aan.
p. 97
Geeft de functie die aan de D Beam controller is
toegewezen aan, en de status van de D Beam control-
ler respons.
p. 72
6
7
9
10 11
8
5
1 2 3 4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
47
Spelen in de Single Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
De Fantom-0G heeft vier Patch banken: User, Preset, User Sample en
GM.
USER
Dit is de bank binnen de Fantom-G die herschreven kan worden.
Patches die u creëert kunnen in deze bank worden opgeslagen. U
kunt 512 Patches opslaan.
PRST (Preset)
Dit is de bank binnen de Fantom-G die niet herschreven kan worden.
De instellingen van de op dat moment geselecteerde Patch kunnen
echter gewijzigd worden, waarna de gewijzigde Patch in een User
bank opgeslagen kan worden.
GM (GM2)
Dit is een interne bank van Patches die compatibel zijn met General
MIDI 2, een systeem van MIDI functie specificaties dat ontworpen is
om verschillen tussen makers en types apparaten te overstijgen.
Deze Patches kunnen niet overschreven worden. De instellingen van
de op dat moment geselecteerde Patch kunnen wel gewijzigd wor-
den, waarna de gewijzigde Patch in een User bank opgeslagen
wordt. De Fantom-G heeft 256 preset Patches.
USAM (User Sample)
Met deze bank kunnen de interne Samples van de Fantom-0G
gespeeld worden.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
fig.05-001.e
2.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de Patch bank te
verplaatsen.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC], [DEC] om
de Patch bank te kiezen:
USER:
User
PRST:
Preset
GM:
GM (GM2)
USAM:
User Sample
* Zorg, dat het Patch type op ‘Patch’ is ingesteld.
Als dit op ‘Rhythm’ of ‘Sample’ is ingesteld gebruikt u [CURSOR] om
de cursor naar het Patch type te verplaatsen, en draait u aan de
VALUE draaiknop of drukt u op [DEC] om ‘Patch’ te selecteren.
3.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar het Patch nummer te
verplaatsen.
4.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC], [DEC] om
een Patch nummer te selecteren.
De Pads kunnen ook als numerieke toetsen gebruikt worden,
om nummers (Patch nummers) in te voeren.
Het Pad
gebruiken voor numerieke invoer
’ (p.41).
5.
Speel op het toetsenbord om het geluid te beluisteren.
De volgende methodes kunnen ook gebruikt worden om een
Patch te selecteren.
‘Patches op categorie selecteren (Patch Finder)’
(p.48)
‘Patches uit de lijst selecteren’
(p.49).
Een Patch selecteren
Patch-nummer / Patch-naam
Patch-type Patch-bank Patch-categorie
48
Spelen in de Single Mode
De Fantom-G voorziet in een ‘Patch Search’ functie (Patch Finder),
waarmee u een type (categorie) Patch kunt specificeren, zodat de
gewenste Patch snel te vinden is. In totaal zijn er 38 categorieën.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
fig.05-001.e
* Zorg, dat het Patch type op ‘Patch’ is ingesteld.
Als dit op ‘Rhythm’ of ‘Sample’ is ingesteld gebruikt u [CURSOR] om
de cursor naar het Patch type te verplaatsen, en draait u aan de
VALUE draaiknop of drukt u op [DEC] om ‘Patch’ te selecteren.
2.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de ‘Patch Category’
te verplaatsen, en draai aan de VALUE draaiknop of druk op
[INC] [DEC] om de gewenste categorie te selecteren.
3.
Druk op om de cursor naar ‘Categ Lock’ te verplaatsen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] om dit op
‘ON’ in te stellen.
4.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de Patch bank of het
Patch nummer te verplaatsen, en draai aan de VALUE
draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om de Patch te selecteren.
Als de cursor zich op de Patch bak bevindt, kunt u de bank
selecteren. Als de cursor zich op het Patch nummer bevindt,
kunt u het nummer specificeren.
Het staat u vrij de categorie van een Patch te veranderen, door
de ‘
Patch Category
’ parameter (p.89) in het Patch Pro Edit
scherm (p.86) te bewerken.
De volgende categorieën kunnen geselecteerd worden.
U kunt geen categorieën selecteren voor rhythm sets of sample
sets.
Patches op categorie selecteren
(Patch Finder)
Patch-nummer / Patch-naam
Patch-type Patch-bank Patch-categorie
Categorie
Inhoud
- - -
Geen toewijzing No assign
PNO Akoestische piano Acoustic Piano
EP Elektrische piano Electric Piano
KEY Keyboards Overige toetsenborden
(Clav, Harpsichord, enz.)
BEL Bell Bell, Bell Pad
MLT Mallet Mallet
ORG Organ Elektrisch en kerkorgel
ACD Accordion Accordeon
HRM Harmonica Harmonica, Blues harp
AGT AC.Guitar Akoestische gitaar
EGT EL.Guitar Elektrische gitaar
DGT DIST.Guitar Vervormde gitaar
BS Bass Akoestische en elektrische
bas
SBS Synth Bass Synth bas
STR Strings Strijkers
ORC Orchestra Orkest ensemble
HIT Hit&Stab Blaasinstrumenten (Hobo,
klarinet, enz.)
WND Wind Fluit, Piccolo
FLT Flute Akoestische koperblazers
BRS AC.Brass Synth koperblazers
SBR Synth Brass Sax
SAX Sax Hard Synth Lead
HLD Hard Lead Soft Synth Lead
SLD Soft Lead Techno Synth
TEK Techno Synth Pulserende Synth
PLS Pulsating Synth FX (Noise, enz.)
FX Synth FX Poly Synth
SYN Other Synth Bright Pad Synth
BPD Bright Pad Soft Pad Synth
SPD Soft Pad Stem, koor
VOX Vox Getokkeld (harp, enz.)
PLK Plucked Overig etnisch
ETH Ethnic Fret instr. (mandoline, enz.)
FRT Fretted Percussie
PRC Percussion Geluidseffecten
SFX Sound FX Beat and Groove
BTS Beat&Groove Drumset
DRM Drums Andere Patches die Split en
Layer gebruiken
CMB Combination Overige toetsenborden
(Clav, Harpsichord, enz.)
49
Spelen in de Single Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Een lijst met Patches kan weergegeven worden, en een Patch kan uit
die lijst geselecteerd worden.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
2.
Druk op [F1 (Patch List)].
Het Patch lijst scherm verschijnt.
fig.05-008_50
U kunt [F3 (Patch)], [F4 (Rhythm Set)] en [F5 (Sample Set)]
gebruiken om tussen Patch types (Patches, ritme sets, Sample
sets) af te wisselen.
3.
Gebruik [F1] [F2] of / om een categorie te selecteren.
U kunt ook de voorpaneel [Knob 4] gebruiken om een categorie
te selecteren, en [Slider 8] gebruiken om door de lijst te bladeren
(Scroll).
Magic Control
’ (p.209).
U kunt geen categorieën selecteren voor rhythm sets of sample
sets.
4.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] of
/ om een Patch te selecteren.
U kunt op [F7 (Preview)] drukken om de Patch te beluisteren
met gebruik van een geschikte frase, die van te voren voor elke
categorie is ingesteld (Phrase Preview).
Door [F6 (User Group)] in te drukken kunt u een vaak gebruikt
geluid in de User groep opslaan. Voor details, zie ‘
Een geluid
in het User groep scherm opslaan
’ (p.201).
Als u een USB muis gebruikt, kunt u op het toetsenbord
symbool in het scherm klikken, en zoeken met
gebruik van het virtuele toetsenbord dat in het scherm
verschijnt.
5.
Druk op [F8 (Select)] om de selectie van de Patch te
bevestigen.
Met de Fantom-G kunt u Patches van tevoren beluisteren, door naar
een frase te luisteren die past bij elk type Patch.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
2.
Druk op [F1 (Patch List)] om naar het Patch List scherm te
gaan.
fig.05-009_50
3.
Druk op [F7 (Preview)], en houd dit ingedrukt.
De Patch die in het Patch List scherm is geselecteerd zal te
horen zijn.
4.
Haal uw vinger van [F7 (preview)], en de frase zal stoppen
met spelen.
Als u de manier waarop de frase door Phrase Preview wordt
gespeeld wilt veranderen, kunt u de Preview Mode parameter
(p.296) bewerken.
Patches uit de lijst selecteren
Patches beluisteren
(Phrase Preview)
50
Spelen in de Single Mode
Omdat een Patch een combinatie van maximaal vier Tones is, kunt u
ongewenste (Tones vanuit de vier) uitzetten, en alleen het geluid van
een specifieke Tone verkrijgen.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
2.
Druk op [F8 (Tone SW/Sel)].
Het Tone Switch/Select venster verschijnt.
fig.05-014_50
3.
Druk op [F1 (Tone Sw)] – [F4 (Tone Sw)] om elke Tone aan
of uit te zetten. De instelling wordt elke keer als u op de
knop drukt aan en uitgezet.
4.
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Als u slechts één of twee Tones in een Patch wilt laten klinken,
zet u de anderen uit, en slaat u die instelling in een Patch op.
Hiermee wordt overbodig gebruik van de gelijktijdige stemmen
van de Fantom-G voorkomen.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om Tones te selecteren en
deze aan/uit te zetten (p.197).
Wanneer een Patch voor een natuurlijk monofoon instrument, zoals
een sax of fluit, wordt gebruikt, is het effectief om in mono te spelen.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
2.
Druk tweemaal op [PATCH] om naar het Patch Pro Edit
scherm te gaan.
3.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (down)] om de ‘Solo/Porta’ tab te
selecteren.
Een scherm zoals dat hieronder verschijnt.
fig.05-015_50
4.
Druk op of om de cursor naar ‘Mono/Poly’ te
verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [DEC] om ‘MONO’
te selecteren.
Nu kunt u in de mono mode spelen.
Als u ‘MONO/POLY’ als een functie toewijst, die door de
toewijsbare schakelaar ([S1] [S2]) wordt bestuurd, kunt u
gemakkelijk tussen mono en poly schakelen door een knop in te
drukken (p.77).
De Tones die zullen klinken
selecteren
Individuele noten spelen
(Monofoon)
51
Spelen in de Single Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
De Single mode heft de volgende drie Parts:
In het Part View scherm kunnen het volume en de pan van deze drie
Parts bekeken en bewerkt worden.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
2.
Druk op [F3 (Part View)].
Het Part View scherm verschijnt.
fig.08-017_50
3.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de parametergroep te
selecteren.
4.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter te
verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de waarde in te stellen.
6.
Als u de instellingen wilt behouden, drukt u op [F7 (Sys
Write)].
Wanneer de Single mode is geselecteerd, kunnen Part
instellingen niet voor elke individuele Patch worden
opgeslagen. Part instellingen worden als systeem instellingen
opgeslagen.
7.
Als de instellingen zijn gemaakt drukt u op [EXIT] om naar
het Single Play scherm terug te keren.
Zie ‘
Level/Pan (Als de Part groep Internal/EXP1/EXP2 is)
(p.134) – ‘
MIDI Rx Filter
’ (p.114) voor de functies van elke
parameter.
Met de Fantom-G kunt u de parameters toewijzen die beïnvloed
worden als de 1-4 knoppen, 1-8 schuifregelaars, S1/S2 schakelaars,
D Beam, Pitch Bend of modulatie hendel worden bediend. Op die
manier kan het geluid, door de controllers te bedienen, op
verschillende manieren gewijzigd worden.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan..
2.
Druk op [F4 (Control)].
Het Control Setting scherm verschijnt.
3.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de parametergroep te
selecteren.
4.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter te
verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de waarde in te stellen.
6.
Als u de instellingen wilt behouden, drukt u op [F7 (Sys
Write)].Wanneer de Single mode is geselecteerd, kunnen
controller instellingen niet voor elke individuele Patch
worden opgeslagen. Controller instellingen worden als
systeem instellingen opgeslagen.
7.
Als de instellingen zijn gemaakt drukt u op [EXIT] om naar
het Single Play scherm terug te keren.
Zie ‘
D Beam
’ (p.143) – ‘
Ctrl Switch
’ (p.147) voor de functies
van elke parameter.
In Single mode,kunt u [SHIFT] ingedrukt houden en op [SINGLE]
drukken om de controllers te resetten.
Naast controllers zoals de bender, de modulatiehendel en de
pedalen, worden ook de waarden van de volgende part parameters
geïnitialiseerd.
Cutoff Offset, Resonance Offset, Attack Time Offset, Release
Time Offset, Decay Time Offset, Vibrato Rate, Vibrato Depth,
Vibrato Delay
Part instellingen (Part View)
Part
Uitleg
1
Keyboard Het Part dat hoorbaar is als u op het toet-
senbord speelt.
7 Sample
Pad
Het Part dat hoorbaar is als u de Pads op
de ‘
1 SAMPLE PAD (De Pads gebruiken
om Samples te spelen)
’ (p.191) mode in-
stelt.
8 Rhythm
Pad
Het Part dat hoorbaar is als u de Pads op
de ‘
2 RHYTHM (De Pads gebruiken om
een ritmeset te spelen)
’ (p.192) mode in-
stelt.
De parameter die door de
Realtime Controllers of D Beam
controller wordt bestuurd
selecteren (Control Setting)
Controller Reset
52
Spelen in de Single Mode
In de Single mode kunt u percussie instrumenten vanaf het toetsen-
bord spelen door een ritme set te selecteren.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om een ritme set te
spelen.
p.192.
De Fantom-G heeft drie ritme set banken, de User bank, Preset bank
en GM bank. In de User bank bevinden zich 64 ritme sets, in de Pre-
set bank 64 ritme sets, en er zijn 9 ritme sets in de GM bank.
USER
Dit is de bank binnen de Fantom-G die herschreven kan worden. De
ritme sets die u creëert kunnen in deze bank worden opgeslagen. U
kunt 64 ritme sets opslaan.
PRST (Preset)
Dit is de bank binnen de Fantom-G die niet herschreven kan worden.
U kunt echter de instellingen van de op dat moment geselecteerde
ritme set wijzigen, en de gewijzigde instellingen in de User bank
opslaan. De Fantom-G bevat 64 preset ritme sets.
GM (GM2)
Dit is een interne bank met ritme sets, compatibel met General MIDI
2, een systeem van MIDI functie specificaties dat ontworpen is om de
verschillen tussen makers en apparaat types te overstijgen. Deze
ritme sets kunnen niet overschreven worden. U kunt echter de
instellingen van de op dat moment geselecteerde ritme set wijzigen,
en de gewijzigde instellingen in de User bank opslaan. De Fantom-G
bevat 9 preset ritme sets.
1. Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
fig.05-023.efig.05-023.e
* Zorg, dat het Patch type op ‘Rhythm’ is ingesteld. Als dit op ‘Patch’ of
‘Sample’ is ingesteld gebruikt u [CURSOR] om de cursor naar het
Patch type te verplaatsen, en draait u aan de VALUE draaiknop of
drukt u op [DEC] om ‘Rhythm’ te selecteren.
2. Druk op [CURSOR] om de cursor naar de ritme set bank te
verplaatsen.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de ritme set bank te selecteren:
USER: User
PRST: Preset
GM: GM (GM2)
4. Druk op [CURSOR] om de cursor naar het ritme set nummer
te verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
het ritme set nummer te selecteren.
6. Speel op het toetsenbord om het geluid te beluisteren.
Percussie instrumenten spelen
(Rhythm Set)
Een ritme set selecteren
Rhythm Set-nummer
Rhythm Set-bank
Pad Mode (Rhythm)
Ritme set nummer
Patch type
Ritme set bank
53
Spelen in de Single Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In de Single mode kunt u een Sample set selecteren en de Samples
vanaf het toetsenbord spelen.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om een Sample set te
spelen. p.191
1. Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
fig.05-023.e
* Zorg, dat het Patch type op ‘Sample’ is ingesteld. Als dit op ‘Patch’ of
‘Rhythm’ is ingesteld gebruikt u [CURSOR] om de cursor naar het
Patch type te verplaatsen, en draait u aan de VALUE draaiknop of
drukt u op [DEC] om ‘Sample’ te selecteren.
2. Druk op [CURSOR] om de cursor naar het Sample set
nummer te verplaatsen.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
het Sample set nummer te selecteren.
4. Speel op het toetsenbord om het geluid te beluisteren.
* Voor een Sample set zijn de zestien Samples onder toetsen B3-D5
geplaatst.
Een Sample Set spelen
Een Sample set selecteren
Sample Set-nummer
Pad Mode (Sample Pad)
Sample set nummer
Patch type
54
Een lijst met veelgebruikte geluiden
creëren (Favorite)
U kunt een lijst met geluiden maken die u vaak tijdens een live uit-
voering gebruikt, en deze geluiden direct oproepen. Elk type geluid
kan geregistreerd worden: Patches, ritme sets, Sample sets, live sets,
studio sets of songs. Op die manier kan elk geluid dat u voor uw uit-
voering nodig heeft direct opgeroepen worden.
In een bank kunnen zestien geluiden (stappen) worden geregis-
treerd, en er kunnen zestien van deze banken gecreëerd worden.
Bijvoorbeeld, tot zestien geluiden (stappen) die u in de eerste song
van de live uitvoering gebruikt, kunnen in bank 1 geregistreerd
worden, in de volgorde waarin deze in de song verschijnen.
1. Ga naar het scherm van de Patch (of ritme set, Sample set,
live set of studio set) die u wilt registreren.
2. Druk op [FAVORITE].
Het Favorite Edit-scherm verschijnt.
fig.05-001c_50
F-toets handelingen in het Favorite scherm
3. Druk op [F1 Bank ] of [F2 Bank ] om de bank te
selecteren waarin u het geluid wilt registreren.
4. Gebruik de cursorknoppen of om het nummer (stap)
te selecteren, waarin u het geluid wilt registreren.
Het geluid kan in elk van de zestien stappen geregistreerd
worden. Het is handig om de geluiden te registreren in de
volgorde waarin ze in de song of tijdens een live uitvoering
worden gebruikt.
5. Druk op [F8 (Regist)] om het geluid te registreren.
Als u bijvoorbeeld het geluid in nummer 02 van bank 1 heeft
geregistreerd, wordt ‘Regist to 1-02’ in het scherm weergegeven.
Het Favorite Play-scherm gebruiken
om geluiden op te roepen
1. Druk op [FAVORITE] zodat de toets oplicht.
Iedere keer dat u op [FAVORITE] drukt, wisselt u tussen het
Favorite Play-scherm ([FAVORITE] brandt) en het Favorite
Edit-scherm ([FAVORITE] knippert).
2. Kies met of de bank die u wil oproepen.
3. Kies met [F1 (1)]–[F8 (8)] het stapnummer dat u wil
oproepen.
Als u een nummer van 9--16 wil kiezen, houd dan [SHIFT]
ingedrukt en en druk op [F1 (9)]–[F8 (16)].
De gekozen klank wordt opgeroepen.
Als alternatief voor stap 3, kunt u ook of gebruiken om
het stapnummer te kiezen. In dit geval verandert de klank pas
wanneer u op [ENTER] drukt.
Het Favorite Edit-scherm gebruiken
om geluiden op te roepen
1. Druk tweemaal op [FAVORITE] zodat de toets knippert.
Het Favorite Edit-scherm verschijnt.
2. Druk op [F1 Bank ] of [F2 Bank ] om de bank
waaruit u geluiden wilt oproepen te selecteren.
3. Druk op [F3 Step ] of [F4 Step ] om het stap nummer (1-
16) dat u wilt oproepen te selecteren.
Het geselecteerde geluid wordt meteen opgeroepen.
Als alternatief voor stap 3, kunt u ook of gebruiken om
het stapnummer te kiezen. In dit geval verandert de klank pas
wanneer u op [ENTER] drukt.
Een geluid registreren (Regist)
F-toets Uitleg Page
F1
Bank
Selecteert de bank.
F2
Bank
Selecteert de bank.
F3
Step
Selecteert de stap en roept het geluid op. p. 55
F4
Step
Selecteert de stap en roept het geluid op. p. 55
F5
Dynamic Pad
Stelt de Pads in de Favorite mode in. p. 55
F6
Util Menu
Font Verandert het beelds-
cherm lettertype
p. 57
Set Song Registreert een song p. 56
Importeert
tekst
Importeert tekst p. 56
Verwijdert
tekst
Verwijdert tekst p. 57
Verwijdert
bank
Verwijdert een bank p. 55
F7
Remove
Verwijdert de registratie van een geluid p. 55
F8
Regist
Registreert een geluid. p. 54
Stap
Huidig geselecteerd geluid
Tekst weergave gebied
Bank
Volume van elke stap
Een geluid oproepen
55
Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
De Pads gebruiken om geluiden op
te roepen
1. In het Favorite scherm drukt u op [F5 (Dynamic Pad)].
De Pads worden op de Favorite mode ingesteld.
Nu kunt u Pads [1]-[16]
indrukken om het geluid
(stap) te selecteren dat voor
elke Pad is geregistreerd.
U kunt op [ROLL](BANK)
drukken om van bank (1-6)
te veranderen. p.189
Als u de Pads wilt gebruiken om successief tussen live sets (of
studio sets) te schakelen, stelt u de systeemparameter ‘Pad
Assign Source’ (p.288) op ‘SYS’ in. Als dit op ‘TEMP’ is
ingesteld zal de Pad mode veranderen in de instelling van de
betreffende live set (of studio set) als u naar een live set (of
studio set) overschakelt.
Hier ziet u, hoe het volume (Favorite Level) voor elke stap wordt
gespecificeerd. Gebruik dit om het volume van elk geluid in de live
uitvoering aan te passen.
1. In het Favorite Edit-scherm drukt u op of om de
cursor te verplaatsen naar de stap waarvan u het volume
wilt aanpassen.
2. Gebruik knop 4 of [INC] [DEC] om het volume te
specificeren (Favorite Level).
Bereik: 0-127
Hier ziet u, hoe een geregistreerd geluid naar een andere stap wordt
verplaatst.
1. In het Favorite Edit-scherm drukt u op of om de
cursor te verplaatsen naar de stap waarop het geluid dat u
wilt verplaatsen is geregistreerd..
2. Terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, drukt u op of om
het geluid te verplaatsen.
Hier ziet u, hoe een geregistreerd geluid uit de favorietenlijst
verwijderd wordt.
1. In het Favorite Edit-scherm drukt u op of om de
cursor te verplaatsen naar de stap waarvan u de registratie
wilt verwijderen.
2. Druk op [F7 (Remove)].
Als u bijvoorbeeld de registratie van stapnummer 02 van bank 1
verwijdert, wordt ‘Remove 1-02’ in het scherm getoond, en die
stap zal leeg zijn.
Hier ziet u, hoe alle geluidsregistraties uit een bank verwijderd
worden.
1. In het Favorite Edit-scherm drukt u op [F1 Bank ] of [F2
Bank ] om de bank te selecteren waaruit de registraties
verwijderd moeten worden.
2. Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
Het volume van elke stap
specificeren (Favorite Level)
De stap waarin u een geluid heeft
geregistreerd veranderen
Een geregistreerd geluid
verwijderen (Remove)
Alle geluidsregistraties uit een
bank verwijderen (Remove Bank)
56
Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)
3. Druk op of om ‘Remove Bank’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Als u alle registraties uit bank 1 heeft verwijderd, zal ‘Remove
Bank 1’ in het scherm worden getoond. Alle gegevens worden
verwijderd..
Hier ziet u, hoe een song, in plaats van een geluid, geregistreerd
wordt.
1. In het Favorite Edit-scherm drukt u op [F1 Bank ] of [F2
Bank ] om de bank te selecteren waarin u een song wilt
registreren.
2. Druk op of om het nummer (stap) waarin u een song
wilt registreren te selecteren.
3. Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
4. Druk op of om ‘Set Song’ te selecteren, en druk op
[F8 (Select)].
Het Song Select scherm verschijnt.
5. Druk op of om een song te selecteren.
6. Druk op [F8 (Select)] om de song te registreren.
Als u bijvoorbeeld de song in nummer 02 van bank 1 registreert,
wordt ‘Regist to 1-02’ in het scherm getoond.
Songs kunnen op dezelfde manier als geluiden opgeroepen
worden.
U kunt een tekstbestand op de computer creëren, en dit in de
Fantom-G importeren, zodat dit in het Favorite scherm wordt
weergegeven.
1. Gebruik de USB Storage functie gebruiken om het
tekstbestand in de ‘IMPORT’ map in het interne geheugen
van de Fantom-G of het USB geheugen te plaatsen.
‘Bestanden uitwisselen met de computer (USB Storage)’ (p.281).
2. Ga naar het Favorite Edit-scherm en druk op [F1 (Bank ]
of [F2 Bank ] om de bank te selecteren waarin u de tekst
wilt weergeven.
3. Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
4. Druk op of om ‘Import Text’ te selecteren, en druk
dan op [F8 (Select)].
5. Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om de
invoerbron (het interne geheugen of het USB geheugen) te
selecteren.
6. Druk op of om het bestand dat u wilt importeren te
selecteren.
7. Druk op [F8 (Import Text)].
Het te importeren bestand verschijnt.
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
8. Druk op [F8 (Execute)].
Het bestand wordt geïmporteerd.
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
U kunt door de pagina in het scherm bladeren (scroll) door
of in te drukken.
Een song registreren (Set Song)
Een tekstbestand importeren
(Import Text)
57
Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hier ziet u, hoe een tekstbestand dat u heeft geïmporteerd verwij-
derd wordt.
1. Ga naar het Favorite Edit-scherm en druk op [F1 Bank ]
of [F2 Bank ], om de bank waarvan de tekst verwijderd
moet worden te selecteren.
2. Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
3. Druk op of om ‘Remove Text’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Een bericht verschijnt, en de tekst wordt uit de geselecteerde
bank verwijderd.
Hier ziet u, hoe het weergegeven lettertype van de geïmporteerde
tekst veranderd kan worden. Het lettertype verandert elke keer dat u
de volgende stappen uitvoert.
1. Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
2. Druk op of om ‘Font’ te selecteren, en druk op [F8
(Select)].
Het lettertype zal veranderen.
Een tekstbestand verwijderen
(Remove Text)
Het lettertype dat wordt
weergegeven veranderen (Font)
58
Spelen in de Live Mode
Live mode is ontworpen voor live uitvoeringen. Hier kunt u maxi-
maal acht Patches (of ritme sets of Sample sets) tegelijkertijd spelen.
U kunt bijvoorbeeld een pianogeluid stapelen (p.62) met strijkers of
geluiden verspreid over het toetsenbord splitsen (p.62), zodat de
rechterhand een pianogeluid speelt, terwijl de linkerhand een basge-
luid speelt.
Bovendien kunnen in de Live mode de Parts van een geïnstal-
leerde uitbreidingskaart worden gespeeld (het aantal Parts is
afhankelijk van het type uitbreidingskaart) en externe MIDI uit-
voer Parts, tegelijk met de acht Parts van de interne geluidsge-
nerator..
Een ‘Live set’ bevat een Patch (of ritme set of Sample set) toewijzing,
alsmede een volume en pan voor elk Part.
Als u op het toetsenbord speelt zullen Parts, waarvan de keyboard-
schakelaar aan is, te horen zijn. Indien niets aanstaat, zal het huidige
Part te horen zijn.
Naast de instellingen voor elk Part kunnen de volgende instellingen
voor elke live set worden opgeslagen.
Controller instellingen als de D Beam, 1-4 knoppen, 1-8 schuif-
regelaars, [S1] [S2] knoppen, en Pads.
Als de keyboardschakelaar van de Part-groep (INT, EXP1,
EXP2, EXT) voor zelfs één Part is aangezet, zal de huidige Part
niet te horen zijn. Om de huidige Part hoorbaar te maken scha-
kelt u de keyboardschakelaar voor alle Parts uit.
Gebruik de volgende procedure om naar het Live Play (Layer/Split)
scherm te gaan.
1. Druk op [LIVE].
U gaat naar de Live Mode, en het Live Play (Layer/Split)
scherm verschijnt.
fig.04-015_50
F-toets handelingen in het Live Play (Layer/Split) scherm
Part groep Aantal Parts
Intern 8
Uitbreidingskaart 1 Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Uitbreidingskaart 2 Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Externe MIDI uitvoer 16
Het Live Play (Layer/Split)
scherm weergeven
F-toets Uitleg Pag.
F1
Patch List
Selecteert het Patch geluid dat aan elk Part is
toegewezen.
p. 61
F2
Utility
Maakt instellingen voor de gehele live set. p. 132
F3
Part View
Maakt gedetailleerde instellingen voor elk
Part van de live set.
p. 133
F4
Control
Selecteert de parameters die door de Realtime
controllers of de D Beam controller bestuurd
zullen worden.
p. 142
F5
LiveSet List
Selecteert een live set. p. 60
F6 Schakelt tussen het normale scherm en een
scherm dat alleen de Parts toont waarvan de
keyboardschakelaar is aangezet.
p. 61
F7
Mixer
Toont het mixer scherm. p. 63
F8
Layer Edit
Toont het Layer Edit scherm. p. 64
59
Spelen in de Live Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
fig.08-002.j
Functies in het Live Play
(Layer/Split) scherm
Nummer Uitleg
Page
Geeft de huidige geluidsgenerator mode aan. p. 39
Geeft de aan/uit status van elk effect aan.
PFX Patch multi-effect
MFX1 Multi-effect 1
MFX2 Multi-effect 2
IFX Input effect
CHO Chorus
REV Reverb
MAS Mastering effect
p. 150
Geeft de huidige locatie van de song aan, en de sta-
tus van de sequencer.
p. 205
De Menu/Exit/Shortcut knoppen voor de USB
muis.
p. 26
Geeft aan/selecteert de bank, naam en het nummer
van de huidig geselecteerde live set.
p. 60
Geeft de Pad mode aan. p. 188
Geeft aan/selecteert het type, bank, nummer en
naam van de Patch, ritme set of Sample set van elk
Part.
p. 61
Geeft aan/selecteert de keyboardschakelaar instell-
ing.
p. 61
Geeft aan/verandert de toetsenreeks. p. 62
Geeft de toetsenreeks die de Fantom-G6/G7/G8
kan spelen aan.
Geeft de functies aan die aan de Realtime control
schuifregelaars (1-8), knoppen (1-4) en de S1/S2
schakelaars zijn toegewezen. In de Live mode gev-
en de schuifregelaars (1-8) de niveaus van de 8 in-
terne Parts aan (p.62).
p. 142
Geeft de functie aan die aan de D Beam controller is
toegewezen, en de status van de D Beam controller.
p. 142
Geeft de ‘Bend Mode (p.97) van de Pitch Bend hen-
del aan.
p. 97
Specificeert het arpeggio Part en Pad Part. p. 61
6
7 8 9
10
11
12 13
14
5
1 2 3 4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
60
Spelen in de Live Mode
De Fantom-G heft twee live set banken: de User bank en de Preset
banken.
USER
Dit is de bank binnen de Fantom-G die herschreven kan worden.
Live Sets die u creëert kunnen in deze bank opgeslagen worden. U
kunt 512 live sets opslaan.
PRST (Preset)
Dit is de bank binnen de Fantom-G die niet herschreven kan worden.
U kunt echter de instellingen van de op dat moment geselecteerde
live set wijzigen, en de gewijzigde live set in het User geheugen
opslaan. De Fantom-G bevat 512 preset live sets.
1. Druk op [LIVE].
2. Druk op [CURSOR] om de cursor naar de live set bank te
verplaatsen.
fig.08-003.e
3. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een live set bank te selecteren.
USER: User
PRST: Preset
4. Druk op [CURSOR] om de cursor naar het live set nummer
te verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
het live set nummer te selecteren.
Een lijst met live sets kan weergegeven worden, en uit deze lijst kan
een live set geselecteerd worden.
1. Druk op [LIVE].
2. Druk op [F5 (LiveSet List)].
Het Live Set List scherm verschijnt.
fig.08-004_50
3. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op of om
de live set te selecteren.
4. Druk op [F8 (Select)] om het Live set List scherm te sluiten.
Door [F6 (User Group)] in te drukken krijgt u toegang tot het
User group list scherm, waar veelgebruikte studio sets geregis-
treerd kunnen worden.
Een geluid in het User Group scherm registreren’ (p.201).
Als u een USB muis gebruikt, kunt u het toetsenbord symbool
in het scherm aanklikken voor toegang tot een virtueel toetsen-
bord, waarmee een sleutelwoord zoekactie uitgevoerd kan wor-
den.
Als u de instellingen van een Live Set wijzigt, wordt in het
Live Play scherm aangegeven. De instellingen die u wijzigt zijn
tijdelijk, en zullen verloren gaan als u de stroom uitzet, van
geluidsgenerator mode verandert of een ander geluid selecteert.
Om het gewijzigde geluid te behouden moet dit in de User bank
worden opgeslagen (‘Een Live/Studio set die u gecreëerd
heeft opslaan (Write)’ (p.148).
Het op dat moment geselecteerde Part wordt het ‘huidige Part
genoemd.
1. Druk op [LIVE] voor toegang tot het Live Play (Layer/Split)
scherm.
2. Gebruik of om het Part te selecteren.
Het partnummer wordt voor het geselecteerde Part in rood
weergegeven.
Een Live Set selecteren
Live set nummer
Live set bank
Live sets uit de lijst selecteren
Het Live Play (Layer/Split)
scherm gebruiken
Een Part selecteren
61
Spelen in de Live Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
fig.08-007_50
Als u blijft indrukken, zal het scherm naar beneden ‘scrol-
len’, zodat u Parts van uitbreidingskaarten (indien een uitbrei-
dingskaart is geïnstalleerd) of externe MIDI uitvoer Parts kunt
selecteren.
Hier ziet u, hoe de Parts waarvan de Patch, ritme set of Sample zal
klinken, geselecteerd worden. Voor elk Part gebruikt u de schakelaar
om aan te geven of dat Part via het toetsenbord gespeeld zal worden
of niet. Dit wordt de ‘Keyboardschakelaar’ genoemd.
1. In het Live Play (Layer/Split) scherm gebruikt u [CURSOR]
om de cursor naar het ‘KBD’ gebied te verplaatsen, en druk
op [INC] om de keyboardschakelaar aan te zetten voor de
Parts die u wilt spelen.
Als u het toetsenbord bespeelt zult u de Parts horen waarvoor
de keyboardschakelaar is aangezet. Als alle keyboardschake-
laars uit zijn, zal het huidige Part te horen zijn.
fig.08-008_50
De keyboardschakelaar kan voor meerdere Parts worden aange-
zet.
Door [F6 ] in te drukken kunt u naar een scherm overscha-
kelen dat alleen de Parts waarvoor de keyboardschakelaar is
aangezet toont.
Het huidige Part is niet hoorbaar als zelfs één keyboardschake-
laar aan is. Als u het huidige Part wilt beluisteren, zet u de key-
boardschakelaar van alle Parts uit.
Gebruik de Pad schakelaar om het Part waarvan de ritme set of
Sample set door de Pads gespeeld zal worden te selecteren.
1. Zoals beschreven in de procedure voor ‘De Pad Mode ver-
anderen (PAD MODE)’ (p.188), stelt u de Pad mode op ‘1
SAMPLE PAD’ of ‘2 RHYTHM’ in.
2. In het Live Play (Layer/Split) scherm gebruikt u [CURSOR]
om de cursor naar het ‘SAM’ of ‘RHY’ veld te verplaatsen,
en druk op [INC] om de Pad schakelaar van het Part dat u
via de Pads wilt spelen aan te zetten.
Als u de Pads indrukt, zult u het Part horen waarvoor de Pad
schakelaar is aangezet.
Zorg, dat het Patch type op ‘SAMPLE of ‘RHYTHM’ is inge-
steld. Als dit op ‘PATCH’ is ingesteld, gebruikt u [CURSOR] om
de cursor naar het Patch type te verplaatsen, en draait u aan de
VALUE draaiknop of drukt u op [INC] [DEC] om ‘SAMPLE’ of
‘RHYTHM’ te selecteren.
Op dezelfde manier kunt u de ‘ARP’ schakelaar gebruiken om
het ‘Arpeggio Part nummer’ te selecteren (p.146).
Als de Patch die aan een Part is toegewezen u niet bevalt, kan de
Patch gemakkelijk veranderd worden.
1. Selecteer het Part waarvan u het geluid wilt veranderen.
2. Druk op [F1 (Patch List)].
Het Patch List scherm verschijnt.
fig.05-008_50
Voor details over het gebruik van het Patch List scherm kijkt u
bij ‘Patches uit de lijst selecteren’ (p.49).
Het Part dat u wilt horen
selecteren (Keyboard Switch)
Het Part dat door de Pads wordt
gespeeld selecteren
Het geluid voor een Part selecteren
Patch Type
62
Spelen in de Live Mode
In de live mode kunt u de geluiden spelen van alle Parts, waarvan de
keyboardschakelaar aan staat. Wanneer de Parts gecombineerd wor-
den, zullen vettere geluiden geproduceerd worden.
In het Live Play (Layer/Split) scherm kunt u Layers (opstapelingen)
creëren.
fig.08-009.e
1. Druk op [LIVE] om naar het Live Play (Layer/Split) scherm te
gaan.
2. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar ‘KBD’ te verplaatsen,
en druk op [INC] om de keyboardschakelaar van de Parts
die u wilt horen aan te zetten.
Als u op [DEC] drukt zal de keyboardschakelaar uitgezet wor-
den. Het weergegeven toetsenbord toont de hoorbare toetsen-
reeks .
Als u het toetsenbord bespeelt, hoort u de Parts waarvan de
keyboardschakelaar aan is.
3. Herhaal stap 2 om de Keyboardschakelaar voor alle Parts
die wilt spelen aan te zetten.
De acht schuifregelaars in het Live Play (Layer/Split) scherm
corresponderen met de niveaus van de acht interne Parts. U
kunt deze besturen met gebruik van de acht schuifregelaars op
het paneel van de Fantom-G.
In de Live mode kunt u wel 56 verschillende Patches verdeeld over
het toetsenbord (split) spelen.
U kunt bijvoorbeeld strijkers in het lage gebied spelen, piano in het
hoge gebied, en beide geluiden in het middengebied spelen.
fig.08-010.e
Een split uitvoering is één toepassing van een Layer. Het veran-
deren van de toetsenreeks van elk Part in een Layer resulteert in
een split.
1. Druk op [LIVE] om naar het Live Play (Layer/Split) scherm te
gaan.
2. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar ‘KBD’ te verplaatsen,
en druk op [INC] om de keyboardschakelaar van de Parts
die u wilt horen aan te zetten.
3. Verplaats de cursor naar ‘Lower’ en stel de laagste limiet
van de toetsen die het Part zullen spelen in. Verplaats de
cursor naar ‘Upper’ en stel de hoogste limiet van de toetsen
die het Part zullen spelen in.
Om de toetsenreeks te specificeren kunt u aan de VALUE draai-
knop draaien of [INC] [DEC] gebruiken. Het weergegeven toet-
senbord geeft de reeks toetsen waarbinnen elk Part zal klinken
aan.
fig.08-011_50
Waarde:Key Range Lower: C-1–UPPER
Key Range Upper: LOWER–G9
Door secties voor verschillende Parts te specificeren zodat deze
elkaar overlappen, kunt u twee of meer Parts alleen binnen een
specifieke sectie combineren.
Geluiden combineren en samen
spelen (Layer)
8(Tx ch.10)
7 (Tx ch.7)
2 (Tx ch.2)
1 (Tx ch.1)
Part 1
(Rx ch.1)
Part 2
(Rx ch.2)
Part 8
(Rx ch.10)
Part 7
(Rx ch.7)
Rx ch.: Ontvangst kanaal
Tx ch.: Zend kanaal
KBD Switch: 
On
Verschillende geluiden in
verschillende gebieden van het
toetsenbord spelen (Split)
Part groep Aantal Parts
Intern 8
Uitbreidingskaart 1 Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Uitbreidingskaart 2 Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Externe MIDI uitvoer 16
Part 1: Strings
Part 1 + Part 2:
(Strings + Piano)
Part 2: Piano
63
Spelen in de Live Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In het Live Set Part Mixer scherm kunt u het niveau en de effect-instel-
lingen van elk Part aanpassen, alsof u een mengpaneel gebruikt.
Zo gaat u naar het Live Set Part Mixer scherm:
1. Druk op [LIVE]..
U gaat naar de Live Mode, en het Live Play (Layer/Split) scherm
verschijnt.
2. Druk op [F7 (Mixer)].
Het Live Set Part Mixer scherm verschijnt..
F-toets handelingen in het Live Set Part Mixer scherm
In dit scherm wordt de naam van de parameter die met de cur-
sor wordt geselecteerd in het ‘ ’ gebied links
onder in het scherm getoond. Hier kan tevens de waarde van de
huidige instelling gecontroleerd worden.
Door de [F7 ] of [F8 ] toets meerdere keren in te drukken,
kunt u het scherm naar links of rechts verschuiven, en de weer-
gegeven Part groep veranderen.
U kunt van Part-groep veranderen door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op of te drukken.
In het Live Set Part Mixer scherm kunnen de volgende parameters
voor elk Part worden ingesteld.
Gebruik [F6 ] om tussen Mixer 1 / 2 af te wisselen.
1. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de gewenste waarde in te stellen.
Het Live Set Part Mixer
scherm gebruiken
F-toets Uitleg Pag.
F1
Patch List
Selecteert het Patch geluid dat aan elk
Part is toegewezen.
p. 61
F4
Exit
Keert naar het vorige scherm terug.
F5
LiveSet List
Selecteert een live set. p. 60
F6 Schakelt tussen de Mixer 1/2 schermen.
F7 Selecteert de acht Parts die door de
schuifregelaars zullen worden bestuurd.
De huidig geselecteerde Parts worden
binnen een kader getoond. Door dit kader
te verschuiven buiten het scherm, kunt u
de weergegeven Part groep veranderen.
F8
Part groep Uitleg
Audio Track Geluidstracks van de song.
Internal Intern (interne geluidsgenerator).
EXP 1 Uitbreidingskaart 1
EXP 2 Uitbreidingskaart 2
External Externe MIDI uitvoer.
De Part instellingen bewerken
Mixer1/2 Parameter Pag.
Intern
Mixer1 Mute Switch p. 134
Part Chorus Send Level p. 136
Part Reverb Send Level p. 137
Part Pan p. 134
Part Level p. 134
Mixer2 Part Output Level p. 136
Part Output Assign p. 136
Recording Switch *1
Keyboard Switch p. 135
Arpeggio Part p. 146
Sample Pad Part p. 146
Rhythm Pad Part p. 146
EXP 1, EXP 2
Mixer1 Mute Switch p. 134
Part EFX1 Send Level p. 137
Part EFX2 Send Level p. 137
Part Pan p. 134
Part Level p. 134
Exp.1/2 Master Chorus Send Level
Exp.1/2 Master Reverb Send Level
Exp.1/2 Master Pan
Exp.1/2 Master Level
Mixer2 Part Output Level p. 136
Part Output Assign p. 136
Keyboard Switch p. 135
Arpeggio Part p. 146
Rhythm Pad Part p. 146
Exp.1/2 Master Output Level
Exp.1/2 Master Output Assign
Exp.1/2 Master Recording Switch
Extern
Mixer1 External Pan p. 135
External Level p. 135
Mixer2 Keyboard Switch p. 135
Arpeggio Part p. 146
Rhythm Pad Part p. 146
Audio Track
Mixer1 Mute Switch
Part Chorus Send Level
Part Reverb Send Level
Part Pan
Part Level
Mixer2 Part Output Assign
Recording Switch *1
64
Spelen in de Live Mode
*1 Parts waarvan de Recording Switch uit is, zullen niet in de geluidstracks van de
sequencer worden opgenomen. (Deze worden ook niet gesampled). U kunt dit
uitzetten voor een Part dat u wilt horen, maar niet als geluid (audio) opnemen.
Normaalgesproken laat u dit aan staan. Effecten worden niet toegepast op een
Part waarvan de Recording Switch uit is.
In het algemeen werkt het Layer Edit scherm op dezelfde manier als
het Live Play (Layer/Split) scherm, maar u kunt de F3-F6 toetsen
gebruiken om direct tussen de weergegeven Part groepen af te wis-
selen.
Zo bereikt u het Layer Edit scherm.
1. Druk op [LIVE].
U gaar naar de Live Mode, en het Live Play (Layer/Split)
scherm verschijnt.
fig.04-015_50
2. Druk op [F8 (Layer Edit)].
Het Layer Edit scherm verschijnt..
Wanneer de Patch die aan een Part is toegewezen u niet bevalt, kan
de Patch gemakkelijk veranderd worden.
1. Selecteer het Part waarvan u het geluid wilt veranderen.
2. Druk op [F1 (Patch List)].
Het Patch List scherm verschijnt.
fig.05-008_50
Details over het gebruik van het Patch List scherm vindt u bij
Patches uit de lijst selecteren’ (p.49).
In het Layer Edit scherm kunnen de volgende parameters voor elk
Part ingesteld worden.
1. Druk op [LIVE], en druk dan op [F8 (Layer Edit)] om naar het
Layer Edit scherm te gaan.
2. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de gewenste waarde in te stellen.
Het Layer Edit scherm
gebruiken
F-toets Uitleg
F3 Internal Intern (interne geluidsgenerator)
F4 EXP 1 Uitbreidingskaart 1
F5 EXP 2 Uitbreidingskaart 2
F6 External Externe MIDI uitvoer
Het geluid van een Part selecteren
De Part instellingen bewerken
Parameter
In het scherm
getoond als
Keyboard Switch (p. 135) KBD
Patch Type (p. 134) Type
Patch Bank (p. 134) Bank
Patch Number (p. 134) Patch Name
Keyboard Range Lower (p. 135) Lower
Keyboard Range Upper (p. 135) Upper
Arpeggio Part (p. 146) ARP
Sample Pad Part / Rhythm Pad Part (p. 146) SAM/RHY
65
Spelen in de Live Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Voor details over het gebruik van de Arpeggio, zie ‘Arpeggio’s
spelen’ (p.78).
Voor details over de instelling kijkt u bij ‘De parameter die
door de Realtime Controllers of D Beam Controller wordt
bestuurd selecteren (Control Setting)’ (p.142).
Voor details met betrekking tot effectinstellingen kijkt u op de
pagina’s die hieronder worden aangegeven.
•‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
•‘Effecten in de Live Mode toepassen’ (p.151)
Voor details, zie ‘Hoe kan ik het volume aanpassen?’ (p.294)
Zie ‘Een Live/Studio Set creëren’ (p.132)
Uitvoeren met de Arpeggio
Uitvoeren met de Realtime
Controllers en D Beam Controller
Effecten instellen
Het Master niveau aanpassen
Gedetailleerde instellingen voor
een Live Set maken
66
Spelen in de Studio Mode
De Studio Mode gebruikt u wanneer u een song opneemt. Hier vindt
u zestien Parts, en aan al deze Parts kunt u een Patch (of ritme set of
Sample set) toewijzen, zodat zestien verschillende geluiden gelijktij-
dig gebruikt kunnen worden.
U kunt het Mixer scherm gebruiken om het niveau en de pan van de
zestien Parts aan te passen.
Naast de zestien Parts van de interne geluidsgenerator kunt u in
de Studio Mode Parts van een uitbreidingskaart (het aantal
Parts is afhankelijk van de uitbreidingskaart) en externe MIDI
uitvoer Parts gelijktijdig gebruiken.
Een Studio Set bevat een Patch (ritme set, Sample set) toewijzing
voor elk Part, alsmede instellingen als volume en pan voor elk Part.
Als u het toetsenbord bespeelt, is het huidige Part te horen.
Elk Part waarvan de keyboardschakelaar (p.69) aan is, zal te
horen zijn. We adviseren u de keyboardschakelaar uit te laten.
Als deze aan is zullen, naast het huidige Part, andere Parts ook
hoorbaar zijn, en dat is waarschijnlijk niet wat u wilt als u een
song creëert.
Een song opnemen
Voor details over het opnemen van een song kijkt u bij ‘MIDI
opnemen’ (p.217).
In het Studio Play scherm kunt u het niveau en de effectinstellingen
van elk Part aanpassen, alsof u een mengpaneel gebruikt.
Om naar het Studio Play scherm te gaan gebruikt u de volgende pro-
cedure.
1. Druk op [STUDIO].
U gaat naar de Studio Mode, en het Studio Play scherm
verschijnt.
fig.04-015_50
F-toets handelingen in het Studio Play scherm.
Als u in het Studio Play-scherm een aantal keer op [F6 ]
drukt, dan verschijnt de controller status (de functies
toegewezen aan sliders 1–8, knoppen 1–4, schakelaar S1/S2 en
de D Beam controller, als ook de Bend Mode van de Pitch Bend-
hendel).
Door op [F6 ] te drukken, doorloopt u de volgende
schermen.
MIXER 1MIXER 2Controller displayMIXER 1...
* De controller display verschijnt niet als er audio tracks in de mixer
getoond worden.
Aantal Parts
Intern 16
Uitbreidingskaart 1 Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Uitbreidingskaart 2 Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Externe MIDI uitvoer 16
Het Studio Play scherm
weergeven
F-key Uitleg pag.
F1
Patch List
Selecteert de Patch die aan elk Part is toege-
wezen.
p. 68
F2
Utility
Maakt instellingen die algemeen zijn voor de
gehele studio set.
p. 132
F3
Part View
Maakt gedetailleerde instellingen voor elk
Part van de studio set.
p. 133
F4
Control
Selecteert de parameters die met de Realtime
controllers en de D Beam controller bestuurd
zullen worden.
p. 70
F5
Studio List
Selecteert een studio set. p. 68
F6 Schakelt tussen de Mixer 1 / 2 schermen.
F7 Selecteert de acht Parts die door de schuifre-
gelaars zullen worden bestuurd. De huidig
geselecteerde Parts worden binnen een kader
getoond. Door dit kader te verschuiven bui-
ten het scherm, kunt u de weergegeven Part
groep veranderen.
F8
67
Spelen in de Studio Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
fig.08-002.j
Naast de interne (interne geluidsgenerator) Parts kunt u in het Stu-
dio Play scherm de weergave veranderen om alle geluidstracks, uit-
breidingskaart tracks of externe MIDI uitvoer Parts te bekijken.
1. Druk op [STUDIO] om naar het Studio Play scherm te gaan.
2. Druk meerdere keren op [F7 ] or [F8 ] om het scherm
naar links of rechts te verschuiven, en de weergegeven Part
groep te selecteren.
U kunt van Part-groep veranderen door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op of te drukken.
De Fantom-G heeft twee studio set banken, de User bank en de Pre-
set banken.
USER
Dit is de bank binnen de Fantom-G die herschreven kan worden.
Studio sets die u creëert kunnen in deze bank opgeslagen worden.
128 studio sets kunnen opgeslagen worden.
PRST (Preset)
Dit is de bank binnen de Fantom-G die niet herschreven kan worden.
U kunt echter de instellingen van de op dat moment geselecteerde
studio set wijzigen, en de gewijzigde studio set in het User geheugen
opslaan.
De Fantom-G bevat 8 preset studio sets.
1. Druk op [STUDIO].
2. Druk op [CURSOR] om de cursor naar de studio set bank te
verplaatsen.
fig.08-003.e
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
een studio set bank te selecteren.
USER: User
PRST: Preset
4. Druk op [CURSOR] om de cursor naar het studio set
nummer te verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het studio set nummer te selecteren.
Functies in het Studio Play
scherm
Nummer
Uitleg pag.
Geeft de huidige geluidsgenerator mode aan. p. 39
Geeft de aan/uit status van elk effect aan.
PFX Patch multi-effect
MFX1 Multi-effect 1
MFX2 Multi-effect 2
IFX Input effect
CHO Chorus
REV Reverb
MAS Mastering effect
p. 150
Geeft de huidige locatie van de song, en de status
van de sequencer aan.
p. 205
De Menu/Exit Shortcut knoppen voor de USB muis. p. 26
Wijst op/selecteert de bank, het nummer, en de
naam van de huidig geselecteerde studio set.
p. 67
Wijst op/selecteert de part groep, het part nummer,
bank nummer, en naam van de patch, ritme set, of
sample van het huidige part.
p. 68
Geeft toegang tot het Mixer scherm p. 69
Geeft de pad mode aan. p. 188
De weergegeven Part groep
veranderen
Part group Uitleg
Audio Track Geluidstracks in de song
Internal Intern (interne geluidsgenerator)
EXP 1 Uitbreidingskaart 1
EXP 2 Uitbreidingskaart 2
External Externe MIDI uitvoer
1 2 3 4
5 6
7
8
1
2
3
4
5
6
7
8
Een Studio Set selecteren
Studio Set-nummer
Studio Set-bank
68
Spelen in de Studio Mode
Een lijst met studio sets kan weergegeven worden, en u kunt uit deze
lijst een studio set selecteren.
1. Druk op [STUDIO].
2. Druk op [F5 (Studio List)].
Het Studio Set List scherm verschijnt.
fig.08-004_50
3. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op of om
de studio set te selecteren.
4. Druk op [F8 (Select)] om het Studio Set List scherm te
sluiten.
Door [F6 (User Group)] in te drukken gaat u naar het User
Group List scherm, waar vaakgebruikte studio sets
geregistreerd kunnen worden.
‘Een geluid in het User group scherm registreren’ (p.201).
Als u een USB muis gebruikt, kunt u op het toetsenbord
symbool in het scherm klikken, en dan het virtuele toetsenbord
in het scherm gebruiken om te zoeken met behulp van een
sleutelwoord.
Als u de instellingen van een Studio Set wijzigt, wordt in
het Studio Play scherm aangegeven. Instellingen die u wijzigt
zijn tijdelijk, en zullen verloren gaan als u de stroom uitzet, van
geluidsgenerator mode verandert of een ander geluid selecteert.
Om het gewijzigde geluid te behouden moet het in de User
bank opgeslagen worden (‘Een door u gecreëerde Live/
Studio set opslaan (Write)’ (p.148).
Het op dat moment geselecteerde Part wordt het ‘huidige Part
genoemd.
1. Druk op [STUDIO].
Het Studio Play scherm verschijnt.
2. Gebruik [CURSOR] om het Part te selecteren.
Het geselecteerde Part licht op.
fig.08-007_50
3. Speel op het toetsenbord, en u zult het huidige Part horen.
Als de Patch die aan een Part is toegewezen u niet bevalt, kan de
Patch gemakkelijk veranderd worden.
1. Selecteer het Part waarvan u het geluid wilt veranderen.
2. Druk op [F1 (Patch List)].
Het Patch List scherm verschijnt.
Voor details over gebruik van het Patch List scherm kijkt u bij
Patches uit de lijst selecteren’ (p.49).
Studio sets uit de lijst selecteren
Het Studio Play scherm
gebruiken
Selecting a Part
Het geluid voor een Part selecteren
69
Spelen in de Studio Mode
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hier wordt uitgelegd, hoe het Part dat u vanaf het toetsenbord wilt
spelen geselecteerd wordt. Elk Part heeft een instelling genaamd de
‘Keyboardschakelaar’, die bepaalt of dat Part zal klinken in respons
op het toetsenbord. Als dit voor alle Parts is uitgezet, zal het huidige
Part klinken.
Als u een song opneemt, adviseren wij u de keyboardschakelaar
voor alle Parts uit te zetten. Als deze voor alle Parts is
ingeschakeld, zal het toetsenbord het huidige Part niet spelen,
hetgeen niet handig is voor songproductie.
1. Druk op [STUDIO].
2. Druk op [F6 ].
3. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar het ‘Keyboard Sw’
veld te verplaatsen, en druk op [INC] om de
keyboardschakelaar aan te zetten.
Als u op het toetsenbord speelt, zult u de Parts horen waarvan
de keyboardschakelaar aan is. Als de keyboardschakelaar voor
alle Parts is uitgezet, zult u het huidige Part horen.
fig.08-008_50
De keyboardschakelaar kan voor meerdere Parts worden
ingeschakeld.
In het Studio Play scherm kunnen de volgende parameters voor elk
Part worden ingesteld.
1. Druk op [STUDIO].
2. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de gewenste waarde in te stellen.
In dit scherm wordt de naam van de die met de cursor is
geselecteerd in het ‘ ’ gebied links onder in het
scherm getoond. De huidige waarde wordt hier ook getoond.
Voor details over het schakelen tussen Part groepen kijkt u bij
De weergegeven Part groep veranderen’ (p.67).
Gebruik [F6 ] om tussen Mixer 1 / 2 af te wisselen.
*1 Parts waarvan de Recording Switch uit is, zullen niet in de geluidstracks van de
sequencer worden opgenomen. (Deze worden ook niet gesampled). U kunt dit
uitzetten voor een Part dat u wilt horen, maar niet als geluid (audio) opnemen.
Normaalgesproken laat u dit aan staan. Effecten worden niet toegepast op een
Part waarvan de Recording Switch uit is.
Het Part dat u wilt laten klinken
selecteren (Keyboard Switch)
De Part instellingen bewerken
Mixer1/2 Parameter Pag.
Internal
Mixer1 Mute Switch p. 134
Part Chorus Send Level p. 136
Part Reverb Send Level p. 137
Part Pan p. 134
Part Level p. 134
Mixer2 Part Output Level p. 136
Part Output Assign p. 136
Recording Switch *1
Keyboard Switch p. 135
Arpeggio Part p. 146
Sample Pad Part p. 146
Rhythm Pad Part p. 146
EXP 1, EXP 2
Mixer1 Mute Switch p. 134
Part EFX1 Send Level p. 137
Part EFX2 Send Level p. 137
Part Pan p. 134
Part Level p. 134
Exp.1/2 Master Chorus Send Level
Exp.1/2 Master Reverb Send Level
Exp.1/2 Master Pan
Exp.1/2 Master Level
Mixer2 Part Output Level p. 136
Part Output Assign p. 136
Keyboard Switch p. 135
Arpeggio Part p. 146
Rhythm Pad Part p. 146
Exp.1/2 Master Output Level
Exp.1/2 Master Output Assign
Exp.1/2 Master Recording Switch
External
Mixer1 External Pan p. 135
External Level p. 135
Mixer2 Keyboard Switch p. 135
Arpeggio Part p. 146
Rhythm Pad Part p. 146
Audio Track
Mixer1 Mute Switch
Part Chorus Send Level
Part Reverb Send Level
Part Pan
Part Level
Mixer2 Part Output Assign
Recording Switch *1
70
Spelen in de Studio Mode
Voor details over het gebruik van de Arpeggio, zie ‘Arpeggio’s
spelen’ (p.78).
Voor details over de instelling kijkt u bij ‘De parameter die
door de Realtime Controllers of D Beam Controller wordt
bestuurd selecteren (Control Setting)’ (p.142).
Voor details met betrekking tot effectinstellingen kijkt u op de
pagina’s die hieronder worden aangegeven.
•‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
•‘Effecten in de Live Mode toepassen’ (p.151)
Voor details, zie ‘Hoe kan ik het volume aanpassen?’ (p.294)
Zie ‘Een Live/Studio Set creëren’ (p.132)
Uitvoeren met de Arpeggio
Uitvoeren met de Realtime
Controllers en D Beam Controller
Effecten instellen
Het Master niveau aanpassen
Gedetailleerde instellingen
voor een Studio Set maken
03: Geluidsgenerator, Sectie 2 (
geluiden
besturen
)
In dit hoofdstuk worden de Realtime controllers, de arpeggiator, en de Chord
Memory functie uitgelegd.
• Real Time Controller ....................................................p. 72
• Arpeggio’s.................................................................p. 78
• Chord Memory ...........................................................p. 80
72
Het geluid in Realtime wijzigen
U kunt de D Beam controller, Realtime controllers, toewijsbare scha-
kelaars of een pedaal gebruiken om een geluid te wijzigen, terwijl u
speelt.
Hier worden de procedure en instellingen voor het gebruik van
deze functies in de Single mode uitgelegd. De handelingen zijn
hetzelfde in de Live Mode/Studio Mode.
De
D Beam controller
kan eenvoudigweg gebruikt worden door
uw hand erboven te bewegen. Hiermee kunt u verscheidene effec-
ten toepassen, afhankelijk van de functie die is toegewezen. U kunt
ook effecten creëren, waarmee het geluid meteen verandert, op een
manier die door het bedienen van een knop of met de bender hendel
niet mogelijk is. Op de Fantom-G kan de D Beam controller niet
alleen voor het wijzigen van geluiden die aan het Keyboard Pad of
Pad Part zijn toegewezen, maar ook om de toonhoogte van een
mono (solo) synthesizergeluid te besturen.
1.
Ga naar het Single Play scherm (p.46).
Het volgende gebied van het scherm is het gebied waar de D
Beam controller wordt weergegeven.
fig.10-001
2.
Druk op de D BEAM [PAD TRIGGER], [SOLO SYNTH] of
[ASSIGNABLE] knop om de D Beam controller aan te zet-
ten.
PAD TRIGGER knop:
Gebruik de D Beam controller om
geluiden te spelen, in plaats van de
Pads in te drukken.
SOLO SYNTH knop:
Hiermee kan de D Beam als een
mono synthesizer gebruikt worden.
ASSIGNABLE knop:
Voert de functie uit die aan de D
Beam controller is toegewezen.
3.
Terwijl u het toetsenbord of de Pads bespeelt om geluid te
produceren, plaatst u uw hand boven de D Beam controller
en beweegt u deze omhoog en omlaag.
Een effect wordt op het geluid toegepast, afhankelijk van de
functie die aan de D Beam controller is toegewezen.
4.
Om de D Beam controller uit te zetten, drukt u de knop, die
u bij stap 2 indrukte, nogmaals in, zodat de indicator uit-
dooft.
Als Live mode geselecteerd is wordt de D Beam controller aan/
uit instelling opgeslagen voor elke live set, als onderdeel van de
Live Set instellingen. Zo ook in de Studio mode, waar deze
instelling als onderdeel van de studio set wordt opgeslagen.
De gevoeligheid van de D Beam controller zal veranderen naar
gelang de hoeveelheid licht in de omgeving van het apparaat.
Als dit niet naar verwachting functioneert, past u de
gevoeligheid aan, zodat deze past bij de helderheid van de
locatie waar u zich bevindt. Door deze waarde te verhogen
wordt de gevoeligheid sterker (p.287).
Uw hand over de D Beam
bewegen om het geluid te
wijzigen (D Beam Controller)
Het werkzame bereik van de D Beam
controller
Het volgende diagram toont het werkzame bereik van de
D Beam controller. Als u uw hand buiten dit bereik beweegt,
wordt er geen effect geproduceerd.
fig.10-003
De respons van de D Beam controller kan ook in het ‘D Beam’
gebied van het scherm worden gecontroleerd. Dit wordt gra-
fisch weergegeven als een balk die langer wordt als u uw hand
dichterbij brengt, en korter wordt als u uw hand verder weg
beweegt.
fig.10-002
Het werkzame bereik van de D Beam controller zal
uitermate klein worden wanneer dit in sterk zonlicht
wordt gebruikt.
Neem dit in acht als de D Beam controller buiten wordt
gebruikt.
73
Het geluid in Realtime wijzigen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Pad Trigger (aan Pad gerelateerde
instellingen)
U kunt de D Beam controller gebruiken om de Pads te besturen, als
alternatief voor het fysiek indrukken van de Pads zelf.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM [PAD TRIG-
GER].
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om de instelling te maken.
3.
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Beam Trigger Pad
Specificeert het Pad nummer dat door de D Beam wordt beïnvloed.
Waarde
: Pad 1- Pad 16.
Beam Trigger Velo (beam Trigger Velocity)
Specificeert de sterkte van het Pad geluid dat door de D Beam con-
troller wordt gespeeld.
Waarde
: 1-127
Beam Trigger Mode
Dit specificeert hoe de D Beam zich zal gedragen wanneer deze
belemmerd wordt. Als dit op MOMENTARY staat, zal de parameter
alleen aan zijn als de D Beam belemmerd wordt, en zal uitgezet wor-
den als u de belemmering wegneemt.
Als dit op LATCH is ingesteld wordt de parameter afwisselend aan
en uitgezet, elke keer dat de D Beam belemmerd wordt.
Waarde
: MOMENTARY, LATCH
Als Live mode geselecteerd is, worden PAD trigger instellingen
voor elke live set onafhankelijk opgeslagen, als onderdeel van
de Live set instellingen.
Op die manier kunt u live sets creëren die effectief gebruikma-
ken van controller instellingen. Hetzelfde geldt voor de Studio
mode, waar deze instelling als onderdeel van de studio set
wordt opgeslagen.
Als Single mode geselecteerd is wordt dit als onderdeel van de
systeeminstellingen opgeslagen. Als u de instellingen wilt
opslaan, drukt u op [F7 (Sys Write)].
Op de Fantom-G kunt u een mono synthesizer spelen, waarvan de
toonhoogte door de D Beam wordt bestuurd.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM [SOLO SYNTH].
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om de instelling te maken.
3.
Als u de instellingen wilt opslaan, drukt u op [F7 (Sys
Write)].
Druk op [EXIT] om het Solo Synth venster te sluiten.
Instellingen voor de Solo Synth worden als systeeminstellingen
opgeslagen.
In dit scherm wordt de naam van de parameter, die door de
cursor is geselecteerd, in het ‘ ’ gebied, links
onder in het scherm getoond. De huidige waarde van de instel-
ling wordt hier ook getoond.
OSC 1 / 2 Waveform
Selecteert de golfvorm.
SAW
is een zaagtand golf, en
SQR
is een
vierkante golf.
Waarde
: SAW, SQR.
OSC 1 / 2 Pulse Width
Specificeert de vorm van de golf. Door de puls cyclisch te wijzigen
kunnen subtiele veranderingen in het geluid gecreëerd worden.
* De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ is geselecteerd voor de
OSC1/2 golfvorm.
Waarde
: 0-127
LFO Osc 1 Pulse Width Depth
Specificeert de diepte waarmee de LFO de OSC1 golfvorm zal
moduleren.
* De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ is geselecteerd voor de
OSC1/2 golfvorm.
Waarde
: -63 - +63
LFO Osc 2 Pulse Width Depth
Specificeert de diepte waarmee de LFO de OSC2 golfvorm zal
moduleren.
* De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ is geselecteerd voor de
OSC1/2 golfvorm.
Waarde
: -63 - +63
Instellingen voor de D Beam
controller maken
74
Het geluid in Realtime wijzigen
LFO Osc 1 Pitch Depth
Specificeert de diepte waarmee de LFO de OSC 1 Pitch zal module-
ren.
Waarde
: -63 - +63
LFO Osc 2 Pitch Depth
Specificeert de diepte waarmee de LFO de OSC 2 Pitch zal module-
ren.
Waarde
: -63 - +63
OSC 1/2 Coarse Tune
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, omhoog of
omlaag in stappen van een halve toon (+/- 4 octaven).
Waarde
: -48 - +48
OSC 1/2 Fine Tune
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, omhoog of
omlaag in stappen van 1 cent (+/- 50 cent).
Waarde
: -50 - +50
OSC Sync Switch
Als deze schakelaar wordt aangezet, wordt een gecompliceerd
geluid met veel harmonischen geproduceerd. Dit is effectief wanneer
de OSC1 toonhoogte hoger is dan de OSC2 toonhoogte.
Waarde
: ON, OFF
OSC2 Level
Past het niveau van OSC2 aan.
Waarde
: 0-127.
Filter Type
Selecteert het type filter. Een filter wijzigt de helderheid of dikte van
het geluid, door een specifieke frequentiereeks af te kappen.
Waarde
OFF:
Er wordt geen filter gebruikt.
LPF:
Laag Pas Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff
Freq).
BPF:
Band Pas Filter. Dit behoudt alleen de frequenties in
de regio van de cutoff frequentie, en kapt de rest af.
HPF:
Hoog Pas Filter. Dit kapt de frequenties in de regio
onder de cutoff frequentie af.
PKG:
Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in de
regio van de cutoff frequentie.
Cutoff
Selecteert de frequentie waarop het filter effect begint te krijgen op
de frequentie componenten van de golfvorm.
Waarde
: 0-127.
Resonance
Benadrukt het gedeelte van het geluid in de regio van de cutoff fre-
quentie, geeft het geluid karakter.
Waarde
: 0-127.
LFO Rate
Pas de modulatiewaarde of snelheid van de LFO aan.
Waarde
: 0-127
Range (Solo synth range)
Specificeert de reeks waarbinnen de toonhoogte van de solo synth
zal variëren.
Waarde
: 2 OCT, 4 OCT, 8 OCT
Chorus Send Level
Stelt het Niveau van het signaal dat naar de Chorus wordt gestuurd
in.
Waarde
: 0-127
Reverb Send Level
Stelt het Niveau van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd
in.
Waarde
: 0-127
Level
Stelt het volume in.
Waarde
: 0-127
75
Het geluid in Realtime wijzigen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Assignable
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM [ASSIGNA-
BLE].
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om de instelling te maken.
3.
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Type (Assignable Type)
Specificeert de functie die door de D Beam controller wordt
bestuurd.
Waarde
OFF:
Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
AFTERTOUCH:
Aftertouch
BEND UP:
Regelt de toonhoogte volgens de specifi-
caties van de ‘Pitch Bend Range Up’
instelling (p.96).
BEND DOWN:
Regelt de toonhoogte volgens de specifi-
caties van de ‘Pitch Bend Range Down’
instelling (p.96).
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio Shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
stijgt met stappen van een octaaf.
ARPEGGIO OCT DOWN:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
dealt met stappen van een octaaf.
Range Min
Specificeer de laagste limiet van het bereik van de D Beam controller.
Waarde
: 0-127
Range Max
Specificeer de hoogste limiet van het bereik van de D Beam control-
ler. Door Range Max onder Range Min in te stellen, kan de verande-
ringsreeks omgekeerd worden.
Waarde
: 0-127
Als Live Mode is geselecteerd worden de instellingen voor de
ASSIGNABLE onafhankelijk voor elke live set, als onderdeel
van de live set instellingen, opgeslagen. Op die manier kunt u
live sets creëren die effectief gebruikmaken van controller
instellingen. Dit geldt ook voor de Studio Mode, waar deze
instelling als onderdeel van de studio set wordt opgeslagen.
Als Single Mode is geselecteerd, wordt dit als onderdeel van de
systeeminstellingen opgeslagen. Om de instellingen op de slaan
drukt u op [F7 (Sys Write)].
U kunt de knoppen, schuifregelaars en [S1] [S2] knoppen gebruiken
om het geluid in Realtime te wijzigen.
1.
Ga naar het Single Play scherm (p.46).
Het ‘Realtime Control’ gebied toont de functie die aan elke Rea-
ltime controller knop, schuifregelaar en [S1] [S2] knop is toege-
wezen.
fig.10-007.e
2.
Terwijl u op het toetsenbord speelt om geluid te produce-
ren, bedient u de knoppen, schuifregelaars of [S1] [S2]
knoppen.
Het geluid verandert volgens de functie die aan elke knop,
schuifregelaar of toets is toegewezen.
Knoppen, schuifregelaars of
S1/S2 knoppen gebruiken
om het geluid te wijzigen
(Realtime Controller)
76
Het geluid in Realtime wijzigen
Knop 1-4 instellingen
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en draai aan één van de knoppen.
Het Knob scherm verschijnt.
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om deze in te stellen.
3.
Om de instellingen op te slaan drukt u op [F7 (Sys Write)].
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Realtime controller instellingen worden voor elke live set onaf-
hankelijk als onderdeel van de live set instellingen opgeslagen.
Op deze manier kunt u live sets creëren die effectief gebruikma-
ken van de controller instellingen. Dit geldt ook voor de Studio
Mode, waar deze instelling als onderdeel van de studio set
wordt opgeslagen.
Knop 1–4 Assign
Specificeer de functies die door de knopen bestuurd zullen worden.
Waarde
OFF:
Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
AFTERTOUCH:
Aftertouch
PITCH BEND:
Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio Shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
stijgt met stappen van een octaaf.
ARPEGGIO OCT DOWN:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
dealt met stappen van een octaaf.
MASTER LEVEL:
Master niveau (p.293)
DIGITAL/USB INPUT LEVEL:
Digitaal/USB ingangsniveau (p.285)
* Als de systeeminstelling
‘Knob Assign Source’
(p.289) op ‘Sys-
tem’ is ingesteld, zullen de systeeminstellingen worden gebruikt. Als
dit op ‘TEMP’ is ingesteld worden de instellingen van de live set of
studio set gebruikt.
Schuifregelaar 1-8 instellingen
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en beweeg één van de schuifrege-
laars.
Het Slider scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om deze in te stellen.
3. Om de instellingen op te slaan drukt u op [F7 (Sys Write)].
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Realtime controller instellingen worden voor elke live set onaf-
hankelijk als onderdeel van de live set instellingen opgeslagen.
Op deze manier kunt u live sets creëren die effectief gebruikma-
ken van de controller instellingen. Dit geldt ook voor de Studio
Mode, waar deze instelling als onderdeel van de studio set
wordt opgeslagen.
Slider 1–8 Assign
Specificeer de functies die door de schuifregelaars worden bestuurd.
Waarde
OFF: Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
AFTERTOUCH: Aftertouch
PITCH BEND: Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT: Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE: Arpeggio Shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
stijgt met stappen van een octaaf.
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
dealt met stappen van een octaaf.
* Als de systeeminstelling
‘Slider Assign Source
(p.289) op ‘Sys-
tem’ is ingesteld, zullen de systeeminstellingen worden gebruikt. Als
dit op ‘TEMP’ is ingesteld worden de instellingen van de live set of
studio set gebruikt.
Realtime Controller instellingen
veranderen
77
Het geluid in Realtime wijzigen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
S1/S2 Switch instellingen
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [S1] [S2].
Het Switch scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om deze te bewerken.
3. Om de instellingen op te slaan drukt u op [F7 (Sys Write)].
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Realtime controller instellingen worden voor elke live set onaf-
hankelijk als onderdeel van de live set instellingen opgeslagen.
Op die manier kunt u live sets creëren die effectief gebruikma-
ken van de controller instellingen. Dit geldt ook voor de Studio
Mode, waar deze instelling als onderdeel van de studio set
wordt opgeslagen.
Switch S1/S2 Assign
Specificeer de functie die door de [S1] [S2] schakelaars zal worden
bestuurd.
Waarde OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX SWITCH, RESERVE, CHORUS SWITCH,
REVERB SWITCH, MASTERING SWITCH, MAS-
TER KEY UP, MASTER KEY DOWN,
SCALE TUNE SWITCH
Switch 1/2 Assign Mode
Specificeer de functies die door de [S1] [S2] schakelaars bestuurd
zullen worden.
Waarde
LATCH: de aan/uit status wordt elke keer dat u op [S1] [S2]
drukt afgewisseld.
MOMENTARY:de status is alleen aan als u [S1] [S2] ingedrukt
houdt.
Als Single Mode geselecteerd is, zijn toewijsbare schakelaars
beschikbaar wanneer het keyboard Part is geselecteerd.
U kunt het geluid wijzigen door een pedaal in te drukken, dat op de
PEDAL CONTROL 1, 2 jacks op het achterpaneel is aangesloten.
Pedalen als expressie pedalen (DP-8, apart verkrijgbaar), pedaalscha-
kelaars (DP serie, apart verkrijgbaar) of voetschakelaars (BOSS FS-U,
apart verkrijgbaar) kunnen op de Fantom-G worden aangesloten.
1. Ga naar het Single Play scherm (p.46).
2. Terwijl u het toetsenbord bespeelt om geluid te produceren,
bedient u een pedaal.
Het geluid verandert volgens de functie die aan het pedaal is
toegewezen.
1. Druk op [MENU].
2. Gebruik the VALUE-draaiknop of [CURSOR] om ‘System’ te
selecteren, en druk dan op [ENTER].
Het System Setup scherm verschijnt.
3. Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om ‘Pedal/D Beam’ te
selecteren.
4. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de instelling te maken.
5. Om de instellingen op te slaan drukt u op [F7 (Sys Write)].
Druk op [Exit] om naar het Single Play scherm terug te
keren.
Zie ‘Pedal/D Beam’ (p.287) voor de functies van elke parame-
ter.
Een pedaal gebruiken om
het geluid te wijzigen
(Control Pedal)
Control Pedal instellingen maken
78
Arpeggio’s spelen
Met de Arpeggio functie van de Fantom-G kunt u arpeggio’s auto-
matisch produceren, door simpelweg een aantal toetsen ingedrukt te
houden, en een corresponderend arpeggio zal automatisch gespeeld
worden.
Gebruik ‘
Arpeggio Part Number
’ (p.146) om de Parts te specifice-
ren die de Arpeggio functie zullen gebruiken. De Chord Memory
functie is ook van toepassing op de Parts die met de
Arpeggio Part
instelling zijn geselecteerd.
Als u arpeggio’s in de Live mode of Studio mode wilt spelen, moet
de ‘Arpeggio’ parameter (p.146) van de live set of studio set inge-
schakeld worden.
Als in Live mode of Studio mode de keyboard switch uit staat
voor alle part groups, tdan is de huidige part de arpeggio-part.
1.
Druk op [ARPEGGIO] om deze aan te zetten.
De knop licht op.
2.
Speel een akkoord op het toetsenbord.
De Fantom-G speelt een arpeggio, volgens de noten die het
akkoord vormen dat u zojuist heeft gespeeld.
3.
Om het spelen van arpeggio’s te beëindigen, drukt u nog-
maals op [ARPEGGIO] om dit uit te zetten.
Voor details van elke parameter kijkt u bij ‘Arpeggio instellin-
gen’ (p.78).
Hiermee wordt het arpeggio/ritme tempo ingesteld.
1.
Druk op [TEMPO].
De huidige tempowaarde verschijnt in het scherm.
2.
Druk op de VALUE draaiknop of [INC] [DEC] om de tempo-
waarde (5.00-300.00) in te stellen of stel de waarde in door
een aantal keren in hetzelfde ritme (Tap Tempo) op [F6 (Tap
Tempo)] te drukken.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en aan de VALUE draai-
knop te draaien, kunt u de waarde achter de decimale punt
aanpassen.
* Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal een klik te horen
zijn.
3.
Nadat de instelling is gemaakt, drukt u op [F8 (Close)].
Met gebruik van de volgende procedure kunt u arpeggio’s produce-
ren zonder dat het toetsenbord ingedrukt hoeft te blijven.
1.
Druk op [HOLD].
De indicator licht op.
2.
Speel een akkoord op het toetsenbord.
3.
Als u een ander akkoord of andere noten speelt, terwijl het
arpeggio wordt vastgehouden, zal het arpeggio dienover-
eenkomstig veranderen.
4.
Om Arpeggio Hold te annuleren, drukt u nogmaals op
[HOLD].
Wanneer een Hold pedaal wordt
gebruikt
Als u een arpeggio speelt, terwijl het Hold pedaal wordt ingedrukt,
zal het arpeggio blijven spelen, ook nadat u het akkoord heeft losge-
laten.
1.
Sluit een optionele pedaalschakelaar (DP serie, enz.) op de
HOLD PEDAL jack aan.
2.
Druk op [ARPEGGIO] om het arpeggio aan te zetten.
3.
Speel een akkoord, terwijl u het Hold pedaal indrukt.
4.
Als u een ander akkoord of andere noten speelt, terwijl het
arpeggio wordt vastgehouden, zal het arpeggio dienover-
eenkomstig veranderen.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO].
2.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar elke parameter te
verplaatsen, en draai aan de VALUE draaiknop of druk op
[INC] of [DEC] om de instelling te maken.
3.
Als de instelling is gemaakt, drukt u op [EXIT].
Style (Arpeggio Style)
Specificeert de basismanier waarop het arpeggio gespeeld zal wor-
den.
Variation (Arpeggio Variation)
De arpeggiator voorziet in verscheidene variaties (uitvoeringspatro-
Over Arpeggio
Arpeggio’s spelen
Arpeggio aan- en uitzetten
Het tempo voor Arpeggio
uitvoeringen bepalen
Gebruiken in combinatie met de Chord
Memory functie
Als u met het Arpeggio speelt, kunt u dit ook samen met de
Chord Memory functie gebruiken (p.80). Nadat eerst complexe
akkoordvormen in het geheugen zijn opgeslagen, kunnen deze
daarna opgeroepen worden wanneer de Arpeggio functie in
werking is, en kunt u op gemakkelijke wijze complexe arpeggio
geluiden spelen, door slechts één toets in te drukken.
Een Arpeggio laten doorklinken
Arpeggio instellingen
79
Arpeggio’s spelen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
nen) voor elke arpeggio stijl. Deze parameter selecteert het variatie
nummer.
Het aantal variaties verschilt, afhankelijk van de arpeggio stijl.
Motif (Arpeggio Motif)
Stelt de volgorde waarin de noten van het akkoord zullen klinken in.
Waarde
UP:
Ingedrukte noten zullen klinken, beginnend van
laag naar hoog.
DOWN:
Ingedrukte noten zullen klinken, van hoog naar
laag.
UP&DOWN:
Ingedrukte noten zullen klinken, van laag naar
hoog, en dan terug van hoog naar laag.
RANDOM:
Ingedrukte noten zullen klinken, in willekeurige
volgorde.
NOTE ORDER:
Noten die u indrukt zullen klinken in de volgorde
waarin ze worden ingedrukt. Door noten in de
juiste volgorde in te drukken kunt u melodielijnen
creëren. Maximaal 128 noten kunnen onthouden
worden.
GLISSANDO:
Elke chromatische stap tussen de hoogste en laag-
ste noten zullen achtereenvolgend klinken, waar-
bij opwaarts en neerwaarts worden herhaald. Druk
alleen de laagste en hoogste noten in.
AUTO1:
De timing waarmee de toetsen zullen klinken
wordt automatisch toegewezen, waarbij de laagste
toets die werd ingedrukt voorrang krijgt.
AUTO2:
De timing waarmee de toetsen zullen klinken
wordt automatisch toegewezen, waarbij de hoog-
ste toets die werd ingedrukt voorrang krijgt.
PHRASE:
Als één toets wordt ingedrukt, zal de frase die
gebaseerd is op de toonhoogte van die toets
gespeeld worden. Wanneer meerdere toetsen wor-
den ingedrukt is de laatst ingedrukte toets geldig.
Accent Rate (Arpeggio Accent Rate)
Wijzigt de sterkte van accenten en de lengte van de noten om het
‘groove’ gevoel van het arpeggio aan te passen. Op 100% ingesteld
wordt het meest geprononceerde groove gevoel geproduceerd.
Waarde
: 0-100%
Shuffle Rate (Arpeggio Shuffle Rate)
Met deze instelling kunt u de noot timing wijzigen om shuffle ritmes
te creëren.
Op ‘50%’ ingesteld worden de noten gelijkmatig uit elkaar geplaatst.
Wanneer de waarde toeneemt zal de noot timing een meer ‘gepunc-
teerd’ (shuffle) gevoel krijgen.
Waarde
: 0-100%
fig.Shuffle Rate
Shuffle Resolution (Arpeggio Shuffle Resolution)
Specificeer de timing resolutie uitgedrukt in een nootwaarde. De
nootwaarde kan als een 16
e
noot of een achtste noot worden gespeci-
ficeerd.
Waarde:
,
Keyboard Velocity (Arpeggio Keyboard Velocity)
Specificeert het volume van noten die u spelt.
Als u wilt, dat de Velocity waarde van elke noot afhankelijk is van
de sterkte waarmee u op het toetsenbord speelt, stelt u deze parame-
ter op ‘REAL’ in. Als u wilt, dat elke noot een vaststaande Velocity
heeft, ongeacht hoe sterk het toetsenbord wordt bespeeld, stelt u
deze parameter op de gewenste waarde in (1-127).
Waarde
: REAL, 1-127.
Octave Range (Arpeggio Octave Range)
Stelt de reeks toetsen in octaven in, waarbinnen het arpeggio plaats-
vindt. Als u wilt, dat het arpeggio klinkt met alleen de noten die u
werkelijk speelt, stelt u deze parameter op ‘0’ in. Om het arpeggio te
laten spelen met deze noten en met noten 1 octaaf hoger, zet u deze
parameter op ‘+1’. Op ‘-1’ ingesteld wordt het arpeggio gespeeld met
de noten die u speelt, en met noten 1 octaaf lager.
Waarde
: -3-+3
Key Trigger (Arpeggio Key Trigger)
Zet dit op ‘ON’ als u wilt dat het arpeggio begint op het moment dat
u de toets indrukt. Als u wilt, dat het arpeggio gesynchroniseerd met
de sequencer zal spelen, zet u dit op ‘OFF’.
Waarde
: ON, OFF.
De arpeggio’s die u creëert zijn tijdelijk. Deze worden verwijderd op
het moment dat de stroom wordt uitgezet of u een ander Arpeggio
selecteert. In het User geheugen kunnen 128 arpeggio’s worden
opgeslagen.
1.
Controleer dat u het huidige arpeggio wilt opslaan.
2.
Druk op [F7 (Write)].
Het Arpeggio naam invoer scherm verschijnt (p.42).
3.
Als u de naam heeft ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm waarin u de gewenste opslagbestemming kunt
selecteren verschijnt.
4.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de opslagbestemming te selecteren.
5.
Druk op [F8 (Write)].
Een bericht vraagt om uw bevestiging.
6.
Om de data op te slaan drukt u op [F7 (OK)].
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
90 10 90 10
50 50 50 50
Shuffle Rate = 50%
Shuffle Rate = 90%
Het door u gecreëerde
arpeggio opslaan (Write)
80
De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory)
Chord memory is een functie waarmee akkoorden, gebaseerd op een
voorgeprogrammeerde Akkoord vormen gespeeld kunnen worden,
door slechts één toets op het toetsenbord in te drukken. De Fantom-
G kan 128 User akkoordvormen opslaan.
Als de Chord Memory functie gebruikt wordt met een Tone
waarvan de Mono/Poly parameter (p.105) op Mono is
ingesteld, hoort u slechts één geluid van het akkoord.
Gebruik ‘Arpeggio Part Number’ (p.146) om de Parts te
specificeren die gebruik zullen maken van de Chord Memory
functie. De Arpeggio functie (p.78) is van toepassing op de Parts
die met de Arpeggio Part instelling zijn geselecteerd.
1. Druk op [CHORD MEMORY] om dit aan te zetten.
De knop licht op.
2. Speel op het toetsenbord.
Een akkoord klinkt, volgens de op dat moment geselecteerde
akkoordvorm.
Als u de C4 toets (middelste C) indrukt, wordt het akkoord
gespeeld met gebruik van de exacte akkoord structuur die in de
Chord Form is opgenomen.
Hierbij wordt aan de C4 toets gerefereerd. Parallelle akkoorden
worden gespeeld door andere toetsen in te drukken.
3. Om de Chord Memory functie te beëindigen, drukt u op
nogmaals [CHORD MEMORY] om dit uit te zetten.
Als de akkoordvorm veranderd wordt, zullen de noten in het
akkoord ook veranderen.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het volgende scherm verschijnt.
fig.12-001_50
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
een akkoordvorm nummer te selecteren.
De noten van het akkoord worden getoond.
3. Als u een akkoordvorm geselecteerd heeft, drukt u op
[Exit].
Over de Chord Memory
functie
Gebruiken in combinatie met de Arpeggio
functie
Als u met de Chord Form functie speelt, kan dit ook samen met
de Arpeggio functie (p.78) worden gebruikt. Nadat eerst com-
plexe akkoordvormen in het geheugen zijn opgeslagen, kunnen
deze opgeroepen worden als Arpeggio is ingeschakeld, en kunt
u gemakkelijk complexe arpeggio geluiden creëren door slechts
één toets in te drukken.
Spelen met de Chord
Memory functie
De Chord Memory functie aan en
uitzetten
Akkoordvormen selecteren
81
De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory)
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Dit maakt dat de noten binnen een akkoord achtereenvolgend klin-
ken, in plaats van tegelijkertijd. Omdat de afspeelsnelheid zal veran-
deren volgens de sterkte waarmee u op het toetsenbord speelt, kunt
u uw speldynamiek afwisselen om een realistische simulatie van het
bespelen van een gitaar te creëren.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het Chord Memory scherm verschijnt.
2. Druk op [F1 (Rolled Chord)] om dit aan te zetten.
Met deze instelling worden de noten van het akkoord
achtereenvolgend gespeeld.
De volgorde waarin noten
gespeeld worden veranderen
(Rolled Chord Type)
De volgorde waarin de noten van een akkoord worden gespeeld kan
veranderd worden.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het Chord Memory scherm verschijnt.
2. Gebruik de of om ‘Rolled Chord Type’ te
selecteren.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
een waarde te veranderen.
Waarde
UP: Noten klinken in volgorde van laag naar
hoog.
DOWN: Noten klinken in volgorde van hoog naar
laag.
ALTERNATE: De volgorde waarin noten klinken verandert
elke keer dat u het toetsenbord bespeelt.
L-DOWN: De laagste noot klinkt eerst, en dan worden
noten van boven naar beneden gespeeld.
* Als u C E G B indrukt, worden de noten als C
B G E gespeeld.
U-UP: De hoogste noot klinkt eerst, en dan worden
noten van beneden naar boven gespeeld.
* Als u C E G B indrukt, worden de noten als B
C E G gespeeld.
De geprepareerde interne akkoordvormen, die de samenstelling
bepalen van de noten van akkoorden die met gebruik van de Chord
Memory functie worden gespeeld, kunnen niet alleen gebruikt wor-
den, maar kunnen ook vrijelijk gecreëerd en opnieuw opgeslagen
worden.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
2. Draai aan de VALUE draaiknop om een akkoordvorm te
selecteren.
3. Druk op [F6 (Chord Edit)].
Het Chord Form Edit scherm verschijnt.
4. Gebruik het toetsenbord om het akkoord dat u wilt spelen in
te voeren.
Als u een toets indrukt, zal de noot in het scherm toegevoegd
worden.
Als u een noot per ongeluk invoert, drukt u op [F5 (Del Note)].
Een noot kan ook gewist worden door dezelfde toets in te
drukken.
U kunt op [F6 (Preview)] drukken om het akkoord dat u invoert
te beluisteren.
5. Als u de door u gecreëerde akkoordvorm wilt opslaan, gaat
u verder met stap 3 van ‘De door u gecreëerde
akkoordvormen opslaan’ (p.82). Als u deze niet wilt
opslaan, drukt u op [F8 (Exit)].
Een akkoord laten spelen in de
volgorde van de samenstellende
noten (Rolled Chord)
Uw eigen akkoordvormen
creëren
82
De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory)
De akkoordvormen die u creëert zijn tijdelijk. Deze worden verwij-
derd op het moment dat u de stroom uitzet of een andere Stijl selec-
teert. Als u een akkoordvorm die u heeft gemaakt wilt behouden,
slaat u deze in het User geheugen van de Fantom-G op.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Controleer of de geselecteerde akkoordvorm opgeslagen moet
worden.
2. Druk op [F7 (Write)].
Het Chord Form naam invoer scherm verschijnt (p.42).
3. Als u de naam heeft ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de opslagbestemming
geselecteerd kan worden.
4. Gebruik of om de opslagbestemming te
selecteren.
5. Druk op [F8 (Write)].
Een bericht verschijnt, waarin om uw bevestiging wordt
gevraagd.
6. Om de akkoordvorm op te slaan drukt u op [F7 (OK)].
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
* Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
De door u gecreëerde
akkoordvormen opslaan
04: Geluidsgenerator, sectie 3
(geluiden creëren)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hoe geluiden, zoals Patches, live sets, en effecten,
gecreëerd worden.
• Patch..........................................................................p.84
• Ritme set ...................................................................p.112
• Sample set ................................................................p.126
• Live set/Studio set ......................................................p.132
• Effecten toevoegen.....................................................p.150
• Effectenlijst ................................................................p.161
84
Een Patch creëren
Met de Fantom-G heeft u totale controle over een grote variëteit aan
instellingen. Elk onderdeel, dat ingesteld kan worden, wordt een
parameter
genoemd. Als u de waarde van parameters verandert,
doet u iets dat ‘
bewerken’
wordt genoemd. In dit hoofdstuk worden
de procedures die gebruikt worden voor het creëren van Patches, en
de functies van de Patch parameters uitgelegd.
Begin met een bestaande Patch, en bewerk deze om een nieuwe
Patch te creëren. Aangezien een Patch een combinatie van vier wille-
keurige Tones is, moet u de individuele Tones beluisteren voordat u
gaat bewerken.
In het PatchZoom Edit scherm kunnen de belangrijkste parameters
van een Patch bewerkt worden. Voor toegang tot alle parameters
gebruikt u het Patch Pro Edit scherm (p.86).
1.
Selecteer de Patch waarvan u de instellingen wilt bewerken
(p.47).
2.
Druk op [PATCH].
Het Patch Zoom Edit scherm verschijnt.
fig.05-015_50
F-toets handelingen in het Patch Zoom Edit scherm
Hoe Patch instellingen
gemaakt worden
Vier tips voor het bewerken van Patches
Selecteer een Patch die lijkt op het geluid dat u wilt
creëren (p.47).
Het is moeilijk om een nieuw geluid te creëren, dat precies
is wat u wilt, als u gewoon een Patch selecteert en zijn
parameters willekeurig bewerkt. Het is zinvol om te begin-
nen met een Patch waarvan het geluid lijkt op dat wat u in
uw hoofd heeft.
Bepaal welke Tones zullen klinken (p.50).
Bij het creëren van een Patch is het belangrijk te bepalen
welke Tones u gaat gebruiken. In het Patch Pro Edit
scherm stelt u Tone Switch 1-4 in, om te specificeren of een
Tone zal klinken (ON) of niet (OFF). Het is ook belangrijk
om niet gebruikte Tones uit te zetten, om het verkwisten
van stemmen te voorkomen, waardoor het aantal noten dat
gelijktijdig gespeeld kan worden gereduceerd wordt.
Controleer de Structure instelling (p.92).
De belangrijke Structure parameter bepaalt hoe de vier
Tones combineren. Voordat u nieuwe Tones selecteert,
moet u goed begrijpen hoe de op dat moment geselect-
eerde Tones elkaar beïnvloeden.
Effecten uitzetten (p.150)
Omdat de effecten van de Fantom-G een diepgaande
impact op alle klanken heeft, zet u deze uit om het geluid
zelf te beluisteren, zodat de veranderingen die u aan-
brengt beter te evalueren zijn. Aangezien u het originele
geluid van de Patch zelf zult horen wanneer de effecten
zijn uitgezet, zijn de wijzigingen die u maakt gemakkelijker
hoorbaar. In feite kan het slechts veranderen van effectin-
stellingen u soms het gewenste geluid geven.
Een Patch snel bewerken
(PatchZoom Edit)
F-toets
Uitleg
pag.
F1
Group/Up
Verplaatst de bewerkingsgroep tab om-
hoog.
F2
Group/Down
Verplaatst de bewerkingsgroep tab om-
laag.
F4
Util Menu
Patch
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig geselec-
teerde Patch.
p. 87
Tone
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig geselec-
teerde Tone.
p. 87
Tone
Copy
Kopieert Tone instellin-
gen van een Patch naar de
gespecificeerde Tone van
de huidig geselecteerde
Patch.
p. 87
F5
PFX
Brengt u naar het PFX (Patch Multi-ef-
fect) bewerkingsscherm.
p. 157
F6
Pro Edit
Brengt u naar het Patch Pro Edit scherm,
waar alle parameters bewerkt kunnen
worden.
p. 86
F7
Part Select
Selecteert het te bewerken Part.
F8
Tone Sw/Sel
Selecteert de Tones die zullen klinken. p. 85
Groepen
Parameters
85
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
3.
De parameters zijn in verschillende bewerkingsgroepen
ondergebracht.
Druk op [F1 (UP)] of [F2 (Down)] om de tab van de bewer-
kingsgroep, die de te bewerken parameter bevat, te selecte-
ren.
Details van elke parameter vindt u op de volgende pagina’s..
Om het Part dat u wilt bewerken te veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
4.
Druk op de [CURSOR] knop om de cursor naar de parame-
ter die u wilt wijzigen te verplaatsen.
5.
Druk op [F8 (Tone Sw/Sel)] om de Tone die u wilt bewerken
te selecteren.
Het Tone Switch/Select venster verschijnt.
fig.06-001_50
Druk op één van de [F5 (Select 1)]-[F8 (Select 4)] knoppen om de
te bewerken Tone te selecteren.
Dezelfde parameter van meerdere Tones gelijktijdig
bewerken
Om de Tones die u tegelijkertijd wilt bewerken te selecteren,
drukt u twee of meer van de [F5 (Select 1)] – [F8 (Select 4)]
knoppen tegelijk in, zodat deze oplichten.
Om een Tone aan of uit te zetten
Druk op een [F1 (Sw 1)]-[F4 (Sw 4)] knop om de corresponde-
rende Tone aan of uit te zetten.
U kunt ook de Pads gebruiken om Tones te selecteren en aan of
uit te zetten.
‘7 TONE SEL/SW (De Pads gebruiken om Tones te selec-
teren of aan/uit te zetten)’ (p.197).
6.
Nadat u de selectie heeft gemaakt, drukt u op [EXIT].
7.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
Als u twee of meer Tones heeft geselecteerd, zal de bewerking
de parameterwaarde van alle geselecteerde Tones met dezelfde
hoeveelheid wijzigen.
8.
Herhaal stappen 3-7 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
9.
Als u de door u aangebrachte veranderingen wilt behouden,
drukt u op [QWRITE] om de Save handeling (p.88) uit te voe-
ren. Indien u veranderingen niet wilt opslaan, drukt u op
[EXIT].
Als u naar het Single Play scherm terugkeert zonder op te slaan,
wordt het symbool rechts van de Patch naam getoond, wat
betekent dat de Patch instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, naar een andere geluidsgenerator
mode overschakelt of een ander geluid selecteert.
Parameter naam Pagina Parameter naam Pagina
Pitch Envelope
p. 97 Structure Type p. 92
TVF p. 98 LFO1/2 p. 103
TVF Envelope p. 100 Step LFO p. 104
TVA Envelope p. 101
86
Een Patch creëren
In het Patch Pro Edit scherm kunnen alle parameters van een Patch
bewerkt worden.
1.
Selecteer de Patch waarvan u de instellingen wilt bewerken
(p.47).
Als u een Patch helemaal vanuit het niets wilt creëren (in plaats
van met een bestaande Patch te beginnen), voert u de
Initialize
handeling uit (p.87).
2.
Druk twee keer op [PATCH].
Het Patch Pro Edit scherm verschijnt.
fig.05-015_50
F-toets handelingen in het Patch Pro Edit scherm
3.
De parameters zijn in verschillende bewerkingsgroepen
ondergebracht. Druk op [F1 (UP)] of [F2 (Down)] om de tab
van de bewerkingsgroep, die de te bewerken parameter
bevat, te selecteren.
Zie
‘Functies van Patch parameters’
(p.89) voor de functies
van alle parameters.
Om het Part dat u wilt bewerken te veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
4.
Druk op de [CURSOR] knop om de cursor naar de parame-
ter die u wilt wijzigen te verplaatsen.
5.
Druk op [F8 (Tone Sw/Sel)] om de Tone die u wilt bewerken
te selecteren.
Het Tone Switch/Select venster verschijnt.
fig.06-001_50
Druk op één van de [F5 (Select 1)]-[F8 (Select 4)] knoppen om de
te bewerken Tone te selecteren.
Dezelfde parameter van meerdere Tones gelijktijdig bewerken
Om de Tones die u tegelijkertijd wilt bewerken te selecteren,
drukt u twee of meer van de [F5 (Select 1)] – [F8 (Select 4)]
knoppen tegelijk in, zodat deze oplichten.
Om een Tone aan of uit te zetten
Druk op een [F1 (Sw 1)]-[F4 (Sw 4)] knop om de corresponde-
rende Tone aan of uit te zetten.
U kunt ook de Pads gebruiken om Tones te selecteren en aan of
uit te zetten.
‘7 TONE SEL/SW (De Pads gebruiken om Tones te selec-
teren of aan/uit te zetten)’ (p.197).
6.
Nadat u de selectie heeft gemaakt, drukt u op [EXIT].
7.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
Als u twee of meer Tones heeft geselecteerd, zal uw bewerking
de parameterwaarde van alle geselecteerde Tones met dezelfde
hoeveelheid wijzigen.
8.
Herhaal stappen 3-7 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
9.
Als u de door u aangebrachte veranderingen wilt behouden,
drukt u op [QWRITE] om de Save handeling (p.88) uit te voe-
ren. Indien u veranderingen niet wilt opslaan, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Als u naar het Single Play scherm terugkeert zonder op te slaan,
wordt het symbool rechts van de Patch naam getoond, wat
betekent dat de Patch instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, naar een andere geluidsgenerator
mode overschakelt of een ander geluid selecteert.
Alle parameters van een Patch
bewerken (Patch Pro Edit)
F-toets
Uitleg
pag.
F1
Group/Up
Verplaatst de bewerkingsgroep tab om-
hoog.
F2
Group/Down
Verplaatst de bewerkingsgroep tab om-
laag.
F3
Set Stereo
Dit wordt getoond als u de WAVE groep
bewerkt. Dit roept de rechter golf (R) van
de linkergolf (L) van een stereo golf op.
p. 91
F4
Util Menu
Patch
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig geselec-
teerde Patch.
p. 87
Tone
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig geselec-
teerde Tone.
p. 87
Tone
Copy
Kopieert Tone instellin-
gen van een Patch naar de
gespecificeerde Tone van
de huidig geselecteerde
Patch.
p. 87
F5
PFX
Brengt u naar het PFX (Patch Multi-ef-
fect) bewerkingsscherm.
p. 157
F6
Zoom Edit
Geeft toegang tot het Zoom Edit scherm,
waar de belangrijkste parameters be-
werkt kunnen worden.
p. 84
F7
Part Select
Selecteert het te bewerken Part.
F8
Tone Sw/Sel
Selecteert de Tones die zullen klinken. p. 85
Groepen
Parameters
87
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
‘Initialiseren’ betekent het terugzetten van de instellingen van het op
dat moment geselecteerde geluid naar een standaard serie waarden.
Patch Initialize initialiseert de instellingen van de op dat moment
geselecteerde Patch.
Tone Initialize initialiseert de instellingen van de op dat moment
geselecteerde Tone.
De Initialize handeling is alleen van toepassing op het op dat
moment geselecteerde geluid. De geluiden die in het User
geheugen zijn opgeslagen worden hierdoor niet veranderd. Als
u alle Fantom-G instellingen naar de fabrieksinstellingen wilt
terugbrengen, voert u een Factory Reset uit (p.280).
1.
Selecteer de Patch die u wilt initialiseren (p.47).
2.
Druk op [PATCH].
3.
Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Patch Utility Menu venster verschijnt.
4.
Druk op of om te kiezen wat u wilt initialiseren
(Patch Initialize of Tone Initialize), en druk dan op [F8
(Select)].
Indien u besluit de handeling te annuleren, drukt u op [F7 (Can-
cel)].
Een bericht zal om bevestiging vragen.
5.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Deze handeling kopieert de instellingen van een gewenste Patch
naar de huidig geselecteerde Patch. U kunt deze optie gebruiken om
het bewerkingsproces sneller en gemakkelijker te maken.
1.
Selecteer hetgeen u wilt kopiëren en de Patch die als
kopieerbestemming fungeert (p.47).
2.
Druk op [PATCH].
3.
Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Patch Utility Menu venster verschijnt.
4.
Druk op of om ‘Patch Tone Copy’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Indien u besluit de handeling te annuleren, drukt u op [F7 (Can-
cel)].
Het Patch Tone Copy scherm verschijnt.
5.
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen, selecteer
de bank en het nummer van de ‘Source (kopieerbron)’, en
de Patch tone.
6.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
instellingen te maken.
7.
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen, selecteer
het Patch tone nummer van de ‘Destination (kopieerbes-
temming)’.
8.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
instellingen te maken.
9.
Druk op [F8 (Execute)].
Een bericht verschijnt, waarin om uw bevestiging wordt
gevraagd.
10.
Druk op [F7 (OK)] om naar het uitvoeren van de handeling
terug te keren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Patch/Tone instellingen
initialiseren (Patch Initialize/Tone
Initialize)
Patch (Tone) instellingen kopiëren
(Patch Tone Copy)
De Compare functie
Voor de Patch Tone handelingen kan de Compare functie wor-
den gebruikt.
Met de Compare functie kan de kopieerbron Patch beluisterd
worden, om deze te verifiëren.
Als u de kopieerbron Patch wilt afspelen, drukt u op [F6 (Com-
pare)].
De Patch die met gebruik van de Compare functie wordt
beluisterd kan iets anders klinken dan wanneer deze nor-
maal wordt gespeeld.
88
Een Patch creëren
De geluiden van de Fantom-G zijn gebaseerd op ingewikkelde PCM
golfvormen, en als u probeert instellingen te maken die botsen met
het type van de originele golfvorm, zullen de resultaten niet zijn
zoals u verwacht.
De interne golfvormen van de Fantom-G vallen onder de volgende
twee banken.
One-shot
: Deze golfvormen bevatten geluiden met korte decays.
Een one-shot golfvorm neemt de initiële stijging en daling van het
geluid op.
Sommige Fantom-G golfvormen zijn geluiden die al helemaal com-
pleet zijn, zoals de geluiden van percussie instrumenten. De Fantom-
G bevat vele andere one-shot golfvormen die elementen van andere
geluiden zijn. Hieronder vallen Attack componenten zoals pianoha-
mer geluiden en gitaar fret geluiden.
Looped
: Deze golfvormen hebben geluiden met lange decays en
doorklinkende geluiden. Loop golfvormen spelen het gedeelte van
de golfvorm, nadat het geluid een relatief stabiele status heeft
bereikt, herhaaldelijk (Loop) af. De ‘geloopede’ golfvormen van de
Fantom-G bevatten ook componenten van andere geluiden, zoals
een de resonerende vibraties van piano snaren en de holle geluiden
van koperinstrumenten.
Het onderstaande diagram toont een voorbeeld van geluid (elek-
trisch orgel) waarin one-shot en geloopede golfvormen worden
gecombineerd.
fig.06-005.e
Waarschuwing bij gebruik van een One-shot golfvorm
Het is niet mogelijk om de envelope te gebruiken om een one-shot
golfvorm te wijzigen, om een decay te creëren die langer is dan de
oorspronkelijke golfvorm of om het in een doorklinkend geluid te
veranderen. Als u een dergelijke envelope zou programmeren, zou u
proberen een gedeelte van het geluid te vormen dat simpelweg niet
bestaat, en de envelope zou in dat geval geen effect hebben.
Waarschuwing bij gebruik van een Loop golfvorm
Bij vele akoestische instrumenten, zoals piano en sax, treden extreme
timbrale veranderingen op tijdens de eerste momenten van elke
noot. Deze initiële Attack is wat het grootste gedeelte van het karak-
ter van het instrument definieert. Bij dit soort golfvormen is het het
beste om complexe tonale veranderingen van het Attack gedeelte
van de golfvorm te gebruiken zoals ze zijn, en de envelope te gebrui-
ken om het decay gedeelte te wijzigen. Als u probeert de envelope te
gebruiken om ook het Attack gedeelte ook te wijzigen, kunnen de
karakteristieken van de oorspronkelijke golfvorm voorkomen dat u
het gewenste geluid zult verkrijgen.
fig.06-006.e
Bewerkingen die u in instellingen aanbrengt zijn tijdelijk, en zullen
verloren gaan als u de stroom uitzet, naar een andere geluidsgenera-
tor mode overschakelt of een ander geluid selecteert. Om het gewij-
zigde geluid te behouden, moet dit in de USER bank opgeslagen
worden.
Als u de Patch instellingen bewerkt, zal het ‘ ’ symbool in het
Single Play scherm verschijnen. Als u de Patch opslaat, zal het ‘
symbool verdwijnen.
Als u de opslagprocedure uitvoert zal de data die reeds op de
opslagbestemming aanwezig is verloren gaan.
1.
Zorg, dat de Patch die u wilt opslaan geselecteerd is.
2.
Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU venster verschijnt.
3.
Selecteer ‘Patch/Rhythm/Sample Set’.
Druk op of om ‘Patch / Rhythm / Sample Set’ te
selecteren, en druk op [F8 (select)].
Het Patch Name venster verschijnt.
fig.06-008_50
4.
Geef de Patch een naam.
Voor details over het toewijzen van namen, zie ‘
Een naam toe-
wijzen
’ (p.42).
5.
Als u de naam heeft ingevoerd drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin u de Patch die als opslagbestem-
ming fungeert kunt selecteren.
Waarschuwing bij selectie van een golfvorm
TVA ENV voor 
gelooped orgel golfvorm
Note off
Tijd
Niveau
Resulterende TVA ENV 
verandering
TVA ENV voor 
one-shot Key-click golfvorm
Note off
+=
Tone verandering 
in de golf opgeslagen
Envelope voor
het TVF filter
Resulterende 
Tone verandering
Looped deel
Tijd
Niveau
Door u gecreëerde Patches
opslaan (Write)
89
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
6.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het Patch nummer te selecteren.
Door [F6 (Compare)] in te drukken kunt u de Patch die als
opslagbestemming fungeert controleren (Compare functie).
7.
Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
8.
Druk op [F7 (OK)] om de opslag handeling uit te voeren.
Om de handeling te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Voordat u een Patch opslaat, kunt u de Patch die zich in de opslagbe-
stemming bevindt beluisteren, om zeker te weten dat dit een Patch is
die overschreven mag worden. Op die manier kan het per ongeluk
overschrijven van belangrijke Patches, waardoor deze verloren gaan,
voorkomen worden.
1.
Volg de procedure van ‘Door u gecreëerde Patches opslaan
(Write)’ tot aan stap 6, om de opslagbestemming te selecte-
ren.
2.
Druk op [F6 (Compare)] om dit aan te zetten.
3.
Speel op het toetsenbord of een Pad om de Patch van de
opslagbestemming te laten klinken, en controleer of u deze
al dan niet wilt overschrijven.
De Patch die met gebruik van de Compare functie wordt beluis-
terd, kan iets anders klinken dan wanneer deze normaal wordt
gespeeld.
4.
Als u de opslagbestemming wilt veranderen, specificeert u
de opslagbestemming opnieuw, door aan de VALUE draai-
knop te draaien.
5.
Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6.
Druk één keer op [F7 (OK)] om de Save handeling uit te voe-
ren.
In deze sectie worden de functies die verschillende Patch parameters
hebben uitgelegd, alsmede samenstelling van deze parameters.
Parameters gemarkeerd met een ‘
‘ kunnen bestuurd worden
met gebruik van gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Con-
trol). Instellingen in het Matrix Ctrl scherm bepalen hoe deze
parameters bestuurd worden (p.109).
Als een nummer voor een parameternaam wordt weergegeven
( , , , ), kunt u de Realtime controller knop van
het corresponderende nummer gebruiken om de waarde in te stellen
(de knop uiterst links is nummer 1, de knop uiterst rechts is nummer
4).
fig.06-010
Patch Name
Specificeert de naam van de Patch.
Door [ENTER] in te drukken kunt u de Patch een naam geven.
Waarde
: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . / : : < = > ? @ [ \ ]
^_ `{ | }
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘
Een naam
toewijzen
’ (p.42).
Patch Category
Specificeert het type (categorie) van de Patch.
Dit bepaalt ook de frase die zal klinken als de Phrase Preview functie
wordt gebruikt.
Details over de mogelijke categorie namen vindt u op (p.48).
Patch Level
Specificeert het volume van de Patch.
Waarde: 0-127
Patch Pan
Specificeert de pan van de Patch. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is midden,
en ‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
De opslagbestemming Patch
beluisteren (Compare)
Functies van de Patch
parameters
Instellingen gemeenschappelijk
voor de gehele Patch (General)
90
Een Patch creëren
Patch Priority
Dit bepaalt hoe de noten behandeld worden als de maximale polyfo-
nie wordt overschreden (128 stemmen).
Waarde
LAST: De laatst gespeelde noten krijgen prioriteit, en op dat
moment klinkende noten worden op volgorde uitge-
zet, beginnend bij de eerst gespeelde noot.
LOUDEST: De stemmen met het hoogste volume krijgen priori-
teit, en de op dat moment klinkende noten worden
op volgorde uitgezet, beginnend bij de stem met het
laagste volume.
Octave Shift
Past de toonhoogte van het Patch geluid aan, omhoog of omlaag, in
eenheden van een octaaf (+/- 3 octaven).
Waarde: -3-+3
Patch Coarse Tune
Past de toonhoogte van het Patch geluid aan, omhoog of omlaag, in
stappen van halve tonen (+/- 4 octaven).
Waarde: -48-+48
Patch Fine Tune
Past de toonhoogte van het Patch geluid omhoog of omlaag aan, in
stappen van 1 cent (+/- -50 cent).
Waarde: -50 - +50.
Een cent is 1/100
ste
van een halve toon.
Stretch Tune Depth
Met deze instelling kunt u ‘stretched tuning’ op de Patch toepassen.
(stretched tuning is een systeem waarmee een akoestische piano nor-
maalgesproken gestemd wordt, hetgeen veroorzaakt dat de lage
reeks lager, en de hoge reeks hoger is dan de mathematische stem-
mingsratio’s normaal zouden voorschrijven). Op ‘OFF’ ingesteld is
de stemming van de Patch de gelijkzwevende stemming. Op ‘3’ inge-
steld wordt het grootste verschil in toonhoogte tussen de lage en
hoge reeksen geproduceerd.
Waarde: OFF, 1-3
Het diagram toont de verandering in toonhoogte, relatief aan de
gelijkzwevende stemming, die in de lage en hoge reeksen zal optre-
den. Deze instelling heeft een subtiel effect op de manier waarop
akkoorden resoneren.
fig.06-011.e
Analog Feel (Analog Feel Depth)
Specificeert de diepte van 1 / f modulatie, die op de Patch wordt toe-
gepast. (1 / f modulatie is een prettige en natuurlijk optredende
modulatie ratio, die in een kabbelende beek of ruisende wind voor-
komt).
Door deze ‘1 / f modulatie’ toe te voegen kunnen de natuurlijke
instabiele karakteristieken van een analoge synthesizer gesimuleerd
worden.
Waarde: 0-127.
Cutoff Offset
Cutoff Frequency Offset verandert de cutoff frequentie van de alge-
hele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de cutoff frequen-
tiewaardes, die voor elke Tone met de Cutoff Frequency parameters
zijn ingesteld, behouden blijven (p.98).
Waarde: -63- +63
Deze waarde wordt aan de cutoff frequentiewaarde van een
Tone toegevoegd, dus als de cutoff frequentiewaarde van een
Tone reeds op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’
instellingen geen verandering produceren.
1
2
3
OFF
2
1
OFF
3
Hoge noten reeks
Verschil in toonhoogte in vergelijking 
met gelijkzwevende stemming
Parameter waarde
Lage noten reeks
91
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Resonance Offset (resonantie verschuiving)
Resonance Offset verandert de resonantie van de algehele toon-
hoogte, terwijl de relatieve verschillen tussen de resonantiewaardes,
die voor elke Tone met de Resonance parameter zijn ingesteld (p.98).
Bereik: -63-+63
*
Resonantie:
benadrukt de boventonen in de regio van de cutoff fre-
quentie, geeft het geluid karakter.
De waarde wordt aan de resonantiewaarde van een Tone toege-
voegd, dus als de resonantiewaarde van een Tone al op ‘127’
(maximum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’instellingen geen
verandering produceren.
Attack Time Offset (dynamiek verschuiving)
Attack Time Offset verandert de Attack tijd van de algehele Patch,
terwijl de relatieve verschillen tussen de Attack tijd waardes die voor
elke Tone met de TVA Env Time 1 parameters (p.102), TVF Env Time
1 parameters (p.100) zijn ingesteld behouden blijven.
Bereik: -63-+63
*
Attack tijd:
de tijd waarbinnen een geluid het maximale volume
bereikt, nadat de toets is ingedrukt en het geluid is begonnen.
De waarde wordt aan de Attack tijd waarde van een Tone toege-
voegd, dus als de Attack tijd waarde van een Tone al op ‘127’ (maxi-
mum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’instellingen geen verandering
produceren.
Release Time Offset (starttijd verschuiving)
Release Time Offset verandert de release tijd van de algehele Patch,
terwijl de relatieve verschillen tussen de release tijd waardes die
voor elke Tone met de TVA Env Time 4 parameters (p.102), TVF Env
Time 4 parameters (p.100) zijn ingesteld behouden blijven.
Bereik: -63-+63
*
Release tijd:
de tijd vanaf het moment dat u uw vinger van de toets
neemt, totdat het geluid verdwijnt.
De waarde wordt aan de release waarde van een Tone toege-
voegd, dus als de release tijd waarde van een Tone al op ‘127’
(maximum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’instellingen geen
verandering produceren.
Velocity Sens Offset (aanslaggevoeligheid
wisselen)
Velocity Sens Offset verandert de Velocity gevoeligheid van de alge-
hele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de Velocity gevoe-
ligheid waardes die voor elke Tone met de parameters hieronder zijn
ingesteld behouden blijven.
Cutoff Velocity Sens parameter (p.99).
Level Velocity Sens parameter (p.100)
Bereik: -63-+63
*
Velocity:
de druk waarmee de toets wordt ingedrukt.
Deze waarde wordt aan de Velocity gevoeligheid waarde van
een Tone toegevoegd, dus als de Velocity gevoeligheid waarde
van een Tone al op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zullen posi-
tieve ‘+’instellingen geen verandering produceren.
Wave Group
Selecteert de groep voor de golfvorm die de basis van de Tone
vormt.
Waarde
INT: Intern opgeslagen golfvormen
SAMP: Sample golfvormen
MSAM: Multisample-golfvormen
Wave Number L (Mono)
Wave Number R
Selecteert de basis golfvorm voor een Tone. Samen met het Wave
nummer verschijnt de Wave naam onder in het scherm.
In de mono mode wordt alleen de linkerkant (L) gespecificeerd. In
stereo wordt de rechterkant (R) ook gespecificeerd.
Waarde: OFF, 1- (de hoogste limiet is afhankelijk van de Wave
groep).
Als u alleen de rechterkant (R) specificeert, zal er geen geluid te
horen zijn.
Als u een linker/rechter Wave paar wilt selecteren, selecteert u
het linker (L) golfnummer en dan drukt u op [F3 (Set/Stereo)].
De rechter (R) (Wave) zal opgeroepen worden.
* Wanneer een Sample in stereo wordt gebruikt, moet u voor L en R het-
zelfde nummer instellen.
Golfvormen wijzigen (Wave)
92
Een Patch creëren
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de golfvorm in. De waarde verandert
in stappen van 6 dB (decibel), een toename van 6 dB verdubbelt de
versterking (gain) van de golfvorm.
Als u de Booster gaat gebruiken om het geluid van de golfvorm te
vervormen, stelt u deze parameter op zijn maximale waarde in
(p.94).
Waarde: -6, 0, +6, +12
Wave Tempo Sync
Wanneer u een Phrase Loop met de klok (tempo) wilt synchronise-
ren, zet u dit op ‘ON’. Dit is alleen geldig als dit als de Sample voor
een Tone is geselecteerd.
Waarde: OFF, ON
Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, moet u eerst de
BPM (tempo) parameter van de Sample instellen.
Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, vereist Wave
Tempo Sync tweemaal het normale aantal stemmen.
Als de Wave Tempo Sync parameter op ‘ON’ is ingesteld, zet u
de Delay Time parameter (p.108) op ‘0’. Met andere instellingen
zal een delay effect worden toegepast, en kunt u niet naar ver-
wachting spelen.
FXM schakelaar
Dit stelt in of FXM gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
FXM Color
Specificeert hoe FXM frequentie modulatie toegepast zal worden.
Hogere instellingen resulteren in een meer korrelig geluid, terwijl
lagere instellingen een meer metaalachtig geluid produceren.
Waarde: 1–4
FXM Depth
Specificeert de diepte van de modulatie die door FXM wordt gepro-
duceerd.
Waarde: 0-16
U kunt de sterkte waarmee de toetsen worden bespeeld of MIDI
berichten gebruiken om de manier waarop elke Tone wordt gespeeld
te besturen. Dit wordt de Tone Mix Tabel (TMT) genoemd.
Structure Type 1 & 2, 3 & 4
Bepaalt hoe Tone 1 en 2 of Tone 3 en 4 geschakeld worden.
Waarde: 1-10
De volgende 10 verschillende combinatietypes zijn beschikbaar.
fig.06-014
Met dit type zijn Tones 1 en 2 (of 3 en 4) onafhankelijk. Gebruik dit
type als u PCM geluiden wilt behouden of geluiden voor elke Tone
wilt creëren en combineren.
fig.06-015
Dit type stapelt de twee filters, om de karakteristieken van de filters
te intensiveren. De TVA van Tone 1 (of 3) regelt de volumebalans
tussen de twee Tones.
fig.06-016
Dit type mengt het geluid van Tone 1 (3) en Tone 2 (4), past een filter
toe, en past vervolgens een booster toe om de golfvorm te vervor-
men.
Phrase Loop
Phrase Loop verwijst naar het herhaald afspelen van een frase
die uit een song is getrokken (bijv. met gebruik van een samp-
ler). Een techniek waarbij het gebruik van Phrase Loops betrok-
ken is, is het onttrekken van een frase uit een eerder bestaande
song in een bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en het
vervolgens creëren van een nieuwe song, waarbij die frase als
het basismotief wordt gebruikt. Deze worden ‘Break beats’
genoemd.
Realtime Time Stretch
Als de Wave groep ‘SAMP’ is, en de Wave Tempo Sync parame-
ter is ingeschakeld, kunt u de afspeelsnelheid van de golfvorm
veranderen, zonder dat dit de toonhoogte beïnvloedt.
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een gespecifi-
ceerde golfvorm om frequentie modulatie op de huidig geselec-
teerde golfvorm toe te passen, waardoor complexe boventonen
worden gecreëerd. Dit is bruikbaar voor het creëren van drama-
tische geluiden of geluidseffecten.
De manier waarop een Tone klinkt
veranderen (TMT)
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVATVF
WG
WG
TVF TVA
TYPE 1
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVA
TVF
WG
WG
TVF TVA
TYPE 2
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVA TVF
WG
WG
TVF TVA
B
TYPE 3
B: Booster
93
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
fig.06-017
Dit type past een booster toe om de golfvorm te vervormen, en com-
bineert vervolgens de twee filters. De TVA van Tone 1 (of 3) regelt de
volumebalans tussen de twee Tones en past het booster niveau aan.
fig.06-018
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creë-
ren, en combineert de twee filters. De Tone 1 (3) TVA regelt de volu-
mebalans van de twee Tones, en past de diepte van de ring modula-
tor aan.
fig.06-019
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creë-
ren, en mengt daarnaast het geluid van Tone 2 (4) in, en stapelt de
twee filters.
Omdat het geluid waarop ring modulatie is toegepast met Tone 2 (4)
gemengd kan worden, kan de Tone 1 (3) TVA de hoeveelheid geluid
waarop ring modulatie is toegepast aanpassen.
fig.06-020
Dit type past een filter op Tone 1 (3) toe, en ring-moduleert het met
Tone 2 (4) om nieuwe boventonen te creëren.
fig.06-021
Dit type stuurt de gefilterde Tone 1 (3) en Tone 2 (4) door een ring
modulator, en mengt vervolgens het geluid van Tone 2 (4) in, en past
en filter op het resultaat toe.
fig.06-022
Dit type stuurt het gefilterde geluid van elke Tone door een ring
modulator om nieuwe boventonen te creëren. De Tone 1 (3) TVA
bestuurt de volumebalans van de twee Tones, en past de diepte van
de ring modulator aan.
fig.06-023
Dit type stuurt het gefilterde geluid van elke Tone door een ring
modulator om nieuwe boventonen te creëren, en mengt ook het
geluid van Tone 2 (4) in. Omdat een geluid waarop ring modulatie is
toegepast met Tone 2 (4) gemengd kan worden, kan de Tone 1 (3)
TVA de hoeveelheid ringgemoduleerde geluid aanpassen.
Als TYPE 1-10 is geselecteerd, en één Tone van een paar is uit-
gezet, zal de andere Tone klinken als TYPE 1, ongeacht de weer-
gegeven instelling.
Als u het toetsenbord gebied waarbinnen een Tone zal klinken
beperkt (Keyboard Range p.94) of de reeks velocities waarvoor
deze zal klinken (Velocity Range p.95) beperkt, is het resultaat,
in gebieden of reeksen waar de Tone niet klinkt, net alsof de
Tone is uitgezet. Dit betekent dat als TYPE 2-10 is geselecteerd,
en u een gebied op het toetsenbord of een Velocity reeks creëert
waarin één Tone van een paar niet klinkt, noten die in dat
gebied of binnen die reeks worden gespeeld, door de andere
Tone als TYPE 1 ten gehore worden gebracht, ongeacht de
weergegeven instelling.
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVA TVF
WG
WG
TVF TVA
B
TYPE 4
B: Booster
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVA TVF
WG
WG
TVF TVA
R
TYPE 5
R: Ring Modulator
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVA TVF
WG
WG
TVF TVA
R
TYPE 6
R: Ring Modulator
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVATVF
WG
WG
TVF TVA
R
TYPE 7
R: Ring Modulator
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVATVF
WG
WG
TVF TVA
R
TYPE 8
R: Ring Modulator
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVATVF
WG
WG
TVF TVA
R
TYPE 9
R: Ring Modulator
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
TVATVF
WG
WG
TVF TVA
R
TYPE 10
R: Ring Modulator
94
Een Patch creëren
Booster 1&2, 3&4 (Booster Gain 1&2, 3&4)
Wanneer een Structure Type van TYPE 3 of TYPE 4 is geselecteerd,
kunt u de diepte van de booster aanpassen. De booster verhoogt het
ingangssignaal, om het geluid te vervormen. Dit creëert het distor-
tion (vervorming) effect dat vaak gebruikt wordt voor elektrische
gitaren. Hogere instellingen produceren meer vervorming.
Waarde: 0, +6, +12, +18
Keyboard Fade Width Lower
Dit bepaalt wat er gebeurt met het Niveau van de Tone als een noot,
die lager is dan de gespecificeerde toetsenbordreeks voor de Tone,
gespeeld wordt.
Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in
volume. Als u wilt, dat de noot helemaal niet klinkt als een noot
onder de toetsenbordreeks wordt gespeeld, zet u deze parameter op
‘0’.
Waarde: 0-127
Keyboard Range Lower
Specificeert de laagste noot die de Tone voor elke Tone zal laten klin-
ken.
Waarde: C-1-UPPER
Keyboard Range Upper
Specificeert de hoogste noot die de Tone voor elke Tone zal laten
klinken.
Waarde: LOWER-G9
Als u probeert de lage toets tot boven de hoogste toets te verho-
gen of de hoogste toets tot onder de laagste toets te verlagen, zal
de andere waarde automatisch in dezelfde instelling worden
gewijzigd.
Booster
De Booster wordt gebruikt om het binnenkomende signaal te
vervormen.
fig.06-024.e
Naast het gebruik om vervorming te creëren, kunt u de golf-
vorm (WG1) van één van de Tones als een LFO gebruiken,
welke de andere golfvorm (WG2) omhoog of omlaag schuift,
om modulatie te creëren die lijkt op PWM (puls breedte modu-
latie). Deze parameter werkt het beste als u deze gebruikt in
samenwerking met de Wave Gain parameter (p.92).
fig.06-025.e
Booster niveau
TVA
WG1
WG2
Booster
Voegt toe aan WG1
Verschuiving in golfvorm door WG1
Vervormd gebied van
de golfvorm verandert
WG2
Gebruikt WG1 als LFO
Past WG1 uitvoer aan
Ring Modulator
Een ring modulator vermenigvuldigt de golfvorm van twee
Tones met elkaar, waardoor nieuwe boventonen worden gene-
reert (in harmonische gedeeltes), die niet aanwezig waren in de
oorspronkelijke golfvormen. (Tenzij één van de golfvormen een
sinusgolf is, worden gelijk verdeelde frequentie componenten
normaalgesproken niet gegenereerd).
Als het verschil in toonhoogte tussen de twee golfvormen de
harmonische structuur verandert, zal het resultaat een metaal-
achtig geluid zonder gedefinieerde toonhoogte zijn. Deze func-
tie is bruikbaar voor het creëren van metaalachtige geluiden,
zoals bellen.
fig.06-026
95
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Keyboard Fade Width Upper
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als een noot,
die hoger is dan de gespecificeerde toetsenbord reeks van de Tone,
wordt gespeeld.
Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in
volume. Als u wilt, dat de Tone geheel niet te horen is wanneer een
noot boven de toetsenbordreeks wordt gespeeld, zet u deze parame-
ter op ‘0’.
Waarde: 0-127
fig.06-027.e
TMT Velocity Control
(TMT Velocity Control Switch)
TMT Velocity Control bepaalt of een andere Tone wordt gespeeld
(ON) of niet (OFF), afhankelijk van de sterkte waarmee de toets
wordt gespeeld (Velocity).
Als dit op ‘RAMDOM’ is ingesteld, zullen de Tones waaruit de Patch
is samengesteld willekeurig klinken, ongeacht welke Velocity berich-
ten dan ook.
Als dit op ‘CYCLE’ staat, zullen de Tones waaruit de Patch is samen-
gesteld achtereenvolgend klinken, ongeacht de Velocity berichten.
Waarde: OFF, ON, RANDOM, CYCLE.
Gebruik ‘Velocity Range lower’ (p.95) en ‘Velocity Range
Upper’ (p.95) om het bereik van de toetsenbord dynamiek te
specificeren.
Als Velocity Range Lower en Velocity Range Upper op dezelfde
waardes zijn ingesteld, kunt u geen effect verkrijgen door TMT
Velocity Control op ‘RANDOM’ of ‘CYCLE’ in te stellen.
In plaats van Velocity te gebruiken kunt u Tones ook met
gebruik van de Matrix Control (p.109, p.95) vervangen. Echter,
de toetsenbord Velocity en de Matrix Control kunnen niet tege-
lijkertijd gebruikt worden om verschillende Tones te laten klin-
ken. Wanneer Matrix Control gebruikt wordt om Tones te ver-
anderen, stelt u de Velocity Control parameter op ‘OFF’ in.
Velocity Fade Width Lower
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een lagere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke
verandering in volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecifi-
ceerde toets Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’
in.
Waarde: 0-127
Velocity Range Lower
Dit stelt de laagste Velocity in, waarop de Tone zal klinken. Maak
deze instellingen als u verschillende Tones wilt laten klinken, in res-
pons op noten die op verschillende sterktes worden gespeeld.
Waarde: 1-UPPER
Velocity Range Upper
Dit stelt de hoogste Velocity waarop de Tone zal klinken in. Maak
deze instellingen als u wilt verschillende Tones wilt laten klinken in
respons op noten die met een verschillende sterkte worden gespeeld.
Waarde: LOWER-127
Als u probeert de Lower Velocity limiet boven de Upper of de
Upper onder de Lower in te stellen, zal de andere waarde auto-
matisch op dezelfde instelling worden gezet.
Als de Matrix Control (p.109) wordt gebruikt om verschillende
Tones te laten spelen, stelt u de laagste waarde (Lower) en
hoogste waarde (Upper) van de waarde van het gebruikte MIDI
bericht in.
Velocity Fade Width Upper
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een hogere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke
verandering in volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecifi-
ceerde toets Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’
in.
Waarde: 0-127
fig.06-028.e
TMT Control Switch
Gebruik de Matrix Control (p.109) om het klinken van andere Tones
in te schakelen (ON) of uit te schakelen (OFF).
Waarde: OFF, ON
U kunt andere Tones ook laten klinken in respons op noten die
met verschillende sterktes (Velocity) op het toetsenbord worden
gespeeld (p.95). Echter, de Matrix Control en de toetsenbord
Velocity kunnen niet tegelijkertijd gebruikt worden om ver-
schillende Tones te laten klinken. Als u de verschillende Tones
hoorbaar wilt maken, stelt u de Velocity Control parameter
(p.95) op ‘OFF’ in.
Range Lower
Range Upper
Fade Lower
Fade Upper
Niveau
Toonhoogte
Range Lower
Range Upper
Fade Lower
Fade Upper
Niveau
Aanslag
96
Een Patch creëren
Pitch
Tone Coarse Tune
Past de toonhoogte van het geluid in stappen van halve tonen
omhoog of omlaag aan (+/- 4 octaven).
Waarde: -48-+48
Tone Fine Tune
Past de toonhoogte van het geluid in stappen van 1 cent omhoog of
omlaag aan (+/- 50 cent).
Waarde: -50-+50
Eén cent is 1/100
ste
van een halve toon.
Random Pitch Depth
Dit specificeert de breedte van de willekeurige afwijking in toon-
hoogte, die optreedt wanneer een toets wordt ingedrukt. Als u niet
wilt dat de toonhoogte willekeurig verandert, stelt u dit op ‘0’ in.
Deze waardes zijn in cent eenheden (1/100
ste
van een halve toon).
Waarde: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90,
100, 200, 300, 400, 500, 600, 700, 800, 900, 1000, 1100,
1200
Wave Pitch Key Follow
Dit specificeert de hoeveelheid verandering in toonhoogte die
optreedt als u een toets een octaaf hoger speelt (d.w.z: 12 toetsen
omhoog op het toetsenbord).
Als u wilt, dat de toonhoogte één octaaf hoger wordt, zoals op een
conventioneel toetsenbord, stelt u dit op ‘100’ in. Als u wilt, dat de
toonhoogte twee octaven stijgt, zet u dit op ‘200’. Omgekeerd stelt u
dit op een negatieve waarde in wanneer de toonhoogte lager moet
worden. Op ‘0’ ingesteld zullen alle toetsen dezelfde toonhoogte
produceren.
Waarde: -200, -190, -180, -170, -160, -150, -140, -130, -120, -110,
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100, +110,
+120, +130, +140, +150, +160, +170, +180, +190, +200
fig.06-030.e
Pitch Bend Range Up
Specificeert de mate van toonhoogte verandering in halve tonen, als
de Pitch Bend hendel uiterst rechts is gepositioneerd. Als deze para-
meter bijvoorbeeld op ‘12’ staat, zal de toonhoogte één octaaf stijgen
als de Pitch Bend hendel helemaal naar rechts wordt bewogen.
Waarde: 0-+48
Pitch Bend Range Down
Specificeert de mate van toonhoogte verandering in halve tonen, als
de Pitch Bend hendel uiterst links is gepositioneerd. Als deze para-
meter bijvoorbeeld op ‘-48’ staat, zal de toonhoogte vier octaven
dalen als de Pitch Bend hendel helemaal naar links wordt bewogen.
Waarde: -48-0
Pitch Env Velocity Sens
De speeldynamiek op het toetsenbord kan gebruikt worden om de
diepte van de Pitch envelope te besturen. Als u wilt, dat de Pitch
envelope meer effect heeft bij sterk gespeelde noten, stelt u deze
parameter op een positieve (+) waarde in. Als de Pitch envelope
minder effect moet hebben bij sterk gespeelde noten, stelt u dit op
een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Pitch Env Time 1 Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord dynamiek de Time 1 van de Pitch Enve-
lope beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk
gespelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde
in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve
(-) waarde.
De toonhoogte wijzigen (Pitch/
Pitch Env)
C4C3C2C1 C5 C6 C7
0
+50
+100
+200
-50
-100-200
Key
Pitch
97
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Waarde: -63– +63
Pitch Env Time 4 Velocity Sens
Gebruik deze parameter dal u wilt dat de snelheid waarmee de toets
wordt losgelaten (Key Release snelheid) de Time 4 waarde van de
Pitch Envelope beïnvloedt. Als u wilt, dat Time 4 sneller wordt bij
snel losgelaten noten, stelt u deze parameter op een positieve (+)
waarde in. Als u wilt data deze langzamer wordt, stelt u dit op een
negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Pitch Env Time Key Follow
Gebruik deze instelling als u wilt dat de Pitch Envelope tijden (Time
2-Time 4) door de toetsenbord locatie beïnvloed wordt. Gebaseerd
op de Pitch Envelope tijden van de C4 toets, maken positieve (+)
instellingen dat noten hoger dan C4 toenemend kortere tijden heb-
ben, en negatieve (-) instellingen veroorzaken dat deze toenemend
langere tijden hebben. Hogere instellingen produceren meer veran-
dering.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
fig.06-031.e
Hold Bend
Dit specificeert of Pitch Bend beschikbaar is (ON) of niet beschikbaar
is (ODFF), terwijl deze door het pedaal wordt vastgehouden, en tij-
dens het releasegedeelte van het geluid.
Waarde: OFF, ON
Bend Mode
Specificeert wat er gebeurt als u de Pitch Bend hendel bedient.
Waarde
NORMAL: De Pitch Bend hendel wordt op de conventionele
manier toegepast.
TOUCH: Door het bewegen van de Pitch Bend hendel zal de
toonhoogte vloeiend veranderen, maar de toon-
hoogte zal direct naar het midden terugkeren als u
de hendel zelfs maar een fractie terug laat keren.
CATCH: Als u een note-on speelt, terwijl de Pitch Bend hen-
del reeds is bewogen, zal de toonhoogte op de mid-
denpositie klinken. De toonhoogte zal alleen ver-
anderen nadat de hendel de middenpositie is
gepasseerd.
LAST: De Pitch Bend hendel wordt alleen op de laatst
gespeelde noot toegepast.
CATCH+LAST: de werking van ‘CATCH’ en ‘LAST’ wordt gecom-
bineerd.
Bend Mode Control
Dit specificeert de CC (Control Change) waarvan de waarde
gebruikt wordt om de werking van de Pitch Bend hendel af te wisse-
len tussen de mode die met Bend Mode (control waarde 64 of hoger)
en conventionele handeling (control waardes 63 of lager) gespecifi-
ceerd is.
Waarde: CC01-31, CC32(OFF), CC33-95
Pitch Env (Pitch Envelope)
Pitch Env Depth
Past het effect van de Pitch Envelope aan. Hogere instellingen maken
dat de Pitch envelope meer verandering produceert. Negatieve (-)
instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -12-+12
Pitch Env Time 1–4
Specificeer de Pitch envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere instel-
lingen resulteren in een langere tijd voordat de volgende toonhoogte
wordt bereikt. (Time 2 is bijvoorbeeld de tijd waarbinnen de toon-
hoogte van Level 1 in Level 2 verandert).
Waarde: 0-127
fig.06-032.e
Pitch Env Level 0-4
Specificeer de Pitch envelope niveaus (Level 0-Level 4). Dit bepaalt
hoeveel de toonhoogte op elk punt verandert, gerelateerd aan de
referentie toonhoogte (de waarde die met Coarse Tune of Fine Tune
in het Pitch scherm is ingesteld).
Positieve (+) instellingen maken dat de toonhoogte hoger wordt dan
de standaard toonhoogte, en negatieve (-) instellingen maken dat
deze lager wordt.
Waarde: -63-+63
C4C3C2C1 C5 C6 C7
0
+50
+100
-50
-100
Toe ts
Tijd
T1 T2 T3 T4
L3
L4
L2
L1
L0
Note off
Toonhoogte
Tijd
Note on
T: Tijd L: Level (niveau)
98
Een Patch creëren
TVF
Filter Type
Selecteert het type filter. Een filter kapt een specifieke frequentie-
regio af of duwt deze omhoog om de helderheid, dikte of andere
eigenschappen van het geluid te veranderen.
Waarde
OFF: Er wordt geen filter gebruikt.
LPF: Laag Pas Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq)
om het geluid ronder of minder helder te maken.
Dit is het meest gebruikte filter in synthesizers.
BPF: Band Pas Filter. Dit behoudt alleen de frequenties in
de regio van de cutoff frequentie (Cutoff Freq), en
kapt de rest af. Dit kan bruikbaar zijn voor het creë-
ren van onderscheidende geluiden.
HPF: Hoog Pas Filter. Dit kapt de frequenties onder de
cutoff frequentie (Cutoff Freq) af. Dit is geschikt
voor het creëren van percussieve geluiden, waarbij
hun hogere Tones worden benadrukt.
PKG: Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in de
regio van de cutoff frequentie (Cutoff Freq). Dit kan
gebruikt worden voor het creëren van wah-wah
effecten, door een LFO te gebruiken om de cutoff fre-
quentie op cyclische wijze te veranderen.
LPF2: Laag Pas Filter 2. Hoewel frequentie componenten
boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) worden
afgekapt, is de gevoeligheid van dit filter de helft
van dat van de LPF. Dit maakt het in vergelijking
een warmer laagpas filter.
Dit filter is goed te gebruiken met gesimuleerde
instrumentgeluiden, zoals de akoestische piano.
LPF3: Laag Pas Filter 3. Hoewel frequentie componenten
boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) worden
afgekapt, verandert de gevoeligheid van dit filter
volgens de Cutoff Frequentie. Hoewel dit filter ook
goed te gebruiken is voor gesimuleerde akoestische
instrumentgeluiden, verschilt de nuance die dit ver-
toont van die van de LPF2, zelfs met dezelfde TVF
Envelope tijden.
Als u “LPF2” of “LPF3” instelt, zal de instelling van de Reso-
nance parameter genegeerd worden (p.98).
Cutoff Frequency
Selecteert de frequentie waarop het filter een effect op de frequentie
componenten van de golfvorm begint te krijgen.
Waarde: 0-127
Als ‘LPF/LPF2/LPF3’ voor de Filter Type parameter is geselecteerd,
reduceren lagere cutoff frequentie instellingen de hoge boventonen
van een Tone, voor een ronder, warmer geluid. Met hogere instellin-
gen klinkt dit helderder.
Als ‘BPF’ is geselecteerd, veranderen harmonische componenten
afhankelijk van de TVF Cutoff Frequency instelling. Dit kan bruik-
baar zijn bij het creëren van onderscheidende geluiden.
Als ‘HPF’ is geselecteerd, reduceren hogere Cutoff Frequency instel-
lingen de lage boventonen, om slechts de heldere componenten van
het geluid te benadrukken.
Als ‘PKG’ is geselecteerd, variëren de boventonen die benadrukt
worden, afhankelijk van de Cutoff Frequency instelling.
Om de algehele Patch te bewerken, terwijl de relatieve verschil-
len in de Cutoff Frequency waardes, die voor elke Tone zijn
ingesteld, worden behouden, stelt u de Cutoff Offset parameter
in (p.90).
Resonance
Benadrukt het portie van het geluid in de regio van de cutoff fre-
quentie, en geeft het geluid meer karakter. Overmatig hoge instellin-
gen kunnen oscillatie produceren, waardoor het geluid vervormt.
Waarde:0-127
Om de algehele Patch te bewerken, terwijl de relatieve verschil-
len in de Resonance waardes, die voor elke Tone zijn ingesteld,
worden behouden, stelt u de Resonance Offset parameter in
(p.91).
fig.06-034.e
De helderheid van een geluid met
een filter wijzigen (TVF/TVF Env)
LPF BPF HPF PKG
Parameterwaarde
Niveau
Cutoff frequentie
Frequentie
Hoog
Laag
99
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
TVF Cutoff Key follow
Gebruik deze parameter als u wilt dat de cutoff frequentie verandert
volgens de toets die wordt ingedrukt. Gerelateerd aan de cutoff fre-
quentie op de C4 toets (middelste C) maken positieve (+) instellingen
dat de cutoff frequentie stijgt bij noten hoger dan C4, en negatieve (-)
instellingen maken dat de cutoff frequentie daalt bij noten hoger dan
C4. Hogere instellingen produceren meer verandering.
Waarde: -200, -190, -180, -170, -160, -150, -140, -130, -120, -110,
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100, +110,
+120, +130, +140, +150, +160, +170, +180, +190, +200
fig.06-035.e
Cutoff Velocity Curve
Selecteert één van de volgende zeven curven, die bepalen hoe de
speeldynamiek (Velocity) de cutoff frequentie beïnvloedt.
Zet dit op ‘FIXED’ als u niet wilt dat de cutoff frequentie door de
toetsenbord Velocity wordt beïnvloed.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
Cutoff Velocity Sens
Gebruik deze parameter als de toegepaste cutoff frequentie als
resultaat van veranderingen in de speeldynamiek wordt veranderd.
Als u wilt, dat sterk gespeelde noten de cutoff frequentie hoger
maken, zet u deze parameter op positieve (+) instellingen. Als u wilt,
dat sterk gespeelde noten de cutoff frequentie verlagen, gebruikt u
negatieve (-) instellingen.
Waarde: -63-+63
Om de algehele Patch te bewerken, terwijl de relatieve verschil-
len in de Cutoff Frequency Velocity Sens waardes, ingesteld
voor elke Tone, behouden blijven, stelt u de Velocity Sens Offset
parameter in (p.91). Deze instelling wordt echter met de Level
Velocity Sens parameter (p.100) gedeeld.
Resonance Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord Velocity de hoeveelheid resonantie wij-
zigen. Als u wilt, dat sterk gespeelde noten een sterker resonantie
effect hebben, stelt u deze parameter op positieve (+) instellingen in.
Als u wilt, dat sterk gespeelde noten minder resonantie zullen heb-
ben, gebruikt u negatieve (-) instellingen.
Waarde: -63-+63
TVF Env Velocity Curve
Selecteert één van de volgende zeven curven, die bepalen hoe de
speeldynamiek de TVF envelopes zullen beïnvloeden. Zet dit op
‘FIXED’ als u niet wilt dat de TVF Envelope door de speeldynamiek
wordt beïnvloed.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
TVF Env Velocity Sens
Specificeert hoe de speeldynamiek op het toetsenbord de diepte van
de TVF Envelope beïnvloedt. Positieve (+) instellingen maken dat de
TVF Envelope een sterker effect heeft bij sterk gespeelde noten, en
negatieve (-) instellingen maken dat het effect zwakker is.
Waarde: -63-+63
TVF Env Time 1 Velocity Sens
Hiermee kan de speeldynamiek de Time 1 van de TVF Envelope
beïnvloeden. Positieve (+) instellingen maken dat de TVF Envelope
meer effect heeft op sterk gespeelde noten, en negatieve (-) instellin-
gen maken dat het effect zwakker is.
Waarde: -63-+63
TVF Env Time 4 Velocity Sens
De parameter die gebruikt wordt als u wilt dat de snelheid waarmee
de toets wordt losgelaten de Time 4 waarde van de TNF Envelope
regelt. Als u wilt, dat Time 4 sneller wordt bij snel losgelaten noten,
stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt, dat
deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve (-) waarde.
Waarde: -63-+63
C4C3C2C1 C5 C6 C7
0
+50
+100
+200
-50
-100-200
o
-1
-2
+1
+2
Cutoff Frequentie 
(octaaf)
Toets
1234567
1234567
100
Een Patch creëren
TVF ENV (TVF Envelope)
TVF Env Depth
Specificeert de diepte van de TVF envelope. Hogere instellingen zor-
gen dat de TVF envelope meer verandering produceert. Negatieve (-
) instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -63-+63
TVF Env Time Key Follow
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVF Envelope tijden (Time
2-Time 4) door de locatie op het toetsenbord worden beïnvloed.
Gebaseerd op de TVF envelope tijden voor de C4 toets (middelste C),
maken positieve (+) instellingen dat noten hoger dan C4 toenemend
kortere tijden hebben, en negatieve (-) instellingen maken dat deze
toenemend langere tijden hebben. Hogere instellingen produceren
meer verandering.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
fig.06-031.e
TVF Env Time 1–4
Specificeer de TVF Envelope tijden (Time 1 – Time 4). Hogere instel-
lingen verlengen de tijd, totdat het volgende cutoff frequentieniveau
wordt bereikt. (Time 2 is bijvoorbeeld de tijd waarbinnen Level 1 in
Level 2 zal veranderen).
Waarde: 0-127
fig.06-037.e
TVF Env Level 0–4
Specificeer de TVF Envelope niveaus (Level 0 – Level 4). Deze instel-
lingen specificeren hoe de cutoff frequentie op elk punt zal verande-
ren, relatief aan de standaard cutoff frequentie (de cutoff frequentie-
waarde die in het TVF scherm is gespecificeerd).
Waarde: 0-127
TVA
Tone Level
Stelt het volume van de Tone in. Deze instelling is voornamelijk
bruikbaar voor het aanpassen van de volumebalans tussen Tones.
Waarde: 0-127
Level Velocity Curve (TVA Level Velocity Curve)
U kunt uit zeven curven selecteren, die bepalen hoe de speelsterkte
op het toetsenbord het volume beïnvloedt. Als u niet wilt dat het
volume van de Tone beïnvloed wordt door de sterkte waarmee u
speelt, zet u dit op ‘FIXED’.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
Level Velocity Sens
(TVA Level Velocity Sensitivity)
Stelt dit in als u wilt dat het volume van de Tone verandert, afhanke-
lijk van de sterkte waarmee u de toetsen indrukt. Stel dit op een posi-
tieve (+) waarde in om de veranderingen in Tone volume toe te laten
nemen, hoe sterker de toetsen worden aangeslagen. Om de Tone
zachter te laten spelen naarmate u harder speelt, stelt u dit op een
negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Als u aanpassingen op de gehele Patch wilt maken, terwijl de
relatieve waarde van TVA Level Velocity Sensitivity tussen
Tones behouden blijft, past u de Velocity Sens Offset parameter
(p.91) aan. Deze instelling wordt echter gedeeld met de Cutoff
Velocity Sens parameter (p.99).
C4C3C2C1 C5 C6 C7
0
+50
+100
-50
-100
Toets
Tijd
T1 T2 T3 T4
L3
L1
L0
L2 L4
Note off
Cutoff 
frequentie
Tijd
Note on
T: Tijd L: Level (niveau)
Het volume aanpassen (TVA/TVA Env)
1234567
101
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Bias
Bias maakt dat het volume door de toetsenbord positie wordt beïn-
vloed. Dit is bruikbaar voor het veranderen van het volume middels
de toetsenbord positie (toonhoogte), als akoestische instrumenten
geselecteerd zijn.
fig.06-039.e
Bias Level
Past de hoek van de volumeverandering aan, die in de geselecteerde
Bias richting zal optreden. Hogere instellingen produceren meer ver-
andering.
Negatieve (-) waardes keren de richting van de verandering om.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
Bias Position
Specificeert de toets waaraan het volume dat gewijzigd wordt is
gerelateerd.
Waarde:C-1–G9
Bias Direction
Selecteert de richting waarin de verandering zal optreden, begin-
nend vanaf de Bias positie.
Waarde
LOWER: Het volume wordt gewijzigd voor het toetsenbord
gebied onder het Bias punt.
UPPER: Het volume wordt gewijzigd voor het toetsenbord
gebied boven het Bias punt.
LO&UP: Het volume wordt symmetrisch naar de linker en
rechterkant van het Bias punt gewijzigd.
ALL: Het volume verandert lineair, waarbij het Bias punt
het midden is.
Tone Pan
Stelt de pan van de Tone in. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is midden, en
‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
Tone Pan Key Follow
Gebruik deze parameter als u wilt dat de toets positie de panning
beïnvloedt. Positieve (+) instellingen maken dat noten hoger dan C4
(middelste C) toenemend verder naar rechts worden gepanned, en
negatieve (-) instellingen maken dat noten hoger dan C4 (middelste
C) naar links worden gepanned. Hogere instellingen produceren
meer verandering.
Waarde: -100– +100
fig.06-040.e
Random Pan Depth
Gebruik deze parameter als u wilt dat de stereo locatie verandert bij
het indrukken van een toets. Hogere instellingen produceren een
grotere hoeveelheid verandering.
Waarde: 0-63
Alternate Pan Depth
Deze instelling maakt dat de panning tussen links en rechts wordt
afgewisseld, elke keer dat een toets wordt ingedrukt. Hogere instel-
lingen produceren een grotere hoeveelheid verandering. ‘L’ of ‘R’
instellingen keren de volgorde waarin de pan tussen links en rechts
zal afwisselen om. Als twee Tones bijvoorbeeld respectievelijk op
‘L’en ‘R’ zijn ingesteld, zal de panning van de twee Tones afwisselen,
elke keer dat deze gespeeld worden.
Waarde: L63-0-63R
Als een van de waardes tussen Type ‘2’- ‘10’ is geselecteerd
voor de Structure parameter in de Pan Key Follow, Rnd Pan
Depth, Alter Pan Depth parameter instellingen, wordt de uit-
voer van Tones 1 en 2 in Tone 2 samengebracht, en de uitvoer
van Tones 3 en 4 wordt in Tone 4 samengebracht. Daarom zal
Tone 1 de instellingen van Tone 2 volgen, en Tone zal de instel-
lingen van Tone 4 volgen (p.92).
TVA Env (TVA Envelope)
TVA Env Time 1 Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord dynamiek de Time 1 van de TVA enve-
lope beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk
gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde
in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, stelt u dit op een negatieve
(-) waarde in.
Waarde: -63-+63
C-1 G9
+
0
–
C-1 G9
+
0
–
C-1 G9
+
0
–
C-1 G9
+
0
–
+
0
–
+
0
–
LOWER
LO&UP
UPPER
ALL
Bias positie
Niveau
Niveau
Niveau
Niveau
Toets
Toets
Toets
Toets
Bias positie
Bias positie
Bias positie
C4C3C2C1 C5 C6 C7
0
+50
+100
-50
-100
o
L
R
Pan
Toe ts
102
Een Patch creëren
TVA Env Time 4 Velocity Sens
De parameter die gebruikt wordt als de release snelheid de Time 4
waarde van de TVA envelope moet besturen. Als u wilt, dat Time 4
sneller wordt bij snel losgelaten noten, stelt u deze parameter op een
positieve (+) waarde in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u
dit op een negatieve (-) waarde.
Waarde: -63-+63
TVA Env Time Key Follow
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVA Envelope tijden (Time
2-Time 4) door de locatie op het toetsenbord worden beïnvloed.
Gebaseerd op de TVA envelope tijden voor de C4 toets (middelste
C), maken positieve (+) instellingen dat noten hoger dan C4
toenemend kortere tijden hebben, en negatieve (-) instellingen
maken dat deze toenemend langere tijden hebben. Hogere
instellingen produceren meer verandering.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
fig.06-031.e
TVA Env Time 1–4
Specificeer de TVA Envelope tijden (Time 1 – Time 4). Hogere
instellingen verlengen de tijd totdat het volgende volumeniveau
wordt bereikt. (Time 2 is bijvoorbeeld de tijd waarbinnen Level 1 in
Level 2 zal veranderen).
Waarde: 0-127
TVA Env Level 1-3
Specificeer de TVA Envelope niveaus (Level 1 – Level 3). Deze
instellingen specificeren hoe het volume op elk punt zal veranderen,
relatief aan het standaard volume (de Tone Level waarde die in het
TVA scherm is gespecificeerd).
Waarde: 0-127
fig.06-041.e
Specificeert hoe het directe geluid van elke Tone uitgevoerd zal
worden.
Waarde:
PFX: Uitvoer via Patch multi-effecten
DRY: Uitvoer zonder door Patch multi-effecten te gaan
Tone Output Level
Specificeert het signaalniveau van elke Tone.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send Level
Specificeert het Niveau van het signaal dat voor elke Tone naar de
chorus wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send Level
Specificeert het Niveau van het signaal dat voor elke Tone naar de
reverb wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
Een LFO (Low Frequency Oscillator) veroorzaakt verandering
binnen een cyclus in een geluid. Elke Tone heeft twee LFO’s
(LFO1/LFO2), en deze kunnen gebruikt worden om de toon-
hoogte, cutoff frequentie en volume cyclisch te veranderen om
modulatie type effecten te creëren, zoals vibrato, wah en tre-
molo. Beide LFO’s hebben dezelfde parameters. Daarom is
slechts één uitleg nodig.
C4C3C2C1 C5 C6 C7
0
+50
+100
-50
-100
Toe ts
Tijd
T1 T2 T3 T4
L3
L1
L2
Note off
Niveau
Tijd
Note on
T: Tijd L: Level (niveau)
Output
Modulerende geluiden (LFO1/2Step
LFO)
103
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
LFO1/2
Waveform (LFO1/LFO2 Waveform)
Selecteert de golfvorm van de LFO.
Waarde
SIN: Sinusgolf
TRI: Driehoeksgolf
SAW-U: Zaagtandgolf
SAW-D: Zaagtandgolf (negatieve polariteit)
SQR: Vierkante golf
RND: Willekeurige golf
BND-U: op het moment dat de Attack van de golfvorm, die
door de LFO is uitgevoerd, zich op een standaard
manier kan ontwikkelen, loopt de golfvorm zonder
verdere verandering door.
BND-D: op het moment dat de decay van de golfvorm, die
door de LFO is uitgevoerd, zich op een standaard
manier kan ontwikkelen, loopt de golfvorm zonder
verdere verandering door.
TRP: Trapezoïde golf
S&H: Sample & Hold golf (één keer per cyclus, LFO
waarde wordt veranderd)
CHAOS: Chaos golf
VSIN: Gewijzigde sinusgolf. De amplitude van een sinus-
golf wordt elke cyclus willekeurig gevarieerd.
STEP: Een golfvorm gegenereerd door de data die door
LFO Step 1-64 is gespecificeerd. Dit produceert een
stapvormige verandering met een vaststaand
patroon, gelijkend op een stap modulator.
Als u dit op ‘BND-U’ of ‘BND-D’ instelt, moet u de Key Trigger
parameter op ‘ON’ zetten. Als deze op ‘OFF’ staat, zal dit geen
effect hebben.
Rate (LFO1/LFO2 Rate)
Past de modulatiesnelheid van de LFO aan.
Waarde: 0-127, Note
LFO Rate stelt de beat lengte voor het gesynchroniseerde tempo,
gesynchroniseerd met het tempo dat in een sequencer is ingesteld.
(Voorbeeld)
Bij een tempo van 120 (120 kwartnoten treden in 1 minuut (60
seconden) op).
Deze instelling wordt genegeerd als de Waveform parameter op
‘CHAOS’ is ingesteld.
Rate Detune (LFO1/LFO2 Rate Detune)
LFO Rate Detune maakt subtiele veranderingen in de LFO cyclus
snelheid (Rate parameter), elke keer dat een toets wordt ingedrukt.
Hogere instellingen produceren een grotere verandering. Deze
parameter is niet geldig als Rate op ‘Note’ is ingesteld.
Waarde: 0-127
Offset (LFO1/LFO2 Offset)
Verhoogt of verlaagt de LFO golfvorm, gerelateerd aan de centrale
waarde (toonhoogte of cutoff frequentie). Positieve (+) instellingen
verplaatsen de golfvorm, zodat er geen modulatie van de centrale
waarde opwaarts zal plaatsvinden. Negatieve (-) instellingen
verplaatsen de golfvorm zo, dat modulatie vanaf de centrale waarde
neerwaarts zal optreden.
Waarde: -100, -50, 0, +50, +100
Delay Time (LFO1/LFO2 Delay Time)
Delay Time (LFO Delay Time) specificeert de tijd die verstrijkt
voorfat het LFO effect wordt toegepast (het effect continueert) nadat
de toets is ingedrukt (of losgelaten).
Waarde: 0-127
Nadat u ‘Hoe de LFO wordt toegepast’ (p.104) heeft gelezen,
verandert u de instelling totdat het gewenste effect is bereikt.
Wanneer viool, blaas of bepaalde andere instrumentgeluiden in
een uitvoering worden gebruikt, kan het effectief zijn om het
vibratie toe te passen nadat de noot enigszins uitgeklonken is,
in plaats van het vibratie direct toe te voegen nadat de geluiden
zijn gespeeld. Als u de Delay Time samen met de Pitch Depth
parameter en Rate parameter instelt, zal het vibrato automa-
tisch, volgens een bepaald interval worden toegepast, nadat de
toets is ingedrukt. Dit effect wordt Delay Vibrato genoemd.
LFO1/LFO2 Delay Time Key Follow
Past de waarde van de Delay Time parameter aan, afhankelijk van
de toets positie, gerelateerd aan de C4 toets (middelste C). Om de tijd
die verstrijkt voordat het LFO efefct wordt toegepast af te laten
nemen (het effect is doorlopend) met elke hogere toets die in de hoge
registers wordt ingedrukt, selecteert u een positieve waarde. Om de
verstreken tijd te laten toenemen selecteert u een negatieve waarde.
Hogere instellingen produceren een grotere verandering. Als u niet
wilt dat de verstreken tijd voordat het LFO effect wordt toegepast
(het effect is doorlopend) verandert volgens de toets die wordt
ingedrukt, stelt u dit op ‘0’ in.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
fig.06-031.e
Instelling LFO snelheid
(halve noot)
1 seconde (60 / 60 =1 (seconde))
(kwartnoot)
0.5 seconden (60 / 120= 0.5 (seconden))
(achtste noot)
0.25 seconden (60 / 240= 0.25 (seconden))
C4C3C2C1 C5 C6 C7
0
+50
+100
-50
-100
Toe ts
Tijd
104
Een Patch creëren
Fade Mode (LFO1/LFO2 Fade Mode)
Specificeert hoe de LFO toegepast zal worden.
Waarde: ON <, ON >, OFF <, OFF >
Nadat u ‘Hoe de LFO wordt toegepast’ (p.104) heeft gelezen,
verandert u de instelling totdat het gewenste effect is bereikt.
Fade Time (LFO1/LFO2 Fade Time)
Specificeert de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maxi-
mum(minimum) zal bereiken.
Waarde: 0-127
Nadat u ‘Hoe de LFO wordt toegepast’ (p.104) heeft gelezen,
verandert u de instelling totdat het gewenste effect is bereikt.
Key Trigger (LFO1/LFO2 Key Trigger)
Dit specificeert of de LFO cyclus gesynchroniseerd wordt om te
beginnen wanneer de toets wordt ingedrukt (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON.
Pitch Depth (LFO1/LFO2 Pitch Depth)
Specificeert hoe diep de LFO de toonhoogte zal beïnvloeden.
Waarde: -63-+63
TVF Depth (LFO1/LFO2 TVF Depth)
Specificeert hoe diep de LFO de cutoff frequentie zal beïnvloeden.
Waarde: -63-+63
TVA Depth (LFO1/LFO2 TVA Depth)
Specificeert hoe diep de LFO het volume zal beïnvloeden.
Waarde: -63 -+63
Pan Depth (LFO1/LFO2 Pan Depth) [_S]
Specificeert hoe diep de LFO de pan zal beïnvloeden.
Waarde: -63-+63
Positieve (+) en negatieve (-) instellingen voor de Depth para-
meter resulteren in verschillende soorten verandering in toon-
hoogte en volume. Bijvoorbeeld, als de Depth parameter voor
één Tone op een positieve (+) waarde wordt ingesteld, en u een
andere Tone op dezelfde numerieke waarde instelt maar deze
negatief (-) maakt, zal de modulatiefase van de twee Tones
elkaars omgekeerde zijn. Hierdoor is het mogelijk om heen en
weer te schuiven tussen twee verschillende Tones of dit te com-
bineren met de Pan instelling, om de locatie van het geluids-
beeld cyclisch te veranderen.
Als de Structure parameter op een waarde tussen ‘2’ en ‘10’
staat, wordt de uitvoer van Tones 1 en 2 in Tone 2 samenge-
bracht, en de uitvoer van Tones 3 en 4 wordt in Tone 4 samen-
gebracht. Dit is van toepassing op de Pan Depth parameter.
Daarom zal Tone 1 de instellingen van Tone 2 volgen, en Tone
zal de instellingen van Tone 4 volgen (p.92).
Step LFO
LFO Step Type
Wanneer een LFO golfvorm van de data die bij LFO Step1-64 is
gespecificeerd wordt gegenereerd, specificeert u of het Niveau
abrupt op elke stap zal veranderen of lineair geschakeld zal zijn.
Waarde: TYPE1 (trap-stap verandering), TYPE2 (lineaire verande-
ring).
Step 1-64 (LFO Step 1-64)
Specificeert de data voor de Step LFO. Als de LFO Pitch Depth +63
is, correspondeert elke +1 eenheid van de step data met een toon-
hoogte van +50 cent.
Waarde: -36 - +36
LFO End Step
Specificeert het aantal LFO stappen.
Waarde: 1, 2, 4, 8, 16, 32, 64
Hoe de LFO wordt toegepast
De LFO geleidelijk toepassen nadat de
toets is ingedrukt
fig.06-043.e
Fade Mode: ON <
Delay Time: de tijd tussen het bespelen van het toetsenbord
en het toepaasen van de LFO.
Note on
Hoog (meer)
Laag (minder)
Toonhoogte
Cutoff frequentie
Niveau
Pan
Delaytijd
Fade tijd
Diepte
105
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Fade Time: de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maxi-
mum bereikt, nadat de delay Time is verstreken.
De LFO direct toepassen als de toets wordt
ingedrukt, en het effect dan geleidelijk
laten afnemen
fig.06-044.e
Fade Mode: ON >
Delay Time: de tijd dat de LFO zal doorgaan, nadat het toet-
senbord is bespeeld.
Fade Time: de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maxi-
mum zal bereiken, nadat de Delay Time is ver-
streken.
De LFO geleidelijk toepassen nadat de
toets is losgelaten
fig.06-045.e
Fade Mode: OFF <
Delay Time: de tijd tussen het loslaten van het toetsenbord en
het begin van de LFO.
Fade Time: de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maxi-
mum bereikt, nadat de delay Time is verstreken.
De LFO toepassen vanaf het moment dat
de toets wordt ingedrukt totdat deze
wordt losgelaten, en het effect geleidelijk
laten afnemen als de toets wordt losgela-
ten
fig.06-046.e
Fade Mode: OFF >
Delay Time: de tijd dat de LFO doorloopt nadat het toetsen-
bord is losgelaten
Fade Time: de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maxi-
mum bereikt, nadat de delay Time is verstreken.
Mono/Poly
Specificeert of de Patch polyfoon (POLY) of monofoon (MONO) zal
zijn. De ‘MONO’ instelling is effectief wanneer een solo instrument
Patch zoals een sax of fluit wordt gespeeld.
Waarde
MONO: alleen de laatst gespeelde noot klinkt
POLY: Twee of meer noten kunnen gelijktijdig gespeeld
worden.
Legato Switch
Legato Switch is geldig als de Mono/Poly parameter op ‘MONO’ is
ingesteld. Deze instelling specificeert of de legato Switch gebruikt
zal worden (LEGATO) of niet (OFF).
Met de Legato switch parameter op ‘LEGATO’ ingesteld, zal de
toonhoogte van de noot in de toonhoogte van de meest recent
gespeelde toets veranderen, als een toets wordt ingedrukt, terwijl de
voorgaande toets ingedrukt blijft. Dit creëert een vloeiende overgang
tussen noten, hetgeen effectief is als u de ‘Hammer en Pull’ technie-
ken die door gitaristen worden gebruikt wilt simuleren.
Als u ‘SUSTAIN’ kiest, wordt het legato effect toegepast, terwijl u
het Hold pedaal ingedrukt houdt.
Waarde: OFF, LEGATO, SUSTAIN, LEGATO+SUSTAIN
Legato Retrigger (Legato Retrigger Switch)
Legato Retrigger is beschikbaar als de Mono/Poly parameter op
‘MONO’ is ingesteld, en de Legato Switch parameter op iets anders
dan ‘OFF’ staat. De instelling bepaalt of geluiden opnieuw worden
gespeeld (ON) of niet (OFF), wanneer legato wordt gespeeld. Nor-
maalgesproken laat u dit op ‘ON’ staan. Als dit op ‘OFF’ is ingesteld,
en een tweede toets wordt ingedrukt, terwijl de eerste toets nog
steeds ingedrukt is, zal maken dat alleen de toonhoogte verandert.
Er is dan geen Attack geluid voor de tweede toets die u indrukte. Zet
dit op ‘OFF’ als frases met blaasinstrumenten en strijkers worden
gespeeld of wanneer modulatie met het mono synth toetsenbordge-
luid wordt gebruikt.
Als dit op ‘AUTO’ staat, zal retriggering alleen optreden als u een
toets speelt die een octaaf lager of nog verder weg ligt.
Waarde: OFF, ON, AUTO
Note on
Hoog (meer)
Laag (minder)
Toonhoogte
Cutoff frequentie
Niveau
Pan
Delaytijd
Fade tijd
Diepte
Note
off
Note
on
Hoog (meer)
Laag (minder)
Toonhoogte
Cutoff frequentie
Niveau
Pan
Delaytijd
Fade tijd
Diepte
Note on
Note off
Hoog (meer)
Laag (minder)
Toonhoogte
Cutoff frequentie
Niveau
Pan
Delaytijd
Fade tijd
Diepte
Portamento of Legato op het
geluid toepassen (Solo/Porta)
Laten we er van uitgaan dat de Legato switch op ‘LEGATO’ is
ingesteld, en de Legato Retrigger op ‘OFF’ staat. Als u legato
probeert te spelen (door een hogere toets in te drukken, terwijl
een lagere toets ingedrukt wordt gehouden), kan de toon-
hoogte soms niet helemaal naar de bedoelde toonhoogte stijgen
(stopt in plaats daarvan op een toonhoogte ergens in het mid-
den). Dit kan gebeuren omdat de limiet van de stijging in toon-
hoogte, die met het Wave Level is bepaald, overschreden is.
Bovendien, als verschillende hoge toonhoogte limieten worden
gebruikt voor de golven van een Patch die meerdere Tones
gebruikt, kan dit in MONO mogelijk niet hoorbaar zijn. Wan-
neer grote veranderingen in toonhoogte worden gemaakt, stelt
u de Legato Trigger op ‘ON’ in.
106
Een Patch creëren
Portamento Switch
Specificeert of het Portamento effect toegepast zal worden (ON) of
niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Portamento Mode
Specificeert de uitvoeringsomstandigheden waarvoor portamento
zal worden toegepast.
Waarde
NORMAL: Portamento wordt altijd toegepast.
LEGATO: Portamento wordt alleen toegepast als u legato
speelt (d.w.z: als u de volgende toets indrukt voor-
dat de vorige toets is losgelaten).
Portamento Type
Specificeert het type portamento effect.
Waarde
RATE: de tijd die het duurt hangt af van de afstand tussen
de twee toonhoogtes.
TIME: de tijd die het duurt is constant, ongeacht hoe ver de
twee noten uit elkaar liggen.
Portamento Start
Wanneer een andere toets wordt ingedrukt tijdens een verandering
in toonhoogte die door portamento wordt geproduceerd, zal een
nieuwe verandering in toonhoogte beginnen. Deze instelling specifi-
ceert de toonhoogte waarop de verandering zal beginnen.
Waarde
PITCH: Start een nieuw portamento als een andere toets
wordt ingedrukt, terwijl de toonhoogte verandert.
fig.06-048.e
NOTE: Portamento begint opnieuw vanaf de toonhoogte
waar de huidige verandering zou eindigen.
fig.06-049.e
Als portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd waarbinnen
de toonhoogte zal veranderen. Hogere instellingen maken dat de
toonhoogte verandering naar de volgende noot langer zal duren.
Waarde: 0-127
Portamento
Portamento is een effect dat de toonhoogte van de eerst
gespeelde toets vloeiend in die van de volgende gespeelde toets
verandert. Door portamento toe te passen, terwijl de Mono/
Poly parameter op ‘MONO’ staat, kunt u de uitvoeringstechnie-
ken op een viool of soortgelijk instrument simuleren.
C5
D4
C4
Druk op D4 toets
Toonhoogte
Tijd
Druk op C4 toets
Druk op C5 toets
C5
D4
C4
Toonhoogte
Druk op D4 toets
Tijd
Druk op C4 toets
Druk op C5 toets
107
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Tone Delay Mode
Selecteert het type Tone delay.
Waarde
NORM: de Tone begint te spelen nadat de tijd, gespecificeerd
in de Delay Time parameter, is verstreken.
fig.06-051.e
HOLD: Hoewel de Tone begint te spelen nadat de tijd,
gespecificeerd in de Delay Time parameter, verstre-
ken is, wordt de Tone niet gespeeld als de toets
wordt losgelaten voordat de in de Delay Time para-
meter gespecificeerde tijd is verstreken.
fig.06-052.e
OFF-N: In plaats van gespeeld te worden, terwijl de toets
wordt ingedrukt, begint de Tone te spelen wanneer
de tijdsperiode die in de Delay Time parameter is
gespecificeerd verstreken is nadat de toets is losgela-
ten. Dit is effectief in situaties waarbij ruis van gita-
ren en andere instrumenten wordt gesimuleerd.
fig.06-053.e
OFF-D: In plaats van gespeeld te worden, terwijl de toets
wordt ingedrukt, begint de Tone te spelen nadat de
tijdsperiode die in de Delay Time parameter is
gespecificeerd verstreken is, nadat de toets is losge-
laten. Hier veranderen veranderingen in de TVA
Envelope echter wanneer de toets wordt ingedrukt,
wat in veel gevallen betekent dat alleen het geluid
van het release portie van de envelope hoorbaar is.
fig.06-054.e
Als u een golfvorm heeft geselecteerd die een decay type geluid
is (een geluid dat natuurlijk wegsterft, zelfs als de toets niet
wordt losgelaten), kan het selecteren van ‘OFF-N’ of ‘OFF-D’
resulteren in geluid dat niet hoorbaar is.
Diverse instellingen (Misc)
Note off
Delaytijd
Note on
Geen Tone Delay
Note off
Delaytijd
Note on
Geen geluid
gespeeld
Note off
Delaytijd
Note on
Note off
Delaytijd
Note on
Tone Delay
Dit produceert een tijdsvertraging tussen het moment dat een
toets wordt ingedrukt (of losgelaten), en het moment dat de
Tone werkelijk begint te klinken. U kunt ook instellingen maken
die de timing waarop elke Tone klinkt verschuift. Dit verschilt
van de Delay in de interne effecten, in die zin dat door het ver-
anderen van de geluidskwaliteiten van de vertraagde Tones en
het veranderen van de toonhoogte van elke Tone, u ook arpeg-
gio-achtige passages kunt uitvoeren, door slechts één toets in te
drukken.
De Tone delaytijd kan ook met het tempo van de sequencer
gesynchroniseerd worden.
Als u Tone Delay niet gaat gebruiken, stelt u de Delay
Mode parameter op ‘NORM’, en de Delay Time parameter
op ‘0’ in. Als de Structure parameters binnen de reeks zijn
‘2’- ‘10’ is ingesteld, wordt de uitvoer van Tones 1 en 2 in
Tone 2 gecombineerd, en de uitvoer van Tones 3 en 4
wordt in Tone 4 gecombineerd. Daarom volgt Tone 1 de
instellingen van Tone 2, en volgt Tone 3 de instellingen van
Tone 4 (p.92).
108
Een Patch creëren
Tone Delay Time
Specificeert de tijd vanaf het moment dat de toets wordt ingedrukt
(of als de Delay Mode parameter op ‘OFF-N’ of ‘OFF-D’ is ingesteld,
de tijd vanaf het moment dat de toets wordt losgelaten), totdat de
Tone hoorbaar wordt.
Waarde: 0-127, Note
Tone Delay Time specificeert de beat lengte voor het gesynchroni-
seerde tempo, als het tempo dat de verstreken tijd totdat de Tone
klinkt specificeert (Patch Tempo) met het tempo dat in een sequencer
is ingesteld is gesynchroniseerd.
(voorbeeld)
Bij een tempo van 129 (129 kwartnoten treden in 1 minuut (60 secon-
den) op))
Tone Env Mode
Wanneer een loop golfvorm (p.88) is geselecteerd, zal het geluid nor-
maalgesproken doorgaan zolang de toets ingedrukt wordt. Als u
wilt, dat het geluid natuurlijk wegsterft, zelfs als de toets ingedrukt
blijft, stelt u dit op ‘NO SUS’ in.
Reeks: NO SUS, SUST
Als een one-shot type Wave (p.88) is geselecteerd, zal deze niet
doorklinken, ook al is deze parameter op ‘SUST’ ingesteld.
Tone Receive Bender
(Tone Receive Pitch Bend Switch)
Specificeer voor elk Tone of MIDI Pitch Bend berichten ontvangen
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Tone Receive Expression
(Tone Receive Expression Switch)
Specificeer voor elke Tone of MIDI Expressie berichten ontvangen
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Tone Receive Hold-1
(Tone Receive Hold Switch)
Specificeer voor elke Tone of MIDI Hold-1 berichten ontvangen zul-
len worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Als ‘NO SUS’ voor de Env Mode parameter is geselecteerd, heft
deze instelling gen effect.
Tone Receive Pan Mode
Specificeer voor elke Tone hoe pan berichten ontvangen zullen wor-
den.
Waarde
CONT: Als Pan berichten worden ontvangen zal de stereo-
positie van de Tone veranderd worden.
K-ON: De pan van de Tone wordt alleen veranderd als de
volgende noot wordt gespeeld. Als een pan bericht
wordt ontvangen, terwijl een noot klinkt, zal de pan-
ning niet veranderen totdat de volgende toets wordt
ingedrukt.
Als ‘PFX (Patch Multi-effects)’ (p.157) is ingeschakeld, wordt
de Tone Rx Pan Mode instelling genegeerd.
De kanalen kunnen niet ingesteld worden op het niet ontvan-
gen van Pan berichten.
Tone Redamper Switch
U kunt op een individuele Tone basis, specificeren of het geluid vast-
gehouden wordt als een Hold-1 bericht wordt ontvangen nadat een
toets is losgelaten, maar voordat het geluid tot stilte is weggestorven.
Als u het geluid wilt laten doorklinken, zet u dit op ‘ON’. Wanneer
deze functie gebruikt wordt, stelt u de Tone Receive Hold-1 parame-
ter ook op ‘ON’. Deze functie is effectief bij pianogeluiden.
Waarde: OFF, ON
Instelling LFO snelheid
(halve noot)
1 second (60 / 60 =1 (second))
(kwartnoot)
0.5 seconden (60 / 120= 0.5 (seconden))
(achtste noot)
0.25 seconden (60 / 240= 0.25 (seconden))
109
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Control 1–4 Source
Stelt het MIDI bericht in, dat gebruikt wordt om de Tone parameter
met de Matrix Control te veranderen.
Waarde
OFF: Matrix Control wordt niet gebruikt.
CC01–31, CC32(OFF), 33–95:
Control Change
PITCH BEND: Pitch Bend
AFTERTOUCH: Aftertouch
SYS CTRL1–SYS CTRL4: MIDI berichten die als algemene matrix
regelingen worden gebruikt
Velocity: Velocity (sterkte waarmee een toets
wordt ingedrukt)
KEY FOLLOW: Key Follow (toetsenbord positie met C4
als 0)
TEMPO: Het gespecificeerde tempo (sequencer
tempo) of het tempo van een externe
MIDI sequencer.
LFO1: LFO 1
LFO2: LFO 2
PITCH ENV: Pitch envelope
TVF ENV: TVF envelope
TVA ENV: TVA envelope
Velocity en Key Follow corresponderen met Note berichten.
Hoewel er geen MIDI berichten voor LFO 1 via TVA Envelope
zijn, kunnen deze als Matrix Control gebruikt worden. In dit
geval kunnen de Tone instellingen in realtime veranderd wor-
den door patches te spelen.
Als u algemene controllers voor de gehele Fantom-G wilt
gebruiken, selecteert u ‘SYS CTRL1’- ‘SYS CTRL4’. MIDI berich-
ten die als System Control 1-4 worden gebruikt, worden met de
System Ctrl 1-4 parameters ingesteld (p.297).
Er zijn parameters die bepalen of Pitch Bend, Controller num-
mer 11 (expressie) en Controller nummer 64 (Hold-1) worden
ontvangen (p.108). Als deze instellingen op ‘ON’ staan en de
MIDI berichten ontvangen worden, zullen de Pitch Bend,
Expressie en Hold 1 instellingen ook gelijktijdig veranderen
wanneer een verandering in de instellingen van de gewenste
parameter wordt aangebracht. Als u alleen de gerichte parame-
ters wilt veranderen, stelt u deze op ‘OFF’ in.
De waarde van CC#67 (soft) wordt toegepast op het moment
dat de noot begint. Veranderingen die optreden tijden de duur
van de noot zullen geen effect op de parameters hebben.
Control Destination 1–4
(Matrix Control Destination 1–4)
Matrix Control Destination selecteert de Tone parameter die
bestuurd zal worden als de Matrix Control wordt gebruikt. De vol-
gende parameters kunnen bestuurd worden. Wanneer parameters
niet met de Matrix Control worden bestuurd, zet u dit op ‘OFF’.
Voor elke Matrix Control kunnen maximaal vier parameters gespeci-
ficeerd worden, en deze kunnen gelijktijdig bestuurd worden.
In deze handleiding worden parameters die met gebruik van de
Matrix Control bestuurd kunnen worden met een ‘[_S] aange-
geven.
Het filter openen en sluiten
CUTOFF: verandert de cutoff frequentie.
RESONANCE: benadrukt de boventonen in de regio van de
cutoff frequentie, en geeft het geluid karak-
ter.
Volume, Pan en toonhoogte veranderen
LEVEL: verandert het volumeniveau
PAN: verandert de pan.
PITCH: verandert de toonhoogte.
Matrix Control instellingen (Control 1-4)
Matrix Control
Doorgaans, als u Tone parameters met gebruik van een extern
MIDI apparaat wilt veranderen, zouden System Exclusive
berichten – MIDI berichten die exclusief voor de Fantom-G zijn
ontworpen – verzonden moeten worden. Echter, System Exclu-
sive berichten zijn over het algemeen ingewikkeld, en de hoe-
veelheid data die overgedragen moet worden kan erg groot
worden.
Daarom zijn een aantal van de meer typische Tone parameters
van de Fantom-G ontworpen op het accepteren van Control
Change (of andere) MIDI berichten, waarmee veranderingen in
hun waardes aangebracht kunnen worden. Dit voorziet in een
verscheidenheid aan mogelijkheden voor het veranderen van
de manier waarop Patches gespeeld worden.
Het geluid van een Patch kan op verscheidene manieren veran-
derd worden, bijvoorbeeld door de Pitch Bend hendel te gebrui-
ken om de snelheid van de LFO te veranderen of door uw speel-
dynamiek op het toetsenbord te gebruiken om een filter te ope-
nen of sluiten.
De functie waarmee MIDI berichten gebruikt kunnen worden
om deze veranderingen in Realtime op de Tone parameters toe
te passen, wordt de Matrix Control genoemd. In één enkele
Patch kunnen maximaal vier Matrix Controls gebruikt worden.
Om de Matrix Control te gebruiken, specificeert u welk MIDI
bericht (Source parameter) gebruikt zal worden voor besturing
van welke parameter (Destination parameter) en hoe veel (Sns
parameter), en de Tone waarop het effect wordt toegepast (Tone
parameter).
110
Een Patch creëren
De manier waarop effecten worden toege-
past veranderen
OUTPUT LEVEL: verandert de hoeveelheid origineel
geluid.
CHORUS SEND: verandert de hoeveelheid chorus.
REVERB SEND: verandert de hoeveelheid reverb.
LFO toepassen om geluiden te moduleren
LFO1/LFO2 PITCH DEPTH: verandert de vibrato diepte.
LFO1/LFO2 TVF DEPTH: verandert de wah diepte.
LFO1/LFO2 TVA DEPTH: verandert de tremolo diepte.
LFO1/LFO2 PAN DEPTH: verandert het effect dat de LFO op
de pan zal hebben.
LFO1/LFO2 TVF RATE: verandert de snelheid van de LFO
cycli. De snelheid verandert niet
als de LFO Rate op ‘note’ is inge-
steld.
De Pitch Envelope veranderen
PIT ENV A-TIME: verandert de Env Time 1 parameter
van de Pitch envelope.
PIT ENV D-TIME verandert de Env Time 2 en Env
Time 3 parameters van de Pitch
envelope.
PIY ENV R-TIME: verandert de Env Time 4 parameter
van de Pitch envelope.
De TVF Envelope veranderen
TVF ENV A-TIME: verandert de Env Time 1 parameter
van de TVF envelope.
TVF ENV D-TIME: verandert de Env Time 2 en Env
Time 3 parameters van de TVF enve-
lope.
TVF ENV R-TIME: verandert de Env Time 4 parameter
van de TVF envelope.
De TVA Envelope veranderen
TVA ENV A-TIME: verandert de Env Time 1 parameter
van de TVA envelope.
TVA ENV D-TIME: verandert de Env Time 2 en Env
Time 3 parameters van de TVA
envelope.
TVA ENV R-TIME: verandert de Env Time 4 parameter
van de TVA envelope.
Afgespeelde Tones splitsen
TMT
Als de Matrix Control gebruikt wordt om Tones te splitsen, stelt
u de TMT Velocity Control parameter op ‘OFF’, en de TMT
Control Switch parameter op ‘ON’ in (p.95).
Als de Matrix Control gebruikt wordt om Tones te splitsen,
adviseren wij om Control Sens op ‘+63’ in te stellen. Als een
lagere waarde wordt geselecteerd, kan het veranderen van de
Tones mogelijk niet uitgevoerd worden. Bovendien, als u het
effect wilt omkeren, zet u de waarde op ‘-63’.
Als u Matrix Control wilt gebruiken om Tones vloeiend in
elkaar over te laten gaan, gebruikt u de Velocity Fade Width
Lower en Velocity fade Width Upper parameters (p.95). Hoe
hoger de waarde wordt ingesteld, hoe vloeiender de Tones in
elkaar overgaan.
De diepte van frequentiemodulatie voor
FXM veranderen
FXM DEPTH
Specifieke PFX parameters veranderen
PFX 1-4: verander de parameter die met de PFX Con-
trol (p.157) parameter werd gespecificeerd.
Als de noodzakelijke instellingen voor gebruik van de PFX niet
zijn gemaakt, zal de PFX niet worden toegepast, zelfs als u het
als een Matrix Control bestemming probeert te besturen.
Als u geen Matrix Control gebruikt
OFF: Matrix Control zal niet gebruikt worden.
111
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Control Sens 1-4 (Matrix Control Sens 1-4)
Stelt de hoeveelheid van het Matrix Control effect dat wordt toege-
past in. Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting
van de huidige instelling wilt wijzigen – bijv. een hogere waarde,
naar rechts of sneller, enz. – selecteert u een positieve (+) waarde.
Om de geselecteerde parameter in een negatieve (-) richting van de
huidige instelling wilt wijzigen – bijv. een lagere waarde, naar links
of langzamer, enz. – selecteert u een negatieve (-) waarde. Voor
zowel positieve als negatieve instellingen staan grotere absolute
waardes grotere hoeveelheden verandering toe. Stel dit op ‘0’in als
het effect niet toegepast moet worden.
Control Tone 1-4 (Tone Control Switch 1-4)
Matrix Control Tone selecteert de Tone waarop het effect wordt toe-
gepast als de Matrix Control wordt gebruikt.
Waarde
OFF: het effect zal niet toegepast worden.
ON: het effect zal toegepast worden.
REVS: het effect zal omgekeerd toegepast worden.
Druk op de [F5 (PFX)] knop om naar het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm te gaan (p.157).
Details over effectinstellingen vindt u op de hieronder getoonde
pagina’s.
‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
‘Patch Multi-effect instellingen (PFX) maken’ (p.157).
Effecten voor een Patch instellen
(PFX)
112
Een ritmeset creëren
Met de Fantom-G heeft u volledige controle over een brede reeks
instellingen. Elk onderdeel dat ingesteld kan worden, staat bekend
als een parameter. Als u de waarde van parameters verandert, doet
u wat doorgaans bewerken wordt genoemd. In dit hoofdstuk wor-
den de procedures voor het creëren van ritmesets, en de functies van
de ritmeset parameters uitgelegd.
Begin met een bestaande ritmeset en bewerk deze om een nieuwe rit-
meset te creëren. Ritmesets worden uit een verzameling meerdere
Rhythm Tones (percussie instrumenten) gecreëerd. De toewijzingen
van de Rhythm Tones voor elke toets kunnen met rhythm set edit
veranderd worden. De Rhythm Tone die aan elke toets is toegewe-
zen bestaat uit vier golven.
Rhythm Tones en golven staan op dezelfde manier met elkaar in ver-
band als Patches en Tones.
In het Patch Zoom Edit scherm kunt u de belangrijkste parameters
van een Patch bewerken. Voor toegang tot alle parameters gebruikt
u het Patch Pro Edit scherm (p.114).
1. Selecteer de ritmeset, waarvan u de instellingen wilt
bewerken (p.52).
2. Druk op [PATCH].
Het Patch Zoom Edit scherm verschijnt.
fig.07-001_50
F-toets handelingen in het Patch Zoom Edit scherm.
Hoe ritmeset instellingen
worden gemaakt
Een ritmeset snel bewerken
(Patch Zoom Edit)
F-toets Uitleg PAG.
F1
Group/Up
Verplaatst de bewerkingsgroep tab op-
waarts.
F2
Group/Down
Verplaatst de bewerkingsgroep tab neer-
waarts.
F4
Util Menu
Rhythm
Set
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig geselec-
teerde ritmeset.
p. 115
Rhythm
Key
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig geselec-
teerde ritme toets.
p. 115
Rhythm
Tone Copy
Kopieert instellingen van
een gewenste ritmeset
naar de huidig geselec-
teerde ritmeset.
p. 115
F5
PFX
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm.
p. 157
F6
Pro Edit
Toegang tot het Patch Pro Edit scherm,
waar alle parameters bewerkt kunnen
worden.
p. 114
F7
Part Select
Selecteert het te bewerken Part.
F8
Wave Sw/Sel
Selecteert de Tones die zullen klinken. p. 113
Groepen
Parameters
113
Een ritmeset creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
3. De parameters zijn in diverse bewerkingsgroepen
ondergebracht. Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab
voor de bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt
bewerken bevat, te selecteren.
Details van elke parameter vindt u op de volgende pagina’s.
Het te bewerken Part veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
4. Druk op [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
5. Druk op [F8 (Wave Sw/Sel)] om de te bewerken golf te
selecteren.
Het Wave Switch/Select venster verschijnt.
fig.05-011_50
Druk op één van de [F5 (Select 1)]-[F8 (select 4)] knoppen om de
te bewerken golf te selecteren.
Dezelfde parameter van meerdere golven gelijktijdig
bewerken
Om de golven die u tegelijkertijd wilt bewerken te selecteren,
drukt u twee of meer van de [F5 (Select 1)]-[F8 (select 4)]
knoppen tegelijk in.
Een golf aan/uitzetten
Druk op een [F1 (Sw 1)]-[F4 (Sw 4)] knop om de
corresponderende golf aan of uit te zetten.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om golven te selecteren
en deze aan en uit te zetten.
p.197.
6. Als u de selectie heeft gemaakt, drukt u op [EXIT].
7. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een waarde in te stellen.
Als u meerdere golven voor bewerking heeft geselecteerd,
zullen hun waardes veranderen, terwijl de onderlinge
verschillen behouden blijven.
8. Herhaal stappen 3-7 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
9. Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.116).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Als u zonder op te slaan naar het Single Play scherm terugkeert,
zal het ‘ ’ symbool rechts van de ritmeset naam worden
getoond, wat betekent dat de ritmeset instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
Parameternaam Pagina
Pitch Envelope p. 121
TVF p. 122
TVF Envelope p. 124
TVA Envelope p. 125
114
Een ritmeset creëren
In het Patch Pro Edit scherm kunnen alle parameters van een Patch
worden bewerkt.
1. Selecteer de ritmeset, waarvan u de instellingen wilt
bewerken (p.52).
Als u een ritmeset helemaal vanuit het niets wilt creëren (in
plaats van met een bestaande ritmeset te beginnen), voert u de
Initialize handeling uit (p.115).
2. Druk twee keer op [PATCH].
Het Patch Pro Edit scherm verschijnt.
fig.07-001_50
F-toets handelingen in het Patch Pro Edit scherm
3. Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab voor de
bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt bewerken
bevat, te selecteren.
Zie ‘Functies van ritmeset parameters’(p.117) voor de
functies van elke parameter.
Om het te bewerken Part te veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
4. Gebruik of om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
5. Druk op [F8 (Wave Sw/Sel)] om de te bewerken golf te
selecteren.
Het Wave Switch/Select venster verschijnt.
fig.05-011_50
Druk op één van de [F5 (Select 1)]-[F8 (select 4)] knoppen om de
te bewerken golf te selecteren.
Dezelfde parameter van meerdere golven gelijktijdig
bewerken
Om de golven die u tegelijkertijd wilt bewerken te selecteren,
drukt u twee of meer van de [F5 (Select 1)]-[F8 (select 4)]
knoppen tegelijk in.
Een golf aan/uitzetten
Druk op een [F1 (Sw 1)]-[F4 (Sw 4)] knop om de
corresponderende golf aan of uit te zetten.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om golven te selecteren
en deze aan en uit te zetten.
p.197.
6. Als u de selectie heeft gemaakt, drukt u op [EXIT].
7. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een waarde in te stellen.
8. Herhaal stappen 3-7 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
9. Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.116).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Als u zonder op te slaan naar het Single Play scherm terugkeert,
zal het ‘ ’ symbool rechts van de ritmeset naam worden
getoond, wat betekent dat de ritmeset instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
Alle parameters bewerken (Patch Pro
Edit)
F-toets Uitleg pag.
F1
Group/Up
Verplaatst de bewerkingsgroep tab op-
waarts.
F2
Group/Down
Verplaatst de bewerkingsgroep tab neer-
waarts.
F3
Set Stereo
Dit wordt getoond als u de WAVE groep
bewerkt. Dit roept de rechter golf (R) van
de linker golf (L) van een stereo golf op.
p. 119
F4
Util Menu
Rhythm
Set
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig gese-
lecteerde ritmeset.
p. 115
Rhythm
Key
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig gese-
lecteerde ritme toets.
p. 115
Rhythm
Tone Copy
Kopieert instellingen van
een gewenste ritmeset
naar de huidig geselec-
teerde ritmeset.
p. 115
F5
PFX
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm.
p. 157
F6
Zoom Edit
Toegang tot het Patch Zoom Edit scherm,
waar de belangrijkste parameters be-
werkt kunnen worden.
p. 112
F7
Part Select
Selecteert het te bewerken Part.
F8
Wave Sw/Sel
Selecteert de Tones die zullen klinken. p. 113
Groepen
Parameters
115
Een ritmeset creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
‘Initialiseren’ betekent de instellingen van het op dat moment gese-
lecteerde geluid terugzetten in een standaard set waardes of de
fabrieksinstellingen.
De Initialize handeling is alleen van invloed op het huidig
geselecteerde geluid. Als u alle instellingen van de Fantom-G in
de fabrieksinstellingen wilt terugzetten, voert u een Factory
Reset uit (p.280).
1. Selecteer de ritmeset die u wilt initialiseren (p.52).
2. Druk op [PATCH].
3. Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Rhythm Set Utility Menu-scherm verschijnt.
4. Druk op of om te kiezen wat u wilt initialiseren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Rhythm Set Initialize:
Alle toetsen van de ritmeset zullen geïnitialiseerd
worden. (dit is hetzelfde als de procedure voor
ritmesetinitialisatie hierboven beschreven).
Rhythm Key Initialize:
Eén toets zal geïnitialiseerd worden.
5. Druk op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Deze handeling kopieert de instellingen van elke gewenste ritmeset
naar de op dat moment geselecteerde ritmeset. U kunt deze functie
gebruiken om het bewerkingsproces sneller en gemakkelijker te
maken.
1. Selecteer de kopieerbestemming ritmeset (p.52).
2. Druk op [PATCH].
3. Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Rhythm Utility Menu scherm verschijnt.
4. Druk op of om ‘Rhythm Tone Copy’ te selecteren,
en druk dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Het Rhythm Tone Copy scherm verschijnt.
5. Gebruik [CURSOR] om de cursor te verplaatsen, selecteer
de bank en het nummer van de ‘Source (kopieerbron)’, en
de Rhythm Tone.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de instelling te maken.
7. Gebruik [CURSOR] om de cursor te verplaatsen, selecteer
het Rhythm Tone nummer van de ‘Destination
(kopieerbestemming’.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de instelling te maken.
9. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
10. Druk op [F7 (OK)] om naar het Rhythm Edit scherm terug te
keren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Ritmeset / Toetsinstellingen
initialiseren (Rhythm Set Initialize/
Rhythm Key Initialize)
Rhythm Tone instellingen kopiëren
(Rhythm Tone Copy)
De Compare functie
Voor de Rhythm Tone Copy handelingen kan de Compare
functie worden gebruikt.
Als u de kopieerbron Patch wilt spelen, drukt u op [F6
(Compare)].
De ritmeset die met gebruik van de Compare functie wordt
beluisterd, kan enigszins anders klinken dan wanneer deze
normaal wordt afgespeeld.
116
Een ritmeset creëren
De geluiden van de Fantom-G zijn gebaseerd op ingewikkelde PCM
golfvormen, en als u probeert instellingen te maken die botsen met
het type van de originele golfvorm, zullen de resultaten niet zijn
zoals u verwacht.
De interne golfvormen van de Fantom-G vallen onder de volgende
twee banken.
One-shot: Deze golfvormen bevatten geluiden met korte decays.
Een one-shot golfvorm neemt de initiële stijging en daling van het
geluid op.
Sommige Fantom-G golfvormen zijn geluiden die al helemaal
compleet zijn, zoals de geluiden van percussie instrumenten. De
Fantom-G bevat vele andere one-shot golfvormen die elementen van
andere geluiden zijn. Hieronder vallen Attack componenten zoals
pianohamer geluiden en gitaar fret geluiden.
Looped: Deze golfvormen hebben geluiden met lange decays en
doorklinkende geluiden. Loop golfvormen spelen het gedeelte van
de golfvorm, nadat het geluid een relatief stabiele status heeft
bereikt, herhaaldelijk (Loop) af. De ‘geloopede’ golfvormen van de
Fantom-G bevatten ook componenten van andere geluiden, zoals
een de resonerende vibraties van piano snaren en de holle geluiden
van koperinstrumenten.
Waarschuwing bij gebruik van een One-shot golfvorm
Het is niet mogelijk om de envelope te gebruiken om een one-shot
golfvorm te wijzigen, om een decay te creëren die langer is dan de
oorspronkelijke golfvorm, of om het in een doorklinkend geluid te
veranderen. Als u een dergelijke envelope zou programmeren, zou u
proberen een gedeelte van het geluid te vormen dat simpelweg niet
bestaat, en de envelope zou in dat geval geen effect hebben.
Waarschuwing bij gebruik van een Loop golfvorm
Bij vele akoestische instrumenten, zoals piano en sax, treden extreme
timbrale veranderingen op tijdens de eerste momenten van elke
noot. Deze initiële Attack is wat het grootste gedeelte van het
karakter van het instrument definieert. Bij dit soort golfvormen is het
het beste om complexe tonale veranderingen van het Attack gedeelte
van de golfvorm te gebruiken zoals ze zijn, en de envelope te
gebruiken om het decay gedeelte te wijzigen. Als u probeert de
envelope te gebruiken om ook het Attack gedeelte ook te wijzigen,
kunnen de karakteristieken van de oorspronkelijke golfvorm
voorkomen dat u het gewenste geluid zult verkrijgen..
Bewerkingen die u in instellingen aanbrengt zijn tijdelijk, en zullen
verloren gaan als u de stroom uitzet, naar een andere geluidsgenera-
tor mode overschakelt of een ander geluid selecteert. Om het gewij-
zigde geluid te behouden, moet dit in de USER bank opgeslagen
worden.
Als u de ritmeset instellingen bewerkt, zal het ‘ ’ symbool in het
Single Play scherm verschijnen. Als u de ritmeset opslaat, zal het
’ symbool verdwijnen.
Als u de opslagprocedure uitvoert zal de data, die reeds op de
opslagbestemming aanwezig is, verloren gaan.
1. Zorg, dat de ritmeset die u wilt opslaan geselecteerd is.
1. Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU venster verschijnt.
2. Selecteer ‘Patch/Rhythm/Sample Set’.
Druk op of om ‘Patch / Rhythm / Sample Set’ te
selecteren, en druk op [F8 (Select)].
Het Rhythm Set Name venster verschijnt.
fig.07-006_50
3. Geef de ritmeset een naam.
Voor details over het toewijzen van namen, zie ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
4. Als u de naam heeft ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin u de ritmeset die als
opslagbestemming fungeert kunt selecteren.
Waarschuwing bij selectie van een golfvorm
Tone verandering 
in de golf opgeslagen
Envelope voor
het TVF filter
Resulterende 
Tone verandering
Looped deel
Tijd
Niveau
Door u gecreëerde ritmesets
opslaan (Write)
117
Een ritmeset creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
5. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het ritmeset nummer te selecteren.
Door [F6 (Compare)] in te drukken, kan de ritmeset van de
opslagbestemming gecontroleerd worden (Compare functie).
6. Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
7. Druk op [F7 (OK)] om op te slaan.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Voordat u een ritmeset opslaat, kunt u de ritmeset die zich in de
opslagbestemming bevindt beluisteren, om zeker te weten dat deze
overschreven mag worden. Op die manier kan het per ongeluk
overschrijven van belangrijke ritmesets, waardoor deze verloren
gaan, voorkomen worden.
1. Volg de procedure van ‘Door u gecreëerde ritmesets
opslaan (Write)’ tot aan stap 5, om de opslagbestemming te
selecteren.
2. Druk op [F6 (Compare)] om dit aan te zetten.
Het Rhythm Compare venster verschijnt, waarin de op dat
moment geselecteerde opslagbestemming ritmeset beluisterd
kan worden.
3. Speel op het toetsenbord of een Pad om de ritmeset van de
opslagbestemming te laten klinken, en controleer of u deze
al dan niet wilt overschrijven.
De ritmeset die met gebruik van de Compare functie wordt
beluisterd, kan iets anders klinken dan wanneer deze normaal
wordt gespeeld.
4. Als u de opslagbestemming wilt veranderen, specificeert u
de opslagbestemming opnieuw, door aan de VALUE
draaiknop te draaien.
5. Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6. Druk nogmaals op [F7 (OK)] om de Save handeling uit te
voeren.
In deze sectie worden de functies van de verschillende ritmeset
parameters uitgelegd, alsmede samenstelling van deze
parameters.
Als een nummer voor een parameternaam wordt weergegeven
( , , , ), kunt u de Realtime controller knop
van het corresponderende nummer gebruiken om de waarde in
te stellen (de knop uiterst links is nummer 1, de knop uiterst
rechts is nummer 4).
fig.06-010
Rhythm Set Name en Rhythm Level is op de gehele ritmeset
van toepassing. De overige parameters worden voor elke
Rhythm Tone individueel ingesteld.
Rhythm Set Name
Specificeert de naam van de ritmeset.
Door [ENTER] in te drukken, kunt u de ritmeset een naam geven.
Waarde:
spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! ” # $ % & ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _ ` {
| }
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Rhythm Level (Rhythm Set Level)
Stelt het volume van de ritmeset in.
Waarde: 0-127
Het volumeniveau van de Tone waaruit de ritmeset is
opgebouwd, wordt met de Tone Level parameter (p.124)
ingesteld. De volumeniveaus van de Waves waaruit de Rhythm
Tone is opgebouwd worden met de Wave Level parameter
(p.120) ingesteld.
De ritmeset die als
opslagbestemming fungeert
beluisteren (Compare)
Functies van de ritmeset
parameters
Instellingen gemeenschappelijk
voor de gehele ritmeset (General)
118
Een ritmeset creëren
Rhythm Tone Name
U kunt aan de Rhythm Tone een naam van maximaal twaalf tekens
toewijzen.
Door [ENTER] in te drukken kunt u de Rhythm Tone een naam
geven.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . /: < = >? @ [ \ ]
^_ `{ | }
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Assign Type
Assign Type stelt de manier waarop geluiden worden gespeeld in,
wanneer dezelfde toets een aantal malen wordt ingedrukt.
Waarde
MULTI: Stapel het geluid van dezelfde toetsen. Zelfs met
doorlopende geluiden waarbij het geluid lange tijd
speelt, zoals crash bekkens, worden de geluiden
gestapeld zonder dat eerder gespeelde geluiden
geëlimineerd worden.
SINGLE: Slechts één geluid per keer kan gespeeld worden als
dezelfde toets wordt ingedrukt. Met doorlopende
geluiden waarbij het geluid langere tijd speelt,
wordt het vorige geluid gestopt als het volgende
geluid wordt gespeeld.
Mute Group
Op een akoestisch drumstel kunnen een open hi-hat en een gesloten
hi-hat nooit tegelijkertijd gespeeld worden. Om de realiteit van deze
situatie te reproduceren, kunt u een Mute Group instellen.
Met de Mute Group functie kunt u twee of meer Rhythm Tones aan-
wijzen die niet tegelijk mogen klinken. Maximaal 31 Mute Groepen
kunnen gebruikt worden. Rhythm Tones die niet tot een dergelijke
groep behoren moeten op ‘OFF’ worden ingesteld.
Waarde: OFF, 1-31
Tone Env Mode (Rhythm Tone Envelope Mode)
Wanneer een golfvorm (p.116) is geselecteerd, zal het geluid nor-
maalgesproken doorgaan zo lang de toets wordt ingedrukt. Als u
wilt, dat het geluid op natuurlijke wijze wegsterft, zelfs als de toets
ingedrukt blijft, zet u dit op ‘NO-SUS’.
Waarde: NO-SUS, SUSTAIN
Als een one-shot type Wave (golf) (p.116) geselecteerd is, zal dit
niet doorklinken, ook al is deze parameter op “SUSTAIN”
ingesteld.
Tone Pitch Bend Range
(Rhythm Tone Pitch Bend Range)
Specificeert de hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen
(4 octaven), die zal optreden als de Pitch Bend hendel wordt
bewogen. De hoeveelheid verandering als de hendel wordt
gekanteld, is voor de linker en rechterkanten op dezelfde waarde
ingesteld.
Waarde: 0–48
Tone Receive Expression
(Rhythm Tone Receive Expression Switch)
Specificeer voor elke Rhythm Tone of MIDI Expressie berichten ont-
vangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON.
Tone Receive Hold-1
(Rhythm Tone Receive Hold-1 Switch)
Specificeer voor elke Rhythm Tone of MIDI Hold-1 berichten ont-
vangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON.
Als ‘NO-SUS’ voor de Env Mode parameter (p.118) is
geselecteerd, heeft deze instelling geen effect.
Tone Receive Pan Mode
(Rhythm Tone Receive Pan Mode)
Specificeer voor elke Rhythm Tone hoe pan berichten ontvangen
worden.
Waarde
CONTINUOUS: als Pan berichten worden ontvangen, wordt de
stereo positie van de Tone veranderd.
KEY-ON: de pan van de Tone wordt alleen veranderd als
de volgende noot wordt gespeeld. Als een pan
bericht wordt ontvangen, terwijl een noot klinkt,
zal de panning niet veranderen, voordat de
volgende toets wordt ingedrukt.
Als ‘PFX (Patch Multi-Effects)’ (p.157) is ingeschakeld, wordt
de Tone Receive Pan Mode instelling genegeerd.
De kanalen kunnen niet ingesteld worden op het niet
ontvangen van Pan berichten.
One Shot mode
Het geluid wordt tot het eind van de golfvorm gespeeld (of het eind
van de envelope, welke van de twee het eerst is). Het resultaat is het-
zelfde als wanneer de Tone Env Mode parameter (p.118) van de
envelope op NO-SUS is ingesteld. Als Wave Group (p.119) op
Sample is ingesteld, zal de loop instelling op ONE SHOT worden
ingesteld.
Waarde: OFF, ON
119
Een ritmeset creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Met Rhythm Tones worden geluid gecreëerd door maximaal
vier Waves te combineren (acht bij stereo).
Wave Group
Selecteer de groep die de Wave bevat waaruit de Rhythm Tone
bestaat.
Waarde
INT: intern opgeslagen golfvormen
SAMP: Sample golfvormen
Wave Number L (Mono)
Wave Number R
Dit selecteert de Waves waaruit de Rhythm Tone bestaat. Samen met
het Wave nummer verschijnt de Wave naam in het onderste gedeelte
van het scherm.
In de mono mode wordt alleen de linkerkant (L) gespecificeerd. In
stereo wordt de rechterkant (R) ook gespecificeerd.
Waarde: OFF, 1- (de hoogste limiet is afhankelijk van de Wave
groep).
Als u een linker/rechter paar Waves wilt selecteren, selecteert u
het linker (L) golfnummer en druk dan op [F3 (Set Stereo)]. De
rechter (R) (golf) wordt opgeroepen.
* Als een Sample in stereo wordt gebruikt, moet voor L en R hetzelfde
nummer worden gespecificeerd.
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de golfvorm in. De waarde verandert
met stappen van 6 dB (decibel) – een toename van 6 dB verdubbelt
de gain van de golfvorm.
Waarde: -6, 0, +6, +12
Wave Tempo Sync
Als u een Phrase Loop met de klok (tempo) wilt synchroniseren, zet
u dit op ‘ON’. Dit is alleen geldig als dit als de Sample voor een golf
is geselecteerd.
Waarde: OFF, ON
Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, moet u eerst de
BPM (tempo) parameter van de Sample instellen.
Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, vereist Wave
Tempo Sync tweemaal het normale aantal stemmen.
Wave FXM Switch
Dit stelt in of FXM wordt gebruikt (ON) of niet (OFF.
Waarde: OFF, ON
Golfvormen wijzigen (Wave)
Tips bij het creëren van een Rhythm Tone
De Waves voor de basdrum, snare, hi-hat, toms, en andere per-
cussie instrumenten zijn elk aan één Rhythm Tone toegewezen.
Wanneer 3D effecten aan het geluid worden toegevoegd, maakt
u de Pan instellingen individueel voor elke Rhythm Tone.
Phrase Loop
Phrase Loop is het herhaald afspelen van een frase die uit een
song is onttrokken (bijv. met gebruik van een sampler). Eén
techniek, waarbij het gebruik van Phrase Loops betrokken is, is
het onttrekken van een frase uit een reeds bestaande song in een
bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en het vervolgens
creëren van een nieuwe song, waarbij die frase als basis motief
wordt gebruikt. Deze worden‘Break Beats’ genoemd.
Realtime Time Stretch
Als de Wave groep ‘SAMP’ is, en de Wave Tempo Sync
parameter op ‘ON’ staat, kunt u de afspeelsnelheid van de
golfvorm variëren zonder dat de toonhoogte verandert.
120
Een ritmeset creëren
Wave FXM Color
Specificeert hoe FXM frequentie modulatie zal toepassen. Hogere
instellingen resulteren in een meer korrelig geluid, terwijl lagere
instellingen een meer metaalachtig geluid produceren.
Waarde: 1-4
Wave FXM Depth
Specificeert de diepte van de modulatie die door FXM wordt gepro-
duceerd.
Waarde: 0-16
Als de Tempo Sync parameter op ‘ON’ is ingesteld, worden
instellingen met betrekking tot Pitch (p.121) en FXM (p.120)
uitgeschakeld.
De WMT (Wave Mix Tabel) gebruikt Key Velocity voor het besturen
van de vier golfvormen die aan de Rhythm Tone zijn toegewezen.
Wave Coarse Tune
Past de toonhoogte van het geluid van de golfvorm aan, in stappen
van halve tonen omhoog of omlaag (+/- 4 octaven).
Waarde: -48-+48
TIP
De Coarse Tune van de gehele Rhythm Tone wordt met de Tone
Coarse parameter ingesteld (p.121).
Wave Fine Tune
Past de toonhoogte van het golfvorm geluid aan, in stappen van 1
cent omhoog of omlaag (+/- 50 cent).
Waarde: -50-+50
Eén cent is 1/100
ste
van een halve toon.
De Fine Tune van de gehele Rhythm Tone wordt met de Tone
Fine Tune parameter ingesteld (p.121).
Wave Level
U kunt het volume van de golfvorm instellen.
Waarde: 0-127
Het volumeniveau van elke Rhythm Tone wordt met de Tone
Level parameter ingesteld. De volumeniveaus van de gehele
ritme set worden met de Rhythm Level parameter ingesteld
(p.117).
Wave Pan
Dit specificeert de pan van de golfvorm. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is
midden, en ‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L63-0-63R
Wave Random Pan Switch
Gebruik deze instelling om de panning van de golfvorm willekeurig
te laten veranderen, elke keer dat een toets wordt ingedrukt (ON) of
niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
* De reeks van de panning verandering wordt met de Rnd Pan Depth
parameter ingesteld (p.124).
Wave Alternate Pan Switch
Deze instelling maakt dat de panning van de golfvorm tussen links
en rechts wordt afgewisseld, elke keer dat een toets wordt ingedrukt.
Zet Alternate Pan Switch op ‘ON’ om de Wave volgens de Alter Pan
Depth parameter (p.125) instellingen te pannen of op ‘REV’ als u de
panning wilt omkeren. Als u niet wilt dat de pan verandert elke keer
dat een toets wordt ingedrukt, zet u dit op ‘OFF’.
Reeks: OFF, ON, REV
WMT Velocity Control
(WMT Velocity Control Switch)
WMT Velocity Control bepaalt of een andere Rhythm Tone wordt
gespeeld (ON) of niet (OFF), afhankelijk van de sterkte waarmee een
toets wordt gespeeld (Velocity).
Als dit op ‘RND’ is ingesteld zullen de tones waaruit de ritme set
bestaat willekeurig klinken, ongeacht enige Velocity berichten.
Waarde: OFF, ON, RANDOM
Velocity Fade Width Lower
Velocity Fade Width Lower
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een lagere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke
verandering in volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecifi-
ceerde toets Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’
in.
Waarde: 0-127
Velocity Range Lower
Dit stelt de laagste Velocity in, waarop de golfvorm zal klinken.
Maak deze instellingen als u verschillende golfvormen wilt laten
klinken, in respons op noten die op verschillende sterktes worden
gespeeld.
Waarde: 1-UPPER
Velocity Range Upper
Dit stelt de hoogste Velocity waarop de golfvorm zal klinken in.
Maak deze instellingen als u wilt verschillende golfvormen wilt laten
klinken in respons op noten die met een verschillende sterkte wor-
den gespeeld.
De manier waarop een Rhythm
Tone klinkt veranderen (WMT)
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een
gespecificeerde golfvorm om frequentie modulatie op de huidig
geselecteerde golfvorm toe te passen, waardoor complexe
boventonen worden gecreëerd. Dit is bruikbaar voor het creëren
van dramatische geluiden of geluidseffecten.
121
Een ritmeset creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Waarde: LOWER-127
Als u probeert de Lower Velocity limiet boven de Upper of de
Upper onder de Lower in te stellen, zal de andere waarde
automatisch op dezelfde instelling worden gezet.
Velocity Fade Width Upper
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een hogere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks.
Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in
volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecificeerde toets
Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’ in.
Waarde: 0-127
fig.06-028.e
Pitch
Tone Coarse Tune (Rhythm Tone Coarse Tune)
Selecteert de toonhoogte waarop een Rhythm Tone klinkt.
Waarde: C-1-G9
Stel de Coarse Tuning voor golven waaruit de Rhythm Tones
bestaan met de Wave Coarse Tune parameter in (p.120).
Tone Fine Tune (Rhythm Tone Fine Tune)
Past de toonhoogte van het Rhythm Tone geluid in stappen van 1
cent omhoog of omlaag aan (+/- 50 cent).
Waarde: -50-+50
Eén cent is 1/100
ste
van een halve toon.
Stel de Coarse Tuning voor golven waaruit de Rhythm Tones
bestaan met de Wave Coarse Tune parameter in (p.120).
Tone Random Pitch Depth
Dit specificeert de breedte van de willekeurige afwijking in toon-
hoogte, die optreedt wanneer een toets wordt ingedrukt. Als u niet
wilt dat de toonhoogte willekeurig verandert, stelt u dit op ‘0’ in.
Deze waardes zijn in cent eenheden (1/100ste van een halve toon).
Waarde: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90,
100, 200, 300, 400, 500, 600, 700, 800, 900, 1000, 1100,
1200
Pitch Env (Pitch Envelope)
Pitch Env Depth
Past het effect van de Pitch Envelope aan. Hogere instellingen maken
dat de Pitch Envelope meer verandering produceert. Negatieve (-)
instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -12-+12
Pitch Env Velocity Sens
De speeldynamiek op het toetsenbord kan gebruikt worden om de
diepte van de Pitch envelope te besturen. Als u wilt, dat de Pitch
envelope meer effect heeft bij sterk gespeelde noten, stelt u deze
parameter op een positieve (+) waarde in. Als de Pitch envelope
minder effect moet hebben bij sterk gespeelde noten, stelt u dit op
een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Pitch Env Time 1 Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord dynamiek de Time 1 van de Pitch Enve-
lope beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk
gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde
in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve
(-) waarde.
Waarde: -63-+63
Pitch Env Time 4 Velocity Sens
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid waarmee de toets
wordt losgelaten de Time 4 waarde van de Pitch Envelope beïn-
vloedt. Als u wilt, dat Time 4 sneller wordt bij snel losgelaten noten,
stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt, dat
deze langzamer wordt, stelt u dit op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Pitch Env Time 1-4
Specificeer de Pitch Envelope tijden (Time 1 –Time 4). Hogere instel-
lingen resulteren on een langere tijd voordat de toonhoogte van
Level 1 in Level 2 verandert.
Waarde: 0-127
De toonhoogte wijzigen (Pitch/
Pitch Env)
Range Lower
Range Upper
Fade Lower
Fade Upper
Niveau
Aanslag
122
Een ritmeset creëren
Pitch Env Level 0–4
Specificeer de Pitch envelope niveaus (Level 0 – Level4). Dit bepaalt
hoeveel de toonhoogte op elk punt verandert van de referentie toon-
hoogte (de waarde die met Coarse Tune of Fine Tune in het Pitch
scherm is ingesteld).
Positieve (+) instellingen maken dat de toonhoogte hoger wordt dan
de standaard toonhoogte, en negatieve (-) instellingen maken dat
deze lager wordt.
Waarde: -63-+63
fig.06-032.e
TVF
Filter Type
Selecteert het type filter. Een filter kapt een specifieke frequentie-
regio af of duwt deze omhoog om de helderheid, breedte of andere
eigenschappen van het geluid te veranderen.
Waarde
OFF: Er wordt geen filter gebruikt.
LPF: Laag Pas Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq)
om het geluid ronder of minder helder te maken.
Dit is het meest gebruikte filter in synthesizers.
BPF: Band Pas Filter. Dit behoudt alleen de frequenties in
de regio van de cutoff frequentie (Cutoff Freq), en
kapt de rest af. Dit kan bruikbaar zijn voor het
creëren van onderscheidende geluiden.
HPF: Hoog Pas Filter. Dit kapt de frequenties onder de
cutoff frequentie (Cutoff Freq) af. Dit is geschikt
voor het creëren van percussieve geluiden, waarbij
hun hogere Tones worden benadrukt.
PKG: Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in de
regio van de cutoff frequentie (Cutoff Freq). Dit kan
gebruikt worden voor het creëren van wah-wah
effecten, door een LFO te gebruiken om de cutoff
frequentie op cyclische wijze te veranderen.
LPF2: Laag Pas Filter 2. Hoewel frequentie componenten
boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) worden
afgekapt, is de gevoeligheid van dit filter de helft
van dat van de LPF. Dit maakt het in vergelijking
een warmer laagpas filter.
Dit filter is goed te gebruiken met gesimuleerde
instrumentgeluiden, zoals de akoestische piano.
LPF3: Laag Pas Filter 3. Hoewel frequentie componenten
boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) worden
afgekapt, verandert de gevoeligheid van dit filter
volgens de Cutoff Frequentie. Hoewel dit filter ook
goed te gebruiken is voor gesimuleerde akoestische
instrumentgeluiden, verschilt de nuance die dit
vertoont van die van de LPF2, zelfs met dezelfde
TVF Envelope tijden.
Als u ‘LPF2’ of ‘LPF3’ kiest, zal de instelling van de Resonance
parameter genegeerd worden.
T1 T2 T3 T4
L3
L4
L2
L1
L0
Note off
Toonhoogte
Tijd
Note on
T: Tijd L: Level (niveau)
De helderheid van een geluid met
een filter wijzigen (TVF/TVF Env)
123
Een ritmeset creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Cutoff Frequency
Selecteert de frequentie waarop het filter een effect op de frequentie
componenten van de golfvorm begint te krijgen.
Waarde: 0-127
Als ‘LPF/LPF2/LPF3’ voor de Filter Type parameter is geselecteerd,
reduceren lagere cutoff frequentie instellingen de hoge boventonen
van een Tone, voor een ronder, warmer geluid. Hogere instellingen
maken dat dit helderder klinkt.
Als ‘BPF’ is geselecteerd, veranderen harmonische componenten
afhankelijk van de TVF Cutoff Frequency instelling. Dit kan bruik-
baar zijn bij het creëren van onderscheidende geluiden.
Als ‘HPF’ is geselecteerd, reduceren hogere Cutoff Frequency instel-
lingen de lage boventonen, om slechts de heldere componenten van
het geluid te benadrukken.
Als ‘PKG’ is geselecteerd, variëren de boventonen die benadrukt
worden, afhankelijk van de Cutoff Frequency instelling.
Resonance
Benadrukt een portie van het geluid in de regio van de cutoff fre-
quentie, en geeft het geluid meer karakter. Overmatig hoge instellin-
gen kunnen oscillatie produceren, waardoor het geluid vervormt.
Waarde: 0-127
fig.06-034.e
Cutoff Velocity Curve
Selecteert één van de volgende zeven curven, die bepalen hoe de
speeldynamiek (Velocity) de cutoff frequentie beïnvloedt.
Zet dit op ‘FIXED’ als u niet wilt dat de cutoff frequentie door de
toetsenbord Velocity wordt beïnvloed.
Waarde: FIXED, 1–7
fig.06-036
Cutoff Velocity Sens
Gebruik deze parameter als de cutoff frequentie die toegepast zal
worden als resultaat van veranderingen in de speeldynamiek wordt
veranderd. Als u wilt, dat sterk gespeelde noten de cutoff frequentie
hoger maken, zet u deze parameter op positieve (+) instellingen. Als
u wilt, dat sterk gespeelde noten de cutoff frequentie verlagen,
gebruikt u negatieve (-) instellingen.
Waarde: -63-+63
Resonance Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord Velocity de hoeveelheid resonantie wij-
zigen. Als u wilt, dat sterk gespeelde noten een sterker resonantie
effect hebben, stelt u deze parameter op positieve (+) instellingen in.
Als u wilt, dat sterk gespeelde noten minder resonantie zullen heb-
ben, gebruikt u negatieve (-) instellingen.
Waarde: -63-+63
TVF Env Velocity Curve
Selecteert één van de volgende zeven curven, die bepalen hoe de
speeldynamiek de TVF envelopes zullen beïnvloeden. Zet dit op
‘FIXED’ als u niet wilt dat de TVF Envelope door de speeldynamiek
wordt beïnvloed.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
TVF Env Velocity Sens
Specificeert hoe de speeldynamiek op het toetsenbord de diepte van
de TVF Envelope beïnvloedt. Positieve (+) instellingen maken dat de
TVF Envelope een sterker effect heeft bij sterk gespeelde noten, en
negatieve (-) instellingen maken dat het effect zwakker is.
Waarde: -63-+63
TVF Env Time 1 Velocity Sens
Hiermee kan de speeldynamiek de Time 1 van de TVF Envelope
beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk gespeelde
noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u
wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve (-)
waarde. Waarde: -63-+63
TVF Env Time 4 Velocity Sens
Dit is de parameter die gebruikt wordt als u wilt dat de snelheid
waarmee de toets wordt losgelaten de Time 4 waarde van de TNF
Envelope regelt. Als u wilt, dat Time 4 sneller wordt bij snel losgela-
ten noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als
u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve (-)
waarde.
Waarde: -63-+63
LPF BPF HPF PKG
Parameterwaarde
Niveau
Cutoff frequentie
Frequentie
Hoog
Laag
1234567
1234567
124
Een ritmeset creëren
TVF Env
TVF Env Depth
Specificeert de diepte van de TVF envelope. Hogere instellingen
maken dat de TVF envelope meer verandering produceert. Nega-
tieve (-) instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -63-+63
TVF Env Time 1-4 (TVF Envelope Time 1-4)
Specificeer de TVF Envelope tijden (Time 1 – Time 4). Hogere instel-
lingen verlengen de tijd, totdat het volgende cutoff frequentieniveau
wordt bereikt. (Time 2 is bijvoorbeeld de tijd waarbinnen Level 1 in
Level 2 zal veranderen).
Waarde: 0-127
TVF Env Level 0-4 (TVF Envelope Level 0-4)
Specificeer de TVF Envelope niveaus (Level 0 – Level 4). Deze instel-
lingen specificeren hoe de cutoff frequentie op elk punt zal verande-
ren, relatief aan de standaard cutoff frequentie (de cutoff frequentie-
waarde die in het TVF scherm is gespecificeerd).
Waarde: 0-127
fig.06-037.e
TVA
Tone Level (Rhythm Tone Level)
Stelt het volume van de Rhythm Tone in. Gebruik deze parameter
voor het aanpassen van de volumebalans tussen Rhythm Tones.
Waarde: 0-127
De volumeniveaus van de Waves waaruit de Rhythm Tone is
opgebouwd, worden met de WMT1-4 Wave Level parameter
ingesteld (p.120).
Level Velocity Curve
U kunt uit zeven curven selecteren, die bepalen hoe de speelsterkte
op het toetsenbord het volume beïnvloedt. Als u niet wilt dat het
volume van de Rhythm Tone beïnvloed wordt door de sterkte waar-
mee u speelt, zet u dit op ‘FIXED’.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
Level Velocity Sens
Stelt dit in als u wilt dat het volume van de Rhythm Tone verandert,
afhankelijk van de sterkte waarmee u de toetsen indrukt. Stel dit op
een positieve (+) waarde in om de veranderingen in Rhythm Tone
volume toe te laten nemen, hoe sterker de toetsen worden aangesla-
gen. Om de Rhythm Tone zachter te laten spelen naarmate u sterker
speelt, stelt u dit op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Tone Pan (Rhythm Tone pan)
Stelt de pan van de Rhythm Tone in. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is mid-
den en ‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
De Pan van Waves waaruit de Rhythm Tones zijn opgebouwd,
wordt met de Wave pan parameter ingesteld (p.120).
Random Pan Depth
Gebruik deze parameter als u wilt dat de stereo locatie, elke keer dat
u een toets indrukt, verandert. Hogere instellingen produceren een
grotere hoeveelheid verandering.
Waarde: 0-63
Dit is alleen van invloed op golven waarvan de Wave Rnd Sw
parameter (p.120) is ingeschakeld.
T1 T2 T3 T4
L3
L1
L0
L2 L4
Note off
Cutoff 
frequentie
Tijd
Note on
T: Tijd L: Level (niveau)
Het volume aanpassen (TVA/TVA Env)
1234567
125
Een ritmeset creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Alternate Pan Depth
Deze instelling maakt dat de panning tussen links en rechts
afwisselt, elke keer dat een toets wordt ingedrukt. Hogere
instellingen reduceren een grotere hoeveelheid verandering. “L”of
“R” instellingen keren de volgorde waarin de pan tussen links en
rechts zal afwisselen om. Als twee ritme tones bijvoorbeeld op
respectievelijk “L” en “R” zijn ingesteld, zal de panning van de twee
ritme tones, elke keer dat deze worden gespeeld, afwisselen.
Waarde: L62-0-63R
Dit is alleen van invloed op golven waarvan de Wave Alter Pan
Sw parameter (p.120) op ON of REV is ingesteld.
Relative Level
Corrigeert het volume van de ritme tone.
Deze parameter wordt door het key-based controller System
Exclusive bericht ingesteld. Normaalgesproken laat u dit op 0 staan.
Waarde: -64-+63
Als het ritme tone Niveau op 127 is ingesteld, zal het volume niet
verder dan dat punt toenemen.
TVA ENV
TVA ENV Time 1 Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord dynamiek de Time 1 van de TVA
envelope beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk
gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde
in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve (-
) waarde.
Waarde: -63-+63
TVA Env Time 4 Velocity Sens
De parameter die gebruikt wordt als u wilt dat de key release
snelheid de Time 4 waarde van de TVA envelope bestuurt. Als u
wilt, dat Time 4 sneller wordt bij snel losgelaten noten, stelt u deze
parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt, dat deze
langzamer wordt, zet u deze parameter op een negatieve (-) waarde.
Waarde: -63-+63
TVA Env Time 1–4
Specificeer de TVA envelope tijden (Time 1 – Time 4). Hogere
instellingen maken de tijd totdat het volgende volumeniveau wordt
bereikt langer. (Time 2 bijvoorbeeld, is de tijd waarbinnen Level 1 in
Level 2 verandert).
Waarde: 0-127
TVA Env Level 1–3
Specificeer de TVA envelope niveaus (Level 1 – Level3). Deze instel-
lingen specificeren hoe het volume op elk punt zal veranderen, rela-
tief aan het standaard volume (de Rhythm Tone Level waarde,
gespecificeerd in het TVA scherm).
Waarde: 0–127
fig.06-041.e
Specificeert hoe het directe geluid van elke Tone uitgevoerd zal wor-
den.
Waarde:
PFX: uitvoer via Patch multi-effecten.
DRY: uitvoer zonder de Patch multi-effecten te passeren
Tone Output Level
Specificeert het signaalniveau van elke Tone.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send Level
Specificeert het Niveau van het signaal dat naar de chorus van elke
Tone wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send Level
Specificeert het niveau van het signaal dat naar de reverb van elke
Tone wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
U kunt op de [F5 (PFX)] knop drukken om naar het PFX (Patch
Multi-Effect) bewerkingsscherm te gaan (p.157).
Voor details met betrekking tot effectinstellingen kijkt u op de
hieronder genoemde pagina’s.
‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
‘Patch Multi-Effects instellingen (PFX) maken’ (p.157).
Uitvoer instellingen (Output)
Effecten voor een ritmeset instellen
(PFX)
T1 T2 T3 T4
L3
L1
L2
Note off
Niveau
Tijd
Note on
T: Tijd L: Level (niveau)
126
Een Sample Set creëren
Met de Fantom-G heeft u volledige controle over een brede reeks
instellingen. Elk onderdeel dat ingesteld kan worden, staat bekend
als een parameter. Als u de waarde van parameters verandert, doet
u wat doorgaans bewerken wordt genoemd. In dit hoofdstuk wor-
den de procedures die gebruikt worden bij het creëren van Sample
sets, en de functies van de Sample set parameters uitgelegd.
Op de Fantom-G wordt een golfvorm (Wave) die door geluidsop-
name of sampling is verkregen, een ‘Sample’ genoemd. Een Sample
set bestaat uit zestien Samples, die als een set worden behandeld. U
kunt aangeven hoe de Samples gespeeld worden als een Pad of noot
op het toetsenbord wordt ingedrukt.
Hier ziet u, hoe een nieuwe Sample set gecreëerd wordt, door met
één van de beschikbare Sample sets te beginnen.
In het Patch Zoom Edit scherm kunt u de belangrijkste parameters
van een Patch bewerken. Voor toegang tot alle parameters gebruikt
u het Patch Pro Edit scherm (p.127).
1. Selecteer de ritmeset, waarvan u de instellingen wilt
bewerken (p.53).
2. Druk op [PATCH].
Het Patch Zoom Edit scherm verschijnt.
fig.07-001_50
F-toets handelingen in het Patch Zoom Edit scherm.
3. Druk op [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
Details van elke parameter vindt u op de volgende pagina’s:
Het te bewerken Part veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
4. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een waarde in te stellen.
5. Herhaal stappen 3-4 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
6. Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.128).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Als u zonder op te slaan naar het Single Play scherm terugkeert,
zal het ‘ ’ symbool rechts van de Sample set naam worden
getoond, wat betekent dat de Sample set instellingen zijn
bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
Hoe Sample set instellingen
worden gemaakt
Een Sample set snel bewerken
(Patch Zoom Edit)
F-toets Uitleg
PAG.
F4
Util Menu
Sample
Set
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig geselec-
teerde Sample set.
p. 127
F5
PFX
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm.
p. 157
F6
Pro Edit
Toegang tot het Patch Pro Edit scherm,
waar alle parameters bewerkt kunnen
worden.
p. 127
F7
Part Select
Selecteert het te bewerken Part.
Parameters
Parameternaam pag.
Wave p. 130
Pitch p. 130
Amp p. 131
127
Een Sample Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In het Patch Pro Edit scherm kunnen alle parameters worden
bewerkt.
1. Selecteer de Sample set, waarvan u de instellingen wilt
bewerken (p.53).
Als u een Sample set helemaal vanuit het niets wilt creëren (in
plaats van met een bestaande Sample set te beginnen), voert u
de Initialize handeling uit (p.127).
2. Druk twee keer op [PATCH].
Het Patch Pro Edit scherm verschijnt.
fig.07-001_50
F-toets handelingen in het Patch Pro Edit schermn
3. De parameters zijn in diverse bewerkingsgroepen
ondergebracht.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab voor de
bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt bewerken
bevat, te selecteren.
Voor details over de manier waarop de parameters gegroepeerd
zijn, zie ‘Functies van Sample set parameters’(p.129).
Het te bewerken Part veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
4. Gebruik of om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een waarde in te stellen.
6. Herhaal stappen 3-5 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
7. Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.128).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Wanneer u zonder op te slaan naar het Single Play scherm
terugkeert, zal het ‘ ’ symbool rechts van de Sample set naam
worden getoond, wat betekent dat de Sample set instellingen
zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
‘Initialiseren’ betekent de instellingen van het op dat moment gese-
lecteerde geluid in een standaard set waardes of de fabrieksinstellin-
gen terugzetten.
De Initialize handeling is alleen van invloed op het huidig
geselecteerde geluid. De geluiden die in het User geheugen zijn
opgeslagen worden hierdoor niet beïnvloed. Als u alle
instellingen van de Fantom-G in de fabrieksinstellingen
wilt,terugzetten, voert u een Factory Reset uit (p.280).
1. Selecteer de Sample set die u wilt initialiseren (p.53).
2. Druk op [PATCH].
3. Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Rhythm Utility Menu scherm verschijnt.
4. Druk op of en kies ‘Sample Set Initialize’, en druk
dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
5. Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Alle parameters bewerken (Patch Pro
Edit)
F-key Explanation
Page
F1
Group/Up
Verplaatst de bewerkingsgroep tab op-
waarts.
F2
Group/Down
Verplaatst de bewerkingsgroep tab neer-
waarts.
F3
Set Stereo
Dit wordt getoond als u de WAVE groep
bewerkt. Dit roept de rechter golf (R) van
de linker golf (L) van een stereo golf op.
p. 130
F4
Util Menu
Sample
Set
Initialize
Initialiseert de instellin-
gen van de huidig geselec-
teerde ritmeset.
p. 127
F5
PFX
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm.
p. 157
F6
Zoom Edit
Toegang tot het Patch Zoom Edit scherm,
waar de belangrijkste parameters be-
werkt kunnen worden.
p. 126
F7
Part Select
Selecteert het te bewerken Part.
Groups
Parameters
Sample Set instellingen
initialiseren (Sample Set Initialize)
128
Een Sample Set creëren
Veranderingen die in geluidsinstellingen worden aangebracht zijn
tijdelijk, en zullen verloren gaan als u de stroom uitzet of een ander
geluid selecteert. Om het gewijzigde geluid te behouden, moet dit in
de User bank worden opgeslagen.
Wanneer u de Sample instellingen bewerkt, zal het ‘ ’ symbool in
het Single Play scherm verschijnen. Als u de Sample set opslaat, zal
het ‘ ’ symbool verdwijnen.
Wanneer de Save procedure wordt uitgevoerd, zal de data die
reeds in de opslagbestemming aanwezig was verloren gaan.
1. Zorg, dat de Sample Set die u wilt opslaan geselecteerd is.
2. Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU scherm verschijnt.
3. Selecteer ‘Patch/Rhythm/Sample Set’.
Druk op of om ‘Patch/Rhythm/Sample Set’ te
selecteren, en druk dan op [F8 (Select)].
Het Sample Set Name venster verschijnt.
fig.07-006_50
4. Geef de Sample set een naam.
Details over het toewijzen van namen vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
5. Nadat de naam is ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de Sample set die als
opslagbestemming fungeert geselecteerd kan worden.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het Sample set nummer te selecteren.
7. Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
8. Druk op [F7 (OK)] om de opslag handeling uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Door u gecreëerde Sample
sets opslaan (Write)
129
Een Sample Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In deze sectie worden de functies van de verschillende Sample set
parameters uitgelegd, alsmede samenstelling van deze parameters.
Als een nummer voor een parameternaam wordt weergegeven
( , , , ), kunt u de Realtime controller knop van
het corresponderende nummer gebruiken om de waarde in te stellen
(de knop uiterst links is nummer 1, de knop uiterst rechts is nummer
4).
fig.06-010
Sample Set Level, Sample Set MFX Switch, Sample Set Chorus
Switch en Sample Set Reverb Switch zijn op de gehele Sample
set van toepassing. De overige parameters worden voor elke
Sample set Tone individueel ingesteld.
Sample Set Name
Specificeert de naam van de ritmeset.
Door [ENTER] in te drukken kunt u de Sample set een naam geven.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . /: < = >? @ [ \ ]
^_ `{ | }
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Sample set Level
Stelt het volume van de Sample set in.
Waarde: 0-127
Het volumeniveau van de Tones waaruit de Sample set is
opgebouwd, wordt met de Tone Level parameter (p.131)
ingesteld.
Direction
Specificeert de richting waarin de Sample zal spelen.
Waarde:
FWD: speel voorwaarts
REV: speel achterwaarts
Trigger Mode
Specificeert hoe de Sample gespeeld wordt als u een Pad (of toets)
indrukt.
Waarde:
GATE: de Sample stopt met spelen als het Pad (of de toets)
wordt losgelaten.
DRUM: de Sample blijft spelen, ook nadat het Pad (of de toets) is
losgelaten.
De Sample begint te spelen als u het Pad indrukt, en zal
automatisch stoppen als het eind van de Sample is bereikt. Als u
de DRUM instelling selecteert, wordt de Loop instelling
genegeerd. De Sample wordt slechts één keer gespeeld.
Onthoud dat als u DRUM selecteert, het geluid niet
onderbroken kan worden, dus gebruik deze instelling
voorzichtig als de Sample extreem lang is.
Mute Group
Op een akoestisch drumstel kunnen een open hi-hat en een gesloten
hi-hat nooit tegelijkertijd gespeeld worden. Om de realiteit van deze
situatie te reproduceren kunt u een Mute Group instellen.
Met de Mute Group functie kunt u twee of meer Sample Tones aan-
wijzen die niet tegelijk mogen klinken. Maximaal 16 Mute Groepen
kunnen gebruikt worden. Sample Tones, die niet tot een dergelijke
groep behoren, moeten op ‘OFF’ worden ingesteld.
Waarde: OFF, 1-16
Functies van Sample Set
parameters
Instellingen gemeenschappelijk
voor de gehele Sample set
(General)
130
Een Sample Set creëren
Sample Number L (Mono)
Sample Number R
Dit selecteert de Samples waaruit de Sample Tone bestaat. Samen
met het Sample nummer verschijnt de Sample naam in het onderste
gedeelte van het scherm.
In de mono mode wordt alleen de linkerkant (L) gespecificeerd. In
stereo wordt de rechterkant (R) ook gespecificeerd.
Waarde: OFF, 0001-2000
Als u een linker/rechter Sample paar wilt selecteren, selecteert
u het linker (L) Sample nummer en druk dan op [F3 (Set
Stereo)]. De rechter (R) (Sample) wordt opgeroepen.
* Als een Sample in stereo wordt gebruikt, moet voor L en R hetzelfde
nummer worden gespecificeerd.
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de golfvorm in. De waarde verandert
met stappen van 6 dB (decibel) – een toename van 6 dB verdubbelt
de gain van de golfvorm.
Waarde: -6, 0, +6, +12
Tempo Sync (Wave Tempo Sync)
Als u een Phrase Loop met de klok (tempo) wilt synchroniseren, zet
u dit op ‘ON’.
Waarde: OFF, ON
Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, moet u eerst de
BPM (tempo) parameter van de Sample instellen.
Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, vereist Wave
Tempo Sync tweemaal het normale aantal stemmen.
Tone Coarse Tune (Sample Tone Coarse Tune)
Selecteert de toonhoogte waarop de Sample tone klinkt.
Waarde: -48– +48
Tone Fine Tune (Sample Tone Fine Tune)
Past de toonhoogte van het geluid van de Sample tone aan, in stap-
pen van 1 cent omhoog of omlaag (+/- 50 cent).
Waarde: -50-+50
Eén cent is 1/100
ste
van een halve toon.
Golfvormen wijzigen (Wave)
Phrase Loop
Phrase Loop is het herhaald afspelen van een frase die uit een
song is onttrokken (bijv. met gebruik van een sampler). Eén
techniek waarbij het gebruik van Phrase Loops betrokken is, is
het onttrekken van een frase uit een reeds bestaande song in een
bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en het vervolgens
creëren van een nieuwe song, waarbij die frase als basis motief
wordt gebruikt. Deze worden ‘Break beats’ genoemd.
Realtime Time Stretch
Als de Wave Tempo Sync parameter op ‘ON’ staat, kunt u de
afspeelsnelheid van de golfvorm variëren zonder dat de toon-
hoogte verandert.
De toonhoogte wijzigen (Pitch)
131
Een Sample Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Tone Level (Sample Tone Level)
Stelt het volume van de Sample Tone in. Gebruik deze parameter
voor het aanpassen van de volumebalans tussen Sample Tones.
Waarde: 0-127
Tone Pan (Sample Tone pan)
Stelt de pan van de Sample Tone in. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is mid-
den en ‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
Level Velocity Sens
Stelt dit in als u wilt dat het volume van de Sample Tone verandert,
afhankelijk van de sterkte waarmee u de toetsen indrukt. Stel dit op
een positieve (+) waarde in om de veranderingen in Sample Tone
volume toe te laten nemen, hoe sterker de toetsen worden aangesla-
gen. Om de Sample Tone zachter te laten spelen naarmate u sterker
speelt, stelt u dit op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Tone Output Level
Specificeert het signaalniveau van elke Tone.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send Level
Specificeert het Niveau van het signaal dat voor elke Tone naar de
chorus wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send Level
Specificeert het niveau van het signaal dat voor elke Tone naar de
reverb wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
Tone Output Assign
Specificeert hoe het directe geluid van elke Tone wordt uitgevoerd.
Waarde:
PFX: uitvoer via Patch multi-effecten.
DRY: uitvoer zonder de Patch multi-effecten te passeren.
U kunt op de [F5 (PFX)] knop drukken om naar het PFX (Patch
Multi-Effect) bewerkingsscherm te gaan (p.157).
Voor details met betrekking tot effectinstellingen kijkt u op de
hieronder genoemde pagina’s.
•‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
•‘Patch Multi-Effects instellingen (PFX) maken’ (p.157).
Het volume aanpassen (Amp) Uitvoer instellingen (Output)
Effecten voor een Sample set
instellen (PFX)
132
Een Live/Studio Set creëren
Met de Fantom-G heeft u volledige controle over een brede reeks
instellingen. Elk onderdeel dat ingesteld kan worden, staat bekend
als een parameter. Als u de waarde van parameters verandert, doet
u wat doorgaans bewerken wordt genoemd. In dit hoofdstuk
worden de procedures die gebruikt worden bij het creëren van Live/
Studio sets, en de functies van de Live/Studio set parameters
uitgelegd.
Hier ziet u, hoe instellingen worden gemaakt die op de gehele Live
set (of Studio set) van toepassing zijn.
1. Druk op [LIVE] (of [STUDIO]).
2. Druk op [F2 (Utility)].
Het Utility scherm verschijnt.
3. De parameters zijn in diverse bewerkingsgroepen
ondergebracht.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab voor de
bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt bewerken
bevat, te selecteren.
4. Druk op of om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
6. Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.148).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT].
Als u zonder op te slaan naar het Play scherm terugkeert, zal
het ‘ ’ symbool rechts van de Live/Studio set naam worden
getoond, wat betekent dat de Patch instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
Live Set Name
Studio Set Name
Specificeert de naam van de Live/Studio set.
Door [ENTER] in te drukken kunt u de Live/Studio set een naam
geven.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . /: < = >? @ [ \ ]
^_ `{ | }
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Live Set Memo
Studio Set Memo
U kunt een memo van maximaal 32 tekens toewijzen.
Door [ENTER] in te drukken kunt u een memo aan de Live/Studio
set toewijzen.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . /: < = >? @ [ \ ]
^_ `{ | }
In het scherm kunt u de ontvangst status van verscheidene types
MIDI berichten voor ieder MIDI kanaal controleren. Dit is een han-
dige manier om te controleren of de geluidsgenerator correct op
berichten van het toetsenbord of van externe MIDI controllers rea-
geert.
Modulation: modulatie berichten
Breath: Breath berichten
Foot Type: Foot type berichten
Volume: Volume berichten
Panpot: Panpot berichten
Expression: Expressie berichten
Hold 1: Hold 1 berichten
Pitch Bend: Pitch Bend berichten
Aftertouch: Aftertouch berichten
Algemene instellingen (Utility)
NAME
Part Info
133
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
U kunt de Part instellingen in de vorm van een lijst bekijken. Dit
wordt het ‘Part View’ scherm genoemd. In dit scherm kunt u een
lijst bekijken, waarin instellingen voor alle Parts tegelijk worden
getoond, zoals de Patch die aan elk Part is toegewezen, en zijn
volume en pan instellingen. Deze instellingen kunnen hier ook
bewerkt worden.
1. Druk op [LIVE] of [STUDIO].
2. Druk op [F3 (Part View)].
Het Part View scherm verschijnt.
fig.08-017_50
3. De parameters zijn in diverse bewerkingsgroepen
ondergebracht.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab voor de
bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt bewerken
bevat, te selecteren.
U kunt de F toetsen gebruiken om de getoonde Part groep te
veranderen.
In het Part View scherm zijn de bewerkingsgroepen die getoond
worden afhankelijk van de geselecteerde Part groep.
.
4. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
In dit scherm wordt de naam van de parameter die met de
cursor wordt geselecteerd in het ‘ ’ gebied links
onder in het scherm getoond. De waarde van de huidige
instellingen wordt hier ook getoond.
5. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
6. Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.148).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT].
Als u zonder op te slaan naar het Play scherm terugkeert, zal
het ‘ ’ symbool rechts van de Live/Studio set naam worden
getoond, wat betekent dat de Patch instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
Part Settings (Part View)
F-toets Uitleg
F3 Internal Intern (interne geluidsgenerator)
F4 EXP 1 Uitbreidingskaart 1
F5 EXP 2 Uitbreidingskaart 2
F6 External Externe MIDI uitvoer
Edit Group F3
Internal
F4/F5
EXP 1/2
F6
External
Level/Pan
Keyboard
Output/EFX
Pitch
Scale Tune
Vibrato
Offset
Mono/Poly/Legato
Voice Reserve
MIDI Rx Filter
134
Een Live/Studio Set creëren
Patch Type
Stelt de toewijzing van een Patch (Patch), ritmeset (Rhythm) of
Sample set (Sample) aan de Parts in.
Waarde: PATCH, RHYTHM, SAMPLE
* EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
Patch Bank
Selecteert de groep waarbinnen de gewenste Patch of ritmeset
behoort.
Waarde
USER: User
PRST: Preset
USAM: User Sample
GM: GM (GM2)
* EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
Patch Number
Selecteert de gewenste Patch, ritmeset of Sample set op zijn nummer.
Waarde: 001-
* EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
Mute Switch
Maakt elk Part tijdelijk stil (MUTE) of juist weer hoorbaar (OFF).
Gebruik deze instelling als u het instrument bijvoorbeeld voor
karaoke wilt gebruiken, door het Part dat de melodie speelt op Mute
in te stellen of als u iets met gebruik van een aparte geluidsmodule
wilt spelen.
Waarde: OFF, MUTE
De Mute Switch parameter zet het Part niet uit, maar stelt het
volume op het minimum in, zodat er geen geluid te horen is.
Daarom worden MIDI berichten nog steeds ontvangen.
Part Level
Past het volume van elk Part aan. Het doel van deze instelling is
hoofdzakelijk het aanpassen van de volumebalans tussen Parts.
Waarde: 0-127
Part Pan
Past de pan van elk Part aan. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is midden, en
‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
Receive Switch
Specificeer voor elk Part of MIDI berichten ontvangen zullen worden
(ON) of niet (OFF).
Als dit op ‘OFF’ staat, zal het Part niet reageren. Normaalgesproken
laat u dit op ‘ON’ staan, maar u kunt dit uitzetten (OFF) als u wilt
dat een bepaald Part tijdens het afspelen van een song niet gespeeld
wordt.
Waarde: OFF, ON
Receive Channel
Specificeert het MIDI kanaal voor elk Part.
Waarde: 1-16
Level/Pan
(Als de Part Group Internal/EXP1/EXP2 is)
135
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
External Bank Select MSB
Als u wilt, dat een Bank Select nummer MSB (controllernummer 0)
ook verzonden wordt als u van Live/Studio set verandert, specifi-
ceert u voor elk Part de waarde die u wilt verzenden (0-127). Als u
wilt, dat dit bericht niet wordt verzonden, zet u dit op ‘---‘.
Waarde: 0-127, ---
De data van het Part waarvan de Keyboard Switch is
uitgeschakeld zal niet verzonden worden.
External Bank Select LSB
Als u wilt, dat een Bank Select nummer LSB (controllernummer 32)
ook verzonden wordt als u van Live/Studio set verandert, specifi-
ceert u de waarde (0-127) voor elk Part. Als u wilt, dat dit bericht niet
wordt verzonden, zet u dit op ‘---‘.
Waarde: 0-127, ---
De data van het Part waarvan de Keyboard Switch is
uitgeschakeld zal niet verzonden worden.
External Program Number
(Extern Program Change nummer)
Als u wilt, dat een Program Change nummer ook verzonden wordt
als u van Live/Studio set verandert, specificeert u de waarde 0-128)
voor elk Part. Als u wilt, dat dit bericht niet wordt verzonden, zet u
dit op ‘---‘.
Waarde: 0-128, ---
De data van het Part waarvan de Keyboard Switch is
uitgeschakeld zal niet verzonden worden.
External Level
Als u wilt, dat Volume berichten ook verzonden wordt als u een
Live/Studio set selecteert, specificeert u de waarde (0-127) voor het
Part. Als u wilt, dat dit bericht niet wordt verzonden, zet u dit op ‘---
‘.
Waarde: 0-127, ---
De data van het Part waarvan de Keyboard Switch is
uitgeschakeld zal niet verzonden worden.
External Pan
Als u wilt, dat Pan berichten ook verzonden wordt als u een Live/
Studio set selecteert, specificeert u de waarde (L64-0-63R) voor het
Part.
Als u wilt, dat dit bericht niet wordt verzonden, zet u dit op ‘---‘.
Waarde: L64-0-63R, ---
Deze berichten worden niet verzonden door Parts waarvan de
Keyboard Switch is uitgeschakeld.
Keyboard Switch
Specificeert voor elk Part of de keyboard controller sectie al dan niet
met de interne geluidsgenerator is verbonden.
Normaalgesproken laat u dit uitgeschakeld. U kunt dit aanzetten als
u geluiden wilt stapelen.
Waarde: On, OFF
Keyboard Range Lower
(Lage deel Keyboard Range bereik)
Specificeert de laagste noot die de tone voor elk Part zal laten klin-
ken.
Waarde: C – UPPER
Keyboard Range Upper
(Hoge deel Keyboard Range bereik)
Specificeert de hoogste noot die de tone voor elk Part zal laten klin-
ken.
Waarde: LOWER-G9
Wanneer de Key Range (p.94) voor elke individuele Tone in een
Patch is ingesteld, worden geluiden geproduceerd in de reeks
waar de Key Range van elke Tone en de Key Range van het Part
elkaar overlappen.
fig.09-006.e
* Keyboard Range is alleen geldig voor Parts waarvan de ‘
Keyboard
Switch
’ (p.135) is ingeschakeld.
Velocity Range Lower
(lage aanslaggevoeligheid)
Specificeert voor elk Part de onderkant van de Velocity reeks.
Waarde: 1-127
Velocity Range Upper
(hoge aanslaggevoeligheid)
Specificeert voor elk Part de bovenkant van de Velocity reeks.
Waarde: 1-127
* Velocity Range is alleen geldig voor Parts waarvan de ‘
Keyboard
Switch
’ (p.135) is ingeschakeld
Wanneer de Velocity Range (p.95) voor elke individuele Tone in
een Patch is ingesteld, worden geluiden geproduceerd in de
reeks waar de Key Range van elke Tone en de Key Range van
het Part elkaar overlappen.
Level/Pan
(Als de Part Group External is)
Key Range (Toonhoogte bereik)
Toetsenreeks gespecificeerd voor de uitvoering
Toetsenreeks gespecificeerd voor de patch
De reeks waarbinnen noten zullen spelen
136
Een Live/Studio Set creëren
Part Velocity Sens Offset
Dit verandert het volume en de cutoff frequentie van elk Part, vol-
gens de Velocity waarmee de toetsen worden ingedrukt. Als u wilt,
dat sterk gespeelde noten het volume of de cutoff frequentie verho-
gen, stelt u deze parameter op positieve (+) instellingen in. Als u
wilt, dat sterk gespeelde noten het volume of de cutoff frequentie
verlagen, gebruikt u negatieve (-) instellingen. Zet Velocity Sens op
‘0’ als u wilt dat geluiden op een vaststaand volume en met een vast-
staande cutoff frequentie worden gespeeld, ongeacht de sterkte
waarmee de toetsen worden gespeeld.
Waarde: -63-+63
Patches bevatten ook een Velocity Sensitivity Offset instelling
(p.91).
De ultieme Velocity Sensitivity waarde is de som van de
Velocity Sensitivity Offsets van het Part en de Patch. Bijgevolg,
als de Velocity Sensitivity Offset parameter van de Patch op
‘127’(maximum) wordt ingesteld, zal er geen verandering in de
Velocity Sensitivity Offset van het Part zijn, zelfs als dit op een
positieve waarde is ingesteld.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Arpeggio Part Switch
Specificeert het Part dat de Arpeggio functie zal gebruiken.
Waarde: OFF, ON
Sample Pad Part Switch
Specificeert het Sample Pad Part.
Waarde: OFF, ON
Rhythm Pad Part Switch
Specificeert het Rhythm Pad Part.
Waarde: OFF, ON
Part Output Assign
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid uitgevoerd zal wor-
den.
Waarde
A, B: uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jack of OUTPUT B
jack in stereo, zonder door de multi-effecten te gaan.
1-4: uitvoer naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono, zonder
door de multi-effecten te gaan.
MFX1, MFX2:
Uitvoer in stereo via multi-effecten. Alleen Studio Set.
In het geval van Parts EXP1, EXP2:
DRY: uitvoer zonder door de MFX van de uitbreidingskaart te
gaan.
EXP: Stemt overeen met de instellingen van de
uitbreidingskaart.
Als u instellingen heeft gemaakt zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd,
maar er op dat moment geen plug in de INDIVIDUAL 2 jack is
gestoken, worden de geluiden die naar INDIVIDUAL 1 en
INDIVIDUAL 2 zijn gestuurd gemengd, en via de
INDIVIDUAL 1 jack worden uitgestuurd. Dit is te wijten aan op
opzet van de INDIVIDUAL 1 en 2 jacks.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUPUT A (MIX) jacks uitgestuurd
(p.294).
Chorus wordt ten alle tijden in mono uitgevoerd.
De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de chorus
is gegaan, wordt met de Chorus Output Select (p.152) en de
Chorus Output Assign (p.153) ingesteld.
De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de reverb
is gegaan, wordt met de Reverb Output Assign (p.153)
ingesteld.
* EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
* Externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Output Level
Stelt het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gezonden in, dat met Part Output Assign is gespecificeerd.
Waarde: 0-127
* EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
* Externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Chorus Send Level
Stelt het niveau van het signaal in dat voor elk Part naar de chorus
wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
* Externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Output/EFX
137
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Part Reverb Send Level
Stelt het niveau van het signaal in dat voor elk Part naar de reverb
wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
* Externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part EFX 1 Send Level
(Expansion Part effect 1: Send Level)
Stelt het niveau van het signaal dat naar ‘EFX 1 (Effect) 1’ wordt
gestuurd in, voor elk Part van de uitbreidingskaart.
Waarde: 0-127
* ‘EFX1 (Effect 1)’ is een effect op de uitbreidingskaart. De inhoud van
het effect is afhankelijk van de uitbreidingskaart die geïnstalleerd is.
* Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part EFX 2 Send Level
(Expansion Part effect 2: Send Level)
Stelt het niveau van het signaal dat naar ‘EFX 2 (Effect) 2’ wordt
gestuurd in, voor elk Part van de uitbreidingskaart.
Waarde: 0-127
* ‘EFX2 (Effect 2)’ is een effect op de uitbreidingskaart. De inhoud van
het effect is afhankelijk van de uitbreidingskaart die geïnstalleerd is.
* Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Octave Shift
Past de toonhoogte van het geluid van het Part aan, omhoog of
omlaag in eenheden van een octaaf (+/- 3 octaven).
Waarde: -3-+3
Part Transpose
Past de toonhoogte van het geluid van het Part aan, in stappen van
halve tonen, omhoog of omlaag (+/- 4 octaven)
Waarde: -5-+6
Part Coarse Tune
Past de toonhoogte van het geluid van het Part aan, in stappen van
halve tonen, omhoog of omlaag (+/- 4 octaven).
Waarde: -48 - +48
* ‘EFX2 (Effect 2)’ is een effect op de uitbreidingskaart. De inhoud van
het effect is afhankelijk van de uitbreidingskaart die geïnstalleerd is.
* Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Fine Tune
Past de toonhoogte van het geluid van het Part aan, in stappen van 1
cent (+/- 50 cent), omhoog of omlaag.
Waarde: -50-+50
Eén cent is 1/100
ste
van een halve toon.
* EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de geïnstalleerde
uitbreidingskaart.
* Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Pitch
Coarse Tune and Octave Shift
De Coarse Tune en Fine Tune parameters, samen met de Octave
Shift parameter, doen allemaal hetzelfde met het geluid. Ze ver-
anderen de toonhoogte van het geluid. Bijvoorbeeld, als C4
(middelste C) wordt gespeeld met de Coarse Tune parameter
op ‘+12’ ingesteld, is de noot die geproduceerd wordt C5 (één
octaaf boven C4). Als C4 (middelste C) bijvoorbeeld gespeeld
wordt met de Octave Shift parameter op ‘+1’ ingesteld, is de
geproduceerde noot C5 (één octaaf boven C4).
Intern functioneren deze echter heel anders. Als de Coarse Tune
parameter op ‘+12’ staat, wordt de toonhoogte zelf een octaaf
verhoogd. Aan de andere kant, als de Octave Shift parameter op
‘+1’ staat, is dat hetzelfde als de toetsen een octaaf hoger
indrukken.
Met andere worden, gebruik de Coarse Tune parameter als de
toonhoogte veranderd moet worden, en de Octave Shift para-
meter als u het gehele toetsenbord wilt verschuiven, bijvoor-
beeld als het aantal toetsen onvoldoende is.
138
Een Live/Studio Set creëren
Part Pitch Bend Range
Specificeert de hoeveelheid verandering in toonhoogte in halve
tonen (2 octaven), die zal optreden als de Pitch Bend hendel wordt
bewogen. De hoeveelheid verandering als de hendel wordt gekan-
teld is voor de linker en rechterkanten op dezelfde waarde ingesteld.
Als u de Pitch Bend Range instelling van de Patch die aan het Part is
toegewezen (p.96) wilt gebruiken, zet u dit op ‘PATCH’.
Waarde: 0-24, PATCH
* EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de geïnstalleerde
uitbreidingskaart.
* Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Portamento Switch
Specificeer of portamento toegepast zal worden. Zet deze parameter
op ‘ON’ als u portamento wilt toepassen, en op ‘OFF’ als u dat niet
wilt.
Als u de Portamento Switch instelling van de Patch die aan het Part
is toegewezen (p.106) wilt gebruiken, zet u dit op ‘PATCH’.
Waarde: OFF, ON, PATCH
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Portamento Time
Wanneer portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd waar-
binnen de toonhoogte zal veranderen. Hogere instellingen zorgen
dat de verandering in toonhoogte naar de volgende noot langer
duurt.
Als u de Portamento Time instelling van de Patch die aan het Part is
toegewezen (p.106) wilt gebruiken, zet u dit op ‘PATCH’.
NOTE
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritmeset
is toegewezen.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Scale Tune C–B
Maak scale-tune instellingen voor elk Part.
Waarde: -64-+63
Scale Tune wordt met de Scale Tune Switch parameter aan en
uitgezet (p.196).
* EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de geïnstalleerde
uitbreidingskaart.
* Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Scale Tune (deel stemming)
Equal Temperament (gelijkzwevende
stemming)
Deze stemming verdeelt het octaaf in 12 gelijke delen, en is de
meest gebruikte stemmingsmethode die vandaag de dag voor
Westerse muziek wordt gebruikt. De Fantom-G is op de gelijk-
zwevende stemming ingesteld als de Scale Tune Switch op
‘OFF’ is ingesteld.
Just Temperament (Tonica C)
Vergeleken met gelijkzwevende stemming klinken de voor-
naamste drieklanken rein in deze stemming. Dit effect wordt
echter bereikt in slechts één toonsoort, en de drieklanken wor-
den onduidelijk als u transponeert.
Arabian Scale
In deze stemming zijn E en B een kwartnoot lager en C#, F# en
G# een kwartnoot hoger, in vergelijking met de gelijkzwevende
stemming. De intervallen tussen G en B, F en G#, Bb en C#, en
Eb en F# hebben een natuurlijke terts – het interval tussen een
majeur terts en een mineur terts. Op de Fantom-G kunt u de
Arabische stemming in de drie toonsoorten G, C en F gebrui-
ken.
<Voorbeeld>
Nootnaam
Gelijk-
zwevende
stemming
Just
Temperament
(tonica C)
Arabische
stemming
C 0 0 -6
C# 0 -8 +45
D 0 +4 -2
Eb 0 +16 -12
E 0 -14 -51
F 0 -2 -8
F# 0 -10 +43
G 0 +2 -4
G# 0 +14 +47
A 0 -16 0
Bb 0 +14 -10
B 0 -12 -49
139
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Part Vibrato Rate
Past de vibrato snelheid van elk Part aan (de snelheid waarmee de
toonhoogte wordt gemoduleerd). De toonhoogte zal sneller gemodu-
leerd worden met hoge instellingen, en langzamer met lage instellin-
gen.
Waarde: -64-+63
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Vibrato Depth
Dit past de diepte van het vibrato effect (de diepte waarmee de toon-
hoogte wordt gemoduleerd) van elk Part aan. De toonhoogte wordt
sterker gemoduleerd bij hoge instellingen, en minder met lage instel-
lingen.
Waarde: -64-+63
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Vibrato Delay
Hiermee wordt de tijdsvertraging totdat het vibrato (toonhoogte
modulatie) effect begint aangepast. Hoge instellingen produceren
een langere delaytijd voordat het vibrato begint, terwijl lage instel-
lingen een kortere tijd produceren.
Waarde: -64-+63
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Cutoff Offset
Past de cutoff frequentie van de Patch, ritmeset of Sample set, die
aan een Part is toegewezen, aan.
Waarde: -64-+63
Patches hebben ook een Cutoff Offset instelling (p.90). De
uiteindelijke Cutoff frequentiewaarde is de som van de Tone
Cutoff Frequentiewaarde en de Patch en Part Cutoff Offset
waardes. Als de tone’s cutoff frequentie al op ‘127’ (maximum)
staat, zal er geen verandering geproduceerd worden als de
Cutoff Offset op een positieve waarde wordt ingesteld.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Resonance Offset
Past de resonantie van de aan een Part toegewezen Patch, ritmeset of
Sample set aan.
Waarde: -64-+63
Patches hebben ook een Resonance Offset instelling (p.91). De
uiteindelijke Resonance waarde is de som van de Tone
Resonance waarde en de Patch en Part Resonance Offset
waardes. Als de Tone’s resonantie al op ‘127’ (maximum) staat,
zal er geen verandering geproduceerd worden als de Resonance
Offset op een positieve waarde wordt ingesteld.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Attack Time Offset
Past de TVA/TVF Envelope Time van de aan een Part toegewezen
Patch, ritmeset of Sample set aan.
Waarde: -64-+63
Patches hebben ook een Attack Time Offset instelling (p.91). De
uiteindelijke TVA Envelope Attack tijd waarde is daarom de
som van de Tone’s TVA Envelope Time 1 instelling, de Attack
Time Offset van de Patch, en de Attack Time Offset van het
Part. Als de tone’s Time 1 parameter al op ‘127’(maximum)
staat, zal er geen verandering geproduceerd worden als de
Attack Time Offset op een positieve waarde staat ingesteld.
Hetzelfde is op de TVF envelope van toepassing.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Decay Time Offset
Past de TVA/TVF Envelope Decay Time aan van de aan een Part
toegewezen Patch of ritmeset.
Waarde: -64-+63
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een Sample
set is toegewezen.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Vibrato Offset
140
Een Live/Studio Set creëren
Part Release Time Offset
Past de TVA / TVF Envelope Release tijd van de aan een Part toege-
wezen Patch, ritmeset of Sample set aan.
Waarde: -64-+63
Patches hebben ook een Release Time Offset instelling (p.91). De
uiteindelijke TVA Envelope release tijd waarde is daarom de
som van de Tone’s TVA Envelope Time 4 instelling, de Release
Time Offset van de Patch, en de Release Time Offset van het
Part. Als de tone’s Time 4 parameter al op ‘127’(maximum)
staat, zal er geen verandering geproduceerd worden in de
Release Time Offset, zelfs als dit op een positieve waarde wordt
ingesteld. Hetzelfde is op de TVF envelope van toepassing.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Mono/Poly
Zet deze parameter op ‘MONO’ als de aan het Part toegewezen
Patch mono gespeeld moet worden of op ‘POLY’ als de Patch poly-
foon gespeeld moet worden. Als u de Mono/Poly instelling van de
Patch, toegewezen aan het Part (p.105) wilt gebruiken, zet u dit op
‘PATCH’.
Waarde: MONO, POLY, PATCH
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritmeset
is toegewezen.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Legato Switch
Legato kan toegevoegd worden als u mono spelt. De term ‘legato’
verwijst naar een speelstijl waarbij noten vloeiend met elkaar wor-
den verbonden, en een gladgestreken geheel wordt gecreëerd. Dit
creëert een vloeiende overgang tussen noten, hetgeen effectief is als
u de ‘hammering-on en pulling-off technieken die door een gitarist
worden gebruikt wilt simuleren.
Zet deze parameter op ‘ON’ als u de Legato functie wilt gebruiken,
en op ‘OFF’ als u deze niet wilt gebruiken. Om de Legato Switch
instelling van de Patch, toegewezen aan het Part (p.105) wilt gebrui-
ken, zet u dit op ‘PATCH’.
Waarde: OFF, ON, PATCH
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritmeset
is toegewezen.
* EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Mono/Poly/Legato
141
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Part Voice Reserve
Deze instelling specificeert het aantal stemmen dat voor elk Part
gereserveerd zal worden wanneer meer dan 128 stemmen gelijktijdig
gespeeld worden.
Waarde: 0-63, FULL
De instellingen van alle Parts kunnen niet hoger dan 64 worden
ingesteld. Het resterende aantal beschikbare stemmen wordt bij
(rest=) weergegeven. Let op deze weergave als u Voice Reserve
instellingen maakt.
Wanneer geluidstracks in een song worden gespeeld, krijgt het
afspelen van geluidstracks voorrang over Voice Reserve
instellingen. Dit betekent dat op het moment dat geluidstracks
worden gespeeld, de polyfonie die met de Voice Reserve
instellingen is gespecificeerd mogelijk niet gegarandeerd kan
worden.
Voice Monitor
Hier ziet u, hoe een grafische indicatie van het aantal stemmen dat
door de geluidsgenerator wordt gebruikt, bekeken kan worden.
Receive Program Change
(Receive Program Change Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Program Change berichten
ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Bank Select
(Receive Bank Select Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Bank Select berichten ont-
vangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Bender
(Receive Pitch Bend Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Pitch Bend berichten ont-
vangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Polyphonic Key Pressure
(Receive Polyphonic Key Pressure Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Polyphonic Key Pressure
berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Channel Pressure
(Receive Channel Pressure Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Channel Pressure berich-
ten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Modulation
(Receive Modulation Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Modulatie berichten ont-
vangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Volume
(Receive Volume Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Volume berichten ontvan-
gen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Pan
(Receive Pan Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Pan berichten ontvangen
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Expression
(Receive Expression Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Expressie berichten ont-
vangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Hold-1
(Receive Hold 1 Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Hold 1 berichten ontvan-
gen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Voice Reserve
Het aantal stemmen in gebruik berekenen
De Fantom-G kan maximaal 128 noten gelijktijdig spelen.
De polyfonie of het aantaal stemmen (geluiden) verwijst niet
alleen naar het aantal geluiden dat feitelijk gespeeld wordt,
maar verandert volgens het aantal Tones dat in Patches wordt
toegepast, en het aantal Waves dat in de Tones wordt gebruikt.
De volgende methode wordt gebruikt om het aantal geluiden
dat voor één gespeelde Patch wordt gebruikt te berekenen.
(Aantal geluiden dat wordt gespeeld) x (aantal Tones dat door
de gespeelde Patches wordt gebruikt) x (aantal Waves dat in de
Tones wordt gebruikt).
Realtime Stretch vereist twee keer de normale polyfonie.
MIDI Rx Filter
142
Een Live/Studio Set creëren
Phase Lock (Phase Lock Switch)
Stel Phase Lock op ‘ON’ in als u wilt dat onregelmatigheden in de
timing van Parts die op hetzelfde MIDI kanaal worden gespeeld
onderdrukt worden.
Als de Phase Lock op ‘ON’ staat, worden Parts op hetzelfde
MIDI kanaal in een status geplaatst waarin hun timing
overeenkomt, zodat deze gelijktijdig gespeeld kunnen worden.
Bijgevolg kan een bepaalde hoeveelheid tijd verstrijken tussen
ontvangst van de Note berichten en het spelen van de geluiden.
Zet deze instelling alleen indien nodig op ‘ON’.
* Dit is niet van invloed op uitbreidingskaarten.
Velocity Curve Type
Velocity Curve selecteert voor elk MIDI kanaal één van de vier vol-
gende Velocity Curve types, die het beste passen bij de aanslag van
het aangesloten MIDI toetsenbord. Zet dit op ‘OFF’ als u de Velocity
curve van het MIDI toetsenbord zelf gebruikt.’
Waarde: OFF, 1-4
fig.09-010
* Dit is niet van invloed op uitbreidingskaarten.
Op de Fantom-G kunnen de parameters, die beïnvloed worden als
de Realtime control knoppen, toewijsbare schakelaars, D Beam, Pitch
Bend of modulatie hendel worden bediend, toegewezen worden. Op
deze manier kunt u het geluid met de diverse controllers op ver-
scheidene manieren wijzigen.
1. Druk op [LIVE] of [STUDIO].
2. Druk op [F4 (Control)].
Het Control Setting scherm verschijnt.
fig.09-011_50
3. De parameters zijn in verschillende bewerkingsgroepen
ondergebracht. Druk op [F1(Up)] of [F2 (Down)] om de tab
van de bewerkingsgroep, die de te bewerken parameter
bevat, te selecteren.
4. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
6. Herhaal stappen 3-5 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
7. De instellingen voor de Solo Synth worden in de
systeeminstellingen opgeslagen. Druk op [F7 (Sys Write)]
om de Write handeling uit te voeren.
8. De instellingen in het Control Setting scherm worden voor
elke Live/Studio set individueel opgeslagen. Om de door u
gemaakte veranderingen op te slaan, drukt u op[WRITE] om
de Save handeling (p.148) uit te voeren. Als u de
veranderingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT].
Als u naar het Play scherm terugkeert zonder op te slaan, zal het
’ symbool aan de rechterkant van de Live/Studio set naam wor-
den weergegeven, hetgeen aanduidt dat de Patch instellingen
bewerkt zijn.
De instellingen die u maakt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
2134
De parameter selecteren die
door de Realtime
Controllers of D Beam
controller wordt bestuurd
(Control Setting)
143
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
D Beam Switch
Specificeert de bedieningsmode van de D Beam controller.
Waarde:
OFF: de D Beam wordt niet gebruikt.
PAD TRIGGER: Hiermee kan de D Beam controller gebruikt
worden om de Pads te laten klinken, als alternatief
voor het indrukken van de Pads.
SOLO SYNTH: Hiermee kan de D Beam controller als een mono
synthesizer gebruikt worden.
ASSIGNABLE: de Fantom-G bestuurt de functie die u toewijst.
De parameters die in het scherm worden getoond zijn
afhankelijk van de keuze die u hier maakt.
D Beam: PAD TRIGGER
In plaats van de Pads zelf in te drukken, kan de D Beam controller
ook gebruikt worden om de Pads te laten klinken.
Beam Trigger Pad
Specificeert het Pad nummer waarop de D Beam van invloed is.
Waarde: Pad 1 – Pad 16
Beam Trigger Velo (Beam Trigger Velocity)
Specificeert de sterkte van het Pad geluid, dat door de D Beam con-
troller wordt gespeeld.
Waarde: 1-127
Beam Trigger Mode
Dit specificeert hoe de D Beam zich zal gedragen wanneer deze
geblokkeerd wordt. Als dit op MOMENTARY is ingesteld, zal de
parameter alleen ingeschakeld zijn, terwijl de D Beam geblokkeerd
wordt, en zal uitgeschakeld worden als de blokkade wordt opgehe-
ven.
Als dit op LATCH is ingesteld zal de parameter afwisselend aan en
uitgezet worden, elke keer dat de D Beam geblokkeerd wordt.
Waarde: MOMENTARY, LATCH
D Beam: SOLO SYNTH
De D Beam controller kan gebruikt worden om te functioneren op
een manier die lijkt op een mono synth.
Instellingen voor de Solo Synth worden in de
systeeminstellingen opgeslagen. Druk op [F7 (Sys Write)] om de
opslag handeling uit te voeren.
In het scherm wordt de naam van de parameter, die met de
cursor is geselecteerd, in het ‘ ’ gebied links
onder in het scherm getoond. De huidige waarde van de
instelling wordt hier ook weergegeven.
OSC 1/2 Waveform
Selecteert de golfvorm. SAW is een zaagtand golf, en SQR is een
vierkante golf.
Waarde: SAW, SQR
OSC 1/2 Pulse Width
Specificeert de pulsbreedte van de golfvorm. Door de puls cyclisch te
moduleren kunnen subtiele veranderingen in het geluid worden
gecreëerd.
* De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ voor de OSC1/2
golfvorm is geselecteerd.
Waarde: 0-127
LFO Osc 1 Pulse Width Depth
Specificeert de diepte, waarmee de LFO de pulsbreedte van de OSC1
golfvorm zal moduleren.
* De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ voor de OSC1/2
golfvorm is geselecteerd.
Waarde: -63-+63
LFO Osc 2 Pulse Width Depth
Specificeert de diepte, waarmee de LFO de pulsbreedte van de OSC2
golfvorm zal moduleren.
* De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ voor de OSC1/2
golfvorm is geselecteerd.
Waarde: -63-+63
LFO Osc 1 Pitch Depth
Specificeert de diepte, waarmee de LFO de OSC1 toonhoogte zal
moduleren.
Waarde: -63-+63
LFO Osc 2 Pitch Depth
Specificeert de diepte, waarmee de LFO de OSC2 toonhoogte zal
moduleren.
Waarde: -63-+63
D Beam
144
Een Live/Studio Set creëren
OSC 1/2 Coarse Tune
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone in stappen van halve
tonen omhoog of omlaag aan (+/- 4 octaven).
Waarde: -48-+48
OSC 1/2 Fine Tune
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, in stappen van 1
cent omhoog of omlaag (+/- 50 cent).
Waarde: -50-+50
OSC Sync Switch
Door deze schakelaar aan te zetten wordt een complex geluid gepro-
duceerd met veel boventonen. Dit is effectief als de OSC1 toonhoogte
hoger is dan de OSC2 toonhoogte.
Waarde: OFF, ON
OSC2 Level
Past het niveau aan.
Waarde: 0-127
Filter Type
Selecteert het type filter
OFF: Er wordt geen filter gebruikt.
LPF: Laagpass Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) om
het geluid ronder of minder helder te maken.
BPF: Bandpass Filter. Dit laat alleen de frequenties in de regio
van de cutoff frequentie in tact, en kapt de rest af.
HPF: Hoogpass Filter. Dit kapt de frequenties in de regio
onder de cutoff frequentie af.
PKG: Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in de regio
van de cutoff frequentie.
Cutoff
Selecteert de frequentie waarop het filter een effect op de frequentie
componenten van de golfvorm begint te krijgen.
Waarde: 0-127
Resonance
Benadrukt het portie geluid in de regio van de cutoff frequentie, en
geeft het geluid karakter.
Waarde: 0-127
LFO Rate
Past de modulatiesnelheid van de LFO aan.
Waarde: 0-127
Range (Solo Synth Range)
Specificeert de reeks waarbinnen de toonhoogte van de solo synth
zal variëren.
Waarde: 2 OCTAVES, 4 OCTAVES, 8 OCTAVES
Chorus Send Level
Stelt het niveau van het signaal dat naar de chorus wordt gestuurd
in.
Waarde: 0-127
Reverb Send Level
Stelt het niveau van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd
in.
Waarde: 0-127
Level
Stelt het volume in.
Waarde: 0-127
145
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
D Beam: ASSIGNABLE
Door een verscheidenheid aan functies aan de D Beam controller toe
te wijzen, kunnen verschillende effecten in Realtime op het geluid
worden toegepast.
De instellingen van de ASSIGNABLE worden voor elke Live/
Studio set individueel als onderdeel van de Live/Studio set
instellingen opgeslagen. Hiermee kunnen Live/Studio sets
gecreëerd worden die effectief gebruikmaken van de controller
instellingen.
Type (Assignable Type)
Specificeert de functie die door de D Beam controller wordt
bestuurd.
Waarde
OFF:Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
AFTERTOUCH: Aftertouch
BEND UP: Regelt de toonhoogte zoals met de ‘Pitch
Bend Range Up’ instelling is
gespecificeerd (p.96).
BEND DOWN: Regelt de toonhoogte zoals met de ‘Pitch
Bend Range Down’ instelling is
gespecificeerd (p.96).
ARPEGGIO ACCENT: Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE: Arpeggio shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP: de reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf hoger
worden.
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf verlaagd
worden.
Range Min (D Beam Range Lower)
Specificeer de laagste limiet van de D Beam controller reeks.
Waarde: 0-127
Range Max (D Beam Range Upper)
Specificeer de hoogste limiet van de D Beam controller reeks. Door
de Range Max onder Range Min in te stellen kan de reeks van de
verandering worden omgekeerd.
Waarde: 0-127
Knob Assign 1–4
Specificeert de functies die door de knoppen bestuurd zullen wor-
den.
Waarde
OFF:Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
AFTERTOUCH: Aftertouch
PITCH BEND: Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT: Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE: Arpeggio shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP: de reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf hoger
worden.
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf verlaagd
worden.
MASTER LEVEL: Master Level (p.293)
DIGITAL/USB INPUT LEVEL:
Digitaal/USB ingangsniveau (p.258)
* De systeeminstelling wordt gebruikt als de systeemparameter ‘
Knob
Assign Source
’ (p.289) op ‘System’ is ingesteld, en de instelling
van de Live set of Studio set wordt gebruikt als dit op ‘TEMP’ is
ingesteld.
Slider 1–8 Assign
Specificeert de functies die door de schuifregelaars bestuurd zullen
worden.
Waarde
OFF:Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
AFTERTOUCH: Aftertouch
PITCH BEND: Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT: Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE: Arpeggio shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP: de reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf hoger
worden.
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf verlaagd
worden.
* De systeeminstelling wordt gebruikt als de systeemparameter ‘
Slider
Assign Source
’ (p.289) op ‘System’ is ingesteld, en de instelling
van de Live set of Studio set wordt gebruikt als dit op ‘TEMP’ is
ingesteld.
Knob
Slider
146
Een Live/Studio Set creëren
Switch S1/S2 Assign
Specificeert de functies die met de [S1]- en [S2]-schakelaars bestuurd
zullen worden.
Waarde
Live Set: OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX SWITCH, RESERVE, CHORUS SWITCH,
REVERB SWITCH, MASTERING SWITCH,
MASTER KEY UP, MASTER KEY DOWN,
SCALE TUNE SWITCH
Studio Set: OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX1 SWITCH, MFX2 SWITCH,
CHORUS SWITCH, REVERB SWITCH,
MASTERING SWITCH, MASTER KEY UP,
MASTER KEY DOWN, SCALE TUNE SWITCH
Switch S1/S2 Assign Mode
Bepaalt de werking van de [S1]- en [S2]-schakelaars: LATCH of
MOMENTARY.
Waarde
LATCH: De aan/uit status wisselt af, elke keer dat [S1]/[S2]
wordt ingedrukt.
MOMENTARY: De status is alleen aan als [S1]/[S2] ingedrukt
wordt gehouden.
Arpeggio Switch
Zet de Arpeggio functie (p.78) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
Arpeggio Hold
Zet de Arpeggio Hold functie (p.78) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
Arpeggio Number
Specificeert het arpeggio nummer.
Waarde: 001-128
Arpeggio Part Group
Selecteert de Part groep die de Arpeggio functie zal gebruiken:
intern (INT), uitbreidingskaart 1 (EXP1), uitbreidingskaart 2 (EXP2)
of externe MIDI uitvoer (EXT).
Waarde: INT, EXP1, EXP2, EXT
Arpeggio Part Number
Specificeert het Part dat de Arpeggio functie zal gebruiken.
Waarde: Part1-16
Chord Switch
Zet de Chord Memory functie (p.80) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
Chord Form
Specificeert de akkoordvorm (p.80).
Waarde: 001-128
Rolled Chord
Zet de Rolled Chord functie (p.81) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
Rolled Chord Type
Specificeert het Rolled Chord type (p.81).
Waarde
UP: Noten klinken van beneden naar boven.
DOWN: Noten klinken van boven naar beneden.
ALTERNATE: de volgorde waarin noten klinken wordt elke keer
dat u het toetsenbord bespeelt veranderd.
L-DOWN: de laagste noot klinkt eerst, en dan klinken noten
van boven naar de beneden.
* Als C E G B wordt ingedrukt, klinken de noten als C B
G E
U-UP: de hoogste noot klinkt eerst, en dan worden noten
van beneden naar boven gespeeld.
* Als C E G B wordt ingedrukt, klinken de noten als C B
G E
Rhythm Pad Part Group
Selecteert de Rhythm Pad Part groep: intern (INT), uitbreidingskaart
1 (EXP1), uitbreidingskaart 2 (EXP2) of externe MIDI uitvoer (EXT).
Waarde: INT, EXP1, EXP2, EXT
Rhythm Pad Part Number
Specificeert het Rhythm Pad Part.
Waarde: Part1-16
Sample Pad Part Number
Specificeert het Sample Pad Part.
Waarde: Part1-16
Switch S1/S2
Arpeggio
Chord Memory
Dynamic Pad
147
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Controller Switch aan/uit instellingen kunnen voor elk Part veran-
derd worden.
De F-toetsen kunnen gebruikt worden om de weergegeven Part
groep te veranderen.
In het scherm wordt de naam van de parameter, die met de
cursor is geselecteerd, in het ‘ ’ gebied links
onder in het scherm getoond. De huidige waarde van de
instelling wordt hier ook weergegeven.
Control Bender (Control Pitch Bend Switch)
Specificeer voor elk Part of MIDI Pitch Bend berichten verzonden
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Control Aftertouch (Control Aftertouch Switch)
Specificeer voor elk Part of MIDI Aftertouch berichten verzonden
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Control Modulation
(Control Modulation Switch)
Specificeer voor ieder Part of MIDI Modulatie berichten verzonden
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Control Hold Pedal (Control Hold Pedal Switch)
Specificeer voor elk Part of control berichten van een pedaal, dat op
de HOLD PEDAL jacks is aangesloten, verzonden zullen worden
(ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Control Pedal 1, 2 (Control Pedal 1, 2 Switch)
Voor elk Part kunt u specificeren of control berichten van een
pedaal, dat op de CONTROL PEDAL 1, 2 jacks is aangesloten, ver-
zonden zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Wanneer Patches in de Live/Studio Mode worden gebruikt, worden
sommige instellingen, zoals de effectinstellingen, door de Live/Stu-
dio Set instellingen beïnvloed. Als u een Patch wilt bewerken, terwijl
u luistert hoe deze in de Live/Studio Set klinkt, gebruikt u deze pro-
cedure:
* Hier wordt uitgelegd, hoe de instelling van een aan een Part
toegewezen Patch veranderd kan worden. De procedure voor het
veranderen van ritmesets of Sample sets is hetzelfde. Waar ‘Patch’ in
een zin wordt genoemd, vervangt u dit door ‘ritmeset’ of ‘Sample set’.
1. Zorg, dat de Live Mode (of Studio Mode) is geselecteerd.
2. Druk twee keer op [PATCH].
De Patch die aan het Part is toegewezen wordt in het Patch Pro
Edit scherm getoond.
fig.09-020_50
3. De rest van de procedure is hetzelfde als die voor het
aanbrengen van veranderingen in Single Mode (p.84).
Ctrl Switch
F-toets Uitleg
F3 Internal Intern (interne geluidsgenerator)
F4 EXP 1 Uitbreidingskaart 1
F5 EXP 2 Uitbreidingskaart 2
F6 External Externe MIDI uitvoer
De instellingen van de Patch
die aan een Part is
toegewezen veranderen
148
Een Live/Studio Set creëren
‘Initialiseren’ betekent de instellingen van het huidig geselecteerde
geluid op een standaard set waardes terugzetten.
De Initialize handeling is alleen van invloed op het huidig
geselecteerde geluid. De geluiden die in het User geheugen zijn
opgeslagen worden hierdoor niet beïnvloed. Om alle
instellingen van de Fantom-G in de fabriekswaardes terug te
zetten, voert u een Factory Reset uit (p.280).
1. Selecteer de Live/Studio Set die u wilt initialiseren.
2. Druk op [F2 (Utility)].
3. Druk op [F6 (Initialize)].
Het Live/Studio Set Initialize Menu venster verschijnt.
4. Druk op of om het initialisatie type te selecteren.
Default: Stelt de op dat moment geselecteerde
Live/Studio Set in het tijdelijke
geheugen op de standaard waardes in.
Gebruik deze instelling als u geluiden
helemaal vanuit niets wilt creëren.
Sound Control: initialiseert de waardes van de volgende
Part parameters. Cutoff Offset,
Resonance Offset, Attack Time Offset,
Release Time Offset, Decay Time Offset,
Vibrato Rate, Vibrato Depth, Vibrato
Delay
5. Druk op [F8 (Select)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren gaan
als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode verandert of een
ander geluid selecteert. Als u het gewijzigde geluid wilt behouden,
moet dit in de User bank worden opgeslagen.
Als de instellingen van een Live/Studio set worden gewijzigd,
wordt ‘ ’ in het Play scherm getoond. Nadat de Live/Studio Set in
het User gebied is opgeslagen, verdwijnt de ‘ ’ indicatie.
Als een opslagprocedure wordt uitgevoerd, zal data die zich in
de opslagbestemming bevindt verloren gaan.
1. Zorg, dat de Live/Studio Set die u wilt opslaan geselecteerd
is.
2. Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU scherm verschijnt.
3. Selecteer ‘Live Set/Studio set’.
U kunt ook de cursor of of gebruiken om ‘Live Set/
Studio set’ te selecteren, en dan op [F8 (select)] drukken.
Het Live Set/Studio Set Name venster verschijnt.
fig.09-022_50
4. Geef de Live/Studio Set een naam.
Voor details over het toewijzen van een naam, zie ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Live/Studio Set instellingen
initialiseren (Init)
Een door u gecreëerde Live/
Studio Set opslaan (Write)
149
Een Live/Studio Set creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
5. Wanneer de naam is ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de Live/Studio Set, die als
opslagbestemming dient, geselecteerd kan worden.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het Live/Studio Set nummer te selecteren.
7. Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
8. Druk op [F7 (OK)] om de opslag handeling uit te voeren.
Om de handeling te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer de instellingen van de Patch,
ritmeset of Sample set die aan een
Part in een Live/Studio Set zijn
toegewezen worden veranderd
Als een Patch, ritmeset of Sample set die aan een Part in een Live/
Studio Set is toegewezen bewerkt is, en u dan de Live/Studio Set
probeert op te slaan, zonder de bewerkte Patch, ritmeset of Sample
set eerst op te slaan, verschijnt het volgende bericht:
Edited Patch, rhythm set or Sample set will be discard,
Are you sure?
In dit soort gevallen slaat u de Patches en ritmesets eerst op, en dan
slaat u de Live/Studio set op.
150
Effecten toevoegen
In deze sectie worden de procedures en instellingen voor het toepas-
sen van effecten in elke mode uitgelegd.
Voor details over de ingebouwde effecten van de Fantom-G
kijkt u bij ‘Over de interne effecten’ (p.36).
Effectinstellingen worden opgeslagen in de locaties die in onder-
staande illustratie worden getoond. Als u de effectinstellingen wilt
opslaan, drukt u op de [WRITE] knop, en slaat u deze in de Patch,
Live Set, Studio Set of het systeem op.
De ingebouwde effecten van de Fantom-G kunnen aan en uitgezet wor-
den. Zet deze instellingen uit (OFF) als u het niet bewerkte geluid tijdens
het creëren van een geluid wilt beluisteren of als u externe effectproces-
sors wilt gebruiken in plaats van de ingebouwde effecten.
1. Druk op [EFFECTS (ROUTING)] om naar het Effecten
scherm te gaan.
fig.22-001_50
2. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de schakelaar van
elk effect te verplaatsen, en draai aan de VALUE draaiknop
of gebruik [INC] [DEC] om de schakelaar aan of uit te zetten.
fig.22-002_50
Een effect kiezen voor de externe
audio-ingang of een audio track
Het Routing diagram kan veranderd worden door in het Part Group
veld aan de VALUE draaiknop te draaien of [INC] [DEC] te gebruiken.
U kunt van Part-groep veranderen door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op of te drukken.
Waar effectinstellingen worden
opgeslagen
Keyboard part
Live Set
Studio Set
System
System
Sample Pad part
Rhythm Pad part
Patch
PFX Chorus Reverb
Chorus Reverb
MFX 1
Mastering
Input Fx
MFX 1
Mastering
Input Fx
MFX 1
MFX 2
Chorus
Reverb
Mastering
Input Fx
PFX
PFX
Sample Set
Rhythm Set
Part 1
Patch
PFX
Part 1
Patch
PFX
Single Mode
Live Mode
Studio Mode
Effecten aan en uitzetten
Part Groep Uitleg
Internal Intern (interne geluidsgenerator)
EXP 1 Uitbreidingskaart 1
EXP 2 Uitbreidingskaart 2
Audio Trk Geluidstracks
Input Geluidsinvoer
151
Effecten toevoegen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
De Pads gebruiken om effecten aan/
uit te zetten
U kunt de Pads gebruiken om elk effect direct aan en uit te zetten. De
procedure vindt u op de volgende pagina’s.
11 EFFECT SW (De Pads gebruiken om van effect te
veranderen)
12 PATCH MFX SW (De Pads gebruiken om van Multi-effect te
veranderen)’ (p.199)
1. In de geschikte mode selecteert u het geluid waarop u
effecten wilt toepassen.
2. Druk op [EFFECTS (ROUTING)] om naar het Effecten
scherm te gaan.
3. Druk op één van de [F1 (Routing)]-[F7 (Mastering)] tabs om
het effect dat u wilt bewerken te selecteren.
fig.22-001_50
4. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
6. Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
F-toets handelingen in het effect scherm:
In de Single mode kunt u Patch FX (PFX), chorus, en reverb gebrui-
ken. Deze effecten werken volgens de effectinstellingen van de
Patch, ritmeset of Sample set die aan het keyboard Part is toegewe-
zen.
Specificeren hoe het geluid wordt uitgevoerd (Routing)
(p.151).
Bovendien kan een multi-effect (MFX 1) op de externe geluidsuitvoer
of geluidstracks worden toegepast.
Het effect dat op de externe geluidsuitvoer of een geluidstrack
wordt toegepast Specificeren’ (p.150).
In de Live Mode kunnen Patch FX (PFX), chorus, en reverb gebruikt
worden.
Deze effecten werken volgens de effectinstellingen van de Live Set.
Specificeren hoe het geluid wordt uitgevoerd (Routing)
(p.151).
Bovendien kan een multi-effect (MFX 1) op de externe geluidsuitvoer
of geluidstracks worden toegepast.
Het effect dat op de externe geluidsuitvoer of een geluidstrack
wordt toegepast Specificeren’ (p.150).
Hier kunnen algemene instellingen voor effecten worden gemaakt,
en kan de uitvoerbestemming en het niveau van elk signaal worden
ingesteld.
Voor details van deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen maken
(p.151).
In dit scherm wordt de naam van de parameter die met de
cursor wordt geselecteerd in het ‘ ’ gebied links
onder in het scherm getoond. De waarde van de huidige
instellingen wordt hier ook getoond.
Effectinstellingen maken
F-toets Uitleg pag.
F1
Routing
Routing bewerkingsscherm p. 151
p. 154
F2
PFX
Patch multieffect scherm p. 157
F3
MFX 1
MFX 1 bewerkingsscherm p. 158
F4
MFX 2
MFX 2 bewerkingsscherm p. 158
F5
Chorus
Chorus bewerkingsscherm p. 159
F6
Reverb
Reverb bewerkingsscherm p. 159
F7
Mastering
Mastering bewerkingsscherm p. 160
F8
Exit
Keert naar het vorige scherm terug
Effecten toepassen in Single Mode
Effecten toepassen in Live Mode
Specificeren hoe een geluid wordt
uitgevoerd (Routing)
152
Effecten toevoegen
fig.22-005
In de Single mode en Live mode worden MFX 1 (multi-effecten)
alleen op de externe uitvoer of op geluidstracks toegepast, en
worden om die reden niet in het interne routing diagram
getoond.
Tone Select
Selecteer de Tone waarvoor u instellingen wilt maken.
Waarde: ALL, 1-4
Deze parameter is Rhythm Key Select wanneer een ritmeset is
geselecteerd. U kunt de Rhythm Tone (A0-C8) waarvoor u
instellingen wilt maken selecteren.
Tone Output Level
Stel het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gestuurd in, die met Output Assign is gespecificeerd.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send Level
Stelt voor elke Tone het niveau dat naar de chorus wordt
gestuurd in.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send Level
Stelt voor elke Tone het niveau dat naar de reverb wordt
gestuurd in.
Waarde: 0-127
Tone Output Assign
Specificeert hoe het directe geluid van elke tone wordt
uitgevoerd.
Waarde:
PFX: uitvoer via Patch multi-effecten (PFX).
DRY: uitvoer zonder door de Patch multi-effecten (PFX) te
gaan
PFX Sw
Zet het Patch multi-effect (PFX) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
PFX Type (Patch Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 76 beschikbare Patch multi-
effecten te kiezen. Details over Patch multi-effect parameters
vindt u bij ‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
Waarde: 0 (tot)-76
PFX Output Level
(Patch Multi-Effects Output Level)
Past het volume van het geluid dat door de Patch multi-effecten
is gegaan aan.
Waarde: 0-127
PFX Chorus Send Level
(Patch Multi-Effects Chorus Send Level)
Past de hoeveelheid chorus voor het geluid dat door de Patch
multi-effecten is gegaan aan. Als u het chorus effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
PFX Reverb Send Level
(Patch Multi-Effects Reverb Send Level)
Past de hoeveelheid reverb voor het geluid dat door de Patch
multi-effecten is gegaan aan. Als u het reverb effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
Patch Level
Past het volume van de Patch aan.
Waarde: 0-127
Part Level
Past het volume van het Part aan.
Waarde: 0-127
Part Output Level
Stelt het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gestuurd in, dat met Part Output Assign is gekozen.
Waarde: 0-127
Part Chorus Send Level
Stelt voor elk Part het niveau van het signaal dat naar de chorus
wordt gestuurd in. Als u het Chorus effect niet wilt toepassen,
zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
Part Reverb Send Level
Stelt voor elk Part het niveau van het signaal dat naar de reverb
wordt gestuurd in. Als u het Reverb effect niet wilt toepassen,
zet u dit op ‘0’.
Signaalstroom diagram en
parameters
1
2
5
6
7
8
9
10
11 12
13
14
15
16
17
18
22
23
19
24 25
20 21
3
4
1
2
3
4
5
16
7
8
9
10
11
12
13
14
15
153
Effecten toevoegen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Waarde: 0-127
Part Output Assign
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid wordt
uitgevoerd.
Waarde:
A, B: uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jack of OUTPUT B
jack in stereo, zonder door de multi-effecten te gaan.
1-4: Uitvoer naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder door de multi-effecten te gaan.
Als u instellingen heeft gemaakt dat geluid apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd,
maar er geen plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken,
worden de geluiden die naar de INDIVIDUAL 1 jack en
INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd gemengd worden, en via
de INDIVIDUAL 1 jack worden uitgestuurd.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgestuurd
(p.294).
Chorus Sw
Schakelt de chorus in/uit.
Waarde: ON, OFF
Chorus Type
Selecteert chorus of delay. Details over Chorus parameters
vindt u bij ‘Chorus Parameters’ (p.184).
Waarde: 0 (Off)-3 (GM2 Chorus)
Chorus Level
Past het volume van het geluid dat door de chorus is gegaan
aan.
Waarde: 0-127
Chorus Output Select
Specificeert hoe geluid dat door de chorus wordt gestuurd
uitgevoerd zal worden.
Waarde
MAIN: uitvoer naar de OUTPUT jacks in stereo
REV: uitvoer naar reverb in mono
M+R: uitvoer naar de OUTPUT jack in stereo, en naar
reverb in mono
Ingesteld op ‘MAIN’ of ‘M + R’, wordt de OUTPUT jack, via
welke het geluid wordt uitgestuurd, met Chorus Output Assign
ingesteld.
Chorus Output Assign
Selecteert het paar OUTPUT jacks waarnaar het chorus geluid
wordt gestuurd als Chorus Output Select op ‘MAIN’ of ‘M + R’
is ingesteld.
Waarde
A: uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo.
B: uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als Chorus Output Select op ‘REV’ is ingesteld, heeft deze
instelling geen effect.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgevoerd
(p.294).
Reverb Sw
Schakelt de reverb in/uit.
Waarde: ON, OFF
Reverb Type
Selecteert chorus of delay. Details over Reverb parameters vindt
u bij ‘Reverb Parameters’ (p.185).
Waarde: 0 (Off)-10 (CHURCH)
Reverb Level
Past het volume van het geluid dat door de reverb is gegaan
aan.
Waarde: 0-127
Reverb Output Assign
Specificeert hoe het geluid dat door de reverb wordt gestuurd
wordt uitgevoerd.
Waarde
A: uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo.
B: uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgevoerd
(p.294).
16
17
18
19
20
21
22
923
24
25
154
Effecten toevoegen
In de Studio Mode kunnen twee multi-effecten (MFX1, MFX2), één
chorus, en één reverb gebruikt worden.
Deze effecten werken volgens de effectinstellingen van de Studio Set.
Hier kunnen algemene instellingen voor effecten gemaakt worden,
en de uitvoerbestemming en het niveau van elk signaal kan hier
ingesteld worden.
fig.22-006.eps_50
Details van deze instellingen vindt u bij ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
In dit scherm wordt de naam van de parameter die met de
cursor wordt geselecteerd in het ‘ ’ gebied links
onder in het scherm getoond. De waarde van de huidige
instellingen wordt hier ook getoond.
fig.22-007
Tone Select
Selecteer de Tone waarvoor u instellingen wilt maken.
Waarde: ALL, 1-4
Deze parameter is Rhythm Key Select wanneer een ritmeset is
geselecteerd. U kunt de Rhythm Tone (A0-C8) waarvoor u
instellingen wilt maken selecteren.
Tone Output Level
Stel het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gestuurd in, die met Output Assign is gespecificeerd.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send Level
Stelt voor elke Tone het niveau dat naar de chorus wordt
gestuurd in.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send Level
Stelt voor elke Tone het niveau dat naar de reverb wordt
gestuurd in.
Waarde: 0-127
Tone Output Assign
Specificeert hoe het directe geluid van elke tone wordt
uitgevoerd.
Waarde:
PFX: uitvoer via Patch multi-effecten (PFX).
DRY: uitvoer zonder door de Patch multi-effecten (PFX) te
gaan.
PFX Sw (Patch Multi-Effects Switch)
Zet het Patch multi-effect (PFX) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
PFX Type (Patch Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 76 beschikbare Patch multi-
Effecten toepassen in de
Studio Mode
Specificeren hoe het geluid wordt
uitgevoerd (Routing)
Signaalstroom diagram en parameters
1
2
5
6
7
8
9
10
11 12
13
14
15
24
25
29
30
26
31 32
27 28
18
16
17
19
20
21
22
23
18
19
20
21
22
23
3
4
1
2
3
4
5
16
7
155
Effecten toevoegen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
effecten te kiezen. Details over Patch multi-effect parameters
vindt u bij ‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
Waarde: 0 (tot)-76
PFX Output Level
(Patch Multi-Effects Output Level)
Past het volume van het geluid dat door de Patch multi-effecten
is gegaan aan.
Waarde: 0-127
PFX Chorus Send Level
(Patch Multi-Effects Chorus Send Level)
Past de hoeveelheid chorus voor het geluid dat door de Patch
multi-effecten is gegaan aan. Als u het chorus effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
PFX Reverb Send Level
(Patch Multi-Effects Reverb Send Level)
Past de hoeveelheid reverb voor het geluid dat door de Patch
multi-effecten is gegaan aan. Als u het reverb effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
Patch Level
Past het volume van de Patch aan.
Waarde: 0-127
Part Level
Past het volume van het Part aan.
Waarde: 0-127
Part Output Level
Stelt het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gestuurd in, dat met Part Output Assign is gekozen.
Waarde: 0-127
Part Chorus Send Level
Stelt voor elk Part het niveau van het signaal dat naar de chorus
wordt gestuurd in. Als u het Chorus effect niet wilt toepassen,
zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
Part Reverb Send Level
Stelt voor elk Part het niveau van het signaal dat naar de reverb
wordt gestuurd in. Als u het Reverb effect niet wilt toepassen,
zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
Part MFX Select
Specificeert of MFX niet gebruikt wordt of welke van de twee
multi-effecten gebruikt zal worden/
Waarde: DRY, MFX-1-MFX2
Part Output Assign
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid wordt
uitgevoerd. Dit is alleen beschikbaar als Part MFX Select op
DRY is ingesteld.
Waarde:
A, B: uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jack of OUTPUT B
jack in stereo, zonder door de multi-effecten te gaan.
1-4: uitvoer naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder door de multi-effecten te gaan.
Als u instellingen heeft gemaakt dat geluid apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd,
maar er geen plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken,
worden de geluiden die naar de INDIVIDUAL 1 jack en
INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd gemengd worden, en via
de INDIVIDUAL 1 jack worden uitgestuurd.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgestuurd
(p.294).
MFX Sw (Multi-Effects Switch)
Zet het multi-effect aan/uit.
Waarde: ON, OFF
MFX Type (Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 78 beschikbare multi-effecten
te kiezen. Details met betrekking tot multi-effect parameters
vindt u bij ‘MFX/PFX Parameters’ (p.161).
Waarde: 0 (tot)-78
MFX Output Level
(Multi-Effects Output Level)
Past het volume van het geluid dat door de multi-effecten is
gegaan aan.
Waarde: 0-127
MFX Chorus Send Level
(Multi-Effects Chorus Send Level)
Past de hoeveelheid chorus voor het geluid dat door de multi-
effecten is gegaan aan. Als u het Chorus effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
MFX Reverb Send Level
(Multi-Effects Reverb Send Level)
Past de hoeveelheid reverb voor het geluid dat door de multi-
effecten is gegaan aan. Als u het Reverb effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
156
Effecten toevoegen
MFX Output Assign
(Multi-Effects Output Assign)
Past de uitvoerbestemming van het geluid dat door de multi-
effecten is gegaan aan.
Waarde
A: uitvoer naar de OUITPUT A (MIC) jacks in stereo.
B: uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ is ingesteld, worden
alle geluiden via de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo
uitgestuurd (p.294).
Chorus Sw
Schakelt de chorus in/uit.
Waarde: ON, OFF
Chorus Type
Selecteert chorus of delay. Details over Chorus parameters
vindt u bij ‘Chorus Parameters’ (p.184).
Waarde: 0 (Off)-3 (GM2 Chorus)
Chorus Level
Past het volume van het geluid dat door de chorus is gegaan
aan.
Waarde: 0-127
Chorus Output Select
Specificeert hoe geluid dat door de chorus wordt gestuurd
uitgevoerd zal worden.
Waarde
MAIN: uitvoer naar de OUTPUT jacks in stereo
REV: uitvoer naar reverb in mono
M+R: uitvoer naar de OUTPUT jack in stereo, en naar
reverb in mono
Ingesteld op ‘MAIN’ of ‘M + R’, wordt de OUTPUT jack, via
welke het geluid wordt uitgestuurd, met Chorus Output Assign
ingesteld.
Chorus Output Assign
Selecteert het paar OUTPUT jacks waarnaar het chorus geluid
wordt gestuurd als Chorus Output Select op ‘MAIN’ of ‘M + R’
is ingesteld.
Waarde
A: uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo.
B: uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als Chorus Output Select op ‘REV’ is ingesteld, heeft deze
instelling geen effect.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgevoerd
(p.294).
Reverb Sw
Schakelt de reverb in/uit.
Waarde: ON, OFF
Reverb Type
Selecteert chorus of delay. Details over Reverb parameters vindt
u bij ‘Reverb Parameters’ (p.185).
Waarde: 0 (Off)-10 (CHURCH)
Reverb Level
Past het volume van het geluid dat door de reverb is gegaan
aan.
Waarde: 0-127
Reverb Output Assign
Specificeert hoe het geluid dat door de reverb wordt gestuurd
wordt uitgevoerd.
Waarde
A: uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo.
B: uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgevoerd
(p.294).
923
24
25
26
27
28
29
30
31
32
157
Effecten toevoegen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
fig.22-008_50
Details met betrekking tot deze instellingen vindt u bij
Effectinstellingen maken’ (p.151).
PFX (Patch Multi-Effects)
Type (Patch Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 76 beschikbare Patch multi-
effecten te kiezen. Voor details van Patch multi-effect parameters, zie
MFX/PFX Parameter’ (p.161).
Waarde: 00: Thru-76
In dit instellingsscherm kunnen de parameters van het Patch multi-
effect, dat met de Patch Multi-Effects Type instelling is geselecteerd,
bewerkt worden. Meer over de parameters die bewerkt kunnen
worden vindt u bij ‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
Met Patch multi-effect instellingen kunt u de Realtime Control
knoppen gebruiken om maximaal vier vooraf gespecificeerde
parameters voor elk multi-effect te bewerken.
Parameters gemarkeerd met kunnen als een
bestemmingsparameter voor Patch multi-effect control
geselecteerd worden (p.157).
PFX Control
Source 1–4 (Multi-Effects Control Source 1–4)
Stelt het MIDI bericht in, dat gebruikt wordt om de multi-effect para-
meter met de multi-effect control te veranderen.
Waarde
OFF: Multi-effect control wordt niet gebruikt.
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
PITCH BEND: Pitch Bend
AFTERTOUCH: Aftertouch
SYS CTRL1-SYS CTRL4: MIDI berichten die als algemene multi-
effect regelaars worden gebruikt.
Als u de algemene controllers voor de gehele Fantom-G wilt
gebruiken, selecteert u ‘SYS CTRL 1’- ‘SYS CTRL 4’. MIDI
berichten die als System Control 1-4 worden gebruikt, worden
met de Sys Ctrl 1-4 Source parameters (p.297) ingesteld.
In Patch/ritme set/Sample set zijn parameters die voor elke
Tone/Rhythm Tone bepalen of Pitch Bend, Controller Number
11 (Expression), en Controller Number 64 (Hold 1) ontvangen
worden (p.108). Als deze instellingen op ‘ON’ staan, en de MIDI
berichten ontvangen worden, zullen de Pitch Bend, Expression,
en Hold 1 instellingen ook gelijktijdig veranderen wanneer een
verandering in de instellingen van de gewenste parameter
wordt aangebracht. Indien u alleen de beoogde parameters wilt
veranderen, zet u deze op ‘OFF’.
Live Mode en Studio Mode bieden parameters waarmee
gespecificeerd kan worden of specifieke MIDI berichten voor
elk MIDI kanaal ontvangen zullen worden. Wanneer multi-
effect control wordt gebruikt, zorgt u dat MIDI berichten die u
gebruikt ontvangen kunnen worden. Wanneer de ontvangst
van MIDI berichten is uitgeschakeld, zal de multi-effect control
niet werken.
Destination 1–4
(Multi-Effects Control Destination 1–4)
Stelt de multi-effect parameters in, die met de multi-effect control
bestuurd worden. De multi-effect parameters doe beschikbaar zijn
voor besturing, zijn afhankelijk van het multi-effect type. Voor
details, zie ‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
Patch Multi-Effect
instellingen maken (PFX)
158
Effecten toevoegen
Sens 1–4 (Multi-Effects Control Sensitivity 1–4)
Stelt de hoeveelheid van het multi-effect control effect dat wordt toe-
gepast in. Om de huidig geselecteerde waarde te laten toenemen (om
hogere waardes te verkrijgen, naar rechts te bewegen, snelheden toe
te laten nemen, enz.), selecteert u een positieve waarde. Om de hui-
dig geselecteerde waarde te laten afnemen (om lagere waardes te
verkrijgen, naar links te bewegen, snelheden te laten afnemen, enz.),
selecteert u een negatieve waarde. Bij zowel positieve als negatieve
waardes kunnen bij grotere absolute waardes grotere veranderingen
gemaakt worden. Stel dit op ‘0’in als u het effect niet wilt toepassen.
Waarde: -63-+63
fig.22-008_50
Voor details over deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
Type (Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 78 beschikbare multi-effecten te
kiezen. Voor details over multi-effect parameters, zie ‘MFX/ PFX
Parameter’ (p.161).
Waarde: 00: Thru-78
In dit instellingsscherm kunnen de parameters van de multi-effecten
die met de Multi-Effects Type instellingen zijn geselecteerd bewerkt
worden. Details over de parameters die bewerkt kunnen worden
vindt u bij ‘MFX/ PFX Parameter’ (p.161).
Met Multi-effect instellingen kunnen de Realtime Control
knoppen gebruikt worden om maximaal vier vooraf
gespecificeerde parameters voor elk multi-effecttype te
bewerken.
Multi-Effects Control
Als u het volume van multi-effect geluiden, de delay tijd van
Delay en dergelijke met gebruik van een extern MIDI apparaat
wilt veranderen, zouden System Exclusive berichten – MIDI
berichten, die exclusief voor de Fantom-G zijn ontworpen, ver-
zonden moeten worden. System Exclusive berichten zijn echter
gecompliceerd, en de hoeveelheid data die verzonden moet
worden kan erg groot worden.
Daarom is een aantal van de meer typische multi-effect parame-
ters van de Fantom-G zo gemaakt dat deze het gebruik van
Control Change (of andere) MIDI berichten accepteren, om ver-
anderingen in hun waardes te maken. U kunt de Pitch Bend
hendel bijvoorbeeld gebruiken om de hoeveelheid vervorming
te veranderen of de aanslag op het toetsenbord gebruiken om
de delay tijd van Delay te veranderen.
De parameters die veranderd kunnen worden zijn van tevoren
voor elk type multi-effect bepaald. Bij de parameters die in
MFX/PFX Parameter’ (p.161) worden beschreven, worden
deze met een ‘#’ aangegeven.
In het multi-effect instellingsscherm wordt een ‘c’ symbool links
van de parameter getoond.
De functie waarmee MIDI berichten gebruikt kunnen worden
om deze veranderingen op de multi-effect parameters in Real-
time toe te passen, wordt de Multi-Effects Control genoemd. In
een enkele Patch/ritmeset/Sample set/live set/studio set kun-
nen maximaal vier multi-effect en gebruikt worden.
Wanneer de multi-effect control wordt gebruikt, kunt u de hoe-
veelheid control (Sens parameter) die wordt toegepast, de gese-
lecteerde parameter (Destination parameter), en het gebruikte
MIDI bericht (Source parameter) selecteren.
Door Matrix Control te gebruiken in plaats van Multi-
Effects Control, kunnen ook de parameters van sommige
populaire multi-effecten in Realtime veranderd worden
(p.109).
Multi-effect instellingen
maken (MFX1-2)
159
Effecten toevoegen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
fig.22-011_50
Voor details over deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
Type (Chorus Type)
Selecteert chorus of delay. Voor details over de chorus
parameters, zie ‘Chorus Parameters’(p.184).
Waarde: 00: OFF-03: GM2 Chorus
* In dit instellingsscherm kunnen de parameters van de chorus/delay,
die met de Chorus Type instelling zijn geselecteerd, bewerkt worden.
Details over de parameters die bewerkt kunnen worden vindt u bij
Chorus Parameters
’ (p.184).
Als een nummer ( )voor een parameter in het scherm
wordt weergegeven, kan de corresponderende Realtime
Control knop (knop uiterst links is , knop uiterst rechts is )
gebruikt worden om de waarde van die parameter aan te
passen.
fig.22-012_50
Voor details over deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
Type (Reverb Type)
Selecteert het type reverb. Voor details over de reverb
parameters, zie ‘Reverb Parameters’(p.185).
Waarde: 00: OFF-10: Church
* In dit instellingsscherm kunnen de parameters van de reverb, die met
de Reverb Type instelling zijn geselecteerd, bewerkt worden. Details
over de parameters die bewerkt kunnen worden vindt u bij ‘
Reverb
Parameters
’ (p.185).
Als een nummer ( )voor een parameter in het scherm
wordt weergegeven, kan de corresponderende Realtime
Control knop (knop uiterst links is , knop uiterst rechts is )
gebruikt worden om de waarde van die parameter aan te
passen.
Chorus instellingen maken
(Chorus)
Reverb instellingen maken
(Reverb)
160
Effecten toevoegen
Dit is een stereo compressor (limiter), die op de uiteindelijke uitvoer
van de Fantom-G wordt toegepast. Deze heeft onafhankelijke hoog,
midden en laag reeksen. Onafhankelijk voor de hoge frequentie,
middenfrequentie en lage frequentie regio’s, comprimeert dit elk
geluid dat het gespecificeerde niveau overschrijdt, en maakt op die
manier het volume consistenter. Bij het mixen naar MD of DAT of bij
het produceren van uw eigen audio CD, kunt u hiermee op een
geoptimaliseerd niveau masteren.
* Mastering effect instellingen zijn op de gehele Fantom-G van
toepassing. Deze instellingen zijn niet voor individuele Patches of
uitvoeringen.
* Het Mastering effect wordt toegepast op het geluid, dat via de
OUTPUT A (MIX) jacks wordt uitgestuurd. Het wordt niet toegepast
op het geluid dat via de OUTPUT B jacks wordt uitgestuurd.
fig.22-013_50
Voor details over deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
Setting
Dit roept de instellingen van het Mastering effect op.
Waarde: System (anders dan Studio Mode)
Studio (alleen in Studio Mode),
User, Hard Comp, Soft Comp, Low Boost, Mid
Boost, High Boost
Om instellingen van het Mastering effect op te slaan, drukt u op
de [WRITE] knop op het panel. De instellingen worden in de
Setting parameter ‘System’ (‘Studio’ in het geval van Studio
Mode) opgeslagen.
De Mastering effect instellingen die u hier opslaat, worden in
het geval van Single Mode of Live Mode als systeem
instellingen opgeslagen. In het geval van Studio Mode worden
deze in de Studio Set opgeslagen.
Attack
Tijd vanaf het moment dat het volume naar het drempelniveau stijgt,
totdat het compressor effect wordt toegepast.
Waarde: 0-100 ms
Release
Tijd vanaf het moment dat het volume tot onder de drempelwaarde
daalt, totdat het compressor effect niet langer wordt toegepast.
Waarde: 50-5000 ms
Threshold
Volumeniveau waarop compressie begint.
Waarde: -36-0 dB
Ratio
Compressie ratio.
Waarde: 1.00:1-INF:1 (INF: oneindig)
Level
Uitgangsvolume.
Waarde: 0-24 dB
Split Frequency High
Frequentie, waarop de hoge frequentie (HI) en midden frequentie
(MID) banden gesplitst worden.
Waarde: 2000-8000 Hz
Split Frequency Low
Frequentie, waarop de lage frequentie (LO) en midden frequentie
(MID) banden gesplitst worden.
Waarde: 200-800 Hz.
Mastering Effect
Over Threshold en Ratio
Zoals in onderstaand diagram wordt getoond, bepalen deze
parameters hoe het volume gecomprimeerd wordt.
fig.22-014.e
1:1
2:1
4:1
INF:1
THRESHOLD
Input Level
Output Level
RATIO
161
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Effectenlijst
De MFX (multi-effecten) hebben 78 verschillende types effecten
(PFX: 76 types). Sommige effecten bestaan uit twee of meer verschil-
lende, in serie geschakelde effecten.
Parameters met een kruis ‘#’ kunnen bestuurd worden met gebruik
van een specifieke controller (twee instellingsonderdelen zullen met
‘#’en ‘#2’ gelijktijdig veranderen).
Over Note
Sommige effectparameters (zoals Rate of Delay Time) kunnen uitge-
drukt in een noot waarde worden ingesteld.
Dit soort parameters hebben een num/note schakelaar, waarmee u
kunt specificeren of de waarde als nootwaarde of numerieke waarde
ingesteld wordt.
Als u de Rate (Delay Time) als een numerieke waarde wilt instellen,
zet u de num/note schakelaar op ‘Hz’ (‘msec’). Als u deze als een
nootwaarde wilt instellen, stelt u de num/note schakelaar op
‘NOTE’ in.
Als een parameter, waarvan de num/note schakelaar op ‘NOTE’
is ingesteld, als bestemming voor multi-effect control wordt
ingesteld, kan de multi-effect control niet gebruikt worden om
die parameter te besturen.
MFX/PFX Parameter
FILTER (10 types)
01 EQUALIZER
p. 162
02 SPECTRUM
p. 162
03 ISOLATOR
p. 162
04 LOW BOOST
p. 162
05 SUPER FILTER
p. 163
06 STEP FILTER
p. 163
07 ENHANCER
p. 163
08 AUTO WAH
p. 164
09 HUMANIZER
p. 164
10 SPEAKER SIMULATOR
p. 164
MODULATION (12 types)
11 PHASER
p. 164
12 STEP PHASER
p. 165
13 MULTI STAGE PHASER
p. 165
14 INFINITE PHASER
p. 165
15 RING MODULATOR
p. 165
16 STEP RING MODULATOR
p. 166
17 TREMOLO
p. 166
18 AUTO PAN
p. 166
19 STEP PAN
p. 166
20 SLICER
p. 167
21 ROTARY
p. 167
22 VK ROTARY
p. 167
CHORUS (12 types)
23 CHORUS
p. 168
24 FLANGER
p. 168
25 STEP FLANGER
p. 168
26 HEXA-CHORUS
p. 169
27 TREMOLO CHORUS
p. 169
28 SPACE-D
p. 169
29 3D CHORUS
p. 169
30 3D FLANGER
p. 170
31 3D STEP FLANGER
p. 170
32 2BAND CHORUS
p. 170
33 2BAND FLANGER
p. 171
34 2BAND STEP FLANGER
p. 171
DYNAMICS (8 types)
35 OVERDRIVE p. 172
36 DISTORTION p. 172
37 VS OVERDRIVE p. 172
38 VS DISTORTION p. 172
39 GUITAR AMP SIMULATOR p. 172
40 COMPRESSOR p. 172
41 LIMITER p. 173
42 GATE p. 173
DELAY (13 types)
43 DELAY p. 173
44 LONG DELAY p. 174
45 SERIAL DELAY p. 174
46 MODULATION DELAY p. 174
47 3TAP PAN DELAY p. 175
48 4TAP PAN DELAY p. 175
49 MULTI TAP DELAY p. 175
50 REVERSE DELAY p. 175
51 SHUFFLE DELAY p. 176
52 3D DELAY p. 176
53 TIME CTRL DELAY p. 177
54 LONG TIME CTRL DELAY p. 177
55 TAPE ECHO p. 177
LO-FI (5 types)
56 LOFI NOISE p. 177
57 LOFI COMPRESS p. 178
58 LOFI RADIO p. 178
59 TELEPHONE p. 178
60 PHONOGRAPH p. 178
PITCH (3 types)
61 PITCH SHIFTER p. 179
62 2VOICE PITCH SHIFTER p. 179
63 STEP PITCH SHIFTER p. 179
COMBINATION (12 types)
64 OVERDRIVE CHORUS p. 180
65 OVERDRIVE FLANGER p. 180
66 OVERDRIVE DELAY p. 180
67 DISTORTION CHORUS p. 180
68 DISTORTION FLANGER p. 180
69 DISTORTION DELAY p. 181
70 ENHANCER CHORUS p. 181
71 ENHANCER FLANGER p. 181
72 ENHANCER DELAY p. 181
73 CHORUS DELAY p. 181
74 FLANGER DELAY p. 182
75 CHORUS FLANGER p. 182
PIANO (1 type)
76 SYMPATHETIC RESONANCE p. 182
REVERB (2 types) *MFX only
77 REVERB p. 183
78 GATED REVERB p. 183
162
Effectenlijst
01: EQUALIZER
Dit is een vier-bands stereo equalizer (laag, mid-laag x 2, hoog).
fig.MFX-01
02: SPECTRUM
Dit is een stereo spectrum. Spectrum is een filter type dat het timbre
wijzigt, door het niveau op specifieke locaties omhoog te duwen of
af te kappen.
fig.MFX-02
03: ISOLATOR
Dit is een equalizer die het volume sterk afkapt, zodat een speciaal
effect aan het geluid toegevoegd kan worden door het volume in
verschillende reeksen af te kappen.
fig.MFX-03
04: LOW BOOST
Duwt het volume van de lage reeks omhoog, creëert een krachtig
laag.
fig.MFX-04
Parameter Waarde Omschrijving
Low Freq 200, 400 Hz Frequentie van de lage reeks
Low Gain # -15– +15 dB Gain van de lage reeks
Mid1 Freq 200–8000 Hz Frequentie van de midden-
reeks 1
Mid1 Gain -15– +15 dB Gain van de middenreeks 1
Mid1 Q 0.5, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0 Breedte van de middenreeks 1
Stel een hogere waarde voor
Q in om de te beïnvloeden
reeks te versmallen.
Mid2 Freq 200–8000 Hz Frequentie van de midden-
reeks 2
Mid2 Gain -15– +15 dB Gain van de middenreeks 2
Mid2 Q 0.5, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0 Breedte van de middenreeks 2
Stel een hogere waarde voor
Q in om de te beïnvloeden
reeks te versmallen.
High Freq 2000, 4000, 8000 Hz Frequentie van de hoge reeks
High Gain # -15– +15 dB Gain van de hoge reeks
Level # 0–127 Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Band1 (250Hz) -15– +15 dB Gain van elke frequentieband.
Band2 (500Hz)
Band3 (1000Hz)
Band4 (1250Hz)
Band5 (2000Hz)
Band6 (3150Hz)
Band7 (4000Hz)
Band8 (8000Hz)
Q 0.5, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0 Past de breedte van de aange-
paste reeksen van alle banden
tegelijk aan.
Level # 0–127 Uitgangsniveau
L in
R in
L out
R out
4-Band EQ
4-Band EQ
L in
R in
L out
R out
Spectrum
Spectrum
Parameter Waarde Omschrijving
Boost/
Cut Low #
-60– +4 dB Deze duwt alle hoge, midden en lage
frequentiereeksen omhoog of kapt
deze af.
Op –60 dB wordt het geluid onhoor-
baar. 0 dB is gelijk aan het ingangs-
niveau van het geluid.
Boost/
Cut Mid #
Boost/
Cut High #
Anti Phase
Low Sw
OFF, ON Zet de Anti-Phase functie aan en uit
voor de lage frequentiereeksen.
Wanneer aan, wordt het contra
kanaal van stereo geluid omgekeerd
en aan het signaal toegevoegd.
Anti Phase
Low Level
0–127 Past de niveau instellingen van de lage
frequentiereeksen aan.
Door dit niveau voor bepaalde fre-
quenties aan te passen, kunnen spe-
cifieke gedeeltes benadrukt wor-
den. (Dit is alleen effectief bij een
stereo bron).
Anti Phase
Mid Sw
OFF, ON Instellingen van de Anti-Phase functie
voor de midden frequentiereeksen.
De parameters zijn hetzelfde als
voor de lage frequentiereeksen.
Anti Phase
Mid Level
0–127
Low Boost Sw OFF, ON Zet Low Booster aan/uit.
Dit benadrukt de onderkant om een
zwaar bas geluid te creëren.
Low Boost
Level
0–127 Als deze waarde toeneemt, wordt een
zwaarder low end verkregen.
* Afhankelijk van de Isolator en fil-
ter instellingen kan dit effect moe-
ilijk te onderscheiden zijn.
Level 0–127 Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Boost
Frequency #
50–125 Hz Middenfrequentie waarop de lage
reeks omhooggeduwd zal worden.
Boost Gain # 0– +12 dB Hoeveelheid waarmee de lage reeks
omhooggeduwd wordt.
Boost Width WIDE, MID,
NARROW
Breedte van de lage reeks die omhoog-
geduwd zal worden.
Low Gain -15– +15 dB Gain van de lage frequentiereeks.
High Gain -15– +15 dB Gain van de hoge frequentiereeks.
Level 0–127 Uitgangsniveau.
L in
R in
L out
R out
Isolator
Low Boost
Low Boost
Isolator
L in
R in
L out
R out
Low Boost
2-Band EQ
2-Band EQ
Low Boost
163
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
05: SUPER FILTER
Dit is een filter met een extreem scherpe helling. De cutoff frequentie
kan cyclisch gevarieerd worden.
fig.MFX-05
06: STEP FILTER
Dit is een filter, waarvan de cutoff frequentie in stappen gemodu-
leerd kan worden.
U kunt het patroon, waarmee de cutoff frequentie zal veranderen
specificeren.
fig.MFX-06
07: ENHANCER
Regelt de boventoon structuur van de hoge frequenties, maakt het
geluid sprankelend en compacter.
fig.MFX-07
Parameter Waarde Omschrijving
Filter Type LPF, BPF,
HPF, NOTCH
Filter type
frequentiereeks die door elk filter zal
gaan.
LPF: frequenties onder de cutoff
BPF: frequenties in de regio van de
cutoff
HPF: frequenties boven de cutoff
NOTCH: andere frequenties dan de
regio van de cutoff.
Filter Slope -12, -24, -36 dB Hoeveelheid verzwakking per octaaf
-36 dB: extreem stijl
-24 dB: stijl
-12 dB: mild
Filter
Cutoff #
0–127 Cutoff frequentie van het filter.
Als de waarde toeneemt zal de cutoff
frequentie verhoogd worden.
Filter
Resonance #
0–127 Filter resonantie niveau
Door toename van deze waarde wordt
de regio in de buurt van de cutoff fre-
quentie benadrukt.
Filter Gain 0– +12 dB Hoeveelheid boost voor de filter uitvoer.
Modulation
Sw
OFF,ON Aan/uit schakelaar voor cyclische veran-
dering.
Modulation
Wave
TRI, SQR, SIN,
SAW1, SAW2
Hoe de cutoff frequentie gemoduleerd
wordt
TRI: driehoeksgolf
SQR: vierkante golf
SIN: sinusgolf
SAW1: zaagtandgolf (opwaarts)
SAW2: zaagtandgolf (neerwaarts)
Rate # 0.05–10.00 Hz,
note
Modulatiesnelheid
Depth 0–127 Modulatiediepte
Attack # 0–127 Snelheid waarmee de cutoff frequentie
zal veranderen
Dit is effectief als Modulation Wave
op SQR, SAW1 of SAW2 staat.
Level 0–127 Uitgangsniveau
L in
R in
L out
R out
Super Filter
Super Filter
SAW1 SAW2
Parameter Waarde Omschrijving
Step 01–16 0–127 Cutoff frequentie op elke stap
Rate # 0.05–10.00 Hz,
note
Modulatiesnelheid
Attack # 0–127 Snelheid waarmee de cutoff frequentie
tussen stappen verandert.
Filter Type LPF, BPF,
HPF, NOTCH
Filtertype
frequentiereeks die door elk filter zal
gaan.
LPF: frequenties onder de cutoff
BPF: frequenties in de regio van de
cutoff
HPF: frequenties boven de cutoff
NOTCH: andere frequenties dan de
regio van de cutoff.
Filter Slope -12, -24, -36 dB Hoeveelheid verzwakking per octaaf
-12 dB: mild
-24 dB: stijl
-36 dB: extreem stijl
Filter
Resonance #
0–127 Filter resonantie niveau
Door toename van deze waarde wordt
de regio in de buurt van de cutoff fre-
quentie benadrukt.
Filter Gain 0– +12 dB Hoeveelheid boost voor de filter uitvoer.
Level 0–127 Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Sens # 0–127 Gevoeligheid van de enhan-
cer.
Mix # 0–127 Niveau van de boventonen,
gegenereerd door de enhan-
cer
Low Gain -15– +15 dB Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB Gain van de hoge reeks
Level 0–127 Uitgangsniveau
L in
R in
L out
R out
Step Filter
Step Filter
L in
R in
L out
R out
Mix
Mix
Enhancer
Enhancer
2-Band
EQ
2-Band
EQ
164
Effectenlijst
08: AUTO WAH
Bestuurt een filter op cyclische wijze om een cyclische verandering in
timbre te creëren.
fig.MFX-08
09: HUMANIZER
Voegt een klinker karakter aan het geluid toe, waardoor het op een
menselijke stem lijkt.
fig.MFX-09
10: SPEAKER SIMULATOR
Simuleert het luidspreker type en microfoon instellingen die
gebruikt worden om het luidsprekergeluid op te nemen.
fig.MFX-10
Specificaties van elk luidsprekertype
In de luidspreker kolom wordt de diameter van elke luidspreker
eenheid (in inches) en het aantal eenheden aangegeven.
11: PHASER
Een in fase verschoven geluid dat aan het originele geluid wordt toe-
gevoegd en gemoduleerd.
fig.MFX-11
Parameter Waarde Omschrijving
Filter Type LPF, BPF Type filter
LPF: het wah effect wordt over een
brede frequentiereeks toegepast
BPF: het wah effect wordt over een
smalle frequentiereeks toegepast
Manual # 0–127 Past de middenfrequentie, waarop het
effect wordt toegepast, aan.
Peak 0–127 Past de hoeveelheid wah effect dat in de
reeks van de middenfrequentie optreedt
aan.
Stel Q op een hogere waarde in om de
te beïnvloeden reeks smaller te
maken.
Sens # 0–127 Past de gevoeligheid waarmee het filter
wordt bestuurd aan.
Polarity UP, DOWN Stelt de richting waarin de frequentie zal
veranderen in, als het auto-wah filter
gemoduleerd wordt.
UP: het filter verandert in de richting
van een hogere frequentie
DOWN: het filter verandert in de rich-
ting van een lagere frequentie.
Rate # 0.05–10.00 Hz,
note
Modulatie frequentie
Depth # 0–127 Diepte van modulatie
Phase # 0–180 deg Past de mate van faseverschuiving van
de linker en rechter geluiden aan, als het
wah effect wordt toegepast.
Low Gain -15– +15 dB Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB Gain van de hoge reeks
Level 0–127 Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Drive Sw OFF, ON Zet Drive aan/uit.
Drive # 0–127 Mate van vervorming
Verandert ook het volume
Vowel1 a, e, i, o, u Selecteert de klinker.
Vowel2 a, e, i, o, u
Rate # 0.05–10.00 Hz,
note
Frequentie waarop de twee klinkers wor-
den veranderd.
Depth # 0–127 Effect diepte.
Input Sync
Sw
OFF, ON Bepaalt of de LFO voor het veranderen
van de klinkers door het ingangssignaal
opnieuw wordt ingesteld (ON) of niet
(OFF).
Input Sync
Threshold
0–127 Volumeniveau waarop reset wordt toe-
gepast.
Manual # 0–100 Punt waarop klinkers (Vowel) 1 / 2 ver-
anderen
49 of minder: klinker 1 duurt langer
50: klinker 1 en 2 klinken even lang.
51 of meer: klinker 2 klinkt langer.
Low Gain -15– +15 dB Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB Gain van de hoge frequentiereeks
Pan # L64–63R Stereo locatie van de uitvoer
Level 0–127 Uitgangsniveau
L in
R in
L out
R out
Auto Wah
2-Band EQ
2-Band EQ
Auto Wah
Formant
2-Band
EQ
L in
R in
Overdrive
L out
R ou
t
Pan R
Pan L
Parameter Waarde Omschrijving
Speaker Type (See “Specifications of
each Speaker Type“)
Type luidspreker
Mic Setting 1, 2, 3 Past de locatie van de mic aan,
die het geluid van de luidspre-
ker opneemt.
Dit kan in drie stappen wor-
den bijgesteld, waarbij de
microfoon meer afstand
krijgt, in de volgorde 1, 2 en
3.
Mic Level # 0–127 Volume van de microfoon.
Direct Level # 0–127 Volume van het directe geluid.
Level # 0–127 Uitgangsniveau
Type Behuizing
Luid-
spreker
Microfoon
SMALL 1 Kleine behuizing met open
achterzijde
10 dynamisch
SMALL 2 Kleine behuizing met open
achterzijde
10 dynamisch
MIDDLE Behuizing met open achter-
zijde
12 x 1 dynamisch
JC-120 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 dynamisch
BUILT-IN 1 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 dynamisch
BUILT-IN 2 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 condensator
BUILT-IN 3 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 condensator
BUILT-IN 4 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 condensator
BUILT-IN 5 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 condensator
BG STACK 1 Gesloten behuizing 12 x 2 condensator
BG STACK 2 Grote gesloten behuizing 12 x 2 condensator
MS STACK 1 Grote gesloten behuizing 12 x 4 condensator
MS STACK 2 Grote gesloten behuizing 12 x 4 condensator
METAL
STACK
Grote double stack 12 x 4 condensator
2-STACK Grote double stack 12 x 4 condensator
3-STACK Grote triple stack 12 x 4 condensator
L in
R in
L out
R out
Speaker
Speaker
R in
R out
L in
L out
Phaser
Mix
2-Band
EQ
Phaser
2-Band
EQ
Mix
165
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
12: STEP PHASER
Het Phaser effect wordt geleidelijk gevarieerd.
fig.MFX-12
13: MULTI STAGE PHASER
Extreem hoge instellingen van het faseverschil produceren een diep
Phase effect.
fig.MFX-13
14: INFINITE PHASER
Een Phaser die de frequentie waarop het geluid gemoduleerd wordt
blijft verhogen/verlagen
fig.MFX-14
15: RING MODULATOR
Dit is een effect dat amplitude modulatie (AM) op het ingangssig-
naal toepast, en produceert belachtige geluiden. De modulatiefre-
quentie kan ook verandert worden in respons op veranderingen in
het volume van het geluid dat naar het effect wordt gestuurd.
Parameter Waarde Omschrijving
Mode 4-STAGE, 8-
STAGE, 12-STAGE
Aantal fases in de Phaser
Manual # 0–127
Past de basis frequentie aan,
vanaf welke het geluid gemodu-
leerd zal worden.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Diepte van modulatie
Polarity INVERSE,
SYNCHRO
Selecteert of de linker en rechter
fases van de modulatie hetzelfde
of het tegenovergestelde zullen
zijn.
INVERSE: de linker en rechter
fases zijn tegenovergesteld. Bij
gebruik van een mono bron,
spreidt dit het geluid.
SYNCHRO: de linker en rech-
ter fases zijn hetzelfde. Selec-
teer dit als een stereo bron
wordt ingevoerd.
Resonance # 0–127
Hoeveelheid feedback.
Cross
Feedback
-98– +98 %
Past de proportie van het Phase
geluid dat naar het effect wordt
teruggevoerd aan. Negatieve (-)
instellingen keren de fase om.
Mix # 0–127
Niveau van het in fase verscho-
ven geluid.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Mode 4-STAGE, 8-
STAGE, 12-STAGE
Aantal fases in de Phaser
Manual # 0–127
Past de basis frequentie aan,
vanaf waar het geluid gemodu-
leerd zal worden.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Diepte van modulatie
Polarity INVERSE,
SYNCHRO
Selecteert of de linker en rechter
fases van de modulatie hetzelfde
of het tegenovergestelde zullen
zijn.
INVERSE: de linker en rechter
fases zijn tegenovergesteld. Bij
gebruik van een mono bron,
spreidt dit het geluid.
SYNCHRO: de linker en rech-
ter fases zijn hetzelfde. Selec-
teer dit als een stereo bron
wordt ingevoerd.
Resonance # 0–127
Hoeveelheid feedback.
Cross
Feedback
-98– +98 %
Past de proportie van het Phase
geluid dat naar het effect wordt
teruggevoerd aan. Negatieve (-)
instellingen keren de fase om.
Step Rate # 0.10–20.00 Hz, note
Snelheid van de stapsgewijze
verandering in het phaser effect.
Mix # 0–127
Niveau van het in fase verscho-
ven geluid.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Level 0–127
Uitgangsniveau
R in
R out
L in
L out
Step Phaser
Mix
2-Band
EQ
Step Phaser
2-Band
EQ
Mix
Parameter Waarde Omschrijving
Mode 4-STAGE, 8-
STAGE,
12-STAGE, 16-
STAGE, 20-STAGE,
24-STAGE
Aantal phaser fases.
Manual # 0–127
Past de basisfrequentie vanaf
waar het geluid gemoduleerd zal
worden aan.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatiefrequentie
Depth 0–127
Modulatiediepte
Resonance # 0–127
Hoeveelheid feedback
Mix # 0–127
Niveau van het in toonhoogte
verschoven geluid
Pan # L64–63R
Stereo locatie van het uitvoer
geluid.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Range Omschrijving
Mode 1, 2, 3, 4
Hogere waardes produceren een
dieper phaser effect.
Speed # -100– +100
Snelheid waarop de frequentie
waarop geluid wordt gemodu-
leerd verhoogd of verlaagd
wordt. (+: opwaarts / -: neer-
waarts)
Resonance # 0–127
Hoeveelheid feedback
Mix # 0–127
Volume van het in fase verscho-
ven geluid
Pan # L64–63R
Panning van het uitvoer geluid
Low Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut van de
lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut van de
hoge frequentiereeks
Level 0–127
Uitgangsvolume
Resonance
Mix
L in
R in
L out
R out
Pan R
Pan L
2-Band
EQ
Multi Stage
Phaser
Infinite Phaser 2-Band EQ
L in
R in
L out
R out
Pan R
Pan L
166
Effectenlijst
fig.MFX-15
16: STEP RING MODULATOR
Dit is een ring modulator die een 16-staps sequens gebruikt om de
frequentie waarop modulatie wordt toegepast te variëren.
fig.MFX-16
17: TREMOLO
Moduleert het volume op cyclische wijze om een tremolo effect aan
het geluid toe te voegen.
fig.MFX-17a
18: AUTO PAN
Moduleert de stereo locatie van het geluid op cyclische wijze.
fig.MFX-18a
19: STEP PAN
Dit gebruikt een 16-staps sequens om de panning van het geluid te
variëren.
fig.MFX-19
Parameter Waarde Omschrijving
Frequency # 0–127
Past de frequentie waarop modulatie
wordt toegepast aan.
Sens # 0–127
Past de hoeveelheid frequentie modula-
tie die wordt toegepast aan
Polarity UP, DOWN
Bepaalt of de frequentie modulatie naar
hogere frequenties (UP) of lagere fre-
quenties (DOWN) wordt verplaatst.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effect geluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Range Omschrijving
Step 01–16 0–127
Frequentie van ring modulatie
op elke stap
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarmee de 16-staps
sequens rond zal gaan
Attack # 0–127
Snelheid waarop de modulatie
frequentie tussen stappen veran-
dert.
Low Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut van de
lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut van de
hoge frequentiereeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het origi-
nele geluid (D) en het effect
geluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
L in
R in
L out
R out
Ring Mod
2-Band EQ
2-Band EQ
Ring Mod
L in
R in
L out
R out
Step Ring Mod
2-Band EQ
2-Band EQ
Step Ring Mod
L in
R in
L out
R out
Tremolo
2-Band EQ
2-Band EQ
Tremolo
Parame-
ter
Waarde Omschrijving
Mod Wave TRI, SQR, SIN,
SAW1, SAW2
Modulatie golf
TRI: driehoeksgolf
SQR: vierkante golf
SIN: sinusgolf
SAW1/2: zaagtand golf
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Frequentie van de verandering
Depth # 0–127
Diepte waarop het effect wordt toe-
gepast
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parame-
ter
Waarde Omschrijving
Mod Wave TRI, SQR, SIN,
SAW1, SAW2
Modulatie golf
TRI: driehoeksgolf
SQR: vierkante golf
SIN: sinusgolf
SAW1/2: zaagtand golf
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Frequentie van de verandering
Depth # 0–127
Diepte waarop het effect wordt toe-
gepast
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Range Omschrijving
Step 01–16 L64–63R
Pan op elke stap
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarop de 16-staps
sequens zal rondgaan
Attack # 0–127
Snelheid waarop de pan tussen
stappen verandert
SAW1 SAW2
L in
R in
L out
R out
Auto Pan
2-Band EQ
2-Band EQ
Auto Pan
SAW1 SAW2
L
R
L
R
L in
R in
L out
R out
Step Pan
Step Pan
167
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
20: SLICER
Door opeenvolgende afkappingen op het geluid toe te passen, veran-
dert een conventioneel geluid in een geluid dat als een achtergrond
frase gespeeld lijkt te worden. Dit is in het bijzonder effectief als dit
op doorklinkende geluiden wordt toegepast.
fig.MFX-20
21: ROTARY
Het Rotary effect simuleert het geluid van de roterende luidsprekers
die in het verleden vaak met de elektrische orgels werden gebruikt.
Omdat de beweging van de hoge reeks en lage reeks rotors onafhan-
kelijk ingesteld kan worden, kunnen de unieke modulatie kenmer-
ken van deze luidsprekers op getrouwe wijze gesimuleerd worden.
Dit effect is het meest bruikbaar voor elektrische orgel Patches.
fig.MFX-21
22: VK ROTARY
Dit type biedt een gewijzigde respons voor de roterende luidspreker,
waarbij het laag verder omhooggeduwd wordt.
Dit effect beschikt over dezelfde specificaties als de ingebouwde
roterende luidspreker van de VK-7.
fig.MFX-22
Input Sync
Sw
OFF, ON
Specificeert of een ingevoerde
noot maakt dat de sequens
opnieuw vanaf de eerste stap
van de sequens begint (ON) of
niet (OFF)
Input Sync
Threshold
0–127
Volume waarop een ingevoerde
noot gedetecteerd wordt
Level 0–127
Uitgangsvolume
Parameter Waarde Omschrijving
Step 01–16 L64–63R
Niveau op elke stap
Rate # 0.05–10.00
Hz, note
Snelheid waarop de 16-staps sequens
rond zal gaan
Attack # 0–127
Snelheid waarop het niveau tussen stap-
pen verandert
Input Sync
Sw
OFF, ON
Specificeert of een ingevoerde noot
maakt dat de sequens opnieuw vanaf de
eerste stap van de sequens begint (ON) of
niet (OFF)
Input Sync
Threshold
0–127
Volume waarop een ingevoerde noot
gedetecteerd wordt
Mode LEGATO,
SLASH
Stelt de manier in waarop het volume
verandert wanneer een stap naar de vol-
gende overgaat.
LEGATO: de verandering in volume
van het niveau van een stap naar de
volgende blijft hetzelfde. Als het niveau
van een volgende stap hetzelfde is als
dat van de vorige, is er geen verande-
ring in volume.
SLASH: het niveau wordt tijdelijk op 0
gezet voordat naar het volgende niveau
van de volgende stap wordt overge-
gaan. Deze verandering in volume
treedt op, ook al is het niveau van de
volgende stap hetzelfde als dat van de
vorige stap.
Shuffle # 0–127
Timing van volumeniveau veranderin-
gen in niveaus, voor even genummerde
stappen (stap 2, stap 4, stap 6 …)
Hoe hoger de waarde, hoe later de beat
verdergaat.
Level 0–127
Uitgangsniveau.
Parameter Range Omschrijving
L in
R in
L out
R out
Slicer
Slicer
Rotary
L out
R out
L in
R in
Parameter Waarde Omschrijving
Speed # SLOW, FAST
Schakelt de rotatiesnelheid van
de lage frequentie rotor en de
hoge frequentie rotor gelijktijdig.
SLOW: vertraagd de rotatie-
snelheid naar de Slow Rate
FAST: versnelt de rotatiesnel-
heid naar de Fast Rate.
Woofer Slow
Speed
0.05–10.00 Hz
Langzame snelheid (SLOW) van
de lage frequentie rotor.
Woofer Fast
Speed
0.05–10.00 Hz
Snelle snelheid (FAST) van de
lage frequentie rotor.
Woofer
Acceleration
0–15
Past de tijd aan waarbinnen de
lage frequentie rotor de nieuw
geselecteerde snelheid bereikt,
bij het schakelen van snelle naar
langzame (of langzame naar
snelle) snelheid. Lagere waardes
vereisen langere tijden.
Woofer Level 0–127
Volume van de lage frequentie
rotor.
Tweeter Slow
Speed
0.05–10.00 Hz
Instellingen van de hoge fre-
quentie rotor.
De parameters zijn hetzelfde
als die van de lage frequentie
rotor.
Tweeter Fast
Speed
0.05–10.00 Hz
Tweeter
Acceleration
0–15
Tweeter Level 0–127
Separation 0–127
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Level # 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Speed # SLOW, FAST
Rotatiesnelheid van de rote-
rende luidspreker
Brake # OFF, ON
Schakelt de rotatie van de
roterende luidspreker.
Als dit is aangezet zal de
rotatie geleidelijk stoppen.
Als dit is uitgezet zal de
rotatie geleidelijk opnieuw
in gang worden gezet.
Woofer Slow
Speed
0.05–10.00 Hz
Lage snelheid rotatiesnelheid
van de woofer.
Woofer Fast
Speed
0.05–10.00 Hz
Hoge snelheid rotatiesnelheid
van de woofer.
Woofer Trans
Up
0–127
Past de versnelling van de
woofer rotatie aan, wanneer
de rotatie van Slow in Fast
wordt veranderd.
Woofer Trans
Down
0–127
Past de versnelling van de
woofer rotatie aan, wanneer
de rotatie van Fast in Slow
wordt veranderd.
Woofer Level 0–127
Volume van de woofer.
Tweeter Slow
Speed
0.05–10.00 Hz
Instellingen van de tweeter.
Deze parameters zijn het-
zelfde als die van de woofer.
Tweeter Fast
Speed
0.05–10.00 Hz
Tweeter Trans
Up
0–127
Tweeter Trans
Down
0–127
Tweeter Level 0–127
L out
R out
L in
R in
Rotary
2-Band EQ
2-Band EQ
168
Effectenlijst
23: CHORUS
Dit is een stereo chorus. Er is in een filter voorzien, zodat het timbre
van het chorusgeluid aangepast kan worden.
fig.MFX-23
24: FLANGER
Dit is een stereo flanger. (de LFO heeft voor links en rechts dezelfde
fase). Dit produceert een metaalachtige resonantie die stijgt en daalt,
als een vliegtuig dat opstijgt of landt. Er is in een filter voorzien,
zodat het timbre van het flanger geluid aangepast kan worden.
fig.MFX-24
25: STEP FLANGER
Dit is een flanger waarin de flanger toonhoogte in stappen veran-
dert. De snelheid waarmee de toonhoogte verandert kan ook in een
nootwaarde van een gespecificeerd tempo worden uitgedrukt.
fig.MFX-25
Spread 0–10
Stelt het stereobeeld van de
roterende luidspreker in. Hoe
hoger de waarde wordt inge-
steld, hoe breder het geluid
wordt gespreid.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks.
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Level # 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Filter Type OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Cutoff Freq 200–8000 Hz
Basisfrequentie van het filter.
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd van het directe
geluid aan, totdat het chorusge-
luid hoorbaar wordt.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte
Phase 0–180 deg
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het chorus geluid
(W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
L in
R in
Chorus
Chorus
L out
R out
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
R in
R out
L in
L out
Flanger
Feedback
Feedback
Flanger
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Parameter Waarde Omschrijving
Filter Type OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Cutoff Freq 200–8000 Hz
Basisfrequentie van het filter.
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd van het directe
geluid aan, totdat het flanger
geluid hoorbaar wordt.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte
Phase 0–180 deg
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Feedback # -98– +98 %
Past de proportie van het flanger
geluid dat in het effect wordt
teruggevoerd aan. Negatieve (-)
instellingen keren de fase om.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het flanger geluid
(W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Filter Type OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Cutoff Freq 200–8000 Hz
Basisfrequentie van het filter.
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
moment dat het directe geluid
begint aan, totdat het flanger
geluid hoorbaar wordt.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte
Phase 0–180 deg
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Feedback # -98– +98 %
Past de proportie van het flan-
ger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Step Rate # 0.10–20.00 Hz, note
Snelheid (periode) van toon-
hoogte verandering
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flan-
ger geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
R in
R out
L in
L out
Feedback
Feedback
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Step Flanger
Step Flanger
169
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
26: HEXA-CHORUS
Gebruikt een zesfase chorus (zes lagen aan chorus geluid) om het
geluid rijker te maken en een ruimtelijke spreiding te bewerkstelligen.
fig.MFX-26
27: TREMOLO CHORUS
Dit is een chorus effect met toegevoegde tremolo (cyclische modula-
tie van volume).
fig.MFX-27
28: SPACE-D
Dit is een veelvoudige chorus die tweefase modulatie in stereo toe-
past. Het geeft niet de indruk van modulatie, maar produceert een
transparant chorus effect.
fig.MFX-28
29: 3D CHORUS
Dit past een 3D effect op het chorus geluid toe. Het chorus geluid
wordt op 90 graden links en 90 graden rechts geplaatst.
fig.MFX-29
Parameter Waarde Omschrijving
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd aan, vanaf het
directe geluid totdat het chorus-
geluid hoorbaar wordt.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte
Pre Delay
Deviation
0–20
Past de verschillen in Pre Delay
tussen elk chorus geluid aan
Depth
Deviation
-20– +20
Past de verschillen in modulatie-
diepte tussen elk chorus geluid
aan
Pan Deviation 0–20
Past het verschil in stereo locatie
tussen elk chorus geluid aan.
0: alle chorus geluiden bevin-
den zich in het midden
20: elk chorus geluid wordt,
gerelateerd aan het midden, op
60 graden intervallen uit elkaar
geplaatst.
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het chorus geluid
(W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het chor-
usgeluid hoorbaar wordt aan.
Chorus Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatiefrequentie van het
chorus effect.
Chorus Depth 0–127
Modulatiediepte van het cho-
rus effect.
Tremolo Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatiefrequentie van het
tremolo effect.
Tremolo
Separation
0–127
Spreiding van het tremolo
effect
Tremolo Phase 0–180 deg
Spreiding van het tremolo
effect
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het tre-
molo chorus geluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Balance W
Balance W
L in
R in
L out
R out
Hexa Chorus
Balance D
Balance D
Tremolo Chorus
L in
R in
L out
R out
Balance D
Balance D
Balance W
Balance W
Parameter Waarde Omschrijving
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd aan, vanaf
het directe geluid totdat het
chorusgeluid hoorbaar
wordt.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte
Phase 0–180 deg
Ruimtelijke spreiding van
het geluid
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het
chorus geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Filter Type OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Cutoff Freq 200–8000 Hz
Basisfrequentie van het filter.
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd van het directe
geluid aan, totdat het chorus-
geluid hoorbaar wordt.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte van het cho-
rus effect
Phase 0–180 deg
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Output Mode SPEAKER, PHONES
Past de methode aan, die
gebruikt wordt om het geluid
dat naar de OUTPUT jacks
wordt gestuurd te beluisteren.
Het optimale 3D effect wordt
bereikt als u SPEAKER selec-
teert wanneer u luidsprekers
gebruikt of PHONES als een
koptelefoon wordt gebruikt.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het chorus
geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
L in
R in
Space D
Space D
L out
R out
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
L
R
3D Chorus
2-Band
EQ
2-Band
EQ
R out
L out
170
Effectenlijst
30: 3D FLANGER
Dit past een 3D effect op het flanger geluid toe. Het flanger geluid
wordt op 90 graden links en 90 graden rechts geplaatst.
fig.MFX-30
31: 3D STEP FLANGER
Dit past een 3D effect op het step flanger geluid toe. Het flanger
geluid wordt op 90 graden links en 90 graden rechts geplaatst.
fig.MFX-31
32: 2BAND CHORUS
Een chorus effect waarmee een effect onafhankelijk op de lage en
hoge frequentiereeksen toegepast kan worden.
fig.MFX-32
Parameter Waarde Omschrijving
Filter Type OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Cutoff Freq 200–8000 Hz
Basisfrequentie van het filter.
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd van het
directe geluid aan, totdat het
flanger geluid hoorbaar wordt.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte
Phase 0–180 deg
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Feedback # -98– +98 %
Past de proportie van het flan-
ger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Output Mode SPEAKER, PHONES
Past de methode aan, die
gebruikt wordt om het geluid
dat naar de OUTPUT jacks
wordt gestuurd te beluisteren.
Het optimale 3D effect wordt
bereikt als u SPEAKER selec-
teert wanneer u luidsprekers
gebruikt of PHONES als een
koptelefoon wordt gebruikt.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flan-
ger geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Filter Type OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Cutoff Freq 200–8000 Hz
Basisfrequentie van het filter.
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd van het
directe geluid aan, totdat het
flanger geluid hoorbaar wordt.
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte
L
R
3D Flanger
2-Band
EQ
2-Band
EQ
R out
L out
L
R
3D Step Flanger
2-Band
EQ
2-Band
EQ
R out
L out
Phase 0–180 deg
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Feedback # -98– +98 %
Past de proportie van het flan-
ger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Step Rate # 0.10–20.00 Hz, note
Snelheid (periode) van toon-
hoogte verandering
Output Mode SPEAKER, PHONES
Past de methode aan, die
gebruikt wordt om het geluid
dat naar de OUTPUT jacks
wordt gestuurd te beluisteren.
Het optimale 3D effect wordt
bereikt als u SPEAKER selec-
teert wanneer u luidsprekers
gebruikt of PHONES als een
koptelefoon wordt gebruikt.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flan-
ger geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Range Omschrijving
Split Freq 200–8000 Hz
Frequentie waarop de lage en
hoge reeksen verdeeld zullen
worden.
Low Pre Delay 0.0–100.0 ms
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoor-
baar is, tot het lage reeks cho-
rus geluid hoorbaar wordt.
Low Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarop het lage
reeks chorusgeluid wordt
gemoduleerd.
Low Depth 0–127
Modulatie diepte van het lage
reeks chorusgeluid
Low Phase 0–180 deg
Ruimtelijkheid van het lage
reeks chorusgeluid
High Pre Delay 0.0–100.0 ms
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoor-
baar is, tot het hoge reeks cho-
rus geluid hoorbaar wordt.
High Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarop het hoge
reeks chorusgeluid wordt
gemoduleerd.
High Depth 0–127
Modulatie diepte van het
hoge reeks chorusgeluid
High Phase 0–180 deg
Ruimtelijkheid van het hoge
reeks chorusgeluid
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het cho-
rus geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
R in
R out
L in
L out
Split
High Band Chorus
Low Band Chorus
High Band Chorus
Low Band Chorus
Split
171
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
33: 2BAND FLANGER
Een flanger waarmee een effect onafhankelijk op de lage frequentie
en hoge frequentiereeksen toegepast kan worden.
fig.MFX-33
34: 2BAND STEP FLANGER
Een step flanger waarmee een effect onafhankelijk op de lage fre-
quentie en hoge frequentiereeksen toegepast kan worden.
fig.MFX-34
Parameter Range Omschrijving
Split Freq 200–8000 Hz
Frequentie waarop de lage en
hoge reeksen verdeeld zullen
worden.
Low Pre Delay 0.0–100.0 ms
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoor-
baar is, tot het lage reeks flan-
ger geluid hoorbaar wordt.
Low Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarop het lage
reeks flanger geluid wordt
gemoduleerd.
Low Depth 0–127
Modulatie diepte van het lage
reeks flanger geluid
Low Phase 0–180 deg
Ruimtelijkheid van het lage
reeks flanger geluid
Low
Feedback #
-98– +98%
Proportie van het lage reeks
flanger geluid dat naar de
invoer wordt teruggevoerd
(negatieve waardes keren de
fase om)
High Pre Delay 0.0–100.0 ms
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoor-
baar is, tot het hoge reeks flan-
ger geluid hoorbaar wordt.
High Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarop het hoge
reeks flanger geluid wordt
gemoduleerd.
High Depth 0–127
Modulatie diepte van het
hoge reeks flanger geluid
High Phase 0–180 deg
Ruimtelijkheid van het hoge
reeks flanger geluid
High
Feedback #
-98– +98%
Proportie van het lage reeks
flanger geluid dat naar de
invoer wordt teruggevoerd
(negatieve waardes keren de
fase om)
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flan-
ger geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
R in
R out
L in
L out
Split
High Band Flanger
Low Band Flanger
High Band Flanger
Low Band Flanger
Split
Low Band Feedback
High Band Feedback
High Band Feedback
Low Band Feedback
Parameter Range Omschrijving
Split Freq 200–8000 Hz
Frequentie waarop de lage en
hoge reeksen verdeeld zullen
worden.
Low Pre Delay 0.0–100.0 ms
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoor-
baar is, tot het lage reeks flan-
ger geluid hoorbaar wordt.
Low Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarop het lage
reeks flanger geluid wordt
gemoduleerd.
Low Depth 0–127
Modulatie diepte van het lage
reeks flanger geluid
Low Phase 0–180 deg
Ruimtelijkheid van het lage
reeks flanger geluid
Low
Feedback #
-98– +98%
Proportie van het lage reeks
flanger geluid dat naar de
invoer wordt teruggevoerd
(negatieve waardes keren de
fase om)
Low Step
Rate #
0.10–20.00 Hz, note
Snelheid waarop de stappen
van het lage reeks flanger
geluid rondgaan.
High Pre Delay 0.0–100.0 ms
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoor-
baar is, tot het lage reeks flan-
ger geluid hoorbaar wordt.
High Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarop het lage
reeks flanger geluid wordt
gemoduleerd.
High Depth 0–127
Modulatie diepte van het
hoge reeks flanger geluid
High Phase 0–180 deg
Ruimtelijkheid van het hoge
reeks flanger geluid
High
Feedback #
-98– +98%
Proportie van het hoge reeks
flanger geluid dat naar de
invoer wordt teruggevoerd
(negatieve waardes keren de
fase om)
High Step
Rate #
0.10–20.00 Hz, note
Snelheid waarop de stappen
van het hoge reeks flanger
geluid rondgaan.
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flan-
ger geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
R in
R out
L in
L out
Split
High Band Step Flanger
Split
Low Band Feedback
High Band Feedback
High Band Feedback
Low Band Feedback
Low Band Step Flanger
High Band Step Flanger
Low Band Step Flanger
172
Effectenlijst
35: OVERDRIVE
Creëert een vervorming die lijkt op dat wat door vacuüm buizenver-
sterkers wordt geproduceerd.
fig.MFX-35
36: DISTORTION
Produceert een meer intensieve vervorming dan Overdrive. De para-
meters zijn hetzelfde als die van ’35: OVERDRIVE’.
fig.MFX-36
37: VS OVERDRIVE
Dit is een overdrive die zware vervorming produceert.
fig.MFX-37
38: VS DISTORTION
Dit is een distortion effect dat een zware vervorming produceert. De
parameters zijn hetzelfde als die van ’37: VS OVERDRIVE’.
fig.MFX-38
39: GUITAR AMP SIMULATOR
Dit is een effect dat het geluid van een gitaarversterker simuleert.
fig.MFX-39
Specificaties van elk luidsprekertype
De luidspreker kolom geeft de diameter van elke luidspreker een-
heid aan (in inches), en het aantal eenheden.
Parameter Waarde Omschrijving
Drive # 0–127
Mate van vervorming
Verandert tevens het volume
Amp Type SMALL,
BUILT-IN,
2-STACK,
3-STACK
Type gitaarversterker
SMALL: kleine versterker
BUILT-IN: enkele versterker
2-STACK: grote double stack ver-
sterker
3-STACK: grote triple stack verster-
ker
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Pan # L64–63R
Stereo locatie van het uitvoer geluid
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Drive # 0–127
Mate van vervorming
Verandert tevens het volume
Tone # 0–127
Geluidskwaliteit van het Overdrive
effect.
Amp Sw OFF, ON
Zet de Amp Simulator aan/uit.
Amp Type SMALL,
BUILT-IN,
2-STACK,
3-STACK
Type gitaarversterker
SMALL: kleine versterker
BUILT-IN: enkele versterker
2-STACK: grote double stack ver-
sterker
3-STACK: grote triple stack verster-
ker
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Pan # L64–63R
Stereo locatie van het uitvoer geluid
Level 0–127
Uitgangsniveau
Amp
Simulator
2-Band
EQ
L in
R in
Over
drive
L out
R out
Pan R
Pan L
L in
R in
L out
R out
Pan R
Pan L
Amp
Simulator
2-Band
EQ
Distortion
L in
R in
L out
R out
Pan R
Pan L
Amp
Simulator
2-Band
EQ
Overdrive
Parameter Waarde Omschrijving
Pre Amp Sw OFF, ON
Zet de amp schakelaar aan/uit.
Pre Amp
Type
JC-120, CLEAN TWIN,
MATCH DRIVE,
BG LEAD, MS1959I,
MS1959II, MS1959I+II,
SLDN LEAD,
METAL5150,
METAL LEAD, OD-1,
OD-2 TURBO,
DISTORTION, FUZZ
Type gitaarversterker
Pre Amp
Volume #
0–127
Volume en hoeveelheid ver-
vorming van de versterker
Pre Amp
Master #
0–127
Volume van de gehele voor-
versterker
Pre Amp
Gain
LOW, MIDDLE, HIGH
Hoeveelheid vervorming van
de voorversterker
Pre Amp Bass 0–127
Klank van de lage/midden/
hoge frequentiereeks
* Middle kan niet ingesteld
worden als ‘Match Drive’
als het Pre Amp Type is ge-
selecteerd.
Pre Amp
Middle
Pre Amp Tre-
ble
Pre Amp
Presence
0–127
(MATCH DRIVE:
-127 - 0)
Klank van de ultra hoge fre-
quentiereeks.
Pre Amp
Bright
OFF, ON
Als dit op ‘ON’ wordt inge-
steld, wordt een scherper en
helderder geluid geprodu-
ceerd.
* Deze parameters is van toe-
passing op de ‘JC-120’,
‘Clean Twin’, en ‘BG Lead’
Pre Amp types.
Speaker Sw OFF, ON
Bepaalt of het signaal door de
luidspreker gaat (ON) of niet
(OFF).
Speaker Type (Zie tabel hieronder.)
Type luidspreker
Mic Setting 1, 2, 3
Past de locatie van de micro-
foon aan, die het geluid van de
luidspreker vastlegt.
Dit kan in drie stappen wor-
den bijgesteld, van 1 tot 3,
waarbij de microfoon meer
afstand krijgt naarmate de
waarde toeneemt.
Mic Level 0–127
Volume van de microfoon
Direct Level 0–127
Volume van het directe geluid
Pan # L64–63R
Stereo locatie van de uitvoer
Level # 0–127
Uitgangsniveau
Type Behuizing
Luid-
spreker
Microfoon
SMALL 1 Kleine behuizing met open
achterzijde
10 dynamisch
SMALL 2 Kleine behuizing met open
achterzijde
10 dynamisch
MIDDLE Behuizing met open achter-
zijde
12 x 1 dynamisch
L in
R in
L out
R out
Pan R
Pan L
Amp
Simulator
2-Band
EQ
Distortion
L in
R in
L out
R out
Pan R
Pan L
Pre Amp
Speaker
173
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
40: COMPRESSOR
Trekt hoge niveaus recht en duwt lage niveaus omhoog, waardoor
fluctuaties in volume worden gladgestreken.
fig.MFX-40
41: LIMITER
Comprimeert signalen die een gespecificeerd volume overschrijden,
waardoor vervorming voorkomen wordt.
fig.MFX-41
42: GATE
Kapt de delay van reverb af, volgens het volume van het geluid dat
naar het effect wordt gestuurd. Gebruik dit als u een kunstmatig
klinkende afname in de decay van de reverb wilt creëren.
fig.MFX-42
43: DELAY
Dit is een stereo delay.
Als Feedback Mode NORMAL is:
fig.MFX-43a
Als Feedback Mode CROSS is:
fig.MFX-43b
JC-120 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 dynamisch
BUILT-IN 1 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 dynamisch
BUILT-IN 2 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 condensator
BUILT-IN 3 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 condensator
BUILT-IN 4 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 condensator
BUILT-IN 5 Behuizing met open achter-
zijde
12 x 2 condensator
BG STACK 1 Gesloten behuizing 12 x 2 condensator
BG STACK 2 Grote gesloten behuizing 12 x 2 condensator
MS STACK 1 Grote gesloten behuizing 12 x 4 condensator
MS STACK 2 Grote gesloten behuizing 12 x 4 condensator
METAL
STACK
Grote double stack 12 x 4 condensator
2-STACK Grote double stack 12 x 4 condensator
3-STACK Grote triple stack 12 x 4 condensator
Parameter Waarde Omschrijving
Attack # 0–127
Stelt de snelheid waarop compressie
begint in
Threshold # 0–127
Past het volume waarop compressie
begint aan
Post Gain 0– +18 dB
Past de uitvoer gain aan
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks
Level # 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Release # 0–127
Past de tijd aan nadat het signaalvolume
tot onder het Threshold Level daalt, tot-
dat compressie niet langer wordt toege-
past
Threshold # 0–127
Past het volume waarop compressie
begint aan
Ratio 1.5:1, 2:1, 4:1,
100:1
Compressie ratio
Post Gain 0– +18 dB
Past de uitvoer gain aan
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks
Level # 0–127
Uitgangsniveau
Type Behuizing
Luid-
spreker
Microfoon
L in
R in
L out
R out
Compressor
2-Band EQ
2-Band EQ
Compressor
L in
R in
L out
R out
Limiter
2-Band EQ
2-Band EQ
Limiter
Parameter Waarde Omschrijving
Threshold # 0–127
Volumeniveau waarop de poort begint te
sluiten.
Mode GATE,
DUCK
Poort type
GATE: de poort sluit wanneer het
volume van het originele geluid
afneemt, en het originele geluid wordt
afgekapt.
DUCK (ducking) de poort zal sluiten
als het volume van het originele geluid
toeneemt, en het originele geluid wordt
afgekapt.
Attack 0–127
Past de tijd aan die in beslag wordt geno-
men voordat de poort volledig geopend
is, nadat deze is getriggerd.
Hold 0–127
Past de tijd aan waarbinnen de poort
begint te sluiten, nadat het brongeluid tot
onder de Threshold daalt.
Release 0–127
Past de tijd aan waarbinnen de poort vol-
ledig sluit na de Hold Time.
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Delay Left 0–1300 ms,
note
Past de tijd totdat het delaygeluid hoor-
baar is aan.
Delay Right
Phase Left NORMAL,
INVERSE
Fase van het delay geluid
Phase Right
Feedback
Mode
NORMAL,
CROSS
Selecteert de manier waarop het delayge-
luid naar het effect wordt teruggevoerd.
(Zie de figuren hierboven).
L in
R in
L out
R out
Gate
Gate
R in
R out
L in
L out
Feedback
Feedback
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Delay
Delay
R in
R out
L in
L out
Feedback
Feedback
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Delay
Delay
174
Effectenlijst
44: LONG DELAY
Een delay die een lang delaytijd biedt.
fig.MFX-44
45: SERIAL DELAY
Deze delay schakelt twee delay eenheden in serie. Feedback kan
onafhankelijk op elke delay eenheid worden toegepast, zodat
gecompliceerde delay geluiden geproduceerd kunnen worden.
fig.MFX-45
46: MODULATION DELAY
Voegt modulatie aan het vertraagde geluid toe.
Als Feedback Mode NORMAL is:
fig.MFX-46a
Als Feedback Mode CROSS is:
fig.MFX-46b
Feedback # -98– +98 %
Past de hoeveelheid van het delaygeluid
dat naar het effect wordt teruggevoerd
aan. Negatieve instellingen (-) keren de
fase om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt terugge-
voerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u
deze parameter op BYPASS.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks.
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks.
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het delaygeluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Range Omschrijving
Delay Time 0–2600 ms, note
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoor-
baar is, totdat het delaygeluid
te horen is.
Phase NORMAL, INVERSE
Fase van de delay (NORMAL:
niet omgekeerd, INVERT:
omgekeerd)
Feedback # -98– +98%
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer wordt
teruggevoerd (negatieve
waardes keren de fase om).
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Frequentie waarop de hoge
frequentie inhoud van de ver-
traagde geluiden afgekapt
zullen worden (BYPASS: geen
afkapping)
Pan # L64–63R
Panning van het delaygeluid.
Low Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut van
de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut van
de hoge frequentiereeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het
delaygeluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
L in
R in
L out
R out
2-Band
EQ
Pan R
Pan L
2-Band
EQ
Feedback
Long Delay
R in
R out
L in
L out
Feedback 1
Pan L
Pan R
Delay 1
Feedback 2
Delay 2
Parameter Range Omschrijving
Delay1 Time 0–1300 ms, note
Delaytijd vanaf het moment
dat geluid op delay 1 wordt
ingevoerd, totdat het delayge-
luid hoorbaar is.
Delay1
Feedback #
-98– +98%
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer van delay 1
wordt teruggevoerd (nega-
tieve waarde keren de fase
om).
Delay1 HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Frequentie waarop de hoge
frequentie-inhoud van het
vertraagde geluid van delay 1
wordt afgekapt (BYPASS:
geen afkapping).
Delay2 Time 0–1300 ms, note
Delaytijd vanaf het moment
waarop geluid op delay 2
wordt ingevoerd, totdat het
delaygeluid hoorbaar is.
Delay2
Feedback #
-98– +98%
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer van delay 2
wordt teruggevoerd (nega-
tieve waarde keren de fase
om).
Delay2 HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Frequentie waarop de hoge
frequentie-inhoud van het
vertraagde geluid van delay 2
wordt afgekapt (BYPASS:
geen afkapping).
Pan # L64–63R
Panning van het delaygeluid.
Low Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut voor
de lage frequentiereeks.
High Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut voor
de hoge frequentiereeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans van het directe
geluid (D) en het delaygeluid
(W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Delay Left 0–1300 ms,
note
Past de tijd totdat het delaygeluid hoor-
baar is aan.
Delay Right
R in R out
L in L out
Feedback
Feedback
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Delay
Delay
Modulation
Modulation
R in
R out
L in
L out
Feedback
Feedback
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Delay
Delay
Modulation
Modulation
175
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
47: 3TAP PAN DELAY
Produceert drie delay geluiden: midden, links, en rechts.
fig.MFX-47
48: 4TAP PAN DELAY
Dit effect heeft vier delays.
fig.MFX-48a
fig.MFX-48b
Stereo locatie van elke delay.
49: MULTI TAP DELAY
Dit effect voorziet in vier delays. Elke Delay Time parameter kan
ingesteld worden op een nootlengte, gebaseerd op het geselecteerde
tempo. De panning en het niveau van elk delay geluid kunnen
tevens worden ingesteld.
fig.MFX-49
50: REVERSE DELAY
Dit is een omgekeerde delay die een omgekeerd en vertraagd geluid
aan het invoergeluid toevoegt. Een tap delay is direct na de reverse
(omgekeerde) delay aangesloten.
Feedback
Mode
NORMAL,
CROSS
Selecteert de manier waarop delaygeluid
in het effect wordt teruggevoerd (zie de
bovenstaande figuren)
Feedback # -98– +98 % Past de hoeveelheid delaygeluid dat in
het effect wordt teruggevoerd aan. Nega-
tieve instellingen (-) keren de fase om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie waarboven geluid dat
naar het effect wordt teruggevoerd uitge-
filterd wordt. Als u geen hoge frequen-
ties wilt uitfilteren, stelt u deze parame-
ter op BYPASS in.
Rate # 0.05–10.00 Hz,
note
Modulatiefrequentie
Depth 0–127 Modulatiediepte
Phase 0-180 deg Ruimtelijke spreiding van het geluid
Low Gain -15– +15 dB Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB Gain van de hoge frequentiereeks
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het delaygeluid (W)
Level 0–127 Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Delay Left/
Right/Center
0–2600 ms,
note
Past de tijd totdat het delaygeluid hoor-
baar is aan.
Center
Feedback #
-98– +98 %
Past de hoeveelheid van het delayge-
luid dat naar het effect wordt terugge-
voerd aan. Negatieve instellingen (-)
keren de fase om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt terug-
gevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u
deze parameter op BYPASS.
Left/Right/
Center Level
0–127
Volume van elke delay.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks.
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het delaygeluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
L in
R in
L out
R out
Left Tap
Right Tap
Triple Tap Delay
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
Feedback
Center Tap
L in
R in
L out
R out
Quadruple Tap Delay
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
Delay 1
Delay 2
Delay 3
Delay 4
Feedback
Parameter Waarde Omschrijving
Delay 1–4
Time
0–2600 ms,
note
Past de tijd totdat het delaygeluid hoor-
baar is aan.
Delay 1 Feed-
back #
-98– +98 %
Past de hoeveelheid van het delayge-
luid dat naar het effect wordt terugge-
voerd aan. Negatieve instellingen (-)
keren de fase om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt terug-
gevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u
deze parameter op BYPASS.
Delay 1–4
Level
0–127
Volume van elke delay.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks.
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het delaygeluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Delay 1–4
Time
0–2600 ms,
note
Past de tijd totdat Delays 1-4 hoorbaar
zijn aan.
Delay 1 Feed-
back #
-98– +98 %
Past de hoeveelheid van het delayge-
luid dat naar het effect wordt terugge-
voerd aan. Negatieve instellingen (-)
keren de fase om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt terug-
gevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u
deze parameter op BYPASS.
Delay 1–4
Pan
L64–63R
Stereo locatie van Delays 1-4
Delay 1–4
Level
0–127
Uitgangsniveau van Delays 1-4
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks.
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
1
23
4
L
R
L in
R in
L out
R out
Multi Tap Delay
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
Delay 1
Delay 3
Delay 4
Delay 2
Feed
back
2-Band
EQ
2-Band
EQ
176
Effectenlijst
fig.MFX-50
51: SHUFFLE DELAY
Voegt een shuffle aan het delaygeluid toe, waardoor het geluid een
springerig delay effect met een swing gevoel krijgt.
fig.MFX-51
52: 3D DELAY
Dit pas een 3D effect op het delaygeluid toe. Het delaygeluid wordt
op 90 graden links en 90 graden rechts geplaatst.
fig.MFX-52
Parameter Range Omschrijving
Threshold 0–127
Volume waarop de omge-
keerde delay toegepast begint
te worden.
Rev Delay Time 0–1300 ms, note
Delaytijd vanaf het moment
dat geluid op de omgekeerde
delay wordt ingevoerd, totdat
het delaygeluid hoorbaar is.
Rev Delay
Feedback #
-98– +98%
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer van de
omgekeerde delay wordt
teruggevoerd (negatieve
waarde keren de fase om).
Rev Delay HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Frequentie waarop de hoge
frequentie-inhoud van het
omgekeerde vertraagde
geluid wordt afgekapt
(BYPASS: geen afkapping).
Rev Delay Pan L64–63R
Panning van het omgekeerde
delaygeluid.
Rev Delay
Level
0–127
Volume van het omgekeerde
delaygeluid.
Delay 1 – 3
Time
0–1300 ms, note
Delaytijd vanaf het moment
dat geluid op de tap delay
wordt ingevoerd, totdat het
delaygeluid hoorbaar is.
Delay 3 Feed-
back #
-98– +98%
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer van het tap
delaygeluid wordt terugge-
voerd (negatieve waarde
keren de fase om).
Delay HF
Damp
200–8000 Hz, BYPASS
Frequentie waarop de lage
frequentie-inhoud van het tap
delaygeluid wordt afgekapt
(BYPASS: geen afkapping).
Delay 1 Pan’,
‘Delay 2 Pan
L64–63R
Panning van het tap delayge-
luid.
Delay 1 Level’,
‘Delay 2 Level
0–127
Volume van het tap delayge-
luid.
Low Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut voor
de lage frequentiereeks.
High Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut voor
de hoge frequentiereeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans van het directe
geluid (D) en het delaygeluid
(W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Delay Time # 0–2600 ms,
note
Past de tijd totdat het delaygeluid hoor-
baar is aan.
Feedback
L in
R in
Rev. Delay
L out
R out
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Rev
Delay
D2
D1
D3
Feedback
L in
R in
Delay
L out
R out
2-Band
EQ
2-Band
EQ
A
B
Delay A
Delay B
Shuffle
Rate #
0–100 %
Past de ratio (als een percentage) van de
tijd aan, die verstrijkt voordat Delay B
klinkt, relatief aan de tijd die verstrijkt
voordat Delay A klinkt.
Als dit op 100% staat, zijn de delay tij-
den hetzelfde.
Acceleration 0–15
Past de tijd aan waarbinnen de Delay
Time van de huidige instelling in zijn
gespecificeerde nieuwe instelling veran-
dert.
Feedback # -98– +98 %
Past de hoeveelheid van de delay die
naar het effect wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen keren de fase
om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt terugge-
voerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren, zet u
deze parameter op BYPASS.
Pan A/B 0–127
Stereo locatie van Delay A / B.
Level A/B 0–127
Volume van Delay A / B
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(W) en het effectgeluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Delay Left 0–2600 ms, note
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid totdat het
delaygeluid hoorbaar is aan.
Delay Right
Delay Center
Center
Feedback #
-98– +98 %
Past de proporties van het
delaygeluid dat naar het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve instellingen (-)
keren de fase om.
HF Damp 200–8000 Hz, BYPASS
Past de frequentie aan waar-
boven geluid, dat naar het
effect wordt teruggevoerd,
wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilte-
ren zet u deze parameter op
BYPASS.
Left Level 0–127
Uitgangsniveau van het
delaygeluid.
Right Level
Center Level
Output Mode SPEAKER, PHONES
Past de methode aan die
gebruikt wordt om geluid dat
naar de OUTPUT jacks wort
gestuurd te beluisteren. Het
optimale 3D effect wordt
bereikt als SPEAKER geselec-
teerd wordt wanneer luid-
sprekers worden gebruikt of
PHONES wanneer een kopte-
lefoon wordt gebruikt.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (W) en het
effectgeluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
L
R
3D Delay L
3D Delay R
3D Delay C
Level
Feedback
2-Band
EQ
2-Band
EQ
L out
R out
177
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
53: TIME CTRL DELAY
Een stereo delay waarin de delaytijd vloeiend gevarieerd kan wor-
den.
fig.MFX-53
54: LONG TIME CTRL DELAY
Een delay waarin de delaytijd vloeiende gevarieerd kan worden, en
een langere delay geproduceerd kan worden.
fig.MFX-54
55: TAPE ECHO
Een virtuele echo die een realistisch band delay geluid produceert.
Dit simuleert de band echo sectie van een Roland RE-201 Space
Echo.
fig.MFX-55
56: LOFI NOISE
Naast een lo-fi effect voegt dit effect verscheidene types ruis toe,
zoals witte ruis en disk ruis.
fig.MFX-56
Parameter Waarde Omschrijving
Delay Time # 0–1300 ms, note
Past de tijd totdat het delay
geluid hoorbaar is aan.
Acceleration 0–15
Past de tijd aan waarbinnen de
Delay Time van de huidige
instelling in zijn gespecificeerde
nieuwe instelling verandert.
Feedback # -98– +98 %
Past de hoeveelheid van de delay
die naar het effect wordt terug-
gevoerd aan. Negatieve (-) instel-
lingen keren de fase om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan waarbo-
ven geluid, dat naar het effect
wordt teruggevoerd, wordt uit-
gefilterd. Als u geen hoge fre-
quenties wilt uitfilteren, zet u
deze parameter op BYPASS.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentie-
reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het directe
geluid (W) en het delaygeluid
(W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Delay Time # 0–2600 ms,
note
Past de tijd totdat het delaygeluid hoor-
baar is aan.
Acceleration 0–15
Past de tijd aan waarbinnen de Delay
Time van de huidige instelling in zijn
gespecificeerde nieuwe instelling veran-
dert.
De snelheid in verandering voor de
Delay Time is direct van invloed op de
snelheid van toonhoogte verandering.
Feedback # -98– +98 %
Past de hoeveelheid van de delay die
naar het effect wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen keren de fase
om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt terugge-
voerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren, zet u
deze parameter op BYPASS.
Pan # L64–63R
Stereo locatie van de delay
R in
R out
L in
L out
Feedback
Feedback
Pan L
Pan R
Time Ctrl Delay
Time Ctrl Delay
2-Band EQ
2-Band EQ
L in
R in
L out
R out
2-Band
EQ
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
2-Band
EQ
Feedback
Time Control Delay
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge frequentiereeks
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(W) en het delaygeluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Mode S, M, L,
S+M, S+L,
M+L,
S+M+L
Combinatie van afspeelkoppen die
gebruikt worden
Selecteer uit drie verschillende koppen
met verschillende delay tijden.
S: kort M: middel L: lang
Repeat Rate # 0–127
Band snelheid
Het verhogen van deze waarde verkort
de onderlinge afstand tussen de ver-
traagde geluiden.
Intensity # 0–127
Aantal delay herhalingen
Bass -15– +15 dB
Boost/cut van de lage reeks van het echo
geluid
Treble -15– +15 dB
Boost/cut van de hoge reeks van het echo
geluid
Head S Pan L64–63R
Onafhankelijke panning van de korte,
midden, en lange afspeelkoppen.
Head M Pan
Head L Pan
Tape Distortion 0–5
Hoeveelheid band-afhankelijke vervor-
ming die toegevoegd wordt.
Dit simuleert de lichte tonale verande-
ringen die met signaalanalyse appara-
tuur gedetecteerd kunnen worden.
Door het toenemen van deze waarde zal
de vervorming toenemen.
Wow/Flutter
Rate
0–127
Snelheid van wow/flutter (complexe
variatie in toonhoogte veroorzaakt door
band slijtage en onregelmatige rotatie).
Wow/Flutter
Depth
0–127
Diepte van wow/flutter
Echo Level # 0–127
Volume van het echo geluid
Direct Level # 0–127
Volume van het originele geluid
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Echo Level
Echo Level
L in
R in
L out
R out
Tape Echo
Direct Level
Direct Level
R in
R out
L in
L out
Lo-Fi
Lo-Fi
Noise Gen.
2-Band
EQ
2-Band
EQ
178
Effectenlijst
57: LOFI COMPRESS
Dit is een effect dat de geluidskwaliteit opzettelijk degradeert, voor
creatieve doeleinden.
fig.MFX-57
58: LOFI RADIO
Naast een Lo-Fi effect genereert dit effect ook radio ruis.
fig.MFX-58
59: TELEPHONE
fig.MFX-59
60: PHONOGRAPH
Simuleert een geluid dat op een analoge langspeelplaat is opgeno-
men en op een platenspeler wordt afgespeeld. Dit effect simuleert
ook de verscheidene types ruis die kenmerkend voor een langspeel-
plaat zijn, en zelfs de onregelmatigheden in rotatie van een oude
draaitafel.
fig.MFX-60
Parameter Waarde Omschrijving
LoFi Type 1–9
Degradeert de geluidskwaliteit. De
geluidskwaliteit wordt minder als deze
waarde wordt verhoogd.
Post Filter
Type
OFF, LPF,
HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks boven de
Cutoff af
HPF: kapt de frequentiereeks onder de
Cutoff af.
Post Filter
Cutoff
200–8000 Hz
Middenfrequentie van het filter.
W/P Noise
Type
WHITE,
PINK
Schakelt tussen witte ruis en roze ruis.
W/P Noise
LPF
200–8000 Hz,
BYPASS
Middenfrequentie van het laagpas filter
dat op witte/roze ruis wordt toegepast
(BYPASS: geen afkapping)
W/P Noise
Level #
0–127
Volume van de witte/roze ruis.
Disc Noise
Type
LP, EP, SP,
RND
Type record ruis
De frequentie waarop de ruis hoorbaar
is hangt af van het geselecteerde type.
Disc Noise
LPF
200–8000 Hz,
BYPASS
Past de cutoff frequentie van het laagpas
filter dat op de record ruis wordt toege-
past aan. Als u hoge frequenties niet wilt
uitfilteren stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Disc Noise
Level #
0–127
Volume van de record ruis.
Hum Noise
Type
50 Hz, 60 Hz
Frequentie van de hum ruis.
Hum Noise
LPF
200–8000 Hz,
BYPASS
Middenfrequentie van het laagpas filter
dat op de hum ruis wordt toegepast
(BYPASS: geen afkapping)
Hum Noise
Level #
0–127
Volume van de hum ruis.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Pre Filter
Type
1–6
Selecteert het type filter dat op het geluid
wordt toegepast voordat het door het Lo-
Fi effect gaat.
LoFi Type 1–9
Degradeert de geluidskwaliteit. De
geluidskwaliteit neemt af als deze
waarde toeneemt.
Post Filter
Type
OFF, LPF,
HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks boven de
Cutoff af
HPF: kapt de frequentiereeks onder de
Cutoff af.
Post Filter
Cutoff
200–8000 Hz
Basis frequentie van het Post filter.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Level # 0–127
Uitgangsniveau
L in
R in
L out
R out
Compressor
Lo-Fi
Lo-Fi
Compressor
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Parameter Waarde Omschrijving
LoFi Type 1–9 Verlaagt de geluidskwaliteit. De geluids-
kwaliteit wordt minder naarmate deze
waarde toeneemt.
Post Filter
Type
OFF, LPF,
HPF
Type filter
OFF: geen filter wordt gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks boven de
Cutoff af
HPF: kapt de frequentiereeks onder de
Cutoff af
Post Filter
Cutoff
200–8000 Hz Basisfrequentie van het Post Filter
Radio
Detune #
0–127 Simuleert het geluid van afstemming van
een radio. Hoe hoger deze waarde, hoe
meer de afstemming afwijkt.
Radio Noise
Level #
0–127 Volume van de radio ruis.
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Level 0–127 Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Voice
Quality #
0–15
Geluidskwaliteit van de telefoonstem.
Treble -15– +15 dB
Bandbreedte van de telefoonstem.
Balance # D100:0–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
R in
R out
L in
L out
Lo-Fi
Lo-Fi
Radio
2-Band
EQ
2-Band
EQ
L in
R in
L out
R out
Telephone
Telephone
L in
R in
Phonograph
Phonograph
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
179
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
61: PITCH SHIFTER
(Feedback Pitch Shifter)
Een stereo Pitch shifter.
fig.MFX-61
62: 2VOICE PITCH SHIFTER
Verschuift de toonhoogte van het originele geluid. Deze 2-stemmige
Pitch shifter heeft twee Pitch shifters, en kan twee in toonhoogte ver-
schoven geluiden aan het originele geluid toevoegen.
fig.MFX-62
63: STEP PITCH SHIFTER
Een Pitch shifter, waarin de hoeveelheid Pitch shift door een 16-staps
sequens wordt afgewisseld.
fig.MFX-63
Parameter Waarde Omschrijving
Signal
Distortion
0–127
Diepte van vervorming
Frequency
Range
0–127
Frequentie respons van het afspeelsys-
teem
Een afname van deze waarde produ-
ceert de indruk van een oud systeem
met een matige frequentie respons.
Disc Type LP, EP, SP
Rotatiesnelheid van de draaitafel.
Dit is van invloed op de frequentie van
de scratch ruis.
Scratch
Noise
Level
0–127
Hoeveelheid ruis, veroorzaakt door kras-
sen op de langspeelplaat.
Dust Noise
Level
0–127
Volume van ruis veroorzaakt door stof
op de langspeelplaat
Hiss Noise
Level
0–127
Volume van doorlopende ‘sis’.
Total Noise
Level #
0–127
Volume van algehele ruis.
Wow 0–127
Diepte van lange cyclus rotatie onregel-
matigheid.
Flutter 0–127
Diepte van korte cyclus rotatie onregel-
matigheid.
Random 0–127
Diepte van oneindige cyclus rotatie onre-
gelmatigheid.
Total Wow/
Flutter #
0–127
Diepte van algehele rotatie onregelma-
tigheid.
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Coarse #1 -24– +12 semi
Past de toonhoogte van het in
toonhoogte verschoven geluid in
stappen van halve tonen aan.
Fine #1 -100– +100 cent
Past de toonhoogte van het in
toonhoogte verschoven geluid in
stappen van 2 cent aan.
Delay Time 0–1300 ms, note
Past de delay tijd vanaf het
directe geluid totdat het in toon-
hoogte verschoven geluid hoor-
baar is aan.
Feedback # -98– +98 %
Past de proportie van het in
toonhoogte verschoven geluid
dat naar het effect wordt terug-
gevoerd aan. Negatieve (-) instel-
lingen keren de fase om.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het in toonhoogte
verschoven geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
L in
R in
Pitch Shifter
Pitch Shifter
L out
R out
2-Band EQ
2-Band EQ
Parameter Waarde Omschrijving
Pitch 1:
Coarse #1
-24-+12 semi
Past de toonhoogte van Pitch
Shift 1 in stappen van halve
tonen aan.
Pitch 1:Fine #1 -100-+100 cent
Past de toonhoogte van Pitch
Shift 1 in stappen van 2 cent aan.
Pitch 1:Delay 0–1300 ms, note
Past de delay tijd vanaf het
directe geluid totdat het Pitch
Shift 1 geluid hoorbaar is aan.
Pitch 1:Feed-
back #
-98– +98 %
Past de proportie van het in
toonhoogte verschoven geluid
dat naar het effect wordt terug-
gevoerd aan. Negatieve (-) instel-
lingen keren de fase om.
Pitch 1:Pan # L64-63R
Stereo locatie van het Pitch Shift
1 geluid.
Pitch 1:Level 0–127
Volume van het Pitch Shift 1
geluid.
Pitch 2:
Coarse #2
-24-+12 semi
Instellingen van het Pitch Shift 2
geluid.
De parameters zijn hetzelfde als
die van het Pitch Shift 1 geluid.
Pitch 2:Fine #2 -100-+100 cent
Pitch 2:Delay 0–1300 ms, note
Pitch 2:Feed-
back #
-98– +98 %
Pitch 2:Pan # L64-63R
Pitch 2:Level 0–127
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks.
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Level Balance A100:0B-A0:100B
Volumebalans tussen de Pitch
Shift 1 en Pitch Shift 2 geluiden.
Balance D100:0W-D0:100W
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het in toonhoogte
verschoven geluid (W).
Level 0-127
Uitgangsniveau
Parameter Range Omschrijving
Step 01–16 -24– +12 semi
Hoeveelheid Pitch shift op
elke stap (eenheden van halve
tonen).
Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Snelheid waarop de 16-staps
sequens zal rondgaan.
Attack # 0–127
Snelheid waarmee de hoe-
veelheid Pitch shift verandert
tussen stappen.
Gate tijd # 0–127
Tijdsduur van het in toon-
hoogte verschoven geluid op
elke stap.
L in
R in
L out
R out
2Voice Pitch Shifter
Level 1
Balance W
Balance D
Balance W
Balance D
Level 1
Pan 2 R
Pan 1 L
Pan 1 R
Pan 2 L
L in
R in
Step Pitch Shifter
Step Pitch Shifter
L out
R out
2-Band
EQ
2-Band
EQ
180
Effectenlijst
64: OVERDRIVE CHORUS
fig.MFX-66
65: OVERDRIVE FLANGER
fig.MFX-67
66: OVERDRIVE DELAY
fig.MFX-68
67: DISTORTION CHORUS
De parameters zijn feitelijk hetzelfde als die van ’66: OVERDRIVE
[_+] DELAY’, met uitzondering van de volgende twee.
Overdrive Drive
Distortion Drive, Overdrive Pan
Distortion Pan
fig.MFX-69
68: DISTORTION FLANGER
De parameters zijn feitelijk hetzelfde als die van ’65: OVERDRIVE
[_+] FLANGER’, met uitzondering van de volgende twee.
Overdrive Drive
Distortion Drive, Overdrive Pan
Distortion Pan
Fine -100– +100 cent
Pitch shift aanpassing voor
alle stappen (eenheden van 2
cent).
Delay Time 0–1300 ms, note
Delaytijd vanaf het originele
geluid totdat het in toon-
hoogte verschoven geluid
hoorbaar is.
Feedback # -98– +98%
Proportie van het in toon-
hoogte verschoven geluid dat
naar de invoer wordt terugge-
voerd (negatieve waardes
keren de fase om).
Low Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut voor
de lage frequentiereeks.
High Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut voor
de hoge frequentiereeks.
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het in
toonhoogte verschoven
geluid (W).
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Overdrive
Drive #
0–127 Mate van vervorming
Verandert tevens het volume
Overdrive Pan
#
L64–63R Stereolocatie van het overdrive
geluid
Chorus Pre
Delay
0.0–100.0 ms Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het chorus
geluid hoorbaar is aan.
Chorus Rate # 0.05–10.00 Hz, note Modulatiefrequentie
Chorus Depth 0–127 Modulatiediepte
Chorus
Balance #
D100:0W–D0:100W Past de volumebalans tussen het
geluid dat door de chorus wordt
gestuurd (W) en het geluid dat
niet door de chorus gaat (D) aan.
Level 0–127 Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Overdrive
Drive #
0–127
Mate van vervorming
Verandert tevens het volume
Overdrive
Pan #
L64–63R
Stereo locatie van het overdrive
geluid.
Flanger Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd aan vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het flanger geluid
hoorbaar is.
Flanger Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Flanger Depth 0–127
Modulatiediepte
Parameter Range Omschrijving
L in
R in
Chorus
Overdrive
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
L in
R in
Flanger
Overdrive
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Feedback
Flanger
Feedback #
-98– +98 %
Past de proportie van het flan-
ger geluid dat naar het effect
wordt teruggevoerd aan. Nega-
tieve (-) instellingen keren de
fase om).
Flanger
Balance #
D100:0W–D0:100W
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de flanger
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de flanger
wordt gestuurd (D) aan.
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Overdrive Drive
#
0–127
Mate van vervorming
Verandert tevens het
volume
Overdrive Pan # L64–63R
Stereo locatie van het over-
drive geluid.
Delay Time 0–2600 ms, note
Past de delaytijd aan vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het delay geluid
hoorbaar is.
Delay
Feedback #
-98– +98 %
Past de proportie van het
delaygeluid dat naar het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om).
Delay HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan, waar-
boven geluid, dat naar het
effect teruggevoerd wordt, zal
worden afgekapt. Als u geen
hoge frequenties wilt afkap-
pen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Delay Balance # D100:0W–D0:100W
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de delay
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de delay
wordt gestuurd (D) aan.
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
L in
R in
Delay
Overdrive
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Feedback
L in
R in
Chorus
Distortion
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
181
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
fig.MFX-70
69: DISTORTION DELAY
De parameters zijn feitelijk hetzelfde als die van ’66: OVERDRIVE
[_+] DELAY’, met uitzondering van de volgende twee.
Overdrive Drive
Distortion Drive, Overdrive Pan
Distortion Pan
fig.MFX-71
70: ENHANCER CHORUS
fig.MFX-72
71: ENHANCER FLANGER
fig.MFX-73
72: ENHANCER DELAY
fig.MFX-74
73: CHORUS DELAY
fig.MFX-75
Parameter Waarde Omschrijving
Enhancer Sens # 0–127
Gevoeligheid van de enhancer.
Enhancer Mix # 0–127
Niveau van de boventonen die
door de enhancer gegenereerd
worden.
Chorus Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid totdat het flanger
geluid hoorbaar is aan.
Chorus Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie.
Chorus Depth 0–127
Modulatie diepte.
Chorus
Balance #
D100:0W–D0:100W
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de chorus
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de chorus
wordt gestuurd (W) aan.
Level 0–127
Uitgangsniveau.
Parameter Waarde Omschrijving
Enhancer Sens # 0–127
Gevoeligheid van de enhancer.
L in
R in
Flanger
Distortion
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Feedback
L in
R in
Delay
Distortion
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Feedback
Chorus
L in
R in
L out
R out
Mix
Mix
Enhancer
Enhancer
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Feedback
Flanger
L in
R in
L out
R out
Mix
Mix
Enhancer
Enhancer
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Enhancer Mix # 0–127
Niveau van de boventonen die
door de enhancer gegenereerd
worden.
Flanger Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid totdat het flanger
geluid hoorbaar is aan.
Flanger Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie.
Flanger Depth 0–127
Modulatie diepte.
Flanger
Feedback #
-98– +98 %
Past de proportie van het flan-
ger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan. Nega-
tieve (-) instellingen keren de
fase om.
Flanger
Balance #
D100:0W–D0:100W
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de flanger
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de flanger
wordt gestuurd (W) aan.
Level 0–127
Uitgangsniveau.
Parameter Waarde Omschrijving
Enhancer Sens # 0–127
Gevoeligheid van de enhan-
cer.
Enhancer Mix # 0–127
Niveau van de boventonen
die door de enhancer gegene-
reerd worden.
Delay Time 0–2600 ms, note
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid totdat het
delaygeluid hoorbaar is aan.
Delay
Feedback #
-98– +98 %
Past de proportie van het
delaygeluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Delay HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan, waar-
boven geluid, dat naar het
effect teruggevoerd wordt, zal
worden afgekapt. Als u geen
hoge frequenties wilt afkap-
pen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Delay Balance # D100:0W–D0:100W
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de delay
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de delay
wordt gestuurd (W) aan.
Level 0–127
Uitgangsniveau.
Parameter Waarde Omschrijving
Feedback
Delay
L in
R in
L out
R out
Mix
Mix
Enhancer
Enhancer
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Feedback
Delay
L in
R in
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Chorus
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
182
Effectenlijst
74: FLANGER DELAY
* MFX only
fig.MFX-76
75: CHORUS FLANGER
* MFX only
fig.MFX-77
76: SYMPATHETIC RESONANCE
Als het demperpedaal op een akoestische piano wordt ingedrukt,
kunnen andere snaren meetrillen met de noten die u speelt, hetgeen
rijke en ruimtelijke resonanties produceert. Dit effect simuleert deze
meeklinkende resonanties.
fig.MFX-78
Parameter Waarde Omschrijving
Chorus Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
begin van het directe geluid, tot-
dat het chorus geluid hoorbaar
is aan.
Chorus Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Chorus Depth 0–127
Modulatiediepte
Chorus
Balance #
D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het chorus
geluid (W)
Delay Time 0–2600 ms, note
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het delay-
geluid hoorbaar is aan.
Delay
Feedback #
-98– +98 %
Past de proportie van het delay-
geluid dat in het effect wordt
teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen keren
de fase om.
Delay HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan, waarbo-
ven geluid dat naar het effect
teruggevoerd wordt, zal wor-
den afgekapt. Als u geen hoge
frequenties wilt afkappen, stelt
u deze parameter op BYPASS
in.
Delay
Balance #
D100:0W–D0:100W
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de delay
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de delay
wordt gestuurd (W) aan.
Level 0–127
Uitgangsniveau.
Parameter Waarde Omschrijving
Flanger Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het chorus geluid
hoorbaar is aan.
Flanger Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Flanger Depth 0–127
Modulatiediepte
Flanger
Feedback #
-98– +98 %
Past de proportie van het flan-
ger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Flanger
Balance #
D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flan-
ger geluid (W)
Delay Time 0–2600 ms, note
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het delay-
geluid hoorbaar is aan.
Delay
Feedback #
-98– +98 %
Past de proportie van het
delaygeluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Delay HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie aan, waar-
boven geluid dat naar het
effect teruggevoerd wordt, zal
worden afgekapt. Als u geen
hoge frequenties wilt afkap-
pen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Feedback
Delay
L in
R in
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Flanger
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Feedback
Delay
Balance #
D100:0W–D0:100W
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de delay
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de delay
wordt gestuurd (W) aan.
Level 0–127
Uitgangsniveau.
Parameter Waarde Omschrijving
Chorus Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het chorus geluid
hoorbaar is aan.
Chorus Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatiefrequentie van het
chorus effect.
Chorus Depth 0–127
Modulatiediepte van het chorus
effect
Chorus
Balance #
D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het chorus geluid
(W).
Flanger Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het flanger geluid
hoorbaar is aan.
Flanger Rate # 0.05–10.00 Hz, note
Modulatiefrequentie van het
flanger effect.
Flanger Depth 0–127
Modulatiediepte van het flanger
effect.
Flanger
Feedback #
-98– +98 %
Past de proportie van het flanger
geluid dat in het effect wordt
teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen keren
de fase om.
Flanger
Balance #
D100:0W–D0:100W
Past de volumebalans tussen het
geluid dat door de flanger wordt
gestuurd (W) en het geluid dat
niet door de flanger wordt
gestuurd (W) aan.
Level 0–127
Uitgangsniveau.
Parameter Range Omschrijving
Damper # 0–127
Diepte waarmee het demperpe-
daal wordt ingedrukt (regelt de
sympathische resonantie)
Depth # 0–127
Diepte van het effect.
Parameter Waarde Omschrijving
Feedback
Flanger
L in
R in
L out
R out
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
Chorus
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
L in
R in
L out
R out
Sym. Resonance
183
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
77: REVERB
Voegt weerkaatsing aan het geluid toe, simuleert een akoestische
ruimte.
fig.MFX-64
78: GATED REVERB
Dit is een speciaal type reverb waarin het weerkaatsende geluid voor
zijn natuurlijke lengte wordt afgekapt.
fig.MFX-65
Octave -3– +3 oct
Hoeveelheid octaaf verschuiving
voor de sympathische resonan-
tie.
Detune -50– +50 cent
Hoeveelheid toonhoogte ver-
schuiving voor de sympathische
resonantie.
Phase NORMAL,
INVERSE
Fase waarop de sympathische
resonantie gegenereerd wordt.
Low Damp
Freq
20–1000 Hz
Frequentie waarop de lage reeks
van de sympathische resonantie
wordt afgekapt.
Low Damp 1–100 %
Hoeveelheid afzwakking waar-
mee de lage reeks van de sympa-
thische resonantie wordt afge-
kapt. (100% is geen effect)
High Damp
Freq
1000–10000 Hz
Frequentie waarop de hoge reeks
van de sympathische resonantie
wordt afgekapt.
High Damp 1–100 %
Hoeveelheid afzwakking waar-
mee de hoge reeks van de sym-
pathische resonantie wordt afge-
kapt. (100% is geen effect)
Time 10–5000 ms
Tijd waarbinnen de sympa-
thische resonantie zal wegster-
ven (door verlaging van de
Octave instelling wordt dit dui-
delijker)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Waarde Omschrijving
Type ROOM1,
ROOM2,
STAGE1,
STAGE2, HALL1,
HALL2
Type reverb
ROOM1: compacte reverb met
korte decay
ROOM2: magere reverb met
korte decay
STAGE1: reverb met meer late
weerkaatsingen
STAGE2: reverb met sterke
vroege reflecties
HALL1: reverb met heldere
weerkaatsing
HALL2: reverb met rijke weer-
kaatsingen
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het directe
geluid totdat het reverb geluid
hoorbaar is aan.
Time # 0–127
Tijdslengte van weerkaatsing
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie waarboven het
weerkaatsende geluid afgekapt zal
worden aan.
Als de frequentie lager wordt
ingesteld, zal meer van de hoge
frequenties worden afgekapt,
hetgeen resulteert in een zachtere
en doffere resonantie. Als u de
hoge frequenties niet wilt afkap-
pen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–
D0:100W
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het reverb geluid (W)
Level 0–127
Uitgangsniveau
Parameter Range Omschrijving
L in
R in
L out
R out
Reverb
2-Band
EQ
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
2-Band
EQ
Parameter Waarde Omschrijving
Type NORMAL, REVERSE,
SWEEP1, SWEEP2
Type reverb
NORMAL: conventionele
gated reverb
REVERSE: achterwaartse
reverb
SWEEP1: het weerkaat-
sende geluid beweegt van
rechts naar links
SWEEP2: het weerkaat-
sende geluid beweegt van
rechts naar links
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het
reverb geluid hoorbaar is
aan.
Gate tijd 5–500 ms
Past de tijd vanaf het
moment dat de reverb hoor-
baar is, totdat deze verdwijnt
aan.
Low Gain -15– +15 dB
Gain van de lage reeks
High Gain -15– +15 dB
Gain van de hoge reeks
Balance # D100:0W–D0:100W
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het
reverb geluid (W)
Level # 0–127
Uitgangsniveau
L in
R in
L out
R out
Gated Reverb
2-Band
EQ
Balance W
Balance W
Balance D
Balance D
2-Band
EQ
184
Effectenlijst
note:
fig.MFX-note2.e_88
De Chorus effecteenheid van de Fantom-G kan ook als een stereo
delay eenheid worden gebruikt.
Met deze instellingen kunt u chorus of delay selecteren, en de ken-
merken van het geselecteerde effecttype.
Bij het gebruik van 3D effecten
De volgende 3D effecten maken gebruik van RSS (Roland
Sound Space) technologie, om een ruimtelijkheid te creëren die
niet door delay, reverb, chorus enz. geproduceerd kan worden.
52: 3D DELAY
29: 3D CHORUS
30: 3D FLANGER
31: 3d STEP FLANGER
Wanneer deze effecten worden gebruikt, adviseren wij u de
luidsprekers als volgt te plaatsen. Ook moet u zorgen dat de
luidsprekers zich aan elke kant op voldoende afstand van de
muren bevinden.
fig.33-002
Als de linker en rechter luidsprekers te ver uit elkaar staan of
als er teveel weerkaatsing is, kan het 3D effect mogelijk niet
optreden.
Al deze effecten hebben een ‘Output Mode’ parameter. Als het
geluid van de OUTPUT jacks via de luidsprekers wordt
beluisterd, zet u deze parameter op ‘SPEAKER’. Als het geluid
via een koptelefoon wordt beluisterd, stelt u deze op ‘PHONES’
in. Dit verzekert u ervan dat het 3D effect hoorbaar is. Wanneer
deze parameter niet correct is ingesteld, kan het volledige 3D
effect mogelijk niet optreden.
30˚ 30˚
Chorus Parameters
Parameter Value Omschrijving
Chorus Type 00 (OFF),
01 (CHORUS),
02 (DELAY),
03 (GM2 CHORUS)
Selecteert Chorus of Delay
0 (OFF); Geen Chorus of Delay
wordt gebruikt.
1 (CHORUS): Chorus wordt
gebruikt.
2 (DELAY): delay wordt gebruikt.
3 (GM2 CHORUS): GM2 Chorus
wordt gebruikt.
Type: 01 (CHORUS)
Rate 0.05–10.00 Hz, note
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatie diepte
Pre Delay 0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het directe
geluid totdat het chorus geluid
hoorbaar is aan.
Feedback 0–127
Past de hoeveelheid van het chorus
geluid dat naar het effect wordt
teruggevoerd aan.
Over de STEP RESET functie
06: STEP FILTER
16: STEP RING MODULATOR
19: STEP PAN
20: SLICER
63: STEP PITCH SHIFTER
De bovenstaande vijf types bevatten een zestien-staps
sequencer.
Voor deze types kunt u een multi-effect control gebruiken om
de sequens opnieuw vanaf de eerste stap af te laten spelen.
Om dit te doen, stelt u de multi-effect control Destination op
‘Step Reset’.
Als u bijvoorbeeld de modulatie hendel gebruikt om het effect
te besturen, zou u de volgende instellingen maken:
Source: CC01: MODULATION
Destination: Step Reset
Sens: +63
Met deze instellingen zal de sequens vanaf de eerste stap
afspelen, wanneer u de modulatie hendel bedient.
(
Dubbele noot
)(
Gepuncteerde hele noot
),
(
Gepuncteerde halve noot
),
(
Gepuncteerde 32ste noot
),
(
Hele noot
),
(
Dubbele noot triool
),
(
16e triool
),
(
32ste noot
),
(
64ste triool
), (
64ste noot
), (
32ste triool
),
(
Gepuncteerde 8ste noot
),(
Kwartentriool
),(
8ste noot
),
(
Halve triool
),(
Kwartnoot
),
(
Gepuncteerde kwartnoot
),
(
Hele noot triool
),
(
Halve noot
),
(
16e noot
),
(
8ste triool
),
(
Gepuncteerde 16e noot
),
185
Effectenlijst
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
note:
fig.MFX-note2.e
Met deze instellingen kunt u het gewenste reverb type en zijn ken-
merken selecteren.
Filter Type OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Cutoff Freq 200–8000 Hz
Basisfrequentie van het filter.
Phase 0–180˚
Ruimtelijke spreiding van het
geluid.
Type: 02 (DELAY)
Delay Left 0–1000 ms, note
Past de delaytijd vanaf het directe
geluid totdat het delaygeluid hoor-
baar is aan.
Delay Right
Delay Center
Center Feed-
back
-98– +98 %
Past de proportie van het delayge-
luid dat in het effect wordt terugge-
voerd aan. Negatieve (-) instellin-
gen keren de fase om.
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie waarboven
geluid dat naar het effect wordt
teruggevoerd afgekapt zal worden.
Als u de hoge frequenties niet wilt
afkappen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Left Level 0–127
Volume van elk delay geluid.
Right Level
Center Level
Type: 03 (GM2 CHORUS)
Pre-LPF 0–7
Kapt de hoge frequentiereeks van
het geluid dat in de chorus komt af.
Hoge waardes kappen meer van
de hoge frequenties af.
Level 0–127
Volume van het chorus geluid.
Feedback 0–127
Past de hoeveelheid chorus geluid
dat in et effect wordt teruggevoerd
aan.
Delay 0–127
Past de delaytijd vanaf het directe
geluid totdat het chorus geluid
hoorbaar is aan.
Rate 0–127
Modulatie frequentie
Depth 0–127
Modulatiediepte
Send Level
To Reverb
0–127
Past de hoeveelheid chorus geluid
dat naar de reverb wordt gezonden
aan.
Reverb parameters
Parameter
Value Omschrijving
Reverb
Type
00 (OFF),
01 (REVERB),
02 (SRV ROOM),
03 (SRV HALL),
04 (SRV PLATE),
05 (GM2
REVERB),
06 (ROOM),
07 (HALL),
08 (PLATE),
09 (STUDIO),
10 (CHURCH)
Type reverb
Type: 01 (REVERB)
Parameter Value Omschrijving
(
Dubbele noot
)(
Gepuncteerde hele noot
),
(
Gepuncteerde halve noot
),
(
Gepuncteerde 32ste noot
),
(
Hele noot
),
(
Dubbele noot triool
),
(
16e triool
),
(
32ste noot
),
(
64ste triool
), (
64ste noot
), (
32ste triool
),
(
Gepuncteerde 8ste noot
),(
Kwartentriool
),(
8ste noot
),
(
Halve triool
),(
Kwartnoot
),
(
Gepuncteerde kwartnoot
),
(
Hele noot triool
),
(
Halve noot
),
(
16e noot
),
(
8ste triool
),
(
Gepuncteerde 16e noot
),
Type ROOM1,
ROOM2,
STAGE1,
STAGE2, HALL1,
HALL2, DELAY,
PAN-DELAY
Type reverb/delay
ROOM1: korte reverb met hoge dichtheid
ROOM2: korte reverb met lage dichtheid
STAGE1: reverb met meer late weerkaat-
singen
STAGE2: reverb met sterke vroege reflec-
ties
HALL1: zeer helder klinkende reverb
HALL2: rijke reverb
DELAY: conventioneel delay effect
PAN-DELAY: delay effect met echo’s die
links en rechts pannen
Time 0–127
Tijdslengte van weerkaatsing
(Type: ROOM1-HALL2)
Delay tijd
(Type: DELAY, PAN-DELAY)
HF Damp 200–8000 Hz,
BYPASS
Past de frequentie waarboven de hoge fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid afge-
kapt of ‘gedempt’ zal worden aan. Als u de
hoge frequenties niet wilt afkappen, stelt u
deze parameter op BYPASS in.
Delay
Feedback
0–127
Past de hoeveelheid vertraagde feedback
aan, als de Type instelling DELAY of PAN-
DELAY is.
Type: 02 (SRV ROOM)/03 (SRV HALL)/04 (SRV PLATE)
Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het directe geluid tot-
dat het reverb geluid hoorbaar is aan.
Time 0–127
Tijdslengte van weerkaatsing.
Size 1–8
Afmeting van de gesimuleerde kamer of zaal.
High Cut 160 Hz–12.5 kHz,
BYPASS
Past de frequentie waarboven het hoge fre-
quentie inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd zal worden aan. Als u de hoge fre-
quenties niet wilt reduceren, stelt u deze
parameter op BYPASS in.
Density 0–127
Dichtheid van reverb
Diffusion 0–127
Past de verandering in de dichtheid van de
reverb binnen een bepaalde tijd aan. Hoe
hoger de waarde, hoe meer de dichtheid toe-
neemt. (Het effect van deze instelling is het
duidelijkst bij lange reverb tijden).
LF Damp
Freq
50–4000 Hz
Past de frequentie waarboven de lage fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
LF Damp
Gain
-36–0 dB
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
de frequentiereeks die met LF Damp is gese-
lecteerd, aan.
Op ‘0’ingesteld is er geen reductie van de
lage frequentie-inhoud van de reverb.
HF Damp
Freq
4000 Hz–12.5 kHz
Past de frequentie waarboven het hoge fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
HF Damp
Gain
-36–0 dB
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
de frequentiereeks die met HF Damp is gese-
lecteerd, aan.
Op ‘0’ingesteld is er geen reductie van de
hoge frequentie-inhoud van de reverb.
Type: 05 (GM2 REVERB)
Character 0–7
Type reverb
0–5: reverb
6, 7: delay
Pre-LPF 0–7
Kapt de hoge frequentiereeks van het geluid
dat in de reverb komt af.
Hogere waardes kappen meer van de hoge
frequenties af.
Level 0–127
Uitgangsniveau van weerkaatsing.
Time 0–127
Tijdsduur van weerkaatsing.
Delay
Feedback
0–127
Past de hoeveelheid delaygeluid dat in het
effect wordt teruggevoerd aan, wanneer de
Reverb Character instelling 6 of 7 is.
Type: 06 (ROOM)/09 (STUDIO)
Pre Delay 0–127
Past de delaytijd vanaf het directe geluid tot-
dat het reverb geluid hoorbaar is aan.
Time 0.1–3.0 sec
Tijdsduur van weerkaatsing.
Low Damp
Freq
20–1000 Hz
Past de frequentie waaronder de lage fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
Low Damp 1–100 %
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
de frequentiereeks die met LF Damp is gese-
lecteerd, aan.
Op ‘100%’ingesteld is er geen reductie van de
lage frequentie-inhoud van de reverb.
Parameter
Value Omschrijving
186
Effectenlijst
Selecteert het type effect, dat op de externe ingangsbron wordt toe-
gepast.
01: EQUALIZER
Past de klank van de lage frequentie en hoge frequentiereeksen aan.
02: ENHANCER
Wijzigt de harmonische inhoud van de hoge frequentiereeks om het
geluid sprankelend te maken.
03: COMPRESSOR
Onderdrukt hoge niveaus en stimuleert lage niveaus om het algehele
volume consistenter te maken.
04: LIMITER
Comprimeert het geluid wanneer dit een gespecificeerd volume
overschrijdt, om te voorkomen dat vervorming optreedt.
05: NOISE SUPPRESSOR
Onderdrukt ruis tijdens periodes van stilte.
06: CENTER CANCELER
Verwijdert de geluiden die zich in het midden van de stereo invoer
bevinden. Dit is een handige manier om een stem te elimineren.
Hi Damp
Freq
1000–10000 Hz
Past de frequentie waarboven de hoge fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
High
Damp
1–100 %
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
de frequentiereeks die met HF Damp is gese-
lecteerd, aan.
Op ‘100%’ingesteld is er geen reductie van de
hoge frequentie-inhoud van de reverb.
High Cut 1000–10000 Hz
Past de frequentie waarboven de hoge fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd zal worden aan.
Type: 07 (HALL)/08 (PLATE)/10 (CHURCH)
Pre Delay 0–127
Past de delaytijd vanaf het directe geluid tot-
dat het reverb geluid hoorbaar is aan.
Time 0.1–6.0 sec
Tijdsduur van weerkaatsing.
Low Damp
Freq
20–1000 Hz
Past de frequentie waaronder de lage fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
Low Damp 1–100 %
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
de frequentiereeks die met LF Damp is gese-
lecteerd, aan.
Op ‘100%’ingesteld is er geen reductie van de
lage frequentie-inhoud van de reverb.
Hi Damp
Freq
1000–10000 Hz
Past de frequentie waarboven de hoge fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
High
Damp
1–100 %
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
de frequentiereeks die met HF Damp is gese-
lecteerd, aan.
Op ‘100%’ingesteld is er geen reductie van de
hoge frequentie-inhoud van de reverb.
High Cut 1000–10000 Hz
Past de frequentie waarboven de hoge fre-
quentie-inhoud van het reverb geluid gere-
duceerd zal worden aan.
Input Effect Parameters
Parameter Range Omschrijving
Low Freq 200, 400 Hz
Middenfrequentie van de lage
frequentiereeks.
Low Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut van de
lage frequentie.
High Freq 2000, 4000, 8000 Hz
Middenfrequentie van de hoge
frequentiereeks
High Gain -15– +15 dB
Hoeveelheid boost/cut van de
hoge frequentie.
Parameter Range Omschrijving
Sens 0–127
Diepte van het enhancer effect.
Mix 0–127
Volume van de harmonischen
die gegenereerd worden.
Parameter
Value Omschrijving
Parameter Range Omschrijving
Attack 0–127
Tijd vanaf het moment dat de
invoer de Threshold over-
schrijdt totdat het volume
gecomprimeerd begint te wor-
den.
Threshold 0–127
Volumeniveau waarop com-
pressie zal beginnen.
Post Gain 0– +18 dB
Niveau van het uitgangsgeluid.
Parameter Range Omschrijving
Release 0–127
Tijd vanaf het moment dat de
invoer tot onder de Threshold
daalt, totdat compressie
optreedt.
Threshold 0–127
Volumeniveau waarop com-
pressie zal beginnen.
Post Gain 0– +18 dB
Niveau van het uitgangsgeluid.
Parameter Range Omschrijving
Threshold 0–127
Volume waarop ruisonder-
drukking zal beginnen.
Release 0–127
Tijd vanaf het moment dat ruis-
onderdrukking begint, totdat
het volume nul bereikt.
Parameter Range Omschrijving
Ch Balance -50– +50
Volumebalans van de L (linker)
en R (rechter) kanalen voor ver-
wijdering van het geluid.
Range Low 16–15000 Hz
Lage frequentie limiet van de te
verwijderen band.
Range High 16–15000 Hz1
Hoge frequentie limiet van de te
verwijderen band.
05: Pads (de Pads gebruiken)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hoe de Pads worden gebruikt.
188
De Pads gebruiken
U kunt de Pads van de Fantom-G aanslaan om Samples, ritmes of
frases te spelen of deze kunnen las zestien schakelaars gebruikt wor-
den, waarmee verscheidene parameters aan/uit worden gezet. De
Pads kunnen in één van zestien modes opereren.
Druk op [PAD MODE] om van Pad mode te veranderen.
1.
Druk op [PAD MODE].
Het Pad mode venster ver-
schijnt in het scherm.
[PAD MODE] knippert, en de
opdat moment geselecteerde
Pad mode (Pad [1]-[16] zal
knipperen.
Indien u besluit niet van Pad
mode te veranderen, drukt u nogmaals op [PAD MODE]. [PAD
MODE] wordt donker, en u keert naar de vorige status terug.
2.
Druk op een Pad [1]-[16].
De Pad mode wordt veranderd. Voor details over handeling in
elke Pad mode raadpleegt u de tabel hieronder, en de corres-
ponderende referentie pagina’s.
Als u de Pad [NUMERIC] knop
indrukt zodat deze oplicht, zul-
len de Pads zich als numerieke
toetsen gedragen.
De Pads gebruiken voor
numerieke invoer
’ (p.41).
Met gebruik van de Hold functie kunt u het geluid laten doorklin-
ken, zelfs nadat u uw vinger van het Pad heeft genomen. Dit is
gemakkelijk als u wilt dat een geluid doorklinkt, zoals een frase die
u herhaaldelijk wilt laten afspelen (Loop).
De Hold functie is alleen beschikbaar als de Pad mode 1
SAMPLE PAD of 2 RHYTHM is.
Een geluid laten doorklinken, terwijl
andere geluiden worden gespeeld
1.
Terwijl een Pad ingedrukt
wordt gehouden, drukt u
op [HOLD].
[HOLD] en het Pad zullen
knipperen.
Dat Pad zal vastgehouden
worden en blijven klinken,
zelfs als u het Pad loslaat.
Wanneer u in deze status
een ander Pad indrukt, zal
dit klinken zolang u het ingedrukt houdt.
1.
Het Pad dat ingedrukt gehouden werd, zal ophouden te klin-
ken als u het knipperende Pad of [HOLD] nogmaals indrukt.
Meerdere geluiden aanhouden
1.
Druk op [HOLD] zodat het
Pad oplicht.
2.
Druk op een Pad.
Het Pad knippert en zal blijven
klinken. Als u in deze staat
andere Pads indrukt, zullen
deze ook blijven klinken.
3.
Het geluid zal stoppen als
u nogmaals op een knip-
perend Pad drukt. Als u op [HOLD] drukt, zullen alle Pads
stoppen.
De Hold functie werkt niet in de volgende situaties.
1.
Bij een ritme set waarin ‘Tone Env Mode’ (p.108) op ‘NO-SUS’ is
ingesteld.
Bij een Sample set waarin ‘
One Shot Mode
’ (p.118) is aangezet.
Bij een Sample set waarin ‘
Trigger Mode
’ (p.129) op ‘DRUM’ is inge-
steld.
Algemene handelingen voor
Pads
De Pad Mode veranderen (PAD MODE)
Pad-
nummer
Pad mode
Uitleg
pag.
1
SAMPLE PAD De pads spelen een sample set. p. 191
2 RHYTHM De pads spelen een ritme set. p. 192
3 CHORD MEMORY De pads veranderen de ak-
koordvorm voor de Chord Me-
mory functie (p.80).
p. 193
4 ARPEGGIO De pads veranderen stijlen voor
de Arpeggio functie (p.78)
p. 193
5 RPS De pads spelen frases. p. 194
6 RHYTHM PTN De pads spelen ritmepatronen. p. 196
7 TONE SEL/SW De pads fungeren als Tone selec-
tie en aan/uit schakelaars.
p. 197
8 TRACK MUTE De pads schakelen muting aan/
uit voor sequencer tracks.
p. 197
9 BOOKMARK De pads roepen veelgebruikte
schermen die u heeft geregis-
treerd op.
p. 198
10 MIDI TX SW De pads gedragen zich als aan/
uit schakelaars voor externe
MIDI zendkanalen (1-16).
p. 198
11 EFFECT SW De pads veranderen de effecten
(anders dan de patch multi-ef-
fecten).
p. 199
12 PATCH MFX SW De pads veranderen het patch
multi-effect van elk part.
p. 199
13 Part SELECT De pads selecteren parts (1-16)
en banken (INT/EXP1/EXP2/
EXT)
p. 200
14 Part MUTE De pads schakelen muting voor
alle parts (1-16) en banken
(INT/EXP1/EXP2) in/uit.
p. 200
15 USER GROUP De pads registeren en roepen
patches, live sets, of studio sets
uit de User groep op.
p. 201
16 FAVORITE De pads registreren en roepen
Favorite instellingen op.
p. 202
De Pads als numerieke toetsen
gebruiken (NUMERIC)
De Hold functie gebruiken om
geluiden door te laten klinken (HOLD)
189
De Pads gebruiken
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Met de Roll functie kunt u een geluid herhaaldelijk laten spelen
(alsof een drum roffel wordt gespeeld), zolang het Pad ingedrukt
wordt gehouden.
De Roll functie is alleen beschikbaar als de Pad mode 1
SAMPLE PAD of 2 RHYTHM is.
1.
Houd [ROLL] ingedrukt en
druk op een Pad (1-16).
* Als u alleen [ROLL] indrukt,
wordt de Roll functie voor alle
zestien Pads ingeschakeld.
In deze staat zal het geluid
herhaald worden zolang een
Pad ingedrukt wordt gehou-
den.
2.
Als het Pad wordt losgelaten, stopt het geluid.
* U kunt dit niet gebruiken om met de V-Link functie afbeeldingen te
veranderen (p.301).
Instellingen voor de Roll functie
Druk op [PAD SETTING]- [F1 (System)] om naar het System Setup
scherm te gaan, en gebruik het Pad Roll Resolution veld om de
snelheid te specificeren waarop herhaalde aanslagen optreden
wanneer de Roll functie wordt gebruikt.
•‘
Gemeenschappelijke systemen voor alle Pads bewerken
(System Settings)
’ (p.190).
•‘
Pad Roll Resolution
’ (p.288).
U kunt de Pad [ROLL] (BANK) knop gebruiken om in de volgende
Pad modes van bank te veranderen..
1.
Druk op [ROLL] (BANK).
[ROLL] (BANK) zal knippe-
ren, en Pads die met selec-
teerbare banken correspon-
deren knipperen ook.
Het Pad dat met de op dat
moment geselecteerde bank
correspondeert is verlicht.
2.
Druk op de bank (een knip-
perend nummer Pad) van de gewenste bank.
Het geselecteerde Pad licht op.
3.
Druk nogmaals op [ROLL] (BANK).
[ROLL] (BANK) dooft uit, en de Pads keren naar hun normale
indicatie terug.
De Roll functie gebruiken (ROLL)
Banken veranderen (BANK)
Padnummer
Pad mode Aantal banken
9
BOOKMARK 8
13 Part SELECT 4 (INT/EXP1/EXP2/EXT)
14 Part MUTE 3 (INT/EXP1/EXP2)
15 USER GROUP 4
16 FAVORITE 16
190
De Pads gebruiken
Druk op [PAD SETTING] om naar het Pad settings/information
scherm te gaan.
1.
Druk op [PAD SETTING].
Het Pad Setting scherm ver-
schijnt. De inhoud die in het
scherm wordt getoond is
afhankelijk van de Pad
mode.
2.
Gebruik [CURSOR] om de
cursor naar een parame-
ter te verplaatsen.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de Pad instellingen te bewerken.
4.
Om de instellingen op te slaan, drukt u op [F7 (Write)].
De locatie, waarin instellingen worden opgeslagen, is afhanke-
lijk van de geluidsgenerator mode, de Pad mode, en de instel-
lingen van ‘
Pad Assign Source
’ (p.288).
5.
Druk op [F8 (exit)] om naar het vorige scherm terug te
keren.
F-toets handelingen in het Pad Setting scherm.
Gemeenschappelijke systemen
voor alle Pads bewerken (System
Settings)
In het Pad Setting scherm drukt u op [F1 (System)] om naar het
systeeminstellingen scherm te gaan, waar algemene instellingen
voor alle Pads bewerkt kunnen worden. Hier kunnen de volgende
parameters bewerkt worden.
•‘
Pad Assign Source
’ (p.288).
•‘
Pad Velocity
’ (p.288)
•‘
Pad Sens (Pad Sensitivity)
’ (p.288)
•‘
Pad Aftertouch Sens (Pad Aftertouch Sensitivity)
’ (p.288)
•‘
Pad Roll Resolution
’ (p.288)
•‘
Pad Mode
’ (p.288)
1.
Druk op [PAD SETTING].
Het Pad Setting scherm verschijnt.
2.
Druk op [F1 (System)].
De aan het Pad gerelateerde onderdelen van het System Setup
scherm verschijnen.
Voor details van elke parameter, zie ‘Dynamic Pad’(p.288).
3.
Om de instellingen op te slaan, drukt u op [F7 Sys Write].
4.
Druk op [F8 Exit] om naar het Pad Setting scherm terug te
keren.
Hier ziet u, hoe twee geselecteerde Pads uitgewisseld kunnen wor-
den.
Deze functie is alleen beschikbaar als de Pad mode 2 RHYTHM,
3 CHORD MEMORY, 4 ARPEGGIO, 5 RPS, 6 RHYTHM PTN of
9 BOOKMARK is.
1.
Druk op [PAD SETTING].
2.
Druk op [F2 (Pad Exchg)].
3.
Selecteer de twee Pads die u wilt uitwisselen.
Gebruik de VALUE draaiknop of [INC] [DEC] of druk recht-
streeks op de Pads.
4.
Druk op [F8 (Execute)] om de Pads uit te wisselen.
De Pad instellingen bewerken (PAD
SETTING)
F-toets
Uitleg Weergave mode
F1
System
Pad instellingen voor
systeem (p.190).
Alle modes
* Behalve van 15 USER GROUP
en 16 FAVORITE
F2
Pad Exchg
Pad Exchange functie
(p.190).
2 RHYTHM,
3 CHORD MEMORY,
4 ARPEGGIO,
5 RPS,
6 RHYTHM PTN,
9 BOOKMARK only
F3
Quick Setup
Quick Setup functie
(p.192).
Alleen 2 RHYTHM
F7
Write
Slaat de instellingen
van het Pad Setting
scherm op.
1 SAMPLE PAD,
2 RHYTHM,
3 CHORD MEMORY,
4 ARPEGGIO,
5 RPS,
Alleen 6 RHYTHM PTN
F8
Exit
Sluit het Pad Setting
scherm.
Alle modes
* Behalve van 15 USER GROUP
en 16 FAVORITE
Pad uitwisselen (Pad Exchange)
191
De Pads gebruiken
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In deze Pad mode kunt u Samples spelen door de Pads aan te slaan.
U kunt een Sample aan elk van de zestien Pads toewijzen. (De zes-
tien Samples die aan de Pads zijn toegewezen worden gezamenlijk
een ‘Sample set’ genoemd).
1.
Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [1] (SAMPLE PAD).
2.
Druk op Pads [1]-[16] om de toegewezen Samples te spelen.
Pads die Samples kunnen spelen zijn verlicht. Op dat moment
spelende Pads zullen knipperen.
U kunt op [HOLD] drukken om het geluid te laten doorklinken
p.188.
U kunt op [ROLL] drukken om een roffel te spelen
p.189.
Samples kunnen op de volgende manieren worden toegevoegd.
Sampling (p.258)
De Sampling functie kan gebruikt worden om geluid op te nemen.
De opgenomen Samples worden aan de Sample lijst toegevoegd.
Uit de computer importeren (p.283)
WAV of IAFF bestanden van de computer kunnen geïmporteerd
worden. De geïmporteerde WAV of AIFF bestanden worden als
Samples aan de Sample lijst toegevoegd.
U kunt op [PAD SETTING] drukken om de volgende instellingen te
bewerken.
Details over bewerken en opslaan vindt u bij ‘
De Pad instellin-
gen bewerken (PAD SETTING)
’ (p.190).
Number/Name (Sample set nummer)
Selecteert de Sample set die door de Pads wordt gespeeld.
Waarde
: 001-128
Als u een nieuwe Sample set wilt creëren of gedetailleerdere
bewerkingen wilt uitvoeren, zie ‘
Een Sample set creëren
(p.126).
Sample Number
Selecteert de Sample. De Sample naam met het Sample nummer
wordt in het scherm getoond.
Waarde
: OFF, 0001-2000
Level (Sample Tone Level)
Stelt het volume van de Sample in. Dit wordt hoofdzakelijk gebruikt
om de volumebalans tussen Samples bij te stellen.
Pan (Sample Tone Pan)
Stelt de panning van de Sample Tone in. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is
midden, en ‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde
: L64-0-63R
Direction
Specificeert de afspeelrichting van de Sample.
Waarde
FWD
: Speel voorwaarts
REV
: Speel omgekeerd
Trigger Mode
Specificeert hoe de Sample zal spelen als u een Pad (of toets) indrukt.
Waarde
GATE
: De Sample stopt met spelen als het Pad (of de toets)
wordt losgelaten.
DRUM
: De Sample blijft spelen, ook nadat het Pad (of de
toets) is losgelaten.
De Sample begint te spelen als u het Pad indrukt, en zal auto-
matisch stoppen wanneer het eind van de Sample is bereikt. Als
de DRUM instelling geselecteerd is, wordt de Loop instelling
genegeerd. De Sample wordt slechts één keer gespeeld. Als u
DRUM selecteert kan het geluid niet onderbroken worden, dus
gebruik deze instelling voorzichtig wanneer de Sample extreem
lang is.
Mute Group
Met een akoestische drum set kunnen een open hi-hat en een
gesloten hi-hat nooit tegelijk gespeeld worden. U kunt de Mute
Group functie gebruiken om dit soort restricties te simuleren.
Mute Group is een functie die voorkomt dat Sample Tones, die tot
dezelfde Mute groep behoren, gelijktijdig klinken. Er zijn zestien
Mute groepen. Kies de ‘OFF’ instelling voor Sample Tones die u niet
met een Mute groep in verband wilt brengen.
Waarde
: OFF, 1-16
Pad Velocity
Specificeert de sterkte van een geluid dat geproduceerd wordt als u
het Pad aanslaat. Als dit op ‘SYSTEM’ is ingesteld, wordt de
systeeminstelling van ‘Pad Velocity’(p.288) gebruikt. Als dit op een
waarde van ‘1-127’ wordt gezet, zal die Velocity waarde gebruikt
worden om de geluidsgenerator te spelen.
Waarde
: SYSTEM, 1-127
De Pad instellingen kunnen door [F7 (Write)] in te drukken
opgeslagen worden.
1 SAMPLE PAD (de Pads
gebruiken om Samples te
spelen)
Over Samples
De Pad instellingen bewerken
192
De Pads gebruiken
In deze Pad mode kan een ritmeset gespeeld worden door de Pads
aan te slaan.
U kunt zestien Pads gebruiken om Rhythm Tones te spelen. (Een set
Rhythm Tones wordt een ‘ritmeset’ genoemd).
1.
Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [2] (RHYTHM).
2.
Druk op Pads [1]-[16] om de Rhythm Tones te spelen.
Pads die Rhythm Tones kunnen spelen lichten op.
U kunt op [HOLD] drukken om het geluid te laten doorklinken
p.188.
U kunt op [ROLL] drukken om een roffel te spelen
p.189.
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘
De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)
’ (p.190).
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
Bank (Rhythm Set bank)
Selecteert de bank van de ritmeset die door de Pads gespeeld zal
worden.
Waarde
: USER, PRST, GM
Number / Name
Selecteert de ritmeset die door de Pads gespeeld zal worden.
Waarde:
•Bank USER: 001–064
•Bank PRST: 001–064
•Bank GM: 001–009
Als u een nieuwe Sample set wilt creëren of gedetailleerdere
bewerkingen wilt uitvoeren, kijkt u bij ‘
Een ritmeset creëren
(p.112).
Pad Note Number
Specificeert het nootnummer dat door elke Pad (1-16) verzonden
wordt. De Rhythm Tone naam wordt samen met het nootnummer
weergegeven.
Waarde
: 0 (C-1) –127 (G9)
Pad Velocity
Specificeert de sterkte van het geluid dat geproduceerd wordt als u
een Pad aanslaat. Als dit op ‘SYSTEM’ staat, wordt de
systeeminstelling van ‘Pad Velocity’ (p.288) gebruikt. Als dit op een
waarde van ‘1-127’ wordt ingesteld, zal die Velocity waarde gebruikt
worden om de geluidsgenerator te spelen.
Waarde: SYSTEM, 1-127
Quick Setup
Wanneer de Pad mode ‘2 RHYTHM’ is, kan deze functie gebruikt
worden om basis instellingen te maken. Voor een efficiënte
werkstroom kiest u de Quick Setup die het meest bij uw situatie past.
Maak dan zoals gewenst gedetailleerde instellingen voor elke Pad.
1. In het Pad Setting scherm drukt u op [F3 (Quick Setup)].
Het Quick Setup scherm verschijnt.
* Deze handeling is niet mogelijk tenzij de Pad mode ‘2 RHYTHM’ is.
2. Verplaats de cursor en maak de gewenste instellingen.
Template Set
Waarde
Note: De zestien opeenvolgende noten, beginnend met
het nootnummer dat u specificeert, zullen automa-
tisch aan de Pads worden toegewezen.
Rhythm: de nootnummers worden optimaal samengebracht
voor net spelen van een ritmeset.
Multi Velo: Multi Velocity is een speciale instelling die alle zes-
tien Pads aan hetzelfde nummer toewijst, waarbij
alleen de velocities tussen de Pads verschillen. Dit
is een goede keuze als u een nauwkeurige regeling
van de Velocity voor uw uitvoering nodig heeft.
Base Note
Stelt deze parameter in als Note of Multi Velo geselecteerd is als
de Template Set.
Als Note geselecteerd is, specificeert Base Note het begin (laag-
ste) nootnummer.
Wanneer Multi Velo is geselecteerd specificeert Base Note het
nootnummer dat door alle Pads wordt gebruikt.
Waarde: 0 (C-1)–127 (G9)
3. Druk op [F8 (Execute)].
De Pad instellingen kunnen door [F7 (Write)] in te drukken
opgeslagen worden.
2 RHYTHM (De Pads
gebruiken om een ritmeset
te spelen)
De Pad instellingen bewerken
193
De Pads gebruiken
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om akkoord-
vormen voor de Chord Memory functie (p.80) te veranderen.
1. Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [3] (CHORD
MEMORY).
2. Druk op Pad [1]-[16] om te schakelen tussen verschillende
akkoordvormen van de Chord Memory functie (p.80).
Pads die geselecteerd kunnen worden zijn verlicht.
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
Number / Name (Chord Memory set nummer)
Selecteert de chord memory set die door de Pads gespeeld zal
worden.
Waarde: 001-128
Voor details over Chord Memory, zie ‘De Chord Memory func-
tie gebruiken (Chord Memory)’ (p.80).
Chord Form
Selecteert het akkoordvorm nummer dat door elke Pad (1-16)
gespeeld zal worden.
Waarde: 001-128
De Pad instellingen kunnen door op [F7 (Write)] te drukken
opgeslagen worden.
In deze Pad mode kunt u de Pads gebruiken om de stijlen van de
Arpeggio functie (p.78) af te wisselen.
1. Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [4] (ARPEGGIO).
2. Gebruik de Arpeggio functie volgens de beschrijving van
‘Arpeggio’s spelen’ (p.78).
3. Druk op Pads [1]-[16] om tussen de verschillende stijlen
van de Arpeggio functie af te wisselen.
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
Number / Name (Arpeggio set nummer)
Selecteert de arpeggio set.
Waarde: 001-128
Voor details over arpeggio’s, zie ‘Arpeggio’s spelen’ (p.78).
Arpeggio Number
Specificeert het arpeggionummer dat door elk Pad (1-16)
geselecteerd wordt.
Waarde: 001-128
De Pad instellingen kunnen door op [F7 (Write)] te drukken
opgeslagen worden.
3 CHORD MEMORY
(De Pads
gebruiken om akkoordvormen te
veranderen)
De Pad instellingen bewerken
4 ARPEGGIO
(De Pads gebruiken om
van Arpeggio Stijl te veranderen)
De Pad instellingen bewerken
194
De Pads gebruiken
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om frases te
triggeren die door de RPS (Realtime Phrase Sequencer) functie
gegenereerd worden.
Bijvoorbeeld, complexe frasen die tijdens een live uitvoering
handmatig zeer moeilijk te spelen zijn, kunnen aan de Pads worden
toegewezen, en vervolgens met één vinger op het geschikte moment
getriggerd worden.
U kunt ook frases voor individuele instrumenten creëren, zoals
drums, bas of toetsenbord, en deze combineren om op die manier
een nieuwe song te creëren.
Bovendien kan deze uitvoering opgenomen worden, wat betekent
dat deze functie op een zelfde manier als Phrase Sampling gebruikt
kan worden.
1. Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [5] (RPS).
2. Druk op Pads [1]-[16] om de frase die aan elk Pad is toege-
wezen te triggeren.
Pads die frases kunnen spelen zijn verlicht. Op dat moment spe-
lende Pads knipperen.
De song moet afgespeeld worden om frases gesynchroniseerd
met de song af te spelen of als meerdere frases gesynchroni-
seerd moeten worden.
Als de song niet speelt, zal de frase beginnen te spelen op het
moment dat het Pad wordt ingedrukt, ongeacht de instelling
van de Trigger Quantize parameter.
Frases worden gesynchroniseerd met de maatsoort van de song
gespeeld (beat track). Dit betekent dat als er geen uitvoerings-
data is opgenomen, de song niet zal spelen, en daardoor de fra-
ses niet gesynchroniseerd gespeeld kunnen worden. In dit geval
moeten een aantal lege maten in de Phrase track worden
gevoegd, en dan als een loop worden afgespeeld.
Het Phrase afspeeltempo is hetzelfde als het afspeeltempo van de
song.
1. Druk op [TEMPO].
2. Het tempo venster verschijnt, waarin het huidige tempo
wordt aangegeven.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de tempowaarde (5.00 – 300.00) te specificeren. Als u
[SHIFT] ingedrukt houdt en aan de VALUE knop draait, kan
de waarde onder het decimale punt aangepast worden. Het
tempo kan ook gespecificeerd worden door herhaaldelijk
op het gewenste tempo op [F6 (Tap Tempo)] te drukken
(Tap Tempo functie).
Als u op [F7 (Click)] drukt, zal de klik te horen zijn.
4. Nadat de instellingen zijn gemaakt drukt u op [F8 (Close)].
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
RPS Set Number
Selecteert de RPS set.
Waarde: 01-32
Phrase Number
Selecteert de frase, die aan elk Pad [1]-[16] is toegewezen. De naam
van de geselecteerde frase wordt samen met het frase nummer
getoond.
Kies ‘Off’ voor toetsen of Pads waaraan u geen frase wilt toewijzen.
Als ‘STOP’ aan een Pad wordt toegewezen, zal dat Pad als de ‘stop
trigger’ fungeren, die de op dat moment spelende frases stopt.
Waarde: STOP, OFF, 0001-2000
5 RPS
(De Pads gebruiken om
frases te spelen)
Een frase opnemen
Voordat u de RPS functie gebruikt, zult u een aantal frases
opnemen.
Voor details over de opnameprocedure, zie ‘In een Phrase
opnemen’ (p.220).
Indien grote hoeveelheden MIDI berichten werden
opgenomen, kan het afspelen van een frase via RPS
veroorzaken dat noten vertragen.
Het tempo voor het afspelen van
frases specificeren
De Pad instellingen bewerken
195
De Pads gebruiken
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Play Mode
Specificeert hoe de frase gespeeld zal worden.
Waarde
LOOP1: De frase wordt herhaaldelijk gespeeld, terwijl de pad
ingedrukt wordt gehouden.
LOOP2: De frase wordt herhaaldelijk gespeeld. Om het
afspelen te stoppen, drukt u op de stop trigger pad
of drukt u nogmaals op dezelfde pad.
ONCE: De frase wordt slechts één keer gespeeld.
Mute Group
Deze functie voorkomt dat frases uit dezelfde mute groep gelijktijdig
worden gespeeld. In een echte uitvoering bijvoorbeeld, wordt een
fill-in niet op hetzelfde moment als een brug (bridge) gespeeld. Om
een dergelijke situatie te simuleren, wijst u de fill-in en de brug aan
dezelfde Mute groep toe. U kunt 31 verschillende Mute groepen
specificeren. Als u geen Mute groep wilt toewijzen, kiest u de ‘OFF’
instelling.
Trigger Quantize
Specificeert hoe de frase zal beginnen met spelen als u een pad
indrukt om deze te triggeren, terwijl de song wordt gespeeld of
opgenomen.
Waarde
REAL: De frase wordt direct gespeeld als de trigger pad
wordt ingedrukt.
BEAT: Als de trigger pad wordt ingedrukt, terwijl de song
speelt of opgenomen wordt, zal de frase aan het
begin van de volgende tel beginnen te spelen.
MEASURE: Als de trigger pad wordt ingedrukt, terwijl de song
speelt of opgenomen wordt, zal de frase aan het
begin van de volgende maat beginnen te spelen.
De Trigger Quantize parameter is een instelling die binnen elke
song bewaard blijft.
Velocity Sens (Velocity Sensitivity)
Zet dit op ‘OFF’ als u de frase wilt laten spelen met de velocities
waarmee deze werd opgenomen.
Als u de Velocity van de frase wilt laten afwisselen volgens de
sterkte waarmee de pad werd ingedrukt, kiest u ‘LOW’, ‘MID’ of
‘HIGH’.
Waarde: OFF, LOW, MID, HIGH
De Pad-instellingen kunnen opgeslagen worden door op [F7
(Write)] te drukken.
196
De Pads gebruiken
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om frases
(Phrase0001-Phrase2000) die door de Rhythm Pattern functie
gegenereerd worden te spelen.
Vanuit de fabriek zijn zestien frases (ritmepatronen) aan de Pads
toegewezen. U kunt uw eigen ritmepatronen creëren en deze aan de
Pads toewijzen, en de Pads als een ritme machine gebruiken.
Zestien van deze frases in een set wordt een ‘ritmepatroon set’
genoemd.
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [6] (RHYTHM
PTN).
2. Druk op Pads [1]-[16] om de ritmepatronen die aan de Pads
zijn toegewezen te laten beginnen.
Pads die ritmepatronen kunnen spelen zijn verlicht. De huidig
spelende Pad knippert.
Om het afspelen te stoppen, drukt u op het knipperende Pad.
Het afspeeltempo van het ritmepatroon is hetzelfde als het
afspeeltempo van de song.
1. Druk op [TEMPO].
2. Het Tempo venster verschijnt, waarin het huidige tempo
wordt aangegeven.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de tempowaarde (5.00-300.00) te specificeren. Als u [SHIFT]
ingedrukt houdt en aan de VALUE knop draait, kunt u de
waarde onder het decimale punt aanpassen. Het tempo kan
ook gespecificeerd worden door herhaaldelijk op het
gewenste tempo op [F6 (Tap Tempo) te drukken (Tap
Tempo functie).
Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal de klik te
horen zijn.
4. Wanneer de instellingen zijn gemaakt, drukt u op [F8
(Close)].
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
Rhythm Pad Set Number
Selecteert de ritmepatroon set die door de Pads gespeeld zal worden.
Waarde: 01-32
Rhythm Pattern
Specificeert de frase die aan elke Pad 1-16 is toegewezen.
Waarde: OFF, 0001-2000
Trigger Quantize
Specificeert hoe de frase begint te spelen als u op een pad drukt om
deze te triggeren, terwijl een song wordt afgespeeld op opgenomen.
Waarde
REAL: De frase begint direct te spelen als de trigger pad
wordt ingedrukt.
BEAT: Als de trigger pad wordt ingedrukt, terwijl de song
speelt of opgenomen wordt, zal de frase aan het
begin van de volgende tel beginnen te spelen.
MEASURE: Als de trigger pad wordt ingedrukt, terwijl de song
wordt gespeeld of opgenomen, begint de frase aan
het begin van de volgende maat te spelen.
De Trigger Quantize parameter is een instelling die binnen elke
song bewaard blijft.
Velocity Sens (Velocity Sensitivity)
Zet dit op ‘OFF’ als u de frase wilt laten spelen met de velocities
waarmee deze werd opgenomen.
Als u de Velocity van de frase wilt laten afwisselen volgens de
sterkte waarmee de pad werd ingedrukt, kiest u ‘LOW’, ‘MID’ of
‘HIGH’.
Waarde: OFF, LOW, MID, HIGH
De Pad-instellingen kunnen door op [F7 (Write)] te drukken
opgeslagen worden.
6 RHTYHM PTN
(De Pads
gebruiken om ritmepatronen te spelen)
Het tempo voor het afspelen van
ritmepatronen specificeren
De Pad instellingen bewerken
197
De Pads gebruiken
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om de vier
Tones aan en uit te zetten of om de huidige Tone te selecteren.
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [6] (TONE SEL/
SW).
2. Druk op Pads [1]-[14] om Tones 1-4 aan/uit te zetten.
3. Druk op Pads [5]-[8] om Tones 1-4 te selecteren.
Pad [5] correspondeert met Tone 1, Pad [6] met Tone 2, Pad [7]
met Tone 3, en Pad [8] met Tone 4.
Deze functie is bruikbaar wanneer u een Patch creëert (p.84).
Een Patch bestaat uit maximaal vier Tones. U kunt deze functie
gebruiken om ongebruikte Tones uit te zetten of de nadere
Tones uit te zetten als u alleen het geluid van een specifieke
Tone wilt beluisteren.
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd
worden.
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om maximaal
zestien tracks in het Song scherm tijdelijk stil te maken (Mute).
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [8] (TRACK
MUTE).
Pads [1]-[16] corresponderen met de eerste zestien tracks boven
in het song scherm.
Als een Pad [1]-[16] wordt ingedrukt, wordt de corresponde-
rende track afwisselend op de mute/play status ingesteld.
Een Pad is verlicht wanneer het in de Play status verkeert, en
knippert in de Mute status.
De Pads kunnen niet gebruikt worden om de zeventiende en
daarop volgende tracks op Mute in te stellen. Gebruik [CUR-
SOR] of een USB muis om de Mute status van deze tracks te ver-
anderen.
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd
worden.
7 TONE SEL/SW
(De Pads
gebruiken om Tones te selecteren
of deze aan/uit te zetten)
De Pad status controleren
8 TRACK MUTE
(De Pads
gebruiken om tracks tijdelijk
stil te maken)
De Pad status controleren
198
De Pads gebruiken
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om
veelgebruikte schermen te registreren en op te roepen. Als u
bijvoorbeeld vaak tussen het Patch edit scherm en het effect scherm
afwisselt, kunt u deze functie gebruiken om het schakelen tussen
deze twee schermen gemakkelijker te maken.
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [9] (BOOK-
MARK).
1. Ga naar het scherm dat u wilt registreren.
2. Houd de [PAD SETTING] ingedrukt, en druk op het pad
waarin u het huidige scherm wilt registreren.
Als u bijvoorbeeld het huidige scherm in pad [3] wilt registre-
ren, zal het scherm ‘Bookmarked to #3’ aangeven.
3. Druk op [EXIT].
De instelling zal opgeslagen worden.
* Als u niet op [EXIT] drukt, zal de instelling verloren gaan wanneer u
de stroom uitzet.
1. Druk op [PAD SETTING].
Het Bookmark scherm ver-
schijnt.
Pads waarin schermen zijn
geregistreerd zijn verlicht.
2. Druk op een verlicht Pad,
en het scherm, dat in die
Pad is geregistreerd,
wordt opgeroepen.
* Als u een geregistreerd scherm
wilt verwijderen, houdt u [PAD SETTING] in het scherm van stap 1
ingedrukt, en drukt u op het Pad waarvan u de registratie wilt verwij-
deren.
U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-8) te veran-
deren p.189.
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om externe
MIDI zendkanalen (1-16) aan en uit te zetten.
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [10] (MIDI TX
SW).
Door Pads [1]-[16] in te drukken worden externe MIDI zendka-
nalen 1-16 aan of uitgezet.
Elk Pad is verlicht wanneer transmissie aan is of donker als dit
uit is.
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd wor-
den.
Wanneer talloze MIDI kanalen zijn aangezet, zal een grote hoe-
veelheid MIDI berichten worden verzonden, waardoor noten
mogelijk kunnen vertragen.
9 BOOKMARK
(De Pads
gebruiken om veelgebruikte
schermen op te roepen)
Een scherm registreren
Een scherm oproepen
10 MIDI TX SW
(De Pads
gebruiken om externe MIDI
zendkanalen (1-16) aan/uit te zetten)
De Pad status controleren
199
De Pads gebruiken
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om de effecten
(behalve het Patch multi-effect) aan/uit te zetten.
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [11] (EFFECT
SW).
Als Pads [1]-[6] worden ingedrukt, zullen de volgende effecten
aan/uit worden gezet..
* Als u PFX aan of uit wilt zetten, gebruikt u Pad mode ’12 PATCH
MFX SW’.
Een Pad is verlicht als het corresponderende effect aan is of
knippert wanneer dit uit is. Pads die in deze mode niet gebruikt
worden zijn donker.
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd wor-
den.
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om het Patch
multi-effect van elk Part (1-16) individueel aan of uit te zetten.
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [12] (PATCH MFX
SW).
Als u een Pad indrukt, zal het Patch multi-effect van het corres-
ponderende Part aan of uitgezet worden. Het aantal Parts is
afhankelijk van de geluidsgenerator mode..
Een Pad is verlicht als het corresponderende effect aan is of
knippert als dit uit is. Pads die in deze mode niet gebruikt wor-
den zijn donker.
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd wor-
den.
11 EFFECT SW (
De Pads
gebruiken om effecten aan of uit te
zetten)
Pad Effect
1 Input Effect
2 Chorus
3 Reverb
4 Mastering
5 MFX 1
6 MFX 2 (Studio mode only)
De Pad status controleren
12 PATCH MFX SW
(De Pads
gebruiken om Patch Multi-effecten
aan of uit te zetten)
Mode Aantal Parts
Single 1
Live 8
Studio 16
De Pad status controleren
200
De Pads gebruiken
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om Parts (1-16)
en banken (INT/EXP1/EXP2/EXT) te selecteren.
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [13] (Part
SELECT).
Druk op een Pad om het huidige Part te selecteren. Het aantal
Parts is afhankelijk van de geluidsgenerator mode.
Het Pad dat met het huidige Part correspondeert knippert de
Pads van andere Parts zijn verlicht. Niet gebruikte Pads zijn
donker.
U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-4) te veran-
deren. p.189.
* Het aantal Parts op een uitbreidingskaart is afhankelijk van de uitbrei-
dingskaart.
Door [PAD SETTING] in te druk-
ken kan de status van het huidige
Pad gecontroleerd worden.
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om Parts (1-16)
en banken (INT/EXP1/EXP2) tijdelijk stil te maken (Mute).
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [14] (Part MUTE).
U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-3) te veran-
deren. p.189.
U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-3) te veran-
deren. p.189.
* Druk op een Pad om het Part tussen muted/play af te laten wis-
selen.
* Het aantal Parts op een uitbreidingskaart is afhankelijk van de uitbrei-
dingskaart.
Pads waarvan het corresponderende Part tijdelijk stil is, knippe-
ren. De Pads van andere Parts zijn verlicht. Niet gebruikte Pads
zijn donker.
Door [PAD SETTING] in te druk-
ken kan de status van het huidige
Pad gecontroleerd worden.
13 Part SELECT (De Pads
gebruiken om Parts te
selecteren)
Mode Aantal Parts
Single 1
Live 8
Studio 16
Pad Bank naam
1 INT (interne geluidsgenerator)
2 EXP1 (uitbreidingskaart 1)
3 EXP2 (uitbreidingskaart 2)
4 EXT (externe MIDI uitvoer)
De Pad status controleren
14 Part MUTE (De Pads
gebruiken om Parts tijdelijk
stil te maken) (Mute)
Pad Bank naam
1 INT (interne geluidsgenerator)
2 EXP1 (uitbreidingskaart 1)
3 EXP2 (uitbreidingskaart 2)
Mode Aantal Parts
Single 3
Live 8
Studio 16
De Pad status controleren
201
De Pads gebruiken
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
U kunt veel gebruikte geluiden als een User groep opslaan. Met deze
Pad mode kunt u deze geluiden onmiddellijk selecteren door een
Pad in te drukken. In alle vier de banken kunnen zestien geluiden
(corresponderend met de zestien Pads) geregistreerd worden, zodat
in totaal 64 geluiden snel opgeroepen kunnen worden.
De volgende User groepen kunnen, afhankelijk van de geluidsgene-
rator mode, geregistreerd en opgeroepen worden..
Hoe User groepen van Favorite (p.202) verschillen
Met User Group kunnen geluiden binnen de mode (single, live
of studio) geregistreerd worden, terwijl met Favorite de instel-
lingen van verschillende modes (single, live of studio) geregis-
treerd kunnen worden.
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [15] (USER
GROUP).
U kunt een Pad [1]-[16] indrukken om het geluid dat in dat Pad
is geregistreerd te selecteren.
U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-4) te veran-
deren.
p.189.
Als u de Pads wilt gebruiken om opeenvolgend live sets (of stu-
dio sets) te selecteren, zet u de systeem instelling ‘Pad Assign
Source’ (p.288) op ‘SYS’. Als dit op ‘TEMP’ is ingesteld, schakelt
de Pad mode naar de instelling van de nieuw geselecteerde live
set (of studio set) over als u van live set (of studio set) veran-
dert.
1. Druk op [PAD SETTING].
1. Het User Group scherm
verschijnt. Ga verder met
stap 4 van ‘Een geluid in
het User Group scherm
registreren’ hieronder.
Een geluid in het User Group
scherm registreren
Hier ziet u, hoe een Patch in het Patch list scherm wordt gere-
gistreerd. Met gebruik van dezelfde procedure (stap 3 en ver-
der) kunt u het live set lijst scherm (p.60) gebruiken om een live
set in de User groep te registreren of het studio set lijst scherm
(p.68) om een studio set te registreren.
1. Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan,
en selecteer de Patch die u wilt registreren (p.46).
2. Druk op [F1 (Patch List)].
3. Druk op [F6 (User Group)].
Het User Group scherm ver-
schijnt.
4. Gebruik [F1 (UP)] en [F2
(Down)] om de bestem-
mingsbank te selecteren.
5. Gebruik [CURSOR] om het nummer te selecteren.
6. Druk op [F5 (Regist)] om de Patch te registreren.
7. Wanneer de Patches geregistreerd zijn, drukt u op [F6
(Exit)] om het User Group List scherm te sluiten.
U kunt op [F8 (Select)] drukken om een Patch te selecteren en
het User Group scherm te sluiten.
Een geregistreerde Patch verwijderen
Druk op [F4 (Remove)] om een Patch die in het User Group List
scherm is geselecteerd te verwijderen.
15 USER GROUP (de Pads
gebruiken om User groepen
te registreren/op te roepen)
Mode User groep
Single Patch
Live Live set
Studio Studio set
Een User groep geluid oproepen
Een geluid in een User groep
registreren
202
De Pads gebruiken
U kunt een lijst met geluiden (instellingen) creëren die u vaak tijdens
een live uitvoering gebruikt, en deze onmiddellijk oproepen. U kunt
Patches, ritmesets, Sample sets, live sets of studio sets registreren, en
de instellingen die u voor de uitvoering nodig heeft oproepen, onge-
acht de mode waarin u zich op dat moment bevindt.
Zestien instellingen kunnen in één lijst (één bank) worden geregis-
treerd, en zestien van deze banken kunnen gecreëerd worden.
U kunt bijvoorbeeld bank 1 gebruiken voor de geluiden die u in de
eerste song van de live uitvoering gebruikt, en maximaal zestien
geluiden registreren in de volgorde waarin deze in de song worden
gebruikt.
Hoe Favorite van User groepen (p.201) verschillen
Met User Group kunnen geluiden binnen de mode (single, live
of studio) geregistreerd worden, terwijl met Favorite de instel-
lingen van verschillende modes (single, live of studio) geregis-
treerd kunnen worden.
Voor details van de Favorite functie kijkt u bij “Een lijst met
veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)” (p. 54).
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [16] (FAVORITE).
U kunt een Pad [1]-[16]
indrukken om het geluid
(instelling) dat in dat Pad is
geregistreerd te selecteren.
U kunt op [ROLL] (BANK)
drukken om van bank (1-16)
te veranderen. p.189.
Als u de Pads wilt gebruiken om opeenvolgend live sets (of stu-
dio sets) te selecteren, zet u de systeem instelling ‘Pad Assign
Source’ (p.288) op ‘SYS’. Als dit op ‘TEMP’ is ingesteld, schakelt
de Pad mode naar de instelling van de nieuw geselecteerde live
set (of studio set) over als u van live set (of studio set) veran-
dert.
1. Druk op [PAD SETTING].
Het Favorite scherm (p.54)
verschijnt.
Meer over de handelingen in het Favorite scherm vindt u bij
“Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)” (p.
54).
16 FAVORITE (De Pads
gebruiken om favoriete
instellingen te registreren/
op te roepen)
Een favoriet geluid oproepen
(setting)
Een geluid in een User groep
registreren
06: Sequencer (een song creëren)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hoe de sequencer wordt gebruikt songs af te spelen,
op te nemen, en te bewerken.
• Een song afspelen.....................................................p.204
• MIDI opnemen..........................................................p.217
• Geluid opnemen .......................................................p.228
• Songs bewerken .......................................................p.232
• Een song opslaan .................................................... p.254
204
Een song afspelen
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe de sequencer van de Fantom-G
gebruikt kan worden om een song af te spelen.
We adviseren u de geluidsgenerator mode op
Studio Mode
te
zetten wanneer een song gecreëerd of afgespeeld wordt.
In de Studio mode kunnen maximaal zestien geluiden worden
gebruikt om voor elk Part een ander instrument te spelen.
Daarom is dit de ideale mode voor het afspelen van een song
die een ensemble van meerdere instrumenten gebruikt, zoals
drums, bas en piano.
Er zijn drie manieren om af te spelen. U kunt Fantom-G songs, Stan-
daard MIDI bestanden (SMF) of frases (MIDI Phrases) afspelen.
Een song afspelen (p.204)
U kunt Fantom-G songs afspelen.
Standaard MIDI bestanden (SMF)
afspelen (p.212)
U kunt Standaard MIDI bestanden (SMF) van de computer naar de
Fantom-G kopiëren, en deze afspelen of in een song of een frase
importeren.
Frases spelen (MIDI Phrase) (p.214)
U kunt frases die zich binnen een Fantom-G project bevinden
beluisteren.
Hier wordt uitgelegd, hoe een Fantom-G song wordt afgespeeld.
Hier ziet u, hoe u naar de Song List gaat, en een song uit het project
kunt laden.
Als een song geladen wordt, bevindt het tijdelijke gebied (p.35)
van de geluidsgenerator zich in de status waarin deze zich
bevond toen de song gecreëerd werd. Voordat een song wordt
geladen moet de Patch of live set of studio set die u bewerkte,
opgeslagen worden.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F1 (Song List)].
Het Song List scherm verschijnt.
F-toets handelingen in het Song List scherm
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] of
/ om een song te selecteren.
4.
Druk op [F8 (Load)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5.
Druk op [F7 (OK)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (Exit)].
Drie manieren om af te spelen
Een song afspelen (Song
Play)
Een song laden (Song List)
F-toets
Uitleg pag
F4
Delete Song
Verwijdert een songbestand uit het
project.
p. 210
F7
Exit
Keert naar het vorige scherm terug.
F8
Load
Laadt het songbestand. p. 204
205
Een song afspelen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hier ziet u, hoe de song, die in het Song Play scherm (p.204) is geladen,
afgespeeld wordt.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
fig.17-001
F-toets handelingen in het Song Play scherm
Handelingen met SHIFT + F-toetsen in het Song Play-scherm
2.
Druk op [PLAY] om de song af te spelen.
Het afspelen stopt automatisch als de song eindigt. Als u voor
het eind van de song wilt stoppen, drukt u op [STOP].
fig.08-002.j
Een song afspelen (Song Play)
F-toets
Uitleg Pag.
F1
Song List
Toont de Song lijst, waar een song geladen
kan worden.
p. 204
F2
SMF List
Toont de SMF lijst, waar SMF data
gespeeld of geïmporteerd kan worden.
p. 212
F3
Phrase List
Toont de MIDI Phrase lijst, waard frases
beluisterd of bewerkt kunnen worden.
p. 214
F5
Loop
Opent het Loop venster, waar de Loop
regio gespecificeerd kan worden.
p. 208
F6
Marker
Opent het Marker venster, waar marker-
ingen ingesteld kunnen worden.
p. 208
F7
Song Util
Zoom/
Track Order
Zoom in/uit op de track,
en verandert de
volgorde waarin tracks
worden weergegeven.
p. 209
Song Clear Wist de song. p. 211
Track Clear Wist de track. p. 235
Track Name Wijst een naam aan de
track toe.
p. 235
Track Edit
Insert
Voegt een lege maat in. p. 237
Track Edit
Delete
Verwijdert ongewenste
maten
p. 237
Track Edit
Copy
Maten kopiëren p. 237
Tempo Track Verandert het tempo. p. 235
Beat Track Verandert de maatsoort. p. 236
Save As SMF Save As an SMF File p. 256
F8
Song Edit
Opent het Song Edit-scherm, waar een
song bewerkt kan worden.
p. 232
F-toets
Uitleg Pag.
SHIFT + F1
Trk Edit Ins
Een lege maat invoegen p. 237
SHIFT + F2
Trk Edit Del
Ongewenste maten verwijderen p. 237
SHIFT +F3
Trk Edit Copy
Maten kopiëren
p. 237
SHIFT +F8
Zoom
In-/uitzoomen op het track-scherm, of de
volgorde van de getoonde tracks wijzigen.
p. 209
Handelingen in het Song Play
scherm
Nummer
Uitleg
Geeft de aan/uit status van elk effect aan.
PFX Patch multi-effect
MFX1 Multi-effect 1
MFX2 Multi-effect 2
IFX Input effect
CHO Chorus
REV Reverb
MAS Mastering effect
Geeft de huidige locatie van de song aan, en de naam van de
status van de sequencer.
Geeft het nummer en de naam van de op dat moment geselect-
eerde song aan, de huidige locatie, en de status van de se-
quencer.
Track zoom knop (voor een USB muis).
Niveaumeter voor de Output jacks.
Geeft de maatsoort, het tempo, en Loop Play aan/uit status
van de song aan.
Geeft markeringen en maten aan.
Geeft de track naam en track informatie weer.
Knop om de track volgorde te veranderen (voor USB muis).\
3
5
6
8
9
1 2
4
4
7
1
2
3
4
5
6
7
8
9
206
Een song afspelen
In het Song Play/Song Edit-scherm kunt u een part of patch
selecteren door op [PATCH] te drukken.
1.
Druk in het Song Play/Song Edit-scherm op [PATCH].
Het Part Select-venster verschijnt.
Verplaats de cursor met / en wijzig de waarde met de
VALUE-schijf of met [INC] [DEC].
Als u van part verandert tijdens de opname, dan verandert het
opnamespoor niet, ook al staat de Auto Track-functie (p. 222)
aan.
Niet alleen wanneer de song is gestopt, maar ook tijdens het afspelen
kunt u in een song vooruitspoelen, terugspoelen of springen. Voer
de volgende acties uit.
Vooruitspoelen:
druk op
Voortdurend vooruitspoelen:
houd ingedrukt
Snel vooruitspoelen:
druk op en dan op
Terugspoelen:
druk op
Voortdurend terugspoelen:
houd ingedrukt
Snel terugspoelen:
druk op en dan op [_FF]
Naar de vorige markering springen:
houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
Naar de volgende markering springen:
houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
Naar het begin van de song springen:
druk op
Naar de JUMP markering springen:
druk op [JUMP].
Het afspelen van de song zal pauzeren als u tijdens het afspelen
naar het begin of het eind van de song springt.
Een track kan tijdelijk stil worden gemaakt, zodat deze tijdens het
afspelen geen geluid produceert.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik / om de
track die u tijdelijk stil wilt maken te selecteren.
3.
Gebruik / om de cursor naar ‘PLAY’ te verplaatsen.
4.
Druk op [DEC] om de ‘MUTE’ instelling te selecteren.
fig.17-001
Een klank (Part of Patch) kiezen in
het Song-scherm
Waarde
Uitleg
Group
Part-groep
Part Part
Type Patchtype
Bank Patchbank
Patch Number/Name Patchnummer/-naam
F-toets
Uitleg
F5
Patch Edit
Een patch bewerken.
F6
Patch List
Het Patch List-scherm openen.
F7
Rehearsal
(enkel getoond tijdens
opname)
Klanken voorbeluisteren
(Rehearsal-functie)
F8
Close
Het Part Select-venster sluiten.
Vooruitspoelen of terugspoelen
tijdens het afspelen
Het afspelen van een track tijdelijk
stil maken (MUTE)
207
Een song afspelen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
5.
Druk op [DEC] om de ‘MUTE’ instelling te selecteren.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om de track muting te
veranderen.
8 TRACK MUTE (De Pads gebruiken om tracks tijdelijk
stil te maken)
’ (p.197).
Voor een song die in de Studio mode is gecreëerd, kan het Studio
mode Studio Play scherm gebruikt worden om het volume van elk
interne geluidsgenerator Part en elke geluidstrack aan te passen.
Details over bediening vindt u bij ‘Het Studio Play scherm
weergeven’ (p.66).
Wanneer een song wordt afgespeeld, wordt het tempo door de data
in de tempo y=track bepaald, maar het tempo van de algehele song
kan ook tijdens het afspelen worden bijgesteld. Deze aanpassing
wordt het ‘
afspeeltempo
genoemd.
Het afspeeltempo is een tijdelijke instelling. Deze zal verloren
gaan als u naar een andere song overgaat of het apparaat uitzet.
Als u wilt, dat de song altijd op dit tempo wordt afgespeeld,
moet de song opnieuw worden opgeslagen (p.254).
1.
Druk op [TEMPO].
Het Tempo venster verschijnt.
fig.17-004_50
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het afspeeltempo te specificeren. Door [SHIFT] ingedrukt te
houden en aan de VALUE knop te draaien kunnen
nauwkeurigere aanpassingen onder het decimale punt
gemaakt worden.
Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal een
klikgeluid op het gespecificeerde tempo te horen zijn. De klik
wordt, elke keer dat de knop wordt ingedrukt, aan of uitgezet.
U kunt het tempo specificeren door op het gewenste interval op
[F6 (Tap Tempo)] te drukken (Tap Tempo). Druk minimaal drie
keer op de knop, op intervallen van kwartnoten van het
gewenste afspeeltempo.
3.
Nadat de instellingen zijn gemaakt, drukt u op [F8 (Close)].
Toegang tot het Mixer scherm
Het afspeeltempo van de song
veranderen
208
Een song afspelen
De song kan herhaaldelijk worden afgespeeld, volgens de door u
aangegeven loop punten.
Voor een frase kunnen geen Loop punten worden
gespecificeerd.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F5 (Loop)].
Het Loop venster verschijnt.
fig.19-006_50
3.
Verplaats de cursor naar de gewenste parameter, en draai
aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om de
waarde in te stellen.
* Stop de sequencer, voordat deze instellingen worden gemaakt. Deze
instellingen kunnen niet gemaakt worden als de sequencer in werking
is.
Repeat Times
Specificeert het aantal keren (1-99) dat de gespecificeerde regio
herhaald wordt. Als u wilt herhalen totdat u op [STOP] drukt,
kiest u ‘INF’.
Start Point
Specificeert het startpunt van de Loop regio.
Als u op [F5 (Set Start)] drukt, zal de huidige locatie in de song
als het Loop Start punt worden gespecificeerd.
End Point
Specificeert het eindpunt van de Loop regio. De locatie die u
specificeert behoort niet tot de Loop regio.
Als u op [F6 (set End)] drukt, zal de huidige locatie in de song
als het Loop End punt worden gespecificeerd.
4.
Om Loop instellingen in te schakelen, drukt u op [F7 (Loop)]
om dit aan te zetten.
De [LOOP] knop op het paneel kan gebruikt worden om
looping aan of uit te zetten.
Dit scherm kan geopend worden door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op [LOOP] te drukken.
5.
Druk op [F8 (Close)] om het venster te sluiten.
Maximaal zestien markeringen kunnen op eenheden van één maat in
een song worden geplaatst. Dit maakt songbewerking gemakkelij-
ker, omdat de structuur van de song duidelijker te zien is of om snel
naar de locatie van de markering te gaan.
Hier ziet u, hoe een lijst met markeringen in een song bekeken en
bewerkt kan worden.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F6 (Marker)].
Het Marker venster verschijnt.
De knoppen voeren de volgende handelingen uit.
VALUE knop, [INC] [DEC],
Selecteer een markering in de lijst. De huidige locatie zal ook
verspringen.
[F4 (Name)]
Wijst een naam aan de op dat moment geselecteerde markering
toe. Kies een naam uit de weergegeven lijst, en druk op [F8
(Select)] om uw keuze te bevestigen.
[F5 (set)]
Voegt een markering aan het begin van de huidige maat toe.
[F6 (Clear)]
Verwijdert de geselecteerde markering.
[F7 (Jump)]
Specificeert de markering waarnaar u zult springen als u op de
[JUMP] knop op het voorpaneel drukt.
3.
Druk op [F8 (Close)] om het venster te sluiten.
Als het Marker scherm open is, kunt u op een Pad 1-16 drukken
om naar de markering met het corresponderende nummer te
springen.
Het scherm kan geopend worden door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op [JUMP] te drukken.
Naar een markering springen
Zo kan naar markeringen binnen een song worden gesprongen.
Naar de vorige markering springen:
Houdt [SHIFT] ingedrukt en druk op .
Naar de volgende markering springen:
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op .
Naar het begin van de song springen:
Druk op .
Naar de JUMP markering springen:
Druk op [JUMP].
Een song herhaaldelijk afspelen
(Loop)
Markeringen in een song plaatsen
(Marker)
209
Een song afspelen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hier ziet u, hoe de zoom ratio van de track weergave verandert kan
worden, en hoe de volgorde waarin de tracks worden getoond ver-
anderd kan worden.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Utility Menu venster verschijnt.
In het Song Play/Song Edit-scherm kunt u ook het Song View-
vesnter oproepen door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [F8]
te drukken.
3.
Gebruik / om ‘Zoom/Track Order’ te kiezen, en
druk op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Het Zoom/Track Order scherm verschijnt.
De weergave zoom van de track
veranderen
4.
Gebruik [CURSOR] om de zoom ratio te veranderen.
Horizontale as (tijdsas van de tracks).
Druk op om de weergave te verkleinen.
Druk op om de weergave te vergroten.
Verticale as (verticale as van de tracks)
Druk op om de weergave te vergroten.
Druk op om de weergave te verkleinen.
Als u een USB muis
gebruikt, kan de zoom in het
Song Play scherm worden
veranderd door de knoppen
aan te klikken, zoals in de
illustratie wordt getoond.
De volgorde van de track
weergave veranderen
5.
Door aan de VALUE knop te draaien of [INC] [DEC] te
gebruiken om de waarde in het ‘Track Order’ veld te
veranderen, kan de volgorde waarin de huidig
geselecteerde track wordt weergegeven veranderd worden.
Als u een USB muis gebruikt, kan de track weergave volgorde
in het Song Play scherm worden veranderd door op de knop te
klikken, zoals in de illustratie wordt getoond.
6.
Druk op [F8 (Close)] om het Zoom/Track Order venster te
sluiten.
Zo voorziet u een track van een naam.
Wanneer in het Song Play/Song Edit-scherm de tracknaam
blanco is, dan wordt de naam van de eerst opgenomen patch (of
voor een audio track, de samplenaam) automatisch als
tracknaam gekozen.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik / om de
track die u een naam wilt geven te selecteren.
3.
Gebruik / om de cursor naar het track naam veld te
verplaatsen.
fig.17-001
4.
Druk op [ENTER].
5.
Wijs de gewenste naam toe.
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
6.
Druk op [F8 (Write)] om de naam te voltooien.
De Track Display Zoom en Display
Order veranderen (Zoom/Track
Order)
Zelfs zonder naar het Zoom venster te gaan, kunt u [SHIFT] in
het Song Play scherm ingedrukt houden en de horizontale as in
of uitzoomen door op of te drukken of de verticale as in
of uit te zoomen door op [INC] of [DEC] te drukken.
Een track een naam geven (Track
Name)
210
Een song afspelen
Hier ziet u, hoe de uitvoerbestemming van elke track gespecificeerd
kan worden.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik / om de
track waarvoor u een uitvoerbestemming wilt toewijzen te
selecteren.
3. Gebruik / om de cursor naar de locatie die in de
illustratie wordt getoond te verplaatsen.
fig.17-001
4. Gebruik [INC] [DEC] om de uitvoerbestemming te
specificeren.
Voor een MIDI track
PHRASE: Uitvoer volgens de instelling die in de frase is
opgenomen. Normaalgesproken kiest u dit.
INT: Speel de interne geluidsgenerator van de Fantom-G.
EXT: Speel een externe geluidsmodule die op de MIDI
OUT is aangesloten.
BOTH: Speel de Fantom-G interne geluidsgenerator en een
externe geluidsmodule die op de MIDI OUT is
aangesloten.
EXP1: Speel uitbreidingskaart ARX1.
EXP2: Speel uitbreidingskaart ZRX2.
OFF: Er zal niets gespeeld worden.
Voor een geluidstrack
OUT A, OUT B:
Het geluid wordt in stereo via de OUTPUT A (MIX)
jacks of de OUTPUT B jacks uitgevoerd, zonder dat
het door het multi-effect wordt gestuurd.
MFX1-2: Stuur het geluid door het multi-effect, en voer het in
stereo uit. Hier kan ook chorus of reverb op het
geluid dat door het multi-effect is gegaan worden
toegepast.
Hier ziet u, hoe een songbestand uit het project verwijderd wordt.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F1 (Song List)].
Het Song List scherm verschijnt.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] of
/ om de song die u wilt verwijderen te selecteren.
4. Druk op [F4 (Delete Song)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5. Druk op [F7 (OK)] om de handeling uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer de Fantom-G wordt opgestart (als een project wordt
geladen), zal song 001 (de song bovenaan de song lijst) automatisch
geladen worden.
Als u niet wilt dat een song automatisch wordt geladen bij
opstarten (als een project wordt geladen), verwijdert u song 001,
volgens de beschrijving in ‘Een songbestand verwijderen
(Song Delete)’ (p.210).
Wanneer een Factory Reset (p.280) wordt uitgevoerd, zal de
demosong naar song 001 worden geschreven.
De uitvoerbestemming van een
track specificeren (Output Assign)
Een song bestand verwijderen
(Song Delete)
Een song automatisch laden bij
opstarten (Wanneer een project
wordt geladen)
211
Een song afspelen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hier ziet u, hoe de song, die op dat moment in het Song Play scherm
is geopend, gewist wordt. Gebruik deze functie als u een nieuwe
song wilt opnemen.
Het feitelijke songbestand dat in het project is opgeslagen wordt
hierdoor niet verwijderd.
Indien een song die u bewerkt geopend is, moet deze
opgeslagen worden voordat u verder gaat (p.254).
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Utility Menu scherm verschijnt.
3. Gebruik / om ‘Song Clear’ te kiezen, en druk op [F8
(Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4. Druk op [F7 (OK)] om de handeling uit te voeren.
Indien u besluit de handeling niet uit te voeren, drukt u op [F8
)EXIT)].
De op dat moment geopende song
wissen (Song Clear)
212
Een song afspelen
Standaard MIDI bestand (SMF) data van de computer kan naar de
Fantom-G gekopieerd worden om te beluisteren of in een song of
frase te importeren.
Zo wordt een standaard MIDI bestand van de computer naar de Fan-
tom-G gekopieerd.
1. Bereid een standaard MIDI bestand (.MID) op de computer
voor.
2. Gebruik de USB Storage functie (p.281) om het standaard
midi BESTAND (.MID) naar de volgende map in het interne
geheugen van de Fantom-G of het USB geheugen te
kopiëren.
“FantomG.Prj/SEQ/SMF” map
‘FantomG.Prj’ is de naam van de projectmap in het interne
geheugen van de Fantom-G. Meerdere projecten kunnen in het
USB geheugen worden opgeslagen. De projectmappen worden
standaard opeenvolgend als ‘
FantomG001.Prj’ worden
genoemd.
‘FantomG001.Prj’ enz., en het gedeelte van de naam dat
aan de bestandsnaam extensie voorafgaat, is de projectnaam die
u heeft toegewezen toen het bestand werd opgeslagen.
U kunt naar de SMF lijst gaan, en een standaard MIDI bestand (SMF)
beluisteren, dat volgens de beschrijving van ‘Een standaard MIDI
bestand (SMF) van de computer naar de Fantom-G kopiëren
(p.212) is gekopieerd.
Wanneer SMF data wordt gespeeld, adviseren wij u de
geluidsgenerator in de Studio Mode te plaatsen. De Fantom-G
is GM/GM2 compatibel, dus wanneer de muziekdata
compatibel is met GM/GM2, zal deze automatisch met de juiste
geluiden worden afgespeeld.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F2 (SMF List)].
Het SMF List scherm verschijnt.
F-toets handelingen in het SMF List scherm
3. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om een SMF bestand te selecteren.
4. Druk op [PLAY] of [F7 (Play)].
Het geselecteerde SMF bestand zal te horen zijn.
Een standaard MIDI bestand
afspelen (SMF)
Een standaard MIDI bestand (SMF)
van de computer naar de Fantom-G
kopiëren
Een standaard MIDI (SMF) bestand
spelen (SMF List)
F-toets Uitleg pag
F5
-> Phrase
Importeert een SMF bestand in een frase. p. 213
F6
-> Song
Importeert een SMF bestand in een song. p. 213
F7
Play
Speelt het in de lijst geselecteerde SMF
bestand.
p. 212
F8
EXIT
Keert naar het vorige scherm terug.
213
Een song afspelen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
U kunt naar de SMF lijst gaan, en een standaard MIDI bestand (SMF)
uit het project in een frase importeren. Het geïmporteerde SMF kan
vervolgens als een frase gebruikt worden.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F2 (SMF List)].
Het SMF List scherm verschijnt.
3. Druk op [F5 (->Phrase)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als u de handeling uitvoert, wordt het geselecteerde SMF
bestand automatisch in een leeg nummer van de frase lijst
geïmporteerd, en het Phrase Edit scherm (p.238) verschijnt.
De geïmporteerde frase is tijdelijk, en zal verloren gaan als u de
stroom uitzet. Om de frase te behouden drukt u op [WRITE] om
deze op te slaan (p.216).
U kunt naar de SMF lijst gaan, en een standaard MIDI bestand (SMF)
uit het project in een song importeren. Het geïmporteerde SMF kan
vervolgens als een Fantom-G song gebruikt worden.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F2 (SMF List)].
Het SMF List scherm verschijnt.
3. Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om een SMF bestand te selecteren.
4. Druk op [F6 (->Song)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als u de handeling uitvoert, wordt het geselecteerde SMF
bestand automatisch in een leeg nummer van de song lijst
geïmporteerd, en het Song Play scherm (p.205) verschijnt.
De geïmporteerde song is tijdelijk, en zal verloren gaan als u de
stroom uitzet. Om de song te behouden drukt u op [WRITE] om
deze op te slaan (p.254).
Een SMF in een frase importeren
(Import Phrase)
Een SMF in een song importeren
(Import Song)
214
Een song afspelen
Frases die zich binnen een Fantom-G project bevinden, kunnen
vanuit een lijst beluisterd worden.
Hier ziet u, hoe u naar de Phrase List gaat en een frase uit het project
kunt beluisteren.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
F-toets handelingen in het MIDI Phrase List scherm
3. Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om een frase te selecteren.
4. Druk op [F7 (Preview)].
De geselecteerde frase zal te horen zijn.
Zo wordt een frase uit het project in het geheugen geladen.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
3. Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om een frase te selecteren.
4. Druk op [F1 (Load)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Frases spelen (MIDI Phrase)
Een frase beluisteren (MIDI Phrase List)
F-toets Uitleg pag
F1
Load
Laadt een frase uit het project in het geheu-
gen.
p. 214
F2
Save
Slaat de geselecteerde frase in het project op. p. 216
F3
Util Menu
Save All Slaat alle frases op. p. 216
Delete Phrase Verwijdert het frase
bestand uit het project.
p. 215
Duplicate Dupliceert de frase. p. 215
F6
Edit
Keert naar het vorige scherm terug.
F7
Preview
Beluister de geselecteerde frase. p. 214
F8
Phrase Edit
Toont het bewerkingsscherm voor de
geselecteerde frase.
p. 238
Een frase laden (Load)
De frase lijst toont de status van de huidige
frase
Frase naam Dit toont de naam van de frase. Als hier
EMPTY’ wordt weergegeven, is de
frase niet in het geheugen geladen.
Laad de frase.
Dit geeft aan of het bestand in het
project aanwezig is. Frases zonder het
symbool zijn niet opgeslagen, en
zullen daarom verloren gaan als u de
stroom uitzet. Sla de frase, indien no-
dig, op.
Dit duidt op een frase die bewerkt is.
De veranderingen die u maakt gaan
verloren als u de stroom uitzet. Sla de
frase, indien nodig, op.
215
Een song afspelen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Met deze handeling wordt een frase uit het project, samen met zijn
bestand, geheel verwijderd.
Wanneer die frase door een song binnen het project wordt
gebruikt, zal het gedeelte van de song dat door die frase in
beslag wordt genomen niet langer te horen zijn.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
3. Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om een frase te selecteren.
4. Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Phrase Utility Menu scherm verschijnt.
5. Gebruik / om ‘Delete Phrase’ te kiezen, en druk op
[F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
6. Druk op [F7 (OK)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Deze handeling dupliceert een frase naar een leeg nummer in de lijst.
U kunt dit gebruiken om variaties te creëren, door een bestaande
frase te wijzigen.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
3. Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om een frase te selecteren.
4. Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Phrase Utility Menu scherm verschijnt.
5. Gebruik / om ‘Delete Phrase’ te kiezen, en druk op
[F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
6. Druk op [F7 (OK)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als u uitvoert, zal de geselecteerde frase automatisch naar een
leeg nummer in de frase lijst worden gedupliceerd.
Een frase uit het project
verwijderen (Delete Phrase)
Een frase dupliceren (Duplicate)
216
Een song afspelen
Deze handeling slaat de geselecteerde frase in het project op.
Een frase die u opneemt of bewerkt is tijdelijk, en zal verloren gaan
als u de stroom uitzet. Om te frase te behouden, moet deze
opgeslagen worden.
1. Druk op [SONG].
2. Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
Frases zonder het symbool en frases met het symbool
zijn niet opgeslagen.
3. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om de frase die u wilt opslaan te selecteren.
4. Druk op [F2 (Save)].
5. Geef de frase een naam.
Details over het toewijzen van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
6. Als de naam is toetgewezen, drukt u op [F8 (OK)].
Een bericht verschijnt, waarin u wordt gevraagd de Write
handeling te bevestigen.
Zet nooit de stroom uit, terwijl er wordt opgeslagen.
7. Druk op [F7 (OK)] om ui te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
* Een frase kan niet opgeslagen worden door een bestaande frase te
overschrijven.
Deze handeling slaat alle frases uit de frase lijst in het project op.
1. Druk op [SONG].
2. Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
Frases zonder het symbool en frases met het symbool
zijn niet opgeslagen.
3. Druk op [F3 (Util menu)].
Het Phrase Utility Menu scherm verschijnt.
4. Druk op / om ‘Save All’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer Save All wordt uitgevoerd, worden alle frases in
dezelfde nummers van de frase lijst opgeslagen. Frase namen
worden automatisch toegewezen.
Een frase opslaan (Save) Alle frases opslaan (Save All)
217
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
MIDI opnemen
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe de sequencer van de Fantom-G
voor het opnemen van MIDI gebruikt kan worden.
Een ‘frase’ is een stukje opgenomen MIDI data. U kunt een song
simpelweg creëren door frases in de MIDI tracks van een song te
plaatsen.
MIDI kan opgenomen worden door het rechtsreeks in een MIDI
track van een song op te nemen of door in een frase op te nemen.
In een song opnemen (p.218)
In het Song Play scherm selecteert u een track en een opname start
locatie, en begin dan met opnemen. Na de opname zal de frase aan
de opname start locatie zijn bevestigd.
In een frase opnemen (p.220)
In het MIDI Phrase List scherm selecteert u een frase nummer en
begint u met opnemen. Na de opname zal de frase aan de lijst
worden toegevoegd.
Er zijn twee manieren om MIDI op te nemen: Realtime Recording
en Step Recording. Gebruikt de methode die het meest geschikt
voor uw situatie is.
Realtime Recording (p.222)
Met deze methode wordt een uitvoering op het toetsenbord en de
Pads en de control bewegingen opgenomen.
Step Recording (p.226)
Met Step Recording kunt u noten en rusten één voor één invoeren.
Deze methode is bruikbaar als u noten op een nauwkeurige timing
moet invoeren, bijvoorbeeld als drums of bas opgenomen wordt.
Step Record kan niet direct in een song worden toegepast. U
kunt Step Recording gebruiken om een frase op te nemen.
Deze functie annuleert de volgende edit-/opname-handelingen, en
keert terug naar de oorspronkelijke toestand.
Phrase modify (p. 239)
Microscope (p. 250)
Phrase recording (realtime/step) (p. 220)
Track Edit (p. 237)
1. Voer een van de bovenstaande edit- of opnamehandelingen
uit.
2. Druk op [MENU].
3. Druk op [F5 (Undo)].
Undo annuleert de laatst uitgevoerde edit- of opnamehandeling
(m.a.w. de edit- of opnamehandeling die onmiddellijk
voorafgaat aan de Undo-bewerking). Als Undo niet mogelijk is,
dan verschijnt de toets in het grijs en is ze niet toegankelijk.
4. Er verschijnt een venster met de vraag om de Undo-
bewerking te bevestigen. Druk op [F7 (OK)] om de Undo-
bewerking uit te voeren. Om te annuleren, drukt u op [F8
(CANCEL)].
De edit- of opnamehandeling wordt ongedaan gemaakt en de
oorspronkelijke toestand wordt hersteld.
Op de handelingen Phrase edit (phrase modify/microscope),
phrase recording (realtime/step) en track edit kunt u een Undo
en Redo uitvoeren.
Bij Song recording (realtime recording/audio recording) is er
geen Redo mogelijk. Eens dat u een Undo uitvoert, wordt de
opname ongedaan gemaakt en kan ze niet meer hersteld
worden.
U kunt de Undo-handeling ook uitvoeren door [SHIFT]
ingedrukt te houden en op [EXIT] te drukken.
Frases en songs
Twee opname methodes
Undo-functie
218
MIDI opnemen
Werkschema
Als een nieuwe song wordt opgenomen, is het werkschema als volgt:
1. Selecteer het geluid, dat u voor de opname wilt
gebruiken.
2. Wis de song die zich in het tijdelijke gebied bevindt.
3. Specificeer de maatsoort van de song (p.219).
4. Specificeer het tempo (p.219).
5. Selecteer een IDI track en de start maat voor de
opname (p.219).
6. Voer Realtime Recording uit (p.222).
7. Gebruik Song Editing om de song te bewerken
(p.232).
8. Gebruik Phrase Editing (p.238) of Microscope Editing
(p.250) om de frase te bewerken.
9. Sla de song op (p.254).
Voordat u een song opneemt, selecteert u Studio Mode en kiest u het
geluid dat voor de opname gebruikt zal worden.
De sequencer van de Fantom-G kan uw uitvoering opnemen,
ongeacht de geluidsgenerator mode (Single, Live of Studio),
maar we raden u aan de Studio Mode te kiezen als u een song
wilt opnemen.
Wanneer u het Fantom-G toetsenbord en de Pads in de Studio
mode gebruikt, zult u alleen het geluid van het gespecificeerde
MIDI kanaal horen, en kunt u verschillende geluiden voor elk
Part kiezen (maximaal zestien geluiden) om de opgenomen
song af te spelen. Dit betekent, dat de Studio Mode de juiste
keus is wanneer een ensemble uitvoering met gebruik van
meerdere instrumenten, zoals drums, bas en piano, wordt
opgenomen of afgespeeld.
We adviseren u de Keyboard Switch (p.69) van alle Parts uit te
zetten. Als deze aan is, zullen meerdere Parts van de uitvoering
in één enkele frase worden opgenomen, hetgeen niet is wat u
wilt als een song wordt opgenomen.
Studio Mode selecteren p.66
Een Studio Set selecteren p.67
Een geluid voor elk Part selecteren p.68
Als u een song opneemt, wordt de uitvoeringsdata in het tijdelijke
gebied opgenomen. Als u een nieuwe song wilt opnemen, zal de
bestaande uitvoeringsdata uit het tijdelijke gebied verwijderd
moeten worden, voordat u begint.
Indien de op dat moment geopende song bewerkt is, moet deze
opgeslagen worden voordat u verder gaat (p.254).
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Utility Menu scherm verschijnt.
3. Gebruik / om ‘Song Clear’ te kiezen, en druk dan op
[F8 (select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8(EXIT)].
In een song opnemen
Een geluid voor de opname
selecteren
De song / frases uit het tijdelijke
gebied wissen (Song Clear)
219
MIDI opnemen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Als u een nieuwe song opneemt,begint u met het specificeren van de
maatsoort.
Als u echter net de Song Clear handeling heeft uitgevoerd of de
stroom heeft aangezet, is de maatsoort altijd op 4/4 ingesteld, zodat
dit alleen veranderd hoeft te worden als de song die u opneemt een
andere maatsoort heeft.
1. Druk op [SONG].
2. Druk op [F8 (Song Util)].
Het Song Edit scherm verschijnt.
3. Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu venster verschijnt.
4. Druk op / om ‘Beat Track’ te selecteren, en druk op
[F8 (select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Het Microscope scherm van de beat track verschijnt.
5. Verplaats de cursor naar ‘Beat Change’, en specificeer de
maatsoort.
Als u de maat in het midden van een song wilt laten
veranderen, kijkt u bij ‘De maatsoort tijdens de song
veranderen (Beat Track)’ (p.237).
6. Druk op [EXIT] om naar het Song Edit scherm terug te
keren.
Zo wordt het tempo gespecificeerd waarop de song opgenomen zal
worden.
1. Druk op [TEMPO].
Het Tempo venster verschijnt.
fig.17-004_50
2. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
tempo aan te geven. Door [SHIFT] ingedrukt te houden,
terwijl u aan de VALUE knop draait, kan de waarde onder de
decimale punt worden aangepast.
Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal het
klikgeluid op het gespecificeerde tempo klinken. Elke keer dat u
op de knop drukt, wordt dit aan of uitgezet.
U kunt het tempo specificeren door [F6 (tap Tempo)] op het
gewenste interval (Tap Tempo) in te drukken. Druk tenminste
drie keer op de knop, met intervallen van een kwartnoot van
het gewenste tempo.
3. Als de instellingen zijn gemaakt drukt u op [F8 (Close)].
Zo wordt de MIDI track waarop u gaat opnemen, en de opname start
maat gespecificeerd.
U kunt opnemen op alle tracks 1-128 waarbij ‘MIDI’ wordt
aangegeven.
U bent vrij om MIDI data voor meerdere geluidsgenerator Parts
op dezelfde MIDI track gelijktijdig op te nemen, en het staat u
tevens vrij om meerdere MIDI tracks te gebruiken om MIDI
data voor een enkel geluidsgenerator Part op te nemen.
Aanvankelijk zult u dingen simpel willen houden, en de MIDI
track met hetzelfde nummer als het geluidsgenerator Part dat
deze speelt willen gebruiken.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Draai aan de VALUE knop of gebruik / om de MIDI
track waarop u wilt opnemen te selecteren.
Selecteer een track waarbij de ‘MIDI’ indicatie wordt vermeld.
De volgorde, waarin de tracks worden weergegeven, kan
veranderd worden.
De Track Display Zoom en Display Order veranderen
(Zoom/Track Order)’ (p.209).
3. Gebruik om de maat waarop u met opnemen wilt
beginnen te specificeren.
De opname start maat wordt in het ‘Measure’ veld boven in elk
PLAY scherm aangegeven.
Als er al een frase op de opname start locatie
aanwezig is
De bestaande frase zal door de nieuwe opname worden over-
schreven.
Als een frase volgend op de opname start
locatie al aanwezig is
Een nieuwe frase zal opgenomen worden. U kunt tot aan de
locatie van de daarop volgende frase opnemen.
Ga verder naar Realtime Recording
p.222
De maatsoort specificeren (Beat
Track)
Het tempo specificeren
Een MIDI track en de Recording-
Start maat selecteren
220
MIDI opnemen
Opname werkschema
Wanneer een nieuwe frase wordt opgenomen, is het werkschema als
volgt:
1. Selecteer het geluid, dat u voor de opname wilt
gebruiken.
2. Specificeer het tempo.
3. In de MIDI Phrase lijst selecteert u de frase, die u wilt
opnemen (p.221).
4. Voer Realtime Recording (p.222) of Step Recording
(p.226) uit.
5. Gebruik Phrase Editing (p.238) of Microscope Editing
(p.250) om de frase te bewerken.
6. Sla de frase op (p.216).
Voordat u een frase opneemt, selecteert u de Studio Mode en kiest u
het geluid dat u voor de opname wilt gebruiken.
De sequencer van de Fantom-G kan een uitvoering opnemen,
ongeacht de geluidsgenerator mode (Single, Live of Studio),
maar we raden u aan de Studio Mode te kiezen als u een song
wilt opnemen.
Wanneer u het Fantom-G toetsenbord en de Pads in de Studio
mode gebruikt om op te nemen, zult u alleen het geluid van het
gespecificeerde MIDI kanaal horen, en kunt u verschillende
geluiden voor elk Part kiezen (maximaal zestien geluiden) om
de opgenomen song af te spelen. Dit betekent dat de Studio
Mode de juiste keus is wanneer een ensemble uitvoering met
gebruik van meerdere instrumenten, zoals drums, bas en piano,
wordt opgenomen of afgespeeld.
We adviseren u de Keyboard Switch (p.69) van alle Parts uit te
zetten. Als deze aan is, zullen meerdere Parts van de uitvoering
in één enkele frase worden opgenomen, hetgeen niet is wat u
wilt als een song wordt opgenomen.
Studio Mode selecteren p.66
Een Studio Set selecteren p.67
Een geluid voor elk Part selecteren p.68
Zo wordt het tempo, waarmee de frase opgenomen zal worden,
gespecificeerd.
Tempo of maatsoort instellingen kunnen niet in een frase
worden opgeslagen. Frases worden altijd op het tempo van de
song afgespeeld. Het tempo dat u hier aangeeft is een tijdelijke
tempo instelling voor de opname.
1. Druk op[TEMPO].
Het Tempo venster verschijnt.
fig.17-004_50
2. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
tempo te specificeren. Door [SHIFT] ingedrukt te houden,
terwijl u aan de VALUE knop draait, kan de waarde onder
het decimale punt worden aangepast.
Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal het
klikgeluid op het gespecificeerde tempo klinken. Elke keer dat u
op de knop drukt, wordt dit aan of uitgezet.
U kunt het tempo specificeren door [F6 (tap Tempo)] op het
gewenste interval (Tap Tempo) in te drukken. Druk tenminste
drie keer op de knop, met intervallen van een kwartnoot van
het gewenste tempo.
3. Als de instellingen zijn gemaakt drukt u op [F8 (Close)].
In een frase opnemen
Een geluid voor de opname
selecteren
Het tempo specificeren
221
MIDI opnemen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Ga naar de MIDI Phrase lijst en selecteer de frase die u wilt
opnemen.
Opname handelingen kunnen ook in het Phrase Edit scherm
(p.238) worden uitgevoerd.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
3. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om de frase die u wilt opnemen te selecteren.
Als er al een frase in het geselecteerde nummer aanwezig is
De bestaande frase wordt door de nieuwe
opname overschreven.
Als er geen frase in het geselecteerde nummer is
Een nieuw frase zal opgenomen worden.
Ga verder naar Realtime Recording
p.222
Ga verder naar Step Recording
p. 226
De op te nemen frase selecteren
222
MIDI opnemen
Realtime Recording is de opnamemethode, waarbij hetgeen u op het
toetsenbord speelt en de controller handelingen precies zoals u deze
uitvoert worden opgenomen. Kies deze opnamemethode als u de
nuances van een uitvoering wilt vastleggen.
In het Realtime Rec Standby-venster zal deze functie bij de
opname van een song automatisch hetzelfde tracknummer
kiezen als dat van de part die u opneemt. Bijvoorbeeld, als de
huidige part van de klankgenerator part 3 is, dan wordt MIDI
track 3 van de song geselecteerd. Als de huidige part van de
klankgenerator part 10 is, dan wordt MIDI track 10 van de song
geselecteerd. Dit zorgt voor een meer intuïtief verband tussen
de parts van de klankgenerator en de tracks van de song.
De Auto Track-function zal automatische de volgende tracks
selecteren.
Als u tijdens de opname van part verandert, dan verandert het
opnamespoor niet, ook al staat de Auto Track-functie aan.
De Auto Track-functie aan/uit
zetten
Volgens de standaardinstellingen staat de Auto Track-functie
aan. Als u de Auto Track-functie uitschakelt, dan wordt in het
Realtime Rec Standby-venster bij opname van een song de
huidige track van de song gekozen.
1. Druk op [MENU] en druk vervolgens op [F2 (System)].
2. Druk een aantal keer op [F2 (Group/Down)] om naar de
Startup-groep te gaan.
3. Kies in het “Sequencer Auto Track”-veld de gewenste
instelling (on/off).
WAARDE
OFF: Auto Track-functie staat uit
ON: (standaard) Auto Track-functie staat aan
1. Zorg, dat de passende voorbereidingen voor opnemen zijn
gemaakt, zoals beschreven in ‘In een song opnemen’
(p.218) of ‘In een frase opnemen’ (p.220).
2. Druk op [REC].
De [REC] indicator knippert, en het Realtime Rec Standby ven-
ster verschijnt.
In dit venster kunnen verscheidene parameters die aan Real-
time Recording zijn gerelateerd instellen.
3. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de verscheidene
parameters te verplaatsen, en draai aan de VALUE knop of
gebruik [INC] [DEC] om deze in te stellen.
=Voor details over de parameters, zie ‘Realtime Rec Standby
parameters’ (p.222).
In de Realtime Rec Standby-vensters, kunt u door middel van
de [F6]-toets afwisselen tussen MIDI en audio opnemen.
In de Realtime Rec Standby-vensters kunt u het opnamespoor
selecteren in het “Recording Track Number”-veld. Als u het
opnamespoor wil veranderen, voer dan de gewenste wijziging
uit in het “Recording Track Number”-veld.
4. Nadat de instellingen in het Realtime Rec Standby venster
zijn gemaakt, drukt u op [PLAY] of [F8 (Start)].
Het Realtime Rec Standby venster wordt afgesloten, de [REC]
indicator verandert van knipperend in verlicht, en de opname
zal beginnen.
Als de opname begint zal het Realtime Recording scherm ver-
schijnen.
Om het scherm te sluiten, drukt u op [F8 (Close)] of [PLAY].
Om het opnieuw te openen, drukt u op [PLAY].
In dit scherm kunnen de volgende handelingen worden uitge-
voerd.
Realtime Erase (Erase p.224).
Rehearsal functie (Rehearsal p.225).
Voor details over deze handelingen kijkt u op de corresponde-
rende pagina.
5. Wanneer de opname is voltooid, drukt u op [STOP].
6. Er verschijnt een venster met de vraag om de opname te
bevestigen. Als u de opname wenste te behouden, druk dan
op [F7 (OK)]. Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De uitvoering opnemen,
precies zoals deze gespeeld
wordt (Realtime Recording)
Auto Track-functie
Huidige Part Track
Intern 1–16 MIDI Track 1–16
EXP1 1–16 MIDI Track 17–32
EXP2 1–16 MIDI Track 33–48
Extern 1–16 MIDI Track 49–64
Audio Track 1–24
(MIXER-scherm)
Audio Track 1–24
Basisprocedure voor Realtime Recording
223
MIDI opnemen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Als u annuleert, wordt de opgenomen frase niet in de song
ingevoegd, en evenmin toegevoegd aan de phrase list; ze wordt
verwijderd.
U kunt een Undo uitvoeren op de opname (p. 217).
U kunt tijdens de opname de Input Quantize-instelling wijzigen.
In het Realtime Rec-venster dat tijdens de opname verschijnt,
kunt u de volgende parameters wijzigen.
Input Quantize
Grid Resolution
Grid Quantize Strength
Shuffle Resolution
Shuffle Rate
In deze sectie worden de Realtime Rec parameters uitgelegd.
Rec Mode
Selecteert op welke manier de opname plaats zal vinden.
Waarde
MIX: Mix-recording wordt uitgevoerd. In het alge-
meen zult u deze methode gebruiken. Als er op
de frase die als opname bestemming fungeert
reeds een uitvoering is opgenomen, zal de nieuw
opgenomen uitvoering aan de bestaande uitvoe-
ring worden toegevoegd, zonder dat deze
gewist wordt. Als dit samen met Loop Recor-
ding wordt gebruikt, kunt u herhaaldelijk over
een gespecificeerd gebied opnemen, zonder dat
de eerder opgenomen uitvoering wordt gewist.
Dit is bijvoorbeeld een handige manier om een
drum uitvoering per instrument op te nemen:
basdrum snare drum hi-hat, enz.
REPLACE: Replace-recording wordt uitgevoerd. Als een
uitvoering reeds op de opname bestemming
frase is opgenomen, zal deze gewist worden
wanneer de nieuwe uitvoering wordt opgeno-
men. Gebruik dit als u opnieuw wilt opnemen.
Count In
Selecteert hoe de opname begint.
Waarde
OFF: De opname begint direct nadat u [PLAY]
indrukt.
1 MEAS: Als u op [PLAY] drukt zal een aftelling (afspe-
len) beginnen op één maat voor de opname start
locatie, en de opname begint wanneer de
opname start locatie wordt bereikt.
2 MEAS: Als u op [PLAY] drukt zal een aftelling (afspe-
len) beginnen op twee maten voor de opname
start locatie, en de opname begint wanneer de
opname start locatie wordt bereikt.
WAIT NOTE: Als alternatief voor het indrukken van [PLAY]
kunt u op het toetsenbord spelen, een Pad aan-
slaan of het Hold pedaal indrukken om de
opname te laten beginnen.
Tempo Rec Switch
Specificeert of tempo veranderingen worden opgenomen (ON)
of niet worden opgenomen (OFF).
Als u het tempo tijdens de song wilt veranderen, kunnen deze
tempo veranderingen in de tempo track worden opgenomen.
Als tempo veranderingen reeds zijn opgenomen, zullen deze
door de nieuwe tempo veranderingen worden overschreven.
Waarde: OFF, ON
Loop Switch
Specificeert of Loop recording aan is (ON) of niet (OFF).
De Loop regio is vanaf het Rec Start punt tot het Rec End punt.
Waarde: ON, OFF.
Rec Start Point
Geeft de maat, tel, en tik aan waarop de opname zal beginnen.
Rec End Switch
Specificeert of een opname eindpunt toegewezen wordt (ON) of
niet (OFF).
Rec End Point
Specificeert de maat, tel, en tik waarop de opname zal eindigen.
Deze instelling wordt genegeerd als Rec End Switch op ‘OFF’
staat.
Rec Length
Specificeert de lengte van de opname regio in maten, tellen, en
tikken. De Rec Length instelling en Rec End Point instelling zijn
met elkaar verbonden.
Input Quantize
De Quantize functie corrigeert automatisch onnauwkeurighe-
den in de timing van uw uitvoering op het toetsenbord of de
Pads, waarbij de noten gelijk worden getrokken om timing
intervallen accuraat te maken. Tijdens Realtime Recording kan
quantizatie tijdens de opname worden gebruikt.
Geef aan of de Quantize functie tijdens de opname gebruikt
wordt of niet.
Waarde
OFF: Quantizatie zal niet tijdens de opname worden toe-
gepast.
GRID: Grid Quantize zal tijdens de opname worden toege-
past. Gebruik dit als u wilt dat de timing accuraat is,
bijvoorbeeld bij het opnemen van drums of bas.
Realtime Rec Standby parameters
Grid quantizatie met Resolution =
224
MIDI opnemen
SHUFFLE: Shuffle Quantize zal tijdens de opname worden
toegepast.
Gebruik dit als u het ritme een ‘shuffle’ of
‘swing’ karakter wilt geven.
Grid Resolution
Maak deze instelling als u Grid Quantize gebruikt. Specificeer het
quantizatie interval uitgedrukt in een nootwaarde. Selecteer de
kortste nootwaarde, die in de reeks waarop Grid Quantize wordt
toegepast, zal voorkomen.
Waarde: , , , , , ,
Grid Quantize Strength
Maak deze instelling als u Grid Quantize gebruikt. Dit specifi-
ceert de mate, waarin noten aangepast zullen worden in de rich-
ting van de timing intervallen die met de Grid Resolution para-
meter zijn gespecificeerd. Met een instelling van ‘100%’ worden
de noten exact gecorrigeerd met de timing van de Gris Resolu-
tion parameter. Als deze instelling wordt verlaagd, zal de noot-
waarde minder exact gecorrigeerd worden, en met een instel-
ling van ‘0%’ wordt de timing geheel niet aangepast.
Waarde: 1-100%
Shuffle Resolution
Wanneer u Shuffle Quantize gebruikt, maakt u deze instelling
om de nootwaarde die voor de quantizatie wordt gebruikt te
specificeren.
Shuffle Rate
Maak deze instelling als u Shuffle Quantize gebruikt. Dit speci-
ficeert de mate waarin de backbeat van de downbeat geschei-
den zal worden, gespecificeerd door de Shuffle Resolution para-
meter. Met een instelling van ‘50%’ zal de backbeat exact tussen
aansluitende downbeats vallen. Met een instelling van ‘0%’
wordt de backbeat naar dezelfde timing als die van de voor-
gaande downbeat verplaatst. Met een instelling van ‘100%’
wordt de backbeat verplaatst naar dezelfde timing als de vol-
gende downbeat.
Waarde: 0-100%.
Wanneer u Realtime Recording gebruikt, zal alle sequencer data
normaalgesproken worden opgenomen. Indien u een specifiek type
data niet wilt opnemen, kunt u deze Recording Select instelling op
‘OFF’ instellen.
1. Druk op [REC].
2. Druk op [F7 (Rec Select)].
Het Recording Select venster verschijnt.
3. Gebruik of om de sequencer data (MIDI berichten)
die opgenomen zullen worden te selecteren.
Note: Noot berichten. Deze MIDI berichten
representeren noten.
Poly Aftertouch: Polyfonische aftertouch. Deze MIDI
berichten passen aftertouch op indivi-
duele toetsen toe.
Control Change: Control Change berichten. Deze MIDI
berichten passen verscheidene effecten
zoals modulatie of expressie toe.
Program Change: Program Change berichten. Deze MIDI
berichten selecteren geluiden.
Channel Aftertouch: Channel aftertouch berichten. Deze
MIDI berichten passen aftertouch op een
volledig MIDI kanaal toe.
Pitch Bend: Pitch Bend berichten. Deze MIDI berich-
ten veranderen de toonhoogte.
System Exclusive: System Exclusive berichten. Deze MIDI
berichten worden gebruikt om instellin-
gen uniek voor de Fantom-G te maken,
zoals geluidsparameters.
4. Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om een
markeringsteken toe te voegen.
Het bericht wordt opgenomen als u een markeringsteken [_ILL]
toewijst, en worden niet opgenomen als het markeringsteken
wordt verwijderd.
Als u op [F6 (All Off)] drukt, wordt geen sequencer data opge-
nomen.
Als u op [F7 (All On)] drukt, zal alle sequencer data worden
opgenomen.
5. Druk op [F8 (Close)] om het Recording Select venster te
sluiten.
Shuffle quantizatie met Rate = 75%
De sequencer data selecteren die
opgenomen zal worden
(Recording Select)
225
MIDI opnemen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Realtime Erase is een functie die ongewenste data tijdens Realtime
Recording wist. Dit is in het bijzonder handig tijdens Loop
Recording, aangezien u hiermee data kunt wissen zonder de opname
te stoppen.
Realtime Erase kan alleen uitgevoerd worden als de Recording
Mode op ‘MIX’ is ingesteld.
1. Begin met Realtime Recording (p.222).
Het Realtime Recording venster verschijnt.
2. Druk op [F6 (Erase)].
Het Realtime Erase venster verschijnt.
3. Wis ongewenste data.
Om alle data te wissen drukt u op [F7 (Erase All)]. Data wordt
gewist zolang de knop ingedrukt wordt gehouden.
Om noten van een specifieke toets te wissen, houdt u die toets
ingedrukt. Data van die noot wordt gewist zolang de toets inge-
drukt wordt gehouden.
Om noten van een specifieke toetsenreeks te wissen, houdt u de
hoogste en laagste toetsen van die reeks ingedrukt. Data van die
reeks wordt gewist zolang deze toetsen ingedrukt worden
gehouden.
4. Druk op [F8 (Close)] om het Realtime Erase venster te
sluiten.
U keert naar de normale opname status terug.
Met de Rehearsal functie kunt u de opname tijdelijk uitstellen,
tijdens Realtime Recording. Dit is gemakkelijk als u de frase die u
daarna gaat opnemen wilt oefenen.
1. Begin met Realtime Recording (p.222).
Het Realtime Recording venster verschijnt.
2. Druk op [F7 (Rehearsal) of [REC].
De [REC] indicator knippert, hetgeen aangeeft dat u zich in de
oefen mode bevindt. In deze staat wordt er niets opgenomen als
u op het toetsenbord speelt.
3. Om naar de opname mode terug te keren, drukt u nogmaals
op [F7 (Rehearsal)] of [REC].
Ongewenste data wissen, terwijl u
opneemt (Realtime Erase)
Geluiden of frases beluisteren
tijdens de opname (Rehearsal
Functie)
226
MIDI opnemen
Met Step Recording kunnen noten en rusten één voor één worden
opgenomen, alsof u deze in een notenbalk zou noteren.
Step Record kan niet rechtsreeks in een song plaatsvinden. U
kunt Step Recording gebruiken om een frase op te nemen.
1. Zorg, dat de passende voorbereidingen voor opnemen zijn
gemaakt, zoals beschreven bij ‘In een frase opnemen’
(p.220).
2. Druk op [F8 )Phrase Edit)] in de MIDI Phrase lijst.
Het Phrase Edit scherm verschijnt.
3. Druk op [F5 (step Rec)].
De [REC] indicator zal knipperen, en het Step Recording
Standby venster verschijnt.
Het Step Recording Standby venster kan ook bereikt worden
door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [REC] te drukken in de
MIDI Phrase lijst.
4. Maak instellingen voor Step Recording. Gebruik [CURSOR]
om de cursor naar de gewenste parameter te verplaatsen,
en draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
parameter in te stellen.
Rec Mode (recording Mode)
Selecteert hoe de opname plaatsvindt.
Waarde
MIX: Mix-recording wordt uitgevoerd. In het algemeen
zult u deze methode gebruiken. Als er op de frase
die als opname bestemming fungeert reeds een uit-
voering is opgenomen, zal de nieuw opgenomen
uitvoering aan de bestaande uitvoering worden
toegevoegd, zonder dat deze gewist wordt.
REPLACE: Replace-recording wordt uitgevoerd. Als een uit-
voering reeds op de opname bestemming frase is
opgenomen, zal deze gewist worden wanneer de
nieuwe uitvoering wordt opgenomen. Gebruik dit
als u opnieuw wilt opnemen.
Start Point
Specificeert de locatie (maat-tel-tik), waarop de opname zal
beginnen.
5. Druk op [F8 (Start)] or [PLAY].
De [REC] indicator zal knipperen, en het Step Rec (Note)
scherm verschijnt.
6. Specificeer de noot die u wilt invoeren. Gebruik of
om de gewenste parameter te selecteren.
Note Type
Specificeert de lengte van de noten die u wilt invoeren, uitge-
drukt in een nootwaarde. De lengte van de nootwaarde duidt
op de lengte vanaf note-on tot de volgende note-on.
Waarde: , , , , , , , , , , ,
, , , , , ,
Gate tijd
Specificeert de proportie van de Gate tijd, relatief aan het Note
Type. De Gate tijd is de lengte tussen note-on en note-off.
Specificeer een lagere waarde als u wilt dat de noten staccato
worden gespeeld of een hogere waarde als u wilt dat noten
tenuto of legato, worden gespeeld. Normaal wordt dit op onge-
veer ‘80%’ ingesteld.
Waarde: 1-100%
Input Velo
Specificeert de sterkte waarmee de noot gespeeld wordt. Als u
wilt, dat dit de sterkte is waarmee u een toets of Pad daadwer-
kelijk indrukt, selecteert u ‘REAL’. Anders gebruikt u instellin-
gen als p (piano)=60, mf (mezzo-forte)=90 of f (forte)=120 als
algemene richtlijnen.
Waarde: REAL, 1-127
7. Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
instelling te maken.
8. Druk op [F7 ( )] of [F8 ()] om de gewenste invoer locatie
te verplaatsen, en druk op een noot op het toetsenbord of
op een Pad.
Als u een toets of Pad indrukt, worden de noot berichten in de
vorm van een balk weergegeven. De velocities worden als een
staafdiagram getoond.
U kunt de functie knoppen [F1] [F2] [F3] [F4] [F5] [F6] gebrui-
ken om de volgende handelingen uit te voeren.
Data per stap invoeren
(Step Recording)
Noten en rusten invoeren
227
MIDI opnemen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Step Back
Annuleer de eerder ingevoerde noot.
Tie
Verleng de tijdsduur van de eerder ingevoerde noot met de hui-
dige instelling.
Rest
Voert een rust in. Zet eerst de Note Type parameter op een
lengte in, die hetzelfde is als de rust die u wilt invoeren.
Zoom In
Comprimeer de reeks noten die in het scherm wordt getoond.
Gebruik dit als u bepaalde noten vergroot wilt bekijken.
Zoom Out
Maak de reeks noten die in het scherm wordt getoond groter.
Gebruik dit als u wilt zien welke noten zijn ingevoerd.
Untie
Verwijdert de meest recent ingevoerde samenvoeging.
9. Herhaal bovenstaande stappen om te blijven invoeren.
De vorige waarde van elke parameter wordt onthouden. Dit
betekent dat als u dezelfde instellingen als die van de vorige
ingevoerde noot wilt gebruiken, de instellingen niet veranderd
hoeven te worden.
Nadat de Gate tijd parameter en Input Velocity parameters zijn
ingesteld, is het meestal niet nodig om deze instellingen nog te
veranderen, dus het enige dat u hoeft te doen is de Note Type
parameter, en de toonhoogte (toetsenbord, Pad) van elke noot
in te stellen.
10. Wanneer de Step Recording is voltooid, drukt u op [STOP].
De [REC] indicator dooft uit.
U kunt een Undo uitvoeren op de opname (p. 217).
Een akkoord invoeren
Druk op het akkoord. De cursor zal naar de volgende stap
verplaatsen als u alle toetsen of Pads loslaat.
De invoer locatie verplaatsen
Door [F8 ()] in te drukken wordt de invoer locatie volgens de
huidige Note Type waarde naar voren verplaatst.
Door [F7 ( )] in te drukken wordt de invoer locatie volgens de
huidige Note Type waarde naar achteren verplaatst.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F8 ()] om de invoer
locatie één maat verder te plaatsen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [[F7 ( )] om de invoer
locatie één maat terug te plaatsen.
De weergave regio verplaatsen
Als u of indrukt, wordt de weergegeven regio van noten
omhoog op omlaag verplaatst.
De relatie tussen Note Value Length en
Gate tijd
De relatie tussen de lengte van de noot waarde en de Gate tijd
wordt hieronder getoond. Omdat de sequencer van de Fantom-
G een TPQN (Ticks Per Quarter Note, ofwel resolutie) van 480
gebruikt, is een gate tijd van een kwartnoot 480 tikken.
De Gate tijd die in de Step Recording is opgenomen, zal de
originele Gate tijd waarde, vermenigvuldigd met de
waarde van de Gate tijd parameter zijn. Bijvoorbeeld, als
de Gate tijd parameter op ‘80%’ is ingesteld, zal het
invoeren van een kwartnoot betekenen dat de Gate tijd 480
x 0.8 = 384.
Noot Gate tijd
30
40
45
60
80
90
120
160
180
240
320
360
480
640
720
960
1920
3840
228
Geluid opnemen
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe de sequencer van de Fantom-G
gebruikt wordt om geluid op te nemen.
Over de geluidsopname tijd
De Fantom-G heeft 32 MB ingebouwd geheugen, waarmee
ongeveer zes minuten mono geluid of ongeveer drie minuten
stereo geluid opgenomen kan worden. Als u langer dan dit wilt
opnemen, moet in de winkel verkrijgbaar geheugen (DIMM)
geïnstalleerd worden (p.308, p.310).
Een stukje opgenomen geluid wordt een ‘Sample’ genoemd. U kunt
een song creëren door Samples simpelweg in een geluidstrack van
een song te plaatsen.
Geluid kan opgenomen worden door direct in een geluidstrack van
een song op te nemen of door alleen Samples op te nemen
(sampling) of door WAV of AIFF bestanden van een computer te
importeren.
In een song opnemen (p.228)
Vanuit het Song Play scherm selecteert u een track en opname
startlocatie, en dan neemt u op.
Na de opname zal de Sample aan de opname startlocatie van de
track worden toegewezen.
Sampling (p.258)
De Sampling functie kan gebruikt worden om geluid op te nemen.
De opgenomen Samples worden aan de Sample lijst toegevoegd. U
kunt een song creëren door deze Samples vrijelijk in een geluidstrack
van de song te plaatsen.
Importeren van de computer
(p.283)
WAV of AIFF bestanden kunnen van de computer geïmporteerd
worden. De geïmporteerde WAV of AIFF bestanden worden als
Samples aan de Sample lijst toegevoegd. Een song kan gecreëerd
worden door deze Samples vrijelijk in de geluidstrack van de song te
plaatsen.
Voor het opnemen in een song is het werkschema als volgt:
1. Selecteer een geluidstrack en de opname startlocatie
(p.229).
2. Voer geluidsopname uit (p.230).
3. Gebruik song bewerking (p.232) om de song te
bewerken.
4. Bewerk de Samples (p.263).
5. Sla de song op (p.254).
Samples en songs
In een song opnemen
229
Geluid opnemen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hier ziet u, hoe een geluidstrack voor opname wordt geselecteerd,
en de opname start maat wordt gespecificeerd.
Alle tracks 1-24 waarbij ‘AUDIO’ wordt weergegeven kunnen
opgenomen worden.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Draai aan de VALUE knop of gebruik / om de
geluidstrack waarop u wilt opnemen te selecteren.
Selecteer een track waarbij ‘AUDIO’ wordt weergegeven.
De volgorde waarin tracks worden weergegeven kan veranderd
worden.
De Track Display Zoom en Display Order veranderen
(Zoom/Track Order)’(p.209).
3. Gebruik [ ] [ ]om de maat waarop u de opname
begint te specificeren.
De opname start maat wordt in het ‘Measure’ veld boven aan
elk PLAY scherm getoond.
Als de track al een Sample bevat
Elke geluidstrack speelt altijd slechts één Sample per track. Als
Samples in een track overlappen, zal de laatste Sample hoorbaar
zijn.
4. Druk op de [REC] knop om naar de opname Standby mode
te gaan.
Ga verder naar Geluidsopname
p.230
Een geluidstrack en de opname
startlocatie selecteren
230
Geluid opnemen
Hier wordt uitgelegd, hoe geluidsinvoer van een geluidsapparaat,
microfoon of CD in een geluidstrack wordt opgenomen.
1. Zorg, dat de voorbereidingen voor opname heeft
uitgevoerd, zoals beschreven bij ‘Een geluidstrack en de
opname start maat selecteren’ (p.229).
2. Druk op [REC].
* Deze stap is hetzelfde als stap 4 van ‘
Een geluidstrack en de
opname start maat selecteren
’ (p.229).
De [REC] indicator knippert, en het Audio Rec Standby scherm
verschijnt.
In dit scherm kunt u verscheidene parameters die met
geluidsopname te maken hebben instellen.
Als u [F7 (Inp Setting)] indrukt gaat u naar het Input Setting
scherm (p.258), waar instellingen voor de externe invoer
gemaakt kunnen worden.
Op de geluidsinvoer kunnen effecten als equalizer of
compressie worden toegepast. Druk op [F7 (Inp Setting)] om
naar het INPUT EFFECT scherm te gaan, waar effectinstellingen
gemaakt kunnen worden. Details van de parameters die
ingesteld kunnen worden, vindt u bij ‘Input Effect parameters
(p.186).
In de Realtime Rec Standby/Audio Rec Standby-vensters kunt
u door middel van de [F6]-toets afwisselen tussen MIDI en
audio opnemen.
In de Realtime Rec Standby/Audio Rec Standby-vensters kunt
u het opnamespoor selecteren in het “Recording Track
Number”-veld. Als u het opnamespoor wil veranderen, voer
dan de gewenste wijziging uit in het “Recording Track
Number”-veld.
3. Met [CURSOR] verplaatst u de cursor naar de gewenste
parameter. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC]
om de waarde in te stellen.
Details over elke parameter vindt u bij ‘Audio Rec Standby
parameters’ (p.231).
4. Als u van de AUDIO INPUT opneemt, draait u aan de LEVEL
knop op het achterpaneel (p.24) om het ingangsniveau van
de externe bron aan te passen.
* Deze aanpassing is niet nodig als u DIGITAL IN gebruikt.
* Als het volume van de externe invoer te hoog is, zal de PEAK
indicator oplichten. In dit geval draait u de LEVEL knop lager, totdat
de PEAK indicator niet meer oplicht.
* Als het opnameniveau te hoog is, zal de niveaumeter in het scherm
‘CLIP’ aangeven.
* Als een extern apparaat op de DIGITAL AUDIO IN is aangesloten,
en u de kabel loshaalt of het externe apparaat uitschakelt, kan er ruis
optreden in de invoer van DIGITAL AUDIO IN. Als dit gebeurt, sluit
u het externe apparaat opnieuw op juiste wijze aan of zet de [MIX IN]
schakelaar van de Fantom-G uit.
5. Druk op [PLAY] of [F8 (Start)].
Het Audio Rec Standby-scherm wordt afgesloten, en de
opname zal beginnen.
Als de opname start, verschijnt het Realtime Recording scherm.
fig.18-004_50
6. Als u klaar bent met opnemen, drukt u op [STOP].
7. U wordt gevraagd om de opname te bevestigen. Als u de
opname wil behouden, drukt u op [F7 (OK)]. Om te
annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
Als u annuleert, wordt de opgenomen sample niet in de song
ingevoegd, noch aan de sample-lijst toegevoegd; hij wordt
verwijderd.
De [REC]-indicator dooft uit.
De Sample die u heeft opgenomen wordt in de geluidstrack
geplaatst.
De opname kan ongedaan gemaakt worden met Undo (p. 217).
De opgenomen Sample gaat verloren als u de stroom uitzet.
Om de Sample te behouden, moet deze opgeslagen worden
(p.274).
Geluidsopname
Basisprocedure voor geluidsopname
231
Geluid opnemen
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hier worden de Realtime Rec Standby parameters uitgelegd.
Audio Rec Mode (Geluidsopname mode)
Specificeert hoe de opname zal plaatsvinden.
Waarde
SOLO: Terwijl de interne geluidsgenerator normaal
wordt gespeeld, wordt alleen het geluid van
de externe invoer opgenomen.
* Andere effecten dan het Input Effect kunnen niet
op het geluid van de externe invoer worden
toegepast.
SOLO WITH FX: Terwijl de interne geluidsgenerator wordt
gespeeld, neemt u alleen het geluid van de
externe invoer op., terwijl dat gebeurt, kan
een effect op het geluid van de externe
invoer worden toegepast.
* Als de opname mode ‘SOLO WITH FX’ is,
kunnen MFX (multi-effecten) niet op het geluid
van de interne geluidsgenerator worden
toegepast.
RE-SAMPLING: Neem het geluid van de interne
geluidsgenerator (inclusief de geluidstracks)
op. De externe invoer is niet hoorbaar.
* Het volume van gesamplede frases kan lager zijn
dan het originele volume van de frase. Indien
nodig gebruikt u Normalize (p.270) om het
volume te verhogen.
Input Select
Selecteert de invoerbron.
Waarde
DIGITAL IN: DIGITAL AUDIO IN jack
LINE IN L/R: INPUT jacks L / R (stereo)
LINE IN L: INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR: MIC/GUITAR jack
USB AUDIO: USB aansluiting
Audio Rec Channel (geluidsopname kanaal)
Bij het opnemen van een geluidstrack selecteert u of de track
stereo of mono zal zijn.
Waarde:
MONO: opnemen in mono.
STEREO: opnemen in stereo.
Count In
Selecteert hoe de opname begint.
Waarde:
1 MEAS: Als u op [PLAY] drukt, zal een aftelling
beginnen op één maat voor de opname
startlocatie, en de opname begint op de opname
start locatie.
2 MEAS: Als u op [PLAY] druk,t zal een aftelling
beginnen op twee maten voor de opname
startlocatie, en de opname begint op de opname
start locatie.
Rec Start Point (opname start punt)
Geeft de maat, tel en tik aan, waarop de opname begint.
Rec End Switch (opname eind schakelaar)
Selecteert of een opname eindpunt toegewezen wordt (ON) of
niet (OFF).
Rec End Point (opname eind punt)
Specificeert de maat, tel, en tik waarop de opname zal eindigen.
Deze instelling wordt genegeerd als Rec End Switch op ‘OFF’
staat.
Rec Length
Specificeert de lengte van de opname regio in maten, tellen, en
tikken. Deze instelling is verbonden met de Rec End Point
instellingen.
Audio Rec Standby parameters
232
Songs bewerken
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe songs bewerkt kunnen worden.
Een song bewerken (p.232)
In het Song Play scherm en Song Edit scherm kan de gehele song
bewerkt worden. Hier kunnen instellingen voor elke track worden
gemaakt, en de frases en Samples opnieuw gearrangeerd worden. De
tracks van een song bevatten de Samples of frases zelf niet, maar
bevatten slechts informatie die zegt ‘op dit punt, speel Sample (of
frase) nummer zus en zo’.
Een frase bewerken (p.238)
De individuele frases, die aan de tracks zijn toegewezen, kunnen
bewerkt worden.
Gebruik het Phrase Edit scherm om frases te bewerken.
Een Sample bewerken (p.263)
De individuele Samples, die aan de tracks zijn toegewezen, kunnen
bewerkt worden.
Gebruik het Sample Edit scherm om Samples te bewerken.
Om een song te bewerken, gaat u naar het Song Edit scherm.
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F8 (Song Edit)].
Het Song Edit scherm verschijnt.
Het Song Edit scherm is ook te bereiken door twee keer achter
elkaar op [SONG] te drukken.
fig.17-001
Handelingen met de F-toetsen in het Song Edit-scherm
Handelingen met SHIFT + F-toetsen in het Song Edit-scherm
Drie manieren om te bewerken
Een song bewerken (Song
Edit)
Het Song Edit scherm openen
F-toets Uitleg Pag.
F1
Insert
Voegt een Sample/frase op de gespecifi-
ceerde locatie in.
p. 233
F2
Delete
Verwijdert de geselecteerde Sample/frase
uit de track.
p. 234
F3
Copy
Kopieert de geselecteerde Sample/frase. p. 234
F4
Edit
Als een Sample is geselecteerd:
Opent het Sample Edit scherm.
p. 266
Als een frase is geselecteerd:
Opent het Phrase Edit scherm.
p. 238
F5
Loop
Opent het Loop venster, waar de Loop re-
gio gespecificeerd kan worden.
p. 208
F6
Marker
Opent het Marker venster, waar markerin-
gen toegewezen kunnen worden.
p. 208
F7
Song Util
Zoom/
Track Order
Zoomt de track weerga-
ve of verandert de weer-
gegeven volgorde van
tracks.
p. 209
Song Clear Wist de song. p. 235
Track Clear Wist de track. p. 235
Track Name Wijst een naam aan de
track toe.
p. 235
Track Edit
Insert
Voegt een lege maat in. p. 237
Track Edit
Delete
Verwijdert ongewenste
maten.
p. 237
Track Edit
Copy
Kopieert maten. p. 237
Tempo Track Verandert het tempo. p. 235
Beat Track Verandert de maatsoort. p. 236
Save As SMF Opslaan als SMF File p. 256
F8
Song Edit
Opent het Song Play scherm. p. 205
F-toets Uitleg Pag.
SHIFT + F1
Trk Edit Ins
Voegt een lege maat in. p. 237
SHIFT + F2
Trk Edit Del
Verwijdert ongewenste maten. p. 237
SHIFT +F3
Trk Edit Copy
Kopieert maten. p. 237
SHIFT +F8
Zoom
Zoomt de track weergave of verandert de
weergegeven volgorde van tracks.
p. 209
233
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Zo wordt de op dat moment geselecteerde Sample of frase naar een
andere track of locatie verplaatst.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Gebruik [CURSOR] om de Sample/frase die u wilt
verplaatsen te selecteren.
3. Druk op [SHIFT].
De cursor verandert in de volgende vorm.
4. Blijf [SHIFT] ingedrukt houden en druk op of .
De Sample/frase zal naar een andere track worden verplaatst.
Samples kunnen naar geluidstracks worden verplaatst, en frases
kunnen naar MIDI tracks worden verplaatst.
5. Terwijl u [SHIFT] ingedrukt blijft houden, gebruikt u de
volgende knoppen om de Sample/frase te verplaatsen.
[INC] [DEC] Verplaats de Sample/frase in stappen van een
tik.
/ Verplaats de Sample/frase in stappen van één
maat.
VALUE knop Verplaats de Sample/frase in stappen van een
zestiende noot (120 tikken).
Als u een USB muis gebruikt, kunt u een frase verplaatsen door
deze met de muis te slepen (houd de linker muisknop ingedrukt
en verplaats de muis).
Hier ziet u, hoe een Sample/frase op de door u aangegeven locatie
wordt ingevoerd.
Samples worden automatisch voor een geluidstrack worden
geselecteerd, en frases worden automatisch voor een MIDI track
geselecteerd.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Gebruik de / om de track waar u een Sample of
frase wilt invoegen te selecteren.
3. Specificeer de locatie waarop u een Sample/frase wilt
invoeren.
De knoppen functioneren als volgt.
Verplaats de huidige locatie naar het begin van
de song.
[INC] [DEC] Verplaats de huidige locatie in stappen van een
tik.
[] []Verplaats de huidige locatie in stappen van één
maat.
VALUE knop verplaats de huidige locatie in stappen van één
tel.
4. Druk op [F1 (Insert)].
Voor een MIDI track
Het MIDI Phrase Select scherm verschijnt.
Voor een geluidstrack
Het Sample Select scherm verschijnt.
5. Selecteer de Sample/frase die u wilt invoegen, en druk op
[F8 (Select)].
De Sample/frase zal op de gespecificeerde locatie worden
ingevoerd.
Een Sample/frase verplaatsen
(Move)
Een Sample/frase op een
gespecificeerde locatie invoeren
(Insert)
234
Songs bewerken
Zo wordt de geselecteerde Sample/frase uit de track verwijderd.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Gebruik [CURSOR] om de Sample/frase die u wilt
verwijderen te selecteren.
3. Druk op [F2 (Delete)].
De geselecteerde Sample/frase zal uit de track verwijderd
worden.
Met deze handeling wordt de Sample/frase simpelweg uit de
track verwijderd. De feitelijke data blijft in de Sample/frase lijst
behouden.
Zo wordt de op dat moment geselecteerde Sample/frase gekopieerd.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Gebruik [CURSOR] om de Sample/frase die u wilt kopiëren
te selecteren.
3. Druk op [F3 (Copy)].
De geselecteerde Sample/frase zal direct achter zichzelf
gekopieerd worden.
Als u een USB muis gebruikt, kunt u een Sample/frase kopiëren
door [SHIFT] ingedrukt te houden en de Sample/frase met de
muis aan te klikken.
Zo wordt de op dat moment geselecteerde Sample/frase bewerkt.
Als een Sample is geselecteerd: het Sample Edit scherm verschijnt.
Als een frase is geselecteerd: het Phrase Edit scherm verschijnt.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Gebruik [CURSOR] om de Sample/frase die u wilt bewerken
te selecteren.
3. Druk op [F4 (Edit)].
Voor een Sample
Het Sample Edit scherm verschijnt p.266
Voor een frase
Het Phrase Edit scherm verschijnt p.238
Een Sample/frase uit een track
verwijderen (Delete)
Een Sample/frase kopiëren (Copy)
Een Sample/frase bewerken (Edit)
235
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
De Track Display Zoom en Display Order veranderen
(Zoom/Track Order)’ (p.209)
Hier ziet u, hoe de song, die op dat moment in het Song Play scherm
is geopend, gewist wordt. Voer deze handeling uit als u en nieuwe
song wilt opnemen. Het songbestand zelf, dat in het project is
opgeslagen, zal niet verwijderd worden.
Als u de huidig geopende song heeft bewerkt, slaat u deze op
voordat u verder gaat (p.254).
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
3. Gebruik / om ‘Song Clear’ te kiezen, en druk op [F8
(select)].
Om te annuleren, druk op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Hier ziet u, hoe de geselecteerde track wordt gewist. De track naam
en track setup data zullen ook naar de begininstellingen terugkeren.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Gebruik / om de track die u wilt wissen te
selecteren.
3. Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
4. Gebruik / om ‘Track Clear’ te kiezen, en druk op [F8
(Select)].
Om te annuleren, druk op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
U kunt een track van een naam voorzien.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Gebruik / om de track die u een naam wil geven, te
selecteren.
3. Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
4. Gebruik / om ‘Track Name’ te kiezen, en druk op [F8
(Select)].
Om te annuleren, druk op [F7 (Cancel)].
5. Wijs de naam toe.
Details over het toewijzen van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
6. Druk op [F8 (Write)] om de naam te voltooien.
Als u wilt, dat het tempo tijdens de song verandert, voert u nieuwe
tempo verandering data in de tempo track in. De song zal na de
locatie waarop u de tempo verandering invoert in dat tempo worden
afgespeeld.
Wanneer u echter een geleidelijke tempo verandering wilt creëren,
zoals ritardando of accelerando, is het gemakkelijker om Tempo
Recording (p.223) te gebruiken.
Om het algehele tempo van de song sneller of langzamer te
maken, kunt u het afspeeltempo in de verscheidene PLAY
schermen aanpassen.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
Druk op [F7 (Song Util)].
2. Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
3. Gebruik / om ‘Tempo Track’ te kiezen, en druk op
[F8 (Select)].
Om te annuleren, druk op [F7 (Cancel)].
4. Druk op [F1 (Create)].
Het Create Event venster verschijnt. In het venster zal ‘Tempo
Change’ geselecteerd zijn.
5. Druk op [F8 (Execute)].
Het Create Position venster verschijnt.
6. Gebruik / om de cursor naar ‘Measure (Meas)’, ‘Beat’,
en ‘Tick’ te verplaatsen.
7. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
locatie waarop de tempo verandering ingevoegd zal worden
te specificeren.
Song Utility (Song Util)
De Track Display Zoom en Display
Order veranderen (Zoom/Track
Order)
De op dat moment geopende song
wissen (Song Clear)
Een track wissen (Track Clear)
Een track een naam geven (Track
Name)
Het tempo tijdens de song
veranderen (Tempo Track)
236
Songs bewerken
8. Druk op [F8 (Execute)] om de tempo verandering in te
voeren.
9. De ingevoerde tempo verandering heeft de standaard
tempo waarde, dus stel de waarde naar wens bij.
Voor details over het bewerken van de tempo track, zie
Individuele onderdelen van sequencer data bewerken
(Microscope)’ (p.250).
Echter, de enige data die door de tempo track behandeld kan
worden is zoals bij ‘Tempo Change’ (p.236) wordt beschreven.
Data die door de tempo track
verwerkt wordt
De tempo track neemt tempo data voor de song op.
Tempo Change
De data specificeert het tempo. De song wordt volgens de waarde
van deze tempo veranderingen afgespeeld.
De waarde die bij “ =**” wordt getoond, is het tempo waarop de
song werkelijk gespeeld wordt (het afspeel tempo), en kan in het
PLAY scherm van elke mode worden aangepast.
Als de tempo verandering waarde verschilt van het afspeeltempo,
betekent dit dat het afspeeltempo tijdelijk is veranderd. Met andere
woorden, de tempo verandering waardes zijn niet herschreven, dus
de instelling zal verloren gaan als u naar een andere song
overschakelt of de stroom uitzet. Als u wilt, dat de song de volgende
keer ook op dit tempo wordt gespeeld, moet u de song opnieuw
opslaan. Hiermee worden de tempo verandering waardes opnieuw
opgeslagen, zodat deze met het feitelijke afspeeltempo
overeenkomen.
Als u wilt, dat de maatsoort tijdens de song verandert, voegt u
nieuwe beat change data in de beat track in. De song wordt vlak na
de locatie waarop de beat change wordt ingevoerd in die maatsoort
gespeeld.
De maatsoort kan niet in het midden van een maat veranderd
worden.
De maatsoort kan alleen aan het begin van een maat veranderd
worden.
1. Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2. Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
3. Gebruik / om ‘Beat Track’ te kiezen, end ruk op [F8
(select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4. Druk op [F1 (Create)].
Het Create Event venster verschijnt. In het venster zal ‘Beat
Change’ geselecteerd zijn.
5. Druk op [F8 (Execute)].
Het Create Position venster verschijnt.
Gebruik / om de cursor naar ‘Measure (Meas)’ te
verplaatsen.
6. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
locatie waarop de beat change ingevoerd zal worden te
specificeren.
7. Druk op [F8 (Execute)] om de beat change in te voeren.
8. De ingevoerde beat change heeft de standaard waarde, dus
pas de waarde naar wens aan.
Voor details over het bewerken van de beat track, zie
Individuele onderdelen van sequencer data bewerken
(Microscope)’ (p.250).
Echter, de enige data die door de beat track behandeld kan
worden, is zoals bij ‘Beat Change’ (p.237) wordt beschreven.
Data die door de Beat Track wordt
behandeld
De beat track neemt maatsoort data op.
Beat Change
Deze data specificeert de maatsoort (Beat).
De maatsoort tijdens de song
veranderen (beat Track)
237
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In het Song Play/Song Edit-scherm kunt u Track-handelingen
uitvoeren zoals Insert (een lege maat invoegen), Delete
(ongewenste maten verwijderen) of Copy (maten kopiëren).
De Track Edit-functies bewerken niet de frasen of samples zelf.
Bijvoorbeeld, als u een frase met een lengte van 10 maten hebt
toegewezen aan maat 1, en u gebruikt dan de functie “Track
Edit Delete” (ongewenste maten verwijderen) om de maten 2–3
te verwijderen, dan wordt er niets uit de inhoud van de frase
verwijderd. Als u binnen de frase iets wil verwijderen, gebruik
dan een Phrase Modify-functie (p. 239) om de frase te bewerken.
1. Druk in het Song Play/Song Edit-scherm op [F7 (Song Util)].
2. Kies uit het menu dat verschijnt een van de volgende items
en druk op [F8 (Select)].
Details over de vensters voor elk van de Track Edit-functies
vindt u in de paragraaf van de de betreffende functie.
U kunt de Track Edit-functies ook in het Song Play/Song Edit-
scherm uitvoeren via de toetscombinatie [SHIFT] + [F1]–[F3].
3. Stel de parameters in voor elke functie. Plaats met de
cursortoetsen de cursor op de gewenste parameter en
wijzig de waarde met het VALUE-wiel of met [INC]/[DEC].
4. Druk op [F8 (Execute)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
5. Druk op [F7 (OK)] om te bevestigen.
U kunt deze edit-handeling ongedaan maken door op
[MENU][F5 (Undo)] te drukken.
Deze functie voegt lege maten in op een bepaalde frasepositie.
Source Track
Selecteer de track die u wil bewerken. Als u alle tracks wil
bewerken, kies dan “ALL.”
Measure, For (Edit Range)
Hier bepaalt u op welke positie de lege maten worden
ingevoegd, plus het aantal lege maten dat wordt ingevoegd.
Beat (Time Signature)
Hier bepaalt u de maatsoort.
Deze functie verwijdert een bepaald deel van de sequencer data,
en schuift de daarop volgende data op om de leegte op te
vullen. De lengte van de track wordt dus verminderd met het
aantal verwijderde maten.
Source Track
Selecteer de track die u wil bewerken. Als u alle tracks wil
bewerken, kies dan “ALL.”
Measure, For (Edit Range)
Hier bepaalt u het aantal maten dat u wil verwijderen. Als u
“For” instelt op “ALL”, dan worden alle maten geselecteerd.
U kunt maten uit een bepaald gebied in de track kopiëren.
Als het begin van een frase of sample buiten het te kopiëren
gebied valt, dan wordt die frase of sample niet gekopieerd.
Source Track
Selecteer de track die u wil bewerken. Als u alle tracks wil
bewerken, kies dan “ALL.”
Src Measure, For (Edit Range)
Hier specificeert u de bron-maten. Als u “For” instelt op “ALL”,
dan worden alle maten geselecteerd.
Dst Measure (Destination Measure)
Hier specificeert u de maten van de kopieerbestemming.
Als u de kopieerbestemming net na de laatste maat van een
frase wil instellen, zet dan deze parameter op “END.”
Copy Times
Hier bepaalt u het aantal keren dat de data naar de
kopieerbestemming worden gekopieerd.
Track Edit-functie
Menu Uitleg
Track Edit Insert Een lege maat invoegen
Track Edit Delete Ongewenste maten verwijderen
Track Edit Copy Maten kopiëren
Lege maten invoegen in een Track
(Track Edit Insert)
Ongewenste maten verwijderen
uit een Track (Track Edit Delete)
Maten van een Track kopiëren
(Track Edit Copy)
238
Songs bewerken
Als een bepaalde frase door meerdere songs in een project
wordt gebruikt, heeft het bewerken van die frase consequenties
voor de inhoud van al die songs. Als u een frase die in andere
songs wordt gebruikt gaat bewerken, is het een goed idee om de
frase van tevoren te dupliceren.
Een frase dupliceren (Duplicate)’ (p.215).
Om een frase te bewerken, gaat u naar het Phrase Edit scherm.
Het Phrase Edit scherm kan vanuit de MIDI Phrase List of vanuit het
Song Edit scherm worden geopend.
Vanuit MIDI Phrase List
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
3. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] of /
om de te bewerken frase te selecteren.
4. Druk op [F8 (Phrase Edit)].
Het Phrase Edit scherm verschijnt.
Vanuit Song Edit
1. Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2. Druk op [F8 (Song Edit)].
Het Song Edit scherm verschijnt.
3. Gebruik [CURSOR] om de frase die u wilt bewerken te
selecteren.
4. Druk op [F4 (edit)].
Het Phrase Edit scherm verschijnt.
F-toets handelingen in het Phrase Edit scherm.
Een frase bewerken (Phrase
Edit)
Het Phrase Edit scherm openen
F-toets Uitleg pag
F1
Clear
Wist de huidig geselecteerde frase. Het frase
bestand zelf, dat in het project is opgeslagen,
zal niet verwijderd worden.
p. 239
F2
Save
Slaat de frase in het project op. p. 239
F3
Modify
Quantize Corrigeert de timing
van de frase.
p. 240
Erase Wist ongewenste uit-
voeringsdata.
p. 242
Delete Verwijdert ongewens-
te maten.
p. 243
Copy Kopieert data. p. 243
Insert Voegt lege maten in. p. 244
Transpose Transponeert de toon-
hoogte.
p. 245
Change Velocity Verandert de Velocity
(volume).
p. 245
Change Channel Verandert het MIDI ka-
naal.
p. 246
Change Dura-
tion
Verandert de lengte
van de noten.
p. 246
Shift Clock Verplaatst de uitvoe-
ringsdata voorwaarts
of achterwaarts.
p. 248
Data Thin Hiermee wordt uitvoe-
ringsdata uitgedund.
p. 248
Truncate Verwijdert een leeg
deel vanaf aan het
begin.
p. 249
F4
Microscope
Bewerkt individuele MIDI berichten en uit-
voeringsdata die in de frase zijn opgeno-
men.
p. 250
F5
Step Rec
Voert Step Recording uit, waarbij noten en
rusten individueel ingevoerd kunnen wor-
den.
p. 226
F7
Play
Speelt de op dat moment bewerkte frase. p. 239
F6
Exit
Keert naar het vorige scherm terug.
239
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Zo wordt de op dat moment bewerkte frase gespeeld.
1. Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
2. Druk op [PLAY] of [F7 (Play)].
Hier ziet u, hoe de huidig bewerkte frase gewist wordt. Met deze
handeling wordt het frase bestand dat in het project is opgeslagen
niet verwijderd.
1. Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
2. Druk op [F1 (Clear)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
3. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Met deze handeling wordt de frase in het project opgeslagen.
Een frase die u heeft opgenomen of bewerkt is tijdelijk, en zal
verloren gaan als u de stroom uitzet. Om de frase te behouden, moet
deze opgeslagen worden.
1. Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
2. Druk op [F2 (Save)].
3. Geef de frase een naam.
Details over het toewijzen van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
4. Als u een naam heeft toegewezen, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waar de opslagbestemming frase
geselecteerd kan worden.
5. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
frase nummer te selecteren.
6. Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt u gevraagd de Write handeling te
bevestigen.
Zet nooit de stroom uit tijdens het opslaan.
7. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
1. Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
2. Druk op [F3 (Modify)].
Het Phrase Modify Menu scherm verschijnt.
fig.19-008_50
3. Gebruik / om de gewenste functie te kiezen, en druk
dan op [F8 (Select)].
Quantize p. 240
Erase p. 242
Delete p. 243
Copy p. 243
Insert p. 244
Transpose p. 245
Change Velocity p. 245
Change Channel p. 246
Change Duration p. 246
Shift Clock p. 248
Data Thin p. 248
Truncate p. 249
Wanneer het phrase modify-menu getoond wordt, kunt u op
een van de dynamic pads drukken om naar het respectieve
modify-scherm te springen.
Voor details over het bewerkingsvenster van alle frase
bewerkingsfuncties raadpleegt u de corresponderende uitleg.
4. Stelt de parameters van de gekozen bewerkingsfunctie in.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de gewenste
parameter te verplaatsen, en draai aan de VALUE knop of
gebruik [INC] [DEC] om instellingen te maken.
Controleer of het onderdeel dat u wilde bewerken is
geselecteerd, en breng indien nodig veranderingen aan.
5. Druk op [F8 (Execute)] om uit te voeren.
Als de handeling is voltooid, wordt ‘Completed!’ kortstondig in
het scherm weergegeven.
Een frase spelen (Play)
De huidig bewerkte frase wissen
(Clear)
Een frase opslaan (Save)
Phrase Modify Menu
240
Songs bewerken
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
U kiunt de edit-handeling ongedaan maken met Undo (p. 217).
In het hoofdstuk ‘MIDI opnemen’ (p.217) is Recording Quantize
uitgelegd, waarmee u kunt quantizeren tijdens Realtime recording.
Als alternatief is het ook mogelijk een frase die al is opgenomen te
quantizeren.
De Quantize handeling corrigeert alleen de timing waarmee
noten werden ingedrukt (note-on) en losgelaten (note-off), en
corrigeert geen andere sequencer data. Dit betekent dat als u
MIDI berichten zoals bend range of modulatie samen met noten
opneemt, de quantizatie kan veroorzaken dat noten niet langer
synchroon lopen met MIDI berichten, zodat de tijd afwijkt. Om
dit soort problemen te voorkomen, is het beter om andere data
dan die van het toetsenbord later op te nemen, met gebruik van
mix recording, enz.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part Group.
Ch (MIDI Channel)
Specificeert de MIDI kanalen van de noten, die gequantizeerd
worden.
Indien u alle noten wilt quantizeren, zet u deze parameter op ‘ALL’.
Om alleen noten van een specifiek MIDI kanaal te quantizeren
selecteert u dat kanaal.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Stelt de reeks maten in die gequantizeerd wordt. Als u ‘For’ op ‘ALL’
instelt, worden alle maten gespecificeerd.
Quantize Type
Specificeert de quantizatie reeks.
Waarde
GRID: Grid Quantize wordt op de opname toegepast.
Omdat de noten aan de timing van de gespecifi-
ceerde nootwaarde worden aangepast, kunt u dit
gebruiken als u de drums of bas (bijvoorbeeld) in het
juiste ritme wilt laten spelen.
SHUFFLE: Shuffle Quantize wordt op de opname toegepast.
Gebruik dit als u een ritmisch ‘shuffle’ of ‘swing’
gevoel wilt creëren.
TEMPLATE: De Fantom-G voorziet in 71 quantize sjablonen.
Deze sjablonen bevatten verscheidene quantizatie-
instellingen door het toepassen van ritmische ‘feels’
van veel verschillende muzikale categorieën.
Selecteer de sjabloon die u voor de quantizatie
wenst.
* Als de data noten van de sequencer te ver van een accurate timing
verwijderd zijn, kan Template Quantize mogelijk niet efficiënt werken,
zodat de gewenste resultaten niet worden bereikt. In dit geval past u
eerst Grid Quantize op de sequencer data toe om fouten in de timing
kwijt te raken.
Resolution (Grid Quantize Resolution)
Deze parameter wordt gebruikt als Grid Quantize is geselecteerd.
Specificeert quantizatietijdsinterval als een nootwaarde. Kies een
resolutie, die met de kleinste noot in het gebied dat u quantizeert,
overeenkomt.
Waarde: , , , , , ,
Strength (Grid Quantize Strength)
Deze parameter wordt gebruikt wanneer Grid Quantize wordt
gebruikt. Deze parameter specificeert een percentage van de manier
waarop de timing in de richting van het timing interval gecorrigeerd
zal worden, dat met de Resolution parameter is gespecificeerd. Op
‘100%’ ingesteld wordt de noot helemaal naar het dichtstbijzijnde
timing interval van de Grid Resolution instelling verplaatst. Met een
instelling van ‘0%’ zal de noot timing geheel niet veranderen.
Resolution (Shuffle Quantize Resolution)
Deze parameter wordt gebruikt wanneer Shuffle Quantize is
geselecteerd. Specificeert het quantizatie tijdsinterval als een
nootwaarde.
Waarde: ,
De timing van een frase recht
maken (Quantize)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
Grid quantizatie met Resolution =
Shuffle quantizatie met Rate = 75%
241
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Rate (Shuffle Quantize Rate)
Deze parameter wordt gebruikt wanneer Shuffle Quantize is
geselecteerd. Specificeert hoe ver de downbeat, gespecificeerd met
de Shuffle Resolution parameter, verwijderd is van de up-beat, die
direct volgt. Door de timing van een up-beat te verschuiven kan een
‘swing’ gevoel gecreëerd worden. Met een instelling van ‘50%’ wordt
de timing van de up-beat noot precies in het midden tussen de
down-beat en de volgende down-beat geplaatst. Met een instelling
van ‘0%’ wordt de up-beat noot verplaatst naar dezelfde timing als
de vorige down-beat. Een instelling van ‘100%’ verplaatst deze naar
dezelfde timing als die van de volgende down-beat.
Waarde: 0-100%
fig.19-010.e
Quantize Template (Quantize Template)
Specificeert de sjabloon die u wilt gebruiken.
Hier is een lijst met vooraf ingestelde groove sjablonen.
* De sjablonen zijn ontworpen op een 4/4 maatsoort. Wanneer deze op
een uitvoering met een andere maatsoort worden toegepast, kan het
gewenste resultaat mogelijk niet verkregen worden.
* De hier getoonde stijl namen zijn alleen voor het gemak. Deze zijn niet
bedoeld om aan te geven dat de sjablonen alleen voor de genoemde stijl
bedoeld zijn. U kunt deze vanzelfsprekend met andere muziekstijlen
proberen.
Timing (Quantize Timing)
Dit specificeert hoeveel een noot naar het timinginterval van de door
u gekozen sjabloon wordt verplaatst. Ingesteld op 100% wordt de
perfect getimed met de sjabloon. Op 0% ingesteld zal de noot geheel
niet verplaatst worden.
Waarde: 0-100%
Range Min, Range Max
Als u bijvoorbeeld de reeks tussen C3 en C4 wilt quantizeren, zet u
‘Note Min’ op ‘C3’, en ‘Note Max’ op ‘C4’.
De toetsenreeks kan ook gespecificeerd worden door toetsen op het
toetsenbord te specificeren.
001 Dance (small dynamics)
002 Dance (large dynamics)
003 Dance (light swing)
004 Dance (heavy swing)
005 Dance (dragging beats, small dynamics)
006 Dance (dragging beats, large dynamics)
007 Dance (dragging beats, light swing)
008 Dance (dragging beats, heavy swing)
009 Dance (pushing beats, small dynamics)
010 Dance (pushing beats, large dynamics)
011 Dance (pushing beats, light swing)
012 Dance (pushing beats, heavy swing)
013 Fusion (small dynamics)
014 Fusion (large dynamics)
015 Fusion (light swing)
016 Fusion (heavy swing)
017 Fusion (dragging beats, small dynamics)
018 Fusion (dragging beats, large dynamics)
019 Fusion (dragging beats, light swing)
020 Fusion (dragging beats, heavy swing)
021 Fusion (pushing beats, small dynamics)
022 Fusion (pushing beats, large dynamics)
023 Fusion (pushing beats, light swing)
024 Fusion (pushing beats, heavy swing)
025 Reggae (small dynamics)
026 Reggae (large dynamics)
027 Reggae (light swing)
028 Reggae (heavy swing)
029 Reggae (dragging beats, small dynamics)
030 Reggae (dragging beats, large dynamics)
031 Reggae (dragging beats, light swing)
032 Reggae (dragging beats, heavy swing)
Originele uitvoeringsdata
Snelheid
= 25%
Snelheid
= 50%
Snelheid
= 75%
Snelheid
=100%
Up
beat
Up
beat
Up
beat
Up
beat
033 Reggae (pushing beats, small dynamics)
034 Reggae (pushing beats, large dynamics)
035 Reggae (pushing beats, light swing)
036 Reggae (pushing beats, heavy swing)
037 Pops (small dynamics)
038 Pops (large dynamics)
039 Pops (light swing)
040 Pops (heavy swing)
041 Pops (dragging beats, small dynamics)
042 Pops (dragging beats, large dynamics)
043 Pops (dragging beats, light swing)
044 Pops (dragging beats, heavy swing)
045 Pops (pushing beats, small dynamics)
046 Pops (pushing beats, large dynamics)
047 Pops (pushing beats, light swing)
048 Pops (pushing beats, heavy swing)
049 Rhumba (small dynamics)
050 Rhumba (large dynamics)
051 Rhumba (light swing)
052 Rhumba (heavy swing)
053 Rhumba (dragging beats, small dynamics)
054 Rhumba (dragging beats, large dynamics)
055 Rhumba (dragging beats, light swing)
056 Rhumba (dragging beats, heavy swing)
057 Rhumba (pushing beats, small dynamics)
058 Rhumba (pushing beats, large dynamics)
059 Rhumba (pushing beats, light swing)
060 Rhumba (pushing beats, heavy swing)
061 Samba (for Pandeiro, etc.)
062 Samba (for Surdo, Timbale)
063 Axe (for Caixa)
064 Axe (for Surdo)
065 Salsa (for Cascala)
066 Salsa (for Conga)
067 Triplets
068 Quintuplets
069 Sextuplets
070 Septuplets over two beats
071 Lagging triplets
242
Songs bewerken
Deze functie wist alle sequencer data binnen het gespecificeerde
gebied.
Omdat de gewiste data door rusten wordt vervangen, blijven de
oorspronkelijke maten bestaan.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Ch (MIDI Channel)
Selecteert het MIDI-kanaal van de data die gewist wordt.
Om alle sequencer data te wissen zet u deze parameter op ‘ALL’.
Om alleen sequencer data van een specifiek MIDI-kanaal te wissen,
selecteert u dat MIDI-kanaal.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten die gewist zal worden. Als u ‘For’ op
‘ALL’ instelt, worden alle maten gespecificeerd.
Status
Selecteert het type data dat gewist zal worden.
Waarde
ALL
NOTE
Poly Aftertouch
Control Change
Program Change
Channel Aftertouch
Pitch Bend
System Exclusive
Tune Request
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘NOTE’, ‘P.AFT’, ‘C.C’ of ‘PROG’ is
ingesteld, specificeert u de reeks. Zet ‘Range Min’ op de laagste
waarde van de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde van de
reeks.
Om alle noten of polifonische aftertouch data te wissen, zet
‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’ op ‘G9’. Om C4 te wissen,
zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3 tot C4 te
wissen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op ‘C4’.
Om alle controller nummers te wissen zet u ‘Range Min’ op
‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’. Om alle programma nummers te
wissen zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’. Om
nummer 4 te wissen, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘4’.
Om nummers 3 tot en met 14 te wissen, zet u ‘Range Min’ op
‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
Ongewenste uitvoeringsdata
wissen (Erase)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
243
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Deze functie verwijdert een specifiek gebied aan sequencer data, en
verplaatst de daarop volgende data om de leegte op te vullen. Als
resultaat wordt de maatlengte verkort met het aantal verwijderde
maten.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten die verwijderd zullen worden. Als u
‘For’ op ‘ALL’ instelt, worden alle maten gespecificeerd.
Deze functie kopieert een gespecificeerd gebied aan sequencer data.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Ch (MIDI Channel)
Selecteert het MIDI kanaal van de te kopiëren data.
Als u alle sequencer data wilt kopiëren, stelt u deze parameter op
‘ALL’ in. Om alleen de sequencer data van een specifiek MIDI kanaal
te kopiëren, selecteert u het MIDI( kanaal.
Waarde: ALL, Ch-1-Ch16
Src Measure, For (edit Range)
Specificeert de reeks kopieerbron maten. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt,
worden alle maten gespecificeerd.
Dst Measure (Destination Measure)
Specificeert de kopieerbestemming maat.
Als u wilt, dat de kopieerbestemming zich vlak achter de laatste
maat van een frase bevindt, zet u deze parameter op ‘END’.
Copy Mode
Specificeert of de bestaande data in de kopieerbestemming bewaard
blijft als er gekopieerd wordt.
Waarde
MIX: Combineert de data van de kopieerbron met de
bestaande data in de kopieerbestemming.
REPLACE: Muziekdata in de kopieerbestemming zal gewist
worden (overschreven) wanneer de kopie wordt
uitgevoerd. Alleen de sequencer data van de MIDI
kanalen gespecificeerd door de Channel parameter
zal overschreven worden, en data van andere MIDI
kanalen zal blijven bestaan.
Copy Times
Specificeert het aantal keren dat de data naar de kopieerbestemming
gekopieerd zal worden.
Status
Selecteert het type data dat gekopieerd wordt.
Waarde
ALL
NOTE
Poly Aftertouch
Control Change
Program Change
Channel Aftertouch
Pitch Bend
System Exclusive
Tune Request
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘NOTE’, ‘P.AFT’, ‘C.C’ of ‘PROG’ is
ingesteld, specificeert u de reeks. Zet ‘Range Min’ op de laagste
waarde van de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde van de
reeks.
Om alle noten of polifonische aftertouch data te kopiëren, zet
‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’ op ‘G9’. Om C4 te
kopiëren, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3 tot
C4 te kopiëren, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op
‘C4’.
Om alle controller nummers te kopiëren, zet u ‘Range Min’ op
‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’. Om alle programma nummers te
kopiëren zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’. Om
nummer 4 te kopiëren, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘4’.
Om nummers 3 tot en met 14 te kopiëren, zet u ‘Range Min’ op
‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
Ongewenste maten verwijderen
(Delete)
Frases kopiëren (Copy)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
244
Songs bewerken
Deze functie voegt een lege maat in, op een gespecificeerde positie
binnen de frase.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de maat locatie, waarop de lege maten ingevoegd zullen
worden, en het aantal lege maten dat ingevoegd wordt.
Hiermee wordt de toonhoogte van noten binnen een gespecificeerd
gebied binnen een reeks van +/-127 halve tonen getransponeerd.
Gebruik deze functie om in een frase van de ene toonsoort naar een
andere te moduleren of om de volledige frase te transponeren.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Ch (MIDI Channel)
Specificeert het MIDI kanaal van de noten die getransponeerd zullen
worden.
Zet deze parameter op ‘ALL’ om alle noten te transponeren. Om
alleen de noten van een specifiek MIDI kanaal te transponeren,
selecteert u de MIDI kanalen met gebruik van deze parameter.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Stelt de reeks maten die getransponeerd zal worden in. Als u ‘For’
op ‘ALL’ instelt, worden alle maten gespecificeerd.
Range Min, Range Max
Specificeert de reeks nootnummers, die getransponeerd zal worden.
Als u bijvoorbeeld noten binnen de reeks van C3 tot C4 wilt
transponeren, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. De
toetsenreeks kan ook gespecificeerd worden door toetsen op het
toetsenbord in te drukken.
Bias
Specificeert de hoeveelheid transpositie in halve tonen. Stel een
‘+’(positieve) waarde in om de toonhoogte te verhogen of een ‘-`
(negatieve) waarde om de toonhoogte te verlagen. Indien u niet wilt
transponeren, zet u dit op ‘0’.
Waarde: -127– +127
Een lege maat invoegen (Insert)
De toonsoort transponeren
(Transpose)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
Als u het basgeluid een octaaf wilt
verlagen…
Wanneer de bas een octaaf hoger is gespeeld dan de notatie
voorschrijft, gebruikt u de Transpose functie om deze een octaaf
te verlagen.
Om het basgeluid een octaaf te verlagen, zet u de Range
parameter op ‘Lowest-Highest’ voor het basgedeelte, en de Bias
parameter op ‘-12’.
Als u percussie geluiden wilt veranderen…
De Transpose functie kan ook gebruikt worden om percussie
geluiden te veranderen.
Stel u wilt conga in tom veranderen. Als het conga geluid aan
de D4 toets is toegewezen, en de tom aan de C3 toets is
toegewezen, zet u de Range parameter op ‘D4-D4’, en de Bias
parameter op ‘-14’.
245
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Deze functie wijzigt de speelsterkte (Velocity) van een gespecificeerd
gebied noten.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Ch (MIDI Channel)
Specificeert de MIDI kanalen van noten waarvan de Velocity
gewijzigd zal worden.
Om de Velocity van alle noten te wijzigen, zet u deze parameter op
‘ALL’. Om de Velocity van alleen de noten van een specifiek MIDI
kanaal te wijzigen, selecteert u dat MIDI kanaal met gebruik van
deze parameter.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten waarvan de Velocity veranderd zal
worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt, worden alle maten
gespecificeerd.
Bias
Gebruik deze parameter om een vaste hoeveelheid bias aan alle
velocities toe te voegen. Als u de Velocity waardes met 10 wilt laten
toenemen, zet u dit op ‘+10’.
Waarde: -99-+99
Magnify
Stel deze parameter in als een toename of afname in Velocity
gewenst is. Voor minder Velocity variatie gebruikt u instellingen van
‘99%’ of minder. Voor meer Velocity variatie stelt u dit op ‘101%’ of
hoger in. Ingesteld op ‘100%’ zullen de Velocity waardes niet
veranderen.
Waarde: 0-200%
Range Min, Range Max
Specificeert de reeks nootnummers waarvan de Velocity gewijzigd
zal worden. Als u de Velocity van noten in de reeks C3 tot C4 wilt
wijzigen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’, en ‘Range Max’ op ‘C4’. De
toetsenreeks kan ook gespecificeerd worden door toetsen op het
toetsenbord in te drukken.
De Velocity veranderen
(Change Velocity)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
246
Songs bewerken
Met deze functie kan het MIDI kanaal van een gesp0ecificeerd
gebied aan sequencer data naar een ander MIDI kanaal worden
overgebracht.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten, waarin het MIDI kanaal de veranderd
zal worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt, worden alle maten
gespecificeerd.
Status
Selecteert het type data, waarvan het MIDI kanaal veranderd wordt.
Waarde
ALL
NOTE
Poly Aftertouch
Control Change
Program Change
Channel Aftertouch
Pitch Bend
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘NOTE’, ‘P.AFT’, ‘C.C’ of ‘PROG’ is
ingesteld, kunt u de reeks data specificeren. Zet ‘Range Min’ op de
laagste waarde van de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde
van de reeks.
Om het MIDI kanaal van alle noten of polifonische aftertouch
data te veranderen, zet u ‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’
op ‘G9’. Om het MIDI kanaal van C4 te veranderen, zet u
‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3 tot C4 te
veranderen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op ‘C4’.
Om het MIDI kanaal van alle controller nummers te
veranderen, zet u ‘Range Min’ op ‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’.
Om het MIDI kanaal van alle programma nummers te
veranderen, zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’.
Om nummer 4 te veranderen, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’
op ‘4’. Om nummers 3 tot en met 14 te veranderen, zet u ‘Range
Min’ op ‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
Src Channel, Dst Channel (MIDI Channel)
Zet Scr Channel op het MIDI kanaal, dat u wilt veranderen, en zet
Dst Channel op het MIDI kanaal, waarin het veranderd zal worden.
Als ALL voor het bron MIDI kanaal is geselecteerd, zal de sequencer
data van alle MIDI kanalen in het bestemming MIDI kanaal
gecombineerd worden.
Waarde: ALL, 1-16
‘ALL’ kan niet voor het bestemming MIDI kanaal geselecteerd
worden.
Het MIDI kanaal veranderen
(Change Channel)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
247
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Deze functie wijzigt de tijdsduur (tijd vanaf note-on tot note-off) van
noten binnen een gespecificeerd gebied. Afhankelijk van de
instelling kan staccato of tenuto ook gecreëerd worden.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Ch (MIDI Channel)
Specificeert de MIDI kanalen van noten waarvan de tijdsduur
gewijzigd zal worden.
Als u de tijdsduur van noten van alle MIDI kanalen wilt wijzigen, zet
u deze parameter op ‘ALL’. Om de tijdsduur van noten van alleen
een specifiek MIDI kanaal te wijzigen, selecteert u dat MIDI kanaal
met gebruik van deze parameter.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten waarvan de tijdsduur veranderd zal
worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt, zullen alle maten gespecificeerd
worden.
Bias
Stelt deze parameter in als u alle tijden met een vaste hoeveelheid
wilt laten af- of toenemen. Als u de tijdsduur 10 langer wilt maken,
zet u dit op ‘+10’.
Waarde: -4800-+4800
Magnify
Stel deze parameter in als een toename of afname in tijdsduur
volgens een gespecificeerde ratio gewenst is. Als dit op ‘100%’ staat,
wordt er geen verandering aangebracht. Een waarde van ‘101%’ of
hoger maakt de tijdsduur langer. Waardes van ‘99%’ of lager maken
de tijd korter. Om de tijdsduur bijvoorbeeld te halveren, stelt u deze
parameter op ‘50%’ in. Om de tijd te verdubbelen zet u deze
parameter op ‘200%’.
Waarde: 0-200%
Range Min, Range Max
Specificeert de reeks nootnummers waarvan de tijdsduur gewijzigd
zal worden. Als u de tijdsduur van noten in de reeks C3 tot C4 wilt
wijzigen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’, en ‘Range Max’ op ‘C4’. De
toetsenreeks kan ook gespecificeerd worden door toetsen op het
toetsenbord in te drukken.
De lengte van noten wijzigen
(Change Duration)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
248
Songs bewerken
Deze functie verschuift de timing van sequencer data terug of verder
in tijd, binnen een gespecificeerd gebied in stappen van 1 tik. Lichte
verschuivingen in timing kunnen de uitvoering sneller of langzamer
maken.
Wanneer deze functie wordt uitgevoerd, zou data die naar een
punt voor het begin van de frase wordt verschoven,
automatisch naar het begin van de frase worden verplaatst. Als
data naar een punt voorbij het einde van de frase wordt
verplaatst, zullen toegevoegde nieuwe maten automatisch
gecreëerd worden. De maatsoort van de nieuw gecreëerde
maten zal hetzelfde zijn als die van de daaraan voorafgaande
maat.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Ch (MIDI Channel)
Specificeert de MIDI kanalen van de data dat in tijd verschoven zal
worden.
Om tikken van alle sequencer data te verschuiven, zet u deze
parameter op ‘ALL’. Om de sequencer data tik van slechts één
specifiek MIDI kanaal te wijzigen, selecteert u dat MIDI kanaal.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten, waarin de sequencer data in eenheden
van een tik verschoven zal worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt,
zullen alle maten gespecificeerd worden.
Bias
Specificeer de hoeveelheid (aantal tikken) waarmee de sequencer
data verplaatst zal worden.
Waarde: -4800-+4800
Status
Selecteert het type data dat in tijd verschoven zal worden.
Waarde
ALL
NOTE
Poly Aftertouch
Control Change
Program Change
Channel Aftertouch
Pitch Bend
System Exclusive
Tune Request
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘NOTE’, ‘P.AFT’, ‘C.C’ of ‘PROG’ is
ingesteld, kunt u de reeks data specificeren. Zet ‘Range Min’ op de
laagste waarde van de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde
van de reeks.
Om alle noten of polifonische aftertouch data te verschuiven,
zet u ‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’ op ‘G9’. Om C4 te
verschuiven, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3
tot C4 te verschuiven, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’
op ‘C4’.
Om alle controller nummers te verschuiven, zet u ‘Range Min’
op ‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’. Om alle programma nummers te
verschuiven, zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’.
Om nummer 4 te verschuiven, zet u ‘Range Min’ en ‘Range
Max’ op ‘4’. Om nummers 3 tot en met 14 te verschuiven, zet u
‘Range Min’ op ‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
Uitvoeringsdata naar voren en
achteren verschuiven (Shift Clock)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
249
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Doorlopend variabele controllers zoals aftertouch, Pitch Bend en
expressie hebben de neiging onverwacht grote hoeveelheden data te
produceren wanneer deze gebruikt worden. Data Thin verwijdert
overtollige data, om de beschikbare hoeveelheid geheugen van de
sequencer toe te laten nemen.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Ch (MIDI Channel)
Specificeert de MIDI kanalen van de data die uitgedund zal worden.
Om alle sequencer data uit te dunnen, zet u deze parameter op
‘ALL’. Om de sequencer data van slechts één specifiek MIDI kanaal
uit te dunnen, selecteert u dat MIDI kanaal.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten waarvan de sequencer data uitgedund
zal worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt, zullen alle maten
gespecificeerd worden.
Data Thin VALUE knop
Voor het uitdunnen van data met snelle veranderingen, gebruikt u
hogere instellingen. Als u zoveel data niet wilt uitdunnen, ondanks
dat deze aan snelle veranderingen onderhevig is, gebruikt u lagere
instellingen.
Data Thin Time
Voor het uitdunnen van data die snelle veranderingen bevat,
gebruikt u hogere instellingen. Als u zoveel data niet wilt uitdunnen,
ondanks dat deze aan snelle veranderingen onderhevig is, gebruikt
u lagere instellingen.
Status
Selecteert het type data dat uitgedund zal worden.
Waarde
ALL
Poly Aftertouch
Control Change
Channel Aftertouch
Pitch Bend
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘P.AFT’ of ‘C.C’ is ingesteld, kunt u
de reeks data specificeren. Zet ‘Range Min’ op de laagste waarde van
de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde van de reeks.
Om alle noten of polifonische aftertouch data uit te dunnen, zet
u ‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’ op ‘G9’. Om C4 uit te
dunnen, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3 tot
C4 uit te dunnen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op
‘C4’.
Om alle controller nummers uit te dunnen, zet u ‘Range Min’ op
‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’. Om alle programma nummers uit te
dunnen, zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’. Om
nummer 4 uit te dunnen, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op
‘4’. Om nummers 3 tot en met 14 uit te dunnen, zet u ‘Range
Min’ op ‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
Door kopiëren kunnen soms lege maten aan het begin van een frase
gecreëerd worden. Truncate verwijdert stille gedeeltes aan het begin
van de gespecificeerde frase op de eerste note-on.
Als andere sequencer data (zoals program changes of control
changes) tussen het begin en de eerste note-on van de
gespecificeerde frase is opgenomen, zal alleen het laatste data
event van elk type voor de note-on worden geplaatst.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu
(p.239).
1. Druk op [F8 (Execute)] om de Truncate handeling uit te
voeren.
De sequencer data uitdunnen
(Data Thin)
Waarde Uitleg
Internal Intern (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
Lege maten verwijderen (Truncate)
250
Songs bewerken
Met Microscope kunt u individuele onderdelen van sequencer data
die in een frase is opgenomen bewerken, zoals MIDI berichten.
Ga naar het Microscope scherm als u de sequencer data die in een
frase is opgenomen wilt bekijken. Elke lijn geeft de locatie (maat-tel-
tik) waarop de sequencer data is opgenomen, en de data op die
locatie aan.
1. Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
2. Druk op [F4 (Microscope)].
Het Microscope scherm verschijnt.
Gebruik / om de uitvoeringsdata te bekijken.
fig.19-026.j
F-toets handelingen in het Microscope scherm
3. U kunt op [F6 ( )] drukken om de weergave van de piano
roll te veranderen.
4. Druk op [F7 (Channel)] om het Part te selecteren waarvan u
de uitvoeringsdata wilt bekijken of bewerken.
Kies ‘ALL’ als u uitvoeringsdata van alle MIDI kanalen wilt
bekijken.
Kanaal: ALL, 1-16
Part Groep: ALL, INT, EXP1, EXP2, EXT
Om efficiënt gebruik te maken van de weergave ruimte in het
scherm, worden locaties waarin geen uitvoeringsdata aanwezig
is normaalgesproken niet getoond.
Voor uitleg van de verscheidene types uitvoeringsdata kijkt u
bij ‘Sequencer data die door frases wordt verwerkt’ (p.251).
5. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [F8 (Close)].
6. Gebruik / om de te bewerken uitvoeringsdata te
selecteren.
7. Gebruik / om de parameter die u wilt bewerken te
selecteren.
8. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
waarde te veranderen.
Noten, de nootnaam (nootnummer) van polyfone aftertouch
data, en de on-Velocity of off-Velocity van een noot kan ook
gespecificeerd worde4n door een noot op het toetsenbord in te
drukken.
Als u op [ENTER] drukt, wordt de uitvoeringsdata die met het
’ teken wordt aangegeven via de MIDI OUT worden
verzonden. In het geval van een noot bericht, zal die noot
klinken als [ENTER] wordt ingedrukt.
Als u een System Exclusive bericht bewerkt, kijkt u bij ‘Een
System Exclusive bericht bewerken’ op de volgende pagina.
9. Herhaal stappen 3 tot 8 om de data te bewerken.
10. Om het Microscope scherm te sluiten, drukt u op [EXIT].
De edit-handeling kan ongedaan gemaakt worden met Undo
(p. 217).
Individuele onderdelen van
sequencer data bewerken
(Microscope)
Sequencer data bewerken
(Basisprocedure in de Microscope)
F-toets Uitleg pag
F1
Create
Voegt data in. p. 252
F2
Erase
Wist data. p. 252
F3
Move
Verplaatst data. p. 253
F4
Copy
Kopieert data. p. 253
F5
Place
Plakt de gekopieerde data. p. 253
F6 Verandert de weergave van de piano roll. p. 250
F7
Channel
Verandert het Part, waarvan de data
wordt getoond.
p. 250
F8
View
Selecteert de data, die wordt getoond. p. 252
Locatie van de uitvoeringsdata 
(Maat – tel – tik)
Uitvoeringsdata
MIDI kanaal
Geeft de parameter data op 
de cursor locatie aan
Part groep
INT
EXP1
EXP2
EXT
251
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Een System Exclusive bericht
bewerken
1. Gebruik of om de cursor naar de locatie van het
System Exclusive bericht dat u wilt bewerken te
verplaatsen.
2. Druk op .
Het System Exclusive Edit venster verschijnt.
3. Druk op of om de cursor naar de data die u wilt
bewerken te verplaatsen.
4. Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
waarde te bewerken.
Als u data tussen ‘F0’ en ‘F7’ wilt toevoegen, verplaatst u de
cursor naar die locatie, en druk op [F3 (Insert)]. Een waarde van
‘00’ zal ingevoegd worden. Verander dit in de gewenste
waarde.
Om data te verwijderen verplaatst u de cursor naar de relevante
locatie en drukt u op [F2 (Delete)].
5. Als u klaar bent met bewerken drukt u op [F8 (Execute)] om
de waardes van het System Exclusive bericht te voltooien.
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Indien u besluit de veranderingen die in de System Exclusive
berichten zijn aangebracht te laten voor wat ze zijn, en naar het
Microscope scherm terug te keren, drukt u op [EXIT].
In het geval van een Roland type IV System Exclusive bericht,
kan de controlesom automatisch berekend worden als u de
waardes voltooit. Als u de controlesom niet automatisch wilt
berekenen, drukt u op [F1 (Auto Sum)] om het lampje uit te
zetten.
Als u op [F4 (Test)] drukt, wordt het System Exclusive bericht
dat u aan het bewerken bent via de MIDI OUT worden
verzonden.
Frases kunnen de volgende acht types sequencer data opnemen. De
opgenomen locatie (maat-tel-tik) wordt uiterst links van elk data
onderdeel weergegeven, en het MIDI kanaal nummer wordt
daarnaast getoond.
Note
Deze MIDI berichten vertegenwoordigen noten. Vanaf links zijn de
parameters Note Number, waar de naam van de noot wordt
aangeduid. On Velocity, dat de sterkte waarmee de toets wordt
ingedrukt specificeert. Duration, dat de tijdsduur van de noot
specificeert, en Off Velocity, hetgeen de sterkte bepaalt waarmee de
toets wordt losgelaten.
Program Change
Dit MIDI bericht verandert het geluid. Het programmanummer
(PC#) selecteert het geluid.
Control Change
Dit MIDI bericht past verscheidene effecten toe, zoals modulatie of
expressie. Het controller nummer (CC#) selecteert de functie, en
Value specificeert de diepte van het effect.
Pitch Bend
Dit MIDI bericht verandert de toonhoogte. De waarde specificeert de
hoeveelheid verandering in toonhoogte.
Poly Aftertouch
Dit MIDI bericht past aftertouch op een individuele noot toe. Vanaf
links zijn de parameters Note Number, waarmee de toets wordt
gespecificeerd, en Value waarmee de diepte van de aftertouch wordt
gespecificeerd.
Channel Aftertouch
Dit MIDI bericht past aftertouch op een geheel MIDI kanaal toe.
Waarde specificeert de diepte van de aftertouch.
System Exclusive
Dit zijn MIDI berichten die gebruikt worden om instellingen die
uniek zijn voor de Fantom-G te maken, zoals geluidsinstellingen.
Voer de data tussen ‘F0’ en ‘F7’ in.
Tune Request
Dit MIDI bericht maakt dat een analoge synthesizer zichzelf stemt.
Sequencer data die door frases
wordt verwerkt
252
Songs bewerken
Omdat een frase een grote hoeveelheid sequencer data bevat, kan het
beeld rommelig, en moeilijk te lezen worden. Dit is de reden dat u
het type sequencer data die in het scherm getoond zal worden op de
Fantom-G kunt specificeren. Dit is gemakkelijk als u alleen een
specifiek type sequencer data wilt controleren of bewerken.
1. Ga naar het Microscope scherm (p.250).
2. Druk op [F8 (View)].
Het View Select venster verschijnt.
3. Gebruik of om de sequencer data die
weergegeven zal worden te selecteren.
Note: Noot berichten. Deze MIDI berichten
vertegenwoordigen noten.
Poly Aftertouch: Polyfone aftertouch. Deze MIDI
berichten passen aftertouch op
individuele toetsen toe.
Control Change: Control Change berichten. Deze MIDI
berichten passen verscheidene effecten
toe, zoals modulatie of expressie.
Program Change: Program Change berichten. Deze MIDI
berichten selecteren geluiden.
Channel Aftertouch: Channel Aftertouch berichten. Deze
MIDI berichten passen aftertouch op een
geheel MIDI kanaal toe.
Pitch Bend: Pitch Bend berichten. Deze MIDI
berichten veranderen de toonhoogte.
System Exclusive: System Exclusive berichten. Deze MIDI
berichten worden gebruikt om
instellingen uniek voor de Fantom-G te
maken, zoals die voor de
geluidsparameters.
Tune Request: Dit MIDI bericht maakt dat een analoge
synthesizer zichzelf stemt.
4. Druk op [INC] of [DEC] om te veranderen.
Als u op [F6 (ALL OFF)] drukt, zal geen sequencer data worden
weergegeven.
Als u op [F7 (ALL ON)] drukt, zal alle sequencer data worden
weergegeven.
5. Druk op [F8 (Close)] om het View Select venster te sluiten.
U kunt nieuwe sequencer data in een gewenste locatie van een frase
voegen.
Voor details over sequencer data die ingevoegd kan worden, zie
Sequencer data die door frases wordt verwerkt’ (p.251).
1. Ga naar het Microscope scherm van de frase waarin u
sequencer data wilt voegen (p.250).
2. Druk op [F1 (Create)].
Het Create Event venster verschijnt.
3. Druk op of om de in te voegen sequencer data te
selecteren.
4. Druk op [F8 (Execute)] om de uitvoeringsdata in te voegen.
5. De sequencer data die werd ingevoegd heeft de standaard
parameterwaardes, dus bewerkt deze, indien nodig.
Indien gewenst, kan slechts een individueel event aan sequencer
data gewist worden.
Data die in de tempo track (p.236) of beat track (p.237) is
opgenomen, kan ook op dezelfde manier gewist worden.
De tempo verandering aan het begin van de tempo track of de
beat verandering en Phrase Beat aan het begin van de beat track
kunnen niet gewist worden.
1. Ga naar het Microscope scherm van de frase waaruit u
sequencer data wilt wissen (p.250).
2. Druk op of om de cursor naar de sequencer data
die u wilt wissen te verplaatsen.
Om meerdere, opeenvolgende data te wissen, houdt u [SHIFT]
ingedrukt, en drukt u op of om de sequencer data te
selecteren.
3. Druk op [F2 (Erase)] om de sequencer data te wissen.
Sequencer data bekijken (View) Sequencer data invoegen (Create)
Sequencer data wissen (Erase)
253
Songs bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Een individueel sequencer data onderdeel kan naar een andere
locatie worden verplaatst.
Data die in de tempo track (p.236) of beat track (p.237) is
opgenomen, kan ook op dezelfde manier gewist worden.
De tempo verandering aan het begin van de tempo track of de
beat verandering en Phrase Beat aan het begin van de beat track
kunnen niet gewist worden.
1. Ga naar het Microscope scherm van de frase waarvan u
data wilt verplaatsen (p.250).
2. Druk op of om de cursor naar de sequencer data
die u wilt verplaatsen te verplaatsen.
Om meerdere, opeenvolgende data te verplaatsen, houdt u
[SHIFT] ingedrukt, en drukt u op of om de sequencer
data te selecteren.
3. Druk op [F3 (Move)].
Het Move Event venster verschijnt.
4. Druk op of om de cursor naar de ‘measure’, ‘beat’ en
‘tick’ velden te verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
locatie waarnaar de data verplaatst zal worden te
specificeren.
6. Druk op [F8 (Execute)] om de sequencer data te
verplaatsen.
Sequencer data kan naar de gewenste locatie gekopieerd worden. Dit
is handig als u dezelfde sequencer data op meerdere locaties wilt
gebruiken.
Data die in de tempo track (p.236) of beat track (p.237) is
opgenomen, kan op dezelfde manier gekopieerd worden.
1. Ga naar het Microscope scherm van de frase waarvan u
sequencer data wilt kopiëren (p.250).
2. Druk op of om de cursor naar de sequencer data
die u wilt kopiëren te verplaatsen.
3. Druk op [F4 (Copy)].
4. Druk op [F5 (Place)].
Het Place Event venster verschijnt.
5. Druk op of om de cursor naar de ‘measure’, ‘beat’ en
‘tick’ velden te verplaatsen.
6. Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
locatie waarnaar de data gekopieerd zal worden te
specificeren.
7. Druk op [F8 (Execute)] om de data te plakken.
Sequencer data verplaatsen
(Move)
Sequencer data kopiëren (Copy)
254
Een song opslaan (Song Save)
Een song die u opneemt, wordt aanvankelijk in het tijdelijke gebied
geplaatst. De song in het tijdelijke gebied zal verloren gaan als u de
stroom uitzet of een andere song laadt. Om de song te behouden,
moet deze in het project worden opgeslagen.
Samen met sequencer data, bevat de song data ook de studio set, live
set, Patch, en systeem setup data die u op dat moment gebruikte.
De studio set, live set, en Patch data die binnen de songdata is
opgeslagen, bestaat uit speciale data voor het reproduceren van de
song. Dit staat los van de User studio sets, live sets, en User Patches.
* Indien u deze data in een andere song of onafhankelijk van welke song
dan ook wilt gebruiken, moet de data in het gebruikersgebied worden
opgeslagen.
De Samples en frases die in de song worden gebruikt, worden
automatisch opgeslagen wanneer u de song opslaat.
Om frases individueel op te slaan
Een frase opslaan (Save)’ (p.216).
Om Samples individueel op te slaan
Een Sample opslaan (Save)’ (p.274).
1. In het Song Play scherm of Song Edit scherm drukt u op
[WRITE].
Het WRITE MENU scherm verschijnt.
2. Gebruik / om ‘Song’ te selecteren, en druk dan op
[F8 (Select)].
Het Song Name venster verschijnt.
3. Geef de song een naam.
Voor details over het toewijzen van een naam, zie ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
4. Wanneer een naam is toegewezen, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de song, die als
opslagbestemming fungeert, geselecteerd kan worden.
5. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om een
song nummer te selecteren.
6. Druk op [F8 (Save)].
Een bevestigingsbericht voor het opslaan verschijnt.
Zet nooit de stroom uit, terwijl data wordt opgeslagen.
7. Om de data op te slaan drukt u op [F7 (OK)].
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wat de opgeslagen song data
bevat
Wat er nog meer wordt
opgeslagen, op hetzelfde moment
dat de song wordt opgeslagen
Een song opslaan (Save)
255
Een song opslaan (Song Save)
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Hier ziet u, hoe de uitvoering van alle geluidstracks en MIDI tracks
in één individuele Sample gecombineerd kan worden.
Nadat een Sample op deze manier is gecreëerd, kunt u deze op de
computer of een ander apparaat als een complete song opslaan.
1. Laad de song die u opnieuw wilt samplen (p.204).
2. Druk op om de songpositie op het begin te zetten.
3. Druk op de [SAMPLING] knop.
4. Druk op [F2 (Re-Sampling)].
5. Druk op [F2 (Auto Trig)].
6. Druk op [PLAY].
Het opnieuw samplen begint.
7. Als de song eindigt, drukt u op [F7 (Stop)].
Als alternatief kan de ‘Stop Trigger’ parameter (p.260) op
‘TIME’ worden ingesteld, en de ‘Sampling Length’ (p.261)
parameter op de eindlocatie van de song worden ingesteld,
zodat het opnieuw samplen automatisch zal stoppen.
8. In het Sample Edit scherm (p.266) luistert u naar de Sample,
die u zojuist door middel van opnieuw samplen (Resample)
heeft gecreëerd.
Het volume van de opnieuw gesamplede frases kan lager zijn
dan het volume van de oorspronkelijke frases. Indien nodig
gebruikt u de Normalize handeling (p.270) om het volume te
verhogen.
De opnieuw gesamplede Sample zal verloren gaan als u de
stroom uitzet. Om de Sample te behouden, drukt u op [WRITE]
om deze op te slaan (p.274).
Een Sample die door opnieuw samplen (Resample) is gecreëerd, kan
naar een computer worden gekopieerd. De Sample wordt een WAV
bestand, dat gebruikt kan worden om een CD of MP3 op de
computer te creëren.
1. Controleer het nummer van de Sample die u opnieuw heeft
gesampled. (In dit geval gaan we er van uit dat dit nummer
0001 is).
2. Gebruik de USB Storage functie (p.281) om de volgende
Sample naar de computer te kopiëren.
‘FantomG.Prj/SMPL/0001.WAV’
(Het nummer in de .WAV bestandsnaam is het Sample
nummer).
FantomG.Prj’ is de naam van de project map in het interne
geheugen van de Fantom-G. Meerdere projecten kunnen in het
USB geheugen worden opgeslagen. De project mappen worden
standaard genummerd als ‘
FantomG001.Prj’,
FantomG002.Prj’, enz., en het portie dat aan de
bestandsnaam extensie voorafgaat is de projectnaam die u heeft
toegewezen op het moment dat u opsloeg.
De inhoud van alle tracks
opnieuw in een individuele
Sample samplen
Een opnieuw gesamplede Sample
naar de computer kopiëren om een
CD of MP3 te creëren
256
Een song opslaan (Song Save)
Hieronder wordt uitgelegd hoe u een ingeladen song
(temporary song) of MIDI-frase opslaat als SMF-bestand.
1. Druk in het Song Play/Song Edit-scherm op [F7 (Song Util)],
kies “Save As SMF” uit het menu dat verschijnt en druk op
[F8 (Select)].
Het Save As SMF-scherm verschijnt.
Als u een MIDI-frase wil omzetten naar een SMF-bestand, druk
dan op [F3 (Util Menu)] in het MIDI Phrase List-scherm, kies
“Save As SMF” uit het menu dat verschijnt en druk vervolgens
op [F8 (Select)].
2. Specificeer het SMF-formaat en de gewenste Part Group, en
druk op [F8 (Execute)].
SMF Format Select
Part Group
De performance data van de gespecificeerde part group worden
opgeslagen als SMF-bestand.
3. Geef het bestand een naam en druk op [F8 (OK)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
4. Druk op [F7 (OK)] om te bevestigen.
Het SMF-bestand wordt opgeslagen in de SMF-map van het
project. Indien het gaat om een project in het interne geheugen,
dan wordt het SMF-bestand opgeslagen in de map
“FantomG.Prj/SEQ/SMF”.
* De bestandsextensie is “.MID”, ongeacht of u “Save SMF (Format
0)” of “Save SMF (Format 1)” kiest. De twee zijn in dit opzicht niet
van elkaar te onderscheiden.
Wanneer u data opslaat in SMF-formaat, worden de sound
setup data niet bewaard. Om zeker te zijn dat bij weergave de
juiste klanken gebruikt worden, dient u de juiste Bank Select- en
Program-nummers mee op te nemen.
Audio tracks worden niet mee opgeslagen in een SMF-bestand.
Opslaan als SMF-bestand
(Save As SMF)
Formaat Uitleg
Format 0 Converteert de song naar een Format 0 Stan-
dard MIDI File (alle performance data
worden opgeslagen in één track) en bewaart
hem. De extensie “.MID” wordt automatisch
toegevoegd.
Format 1 Converteert de song naar een Format 1 Stan-
dard MIDI File (performance data worden in
meer dan één track opgeslagen) en bewaart
hem. De extensie “.MID” wordt automatisch
toegevoegd.
Waarde Uitleg
Internal Internal (interne klankgenerator)
EXP1 Expansion board 1
EXP2 Expansion board 2
External Externe MIDI output
ALL Alle part-groepen
07: Sampler
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hoe geluiden worden gesampled en Samples
worden bewerkt.
• Sampling ..................................................................p.258
• Een Sample bewerken ................................................p.263
258
Sampling
Met de Fantom-G kunnen geluidsbronnen, zoals een
geluidsapparaat of CD, gesampled worden.
In deze sectie wordt de Sample procedure, en wat de parameters
doen uitgelegd.
Sampling Time
De Fantom-G bevat 32 MB aan geheugen, waarmee ongeveer 6
minuten mono of 3 minuten stereo sampling verkregen kan
worden. Als u langer wilt samplen, moet een apart verkrijgbaar
geheugen (DIMM) geïnstalleerd worden (p.310).
* De beschikbare opnametijd kan korter zijn, afhankelijk van de manier
waarop het geheugen wordt gebruikt.
1.
Druk op [MIX IN] om dit aan te zetten.
De knop licht op.
U kunt de Systeem instelling ‘Mix In Switch’ (p.301) gebruiken
om de aan/uit instelling in het geheugen te zetten.
2.
Om dit uit te zetten, drukt u nogmaals op [MIX IN].
1.
Sluit de CD speler, microfoon of andere geluidsbron op de
AUDIO INPUT jacks, MIC/GUITAR of op de DIGITAL AUDIO
IN op het achterpaneel van de Fantom-G aan.
Meer uitleg over het aansluiten van uw apparatuur vindt u in
het hoofdstuk “De apparatuur aansluiten” (p. 38 van de Quick
Start Guide).
926a
* Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het
volumeniveau van apparatuur die op de ingangen (AUDIO INPUT)
is aangesloten laag zijn. Als dit gebeurt, gebruikt u kabels die geen
weerstanden bevatten.
* Als een extern apparaat op de DIGITAL AUDIO IN is aangesloten,
kan ruis in de invoer via DIGITAL AUDIO IN optreden wanneer de
kabel wordt ontkoppeld of als het apparaat wordt uitgeschakeld. Als dit
gebeurt, sluit u het externe apparaat opnieuw op juiste wijze aan of zet
u de [MIX IN] schakelaar van de Fantom-G uit.
2.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN].
fig.14-001_50
3.
Druk op of om de parameter die u wilt instellen te
selecteren.
4.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
waarde in te stellen.
Zie ‘
Functies van Input Setting parameters
’(p.258) voor de
functies van de parameters.
5.
Speel de externe invoerbron af.
6.
Als u AUDIO INPUT gebruikt, draait u aan de LEVEL knop
(achterpaneel, p.24) om het volume bij te stellen.
* Indien DIGITAL AUDIO IN of USB AUDIO wordt gebruikt, is deze
aanpassing niet nodig.
* Als het volume van de externe bron te hoog is, licht de PEAK indicator
op. Als dit gebeurt draait u de LEVEL knop lager, totdat de PEAK
indicator niet meer oplicht.
7.
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
In deze sectie worden de functies die de verschillende Input Setting
parameters hebben uitgelegd, en de samenstelling van deze
parameters.
Mix In Switch
Zet de externe invoer aan/uit.
Waarde
: OFF, ON
Input Select
Specificeert de ingangsbron van geluid dat gesampled wordt.
Waarde
DIGITAL IN:
DIGITAL AUDIO IN jack
LINE IN L/R:
INPUT jacks L/R (Stereo)
LINE IN L:
INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR:
MIC/GUITAR jack
USB AUDIO:
USB aansluiting
Digital/USB Input Level
Als u Input Select op DIGITAL IN of USB AUDIO heeft
ingesteld, stelt dit het ingangsniveau bij.
Waarde: 0-127
Externe invoer in/
uitschakelen
Instellingen voor de bron
invoer maken (Input Setting)
Waarschuwingen bij het gebruik van een microfoon
Er kan een rondzingend geluid geproduceerd worden,
afhankelijk van de locatie van de microfoon ten opzichte van de
luidsprekers. Dit kan verholpen worden door:
1. De richting van de microfoon(s) te veranderen.
2. De microfoon op meer afstand van de luidsprekers te
plaatsen.
3. Volumeniveaus te verlagen
Functies van Input Setting
parameters
259
Sampling
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Input Effect Switch
Specificeert of het geluid van de externe invoer door de
effectprocessor wordt gestuurd (Input Effect)
Waarde
: OFF, ON
Input Effect Type
Selecteert het type effect dat op de externe invoerbron wordt
toegepast.
Waarde:
Equalizer, Enhancer, Compressor, Limiter, Noise
Suppressor, Center Canceler
Als u op [F7 (Input Effect)] drukt, zal het parameter
instellingsscherm voor de op dat moment geselecteerde
invoereffect weergegeven worden. ‘
Input Effect Setup
Settings
’ (p.259).
Mix In Output Assign
Uitvoerbestemming van het externe invoergeluid dat
ingemixed wordt.
Waarde
A:
Uitvoer naar de OUTPUT (A) jacks zonder door
effect te gaan.
B:
Uitvoer naar OUTPUT (B) jacks zonder door effecten
te gaan.
MFX1:
Uitvoer via multieffecten 1
MFX2:
Uitvoer via multi-effecten 2 (* Alleen Studio mode)
EXP1:
Uitvoer via uitbreidingskaart 1
EXP2:
uitvoer via uitbreidingskaart 2
* EXP1 of EXP2 is alleen beschikbaar als de corresponderende
uitbreidingskaart geluidsinvoer ondersteunt.
Mix In Output Level
Volumeniveau van het externe invoergeluid.
Waarde
: 0-127
Mix In Chorus Send Level
Past de diepte van chorus aan, die op de externe invoerbron
toegepast zal worden. Zet dit op ‘0’ als u geen chorus wilt
toepassen.
Waarde
: 0-127
Mix In Reverb Send Level
Diepte van reverb die op het externe invoergeluid wordt
toegepast. Zet dit op ‘0’ als u geen reverb wilt toepassen.
Waarde
: 0-127
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN].
Het Input Effect Setup scherm verschijnt.
fig.14-003_50
2.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar een parameter te
verplaatsen.
3.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] / [DEC] om de
waarde in te stellen.
Input Effect Type
Selecteert het type invoereffect.
In dit instellingsscherm kunnen parameters voor het type effect
dat u geselecteerd heeft bewerkt worden.
Details over de parameters die bewerkt kunnen worden vindt u
in de sectie ‘Input Effect parameters’ (p.186).
4.
Druk op [F8 (Exit)] of [EXIT] om naar het vorige scherm
terug te keren.
Input Effect Setup
instellingen
Parameter
Uitleg
01: Equalizer
Past de klank van de lage en hoge fre-
quentiereeksen aan.
02: Enhancer Wijzigt de harmonische inhoud van
de hoge frequentiereeks om het ge-
luid sprankelend te maken.
03: Compressor Beperkt hoge niveaus en duwt lage
niveaus omhoog om het algehele vo-
lume consistenter te maken.
04: Limiter Comprimeert het geluid wanneer het
een gespecificeerd volume over-
schrijdt, om vervorming te voorko-
men.
05: Noise Suppressor Onderdrukt ruis tijdens stille perio-
des.
06: Center Canceler Verwijdert de geluiden die in het
midden van de stereo invoer aanwe-
zig zijn. Dit is een handige manier om
een stem te elimineren.
260
Sampling
1.
Druk op [SAMPLING] om naar het Sampling Menu scherm
te gaan.
fig.14-004
fig.14-005_50
In het bovenste gedeelte van het scherm wordt de hoeveelheid
vrij geheugen getoond. Als het vrije geheugen 0% bereikt, kan
er niet verder gesampled worden.
2.
Druk op [F1 (Sampling)] – [F6 (Solo with FX)] om de Sample
mode te selecteren. Het sampling-standby scherm
verschijnt.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (Exit)].
* Een geluid dat via de OUTPUT B jacks wordt uitgevoerd kan niet
gesampled worden. U moet de dingen zo opzetten, dat het geluid dat u
wilt samplen via de OUTPUT A (MIX) jacks wordt uitgevoerd.
Sampling mode
3.
Maak de instellingen voor gegevens als de ingangsbron van
het geluid dat gesampled wordt, en triggering.
fig.14-006_50
Input Select
Specificeert de ingangsbron van het geluid dat gesampled
wordt.
Waarde
DIGITAL IN
: DIGITAL AUDIO IN jack
LINE IN L/R
: INPUT jacks L/R (Stereo)
LINE IN L
: INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR
: MIC/GUITAR jack
USB AUDIO
: USB aansluiting
* Dit kan tijdens opnieuw samplen (Resample) niet worden ingesteld.
Stereo Switch
Specificeert of het geluid in stereo of mono gesampled zal
worden. Mono sampling verbruikt half zo weinig
geheugenruimte.
Waarde
MONO
: Het geluid wordt als één golf gesampled.
Als het geluid stereo is, worden de linker en
rechter signalen gemengd.
STEREO
: Het geluid wordt als twee golven
gesampled, L en R.
Pre Sample Time
De lengte van het geluid dat vooraf gaat aan het moment
waarop sampling handmatig of automatisch gestart werd, dat
in de Sample vastgelegd zal worden. Hiermee wordt
voorkomen dat het Attack gedeelte van het geluid buiten de
Sample valt.
Waarde
: 0-1000 ms
Stop Trigger
Specificeert hoe het samplen zal eindigen.
Sampleprocedure
Mode
Uitleg
Sampling:
[F1 (Sampling)]
Sample een geluid van een externe
invoerbron.
* Door bediening van het toetsenbord, de
Pads, D-Beam of sequencer, zal de interne
geluidsgenerator niet spelen.
Re-Sampling:
[F2 (Re-Sampling]
Resample het geluid van de interne
geluidsgenerator. Het geluid van de
externe invoer is niet hoorbaar.
* Het volume van een frase die u opnieuw
sampled kan lager zijn dan het volume van
de oorspronkelijke frase. Indien nodig voert
u het Normalize commando uit (p.270) om
het volume te verhogen.
Mix Sampling:
[F3 (Mix)]
Sample de gecombineerde geluiden
van de interne geluidsgenerator en
externe invoerbron.
Auto divide sam-
pling:
[F4 (Auto Divide)]
Sample een langere bron, en verdeel
deze automatisch in verschillende
Samples op stille regio’s. Als de
Sample stilte bevat, zal deze op dat
punt worden verdeeld, en het daar-
op volgende portie wordt aan het
volgende samplenummer toegewe-
zen.
* Door bediening van het toetsenbord, de
Pads, D-Beam of sequencer, zal de interne
geluidsgenerator niet spelen.
Solo sampling:
[F5 (Solo)]
Terwijl de interne geluidsgenerator
normaal wordt gespeeld, sampled u
alleen het geluid van de externe in-
voer.
* Behalve het Input Effect kunnen er geen
andere effecten op het externe invoergeluid
worden toegepast.
Solo with effects
sampling:
[F6 (Solo with FX)]
Terwijl de interne geluidsgenerator
normaal wordt gespeeld, wordt al-
leen het geluid van de externe invoer
opgenomen. Op dit moment kan een
effect op het geluid van de externe
invoer worden toegepast.
* MFX (multi-effect) kan niet op het geluid
van de interne geluidsgenerator worden
toegepast.
Mode
Uitleg
261
Sampling
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Waarde
MANUAL
: Blijf samplen totdat [STOP] wordt
ingedrukt.
BEAT
: Stop samplen na het gespecificeerde aantal
beats op het huidige tempo.
TIME
: Sample de gespecificeerde tijdslengte.
Sampling Length
Dit kan gespecificeerd worden als Stop Trigger ‘BEAT’ of
‘TIME’ is.
Waarde
Als Stop Trigger ‘BEAT’ is:
1-20000: aantal beats om door te gaan met samplen
Als Stop Trigger ‘TIME’ is:
000’00’’010-107’47’’000: tijdslengte om met samplen door te
gaan.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en aan de VALUE knop te
draaien kan dit in stappen van één seconde worden aangepast.
Auto Trigger Level
Specificeert het volume waarop samplen zal beginnen, als u op
[F2 (Auto Trig)] heeft gedrukt om Auto Trig aan te zetten.
Waarde
: 0-7 (De instelling 0 is het minimum).
Gap Time
Specificeert de lengte van de stiltes waarop de Sample verdeeld
zal worden als de Sampling Mode op Auto Divide is ingesteld.
Wanneer een stille regio langer is dan de gespecificeerde tijd,
zal de Sample op dat punt worden verdeeld, en het volgende
Sample nummer wordt aan het daarop volgende geluid
toegewezen.
Waarde
: 500, 1000, 1500, 2000 ms
* Deze parameter is alleen geldig als Auto Divide Sampling wordt
gebruikt.
Input Setting: [F1 (Inp Setting)]
Maakt instellingen voor de externe invoer (p.258).
Auto Trigger Sw: [F2 (Auto Trig)]
Als dit aan is, zal samplen automatisch beginnen wanneer het
invoergeluid gedetecteerd wordt.
Voordat u Auto Trig aan zet, voert u stappen 4 en 5 uit om het
ingangsniveau in te stellen.
Trim Sw: [F3 (trim Sw)]
Als dit is aangezet worden de Start punt en Eind punt
instellingen (p.267) automatisch aangepast nadat samplen is
uitgevoerd, zodat stille gedeeltes aan het begin of eind van het
gesamplede geluid uitgesloten worden.
4.
Speel de externe ingangsbron.
5.
Als u AUDIO INPUT gebruikt, draait u aan de LEVEL knop
(achterpaneel: p.24) om het volume bij te stellen.
* Indien DIGITAL IN wordt gebruikt, is deze aanpassing niet nodig.
* Als het volume van de externe bron te hoog is, zal de PEAK indicator
oplichten. In dat geval draait u de LEVEL knop lager, totdat de PEAK
indicator niet meer oplicht.
* Als het niveau van het geluid dat gesampled wordt te hoog is, zal het
woord ‘CLIP’ in de niveaumeter in het scherm verschijnen.
* Door gebruik van een aansluitkabel die een weerstand bevat kan het
geluidsniveau te laag zijn. Gebruik een aansluitkabel zonder
weerstand.
6.
Druk op [F8 (start)] om met samplen te beginnen.
* Als de Auto Trigger instelling aan is, begint samplen op het moment
dat geluid wordt ingevoerd.
7.
Als Stop Trigger op MANUAL staat, drukt u op [F7 (Stop)]
om met samplen te stoppen.
Het Sample Edit scherm (p.266) verschijnt.
* Als u de Sample wilt bewerken, kijkt u op p.263.
fig.14-007_50
Nadat het samplen is voltooid, zal de Sample automatisch aan
de Sample lijst orden toegevoegd. Druk op [F1 (Sample List)]
om de Sample lijst te bekijken.
fig.14-008_50
Samples die u opneemt zullen verloren gaan als u de
stroom uitzet.
Om de Sample te behouden drukt u op [F2
(Save)] om deze op te slaan (p.274).
Samples zonder het ‘ ’ symbool en Samples met het ‘
symbool zijn iet opgeslagen.
8.
Druk op [F8 (EXIT)] om terug te gaan naar de locatie waar u
zich bevond, voordat u naar het Sampling scherm ging.
262
Sampling
1.
Tijdens het samplen drukt u op [F8 (Divide)].
De Sample wordt verdeeld op het punt, waarop u op de knop
drukte, en het daarop volgende materiaal wordt als Sample van
het volgende nummer gesampled.
* Bij samplen in mono kan het materiaal in maximaal 256 Samples
worden verdeeld. Bij samplen in stereo kan het materiaal in maximaal
128 Samples worden verdeeld (L/R totaal 256 Samples).
Skip Back Sampling is een functie, waarmee iets dat vlak voor dat
punt werd gespeeld gesampled kan worden, zelfs als u toen niet
opnam. Als u de SKIPBACK knop indrukt, zal een bepaald gedeelte
van de uitvoering die u voor dat moment speelde gesampled
worden.
Dit is uitermate handig als u een frase herhaaldelijk heeft gespeeld,
en deze alleen wilt samplen op het moment dat u de frase correct
kunt spelen.
fig.14-009
Knop verlicht:
Skip-back sampling kan in deze status
worden uitgevoerd.
Knop niet verlicht:
Skip-back sampling kan niet worden
uitgevoerd. Werkt niet. U kunt Skip-back
sampling niet gebruiken als er onvoldoende
vrij geheugen is.
Knop knippert:
Skip Back Sampling zal uitgevoerd worden.
1.
Speel op het toetsenbord of de Pads van de Fantom-G of
sluit een instrument of ander apparaat op de AUDIO IN
jacks of DIGITAL AUDIO IN aan, en voer geluiden of frases
in.
2.
Druk op [SKIPBACK].
Skip Back Sampling zal uitgevoerd worden.
Wanneer Skip Back Sampling eindigt, zal het Sample Edit
scherm verschijnen (p.266).
Samples die met Skip Back Sampling zijn vastgelegd, gaan
verloren als u de stroom uitzet. Als u de Sample wilt behouden,
voert u de Save procesdure uit (p.274).
U kunt aangeven, hoe ver terug het samplen zal optreden als u
Skip Back Sampling uitvoert (5-40 seconden). In de
fabrieksinstellingen is dit op 10 seconden ingesteld (‘
Skip Back
Time
’ (p.298)).
Een Sample tijdens samplen
verdelen
Eerder in tijd samplen (Skip
Back Sampling)
263
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Een Sample bewerken
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe een Sample die u gesampled/
geïmporteerd heeft kunt bewerken.
Bewerking wordt in het Sample geheugen uitgevoerd, een geheugen
speciaal voor Samples.
* Dit kan niet uitgevoerd worden als meer dan één Sample geselecteerd
is.
Selecteer een Sample uit de lijst.
1. Druk twee keer op [SAMPLE].
Het Sample List scherm verschijnt.
fig.14-008_50
F-toets handelingen in het Sample List scherm
2. Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of om een
Sample te selecteren.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl bovenstaande knoppen
worden bediend, zal het Sample nummer in stappen van tien
veranderen.
U kunt op [F7 (Preview)] drukken om de geselecteerde Sample
te beluisteren.
3. Druk op [F8 (Sample Edit)].
Het Sample Edit scherm verschijnt (p.266).
Met [F4 (Mark)] of [F5 (Mark All)] kunt u items in de lijst
aanvinken, zodat u bepaalde bewerkingen (zoals Delete of
Import) op meerdere samples tegelijk kunt uitvoeren.
Als u meerdere samples wil selecteren, gebruik dan [F4 (Mark)]
om elke sample die u wil selecteren aan te vinken.
Als u een aangevinkte sample selecteert en op [F4 (Mark)]
drukt, dan wordt het vinkje verwijderd.
Als u op [F5 (Mark All)] drukt, worden alle samples in de lijst
aangevinkt.
Als u op [F5 (Mark All)] drukt, terwijl alle samples in de lijst
reeds aangevinkt zijn, dan worden de vinkjes van alle samples
verwijderd.
Een Sample selecteren
(Sample List)
Een Sample selecteren
F-toets Uitleg pag.
F1
Load
Laadt een Sample uit het project in het ge-
heugen.
p. 264
F2
Save
Slaat de geselecteerde Sample in het pro-
ject op.
p. 274
F3
Util Menu
Save All Slaat alle Samples op. p. 274
Load All Laadt alle Samples. p. 264
Delete Sample Verwijdert de Samp-
le uit het project.
p. 265
Unload Verwijdert de Samp-
le uit het geheugen.
p. 264
F4
Mark
Plaatst een vinkje bij de sample. p. 263
F5
Mark All
Plaatst vinkjes bij alle samples in de lijst. p. 263
F6
Exit
Keert naar het vorige scherm terug.
F7
Preview
Beluister de geselecteerde Sample.
F8
Sample Edit
Toont het bewerkingsscherm van de gese-
lecteerde Sample.
p. 266
De Sample lijst toont de huidige status van
de Samples
Sample
naam
Geeft de naam van de Sample aan. Samples waar-
bij dit veld als ‘EMPTY’ wordt aangegeven, zijn
niet in het geheugen geladen. Laad deze indien
nodig.
Geeft aan of het bestand in het project aanwezig
is. Samples waarbij het ‘ ’ symbool niet wordt
getoond, zijn niet opgeslagen, en zullen verloren
gaan als de stroom wordt uitgezet.
Sla deze, indien nodig, op.
Geeft aan dat de Sample is bewerkt.
De bewerkingen gaan verloren als de stroom
wordt uitgezet. Sla de Sample,
indien nodig, op.
264
Een Sample bewerken
Zo wordt een Sample uit het project in het Sample geheugen
geladen.
1. Druk op [SAMPLE].
Sample Edit scherm verschijnt.
2. Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List scherm verschijnt.
fig.14-008_50
3. Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of om een
Sample te selecteren.
4. Druk op [F1 (Load)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
5. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Zo worden alle Samples uit het project in het Sample geheugen
geladen.
1. Druk op [SAMPLE].
Het Sample Edit scherm verschijnt.
2. Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List scherm verschijnt.
3. Druk op [F3 (Util Menu)]
Het Sample Utility Menu scherm verschijnt.
4. Druk op om ‘Load All’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (Select)].
5. Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Deze handeling wist de Sample uit het Sample geheugen.
Het Sample bestand zelf, dat in het project is opgeslagen, zal niet
verwijderd worden.
1. Druk op [SAMPLE].
Het Sample Edit scherm verschijnt.
2. Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List scherm verschijnt.
fig.14-008_50
3. Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of om een
Sample te selecteren.
4. Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Sample Utility Menu scherm verschijnt.
5. Druk op of om ‘Unload’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Een Sample laden (Load)
Alle Samples laden (Load All)
Een Sample wissen (Unload)
265
Een Sample bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Deze handeling verwijdert de Sample die in het project is opgeslagen
volledig, samen met zijn bestand.
1. Druk op [SAMPLE].
Het Sample Edit scherm verschijnt.
2. Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List scherm verschijnt.
fig.14-008_50
3. Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of om een
Sample te selecteren.
4. Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Sample Utility Menu scherm verschijnt.
5. Druk op of om ‘Delete Sample’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Geluidsbestanden (WAV/AIFF) van de computer kunnen als
Samples in het geheugen geïmporteerd worden.
Geluidsbestanden importeren (Import Audio)’ (p.283).
Een Sample verwijderen (Delete)
Een geluidsbestand (WAV/AIFF)
van de computer importeren
266
Een Sample bewerken
1. Druk op [SAMPLE].
Het Sample Edit scherm verschijnt.
fig.14-007_50
Samples die u bewerkt gaan verloren als u de stroom uitzet. Om
deze te behouden moet de Save handeling worden uitgevoerd
(p.274).
F-toets handelingen in het Sample Edit scherm
Parameters in het Sample Edit scherm
Hier ziet u, hoe de vergroting van de Sample weergave veranderd
wordt.
1. In het Sample Edit scherm drukt u op [F6 (Zoom)].
Het Zoom venster verschijnt.
2. Gebruik [CURSOR] om de vergroting van het scherm te
veranderen.
Horizontale as (tijd as): 1/1-1/65536
Druk op om de weergave te vergroten.
Druk op om de weergave te verkleinen.
Verticale as (golfvorm amplitude as): x1-x128
Druk op om de weergave te vergroten.
Druk op om de weergave te verkleinen.
3. Druk op [F8 (Close)] om het venster te sluiten.
Het Sample Edit scherm
weergeven (Sample Edit)
F-toets Uitleg pag.
F1
Sample List
Toont de Sample lijst. p. 263
F2
Param
Toont het Sample Parameter scherm, waar
verscheidene instellingen voor de Sample
gemaakt kunnen worden.
p. 268
F3
Modify
Truncate Verwijdert een onge-
wenst portie.
p. 269
Emphasis Duwt de hoge frequentie-
reeks omhoog of limiteert
deze.
p. 269
Normalize Maximaliseert het volu-
me.
p. 270
Amp Past een volume envelope
toe.
p. 270
Time Stretch Rekt de Sample uit of laat
deze krimpen.
p. 271
Chop Verdeelt de Sample. p. 272
F4
Beat
Specificeert de start/eindpunten van de
Sample in eenheden van een beat.
p. 267
F5
Beat
Specificeert de start/eindpunten van de
Sample in eenheden van een beat.
p. 267
F6
Zoom
Zoomt de golfvorm weergave. p. 266
F7
Preview
Beluistert de geselecteerde Sample.
F8
Exit
Keert naar het vorige scherm terug.
Paramater Uitleg pag.
Start Point Het punt waarop het afspelen begint. p. 267
Loop Start Het punt waarop loop afspelen (tweede
keer en verder) begint.
p. 267
End Point Het punt waarop het afspelen zal eindigen. p. 267
Zoom Horz De vergroting (horizontale as) van het
scherm.
p. 266
Zoom Vert De vergroting (verticale as) van het scherm. p. 266
Original
Key
Nootnummer dat de Sample zal spelen op
de toonhoogte waarop deze werd gesamp-
led.
p. 268
BPM Specificeert het originele tempo van de
Sample.
p. 268
Sample
Gain
Pas de gain van de Sample aan. p. 268
De golfvorm weergave vergroten/
verkleinen (Zoom)
Paramater Uitleg pag.
Zelfs zonder het Zoom venster weer te geven, kunt u op
drukken om de horizontale as te vergroten/verkleinen of
houd [SHIFT] ingedrukt en druk op om de verticale
as te vergroten/verkleinen.
267
Een Sample bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Het deel van de uiteindelijke Sample kan gespecificeerd worden.
De regio waarbinnen herhaaldelijk afgespeeld wordt (loop) kan ook
worden gespecificeerd.
1. Selecteer de Sample die u wilt bewerken, en ga naar het
Sample Edit scherm.
* Details over het selecteren van een Sample vindt u bij ‘
Een Sample
selecteren
’ (p.263).
fig.15-003_50
2. Gebruik of om het punt dat u wilt instellen te
selecteren.
Start Point:
Dit is het punt waarop het afspelen begint. Stelt dit zo in, dat
een mogelijk ongewenst portie aan het begin wordt
overgeslagen, en het geluid op het gewenste moment zal
beginnen.
Loop Start:
Dit is het punt waarop loop afspelen (tweede en daarop
volgende keren) zal beginnen. Stelt dit in als u het geluid vanaf
een ander punt dan het startpunt wilt loopen.
End Point:
Dit is het punt waarop het afspelen zal eindigen. Stel dit zo in,
dat een mogelijk ongewenst portie aan het eind van de Sample
niet hoorbaar is.
Door [F7 (Preview)] in te drukken, kan de regio tussen het
startpunt en eindpunt beluisterd worden.
Als u [F7 (Preview)] ingedrukt houdt, en het start/loop/
eindpunt bewerkt, zal de Sample herhaaldelijk over dat punt
gespeeld worden. Omdat het geluid in de regio die u
specificeert herhaaldelijk wordt gespeeld, is dit een handige
manier om de instelling te controleren.
(Zoom in of zoom uit op de golfvorm verandert de regio
waarbinnen herhaaldelijk wordt afgespeeld).
3. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
punt naar de gewenste locatie te verplaatsen.
U zult het wellicht gemakkelijk vinden om zoom in te
gebruiken wanneer nauwkeurige aanpassingen worden
gemaakt, en zoom uit te gebruiken voor het maken van grote
aanpassingen (p.266).
Het punt kan in eenheden van een beat verplaatst worden, als u
[F4 (Beat )] of [F5 (Beat [_PR])] indrukt.
Nadat de start en eindpunten zijn gespecificeerd, kunt u
Truncate (p.269) uitvoeren, om ongewenste porties aan het
begin en eind van de Sample te verwijderen.
Menu handelingen voor het wijzigen van een Sample (Chop,
Normalize, enz.) zijn op de gehele Sample van toepassing. Zelfs
als u een startpunt of eindpunt specificeert, zullen deze
genegeerd worden. Als u de handeling alleen op de regio tussen
het startpunt en eindpunt wilt toepassen, gebruikt u Truncate
om ongewenste porties van de Sample te verwijderen, waarna u
de menu handeling voor het wijzigen van de Sample uitvoert.
De knoppen kunnen gebruikt worden om elk punt te bewerken. Het
gebruik van de knoppen is gemakkelijk wanneer grote
veranderingen in waarde aangebracht moeten worden.
1. Gebruik de CONTROL knoppen om de volgende
bewerkingspunten te specificeren.
Vanaf links hebben de knoppen de volgende functies.
fig.15-003a
: Start punt
: Loop Start
: Eindpunt
: Zoom-in/zoom-uit voor de horizontale as van het
scherm.
De Start/Eindpunten van de
Sample instellen
De knoppen gebruiken om de
punten te bewerken
Over de beat
Samples bevatten beat data. Maximaal 100 beat locaties worden
voor één Sample gespecificeerd. Als de Sample meer dan 100
beats bevat, zullen respectievelijk vijftig beat locaties van het
begin en eind van de Sample gespecificeerd worden.
Als u de beat indicatie opnieuw wilt instellen
(Reset Grid functie [F7 (Reset Grid)])
Vanuit het Sample Edit scherm specificeert u het startpunt van
de Sample, druk op [F2 (Sample Param)] om naar het Sample
Prm scherm te gaan, specificeer de BPM, en druk dan op [F7
(Reset Grid)]. Hierdoor wordt het Grid opnieuw op de Sample
toegepast, volgens het gespecificeerde startpunt en BPM. Om
uit te voeren drukt u op [F8 (Execute)].
268
Een Sample bewerken
Hier kunnen verscheidene instellingen voor de Sample gemaakt
worden.
1. Selecteer de Sample die u wilt bewerken (p.263).
2. Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan, en druk op [F2 (Param)].
fig.15-004_50
3. Druk op of om een parameter te selecteren.
4. Gebruik de VALUE knop of [INC] [DEC] om de waarde te
bewerken.
Loop Mode
Specificeert hoe de Sample wordt gespeeld.
Waarde
FWD (Forward):
Nadat de Sample vanaf het startpunt tot het eindpunt is
afgespeeld, wordt deze herhaaldelijk in voorwaartse richting,
vanaf het Loop Start punt tot het eindpunt gespeeld.
fig.15-005
ONE-SHOT:
De Sample wordt slechts één keer afgespeeld, van het startpunt
tot het eindpunt.
fig.15-006
REV (Reverse):
Wanneer de Sample vanaf het eindpunt tot het startpunt is
gespeeld, zal deze herhaaldelijk in omgekeerde richting, van het
Loop Start punt tot het startpunt, worden afgespeeld.
fig.15-007
REV-ONE (Reverse One-shot):
De Sample wordt slechts één keer van het eindpunt tot het
startpunt in omgekeerde richting afgespeeld.
fig.15-008
Loop Tune
Specificeert de toonhoogte van de loop regio.
Waarde: -50-+50
* Maak nauwkeurige aanpassingen met toenames van één cent (1/100
ste
halve toon).
Original Key
Nootnummer dat de Sample op de toonhoogte waarop deze
werd gesampled af zal spelen.
Waarde: 0 (C-1)-127 (G9)
BPM (TEMPO)
Specificeert het oorspronkelijke tempo van de Sample.
Als de BPM (tempo) waarde wordt ingesteld, kunt u [SHIFT]
ingedrukt houden en aan de VALUE knop draaien of [INC]
[DEC] gebruiken om de waarde rechts van het decimale punt aan
te passen.
Waarde: 5.00-300.00
* Om het tempo te kunnen synchroniseren, moet Wave Temp Sync (p.92)
ingeschakeld zijn.
Time Stretch Type
Specificeert hoe het tempo gesynchroniseerd wordt. Door
verlaging van deze waarde wordt het geluid voor snellere frases
geoptimaliseerd, en door toename van deze waarde wordt het
geluid voor langzamere frases geoptimaliseerd.
Waarde: TYPE01-TYPE10
Start Fine
Nauwkeurigere aanpassing van het startpunt.
Waarde: 0-255
Loop Start Fine
Nauwkeurigere aanpassing van het Loop Start punt.
Waarde: 0-255
Loop End Fine
Nauwkeurigere aanpassing van het eindpunt.
Waarde: 0-255
Sample Gain
Hiermee wordt de gain van de Sample aangepast, zodat het
volume omhooggeduwd kan worden, wanneer dit tijdens het
Sample proces verlaagd is.
Waarde: 0, +6, +12 [dB]
Sample Fine Tune
Hiermee wordt de toonhoogte van de Sample instappen van één
cent (over een reeks van +/- 50 cent) aangepast.
Waarde: -50-+50
* 1 cent = 1/100
ste
van een halve toon
Sample Level
Hiermee wordt het volume van de Sample aangepast.
Waarde: 1-127
Instellingen voor de Sample
maken (Sample parameters)
Start P.
Loop
Start P.
End P.
Start P.
Loop
Start P.
End P.
Start P.
Loop
Start P.
End P.
Start P.
Loop
Start P.
End P.
269
Een Sample bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
* Door [F7 (Reset Grid)] in te drukken, kan het Sample Grid opnieuw
worden toegewezen, volgens het gespecificeerde startpunt en de BPM. Om
uit te voeren, drukt u op [F8 (Execute)].
5. Druk op [EXIT] als u klaar bent.
U kunt als volgt de BPM (tempo) van een sample berekenen.
1. Ga naar het Sample Parameter-scherm.
2. Druk op [F5 (BPM Calc)] om het BPM Calc-venster te
openen.
3. Voer de lengte van de sample (Measure) en de maatsoort
(Beat) in.
4. Druk op [F8 (Execute)] om het tempo te berekenen en voer
de waarde in in het BPM-veld van het Sample Parameter-
scherm.
Deze handelingen kapt de porties van de Sample die zich voor het
startpunt en na het Loop End punt bevinden af.
1. Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2. Druk op of om de parameter te selecteren.
Start Point: specificeert het Sample startpunt.
End Point: specificeert het Sample eindpunt.
3. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
waarde in te stellen.
4. Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
5. Druk op of om ‘Truncate’ te selecteren, en druk
dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
6. Als u de huidige Sample door de Sample waarop Truncate
is toegepast wilt vervangen, drukt u op [F6 (Over Write)].
7. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
8. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als [F6 (Over Write)] uit is, en u op [F7 (OK)] drukt om uit te
voeren, zal de bewerkte Sample in het laagste niet gebruikte
samplenummer in de lijst worden gecreëerd.
In sommige gevallen verbetert de geluidskwaliteit als de hoge
frequentiereeks van een belangrijke Sample omhooggeduwd wordt.
De hoge frequentiereeks van de Sample kan ook benadrukt worden
als u een sampler van een ander merk gebruikt. In dit geval kunt u
de verandering in klankkarakter minimaliseren door de hoge
frequentiereeks te verzwakken.
1. Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2. Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3. Druk op of om ‘Emphasis’ te selecteren, en druk
dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
Emphasis type te selecteren.
PreEmphasis: benadrukt de hoge frequentiereeks.
DeEmphasis: verzwakt de hoge frequentiereeks.
5. Als u de huidige Sample door de Sample waarop Emphasis
is toegepast wilt vervangen, drukt u op [F6 (Over Write)].
6. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
7. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als [F6 (Over Write)] uit is, en u op [F7 (OK)] drukt om uit te
voeren, zal de bewerkte Sample in het laagste niet gebruikte
samplenummer in de lijst worden gecreëerd.
De BPM van een sample
berekenen
Ongewenste porties van
een Sample verwijderen
(Truncate)
De hoge frequentiereeks
van de Sample
omhoogduwen of beperken
(Emphasis)
270
Een Sample bewerken
Deze handeling verhoogt het niveau van de gehele Sample zoveel
mogelijk, zonder dat het maximale niveau wordt overschreden. In
sommige gevallen zal het volume van een frase die u opnieuw
sampled (p.260) lager zijn dan dat van de oorspronkelijke frase. In
dit geval is het een goed idee om het volume onhoog te duwen door
de Normalize handeling uit te voeren.
1. Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2. Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3. Druk op of om ‘Normalize’ te selecteren, en druk
dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4. Als u de huidige Sample door de genormaliseerde Sample
wilt vervangen, drukt u op [F6 (Over Write)].
5. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als [F6 (Over Write)] uit is, en u op [F7 (OK)] drukt om uit te
voeren, zal de bewerkte Sample in het laagste niet gebruikte
samplenummer in de lijst worden gecreëerd.
Deze handeling past een envelope (tijdvariërende verandering) op
het volume van de Sample toe. Het volume van de gehele Sample
kan ook aangepast worden.
1. Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2. Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3. Druk op of om ‘Amp’ te selecteren, en druk dan op
[F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4. Gebruik de VALUE knop of [INC] [DEC] om de waarde in te
stellen.
Rate: specificeert de snelheid van volume boost.
Dit specificeert hoeveel boost toegepast zal worden, relatief aan
het huidige volume. De gehele Sample die u selecteert zal
omhoog geduwd (boost) worden.
Waarde: 0-400%
5. Als u een punt wilt specificeren, drukt u op [F5 (Point)] om
dit rood te laten oplichten. Druk op of om een
parameter te selecteren, en gebruik dan de VALUE knop of
[INC] [DEC] om de waarde in te stellen.
Current Point: specificeert het huidig geselecteerde punt.
Beginnend vanaf het startpunt worden de punten 1, 2, 3 of 4
genummerd.
Waarde: 1-4
Point 1-4: locatie van het huidige punt.
Rate 1-4: versterkingsratio van het huidige punt.
Specificeert hoe het volume op elk punt omhoog geduwd
wordt, relatief aan de huidige waarde.
Waarde: 0-400%
6. Als u de huidige Sample door de genormaliseerde Sample
wilt vervangen, drukt u op [F6 (Over Write)].
7. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
8. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als [F6 (Over Write)] uit is, en u op [F7 (OK)] drukt om uit te
voeren, zal de bewerkte Sample in het laagste niet gebruikte
samplenummer in de lijst worden gecreëerd.
Het volume van een Sample
maximaliseren (Normalize)
Amp
271
Een Sample bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Met deze handeling wordt de Sample uitgerekt of kleiner gemaakt,
om de lengte of het tempo te wijzigen. De Sample kan uitgerekt of
verkleind worden volgens een factor van de helft, tot het dubbele
van de oorspronkelijke lengte.
1. Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2. Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3. Druk op of om ‘Time Stretch’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4. Druk op of om de parameter te selecteren.
Edit Time Stretch
WAARDE
BPM: verandert de BPM van de Sample in de door u
gespecificeerde BPM.
Time: specificeert de lengte van de Sample als een
tijdwaarde.
Rate: specificeert de lengte relatief aan de huidige lengte
van de Sample.
Waarde: 50.0-200%
•Type
Lagere instellingen voor deze waarde maken het geluid meer
geschikt voor snellere frases, en hoge instellingen maken het
geluid meer geschikt voor langzame frases.
Waarde: TYPE01-TYPE10
Quality Adjust
Maak nauwkeurigere aanpassingen op de klankkwaliteit van de
Time Stretch
Waarde: 1-10
5. Gebruik de VALUE knop of [INC] [DEC] om het tempo / de
lengte te specificeren.
Tijdens het instellen van de BPM (tempo) waarde, kunt u
[SHIFT] ingedrukt houden en aan de VALUE knop draaien of
[INC] [DEC] gebruiken om de waarde rechts van het decimale
punt aan te passen.
6. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
7. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Een Sample uitrekken of
comprimeren (Time Stretch)
272
Een Sample bewerken
De chop functie verdeelt een Sample golfvorm in aparte noten.
* De Create Set functie maakt het creëren van een Sample set uit de
‘gechopte’ Samples gemakkelijk.
Procedure voor het verdelen van
een Sample
De punten waarop de Sample verdeeld moet worden zijn vrijelijk te
specificeren.
1. Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2. Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3. Druk op of om ‘Chop’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4. Druk op of om de cursor naar ‘Current Address’ te
verplaatsen.
5. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
punt te verplaatsen.
6. Op de locatie waar de Sample verdeeld moet worden drukt
u op [F4 (Add Point)].
De huidige locatie zal nu het verdeelpunt zijn.
7. Herhaal stappen 5 en 6 om andere verdeelpunten naar wens
te specificeren.
15 locaties waarop de Sample wordt verdeeld kunnen
gespecificeerd worden. Met andere woorden: de Sample zal in
maximaal 16 stukken verdeeld worden.
8. Beluister de Sample, volgens de beschrijving in de sectie
‘De verdeelde Samples beluisteren’ (p.273).
Als u instellingen opnieuw wilt maken, het punt wilt
verplaatsen of verwijderen (p.273).
9. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
10. Om de onderverdeling uit te voeren, drukt u op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
* Als u de Chop handeling uitvoert, zal een bericht verschijnen, waarin
gevraagd wordt of u Create Sample Set wilt uitvoeren.
11. Indien u Create Sample Set wilt uitvoeren, drukt u op [F8
(Execute)].
Wanneer u Create Sample Set uitvoert, dan gaan alle
wijzigingen die u hebt gemaakt in de instellingen van een patch,
rhythm set of sample set verloren.
Als Create Sample Set wordt uitgevoerd, zal een aan de Pads
toegewezen Sample set met de verdeelde Samples automatisch
gecreëerd worden.
12. Indien u Create Sample Set niet wilt uitvoeren, drukt u op
[F7 (Cancel)].
Een Sample in noten verdelen
(Chop)
273
Een Sample bewerken
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Een Sample automatisch verdelen
(Auto Chop)
Hier ziet u, hoe de punten waarop de Sample verdeeld moet worden
automatisch gespecificeerd kunnen worden, waarna de Sample
verdeeld wordt.
1. Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2. Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3. Druk op of om ‘Chop’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4. Druk op [F6 (auto Chop)].
5. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
methode voor het verdelen van de Sample te selecteren.
Chop Type
Specificeert hoe de Sample verdeeld zal worden.
Waarde
Level: verdeelt volgens het volume.
Beat: verdeelt op beats, gebaseerd op de BPM (p.268)
VAN DE SAMPLE.
Divide x: de Sample wordt in het gespecificeerde aantal
Samples van gelijke grootte verdeeld.
6. Druk op .
7. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
waarde in te stellen.
Level (als Chop Type is geselecteerd)
Niveau waarop de Sample wordt verdeeld. Met lagere
instellingen van deze waarde zal de Sample nauwkeuriger
verdeeld kunnen worden.
Waarde: 1-10
Beat (als Chop Type op Beat staat)
Beat interval waarop de Sample verdeeld zal worden.
Waarde: 1/32, 1/16T, 1/16, 1/8T, 1/8, 1/4T, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1
Times (als Chop Type op Divide x staat)
Aantal Samples waarin de Sample verdeeld zal worden.
Waarde: 2-16
8. Druk op [F8 (Execute)].
De Sample wordt automatisch verdeeld, volgens uw
instellingen, en de punten zullen gespecificeerd worden.
Maximaal 15 verdeelpunten kunnen ingesteld worden (16
regio’s).
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
9. Beluister de Sample, volgens de beschrijving in de sectie
‘De verdeelde Samples beluisteren’ (p.273).
Als u instellingen opnieuw wilt maken, het punt wilt
verplaatsen of verwijderen, zie ‘De verdeelde Samples
beluisteren’(p.273).
10. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
11. Om de verdeling uit te voeren, drukt u op [F8 (Execute)].
* Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Als u Auto Chop uitvoert, zal een bericht vragen of u Create
Sample Set wilt uitvoeren.
12. Indien u Create Sample Set wilt uitvoeren, drukt u op [F8
(Execute)].
Als Create Sample Set wordt uitgevoerd, zal een aan de Pads
toegewezen Sample set met de verdeelde Samples automatisch
gecreëerd worden.
13. Indien u Create Sample Set niet wilt uitvoeren, drukt u op
[F7 (Cancel)].
U keert naar het Sample Edit scherm terug.
De verdeelde Samples beluisteren
Nadat een Sample is verdeeld, kunt u op de Pads drukken om
alle verdeelde Samples te beluisteren.
Vanaf de Sample die het dichtst bij het startpunt ligt, worden de
Samples door Pads [1], [2], …[16] gespeeld.
Een verdeelpunt verplaatsen
1. Druk op of om de cursor naar ‘Point No’ te
verplaatsen.
2. Draai aan de VALUE knop om het punt dat u wilt
verplaatsen te selecteren.
Vanaf het startpunt zijn de punten genummerd 1, 2, …15.
3. Druk op .
4. Draai aan de VALUE knop om het punt te verplaatsen.
Een verdeelpunt verwijderen
1. Druk op of om de cursor naar ‘Point No’ te
verplaatsen.
2. Draai aan de VALUE knop om het punt dat u wilt
verwijderen te selecteren.
3. Druk op [F5 (Clear Point)].
Het verdeelpunt zal verwijderd worden.
274
Een Sample bewerken
Zo wordt de geselecteerde Sample in het project opgeslagen.
Een nieuw geladen Sample, alsmede de veranderingen die u in de
instellingen van een Sample heeft aangebracht, zullen verloren gaan
als de stroom wordt uitgezet. Om dit soort data te behouden, moet
deze als volgt worden opgeslagen.
1. Druk op [SAMPLE].
2. Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List venster verschijnt.
Samples zonder het ‘ ’ symbool en Samples met het ‘
symbool zijn niet opgeslagen.
3. Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of om de
Sample die u wilt opslaan te selecteren.
4. Druk op [F2 (save)].
5. Geef de Sample een naam.
Details over het toewijzen van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
6. Als de naam is ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de opslagbestemming Sample
geselecteerd kan worden.
7. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
samplenummer te selecteren.
8. Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
9. Druk op [F7 (OK)] om de opslag handeling uit te voeren.
Om de handeling te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
U kunt niet opslaan door een andere Sample te overschrijven.
U kunt een sample ook opslaan door op [WRITE] te drukken. U
komt dan in het WRITE MENU terecht, waar u vervolgens
“Sample” kiest.
Zo worden alle Samples uit de Sample lijst in het project opgeslagen.
1. Druk op [SAMPLE].
2. Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List venster verschijnt.
Samples zonder het ‘ ’ symbool en Samples met het ‘
symbool zijn niet opgeslagen.
3. Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Sample Utility menu scherm verschijnt.
4. Druk op of om ‘Save All’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
5. Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer Save All wordt uitgevoerd, worden alle Samples in
dezelfde numerieke volgorde opgeslagen als deze in de Sample
lijst verschijnen. De Sample namen worden automatisch
toegewezen.
Een Sample opslaan (save)
Alle Samples opslaan (Save
All)
275
Overview Sound 1 Sound 2 Sound 3 Pad Sampler
Menu/System
AppendixSequencer
Multisample
Een “multisample” is een van verschillende samples die toegewezen zijn aan de toetsen van het klavier. Eén multisample kan tot 128 samples
verdelen over het klavier. U kunt 128 multisamples opslaan in het user-geheugen.
* Om een multisample te kunnen horen, moet u hem toewijzen aan een patch.
fig.msamj.eps
1. Selecteer de patch die u wil bewerken.
Vooreerst dient u de patchinstellingen te initialiseren. (p. 87)
U kunt geen multisample aanmaken als het patchtype “Rhythm” of “Sample Set“ is.
2. Druk tweemaal op [PATCH] om naar het Patch Pro Edit-scherm te gaan.
3. Druk op [F1 ()] of [F2 ()] om “Wave” te selecteren.
4. Stel de parameters als volgt in om de multisample toe te wijzen aan de gewenste Tone 1–4.
Wave Group: MSAM (Multisamplegolfvormen)
Wave Number. L (Mono):Nummer v/d Multisample
* Meer informatie over deze instelling vindt u in
Hoe Patch instellingen gemaakt worden
(p. 84).
* Als u een stereo multisample wil gebruiken, geef dan hetzelfde nummer in voor L en R.
5. Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Song Utility Menu-venster verschijnt.
6. Kies “Multisample Edit” met / en druk op [F8 (Select)].
Het Multisample Edit-venster verschijnt.
7. Bewerk de multisample.
* Voor details over editing, zie “Een multisample bewerken” (p. 276).
8. Sla de multisample op.
* Druk in het Multisample Edit-scherm op [WRITE] en bewaar de multisample volgens de instructies op het scherm.
9. Sla de patch op.
* Meer informatie over het opslaan van patches vindt u in
Door u gecreëerde Patches opslaan (Write)
(p. 88).
Een multisample maken
Een multisample aanmaken in het Patch Edit-scherm
Wat is het verband tussen patches, multisamples en samples?
TONE
Patch
431 2
Multisample
USER
Sample
Referentie
Referentie
USER128Multisample
USER
Multisample USER001
0 1 2 127
Sample-
nummer
Nootnummer 0–127
U2000
U0002
U0001
276
Multisample
fig.msam2j.eps
1. Toont informatie over de patch.
2. Toont de naam van de multisample.
3. Duidt aan of de multisample al dan niet bewerkt is.
4. Toont informatie over de huidige noot.
5. Duidt de oorspronkelijke toets van de sample aan.
6. Lijst van de samples toegewezen aan de multisample.
7. Verandert de multisample die toegewezen is aan een noot
(p. 277).
8. Verwijdert de data uit de geselecteerde regio van noten
(p. 277).
9. Wijst een sample toe aan de geselecteerde regio (p. 277).
10. Kopieert een sample van een toets naar een andere toets
(p. 277).
11. Specificeert de oorspronkelijke toonaard van de sample
(p. 278).
12. Opent het Tone Switch/Select-venster (p. 277).
13. Verplaatst het split point (p. 277).
14. Herstelt een multisample in de laatst bewaarde toestand
(p. 277).
15. Wist alle noten (p. 278).
16. Wijst een sample toe aan de huidige zone (p. 278).
17. Rangschikt samples in een multisample in de volgorde van
hun oorspronkelijke toets (p. 278).
18. Verplaatst alle samples naar links of rechts (p. 278).
19. Verplaatst de data van de huidige zone naar links of rechts
(p. 278).
Een multisample bewerken
Het Multisample Edit-scherm
14 15 16 17
1
789101112
3
2
4
5
6
13 1818 19
Multisample Edit-scherm
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt
277
Multisample
Overview Sound 1 Sound 2 Sound 3 Pad Sampler
Menu/System
AppendixSequencer
1. Sla een klaviertoets aan om de bijhorende sample te
selecteren voor bewerking.
U kunt een regio selecteren door twee toetsen aan te slaan.
U kunt ook het VALUE-wiel, de knoppen of
[INC][DEC] gebruiken. Hou in dat geval [SHIFT] ingedrukt om
om een regio van noten te selecteren.
U kunt de multisample die aan de huidige noot is toegewezen
veranderen.
1. Druk in het Multisample Edit-scherm op [F1 (List)].
Het Multisample List-venster verschijnt.
De knoppen hebben de volgende functies.
VALUE-wiel, , [INC][DEC]
Het nummer van de toe te wijzen multisample veranderen.
[F7 (Cancel)] of [EXIT]
De handeling annuleren en terugkeren naar het vorige scherm.
[F8 (Select)]
De geselecteerde multisample toewijzen aan de huidige noot en
terugkeren naar het vorige scherm.
1. Druk in het Multisample Edit-scherm op [F2 (Erase)].
De data van de geselecteerde nootregio worden gewist.
1. Druk in het Multisample Edit-scherm op [F3 (Assign)].
Het Sample List-venster verschijnt, waarin u de geselecteerde
sample kunt toewijzen aan de geselecteerde regio.
De knoppen hebben de volgende functies.
[F6 (Preview)]
De sample beluisteren.
[F7 (Exit)] of [EXIT]
De handeling annuleren en terugkeren naar het vorige scherm.
[F8 (Select)]of [ENTER]
De sample selecteren en terugkeren naar het Multisample Edit-
scherm.
U kunt de sample die aan een bepaalde noot is toegewezen, kopiëren
naar een andere noot op het klavier.
1. Druk in het Multisample Edit-scherm op de toets waaraan
de bron-sample is toegewezen.
U kunt de noot ook selecteren door middel van het VALUE-
wiel, of [INC][DEC].
De Sample Data-zone geeft informatie over de sample die aan
de huidige noot is toegewezen.
2. Druk op [F4 (Copy)] zodat dit rood oplicht.
3. Druk de bestemmingstoets in.
Als u een regio specificeert door meer dan één toets in te
drukken, dan worden de data gekopieerd naar de regio bepaald
door de hoogste en laagste toets die u indrukt.
4. Haal uw hand van het klavier.
[F4 (Copy)] dooft uit en u keert terug naar het gewone
Multisample Edit-scherm.
1. Druk in het Multisample Edit-scherm op [F6 (Tone Sw/Sel)].
Het Tone Switch/Select-venster verschijnt.
Dit venster verschijnt ook wanneer u in het Single Play-scherm
op [F8 (Tone Sw/Sel)] drukt.
2. Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Het “Split Point” is de grens tussen twee zones (p. 278).
1. Druk in het Multisample Edit-scherm op [F7 (Split)][F8
(Split)].
Het split point van de geselecteerde sample en de aanliggende
sample verschuift naar links of rechts.
U kunt de multisample die u momenteel bewerkt, terugbrengen naar
de toestand waarin hij het laatst werd bewaard.
1. Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F1 (Reload)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
2. Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De te bewerken noten selecteren
Een andere multisample toewijzen
aan een noot (List)
De data uit de geselecteerde
nootregio wissen (Erase)
Een sample toewijzen aan de
geselecteerde regio (Assign)
Een sample van een toets kopiëren
naar een andere toets (Copy)
Het Tone Switch/Select-scherm
openen (Tone Sw/Sel)
Het split point verplaatsen (Split
Point)
Een multisample herstellen in de
laatst bewaarde toestand (Reload)
278
Multisample
Ga als volgt te werk om alle noten te wissen.
1. Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F2 (Erase All)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
2. Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
Een "zone" is een regio waaraan dezelfde sample is toegewezen. U
kunt als volgt een sample toewijzen aan de momenteel geselecteerde
zone (de “huidige zone”).
1. Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F3 (Sample Select)].
Het Sample List-venster verschijnt, waarin u de geselecteerde
sample aan de huidige zone kunt toewijzen.
De knoppen hebben de volgende functies.
[F7 (EXIT)] of [Exit]
De handeling annuleren en terugkeren naar het vorige scherm.
[F6 (Preview)]
De sample beluisteren.
[F8 (Select)] of [ENTER]
De sample selecteren en terugkeren naar het Multisample Edit-
scherm.
Samples die u opneemt of importeert, worden op hun originele
toonhoogte weergegeven wanneer u de C4-toets aanslaat.
Om de toonaard van de sample te laten overeenstemmen met het
klavier, dient u de “originele toonaard” van de sample te wijzigen.
Bijvoorbeeld, als u een geluid samplet waarvan de toonhoogte E4 is,
dan moet u de “original key”-instelling op E4 zodat de sample op
zijn originele toonhoogte wordt weergegeven wanneer u de E4-toets
van het klavier aanslaat.
* Een sample kan niet meer dan twee octaven boven zijn originele
toonhoogte gespeeld worden.
1. Druk in het Multisample Edit-scherm op [F5 (Original Key)].
Het Sample Original Key-venster verschijnt.
De knoppen hebben de volgende functies.
VALUE-wiel, [INC][DEC]
De originele toonaard wijzigen van de sample die toegewezen is
aan de huidige noot.
[F7 (Preview)]
De sample speelt in zijn huidige originele toonaard zolang u
deze knop ingedrukt houdt.
[F8 (Close)]
Het Sample Original Key-venster sluiten.
Klavier
Wanneer u op het klavier speelt, dan verschijnt de originele
toonaard van de sample die toegewezen is aan de laatst
ingedrukte noot.
2. Sla de sample waarvan u de originele toonaard hebt
aangepast op.
* Voor meer informatie over het opslaan van samples, zie
Een Sample
opslaan (save)
(p. 274).
Deze handeling herschikt alle samples die momenteel zijn
toegewezen aan de multisample en plaatst ze in de volgorde van
hun originele toonaard. (Dit geeft hetzelfde resultaat als Create
Multisample.)
1. Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F4 (Sort)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
2. Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
U kunt alle samples die toegewezen zijn aan noten, naar links of
rechts verschuiven.
1. Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F5 ()][F6 ()].
Ga als volgt te werk om de sample van de huidige zone naar links of
rechts te verschuiven.
1. Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F7 ()][F8 ()].
All noten wissen (Erase All)
De sample van de huidige zone
vervangen (Sample Select)
De originele toonaard (Original
Key) van de sample specificeren
Multisamples rangschikken volgens
hun originele toonaard (Sort)
Alle samples naar links of rechts
verschuiven (Shift)
De data van de huidige zone naar
links of rechts verschuiven (Move)
08: Verscheidene instellingen
(menu en systeem)
In dit hoofdstuk worden de menu- en systeeminstellingen uitgelegd.
• Menu referentie .........................................................p.280
• Systeeminstellingen ....................................................p.290
• V-LINK ......................................................................p.305
280
Menu referentie
De menu’s bevatten verscheidene functies die u wellicht gemakkelijk
zult vinden bij het gebruik van de Fantom-G.
Druk op [MENU] om naar het menu te gaan, selecteer de gewenste
functie, en voer deze uit.
Hier ziet u, hoe een project uit het interne geheugen of USB
geheugen in het tijdelijke gebied van de Fantom-G wordt geladen of
hoe het project vanuit het tijdelijke gebied van de Fantom-G wordt
opgeslagen.
Deze handeling laadt een project uit het interne geheugen of USB
geheugen in het tijdelijke gebied van de Fantom-G.
Als u een project laadt, zal de inhoud van het tijdelijke gebied
herschreven worden. Indien het tijdelijke gebied belangrijke
data bevat, moet deze in het interne geheugen of USB geheugen
worden opgeslagen voordat een project wordt geladen.
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te kiezen
en druk dan op [ENTER].
Het Project Menu verschijnt.
3.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [CURSOR] om ‘Load
Project’ te kiezen, en druk op [F8 (Select)].
U kunt ook op [F1 (Load)] drukken om dit uit te voeren.
4.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het
laadbron gebied (interne geheugen of USB geheugen) te
selecteren.
5.
Gebruik of om het project dat u wilt laden te
selecteren.
6.
Druk op [F8 (Load)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
7.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Menu’s
Menu naam
Uitleg pag.
Project
Een project laden of opslaan. p. 276
System Ga naar het System Setting scherm p. 286
Factory Reset Stel de Fantom-G opnieuw op de fab-
rieksinstellingen in.
p. 280
Format USB
Memory
Formatteert (initialiseert) USB geheugen. p. 284
USB Storage Verbindt de Fantom-G met een computer
en stelt het interne geheugen als USB ge-
heugen in.
p. 281
Import Audio Importeert WAV/AIFF formaat geluidsbe-
standen in de Fantom-G.
p. 283
Aan project gerelateerde
instellingen (Project)
Load Project
281
Menu referentie
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Deze handeling slaat het project uit het tijdelijke gebied in het
interne geheugen of USB geheugen op.
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Het Project Menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Save Project’ te
kiezen, en druk op [F8 (Select)].
U kunt ook op [F2 (Save)] drukken om dit uit te voeren.
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer een storingsmelding verschijnt
Een storingsmelding kan verschijnen als de data niet succesvol
geladen kan worden, bijvoorbeeld als er onvoldoende ruimte in
het interne geheugen of USB geheugen is.
Bij ‘
Storingsmeldingen
’ (p.318) vindt u de verscheidene
storingen die kunnen optreden, samen met de passende
respons.
Deze handeling slaat het project uit het tijdelijke gebied onder een
andere naam in het interne geheugen of USB geheugen op.
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Het Project Menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Save As Project’
te kiezen, en druk op [F8 (Select)].
U kunt ook op [F3 (Save As)] drukken om dit uit te voeren.
4.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het gebied
dat als opslagbestemming fungeert te selecteren (interne
geheugen of USB geheugen).
5.
Druk op [F8 (Save As)].
6.
Het Project name venster verschijnt. Voer een naam in, en
druk op [F8 (OK)].
Als u het interne geheugen heeft geselecteerd, is er geen stap
voor het invoeren van een naam.
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘
Een naam
toewijzen
’ (p.42).
Een bevestigingsbericht verschijnt.
7.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer een storingsmelding verschijnt
Een storingsmelding kan verschijnen als de data niet succesvol
geladen kan worden, bijvoorbeeld als er onvoldoende ruimte in
het interne geheugen of USB geheugen is.
Bij ‘
Storingsmeldingen
’ (p.318) vindt u de verscheidene
storingen die kunnen optreden, samen met de passende
respons.
Save Project
Save As Project
282
Menu referentie
Deze handeling creëert een nieuw project in het USB geheugen.
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Het Project Menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Create Project’ te
kiezen, en druk op [F8 (Select)].
U kunt ook op [F4 (Create)] drukken om dit uit te voeren.
4.
Het Project name venster verschijnt. Voer een naam in, en
druk op [F8 (OK)].
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘
Een naam
toewijzen
’ (p.42).
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer een storingsmelding verschijnt
Een storingsmelding kan verschijnen als de data niet succesvol
geladen wordt, bijvoorbeeld als er onvoldoende ruimte in het
interne geheugen is.
Bij ‘
Storingsmeldingen
’ (p.318) vindt u de verscheidene
storingen die kunnen optreden, samen met de passende
respons.
De projectnaam krijgt standaard een nummer als ‘FantomG001’,
‘FantomG002’, enz. toegewezen, maar het staat u vrij dit te
veranderen. Op de computer verschijnen projecten als mappen,
genaamd ‘Project name.Prj’, in de kern van het USB
geheugen.Als u de map (project naam) op de computer een
andere naam geeft, kunt u ‘.’niet gebruiken als het eerste teken.
Wijzig de bestandsnaam extensie niet. Er zijn ook bepaalde
tekens (\ / : ‘; * ? “ < > |), die niet voor de naam gebruikt
kunnen worden.
Deze handeling maakt een reservekopie van een project uit het
interne geheugen in het USB geheugen (slechts één).
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Het Project menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Backup Project’
te kiezen, en druk dan op [F8 (Select)].
U kunt ook op [F5 (Backup)] drukken om dit uit te voeren.
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer een storingsmelding verschijnt
Een storingsmelding kan verschijnen als de data niet succesvol
geladen kan worden, bijvoorbeeld als er onvoldoende ruimte in
het interne geheugen is.
Bij ‘
Storingsmeldingen
’ (p.318) vindt u de verscheidene
storingen die kunnen optreden, samen met de passende
respons.
Create Project
Backup Project
283
Menu referentie
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Door deze handeling uit te voeren kan een project, dat eerder met
gebruik van Backup Project in het USB geheugen werd opgeslagen,
opnieuw in het interne geheugen worden geplaatst.
Als een backup wordt teruggezet, wordt het interne geheugen
overschreven. Als het interne geheugen belangrijke data bevat,
slaat u deze in het USB geheugen op voordat de Restore Project
handeling wordt uitgevoerd.
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Het Project menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Restore Project’
te kiezen, en druk dan op [F8 (Select)].
U kunt ook op [F6 (Restore)] drukken om dit uit te voeren.
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
* Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
System Settings (Instellingen algemeen voor alle modes)
(p.290).
Restore Project
System Settings (system)
284
Menu referentie
Hiermee wordt alle data in de Fantom-G in de fabrieksinstellingen
teruggezet. (
Factory Reset
)
Als er belangrijke door u gecreëerde data is, die in het User
geheugen van de Fantom-G is opgeslagen, wordt al deze data
afgedankt wanneer een Factory Reset wordt uitgevoerd (
de
data in het interne User geheugen zal verloren gaan
). Als u
de bestaande data wilt behouden, slaat u dit in een USB
geheugen (p.277) of via USB in de computer op (p.281).
1.
Druk op [MENU] om het Menu scherm te openen.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Factory Reset’ te
selecteren, en druk dan op [ENTER].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
3.
Druk op [F7 (OK)] om de Factory Reset uit te voeren.
* Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Dit proces neemt enige minuten in beslag. Zet nooit de stroom
uit totdat dit proces is voltooid.
4.
Wanneer ‘Factory Reset Completed’ wordt weergegeven,
drukt u op [F7 (OK)].
Hiermee wordt het USB geheugen, dat op de USB MEMORY op het
achterpaneel is aangesloten, geformatteerd (geïnitialiseerd).
Indien het formaat van het USB geheugen iets anders dan FAT
is, zal dit niet door de Fantom-G herkend worden. (De Fantom-
G kan het dan ook niet formatteren). In dit geval gebruikt u de
computer om het USB geheugen te formatteren, met gebruik
van het ‘FAT’ of ‘FAT32’ bestandssysteem. (Als u Mac OS X
gebruikt, formatteert u het USB geheugen met gebruik van het
‘MS-DOS bestandssysteem (FAT32))’.
1.
Druk op [MENU] om het Menu scherm te openen.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Format User
Memory’ te selecteren, en druk dan op [ENTER].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
3.
Druk op [F7 (OK)] om het formatteren van het USB
geheugen uit te voeren.
* Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
4.
Wanneer ‘Format USB Memory Completed’ wordt
weergegeven, drukt u op [F7 (OK)].
Reset to Default Factory
Settings (Factory Reset)
Format USB Memory
285
Menu referentie
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Door de Fantom-G via een USB kabel met de computer te verbinden,
kunnen bestanden uit het interne geheugen of USB geheugen naar
en van de harddisk of andere media op de computer worden
overgebracht, om een reservekopie van de data te maken.
U kunt de software op de computer gebruiken om WAV/AIFF
bestanden, die op de Fantom-G zijn gecreëerd, te bewerken.
Omgekeerd kunnen op de computer gecreëerde WAV/AIFF
bestanden op de Fantom-G gebruikt worden.
Op deze manier kunt u met de USB Storage mode bestanden als
Patch en waves naar of van een aangesloten computer overbrengen.
Sluit de DAW (Digital Audio Workstation) software op de
computer, voordat u naar de USB Storage mode gaat.
De USB kabel mag nooit aangesloten of losgekoppeld worden,
en de stroom mag niet uitgezet worden, terwijl u zich in de USB
Storage mode bevindt.
1.
Terwijl de Fantom-G niet is aangesloten, start u de
computer op.
2.
Gebruik een USB kabel om de Fantom-G op de computer
aan te sluiten.
3.
Zet de Fantom-G aan (POWER ON schakelaar).
Wanneer de Fantom-G op de computer is aangesloten, kan het
gebied op de Fantom-G waarmee een verbinding wordt gemaakt
geselecteerd worden. Dit zal het interne User gebied of het USB
geheugen zijn.
1.
Druk op [MENU].
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘USB Storage’ te
selecteren, en druk dan op [ENTER].
Het USB Storage scherm verschijnt.
3.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om verbinding
met de computer te maken.
* Om de verbinding te annuleren, drukt u op [Exit].
4.
Afhankelijk van de computer die u gebruikt, zal de
weergave als volgt verschillen.
Windows Vista/XP gebruikers
Een drive genaamd ‘FANTOM G’ zal binnen Deze Computer
worden weergegeven. Indien een USB geheugen is aangesloten,
zal zijn volumenaam worden getoond.
Mac OSX gebruikers
Een drive icoon genaamd ‘FANTOM G’ zal in de desktop
verschijnen. Indien een USB geheugen is aangesloten, zal zijn
volumenaam worden getoond.
Bestanden uitwisselen met de
computer (USB Storage)
Aansluitingen
De aansluitbestemming
specificeren
286
Menu referentie
De volgende punten zijn belangrijk als de Fantom-G via USB met
een computer is verbonden:
Gebruik de computer niet om mappen binnen de Fantom-G te
verplaatsen of verwijderen.
Gebruik de computer niet om het User geheugen of USB
geheugen van de Fantom-G te formatteren of optimaliseren of
voor het uitvoeren van handelingen als Scan Disk.
De Fantom-G kan alleen bestandsnamen verwerken die uit
enkelbyte alfanumerieke tekens bestaan.
U kunt geen punt ‘.’ Aan het begin van een bestandsnaam
gebruiken.
Bepaalde tekens (\ / : , ; * ? " < > |) kunnen ook niet in een
bestandsnaam worden gebruikt.
Alleen de volgende bestandstypes kunnen tussen de Fantom-G
en de computer worden overgedragen.
Song bestanden (.SVQ/.SVA/SVP)
Standaard MIDI bestanden (.MOD)
Geluidsbestanden (.WAV/.AIF/.AIFF)
Bitmap bestanden (.BMP) (800 x 480 pixels)
Tekstbestand (.TXT)
Voor de verwerking van deze bestanden gebruikt u de
passende, hieronder beschreven, methode.
Windows Vista/XP gebruikers
1.
In Deze Computer klikt u met de rechter muisknop op het
‘Verwijderbare hard disk’ icoon, en voer ‘Verwijderen’ uit.
2.
Druk op [EXIT].
Mac OSX gebruikers
1.
Sleep het Fantom-G Drive icoon naar de prullenbak.
2.
Druk op [EXIT].
Waarschuwingen met betrekking tot
mappen en bestanden
Standaard MIDI
bestanden
Plaats de bestanden in de volgende map:
FantomG.Prj/SEQ/SMF
map
FantomG.Prj
’ is de naam van de project-
map in het interne geheugen van de Fan-
tom-G.
Meerdere projecten kunnen in het USB ge-
heugen worden opgeslagen.
De namen van projectmappen worden stan-
daard genummerd als ‘
FantomG001.Prj
’,
FantomG002.Prj
’, enz., maar het portie
dat aan de bestandsnaam extensie vooraf-
gaat, is de projectnaam die u toewijst wan-
neer het project wordt opgeslagen.
Geluids-
bestanden
Indien de bestanden van de computer in de
Fantom-G worden gebracht, plaatst u deze
op de volgende locatie
IMPORT
map
Importeer dan de geluidsbestanden.
Als u de computer wilt gebruiken om Sam-
ples te lezen die door de Fantom-G zijn
opgeslagen, laadt u de bestanden uit de
Project map/SMPL map in de computer.
BPM bestanden
Voor het plaatsen van de bestanden van de
computer, plaatst u deze op de volgende lo-
catie:
IMPORT
map.
Tekstbestanden
Voor het plaatsen van de bestanden van de
computer, plaatst u deze op de volgende lo-
catie:
IMPORT
map.
Importeer dan het tekstbestand.
De Storage mode verlaten
287
Menu referentie
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Een standaard MIDI-bestand (SMF)
van de computer naar de Fantom-G
kopiëren
Zo wordt een standaard MIDI-bestand van de computer naar de
Fantom-G gekopieerd.
1. Op de computer prepareert u het standaard MIDI-bestand
(.MID) dat u wilt kopiëren.
2. Gebruik de USB Storage-functie (p.281) om het standaard
MIDI-bestand (.MID) naar de volgende map in het interne
geheugen of USB-geheugen van de Fantom-G te kopiëren.
‘FantomG.Prj/SEQ/SMF’ map.
‘FantomG.Prj’ is de naam van de project map in het interne
geheugen van de Fantom-G. Meerdere projecten kunnen in het
USB geheugen worden opgeslagen. De namen van
projectmappen worden standaard genummerd als
FantomG001.Prj’, ‘FantomG002.Prj’, enz., maar het portie dat
aan de bestandsnaam extensie voorafgaat, is de projectnaam die
u toewijst wanneer het project wordt opgeslagen.
‘Geluidsbestanden importeren (Import Audio)’ (p.289).
Voorbeelden van gebruik van de
USB Storage mode
Import Audio
288
Menu referentie
Een Bitmap bestand als achtergrond
in het scherm gebruiken (Import
BMP)
Via USB geheugen (of intern geheugen) kan een bitmap bestand
(Windows BMP formaat, 24 bit, 800 x 480 pixels) als
achtergrond voor de Fantom-G worden gebruikt.
1. Op de computer prepareert u het bitmap bestand (Windows
BMP formaat, 24 bit, 800 x 480 pixels) dat u als achtergrond
wilt gebruiken.
2. Met gebruik van de USB Storage functie kopieert u het
bitmap bestand naar de ‘OMPORT’ map van het interne
geheugen van de Fantom-G.
3. Druk op [MENU].
4. Draai aan de VALUE knop om ‘System’ te selecteren, en
druk dan op [ENTER].
5. Druk op [F5 (Wallpaper)].
Het Wallpaper scherm verschijnt.
Zestien verschillende afbeeldingen kunnen als achtergrond
getoond worden. Het geïmporteerde bestand overschrijft de op
dat moment geselecteerde afbeelding. Als u een geïmporteerd
bestand wilt verwijderen, selecteert u een afbeelding (1-16) en
drukt u op [F2 (Delete)].
6. Druk op [F1 (Import BMP)].
7. Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het import
bron gebied (intern geheugen of USB geheugen) te
selecteren.
8. Druk op of om het bestand dat u wilt importeren te
selecteren.
9. Druk op [F8 (Select)].
Het bestand dat u wilt importeren wordt weergegeven.
* Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
10. Druk op [F8 (Execute)]
Het bestand zal geïmporteerd worden.
* Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
De veranderde achtergrond is tijdelijk, en zal verloren gaan als
de stroom wordt uitgezet. Om de instelling te behouden, drukt
u op [F7 (Sys Write)], om het in het systeem geheugen van de
Fantom-G op te slaan.
Text memo’s in het Favorite scherm
weergeven (Import Text)
U kunt een tekstbestand op de computer creëren, en het in het
Favorite scherm (p.54) weergeven. Aangezien u hiermee een notitie
aan elke bank kunt toevoegen, vormt dit een handige manier om u
van herinneringen, zoals een uitleg over elk scherm, te voorzien.
1. Creëer een tekstbestand op de computer, en als dit met de
bestandsnaam extensie ‘.TXT’ op.
2. Plaats het bij stap 1 gecreëerde bestand in de ‘IMPORT’
map van het USB geheugen of het interne geheugen van de
Fantom-G.
3. Vier ‘Import Text’ uit, om het tekstbestand te importeren.
Details over importeren vindt u bij ‘Een tekstbestand
importeren (Import Text)’ (p.56).
289
Menu referentie
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Zo wordt een geluidsbestand (WAV/AIFF) geïmporteerd.
1. Prepareer het geluidsbestand (WAV/AIFF formaat) dat u wilt
importeren op de computer.
2. Met gebruik van de USB Storage functie kopieert u het
geluid naar de ‘IMPORT’ map van het USB geheugen of het
interne geheugen van de Fantom-G.
3. Druk op [MENU].
4. Draai aan de VALUE knop om ‘Import Audio’ te selecteren,
en druk dan op [ENTER].
5. Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het import-
brongebied te selecteren.
[F1 (Internal)]: importeer uit het interne geheugen.
[F2 (USB Memory)]: importeer uit een USB-geheugen.
6. Druk op [F8 (Omport Audio)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
* Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
7. Druk op [F7 (OK)].
Het bestand wordt geïmporteerd, en het Sample List-scherm
verschijnt.
* Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Het geïmporteerde bestand zal als een Sample aan de Sample
lijst worden toegevoegd. Deze Sample is tijdelijk, en zal
verloren gaan wanneer u de stroom uitzet. Om de Sample te
behouden, drukt u op [WRITE] om de data op te slaan (p.274).
Met [F4 (Mark)] of [F5 (Mark All)] kunt u vinkjes plaatsen in de
lijst, zodat u bepaalde bewerkingen (zoals Delete of Import) in
één keer op meerdere samples kunt uitvoeren.
Als u meerdere samples wil selecteren, druk dan op [F4 (Mark)]
om een vinkje te plaatsen bij iedere sample die u wil selecteren.
Als u een aangevinkte sample selecteert en op [F4 (Mark)]
drukt, dan wordt het vinkje verwijderd.
Als u op [F5 (Mark All)] drukt, dan worden alle samples in de
lijst aangevinkt.
Als u op [F5 (Mark All)] drukt terwijl alle samples in de lijst
reeds aangevinkt zijn, dan worden de vinkjes van alle samples
verwijderd.
Geluidsbestanden
importeren (Import Audio)
290
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle
modes gelden)
Instellingen die op de gehele omgeving van de Fantom-G van
invloed zijn, zoals stemmingen en ontvangst van MIDI-berichten,
worden systeemfuncties genoemd. In deze sectie wordt uitgelegd
hoe instellingen voor de systeemfuncties worden gemaakt, en
worden de functies van de verschillende parameters beschreven.
1. Druk op [MENU] om het Menu scherm te openen.
2. Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘System’ te
selecteren, en druk dan op [ENTER].
Het System Setup scherm verschijnt.
fig.25-001_50
F-toets handelingen in het System Setup scherm
3. De parameters zijn in verscheidene bewerkingsgroepen
ondergebracht. Gebruik [F1 (Up)] [F2 (Down)] om van tab te
veranderen.
4. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
Wanneer de cursor zich op een parameterwaarde bevindt, kunt
u op [ENTER] drukken om naar een venster te gaan waar de
waarde ingesteld kan worden.
Indien alle parameters niet binnen een individueel
instellingsscherm getoond kunnen worden, wordt een scroll balk
aan de rechterkant van het scherm getoond. In dit soort gevallen
drukt u op om het scherm naar beneden te verschuiven.
5. Draai aan het VALUE-wiel of druk op [INC] [DEC] om de
gewenste waarde te verkrijgen.
6.
Herhaal stappen 3-5 om elke Systeem parameter die u wilt
bewerken in te stellen.
7. Om gewijzigde instellingen op te slaan, drukt u op [F7 (Sys
Write)]., en voert u de Write handeling uit. Indien u niet wilt
opslaan, drukt u op [EXIT] om naar het vorige scherm terug
te keren.
Veranderingen die in de Systeemfunctie-instellingen worden
aangebracht zijn slechts tijdelijk – deze worden afgedankt op het
moment dat het apparaat wordt uitgeschakeld. Om door u gemaakte
veranderingen in de systeeminstellingen te behouden, moeten deze
in het interne systeemgeheugen worden opgeslagen.
Als de opslagprocedure wordt uitgevoerd, zal data die reeds op
de opslagbestemming aanwezig was, verloren gaan. De
fabrieksinstelling kan echter hersteld worden door een Factory
Reset procedure uit te voeren.
1. Verander de systeemfunctie instellingen, en druk op [F7
(Sys Write)].
fig.25-002_50
In het scherm wordt ‘System Write Completed!’ aangegeven.
Data wordt opgeslagen, en u keert naar het System Setup
scherm terug.
Hoe systeemfunctie-
instellingen gemaakt
worden
F-toets Uitleg pag.
F1
Group/Up
Verplaatst de bewerkingsgroep tab
opwaarts.
F2
Group/Down
Verplaatst de bewerkingsgroep tab
neerwaarts.
F3
Setup
Bewerkt de systeem parameters. p. 287
F4
Info
Toont systeem informatie. p. 302
F5
Wallpaper
Specificeert de achtergrond. p. 303
F6
Appearance
Bewerk aan het scherm gerelateerde
instellingen.
p. 300
F7
Sys Write
Slaat systeeminstellingen op. p. 286
F8
Exit
Keert naar het vorige scherm terug.
De systeeminstellingen
opslaan (System Write)
291
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
In deze sectie wordt uitgelegd wat de verschillende Systeem
parameters doen, en ook hoe deze parameters georganiseerd zijn.
Voor details over deze instellingen, zie ‘Hoe systeemfunctie
instellingen worden gemaakt’ (p.286).
De bruikbare reeks van de D Beam controller wordt extreem
smal wanneer deze in direct zonlicht wordt gebruikt. Neem dit
in acht wanneer de D Beam controller buiten wordt gebruikt.
De gevoeligheid van de D Beam controller verandert volgens de
hoeveelheid licht in de omgeving van het apparaat. Als dit niet
naar verwachting functioneert, past u de gevoeligheid aan,
passend bij de helderheid van de locatie waar u zich bevindt.
Door deze waarde te verhogen wordt de gevoeligheid ook
hoger (p.287).
D Beam Assign Source
Dit specificeert of de D Beam controller schakelaar de
systeeminstellingen (SYS) of de live set of studio set (TEMP) zal
volgen.
Waarde: SYS, TEMP
D Beam Sens (D Beam Sensitivity)
Dit stelt de gevoeligheid van de D Beam controller in. Door
verhoging van de waarde wordt de gevoeligheid groter.
Waarde: 0-127
Control Pedal 1 Assign
Control Pedal 2 Assign
Dit specificeert de functie van elk pedaal dat op de FOOT PEDAL
CTRL 1, 2 jacks is aangesloten.
Waarde
OFF: Uit
CC01-31, 32(OFF), 33-95:
Controller nummers 1-31, 32(Off), 33-95
AFTERTOUCH: Aftertouch
BEND UP: De toonhoogte stijgt in stappen van halve
tonen (maximaal 4 octaven), elke keer dat
het pedaal wordt ingedrukt.
BEND DOWN: De toonhoogte daalt in stappen van halve
tonen (maximaal 4 octaven), elke keer dat
het pedaal wordt ingedrukt.
START/STOP: De sequencer zal starten/stoppen.
TAP{ TEMPO: Tap Tempo (een tempo dat gespecificeerd
wordt door het interval waarmee het pedaal
wordt ingedrukt).
PROG UP: Het volgende geluidsnummer zal
geselecteerd worden.
PROG DOWN: Het vorige geluidsnummer zal geselecteerd
worden.
USER GROUP UP: De User groep Patch van het volgende
nummer of de volgende bank wordt
geselecteerd.
USER GROUP DOWN:De User groep Patch van het vorige nummer
of de vorige bank wordt geselecteerd.
FAVORITE UP: De favoriete Patch/live set/studio set van
het volgende nummer of de volgende bank
zal geselecteerd worden.
FAVORITE DOWN: De favoriete Patch/live set/studio set van
het vorige nummer of de vorige bank zal
geselecteerd worden.
PANEL SWITCH: Het resultaat is hetzelfde als het indrukken
van de schakelaar die bij Panel Switch
Assign is toegewezen (zie onder).
Control Pedal 1 Panel Switch Assign
Control Pedal 2 Panel Switch Assign
Specificeert de schakelaar die zal werken als Pedal 1 Assign of Pedal
2 Assign (zie vorige onderdeel) op ‘PANEL SWITCH’ zijn ingesteld.
Control Pedal 1 Polarity
Control Pedal 2 Polarity
Selecteert de polariteit van het pedaal. Op sommige pedalen is het
elektrische signaal uitgevoerd wanneer het pedaal wordt ingedrukt
of losgelaten het tegenovergestelde van andere pedalen. Als het
pedaal het tegengestelde effect heeft van wat u verwacht, stelt u deze
parameter op ‘REVERSE’ in. Als u een Roland pedaal gebruikt (dat
geen polariteit schakelaar heeft), zet u deze parameter op
‘STANDARD’.
Reeks: STANDARD, REVERSE.
Hold pedal polarity
Selecteert de polariteit van het Hold pedaal. Op sommige pedalen is
het elektrische signaal uitgevoerd wanneer het pedaal wordt
ingedrukt of losgelaten het tegenovergestelde van andere pedalen.
Als het pedaal het tegengestelde effect heeft van wat u verwacht,
stelt u deze parameter op ‘REVERSE’ in. Als u een Roland pedaal
gebruikt (dat geen polariteit schakelaar heeft), zet u deze parameter
op ‘STANDARD’.
Range: STANDARD, REVERSE
Continuous Hold Pedal
Deze instelling bepaalt of de HOLD PEDAL jack ondersteuning voor
halfpedaal biedt (ON) of niet (OFF). Als dit op ondersteuning van
gebruik van halfpedaal technieken is ingesteld, kunt u een optioneel
expressiepedaal (DP-8, enz.) aansluiten, en pedaalwerk gebruiken
om een nog nauwkeuriger regeling te bereiken bij uitvoeringen
waarin piano noten worden gebruikt.
Waarde: OFF, ON288-289
Functies van
systeemparameters
Pedal/D Beam
292
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Keyboard Velocity
Specificeert de Velocity waarde die verzonden zal worden als u op
het toetsenbord speelt. Als de werkelijke toetsenbord Velocity
verzonden moet worden, zet u dit op ‘REAL’. Als u wilt, dat een
vaststaande Velocity waarde wordt verzonden, ongeacht de manier
waarop u speelt, specificeert u de gewenste waarde (1-127).
Waarde: REAL, 1-127
Keyboard Velocity Curve
Pas de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord aan.
Waarde
LIGHT: als een lichtgewicht synthesizer toetsenbord.
MEDIUM: standaard
HEAVY: akoestische piano simulatie
Keyboard Velocity Sens
(Keyboard Velocity Sensitivity)
Past de gevoeligheid van het toetsenbord aan. Als u deze instelling
laat toenemen, zullen hogere Velocity waardes worden verstuurd,
volgens de sterkte waarmee u speelt. Normaalgesproken laat u dit
op ‘0’staan.
Waarde: -63-+63
Aftertouch Sens (Aftertouch Sensitivity)
Specificeert de gevoeligheid van de aftertouch. Met hogere waardes
kan de aftertouch gemakkelijker worden toegepast.
Normaalgesproken laat u dit op ‘100’ staan.
Waarde: 0-100
Pad Assign Source
Specificeert of veranderingen in Pad mode de Pad Mode instellingen
van het systeem of de live set of studio set (TEMP) zullen volgen.
Waarde: SYS, TEMP
Pad Velocity
Dit specificeert voor alle zestien Pads de Velocity (luidheid) die
geproduceerd wordt als u een Pad aanslaat. Met de ‘REAL’ instelling
kunt u dynamiek produceren door de aanslagsterkte te variëren.
Met een instelling van ‘1-127’ zullen de Pads de gespecificeerde
Velocity waarde produceren, ongeacht de werkelijke aanslagsterkte.
Waarde: REAL, 1-127
Pad Sens (Pad Sensitivity)
Specificeert de relatie tussen uw aanslagsterkte en de Velocity die
geproduceerd wordt.
Waarde
LIGHT: de maximale Velocity kan gemakkelijk
geproduceerd worden, zonder dat u erg hard hoeft aan te slaan.
MEDIUM: dit is de standaard Pad gevoeligheid instelling.
HEAVY: u moet redelijk hard aanslaan om de maximale
Velocity te produceren.
Pad Aftertouch Sens
(Pad Aftertouch Sensitivity)
‘Aftertouch’ betekent extra druk die op een Pad wordt uitgevoerd,
nadat het is aangeslagen. Deze instelling pas de gevoeligheid van de
aftertouch aan. Hogere waardes maken het toepassen van aftertouch
gemakkelijker. Normaalgesproken laat u dit op ‘100’staan.
Waarde: 0-100
Pad Roll Resolution
Specificeert de snelheid van herhaalde aanslagen, wanneer de Pads
worden gebruikt om roffels te spelen.
Waarde: , , , , , , ,
Pad Mode
Specificeert de Pad mode (p.188) als de Fantom-G wordt opgestart
(als een project wordt geladen).
Waarde: SAMPLE PAD, RHYTHM, CHORD MEMORY,
ARPEGGIO, RPS, RHYTHM PTN, TONE SEL/SW,
TRACK MUTE, BOOKMARK, MIDI TX SW,
EFFECT SW, PATCH MFX SW, Part SELECT, Part
MUTE, USER GROUP, FAVORITE
Keyboard Dynamic Pad
293
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Knob Slider mode
Specificeert of de positie van de knop of schuifregelaar, wanneer
deze wordt verplaatst, direct als control data (DIRECT) wordt
uitgestuurd of dat control data alleen wordt uitgevoerd nadat de
knop of schuifregelaar de parameterwaarde is gepasseerd (CATCH).
Waarde: DIRECT, CATCH
Afhankelijk van de parameter die met de schuifregelaars of
knoppen wordt bestuurd, kan het CATCH effect mogelijk niet
verkregen worden, ondanks dat de Knob Slider Mode op
‘CATCH’ is ingesteld.
Knob Assign Select
Specificeert of de werking van knoppen 1-4 automatisch verandert
volgens het scherm (SCREEN) of op de Knob 1-4 Assign instellingen
worden vastgezet (FIX).
Waarde: FIX, SCREEN
Knob Assign Source
Specificeert of de werking van knoppen 1-4 de systeeminstellingen
Knob 1-4 Assign zullen volgen (SYS) of de instelling van de live set
of studio set zullen volgen (TEMP).
Waarde: SYS, TEMP
Knob 1–4 Assign
Specificeer de functies die door de knoppen bestuurd zullen worden.
Waarde
OFF: Uit
CC01-31, CC32(OFF), 22-95:
Control Change
AFTERTOUCH: Aftertouch
PITCH BEND: Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT: Arpeggio accent snelheid
ARPEEGIO SHUFFLE: Arpeggio shuffle snelheid
ARPEEGIO OCT UP: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal in stappen van een octaaf stijgen.
ARPEEGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal in stappen van een octaaf dalen.
MASTER LEVEL: Master niveau (p.293)
DIGITAL/USB INPUT LEVEL:
Digitaal/USB ingangsniveau (p.258)
* Als de systeeminstelling ‘
Knob Assign Source’
(p.289) op
‘System’ staat, zal de systeeminstelling worden gebruikt. Als dit
‘TEMP’ is, zal de instelling van de live set of studio set worden
gebruikt.
Slider Assign Select
Specificeert of de werking van schuifregelaars 1-8 automatisch zal
veranderen volgens het scherm (SCREEN) of vastgezet zal worden
op de Slider 1-8 Assign instellingen (FIX)
Waarde: FIX, SCREEN
Slider Assign Source
Specificeert of de werking van schuifregelaars 1-8 de
systeeminstellingen Slider 1-8 Assign zullen volgen (SYS) of de
instelling van de live set of studio set zullen volgen (TEMP).
Waarde: SYS, TEMP
Slider 1–8 Assign
Specificeer de functies die door de schuifregelaars bestuurd zullen
worden.
Waarde
OFF: Uit
CC01-31, CC32(OFF), 22-95:
Control Change
AFTERTOUCH: Aftertouch
PITCH BEND: Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT: Arpeggio accent snelheid
ARPEEGIO SHUFFLE: Arpeggio shuffle snelheid
ARPEEGIO OCT UP: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal in stappen van een octaaf stijgen.
ARPEEGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal in stappen van een octaaf dalen.
* Als de systeeminstelling
‘Slider Assign Source’
(p.289) op
‘System’ staat, zal de systeeminstelling worden gebruikt. Als dit
‘TEMP’ is, zal de instelling van de live set of studio set worden
gebruikt.
Knop/Schuifregelaar
294
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Magic Control is een functie die de rol van knop 4 en schuifregelaar
8 automatisch volgens het scherm verandert. In het Patch List
scherm (p.49) selecteert knop 4 de categorie, en scrollt schuifregelaar
8 door de lijst.
Knob 4 Assign
Specificeer de functies die door knop 4 bestuurd zullen worden.
Waarde
OFF: Uit
CATEGORY/BANK: verander de categorie/bank
SCROLL COARSE: door de lijst scrollen
SCROLL FINE: nauwkeuriger door de lijst scrollen
Slider 8 Assign
Specificeer de functies die door schuifregelaar 8 bestuurd zullen
worden.
Waarde
OFF: Uit
CATEGORY/BANK: verander de categorie/bank
SCROLL COARSE: door de lijst scrollen
SCROLL FINE: nauwkeuriger door de lijst scrollen
Switch S1/S2 Assign Source
Specificeert of de S1/S2 schakelaars de systeeminstellingen zullen
volgen (SYS) of de instellingen van de live set/studio set zullen
volgen (TEMP).
Waarde: SYS, TEMP
Switch S1/S2 Assign
Specificeer de functies die door de [S1] [S2] schakelaars bestuurd
zullen worden.
Waarde
Live Set: OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX SWITCH, RESERVE, CHORUS SWITCH,
REVERB SWITCH, MASTERING SWITCH,
MASTER KEY UP, MASTER KEY DOWN,
SCALE TUNE SWITCH
Studio Set:OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX1 SWITCH, MFX2 SWITCH,
CHORUS SWITCH, REVERB SWITCH,
MASTERING SWITCH, MASTER KEY UP,
MASTER KEY DOWN, SCALE TUNE SWITCH
Switch S1/S2 Assign Mode
Bepaalt de werking van de [S1][S2]-schakelaars (LATCH /
MOMENTARY).
Waarde
LATCH: De aan/uit status wordt, elke keer dat u op [S1] [S2]
drukt, afgewisseld.
MOMENTARY:De status is alleen aan als [S1] [S2] ingedrukt wordt
gehouden.
Magic Control Switch S1/S2
295
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Sync Mode
Specificeer het synchronisatie bericht dat de sequencer van de
Fantom-G voor handeling zal gebruiken.
Waarde
MASTER: De Fantom-G is de meester (hoofdbron). Kies deze
instelling als de Fantom-G op zichzelf wordt
gebruikt, zonder aan een ander apparaat te
synchroniseren of als u andere MIDI apparaten met
de Fantom-G wilt synchroniseren.
SLAVE-MIDI: de Fantom-G is de slaaf (subbron). Kies deze
instelling als u de Fantom-G met de MTC (MIDI Tijd
Code) die van een extern apparaat wordt ontvangen
wilt synchroniseren.
SLAVE-MTC: De Fantom-G is de slaaf. Kies deze instelling als u de
Fantom-G met MTC (MIDI Time Code), die van een
extern apparaat wordt ontvangen, wilt
synchroniseren.
REMOTE: Gebruik deze instelling als u start/pauze/stop via
een extern MIDI apparaat wilt besturen. Het tempo
is volgens hetgeen op de Fantom-G is ingesteld.
Sync Output (Sync Output Switch)
Zet deze parameter op ON als u gerelateerde MIDI berichten (MIDI
Clock, Start, Continue, Stop, Song Position Pointer, en Song Select)
naar een extern MIDI apparaat wilt verzenden. Zo niet, dan zet u dit
op OFF.
Waarde: OFF, ON
Clock Source
Als de Sync Mode op SLAVE-MIDI of SLAVE-MTC is ingesteld,
specificeert deze instelling of de Fantom-G aan het tempo via de
MIDI IN aansluiting of het tempo van de USB aansluiting wordt
gesynchroniseerd.
Waarde
MIDI: Synchronisatie met het tempo van de MIDI IN
aansluiting.
USB: Synchronisatie met het tempo van de USB aansluiting.
MMC Mode
Wanneer de Fantom-G met een harddisk recorder gesynchroniseerd
wordt, zoals één uit de Roland VS serie, specificeert u welk
synchronisatiesignaal de Fantom-G sequencer zal gebruiken.
Waarde
MASTER: de Fantom-G is de meester. Gebruik deze instelling
als u wilt dat andere apparaten de werking van de
Fantom-G volgen.
SLAVE: De Fantom-G is de slaaf. Gebruik deze instelling als
u wilt dat de Fantom-G MMC (MIDI Machine
Control) van een extern apparaat ontvangt, en
dienovereenkomstig zal werken.
MMC (MIDI Machine Control) is een specificatie waarmee
MIDI berichten gebruikt kunnen worden om apparaten, zoals
bandrecorders, VTR’s, en digitale opnamesystemen, te besturen.
Er zijn 37 MMC commando’s beschikbaar, waaronder Stop en
Play.
MMC Output (MMC Output Switch)
Zet dit op ‘ON’ als u met een harddisk recorder wilt synchroniseren,
zoals één uit de Roland VS serie. Als dit op ‘ON’ staat, zullen aan
MMC (MIDI Machine Control) gerelateerde commando’s (Play,
Stop, en Locate) verzonden worden.
Waarde: OFF, ON
MTC Sync Output (MTC Sync Output Switch)
Zet deze parameter op ON als u wilt dat MTC (MIDI Tijd Code) naar
een extern MIDI apparaat wordt verzonden. Zo niet, zet dit op OFF.
Waarde: OFF, ON.
MTC Frame Rate
Specificeer de MTC Frame Rate. Zorg, dat dezelfde mode voor zowel
meester als slaaf is ingesteld.
Waarde
24: 24 beelden per seconde.
25: 25 beelden per seconde.
29N: 29 beelden per seconde.
29D: 29 beelden per seconde.
30: 30 beelden per seconde.
Bij het synchroniseren met een harddisk recorder, zoals de
Roland VS serie, is elke frame rate in orde, zolang de instelling
met die van de Fantom-G overeenkomt. Echter, als een
synchronisatie handeling met video apparaten zoals video
decks wordt uitgevoerd, is de frame rate van het video apparaat
vast, en moet de instelling van de Fantom-G, dus met die frame
rate, overeenkomen.
Sync/Temp
MIDI klok en MTC
MIDI Clock en MTC (MIDI Tijd Code) zijn beiden berichten die
voor synchronisatie worden gebruikt. Afhankelijk van de
toepassing, kunt u één van deze selecteren.
MIDI Clock verzendt en synchroniseert handelingen met het
uitvoeringstempo van een sequencer, terwijl MTC handelingen
tussen apparaten synchroniseert, gebaseerd op een absolute tijd.
296
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
MTC Offset Time Hour
Coördineert de afspeel timing van de Fantom-G en het externe
apparaat in eenheden van een uur.
Waarde: 00-23 uur.
MTC Offset Time Minute
Coördineert de afspeel timing van de Fantom-G en het externe
apparaat in eenheden van een minuut.
Waarde: 00-59 minuten.
MTC Offset Time Second
Coördineert de afspeel timing van de Fantom-G en het externe
apparaat in eenheden van een seconde.
Waarde: 00-59 seconden.
MTC Offset Time Frame
Coördineert de afspeel timing van de Fantom-G en het externe
apparaat in eenheden van een frame (beeld).
Waarde: 00-29 beelden.
(De maximale waarde is afhankelijk van de frame rate
instelling).
MTC Error Level
Bepaalt hoe vaak de ontvangst status wordt gecontroleerd, wanneer
MTC van een extern apparaat wordt ontvangen. Stop de
synchronisatie indien een probleem met het deck optreedt.
Waarde: 0-10 (het controle interval is langer bij hogere waardes).
Strikt gesproken: hoe lager de ingesteld numerieke waarde, hoe
accurater de controle. Echter, het afspelen kan overmatig vaak
gestopt worden als de controle te streng is ingesteld, en dit
wordt snel ongemakkelijk. Door de Error Level instelling te
verhogen zal, zelfs als problemen met de ontvangst van MTC
toch optreden, de synchronisatie toch doorgaan, zolang dit
soort problemen op een niveau blijft dat geen overmatige
problemen veroorzaakt.
Types MTC
De types MTC die door de Fantom-G geselecteerd kunnen
worden, vindt u hieronder. Selecteer dezelfde frame rate als die
voor het externe apparaat is ingesteld. Wanneer geen video
apparaat wordt gebruikt, kan elke frame rate geselecteerd
worden, zolang de frame rates op beide apparaten die
gesynchroniseerd worden hetzelfde zijn.
30: Dit is 30 beelden per seconde, non-drop formaat. Dit
wordt gebruikt door geluidsapparaten zoals analoge
bandrecorders, en voor NTSC formaat zwart/wit video
(gebruiktin Japan en de VS).
29N: Dit is 29.97 beelden per seconde, non-drop formaat. Dit
wordt gebruikt voor NTSC formaat kleuren video
(gebruikt in Japan en de VS).
29D: 29.97 beelden per seconde, non-drop formaat. Dit wordt
gebruikt voor NTSC formaat kleuren video (gebruikt in
Japan en de VS).
25: 25 beelden per seconde frame rate. Dit wordt gebruikt
voor SECAM of PAL formaat video, geluidsapparatuur,
en film (gebruikt in Europa en andere locaties).
24: 24 beelden per seconde frame rate. Dit wordt voor
video, geluidsapparaten, en film in de VS gebruikt.
Non-drop formaat en Drop formaat
Er zijn twee formaat types die door NTSC video cassette
recorders worden gebruikt: non-drop en drop. Non-drop heeft
een doorlopende tijdcode, terwijl bij drop formaat, gebruikt
voor NTSC formaat kleuren video, de eerste twee beelden van
elke minuut worden afgebroken, behalve bij degenen op tien
minuut intervallen. Voor de meeste video en geluidsproductie
wordt meestal non-drop gebruikt, aangezien formaten met een
doorlopende tijdcode gemakkelijker te hanteren zijn.
Daarentegen wordt drop formaat gebruikt voor uitzendingen,
waar de tijdcode met de werkelijke klok tijd overeen moet
komen.
297
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Metronome Mode
Specificeert wanneer de metronoom zal klinken.
* Als [F7 (Click)] in het Tempo venster, dat verschijnt als u op
[TEMPO] drukt, rood verlicht is, zal de metronoom altijd klinken.
Waarde
OFF: zal niet klinken.
PLAY-ONLY: klinkt alleen tijdens afspelen.
REC-ONLY: de metronoom klinkt alleen tijdens het opnemen.
PLAY&REC: de metronoom klinkt tijdens het afspelen en
opnemen.
ALWAYS: de metronoom is altijd te horen.
Metronome Level
Het niveau van de metronoom kan aangepast worden.
Waarde: 0-10
Metronome Sound
Selecteert het metronoom geluid.
Waarde
TYPE 1: een conventioneel metronoomgeluid is te horen. Een
bel klinkt op de eerste tel.
TYPE 2: er is een klik geluid hoorbaar.
TYPE 3: Een piep geluid is hoorbaar.
TYPE 4: het geluid van een koebel is te horen.
Beat Indicator Mode
U kunt specificeren hoe de [PLAY] knop (beat indicator) op het
paneel zal knipperen.
Waarde
ALWAYS: knippert altijd op het gespecificeerde tempo.
PLAY&REC: knippert alleen tijdens afspelen en opnemen.
Local Switch
De Local switch bepaalt of de interne geluidsgenerator van de
controller sectie (toetsenbord, Pad, Pitch Bend/modulatie hendel,
knoppen, D Beam controller, pedaal, enz.) is losgekoppeld (OFF) of
niet is losgekoppeld (ON). Normaal wordt dit op ‘ON’ ingesteld,
maar als u de Fantom-G toetsenbord en regelaars wilt gebruiken om
externe geluidsmodules te besturen, zet u dit op ‘OFF’.
Waarde: OFF, ON.
Master Tune
Pas de algehele stemming van de Fantom-G aan. In het scherm
wordt de frequentie van de A4 noot (middelste A) weergegeven.
Waarde: 415.3-466.2 Hz
Master Level
Past het volume van de gehele Fantom-G aan.
Waarde: 0-127
Master Reverb Level
Past het reverb niveau van de gehele Fantom-G aan.
Waarde: 0-127
Metronoom Klank
De Local schakelaar gebruiken
Als u externe sequencer software gebruikt, samen met het
toetsenbord/controllers en geluidsgenerator van de Fantom-G,
moet de Local schakelaar op OFF worden gezet, om reden van
hetgeen hieronder wordt uitgelegd.
De Fantom-G op een externe sequencer
aansluiten
fig.25-003b_50
Het toetsenbord van de Fantom-G de externe sequencer
software de geluidsgenerator van de Fantom-G.
Normaalgesproken is de toetsenbord sectie van de Fantom-G
intern met zijn geluidsgenerator sectie verbonden. Deze interne
verbinding wordt door de Local schakelaar bestuurd. Als de
Local schakelaar wordt uitgezet, zijn het toetsenbord en de
geluidsgenerator van de Fantom-G onafhankelijk, zodat de
hierboven beschreven verbinding met de externe sequencer
software gebruikt kan worden.
toetsenbord
Sequencer
Geluidsgenerator
Local Off
(Extern)
Fantom-G Fantom-G
298
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Output Gain
Hiermee wordt de uitvoer gain van de Analog Out en Digital Out
van de Fantom-G bijgesteld. Als er bijvoorbeeld relatief weinig
stemmen klinken, kan door het omhoog duwen van de uitvoer gain
het meest geschikte uitgangsniveau voor opname en andere
doeleinden verkregen worden.
Waarde: -12-+12
Mix/Parallel
Specificeert hoe het geluid van de gehele Fantom-G uitgevoerd zal
worden.
Waarde
MIX:Stel dit in voor de algehele uitvoer van alle geluiden, die via de
OUTPUT (MIX) jacks worden uitgestuurd. Om het uiteindelijke
geluid dat uitgestuurd wordt te controleren, stelt u dit op MIX
in.
Geluiden, die in de respectievelijke Output Assign ingesteld
zijn op uitvoer via de INDIVIDUAL 3 jack, worden via de linker
OUTPUT A (MIX) jack uitgevoerd. Geluiden die ingesteld zijn
op uitvoer via de INDIVIDUAL 4 jack worden via de rechter
OUTPUT A (MIX) jack uitgestuurd.
Geluiden, die via de PHONES jack worden uitgestuurd zijn
hetzelfde als die via de OUTPUT A (MIX) jacks worden
uitgestuurd. Daarom wordt een geluid, dat met Output Assign
is ingesteld op uitvoer via de OUTPUT B jacks, niet via de
PHONES jack uitgestuurd. Elk geluid dat u via de koptelefoon
wilt beluisteren, moet op ‘MIX’ zijn ingesteld.
PARALLEL: Uitvoer volgens de instellingen van elke Output
Assign.
Master Key Shift
Verschuift de algehele toonhoogte van de Fantom-G in stappen van
halve tonen.
Waarde: -24-+24
Patch Remain (Patch Remain Switch)
Specificeert of op dat moment klinkende noten blijven klinken als
een andere Patch of een andere ritme set wordt geselecteerd (ON) of
niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
* In de Studio mode: afhankelijk van de effectinstellingen zullen op dat
moment klinkende noten in sommige gevallen niet doorklinken.
* In de Single mode of Live mode: de Patch Remain functie geldt alleen
voor het meest recent geselecteerde geluid. Noten van een geluid dat
eerder werd geselecteerd kunnen onderbroken worden.
* De Patch Remain instelling is niet van toepassing op geluiden van een
uitbreidingskaart.
Control Remain (Control Remain Switch)
Specificeert of veranderingen in het geluid en volume, geproduceerd
door ontvangen MIDI data zoals volume en pan (CC 5, 7, 10, 65, 68,
71-74, RPN 0, 1, 2, MONO ON, POLY ON) en door de verscheidene
controllers blijven behouden (ON) of niet behouden (OFF) als een
andere Patch of ritme set wordt geselecteerd.
Waarde: OFF, ON.
Hoe kan ik het volume
aanpassen?
MASTER LEVEL past het volume van zowel de OUTPUT A
jacks als de DIGITAL AUDIO OUT jack aan. De VOLUME knop
op het voorpaneel past alleen het volume van de OUTPUT A
jacks aan. Hier volgt een uitleg over wat u moet aanpassen,
afhankelijk van de uitvoer jacks die u gebruikt.
fig.25-003_50
Wanneer de OUTPUT A jacks worden
gebruikt:
Aanpassen met gebruik van de VOLUME knop
De voorpaneel VOLUME knop regelt het volume van de
OUTPUT A jacks. Dit betekent dat als u via de OUTPUT A jacks
uitvoert, de eenvoudigste manier is om Master Level op 127 te
laten staan (de standaard instelling), en de VOLUME knop te
gebruiken om het volume te regelen.
Wanneer de DIGITAL AUDIO OUT jack
wordt gebruikt:
Aanpassen met gebruik van Master Level
Master Level regelt zowel de OUTPUT A jacks als de DIGITAL
AUDIO OUT jack. Dit betekent dat als u via DIGITAL OUT
uitvoert, u Master Level gebruikt om het volume aan te passen.
De Master Level instelling is tijdelijk, en zal verloren gaan
wanneer de stroom wordt uitgezet. Om de bewerkte
Master Level instelling te behouden, moet deze in het
interne systeemgeheugen worden opgeslagen. De
systeeminstellingen opslaan (System Write)’ (p.286)
(OUTPUT A 
in het Routing scherm)
Geluidsgenerator
OUTPUT A (MIX)/PHONES
DIGITAL AUDIO OUT
Master Niveau
Volume knop
299
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Device ID (Device ID nummer)
Als u System Exclusive berichten wilt verzenden of ontvangen, stelt
u deze parameter zo in, dat deze met het Device ID nummer van het
andere MIDI apparaat overeenkomt.
Waarde:17-32
Studio Set Control Channel
Studio Set Control Channel selecteert het MIDI ontvangstkanaal dat
tijdens het veranderen van studio sets wordt gebruikt, wanneer
MIDI berichten (Program Change/Bank Select) vanaf een extern
MIDI apparaat worden verzonden. Zet dit op ‘OFF’ als studio sets
niet via een extern MIDI apparaat veranderd moeten worden.
Waarde: 1-16, OFF
Als alleen een Program Change wordt ontvangen, en als de
Studio Set Control Channel parameter instelling hetzelfde is als
het MIDI ontvangstkanaal van een Part, zal het veranderen van
de live set prioriteit krijgen.
Live Set Control Channel
Live Set Control Channel selecteert het MIDI ontvangstkanaal dat
tijdens het veranderen van live sets wordt gebruikt, wanneer MIDI
berichten (Program Change/Bank Select) vanaf een extern MIDI
apparaat worden verzonden. Zet dit op ‘OFF’ als live sets niet via
een extern MIDI apparaat veranderd moeten worden.
Waarde: 1-16, OFF
Als alleen een Program Change wordt ontvangen, en als de Live
Set Control Channel parameter instelling hetzelfde is als het
MIDI ontvangstkanaal van een Part, zal het veranderen van de
live set prioriteit krijgen.
Transmit Program Change
(Transmit Program Change Switch)
Specificeert of Program Change berichten verzonden worden (ON)
of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON.
Transmit Bank Select
(Transmit Bank Select Switch)
Specificeert of Bank Select berichten verzonden worden (ON) of niet
(OFF).
Waarde: OFF, ON.
Transmit Active Sensing
(Transmit Active Sensing Switch)
Specificeert of Active Sensing berichten verzonden worden (ON) of
niet (OFF).
Waarde: OFF, ON.
Transmit Edit Data (Transmit Edit data Switch)
Specificeer of veranderingen die in de instellingen van een Patch,
live set of studio set worden aangebracht, als System Exclusive
berichten verzonden zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Soft Through (Soft Through Switch)
Thru functie verzend alle berichten die via de MIDI IN zijn
ontvangen opnieuw naar de MIDI OUT, zonder deze op enige wijze
te wijzigen.
Waarde: OFF, ON
Remote Keyboard Sw
(Remote Keyboard Switch)
Zet deze parameter op ‘ON’ als u een extern MIDI toetsenbord wilt
gebruiken, in plaats van het Fantom-G toetsenbord. In dit geval kan
het MIDI zendkanaal van het externe MIDI toetsenbord op elk
kanaal worden ingesteld. Normaalgesproken laat u deze parameter
op ‘OFF’ staan.
Waarde: OFF, ON
Zet dit op ‘ON’ als u de Fantom-G vanaf een extern MIDI
apparaat wilt besturen, wanneer u met Arpeggio of de Chord
Memory functie speelt.
Receive Program Change
(Receive Program Change Switch)
Specificeert of Program Change berichten ontvangen zullen worden
(ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Receive Bank Select
(Receive Bank Select Switch)
Specificeert of Bank Select berichten ontvangen zullen worden (ON)
of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Receive Exclusive
(Receive System Exclusive Switch)
Specificeert of System Exclusive berichten ontvangen zullen worden
(ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Receive GM1 System On
(Receive GM System On Switch)
Specificeert of General MIDI System On berichten ontvangen zullen
worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Receive GM2 System On
(Receive GM2 System On Switch)
Specificeert of General MIDI 2 System On berichten ontvangen
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Receive GS Reset (Receive GS Reset Switch)
Specificeert of GS Reset berichten ontvangen zullen worden (ON) of
niet (OFF).
Waarde: OFF, ON296-297
MIDI
300
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
USB-MIDI Thru Sw (USB-MIDI Thru Switch)
Deze schakelaar specificeert of MIDI berichten die via de USB
aansluiting/MIDI aansluiting worden ontvangen, via de USB
aansluiting/MIDI OUT aansluiting verzonden worden (ON) of niet
(OFF)
Waarde: OFF, ON
Scale Tune Switch
Zet dit aan als u een andere stemming dan de gelijkzwevende
stemming wilt gebruiken.
Waarde: OFF, ON
Met de Fantom-G kunt u het toetsenbord bespelen in andere
stemmingen dan de gelijkzwevende. De toonhoogte wordt in
eenheden van een cent gespecificeerd, relatief aan de gelijkzwevende
stemming.
Eén cent is 1/100
ste
van een halve toon.
De geselecteerde stemming is van toepassing op MIDI berichten
die van een extern MIDI apparaat worden ontvangen.
Patch Scale Tune for C-B
Maak Scale Tune instellingen voor de Single mode.
Waarde: -64-+63
MEMO
Eén set Scale Tune instellingen kan in de Single mode worden
gecreëerd. In de Live/Studio mode kan dit voor elk Part van de
Live/Studio set worden ingesteld (p.138).
In de Single mode is dit alleen geldig voor het toetsenbord Part.
Preview Mode
SINGLE: De noten, die door de Note Number 1-4 parameter
zijn gespecificeerd, zullen achtereenvolgens één
voor één klinken.
CHORD: De noten, die door de Note Number 1-4 parameter
zijn gespecificeerd zullen gelijktijdig klinken.
PHRASE: De frase, die met het type of de categorie van de
Patch wordt geassocieerd wordt gespeeld.
USB
Scale Tune
Preview
Equal Temperament
Deze stemming verdeelt het octaaf in 12 gelijke delen, en is de
meest gebruikte stemmethode die in Westerse muziek wordt
gebruikt. De Fantom-G werkt in de gelijkzwevende stemming
als de Scale Tune Switch op ‘OFF’ is ingesteld.
Just Temperament (Tonica C)
In vergelijking met de gelijkzwevende stemming klinken de
hoofd drieklanken rein in deze stemming. Het effect wordt
echter alleen verkregen in één toonsoort, en de drieklanken
worden onduidelijk als u transponeert.
Arabian Scale
In deze stemming zijn E en B een kwartnoot lager, en C#, F# en
G# een kwartnoot hoger in vergelijking met de gelijkzwevende
stemming. De intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, en Eb
en F# hebben een natuurlijk terts – het interval tussen een
majeur terts en een mineur terts. Op de Fantom-G kan de
Arabische stemming in de drie toonsoorten G, C, en F worden
gebruikt.
<Voorbeeld>
Nootnaam
Gelijkzweven-
de stemming
Just Tempe-
rament (
Tonica C)
Arabische
stemming
C 0 0 -6
C# 0 -8 +45
D 0 +4 -2
Eb 0 +16 -12
E 0 -14 -51
F 0 -2 -8
F# 0 -10 +43
G 0 +2 -4
G# 0 +14 +47
A 0 -16 0
301
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Preview 1–4 Note Number
Specificeer de toonhoogte van de vier noten die zullen klinken als de
Preview Mode parameter op ‘SINGLE’ of ‘CHORD’ is ingesteld.
Waarde: C-1 – G9
Als ‘PHRASE’ voor de Preview Mode parameter is geselecteerd,
hebben deze instelling geen effect.
Preview 1-4 Velocity
Specificeer de Velocity van de vier noten die zullen klinken als de
Preview Mode parameter op ‘SINGLE’ of ‘CHORD’ is ingesteld.
Waarde: OFF, 0-127
Als ‘PHRASE’ voor de Preview Mode parameter is geselecteerd,
hebben deze instelling geen effect.
System Control 1–4 Source
System Control Assign selecteert het MIDI bericht dat als de System
Control wordt gebruikt.
Waarde
OFF: De System Control wordt niet gebruikt.
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
PITCH BEND: Pitch Bend
AFTERTOUCH: Aftertouch
Screen Saver Type
Selecteert het type schermbeveiliging.
Waarde: 1-16
Screen Saver Time
Stelt de tijd in (in minuten) voordat de schermbeveiliging in werking
treedt.
Als dit uit staat, zal de schermbeveiliging niet verschijnen.
Waarde: OFF, 1-60 min.
Input Select
Ingangsbron van het externe invoergeluid.
Waarde
DIGITAL IN: DIGITAL AUDIO IN jack
LINE IN L/R: INPUT jacks L/R (stereo)
LINE IN L: INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR: MIC/GUITAR jack
USB AUDIO: USB aansluiting
* Wanneer een extern apparaat op de DIGITAL AUDIO IN is
aangesloten, en u de kabel ontkoppelt of het externe apparaat uitzet,
kan ruis in de invoer van DIGITAL AUDIO IN worden
waargenomen. Als dit gebeurt, sluit u het externe apparaat opnieuw
op juiste wijze aan of zet de [MIX IN] schakelaar van de Fantom-G
uit.
Digital/USB Input Level
Als Input Select op DIGITAL IN of USB AUDIO is ingesteld, wordt
hiermee het ingangsniveau bijgesteld.
Waarde: 0-127
Mix In Switch
Zet de externe invoer aan/uit.
Waarde: OFF, ON
Default File Type
Specificeert het bestandsformaat dat gebruikt wordt bij het opslaan
van een Sample.
Waarde: WAV, AIFF
Pre Sample Time
De lengte van geluid, waarafgaand aan het moment waarop
sampling handmatig of automatisch werd gestart, dat in de Sample
vastgelegd zal worden. Hiermee kan voorkomen worden dat het
Attack portie van het geluid buiten de Sample valt.
Waarde: 0-1000 ms298-299
System Ctrl
System Control
Deze functie, die voortkomt uit eerder gebruikte methodes, waarmee
MIDI berichten gebruikt kunnen worden om Tone instellingen in
Realtime te veranderen, wordt de Matrix Control (p.109) genoemd. De
functie die maakt dat MIDI berichten gebruikt kunnen worden om multi-
effect instellingen in Realtime te veranderen, wordt Multi-Effects
Control genoemd (p.158).
Normaalgesproken wordt de Matrix Control gebruikt om Patch
instellingen te maken, en de Multi-Effects Control wordt gebruikt voor
het maken van instellingen voor Patch, ritme sets, Sample sets, live sets,
en studio sets. Echter, als u de MIDI berichten die voor Matrix Control of
Multi-Effects Control van elke Patch/ritme set/Sample set/live set/
studio set niet hoeft te veranderen of als u een specifiek MIDI bericht
voor Matrix Control of Multi-Effects Control wilt gebruiken, zult u van
System Control gebruik willen maken. Met andere woorden: de System
Controls kan de globale Matrix Control/Multi-Effects Control voor de
gehele Fantom-G worden genoemd.
Maximaal vier System Controls kunnen gebruikt worden.
Screen Saver
Input/Sampling
302
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Trigger Level
Volumeniveau waarop sampling zal beginnen als Auto Trig op ON
staat.
0 is de minimale instelling.
Waarde: 0-7
Gap Time
Lengte van de stilte waarop de Sample wordt verdeeld.
Wanneer er een stille regio is, langer dan de gespecificeerde tijd, zal
de Sample op dat punt verdeeld worden, en het volgende
samplenummer wordt aan het geluid dat volgt toegewezen. Deze
parameter is alleen geldig als u Auto Divide Sampling gebruikt.
Waarde: 500, 1000, 1500, 2000 ms
Trimming Switch
Als dit aan staat, worden de startpunt en eindpunt instellingen
automatisch aangepast nadat het samplen is uitgevoerd, zodat stille
porties aan het begin of eind van het gesamplede geluid worden
uitgesloten.
Waarde: OFF, ON
Skip Back Time
Specificeert hoe ver terug in tijd u wilt dat samplen plaatsvindt, als
Skip Back Sampling wordt gebruikt. Als ‘OFF’ is geselecteerd, kan
skip-back sampling niet worden uitgevoerd.
Waarde: OFF, 5s-40s
Power Up Mode
Met deze instelling kan de mode gekozen worden waarin de
Fantom-G zich zal bevinden wanneer een project wordt geladen.
Waarde
SINGLE: De Fantom-G staat in de Single mode wanneer
een project wordt geladen.
STUDIO: De Fantom-G staat in de Studio mode wanneer
een project wordt geladen.
LIVE: De Fantom-G staat in de Live mode wanneer een
project wordt geladen.
Sequencer Auto Track Switch
In het Realtime Rec Standby-venster zal deze functie bij de opname
van een song automatisch hetzelfde tracknummer kiezen als dat van
de part die u opneemt. Bijvoorbeeld, als de huidige part van de
klankgenerator part 3 is, dan wordt MIDI track 3 van de song
geselecteerd. Als de huidige part van de klankgenerator part 10 is,
dan wordt MIDI track 10 van de song geselecteerd. Dit zorgt voor
een meer intuïtief verband tussen de parts van de klankgenerator en
de tracks van de song.
“Auto Track-functie” (p. 222)
Waarde
OFF: Auto Track-functie is uitgeschakeld
ON: (standaard) Auto Track-functie is ingeschakeld
Zo kan de systeem informatie bekeken worden.
1. Druk op [MENU] om naar het menu te gaan.
2. Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘System’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
3. Druk op [F4 (Info)].
4. Gebruik [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om van tab te veranderen.
Features
Toont de hoofdkenmerken van de Fantom-G.
Memory Info (Memory Information)
Toont de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen.
Expansion Info (Expansion Board Information)
Toont de naam van de uitbreidingskaart die geïnstalleerd is.
Version Info (version Information)
Toont de versie van de Fantom-G.
Startup
Systeem Informatie (Info)
303
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
De achtergrond afbeelding in het scherm kan veranderd worden.
Via USB geheugen (of intern geheugen) kunt u uw eigen foto of
andere afbeeldingen als achtergrond gebruiken.
1. Druk op [MENU] om naar het menu te gaan.
2. Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘System’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
3. Druk op [F6 (Wallpaper)].
Het Wallpaper venster verschijnt.
4. Draai aan het VALUE-wiel om de afbeelding die u als
achtergrond wilt gebruiken te selecteren, en druk op [F8
(OK)].
De geselecteerde afbeelding zal als de achtergrond worden
getoond.
De veranderde achtergrond instelling is tijdelijk, en zal verloren
gaan als de stroom wordt uitgezet. Als u de instelling wilt
behouden, drukt u op [F7 (Sys Write)] om deze in het
systeemgeheugen van de Fantom-G op te slaan.
Via USB geheugen (of intern geheugen) kunt u een bitmap bestand
(Windows BMP formaat, 24-bit, 800x480 pixels) als achtergrond
voor de Fantom-G gebruiken.
1. Op de computer prepareert u het bitmap bestand (Windows
BMP formaat, 24-bit, 800x480 pixels) dat u als achtergrond
wilt gebruiken.
2. Met gebruik van de USB Storage functie kopieert u het
bitmap bestand naar de ‘IMPORT’ map van het USB
geheugen of het interne geheugen van de Fantom-G.
‘Bestanden met de computer uitwisselen (USB Storage)’
(p.281).
3. Druk op [MENU] om naar het menu te gaan.
4. Draai aan het VALUE-wiel om ‘System’ te selecteren, en
druk dan op [ENTER].
5. Druk op [F5 (Wallpaper)].
Het Wallpaper venster verschijnt.
Zestien verschillende afbeeldingen kunnen als achtergrond
worden getoond. Het geïmporteerde bestand zal de huidig
geselecteerde afbeelding overschrijven. Om een geïmporteerd
bestand te verwijderen, selecteert u een afbeelding (1-16) en
drukt u op [F2 (Delete)].
6. Druk op [F1 (Import BMP)].
7. Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het import
bron gebied te selecteren (intern geheugen of USB
geheugen).
8. Druk op of om het bestand dat u wilt importeren te
selecteren.
9. Druk op [F8 (select)].
Het bestand dat u wilt importeren wordt weergegeven.
* Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
10. Druk op [F8 (Execute)].
Het bestand zal geïmporteerd worden.
* Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
De veranderde achtergrond instelling is tijdelijk, en zal verloren
gaan als de stroom wordt uitgezet. Als u de instelling wilt
behouden, drukt u op [F7 (Sys Write)] om deze in het
systeemgeheugen van de Fantom-G op te slaan.
Ga als volgt te werk om de geïmporteerde achtergrond te
verwijderen.
1. Ga naar het Wallpaper-scherm.
2. Selecteer met het VALUE-wiel het beeld dat u wil gebruiken.
Druk op [F2 (Delete)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
3. Druk op [F7 (OK)].
* Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De achtergrond die deel uitmaakt van de fabrieksinstellingen,
kunt u niet verwijderen.
De achtergrond van het
scherm wijzigen (Wallpaper)
Een afbeelding als achtergrond
importeren (Import)
Achtergrond verwijderen (Delete
Wallpaper)
304
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Hier kunnen aan weergave gerelateerde instellingen gemaakt
worden. Op de Fantom-G kan scherm transparantie aan/uitgezet
worden, en kan de mate van transparantie gespecificeerd worden.
1. Druk op [MENU] om naar het menu te gaan.
2. Draai aan het VALUE-wiel om ‘System’ te selecteren, en
druk dan op [ENTER].
3. Druk op [F6 (Appearance)].
Het Appearance scherm verschijnt.
Transparent Switch
Specificeert of vensters in het scherm transparant zijn (ON) of niet
(OFF).
Waarde: ON, OFF
Transparency
Specificeert de mate van transparantie van vensters in het scherm.
Hogere waardes produceren meer transparantie.
Waarde: 1-120%
Aan weergave gerelateerde
instellingen (Appearance)
305
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Over V-LINK
V-LINK ( ) i
s een functie, waarmee muziek en beelden
samen uitgevoerd kunnen worden. Met gebruik van MIDI, om twee
of meer V-LINK compatibele apparaten te verbinden, kunt u op
gemakkelijke wijze genieten van een brede reeks visuele effecten, die
met de expressieve elementen van een muziekuitvoering zijn ver-
bonden.
U kunt de Fantom-G bijvoorbeeld samen met het motion dive .tokyo
Performance Package gebruiken, om het volgende te doen.
De synthesizer van de Fantom-G gebruiken om gesynchroni-
seerde muziek en video uitvoeringen te produceren.
Het toetsenbord, de Pads of sequencer van de Fantom-G bespe-
len om op het motion dive .tokyo Performance Package van
afbeelding te veranderen.
De 1-4 knoppen en D Beam controller van de Fantom-G gebrui-
ken om de helderheid of kleurtint van een afbeelding te regelen.
Om V-LINK tussen de Fantom-G en het motion dive .tokyo Per-
formance Package te gebruiken, moeten de aansluitingen met
gebruik van een (apart verkrijgbare) MIDI kabel gemaakt wor-
den.
Bij wijze van voorbeeld gebruiken we een opstelling, waarbij de
Fantom-G op het motion dive .tokyo Performance Package is
aangesloten. Gebruik een MIDI kabel om de MIDI OUT van de
Fantom-G op de MIDI IN van de Edirol MD-P1 aan te sluiten.
Om storingen of schade aan luidsprekers te voorkomen, mini-
maliseert u het volume op alle apparatuur, en zet u de stroom
uit voordat aansluitingen worden gemaakt.
fig.29-001.e
1. Aan de linkerkant van het paneel drukt u op [V-LINK], zodat
de indicator oplicht.
De V-LINK instelling is nu ingeschakeld.
In deze staat kan de Fantom-G bediend worden om beelden met
de uitvoering te synchroniseren.
Elke mode functioneert normaal, zelfs als V-LINK aan is.
2. Druk nogmaals op [V-LINK].
De V-LINK knop dooft uit, en de V-LINK instelling is uitgeschakeld.
1. Druk op [V-LINK] om naar het V-LINK SETUP scherm te
gaan.
2. Druk op [CURSOR] om de cursor naar een parameter te ver-
plaatsen, en draai aan de VALUE knop of gebruik [INC]
[DEC] om de waarde in te stellen.
* Specificeer de Pad Mode door [F1 (Clip)] of [F2 (Palett)] in te drukken.
3. Als u de instellingen wilt behouden, drukt u op [F7 (sys
Write)].
4. Druk op [EXIT].
U keert naar het vorige scherm terug.
Wat is V-LINK?
Aansluitvoorbeelden
Edirol motion dive .tokyo 
Performance Package
MIDI IN
MIDI OUT
Fantom-G
De V-LINK aan/uitzetten
V-LINK instellingen
306
Over V-LINK
Note Tx Ch
MIDI kanaal dat clips/paletten verandert, en de overvloeitijd regelt.
Waarde: 1-16
Clip 1 Note No.
Pads 1-16 corresponderen met clips (of paletten). We raden aan de
[PAD SETTING] in te drukken om naar het Pad instellingsscherm te
gaan, en op ‘Note’ in te stellen met gebruik van Quick setup (p.192)
en Clip1 Note No. Op dezelfde waarde als de ‘Pad Base Note’
instelling te zetten.
Waarde: 0 (C-1)-127 (g9)
Dissolve Time
Control Change nummer dat de overvloeitijd regelt (de tijd
waarbinnen een afbeelding verandert).
Waarde: OFF, CC1, CC5, CC7, CC10, CC11, CC71-74,
CC91093, Channel Aftertouch
Ctrl Tx Ch
MIDI kanaal dat de kleur Cb/Cr, helderheid, en video effect
schakeling regelt.
Waarde: 1-16
Play Speed Ctrl
Reeks van video afspeelsnelheid.
De drie waardes zijn de afspeelsnelheden (veelvouden van normale
snelheid) op de linker, midden, en rechter posities van de Pitch
Bend.
Waarde: 0.0-1.0-2.0, 0.5-1.0-2.0, 0.0-1.0-4.0, 0.5-1.0-4.0, 0.0-1.0-
8.0, 0.5-1.0-8.0, 0.0-1.0-16.0, 0.5-1.0-16.0, 0.0-1.0-32.0,
0.5-1.0-32.0,0.0-2.0-4.0, 0.0-4.0-8.0, 0.0-8.0-16.0, 0.0-
16.0-32.0, -2.0-1.0-4.0, -6.0-1.0-8.0
Color Cb Ctrl
Control Change nummer dat de Cb kleur van de afbeelding regelt.
Color Cr Ctrl
Control Change nummer dat de Cr kleur van de afbeelding regelt.
Brightness Ctrl
Control Change nummer dat de helderheid van de afbeelding regelt.
VFX1-4 Ctrl
Control Change nummer dat het video effect bestuurt.
Fade Ctrl
Control Change nummer dat de output fade regelt.
Waarde: OFF, CC1, CC5, CC7, CC10, CC11, CC71-74, CC91-
93, Channel Aftertouch
PAD MODE
Selecteert of de Pads de clips of de paletten zullen veranderen.
Waarde: CLIP, PALETT
Druk op [F1 (Clip)]:verander clips
Druk op [F2 (Palett)]:verander van palet
Local Sw
Specificeert of de interne geluidsgenerator van de Pads is
losgekoppeld (OFF) of niet (ON).
Procedure: Druk op [F5 (Local Sw)].
Waarde:OFF, ON
Clip Filter
(controleer boxen 1-32)
Clips die zijn geselecteerd kunnen veranderd worden. Schakelt
afwisselen voor elke clip in of uit.
Waarde: OFF, ON
Clip Reset
De afbeelding uitschakelen (egaal zwart)
Procedure: druk op [F3 (Clip Reset)].
All Reset
Het effect dat op de afbeelding wordt toegepast wordt opnieuw
ingesteld, en helderheid, kleurverschil, enz. zullen naar de
beginwaardes terugkeren.
Procedure: druk op [F4 (All Reset)].
V-LINK Parameters
De afbeelding opnieuw instellen
Het Clip Filter gebruiken
Stel dat u wilt dat alleen de basdrum en snare de clips kunnen
veranderen, in de ritme set die u ingevoerd voor het Part dat
voor V-LINK wordt gebruikt (d.w.z: het Part met hetzelfde
nummer als het Note Tx kanaal). In dit geval selecteert u alleen
de clips die met de nootnummers van de basdrum en snare
overeenkomen. De clips zullen veranderen als de basdrum of
snare wordt gespeeld.
09: Appendix
• De uitbreidingskaart installeren....................................p.308
• Het DIMM geheugen uitbreiden...................................p.310
• Probleemoplossing .....................................................p.312
• Storingsmeldingen......................................................p.318
• Over MIDI.................................................................p.319
• Specificaties.............................................................. p.322
308
De uitbreidingskaart installeren
Maximaal twee uitbreidingskaarten (ARX serie, apart verkrijgbaar)
kunnen in de Fantom-G geïnstalleerd worden.
Om schade aan interne componenten te voorkomen, welke door
statische elektriciteit veroorzaakt kan worden, neemt u het
volgende in acht als u de kaart gaat plaatsen.
Voordat u de kaart aanraakt, pakt u eerst een metalen object
vast (bijvoorbeeld een waterleiding), zodat mogelijke statische
elektriciteit die u bij u draagt ontladen wordt.
Houd de kaart alleen bij de hoeken vast. Raak de elektronische
componenten of aansluitingen niet aan.
Bewaar de verpakking waarin de kaart werd geleverd, en plaats
de kaart daarin terug wanneer deze opgeborgen of vervoerd
moet worden.
Gebruik een kruiskop-schroevendraaier die geschikt is voor de
maat van de schroef (een nummer 2 schroevendraaier). Indien een
ongeschikte schroevendraaier wordt gebruikt, kan de kop van de
schroef doldraaien.
Om een schroef te verwijderen,
draait u de schroevendraaier tegen
de klok in. Om een schroef te ver-
wijderen, draait u de schroeven-
draaier tegen de klok in.
Voor het installeren van uitbreidingskaarten verwijdert u alleen
de gespecificeerde schroeven.
Pas op dat de schroeven die u verwijdert niet in de Fantom-G
terechtkomen.
Het deksel aan de onderkant mag niet verwijderd blijven. Nadat
de uitbreidingskaarten zijn geïnstalleerd, plaatst u het deksel
terug.
Pas op dat u uw hand niet bezeert aan de opening voor het
installeren van de kaart.
Raak de printplaat paden of aansluitingen niet aan.
Gebruik geen overmatige kracht voor het installeren van een
uitbreidingskaart. Als deze bij de eerste poging niet goed past,
verwijdert u de kaart, en probeert u het opnieuw.
Nadat de uitbreidingskaart is geïnstalleerd, controleert u uw werk
nogmaals.
Zet het apparaat uit en trek het netsnoer uit het stopcontact
voordat een uitbreidingskaart (ARX serie) wordt geïnstalleerd.
Installeer alleen de gespecificeerde uitbreidingskaart(en) (ARX
serie). Verwijder alleen de gespecificeerde schroeven.
Als het apparaat wordt omgekeerd,
plaatst u een stapeltje kranten of
tijdschriften onder de vier hoeken of aan
beide kanten, om beschadigingen aan
knoppen en regelaars te voorkomen. Het
apparaat dient zo geplaatst te worden dat knoppen en regelaars
niet kunnen beschadigen.
Wanneer de Fantom-G wordt omgekeerd, moet deze door ten-
minste twee personen worden vastgepakt, om de Fantom-G op
veilige wijze op te tillen en om te draaien.
Zorg, dat u het apparaat stevig vast heeft om verwondingen te
voorkomen, en het instrument tegen beschadigingen te
beschermen.
Behandel het apparaat voorzichtig als het omgedraaid moet
worden, zodat het niet valt of om kan vallen.
Installeer de uitbreidingskaarten nadat het paneel deksel is verwij-
derd. Kaarten kunnen in de EXP-1 en EXP-2 openingen geïnstalleerd
worden.
Als de ruimte waarin een uitbreidingskaart is geïnstalleerd
anders is dan de ruimte waarin de kaart werd geïnstalleerd toen
de live set of studio set werd opgeslagen (als u de kaart naar een
andere ruimte heeft verplaatst), zal het niet hetzelfde klinken als
op het moment dat de data werd opgeslagen. U moet de uitbrei-
dingskaart in dezelfde ruimte installeren waar deze zich
bevond toen de live set of studio set werd opgeslagen.
1.
Voordat de uitbreidingskaart wordt geïnstalleerd, zet u de
stroom van de Fantom-G en alle aangesloten apparaten uit,
en koppelt u alle kabels, inclusief het netsnoer, los.
2.
Uit de Fantom-G verwijdert u alleen de schroeven die in
onderstaand diagram worden getoond, en haal het deksel los.
fig.30-002.e
3.
Steek de twee tabs op het instrument in de gaten van de uit-
breidingskaart, zodat de aansluitingen van het instrument
en de kaart gelijk liggen.
* Raak de printplaat paden of aansluitingen niet aan.
4.
Druk de uitbreidingskaart naar binnen, in de richting die op
de foto wordt getoond..
Waarschuwingen bij het installeren
van een uitbreidingskaart
tightenloosen
Hoe een uitbreidingskaart
wordt geïnstalleerd
Te verwijderen schroeven
Te verwijderen schroeven
Fantom-G6/G7: onderkant
Fantom-G6/G7: onderkant
Aansluiting van het
instrument
Aansluiting van de
uitbreidingskaart
309
De uitbreidingskaart installeren
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
* Gebruik geen overmatige kracht bij het installeren van een uitbrei-
dingskaart. Als deze bij de eerste poging niet goed past, verwijdert u
de kaart, en probeert u het opnieuw.
5.
Druk stevig naar binnen, totdat de tabs op het instrument in
de gaten van de uitbreidingskaart klikken.
6.
Gebruik de schroeven die u bij stap 2 verwijderde om het
deksel weer op zijn plaats vast te zetten.
Om een uitbreidingskaart te verwijderen, voert u de procedure
volgens welke de kaart geïnstalleerd werd in omgekeerde volgorde
uit.
1.
Ontgrendel de tabs van de Fantom-G.
2.
Haal de uitbreidingskaart langzaam omhoog.
3.
Trek de uitbreidingskaart uit de opening, door stap 3 van
het installatieproces omgekeerd uit te voeren.
4.
Maak het deksel vast, door stap 2 van het installatieproces
omgekeerd uit te voeren.
Nadat een uitbreidingskaart in de Fantom-G is geïnstalleerd, moet
de volgende procedure worden uitgevoerd.
Deze procedure wordt slechts éénmaal uitgevoerd, de eerste
keer dat de stroom wordt aangezet, nadat de kaart is geïnstal-
leerd.
1.
Zet de stroom aan, zoals in ‘De stroom aanzetten’ (p.28)
wordt beschreven.
2.
Als de Fantom-G opstart, zal een installering bevestigings-
bericht voor de nieuw geïnstalleerde uitbreidingskaart ver-
schijnen.
Druk op [F8 (Execute)] om het installering bevestigingsproces
uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
NOTE
Dit proces neemt enkele minuten in beslag. Zet nooit de stroom
uit voordat dit proces is voltooid.
3.
Wanneer in het scherm wordt weergegeven dat de installa-
tie is voltooid, zet u de stroom uit, en weer aan.
Voor details over het gebruik van de uitbreidingskaart, raad-
pleegt u de handleiding die bij de uitbreidingskaart hoort.
Een uitbreidingskaart
verwijderen
De nieuw geïnstalleerde
uitbreidingskaart
configureren
310
Het DIMM geheugen uitbreiden
De Fantom-G wordt met 32 MB geheugen geleverd, waarin geluids-
samples geladen kunnen worden. Echter, in sommige gevallen is 32
MB aan geheugen onvoldoende voor het laden van grote hoeveelhe-
den data. In dat geval kan een apart verkrijgbaar geheugen (DIMM)
toegevoegd worden. Het geheugen kan tot 128/256/512 MB/1GB
worden uitgebreid.
Specificaties van het expansie geheugen
(DIMM) dat gebruikt kan worden
Ondersteunt PC133, CL=2/3, 128 MB, 256 MB, 512 MB, 1 GB
(3.3 V)
Aantal pins: 168-pins
Kaart hoogte:
40 mm of minder
De Fantom-G is goedgekeurd voor het werken met standaard
geheugen dat aan bovenstaande specificaties voldoet. We kun-
nen echter niet garanderen dat alle geheugens met deze specifi-
caties correct zullen werken. Wees ervan bewust dat, zelfs met
identieke specificaties, verschillen in het ontwerp van de geheu-
genmodule of de gebruiksvoorwaarden kunnen betekenen dat
een geheugenmodule niet bruikbaar is.
De werking wordt niet gegarandeerd voor enkelvoudige
samples die groeter zijn dan 512 MB.
901
Zet het apparaat altijd uit, en haal het netsnoer uit het stopcon-
tact voordat de DIMM geheugenkaart wordt geïnstalleerd.
Om schade aan interne componenten te voorkomen, welke door
statische elektriciteit veroorzaakt kan worden, neemt u het vol-
gende in acht als u de kaart gaat plaatsen.
Voordat u de kaart aanraakt, pakt u eerst een metalen object
vast (bijvoorbeeld een waterleiding), zodat mogelijke statische
elektriciteit die u bij u draagt ontladen wordt.
Houd de kaart alleen bij de hoeken vast. Raak de elektronische
componenten of aansluitingen niet aan.
Bewaar de verpakking waarin de kaart werd geleverd, en plaats
de kaart daarin terug wanneer deze opgeborgen of vervoerd
moet worden.
Gebruik een kruiskop-schroevendraaier die geschikt is voor de
maat van de schroef (een nummer 2 schroevendraaier). Indien
een ongeschikte schroevendraaier wordt gebruikt, kan de kop
van de schroef doldraaien.
Om een schroef te verwijderen,
draait u de schroevendraaier
tegen de klok in. Om de schroe-
ven vast te draaien, draait u de
schroevendraaier met de klok
mee..
Pas op dat de schroeven die u verwijdert niet in de Fantom-G
terechtkomen.
Pas op dat u uw hand niet bezeert aan de opening voor het
installeren van de kaart.
Raak de printplaat paden of aansluitingen niet aan.
Gebruik geen overmatige kracht voor het installeren van een
uitbreidingskaart. Als deze bij de eerste poging niet goed past,
verwijdert u de kaart, en probeert u het opnieuw.
Nadat de uitbreidingskaart is geïnstalleerd, controleert u uw
werk nogmaals.
Installeer alleen de gespecificeerde DIMM geheugenkaart.
Verwijder alleen de gespecificeerde schroeven.
Als het apparaat wordt omgekeerd,
plaatst u een stapeltje kranten of
tijdschriften onder de vier hoeken of aan
beide kanten, om beschadigingen aan
knoppen en regelaars te voorkomen.
Het apparaat dient zo geplaatst te worden dat knoppen en
regelaars niet kunnen beschadigen.
Wanneer de Fantom-G wordt omgekeerd, moet deze door
tenminste twee personen worden vastgepakt, om de Fantom-G
op veilige wijze op te tillen en om te draaien.
Zorg, dat u het apparaat stevig vast heeft om verwondingen te
voorkomen, en het instrument tegen beschadigingen te
beschermen.
Behandel het apparaat voorzichtig als het omgedraaid moet
worden, zodat het niet valt of om kan vallen.
Installeer de geheugenmodule nadat het deksel van het onderpaneel
is verwijderd.
1.
Voordat het geheugen wordt uitgebreid, zet u de stroom
van de Fantom-G en alle aangesloten apparaten uit, en kop-
pelt u alle kabels, inclusief het netsnoer, los.
2.
Uit de Fantom-G verwijdert u alleen de schroeven die in
onderstaand diagram worden getoond, en haal het deksel
los.
fig.30-002.e
fig.30-003.efig.31-002
Voorzorgsmaatregelen voor
uitbreiding van het geheugen
tightenloosen
Hoe het geheugen wordt
uitgebreid
Te verwijderen schroeven
Te verwijderen schroeven
Fantom-G6/G7: onderkant
Fantom-G6/G7: onderkant
311
Het DIMM geheugen uitbreiden
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
3.
Druk de witte klemmen aan beide kanten van de houder
naar buiten, zodat deze zich in neerwaartse positie bevin-
den.
fig.31-003
4.
Met inachtneming van de locatie van de uitsparingen op de
geheugenmodule en de juiste richting, steekt u de module
verticaal in, binnen de geleiders aan beide kanten van de
houder.
fig.31-004
Als u problemen ondervindt bij het insteken van de module,
probeert u deze een beetje te op te tillen, en één kant per keer in
te steken.
5.
Druk de witte klemmen naar boven, en druk deze in totdat
de geheugenmodule op zijn plaats vastzit.
fig.31-005
6.
Gebruik de schroeven die u bij stap 2 verwijderde om het
deksel op zijn plaats terug te zetten.
Om de geheugenmodule te verwijderen, keert u de installatie
procedure om.
1.
Druk de witte klemmen aan elke kant van de houder gelijktij-
dig naar buiten.
fig.31-006
2.
Verwijder de geheugenmodule uit de houder.
1.
Zet de stroom aan, volgens de beschrijving van ‘de stroom
aanzetten’ (p.28).
2.
Druk op [MENU] om het Menu venster te openen.
3.
Druk op of om ‘System’ te selecteren, en druk op
[ENTER].
4.
Druk op [ENTER].
5.
Druk op [F4 (Info)].
6.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om ‘Memory Info’ te selec-
teren.
Controleer of de hoeveelheid geheugen dat u geïnstalleerd
heeft, correct in het scherm wordt weergegeven.
7.
Druk op [EXIT] om het System scherm te verlaten.
* Indien de juiste hoeveelheid geheugen niet wordt weergegeven, is het
mogelijk dat het geheugen niet juist wordt herkend. Zet de stroom uit,
volgens de beschrijving van ‘
De stroom uitzetten
’ (p.28), en instal-
leer het geheugen opnieuw.
Het USB-geheugen
De inhoud van het DIMM-
geheugen gaat verloren
wanneer u het toestel
uitschakelt. De Fantom-G
beschikt over een intern
flashgeheugen van 50 MB, maar
als u het DIMM-geheugen hebt
uitgebreid, dan zal een volledig
opgenomen project te groot zijn om op te slaan in het interne
geheugen. In dat geval dient u de data op te slaan op een USB-stick.
Het geheugen verwijderen
Controleren of het
geheugen correct is
geïnstalleerd
312
Probleemoplossing
Wanneer de Fantom-G niet naar verwachting functioneert, contro-
leert u eerst de volgende punten. Indien hiermee het probleem niet is
opgelost, raadpleegt u een handelaar of een Roland service Centrum.
* Wanneer een bericht tijdens een handeling in het scherm wordt weer-
gegeven, raadpleegt u
Storingsmeldingen
(p.318)
De stroom gaat niet aan.
Zorg, dat het netsnoer van de Fantom-G op juiste wijze op de
stroomingang en het stopcontact is aangesloten.
Het volume verandert niet als er aan de VOLUME knop wordt
gedraaid.
Als u de DIGITAL OUT gebruikt, verandert de VOLUME knop
het volume niet. Pas het ‘Master Level’ aan (p.293).
Er is geen geluid.
Controleer de volgende punten.
Is de stroom van aangesloten versterkers en luidsprekers aange-
zet> Is het volume helemaal laag gedraaid?
Is de VOLUME knop helemaal laag gedraaid?
Zijn de aansluitingen op juiste wijze gemaakt?
Kunt u geluid horen door de koptelefoon?
Als er geluid is via de koptelefoon, is het mogelijk dat de aan-
sluitkabels defect zijn of dat er een storing is opgetreden in de
versterker/mengpaneel. Controleer de kabels en het verster-
ker/mengpaneel systeem nogmaals.
Als er geen geluid is wanneer het toetsenbord wordt bespeeld,
controleer dan of de Local schakelaar op OFF is gezet.
Zorg, dat de Local Switch parameter is ingeschakeld (p.293).
Zijn alle tones in de Patch uitgezet?
Zet de ‘Tone Switch’ aan
vanuit het Single Play scherm drukt
u op [F8 (Tone Sw/Sel)].
Is het huidige Part op External Part (externe MIDI uitvoer) inge-
steld?
De Part niveau instellingen kunnen te laag zijn.
Ga naar de Level parameter, en controleer het niveau van elk
Part (p.134).
Zijn de effectinstellingen correct?
Controleer de ON of OFF effect instellingen, de Effect Balance of
Level (p.150).
Zijn de instellingen voor de uitvoerbestemming correct?
Controleer de verscheidene Output Assign instellingen (p.136).
Is de uitbreidingskaart op juiste wijze geïnstalleerd?
Bij het selecteren van de instellingen die het gebruik van het
EXP1, 2 geluid bedingen, controleert u of de gespecificeerde uit-
breidingskaart op juiste wijze in de juiste ruimte is geïnstalleerd
(p.304, p.306).
Is het volume verlaagd door pedaal handelingen of door MIDI
berichten (volume berichten of expressie berichten, ontvangen
van een extern MIDI apparaat?
Is het Favorite Level op 0 ingesteld? (p.54).
In het geval van de Live/Studio mode kan de waarde van
volume berichten (Volume) en expressie berichten (Expression)
in het Part Information scherm worden bekeken (p.132).
Zijn de Samples op juiste wijze geladen? (p.264).
Een specifiek Part is niet hoorbaar…
Controleer de volgende punten.
Is het volumeniveau van het Part verlaagd?
Pas de Level parameter aan, om het volume van het Part dat
niet hoorbaar is te verhogen (p.134).
Is het Part op mute ingesteld?
Zet de Mute Switch parameter op ‘OFF’ (p.134).
Specifieke toonhoogte reeksen zijn niet hoorbaar…
Is er een beperkte reeks noten ingesteld?
Als een specifiek aantal noten niet klinkt, controleert u de Key
Range instellingen van de Patch Tone, het Live/Studio Set Part.
Tone Key Range
Key Range Lower/Upper parameter (p.94)
Part Key Range
Key Range Lower/Upper parameter (p.135)
Het geluid is vervormd.
Controleer de volgende punten.
Is er een effect dat het geluid vervormt toegepast?
Als het geluid van een specifieke Patch of Part vervormd is, ver-
laagt u het volumeniveau van dat Part.
Indien alle geluiden vervormd zijn, gebruikt u de VOLUME
knop om het volumeniveau te verlagen.
Is de Output Gain overmatig hoog ingesteld?
In ‘System’ controleert u de ‘Sound’ parameter.
Toonhoogte is niet correct.
Controleer de volgende punten.
Is de stemming van de Fantom-G onjuist?
Controleer de Master Tune parameter instelling (p.293).
Is de toonhoogte veranderd door pedaal handelingen of door
Pitch Bend berichten die van een extern MIDI apparaat zijn ont-
vangen?
In het geval van de Live/Studio mode kan de waarde van Pitch
Bend berichten (Pitch Bend) en expressie berichten (Expression)
in het Part Information scherm worden bekeken (p.132).
Zijn de Coarse Tune of Fine Tune parameters voor specifieke
Parts ingesteld?
Controleer de Coarse Tune parameter en de Fine Tune parame-
ter instellingen (p.137).
Problemen met betrekking op de
gehele Fantom-G
Problemen met betrekking op
geluid
313
Probleemoplossing
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Controleer de Scale Tune instelling.
(Systeem instelling:p.296, Part Setting: p.138).
Het geluid wordt onderbroken.
Geluiden worden onderbroken als meer dan 128 stemmen
gelijktijdig worden gebruikt.
Reduceer het aantal Tones dat u gebruikt.
Verhoog de Voice Reserve instelling voor Parts die niet mogen
uitvallen (p.141).
Als ik op het toetsenbord speel, stoppen de noten niet.
Is de polariteit van het Hold pedaal omgekeerd?
Controleer de instelling van de Hold Pedal Polarity parameter
(p.287).
Als ik op een Pad druk, blijft het geluid doorklinken.
I s het [HOLD] Pad verlicht?
Druk nogmaals op het [HOLD] Pad, zodat het lampje uitdooft.
Het geluid wordt onderbroken als ik in de Studio mode van stu-
dio set verander.
De Fantom-G kan multi-effecten gebruiken om een brede reeks
effecten toe te passen, en als u van studio set verandert, zal het
multi-effect type dat door de Patch is gespecificeerd ook veran-
deren. In de Studio mode kan het geluid onderbroken worden
als dit gebeurt. Als u, terwijl u speelt van geluid wilt verande-
ren zonder onderbrekingen, gebruikt u de Live mode of Single
mode.
Het geluid wordt onderbroken als ik van Patch verander in Sin-
gle mode of Live mode.
Als u de Patch Remain parameter (p.294) op ‘ON’ zet, kunt u
van Patch veranderen zonder dat het geluid onderbroken
wordt. Deze functie is echter alleen op het meest recent geselec-
teerde geluid van toepassing, noten van een geluid dat daar-
voor werd geselecteerd zullen onderbroken worden.
Als ik in de Single mode van Patch verander, wordt het volume
en andere parameters die met Control Changes zijn ingesteld
opnieuw ingesteld.
Zet de Control Remain parameter (p.294) op ‘ON’. Zelfs nadat
deze de Patch hebben veranderd, worden Control Change
berichten verzonden, dus zelfs als een Patch waarvan het
niveau door een Control Change volume bericht helemaal laag
is gezet wordt veranderd, blijft het niveau ongewijzigd.
Als de Tone Delay tijdwaarde op de noot is ingesteld, verandert
de delaytijd dan niet boven een vaststaande lengte als het
tempo lager wordt?
Er is een maximale toegestane waarde voor de Delay Time para-
meter (p.103). Als de tijdinstelling in een nootwaarde is gespeci-
ficeerd, en het tempo wordt verlaagd, zal deze maximale toege-
stane waarde bereikt worden, en kan niet verder toenemen. De
hoogte tijdslimiet voor elk is de maximale waarde die ingesteld
kan worden, afgezien van de numerieke waarde van de beat.
Zelfs als ik de Pan van een Patch geheel op één kant instel, is er
nog steeds geluid via het andere kanaal te horen.
De interne effecten van de Fantom-G zijn stereo, dus als u effec-
ten op een Patch heeft toegepast, zult u nog steeds geluiden van
het effect component van het andere kanaal horen, zelfs als de
Pan helemaal op één kant is ingesteld.
Soms als ik legato speel, gaat de toonhoogte niet omhoog.
Waarom is dat?
Als de Legato Switch parameter (p.105) op ‘ON’ staat, en de
Legato Retrigger parameter (p.105) op ‘OFF’ staat, en u toetsen
in het hoge register ingedrukt houdt om legato te spelen, kan de
hoogte toonhoogte limiet van de golf worden overschreden,
zodat de toonhoogte niet zo ver stijgt als u verwacht, maar op
een bepaald punt stopt met stijgen.
Bovendien, als er verschillende hoge toonhoogte limieten wor-
den gebruikt voor de golven van een Patch die meerdere tones
gebruikt, kan deze mogelijk niet meer hoorbaar zijn in MONO.
Wanneer grote veranderingen in toonhoogte worden gemaakt,
zet u de Legato Trigger parameter op ‘ON’.
De noten in de hoge registers van het toetsenbord klinken raar.
Wanneer de toetsen in het hoogste gedeelte van het toetsenbord
worden gespeeld, kan het geluid stoppen of kan de toonhoogte
niet verder stijgen. Bij bepaalde toetsen kan er een ruis optre-
den. Dit gebeurt hoofdzakelijk wanneer de hoogste toonhoogte
limiet van de Fantom-G is bereikt, dus dit zal niet optreden in
de reeksen die normaalgesproken gebruikt worden. In elk geval
duidt dit niet op een storing.
Hetzelfde Patch geluid klinkt anders, afhankelijk van de
geluidsgenerator mode.
In de Live/Studio mode kunnen de parameters van elk Part van
de Live/Studio Set verdere wijzigingen op parameters als pan,
octave, en filter toepassen, gerelateerd aan de instellingen die
door de Patch zijn gespecificeerd. Daarom kunnen Patches in
een Live/Studio Set anders klinken dan in de Single mode. Om
deze instellingen op de beginwaarden terug te zetten, selecteert
u de Patch nadat een Factory Reset Temporary voor de Live/
Studio Set is uitgevoerd (p.280).
Het volumeniveau van het instrument dat op de Fantom-G is
aangesloten is te laag.
Controleer de volgende punten.
Gebruikt u een aansluitkabel die een weerstand bevat?
Gebruik een aansluitkabel die geen weerstand bevat.
Controleer de ‘Input Setting’ (p.258).
314
Probleemoplossing
Effecten worden niet toegepast
Controleer de volgende punten.
De ‘PFX’, ‘MFX1, ‘MFX2’, ‘CHO’, ‘REV’ of ‘MASTER’ effect-
schakelaars in het bovenste gedeelte van het PLAY scherm kun-
nen uitgezet zijn.
Druk op [EFFECTS (ROUTING)] om deze aan te zetten.
Zijn de verscheidene effectinstellingen correct? (p.150).
Als het zendniveau van elk effect op 0 staat, zal het effect niet
toegepast worden. Controleer de instellingen.
Zelfs als zendniveaus naar elk effect op 0 zijn ingesteld, worden
effecten niet toegepast als het Multi-Effects Output Level, het
Chorus Level of Reverb Level op 0 is ingesteld. Controleer elke
instelling.
Als Output Assign op iets anders dan ‘MFX’ staat, wordt het
Multi-effect geluid niet uitgestuurd.
Is de systeem parameter Master Reverb Level op 0 ingesteld?
De Modulatie of andere controller is altijd aan.
Controleer de Matrix Controller instellingen (p.109).
Met de Fantom-G kan de Matrix Control gebruikt worden om
Patches in Realtime te besturen. De Matrix Control functioneert
als de regelingsbron van de Control Change en andere MIDI
berichten die door de Fantom-G worden ontvangen, en maakt
veranderingen in de verscheidene Patch parameters, gebaseerd
op deze berichten.
Afhankelijk van deze instellingen kan de Fantom-G reageren op
MIDI berichten die vanaf een extern MIDI apparaat worden
verzonden, en daardoor kunnen Patches anders klinken dan
bedoeld.
Als het chorus of reverb zendniveau van elk Part van een Live/
Studio Set wordt verhoogd, wordt het effect niet voldoende toe-
gepast.
Hoewel u Send niveau instellingen voor Chorus en Reverb kunt
maken voor elk individueel Part in een Live/Studio Set, stellen
deze waardes alleen de hoogste limiet van de Chorus en Reverb
Send niveaus voor de gebruikte Patch in. Dienovereenkomstig,
zelfs als de waarde op het maximum van 127 is ingesteld, zal er
geen effect zijn wanneer het Send Level in de Patch die wordt
gebruikt is verlaagd. Om het effect diep toe te passen, bewerkt u
de instellingen van de Patch.
Als Matrix Control of soortgelijke toepassing wordt gebruikt
om de LFO te besturen, treedt ruis op wanneer de Pan plotse-
ling verandert.
Verlaag de verandering in snelheid (LFO Rate).
Door de gespecialiseerde verwerking van de Pan, welke het
volumeniveau van de rechter en linkerkanten verandert, creë-
ren plotselinge Pan bewegingen die snelle veranderingen in
deze niveaus veroorzaken grote veranderingen in volume, en
als resultaat daarvan kan ruis te horen zijn.
Multi-effect 43: TAP DELAY of een andere delaytijd waarde is
op de noot ingesteld, en als het tempo wordt verlaagd,
verandert de delaytijd dan niet boven een bepaalde lengte?
Dit soort Delay tijd instellingen hebben een hoge limiet, dus als
de hoge limiet van een waarde die op de noot is ingesteld wordt
overschreden als het tempo verlaagd wordt, kan die hoge
waarde niet verder stijgen. De hoge tijdlimiet van elk is de
maximum waarde die ingesteld kan worden, afgezien van de
numerieke waarde van de beat.
De Live/Studio Set klinkt anders dan op het moment dat deze
werd opgeslagen.
Controleer de volgende punten.
Als u de instellingen van een Patch die door een Live/Studio
Set wordt gebruikt heeft gewijzigd of als de tijdelijke Patch van
de Live/Studio Set6 door een extern MIDI apparaat is gewij-
zigd, moeten deze Patches ook worden opgeslagen.
Als Patches die door een Live/Studio Set worden gebruikt
bewerkt zijn als de betreffende Live/Studio Set wordt opgesla-
gen, zal de Fantom-G een bericht weergeven waarin wordt
gevraagd of u deze Patches wilt afdanken. In dat soort gevallen
slaat u eerst de Patch (p.88) of ritme set (p.116) op, en vervol-
gens slaat u de Live/Studio set (p.148) opnieuw op.
De Master Effect instellingen kunnen veranderd zijn. (Deze
instellingen worden niet als onderdeel van een Live set opgesla-
gen).
De MFX instellingen kunnen veranderd zijn.(Deze instellingen
worden niet als onderdeel van een Live set opgeslagen).
Een geluid van een uitbreidingskaart lijkt anders dan op het
moment dat ik het opsloeg.
Als de uitbreidingskaart in een andere ruimte is geïnstalleerd
dan op het moment waarop de live set of studio set werd
opgeslagen, zal deze niet klinken met de instellingen waarmee
deze werd opgeslagen. U moet de uitbreidingskaart in dezelfde
ruimte steken als de ruimte die in gebruik was toen de live set
of studio set werd opgeslagen.
Patches klinken anders dan toen deze werden opgeslagen.
Controleer de volgende punten.
Als u control changes van een extern MIDI apparaat gebruikte
om het geluid te wijzigen, zal het geluid niet in die gewijzigde
status worden opgeslagen.
De Mastering effecten kunnen veranderd zijn. (Deze instellin-
gen worden niet als onderdeel van een Patch opgeslagen).
De Arpeggio en D Beam controller instellingen in de Live/
Studio mode zijn anders dan die van de Live/Studio Set.
Aangezien de Fantom-G arpeggio en D Beam controller
instellingen voor elke Live/Studio Set opslaat, zal deze werken
Problemen met betrekking tot
effecten
Problemen met betrekking tot het
opslaan van data
315
Probleemoplossing
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
volgens de arpeggio en D Beam controller instellingen die voor
elke Live/Studio Set werden gespecificeerd.
Standaard MIDI bestanden (SMF) worden niet correct
afgespeeld.
Controleer de volgende punten.
Is de Receive General MIDI / General MIDI 2 System On Switch
op ON ingesteld?
Zet de Rx GM System ON/Rx GM2 System ON parameter
(SYSTEM/MIDI) op ‘ON’ (p.295).
Probeert u vanaf het midden van de song af te spelen?
Het begin van een GM score song bevat een General MIDI/
General MIDI 2 System On bericht. In sommige gevallen kan
een GM Score niet correct afgespeeld worden, tenzij dit bericht
is ontvangen.
Probeert u songdata af te spelen die voor het GS formaat is ont-
worpen?
Data die exclusief voor de Sound Canvas serie is gecreëerd, kan
op de Fantom-G mogelijk niet juist worden afgespeeld.
Na het opnemen klinkt de song niet als deze wordt afgespeeld.
Zijn de tracks op mute ingesteld?
Hef de demping (mute) op (p.134).
Het tempo is anders dan de laatste keer dat ik de song
afspeelde.
Als een song wordt afgespeeld nadat het tempo is veranderd,
wordt het nieuwe tempo niet opgeslagen tenzij de song in het
User geheugen of USB geheugen wordt opgeslagen.
Omgekeerd zal het vorige tempo gewist worden als u de song
opslaat. Wanneer u songs opslaat, controleert u het huidige
tempo zorgvuldig.
Sound Device Tones worden willekeurig veranderd.
Gebruik de Microscope (p.250) om de volgende punten te
controleren.
Is er een onnodige program change ingevoerd?
Zijn er fouten gemaakt bij het instellen van de data MIDI kana-
len toen Program Change berichten werden ingevoerd?
Data die aanwezig zou moeten zijn, verschijnt niet in
Microscope.
Controleer de volgende punten.
Is er data ingesteld bij View Select (p.252) die niet weergegeven
zal worden?
Nadat een MIDI sequencer is gebruikt om een song af te spelen,
stopten geluiden met spelen, en er wordt geen geluid gespeeld,
zelfs als Program Changes worden verzonden.
Het kan zijn dat een Bank Select in de song data die niet door de
Fantom-G is gespecificeerd in de song werd aangetroffen. Er
wordt geen geluid gespeeld als de Tone groep niet door de
Fantom-G met Bank Select MSB/LSB is toegewezen. Als u de
Bank Select verzuimt, en alleen de Program Change verstuurt,
zal de Tone in de huidig geselecteerde groep die het
gespecificeerde Program Change nummer heeft gespeeld
worden. Probeer de Tone opnieuw in te stellen met gebruik van
de regelaars op het paneel. Bovendien, als Tones van een extern
MIDI apparaat worden geselecteerd, moeten de Bank Select
MSB/LSB en de Program Change voor een betrouwbare
reproductie als een individuele set worden verzonden. Eerst
worden de MSB en LSB verzonden (de volgorde waarin deze
worden verzonden doet niet ter zake), gevolgd door de
Program Change.
In sommige gevallen kan het geluid niet hoorbaar zijn nadat de
laatste song die met een fade-out gespeeld werd. Dit kan zijn
omdat het volume door volume berichten of expressie berich-
ten verlaagd is. Controleer de waarde van deze berichten, en
stel deze passend in.
Uitvoeringen klinken traag of worden onderbroken.
Traagheid en onderbroken uitvoeringen kunnen gemakkelijk
ontstaan als de sequencer of geluidsgenerator die voor de
uitvoering wordt gebruikt een te zware lading data moet
verwerken.
De belangrijkste oorzaken en mogelijke oplossingen worden
hieronder genoemd.
Spelen er meer dan 128 stemmen tegelijkertijd?
Reduceer het aantal stemmen. Bij bepaalde geluiden, zoals
doorklinkende geluiden met lange releasetijden, is de verwer-
king voor het spelen van het geluid nog steeds bezig, ondanks
dat het werkelijke geluid voor jou niet hoorbaar kan zijn, dus
ook in deze gevallen kan de uitvoeringsdata verschillen van het
werkelijke aantal stemmen dat gespeeld wordt.
In het Part Information scherm kunt u het aantal noten waarvan
geluid feitelijk wordt verwerkt controleren (p.132).
Gebruikt u een Patch waarin veel LFO wordt gebruikt?
Probeer een andere Patch. LFO verwerking belast de machine
enorm, dus zwaar gebruik van de LFO vertraagt de algehele
verwerking van de Fantom-G, wat ertoe kan leiden dat de
expressie van de geluiden zelf wordt beïnvloed.
Is de data geconcentreerd op het begin van de beats in de
sequens data?
Vermijd het overlappen van data met dezelfde timing, door een
offset van 1-2 tikken in te stellen. Data kan zich gemakkelijk
meer aan het begin van de beats in de songdata ophopen als bij-
voorbeeld de song data met gebruik van Step recording wordt
ingevoerd of als de data wordt gequantizeerd nadat deze met
een toetsenbord in Realtime is ingevoerd.
Dat maakt dat grote hoeveelheden data naar de Fantom-G wor-
den gestuurd, en de verwerking voor het uitdrukken van gelui-
den trager wordt.
Problemen met betrekking tot de
sequencer
316
Probleemoplossing
Is er een Program Change op het punt waar de uitvoering van
de song traag is?
Verander de positie van de Program Change. Als Program
Changes in een song worden gevoegd, neemt de verwerkings-
tijd voor het veranderen van Patches toe, hetgeen kan veroorza-
ken dat de uitvoering trager wordt.
Is er een System Exclusive bericht op het punt waar de song uit-
voering trager wordt?
Verplaats de locatie van de data. System Exclusive berichten
bevatten grote hoeveelheden data, en vragen dus veel van
sequencers en geluidsmodules. Probeer de data te verplaatsen
en verander System Exclusive berichten in Control Changes,
voor data waarbij deze door Control Changes vervangen kan
worden.
Is er een Aftertouch of soortgelijke grote Control Change op het
punt waar de uitvoering traag wordt?
Als de data niet langer nodig is, verwijder deze. In sommige
gevallen, als een toetsenbord wordt gebruikt dat over aftertouch
beschikt om data in te voeren, kunt u grote hoeveelheden data
invoeren zonder dat u dat zelf in de gaten heeft. Dit soort grote
hoeveelheden data kunnen de sequencer en geluidsmodule
zwaar belasten.
U kunt de Phrase Modify handeling Data Thin (p.248) gebrui-
ken, om ongewenste berichten uit te dunnen.
Geen geluid van het aangesloten MIDI apparaat.
Controleer de volgende punten.
In de Live/Studio mode
KBD schakelaar (p.61, p.69).
* Is de Keyboard schakelaar van het externe Part, dat data naar het
externe MIDI apparaat stuurt, uitgezet? (p.135).
Exclusive berichten worden niet ontvangen.
Controleer de volgende punten.
Is het instrument ingesteld op ontvangst van Exclusive berich-
ten?
Zet de Rx Exclusive parameter op ‘ON’(p.295).
Komt het Device ID nummer van het verzendende apparaat
overeen met het Device ID nummer van de Fantom-G?
Controleer de Device ID parameter (p.295).
Ik heb een externe sequencer of MIDI toetsenbord op de MIDI
IN aangesloten, en probeerde een Fantom-G ritme set te spelen,
maar er was geen geluid. Waarom is dat?
Controleer of het MIDI zendkanaal van het externe MIDI
apparaat en het MIDI ontvangstkanaal van de Fantom-G
overeenkomen.
Wanneer de Bend Range van een Patch verhoogt wordt (48),
stijgt de toonhoogte niet voldoende, zelfs niet als een MIDI
Pitch Bend bericht wordt ontvangen.
Terwijl Patch Bend reeksen op alles tussen 0 en 48 ingesteld
kunnen worden, kan de toonhoogte soms vanaf een vaststaand
punt niet langer stijgen, als bepaalde Waves waarin de toon-
hoogte wordt verhoogd (in de + richting) worden gebruikt.
Hoewel een waarde van 12 gewaarborgd is voor de hoge limiet
van verhoogde toonhoogtes, moet u voorzichtig zijn als de bend
Range hoger dan dit nummer wordt ingesteld.
Externe invoergeluid is niet hoorbaar/volume is te laag.
Controleer de volgende punten.
Is [MIX IN] niet verlicht?
Druk op [MIX IN], zodat dit verlicht is.
Het niveau van de externe invoer kan verlaagd zijn.
Als u sampled, gebruikt u de EXT SOURCE ‘VOLUME’ knop
om het niveau passend in te stellen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN] om naar het
Input setting scherm te gaan, en controleer de Level instellin-
gen.
Het volume van het apparaat dat op de AUDIO INPUT is aan-
gesloten kan verlaagd zijn.
Stel dit op een geschikt niveau in.
Zijn de geluidskabels op juiste wijze aangesloten?
Controleer de aansluitingen.
Een geluidskabel kan gebroken zijn.
Gebruikt u een geluidskabel met een ingebouwde weerstand?
Gebruik een aansluitkabel zonder weerstand (bijv. de Roland
PCS serie).
Extern invoergeluid is niet stereo/niet mono
Controleer de volgende punten.
Stereo Switch parameter (p.260) kan op mono zijn ingesteld.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN] om naar het
Input Setting scherm te gaan. Kan de Input Select parameter op
‘LINE IN L’ of ‘Microphone’ zijn ingesteld?
Mic geluid wordt niet uitgestuurd/is te zwak.
Controleer de volgende punten.
Is de microfoon kabel correct aangesloten?
Controleer de aansluiting.
De microfoonkabel kan gebroken zijn.
De ingangsbron kan op iets anders dan mic zijn ingesteld.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN] om naar het
Input Setting scherm te gaan, en zet ‘Input Select’ op ‘Microp-
hone’.
Het microfoonniveau kan verlaagd zijn.
Tijdens het samplen gebruikt u de EXT SOURCE ‘LEVEL’ knop
om het niveau passend bij te stellen.
Problemen met betrekking tot
MIDI en externe apparaten
Problemen met betrekking tot
samplen
317
Probleemoplossing
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Is er een condensator microfoon aangesloten?
Als u een condensator microfoon gebruikt, heeft u fantoomvoe-
ding nodig.
Zet de MIC/GUITAR schakelaar op ‘PHANTOM ON” (p.24).
Kan de MIC/GUITAR schakelaar op ‘GUITAR’ zijn ingesteld?
Zet de INPUT gain selectie schakelaar op ‘PHANTOM ON’ of
‘PHANTOM OFF’ (p.24).
Kan geen Sample opnemen.
Controleer de volgende punten.
Is er voldoende geheugencapaciteit?
Wanneer er onvoldoende Sample geheugen is, verschijnt het
bericht ‘Sample Memory Full!’ als u probeert te samplen (p.264).
Wis onnodige Samples om de hoeveelheid vrije ruimte te ver-
groten.
Indien er nog steeds niet voldoende ruimte is, installeert u extra
geheugen (DIMM modules) (p.308, p.310).
Gesampled geluid bevat overmatig veel ruis of vervorming.
Controleer de volgende punten.
Is het ingangsniveau correct?
Als het ingangsniveau te hoog is, zal het gesamplede geluid
vervormen. Als het te laag is, kan ruis optreden. Tijdens het
samplen draait u aan de LEVEL knop in het Sampling Standby
scherm (p.260) om het niveau aan te passen, terwijl u de niveau-
meter boven in het scherm bekijkt. Stel het niveau zo in, dat de
‘CLIP’ indicatie rechts boven in het scherm niet verschijnt.
Zijn de effect instellingen correct?
Sommige effecttypes kunnen het niveau luider maken dan de
originele Sample of kunnen het geluid opzettelijk vervormen.
Sommige effecten benadrukken ook de ruis.
Zet de effecten tijdelijk uit, en controleer of de Sample zelf ruis
of vervorming bevat. Pas dan effect instellingen aan.
Worden meerdere Sample gelijktijdig gespeeld?
Zelfs als het niveau van elke individuele Sample correct is, kan
het algehele niveau overmatig hoog worden wanneer meerdere
Sample gespeeld worden. Verlaag het niveau van elke Sample,
zodat het geluid niet vervormt.
Kan gesamplede data niet opslaan.
Controleer de volgende punten.
Het kan zijn dat er onvoldoende ruimte in het interne geheugen
of USB geheugen is.
USB geheugen wordt niet gedetecteerd.
De bestanden worden niet getoond.
Controleer het formaat van het USB geheugen (p.280).
De Fantom-G kan USB geheugen gebruiken dat als FAT is
geformatteerd.
Als het USB geheugen met gebruik van een andere methode
werd geformatteerd, moet u het opnieuw, met gebruik van
FAT, formatteren.
Kan niet in het USB geheugen opslaan.
Controleer de volgende punten.
Is het USB geheugen beveiligd tegen opslaan?
Is er voldoende vrije ruimte in het USB geheugen?
De Fantom-G wordt niet door de computer herkend.
U moet de Fantom-G op een computer aansluiten waarvan de
USB poort USB 2.0 Hi-Speed verbindingen ondersteunt.
Problemen met betrekking tot USB
geheugen
Problemen met betrekking tot een
USB verbinding
318
Storingsmeldingen
Wanneer een onjuiste handeling wordt uitgevoerd of als verwerking niet volgens uw specificaties kan worden uitgevoerd, zal een
storingsmelding verschijnen. Raadpleeg de uitleg van de storingsmelding die verschijnt, en neem passende maatregelen.
Bericht
Betekenis Actie
Empty Sample!
De Sample bevat geen data. Selecteer een Sample die data bevat.
Empty Song!
De song is niet opgenomen, en kan daarom niet afgespeeld wor-
den.
Selecteer een song die data bevat.
File Name Duplicate
Een bestand met dezelfde naam bestaat al. Verwijder het bestand dat dezelfde naam draagt van de
disk, en overschrijf dit door de data op te slaan, waarbij
slechts het bestand wordt opgeslagen. Als u het bestand
met dezelfde naam niet van de disk wilt verwijderen, slaat
u dat bestand met een andere naam op.
File Not Found!
Het bestand is niet in het USB-geheugen gevonden. Sla het bestand nogmaals in het USB-geheugen op.
Illegal File!
De Fantom-G kan dit bestand niet gebruiken.
Memory Damaged!
De inhoud van het geheugen kan beschadigd zijn. Voer de Factory Reset handeling uit.
Als hiermee het probleem niet is opgelost, neemt u contact
op met een handelaar of het dichtstbijzijnde Roland service
Centrum.
Memory Full!
Opslaan is niet mogelijk omdat er onvoldoende vrije ruimte in
het interne geheugen of USB-geheugen is.
Verwijder onnodige data.
MIDI Buffer Full!
Een ongewoon grote hoeveelheid MIDI-data werd ontvangen,
en kon niet verwerkt worden.
Reduceer de hoeveelheid MIDI-berichten die verzonden
wordt.
MIDI Offline!
De MIDI IN-verbinding was verbroken. Controleer of er geen probleem is met de MIDI-kabel die op
de MIDI IN van de Fantom-G is aangesloten, en dat de USB-
kabel niet is losgekoppeld.
No More Phrase Numbers!
Er kunnen geen frases meer worden opgenomen. Een project kan
maximaal 2.000 frases bevatten.
Verwijder onnodige frases.
No More Sample Numbers!
De Sample kan niet verder verdeeld worden. Wis onnodige Samples om 256 of meer opeenvolgende
samplenummers vrij te maken.
Omdat minder dan 256 opeenvolgende samplenummers leeg
zijn, is verder samplen niet mogelijk.
No More Song Numbers!
Er kunnen geen songs meer worden opgeslagen. Een project kan
maximaal vijftig songs bevatten.
Verwijder onnodige songs.
Now Playing!
Omdat de Fantom-G speelt, kan deze handeling niet worden uit-
gevoerd.
Stop het afspelen voordat de handeling wordt uitgevoerd.
Permission Denied!
Het bestand is beveiligd.
Playback Tempo Range Over
Tempowaardes overschrijden de toegestane limiet, en data
wordt gecreëerd waarin de dichtstbijzijnde tijd, beschikbaar bin-
nen de toegestane reeks, wordt gespecificeerd.
Read Error!
Het laden van data uit USB-geheugen is mislukt. Zorg, dat het USB-geheugen correct is aangesloten.
Het bestand kan beschadigd zijn. Gebruik dit bestand niet.
Dit bestand kan niet geladen worden, wegens een onjuist for-
maat.
Gebruik dit bestand niet.
Rec Length Too Short!
De opnamelengte is te kort. Verleng de tijdsduur van de opname.
Rec Over Flow
Omdat een grote hoeveelheid opgenomen data in één keer werd
ingevoerd, kon deze niet verwerkt worden.
Reduceer de hoeveelheid opgenomen data.
Sample Length Too Short!
De Sample is te kort, en kan niet correct bewerkt worden. Als de Sample extreem kort is, kan bewerking mogelijk niet
het gewenste resultaat opleveren.
Sample Memory Full!
Omdat er onvoldoende Sample geheugen is, is verder samplen
of Sample bewerking niet mogelijk.
Wis onnodige Samples.
Song Format Error
De song is beschadigd. Deze song kan niet gebruikt worden.
Song Full
Omdat het maximale aantal noten dat in een song of frase opge-
nomen kan worden is overschreden, is opnemen of bewerken
niet mogelijk.
Gebruik de Phrase Edit Delete of Erase commando’s om on-
nodige data uit de song/frase die u opneemt/bewerkt te
verwijderen.
Song Not Found
De geselecteerde song kan niet gevonden worden.
System Memory Damaged!
Het is mogelijk dat de inhoud van het systeemgeheugen bescha-
digd is.
Voer een Factory Reset uit.
Als hiermee het probleem niet is opgelost, neemt u contact
op met een handelaar of het dichtstbijzijnde Roland service
Centrum.
USB Memory Not Ready!
USB-geheugen is niet aangesloten. Sluit USB-geheugen aan.
USB Offline!
De USB-kabel is niet aangesloten. Controleer of er geen probleem is met de USB-kabel die op
de Fantom-G is aangesloten, en dat de kabel niet ontkop-
peld is.
Write Error!
Het opslaan van data in het USB-geheugen is mislukt. Zorg, dat het USB-geheugen correct is aangesloten.
Het bestand of het USB-geheugen zelf is beveiligd tegen opslaan. Zorg, dat het bestand of het USB-geheugen niet tegen op-
slaan is beveiligd.
You Cannot Erase This Message
Dit bericht kan niet gewist worden.
You Cannot Move This Message
Dit bericht kan niet verplaatst worden.
319
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Over MIDI
MIDI (Musical Instruments Digital Interface)
is een standaard
specificatie waarmee muziekdata tussen elektronische
muziekinstrumenten en computers uitgewisseld kan worden. Door
MIDI apparaten die uitgerust zijn met MIDI aansluitingen via een
MIDI kabel te verbinden, kunt u meerdere instrumenten via één
toetsenbord bespelen, meerdere MIDI instrumenten in ensemble
spelen, de instellingen zo programmeren dat deze automatisch
veranderen om overeen te komen met de uitvoering tijdens de
voortgang van de song, en meer.
Als u de Fantom-G hoofdzakelijk als op zichzelf staand toetsenbord
instrument gebruikt, hoeft u feitelijk niet veel van MIDI af te weten.
De volgende MIDI informatie wordt echter geboden, om de Fantom-
G met gebruik van een extern MIDI apparaat te spelen of andere
gevorderde technieken onder de knie te krijgen.
Over MIDI aansluitingen
De Fantom-G is uitgerust met drie types MIDI aansluitingen, en elke
aansluiting werkt anders.
fig.33-003
MIDI IN aansluiting
Deze aansluiting ontvangt MIDI berichten die vanaf een extern MIDI
apparaten worden verzonden. De Fantom-G kan deze berichten
ontvangen om noten te spelen of geluiden te selecteren, enz.
MIDI OUT aansluiting
Deze aansluiting verzendt MIDI berichten naar externe MIDI
apparaten.
De Fantom-G MIDI OUT aansluiting wordt gebruikt voor het
verzenden van de uitvoeringsdata van de keyboard controller sectie,
en de data die gebruikt wordt voor het opslaan van verscheidene
instellingen en patronen.
MIDI THRU aansluiting
MIDI berichten die via MIDI IN worden ontvangen, worden
opnieuw, zonder verandering, via deze aansluiting naar een extern
MIDI apparaat verzonden. Gebruik dit in situaties waarin meerdere
MIDI apparaten gelijktijdig gebruikt worden.
MIDI kanalen en multitimbrale
geluidsgenerators
MIDI verzendt vele types data via een enkele MIDI kabel. Dit is
mogelijk gemaakt door het concept van MIDI kanalen. Met MIDI
kanalen kunnen berichten die voor een bepaald instrument zijn
bedoeld, onderscheiden worden van berichten die voor andere
instrumenten zijn bedoeld. MIDI kanalen zijn te vergelijken met tele-
visie kanalen. Door het kanaal op de televisie te veranderen, kunt u
de programma’s die door andere stations worden uitgezonden bekij-
ken. Op dezelfde manier kan met MIDI een apparaat de informatie
die voor dat apparaat is bedoeld onderscheiden, uit de verscheiden-
heid aan informatie die daar naar verzonden wordt.
fig.33-004.e
MIDI gebruikt zestien kanalen: 1 tot 16. Stel het ontvangende
apparaat zo in, dat het alleen het kanaal dat het moet ontvangen zal
ontvangen.
Voorbeeld:
Stel de Fantom-G in op het verzenden van kanaal 1 en kanaal 2, en
stel dan de geluidsmodule A in op ontvangst van alleen kanaal 1, en
geluidsmodule B op het ontvangen van alleen kanaal 2. Met deze
instellingen kunt u een samenspel van uitvoeringen verkrijgen, met
bijvoorbeeld een gitaargeluid van geluidsmodule A en een bas van
geluidsmodule B.
fig.33-005.e
Wanneer de Fantom-G als geluidsmodule wordt gebruikt, kan deze
maximaal 16 MIDI kanalen ontvangen. Geluidsmodules als de
Fantom-G, die meerdere MIDI kanalen gelijktijdig kunnen
ontvangen om op elk kanaal andere geluiden te spelen, worden
multi-timbrale geluidsmodules genoemd.
De kabel van de antenne geeft de 
TV signalen van vele televisiezenders door.
De TV is ingesteld op het kanaal van de
gekozen zender.
Zender B
Zender A
Zender C
MIDI OUT MIDI IN MIDI THRU
MIDI IN
Ontvangstkanaal: 1
Ontvangstkanaal: 2
Geluids-
module A
Geluids-
module B
Zendkanaal: 1, 2
MIDI toetsenbord
General MIDI
General MIDI is een serie aanbevelingen die een weg bieden naar
het overstijgen van de beperkingen van eigendomsontwerpen, en
de MIDI mogelijkheden van geluidsgenerende apparaten te
standaardiseren. Geluidsgenererende apparaten en
muziekbestanden die aan de General MIDI standaard voldoen,
dragen het General MIDI logo ( ). Muziekbestanden die het
General MIDI logo dragen, kunnen met gebruik van een
willekeurig General MIDI geluidsgenererend apparaat afgespeeld
worden, om dezelfde muzikale uitvoering te produceren.
General MIDI 2
De opwaarts compatibele General MIDI 2 ( ) aanbevelingen
gaan verder waar de oorspronkelijke General MIDI ophield, en
bieden verbeterde expressieve mogelijkheden, en een nog grotere
compatibiliteit. Zaken die niet door de originele General MIDFI
aanbevelingen werden gedekt, zoals de manier waarop geluiden
bewerkt worden, en hoe effecten behandeld moeten worden, zijn
nu nauwkeurig gedefinieerd. Bovendien zijn de beschikbare
geluiden uitgebreid. General MIDI 2 overeenkomstige
geluidsgenerators kunnen muziekbestanden die het General MIDI
of General MIDI 2 logo dragen afspelen.
In sommige gevallen wordt de conventionele vorm van General
MIDI, welke de nieuwe verbeteringen niet bevat, ‘General MIDI 1’
genoemd, ter onderscheiding van General MIDI 2.
320
Functie...
Basic
Channel
Mode
Note
Number :
Velocity
After
Touch
Pitch Bend
Control
Change
Program
Change
System Exclusive
System
Common
System
Real Time
Aux
Messages
Notes
Verzonden Herkend
Ontvangen
Default
Changed
Default
Messages
Altered
True Voice
Note On
Note Off
Key’s
Channel’s
0, 32
1
5
6, 38
7
10
11
64
65
66
67
68
71
72
73
74
75
76
77
78
80
81
82
83
84
91
93
1–31, 33–95
96, 97
98, 99
100, 101
102–119
: True Number
: Song Position
: Song Select
: Tune Request
: Clock
: Commands
: All Sound Off
: Reset All Controllers
: Local On/Off
: All Notes Off
: Active Sensing
: System Reset
1–16
1–16
Mode 3
Mono, Poly
O
O
0–127
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
X
X
X
X
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O (Tone 1 Level)
O (Tone 2 Level)
O (Tone 3 Level)
O (Tone 4 Level)
O
O (Reverb) 
O (Chorus) 
O
X
X 
O
X
O *1
**************
O
X
X
X
X
X
X
X 
X
X 
O *1
X
1–16
1–16
Mode 3
Mode 3, 4 (M = 1)
O
O
0–127 
0–127
O *1
O *1
O *1
O *1
0–127
O *1
X
X
X
X
X
O
O 
X
O (123–127)
O
X
Bank select
Modulation
Portamento time
Data entry
Volume
Panpot
Expression 
Hold 1
Portamento
Sostenuto
Soft
Legato foot switch
Resonance
Release time
Attack time
Cutoff
Decay time
Vibrato rate
Vibrato depth
Vibrato delay
General purpose controller 5
General purpose controller 6
General purpose controller 7
General purpose controller 8
Portamento control
General purpose effects 1
General purpose effects 3
General purpose controller
Increment, Decrement
NRPN LSB, MSB
RPN LSB, MSB
Undefined
* 1 O X is selectable.
* 2 Recognized as M=1 even if M1.
(Sound Generator Section)
Model Fantom-G6/G7/G8
Versie : 1.00
MIDI Implementatiekaart
**************
**************
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Mode 2 : OMNI ON, MONO
Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Ja
X : Nee
* 2
Program No. 1–128
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*1
321
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Functie...
Basic
Channel
Mode
Note
Number :
Velocity
After
Touch
Pitch Bend
Control
Change
Program
Change
System Exclusive
System
Common
System
Real Time
Aux
Messages
Notes
Verzonden Herkend
Opmerkingen
Default
Changed
Default
Messages
Altered
True Voice
Note On
Note Off
Key's
Channel's
0–119
: True Number
: Quarter Frames
: Song Position
: Song Select
: Tune Request
: Clock
: Commands
: All Sound Off
: Reset All Controllers
: Local On/Off
: All Notes Off
: Active Sensing
: System Reset
All channel
X
X
X
O
O
0–127
O
O
O
O
O
O
**************
O
O *1
O *1
X
O
O *1
O *1
O
O
X *2
O *3
O
X
All channel
1–16
X
X
O
O
0–127 
0–127
O *1
O *1
O *1
O *1
0–127
O *1
O *2
O *1
X
O
O *1
O *1
O
O 
X
O (123–127) *3
O
X
*1 O X is selectable.
*2 Not stored/transmitted when received, but can be created and transmitted using Microscope.
*3 Mode Messages (123–127) are recorded and transmitted, after all currently sounding notes 
are turned off. The All Note Message itself is not recorded or transmitted. However, it can be 
created in Microscope and transmitted.
(Sequencer Section)
Model Fantom-G6/G7/G8
Versie : 1.00
MIDI Implementatiekaart
**************
**************
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Mode 2 : OMNI ON, MONO
Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Ja
X : Nee
There is no specific
basic channel.
*1
322
Specificaties
Fantom-G6/G7/G8
Synthesizer toetsenbord (in overeenstemming met General MIDI 2
systeem)
Toetsenbord
[G6] 61 toetsen (met Velocity en kanaal aftertouch)
[G7] 76 toetsen (met Velocity en kanaal aftertouch)
[G8] 88 toetsen (Progressive Hammer Action II mechanisme,
als ivoor aanvoelde toetsen, en kanaal
aftertouch)
Geluidsgenerator sectie
Maximale polyfonie
128 stemmen (gedeeld met de sampling sectie)
Parts
16 Parts (intern) + 16 Parts (extern) + 2 Parts (ARX) + 24 Parts
(Audio Track)
Wave geheugen
256 M bytes (16-bit lineair equivalent)
Golfvormen
2.230
Preset (voorgeprogrammeerd) geheugen
Patches: 1.664 + 256 (GM2)
Ritme sets: 64 + 9 (GM2)
Live sets: 512
Studio sets: 8
User (gebruiker) geheugen (per 1 project)
Patches: 512
Ritme sets: 64
Sample sets: 128
Live sets: 512
Studio sets: 128
Effecten
Patch Multi-effecten
(PFX): 16 systemen, 76 types
Multi-effecten
(MFX): 2 systemen, 78 types
Chorus: 1 systeem, 3 types
Reverb: 1 systeem, 10 types
Input effecten: 1 systeem, 6 types
Mastering effecten:
1 systeem, 3-band compressor
Sampling sectie
Data formaat
16-bit lineair (bestandstype: .WAV/ .AIFF)
Sample frequentie
44.1 kHz (vast)
Maximale Sample tijd
Als het Sample geheugen niet is uitgebreid (32 MB)
Mono: ongeveer 360 sec., stereo: ongeveer 180 sec.
Als het Sample geheugen met DIMM is uitgebreid (544 MB)
Mono: ongeveer 108 min., stereo: ongeveer 54 min.
Aantal Samples (per 1 project)
2.000
Sequencer sectie
Tracks
MIDI tracks (Intern/Extern/ARX): max. 128
Geluidstracks: max. 24
Tempo track: 1
Beat track: 1
Resolutie
480 TPQN
Tempo
5.00-300.00
Song (per 1 project)
50
Frase (per 1 project)
Ongeveer 1.000.000 noten
Song lengte
9.998 maten
Opname methode
Realtime recording, Step Recording
Overigen
Arpeggiator
128
Arpeggio sets
128
RPS Sets
32
Ritmepatroon sets
32
323
Specificaties
Overzicht Geluid 1 Geluid 2 Geluid 3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Chord memory
128
Chord memory sets
128
Beeldscherm
Grafisch type, 8.5 inch, TFT Wide VGA (800 x 480 dots), backlit
LCD (kleur)
Pads
16 Pads, Velocity en polyfone aftertouch gevoelig
Regelaars
Pitch Bend/Modulatie hendel
Control knop x 4
Control schuifregelaar x 8
Toewijsbare schakelaar x 2
D Beam controller
Aansluitingen
Koptelefoon jack: stereo 1/4 inch phone type
A (MIX) Output jacks (L/MONO, R): 1 / 4 inch TRS phone type
B Output jacks (L, R): 1 / 4 inch phone type
Input jacks (L/MONO, R): 1 / 4 inch phone type
Mic./Guitar Input jacks: 1 / 4 inch phone type/XLR type
(Fantoomvoeding) (Hi-Z)
Hold Pedal jack (toewijsbaar) x 2
MIDI aansluitingen (IN, OUT,m THRU)
USB computer aansluiting (ondersteunt bestandsoverdracht
(mass storage class) en Audio/MIDI)
USB muis aansluiting
Digital Audio Interface (COAXIAAL, INPUT/OUTPUT)
AC ingang
Uitbreidingsruimtes
Uitbreiding van geluidsgenerator
ARX uitbreidingskaarten: 2 ruimtes
Uitbreiding van Sample geheugen
DIMM: 1 ruimte (ondersteunt PC133, CL=2/3, 128 MB, 256 MB,
512 MB (3.3 V)
Extern opslagapparaat
USB Flash geheugen
Stroomvoorziening
AC 117 V, AC 230 V, AC 240 V (50/60 Hz) Ac 220 V (60 Hz)
Stroomverbruik
30 W
Afmetingen
[G6] 1.066 (B) x 411 (D) x 142 (H) mm
[G7] 1.278 (B) x 411 (D) x 142 (H) mm
[G8] 1.396 (B) x 502 (D) c 183 (H) mm
Gewicht
[G6] 14.5 Kg
[G7] 16.6 Kg
[G8] 33.6 Kg
Accessoires
Gebruikershandleiding
Snelle start gids
Geluiden lijst
Driver installatie gids
CD-ROM (editor, USB MIDI driver)
Netsnoer
Opties
Uitbreidingskaart: ARX serie
Toetsenbord standaard:KS-18Z (Fantom-G6/G7/G8)
KS-G8 (Fantom-G8)
Pedaalschakelaar: DP serie
Voetschakelaar: BOSS FS-5U
Expressiepedaal: EV-5
Microfoon: DR serie
Koptelefoon: RH-200
* In het kader van productverbetering kunnen de specificaties en/of het
uiterlijk van dit apparaat zonder voorafgaande mededeling
veranderen.
324
Index
A
AC ingang (stroomaansluiting).............................................................24
Accent rate
(Arpeggio Accent Rate)......................................................................79
Aftertouch Sens (Aftertouch Sensitivity)...........................................292
Afwisselende pan diepte..............................................................101, 125
AIFF.........................................................................................................289
Akkoordvorm.................................................................... 80-81, 146, 193
Amp.................................................................................................131, 270
Analog Feel
(Analog Feel Depth)............................................................................90
Appearance............................................................................................304
Arabische stemming.....................................................................138, 300
Arpeggio.............................................................................22, 78, 146, 193
Arpeggio Hold.......................................................................................146
Arpeggio nummer.........................................................................146, 193
Arpeggio Part groep.............................................................................146
Arpeggio Part nummer........................................................................146
Arpeggio Part schakelaar.....................................................................136
Arpeggio schakelaar.............................................................................146
Assign Type ...........................................................................................118
Assignable..........................................................................................22, 75
Attack......................................................................................................160
Attack Time Offset..................................................................................91
Audio........................................................................................................36
AUDIO INPUT MIC/GUITAR jack.....................................................24
Audio Rec kanaal
(Audio opname kanaal)....................................................................231
Audio Rec Mode
(Audio opname mode).....................................................................230
Audio Track (geluidstrack)....................................................................37
Auto Chop..............................................................................................273
B
Backup Project.......................................................................................282
BANK......................................................................................................189
Bank
(Ritme set bank).................................................................................192
Beam Trigger mode.........................................................................73, 143
Beam Trigger Pad............................................................................73, 143
Beam Trigger Velo
(Beam Trigger Velocity).............................................................73, 143
Beat Change...........................................................................................237
Beat Indicator mode..............................................................................297
Beat Track.................................................................................37, 219, 237
Benadrukking........................................................................................269
Bend mode ...............................................................................................97
Bend Mode Control.................................................................................97
File Name Duplicate.............................................................................318
Bias..........................................................................................................101
Bias richting ...........................................................................................101
Bias niveau.............................................................................................101
Bias positie..............................................................................................101
BOOKMARK (markeren).....................................................................198
Booster......................................................................................................94
Booster 1&2, 3&4
(Booster Gain 1&2, 3&4).....................................................................94
C
CD............................................................................................................255
Channel Aftertouch...............................................................................251
Chop........................................................................................................272
Chord Memory........................................................................22, 146, 193
Chord Memory functie...........................................................................80
Chord Switch.........................................................................................146
Chorus...............................................................................................36, 159
Chorus niveau ...............................................................................153, 156
Chorus Output Assign 153, 156
Chorus Output Select ...................................................................153, 156
Chorus zendniveau.........................................................................74, 144
Chorus Sw......................................................................................153, 156
Chorus Type...................................................................................153, 156
Clear (wissen)........................................................................................239
Clock Source ..........................................................................................295
Coarse Tune...........................................................................................137
Compare (vergelijken)....................................................................89, 117
Compare functie..............................................................................87, 115
Continuous Hold pedal........................................................................291
CONTROL................................................................................................23
Control 1-4 Source.................................................................................109
Control Aftertouch
(Control Aftertouch schakelaar) .....................................................147
Control Bender
(Control Pitch Bend schakelaar)......................................................147
Control Change .....................................................................................251
Control destination 1-4
(Matrix Control Destination 1-4).....................................................109
Control Hold pedaal
(Control Hold pedaalschakelaar)....................................................147
Control knoppen 1-4...............................................................................23
Control Modulation
(Control Modulatie schakelaar)......................................................147
Control pedaal.........................................................................................77
Control Pedal 1 Assign.........................................................................291
Control Pedal 1 Panel Switch Assign.................................................291
Control Pedal 1 polariteit.....................................................................291
Control pedal 1, 2
(Control Pedal 1, 2 schakelaar)........................................................147
Control Pedal 2 Assign.........................................................................291
Control Pedal 2 Panel Switch Assign.................................................291
Control Pedal 2 polariteit.....................................................................291
Control Remain
(Control Remain Switch)..................................................................298
Control Sens 1-4
(Matrix Control Sens 1-4).................................................................111
Control instelling.............................................................................51, 142
Control schuifregelaars 1-8....................................................................23
Control Tone 1-4
(Tone Control schakelaar 1-4) .........................................................111
Count In (aftellen).........................................................................222, 231
Creëren....................................................................................................252
Creëren, project .....................................................................................282
Ctrl schakelaar.......................................................................................147
Cursor.................................................................................................23, 40
Cutoff................................................................................................74, 144
Cutoff frequentie...................................................................................123
Cutoff Offset ............................................................................................90
Cutoff Velocity Curve.....................................................................99, 123
Cutoff Velocity Sens........................................................................99, 123
D
D Beam..............................................................................................22, 143
D Beam Assign Source .........................................................................291
D Beam controller ............................................................................`72-73
D Beam Sens
325
Index
(D Beam gevoeligheid).....................................................................291
D Beam schakelaar................................................................................143
D Beam: ASSIGNABLE........................................................................145
D Beam: PAD TRIGGER......................................................................143
D Beam: SOLO SYNTH........................................................................143
Data niet gevonden...............................................................................318
Data Thin................................................................................................248
DEC.....................................................................................................23, 41
Delaytijd
(LFO1/LFO2 Delaytijd)....................................................................103
Destination 1-4
(Multi-effects Control Destination 1-4)..........................................157
Device ID
(apparaat ID nummer)......................................................................296
DIGITAL IN/OUT aansluitingen
(S/P DIF COAXIAL)...........................................................................24
Digitaal/USB Ingangsniveau..............................................................297
DIMM geheugen .....................................................................................35
DISPLAY ..................................................................................................23
Drempelwaarde.....................................................................................160
Drop Format...........................................................................................292
Dst............................................................................................................243
Dupliceren..............................................................................................215
Dynamisch Pad........................................................................23, 146, 288
E
Effect..........................................................................................................36
EFFECT SW............................................................................................199
EFFECTS
(ROUTING)..........................................................................................23
Empty Sample!.......................................................................................318
Empty Song!...........................................................................................318
ENTER......................................................................................................23
Envelope...................................................................................................32
Erase (wissen)................................................................................242, 252
EXIT...........................................................................................................23
EXP 1.........................................................................................................23
EXP 2.........................................................................................................23
EXPANSION............................................................................................23
Uitbreidingskaarten................................................................................35
Expressie
(Receive Expression schakelaar).....................................................141
External Bank Select LSB......................................................................135
External Bank Select MSB....................................................................135
Extern Niveau........................................................................................135
Externe pan............................................................................................135
Extern programma nummer
(extern Program Change nummer) ................................................135
F
F1 ...............................................................................................................30
Fabrieksinstelling....................................................................................35
Factory Reset..........................................................................................280
Fade Mode
(LFO1/LFO2 Fade Mode)................................................................104
Fade Time
(LFO1/LFO2 Fade Time).................................................................104
FAVORITE .......................................................................................22, 202
Favorite Niveau.......................................................................................55
Favorite scherm................................................................................. 54-55
File not found ! (Bestand niet gevonden) ..........................................318
Filter Type..........................................................................74, 98, 122, 144
FOOT PEDAL CTRL(CONTROL) 1, 2 jack.........................................24
Formatteren, USB geheugen................................................................280
Frase........................................................................................................220
Frases ...................................................................................................36-37
Functie knop......................................................................................23, 40
FXM...................................................................................................92, 120
FXM kleur.................................................................................................92
FXM diepte...............................................................................................92
FXM schakelaar.......................................................................................92
G
Gap tijd...................................................................................................298
Gelijkzwevende stemming..........................................................138, 296
Geluid .....................................................................................................293
General......................................................................................89, 117, 129
GM.......................................................................................................47, 52
GM2.....................................................................................................47, 52
Grid Quantize Strength........................................................................223
Grid resolutie.........................................................................................223
GUITAR (Hi-Z)........................................................................................24
H
HOLD.....................................................................................22-23, 78, 188
Hold Bend................................................................................................97
HOLD jack................................................................................................24
Hold pedaal polariteit..........................................................................287
I
Illegal File!..............................................................................................318
Importeren..............................................................................................299
Importeren, geluid................................................................................283
Importeren, BMP...................................................................................284
Importeren, frase...................................................................................213
Importeren, song...................................................................................213
Importeren, tekst.............................................................................56, 284
INC......................................................................................................23, 41
INDIVIDUAL 1-4 jacks...........................................................................24
Info ..........................................................................................................298
Init ...........................................................................................................148
INPUT.......................................................................................................22
Input Effect...............................................................................................36
Input Effect Setup..................................................................................259
Input Quantize.......................................................................................223
Input Select.....................................................................................231, 297
Input Setting ..........................................................................................258
Input/Sampling ....................................................................................297
Intern geheugen.......................................................................................35
Invoegen.........................................................................................233, 244
J
JUMP.........................................................................................................22
K
KBD...........................................................................................................61
Key Range (toonbereik)........................................................................135
Key Trigger
(Arpeggio Key Trigger)......................................................................79
Key Trigger
(LFO1/LFO2 Key Trigger)...............................................................104
Keyboard Fade Width Lower................................................................94
Keyboard Fade Width Upper................................................................95
Keyboard Range Lower..........................................................................94
Keyboard Range Lower
(Part Keyboard Range Lower).........................................................135
326
Index
Keyboard Range Upper..........................................................................94
Keyboard Range Upper
(Part Keyboard range Upper)..........................................................135
Keyboard schakelaar.................................................................61, 69, 135
Keyboard Velocity.................................................................................292
Keyboard Velocity
(Arpeggio Keyboard Velocity)..........................................................79
Keyboard Velocity Curve.....................................................................292
Keyboard Velocity Sens..............................................................................
(Keyboard Velocity Sensitivity)......................................................292
Knob 1-4 Assign ..............................................................................76, 293
Knob 1-4 Settings.....................................................................................76
Knob 4 Assign........................................................................................294
Knob Assign 1-4 ....................................................................................145
Knob Assign Select................................................................................293
Knob Assign Source..............................................................................293
Knob Slider Mode.................................................................................293
Knop/Schuifregelaar............................................................................293
Knop........................................................................................................145
Kopiëren.................................................................................234, 243, 253
KS-18Z.......................................................................................................27
KS-G8........................................................................................................27
L
Laden...............................................................................................214, 264
Laden, All...............................................................................................264
Laden, project ........................................................................................280
Layer .........................................................................................................62
Layer Edit scherm...................................................................................64
Legato......................................................................................................140
Legato Retrigger
(Legato Retrigger schakelaar)..........................................................105
Legato schakelaar..................................................................................105
Lettertype.................................................................................................57
Level Velocity Curve............................................................................124
Level Velocity Curve
(TVA Level Velocity Curve)............................................................100
Level Velocity Sens.......................................................................124, 131
Level Velocity Sens
(TVA Level Velocity Sensivity).......................................................100
Level/Pan....................................................................................... 134-135
LFO............................................................................................................74
LFO
(Lage frequentie oscillator)................................................................32
LFO End Step.........................................................................................104
LFO OSC1 Pitch Depth...................................................................74, 143
LFO OSC1 pulsbreedte diepte.......................................................73, 143
LFO OSC2 Pitch Depth...................................................................74, 143
LFO OSC2 pulsbreedte diepte.......................................................73, 143
LFO snelheid....................................................................................74, 144
LFO Step Type.......................................................................................104
LFO1/2 ..........................................................................................102-103
LFO1/LFO2 Delay Time Key Follow.................................................103
LINE jack (L, R) .......................................................................................24
LINE LEVEL knop..................................................................................24
LIST/EDIT................................................................................................23
LIVE...........................................................................................................22
Live mode.............................................................................33, 39, 58, 151
Live Play (Layer/Split) scherm................................................. 58-59, 61
Live Set................................................................................................33, 60
Live Set Control kanaal........................................................................299
Live Set Memo.......................................................................................132
Live Set naam.........................................................................................132
Live Set Part Mixer scherm....................................................................63
Local Switch...........................................................................................297
Loop ..................................................................................................22, 208
Loop schakelaar.....................................................................................223
Loop golfvorm.................................................................................88, 116
M
Magic Control........................................................................................294
MAGIC CTRL
(Magic Control) ...................................................................................23
Markering...............................................................................................208
Master Key Shift....................................................................................298
Master Level...........................................................................................297
Master Reverb Level.............................................................................297
Master Tune...........................................................................................297
Mastering................................................................................................160
Mastering Effect ..............................................................................36, 160
Matrix Control instellingen
(Control 1-4).......................................................................................109
Memory Damaged!...............................................................................318
Memory Full!.........................................................................................318
Menu.................................................................................................23, 280
Metronoom.............................................................................................297
Metronoom niveau................................................................................297
Metronome mode..................................................................................297
Metronoom geluid................................................................................297
MFX...........................................................................................................36
MFX Chorus zendniveau
(Multi-effects Chorus zendniveau).................................................155
MFX Output Assign
(Multi-effects Output Assign).........................................................156
MFX uitgangsniveau
(Multi-effects uitgangsniveau)........................................................155
MFX reverb zendniveau.............................................................................
(Multi-effects reverb zendniveau)..................................................155
MFX Sw ........................................................................................................
(Multi-effects schakelaar).................................................................155
MFX Type
(Multi-effects type)............................................................................155
MFX/PFX parameter............................................................................161
MFX1/2 ..................................................................................................158
MIC/GUITAR niveau knop..................................................................24
Microscope.............................................................................................250
MIDI..................................................................................................36, 299
MIDI Buffer Full!...................................................................................318
MIDI klok...............................................................................................295
MIDI aansluitingen (IN, OUT, THRU) ................................................24
MIDI Filter..............................................................................................141
MIDI Offline!..........................................................................................318
MIDI frase ..............................................................................................214
MIDI frase lijst.......................................................................................214
MIDI track................................................................................................37
MIDI TX SW...........................................................................................198
MIX IN .....................................................................................................22
Mix In schakelaar..................................................................................301
Mix/Parallel...........................................................................................298
Mixer scherm.........................................................................................207
MMC mode............................................................................................295
MMC Output
(MMC Output schakelaar)...............................................................295
MODE ......................................................................................................22
Modulatie hendel....................................................................................23
Mono.......................................................................................................140
327
Index
Mono/Poly.............................................................................................105
Monofoon.................................................................................................50
Motif..............................................................................................................
(Arpeggio motief)................................................................................79
MP3 .........................................................................................................255
MTC.........................................................................................................295
MTC storingsniveau.............................................................................296
MTC frame rate .....................................................................................295
MTC offset time frame..........................................................................296
MTC offset time hour ...........................................................................296
MTC offset time minute.......................................................................296
MTC offset time second........................................................................296
MTC Sync uitvoer.......................................................................................
(MTC Sync uitvoer schakelaar).......................................................295
Multi........................................................................................................158
Multi-effect...............................................................................................36
Multi-effects control..............................................................................158
MUTE......................................................................................................206
Mute groep.....................................................................118, 129, 191, 195
Mute schakelaar.....................................................................................134
N
Naam.................................................................................................42, 132
Niveau.......................................................................................74, 144, 160
Niveau
(Sample Tone niveau).......................................................................191
No More Phrase Numbers !.................................................................318
No More Sample Numbers!.................................................................318
No More Song Numbers!.....................................................................318
Non-drop formaat.................................................................................296
Normalizeren.........................................................................................270
Noot.........................................................................................................251
Now Playing !........................................................................................318
Nummer/naam.....................................................................................192
Nummer/naam
(Arpeggio Set nummer)....................................................................193
Nummer/naam
(Chord memory set nummer) .........................................................193
Nummer/naam
(Sample Set nummer).......................................................................191
NUMERIEK......................................................................................23, 188
O
OCT...........................................................................................................22
Octave Range (octaafbereik)......................................................................
(Arpeggio Octave Range)...................................................................79
Octave Shift......................................................................................90, 137
Offset.......................................................................................................139
Offset
(LFO1/LFO2 Offset).........................................................................103
One shot mode.......................................................................................118
One-shot golfvorm..........................................................................88, 116
Ontvangstkanaal...................................................................................134
Opslaan...................................................................................216, 254, 274
Opstarten................................................................................................302
OSC1/2 Coarse Tune......................................................................74, 144
OSC1/2 Fine Tune ..........................................................................74, 144
OSC1/2 Pulsbreedte.......................................................................73, 143
OSC1/2 golfvorm............................................................................73, 143
OSC Sync schakelaar ......................................................................74, 144
OSC 2 niveau ...................................................................................74, 144
OUTPUT A (MIX) jacks (L (MONO), R)..............................................24
Output.....................................................................................102, 125, 131
Output Assign .......................................................................................210
OUTPUT B jacks (L, R)...........................................................................24
Output Gain...........................................................................................298
Output/EFX...........................................................................................136
Overigen.................................................................................................107
P
PAD...........................................................................................................23
Pad Aftertouch Sens
(Pad Aftertouch gevoeligheid)........................................................292
Pad Assign Source.................................................................................292
Pad uitwisselen......................................................................................190
PAD MODE............................................................................................188
Pad mode....................................................................................23, 43, 292
Pad nootnummer ..................................................................................192
Pad Roll Resolution...............................................................................292
Pad Sens
(Pad gevoeligheid)................................................................................292
PAD SETTING.................................................................................23, 190
Pad Trigger.........................................................................................22, 73
Pad Velocity............................................................................191-192, 292
Pan
(Sample Tone Pan)............................................................................191
Pan Depth
(LFO1/LFO2 pan diepte).................................................................104
Part............................................................................................................34
Part Attack Time Offset........................................................................139
Part Chorus zendniveau ......................................................136, 152, 155
Part Coarse Tune...................................................................................137
Part Cutoff Offset..................................................................................139
Part decay Time Offset.........................................................................139
Part EFX1 Send Level
(Expansion Part Effect 1: Send Level) ............................................137
Part EFX2 Send Level
(Expansion Part Effect 2: Send Level) ............................................137
Part Fine Tune........................................................................................137
Part groep.................................................................................................34
Part Info..................................................................................................132
Part Legato schakelaar..........................................................................140
Part Niveau............................................................................134, 152, 155
Part MFX Select .....................................................................................155
Part Mono/Poly ...................................................................................140
Part MUTE..............................................................................................200
Part Octave Shift....................................................................................137
Part Output Assign...............................................................136, 153, 155
Part uitgangsniveau..............................................................136, 152, 155
Part Pan...................................................................................................134
Part Pitch Bend Range..........................................................................138
Part Portamento schakelaar.................................................................138
Part Portamento tijd..............................................................................138
Part Release Time Offset......................................................................140
Part Resonance Offset...........................................................................139
Part Reverb zendniveau.......................................................137, 152, 155
Part Scale Tune C/B..............................................................................138
Part SELECT...........................................................................................200
Part Transpose.......................................................................................137
Part Velocity Sens Offset......................................................................136
Part Vibrato Delay.................................................................................139
Part Vibrato diepte................................................................................139
Part Vibrato snelheid............................................................................139
Part View..........................................................................................51, 133
Part Voice Reserve ................................................................................141
Patch........................................................................................23, 33, 47, 84
328
Index
Patch Bank..............................................................................................134
Patch Categorie........................................................................................89
Patch Coarse Tune...................................................................................90
Patch Finder.............................................................................................48
Patch Fine Tune.......................................................................................90
Patch Initialize.........................................................................................87
Patch Niveau............................................................................89, 152, 155
Patch MFX................................................................................................36
PATCH MFX SW...................................................................................199
Patch Multi-effect....................................................................................36
Patch naam.......................................................................................89, 132
Patch nummer........................................................................................134
Patch parameters.....................................................................................89
Patch Prioriteit.........................................................................................90
Patch Pro Edit..........................................................................86, 114, 127
Patch Remain
(Patch Remain schakelaar)...............................................................298
Patch Scale Tune voor C-B...................................................................300
Patch Tone Copy.....................................................................................87
Patch Type..............................................................................................134
Patch Zoom Edit......................................................................84, 112, 126
PEAK indicator........................................................................................22
Pedal/D Beam.......................................................................................291
Permission Denied!...............................................................................301
PFX....................................................................................36, 111, 125, 131
PFX
(Patch Multi-effects)..........................................................................157
PFX Chorus zendniveau
(Patch Multi-effects Chorus zendniveau)..............................152, 155
PFX Control............................................................................................157
PFX uitgangsniveau....................................................................................
(Patch Multi-effects uitgangsniveau).....................................152, 155
PFX reverb zendniveau
(Patch Multi-effects Reverb zendniveau) ............................ `152, 155
PFX Sw....................................................................................................152
PFX Sw
(Patch Multi-effects schakelaar)......................................................154
PFX Type
(Patch Multi-effects Type)........................................................152, 154
FANTOM OFF.........................................................................................24
FANTOM ON..........................................................................................24
Phase Lock
(Phase Lock schakelaar)...................................................................142
PHONES jack...........................................................................................24
Phrase Edit.............................................................................................238
Phrase Edit scherm................................................................................238
Phrase Loop..............................................................................92, 119, 130
Phrase Modify Menu............................................................................239
Phrase nummer .....................................................................................194
Phrase Preview........................................................................................49
Pitch Bend.................................................................................................23
Pitch Bend Range Down ........................................................................96
Pitch Bend Range Up..............................................................................96
Pitch Depth
(LFO1/LFO2 Pitch diepte)...............................................................104
Pitch Env
(Pitch Envelope) ..........................................................................97, 121
Pitch Env Depth.......................................................................................97
Pitch Env Level 0-4..........................................................................97, 122
Pitch Env Time 1 Velocity Sens.....................................................96, 121
Pitch Env Time 1-4..........................................................................97, 121
Pitch Env Time 4 Velocity Sens.....................................................97, 121
Pitch Env Time Key Follow...................................................................97
Pitch Env Velocity Sens..................................................................96, 121
Pitch / Pitch Env.............................................................................96, 121
PLAY.........................................................................................................23
Play mode...............................................................................................195
Play Back Tempo Range Over.............................................................318
Poly..........................................................................................................140
Poly Aftertouch.....................................................................................251
Portamento.............................................................................................106
Portamento mode..................................................................................106
Portamento Start....................................................................................106
Portamento schakelaar.........................................................................106
Portamento tijd......................................................................................106
Portamento Type...................................................................................106
POWER ON schakelaar..........................................................................24
Power Up mode.....................................................................................302
Pre Sample Time....................................................................................301
Preset.......................................................................................47, 52, 60, 67
Preset data................................................................................................35
Preview...................................................................................................300
Preview 1-4 Note Number...................................................................301
Preview 1-4 Velocity.............................................................................301
Preview Mode........................................................................................300
Program Change ...................................................................................251
Project ...............................................................................................35, 280
PRST........................................................................................47, 52, 60, 67
Q
Quantizeren............................................................................................240
R
Random Pan Depth.......................................................................101, 124
Random Pitch Depth ..............................................................................96
Range
(Solo Synth Range)......................................................................74, 144
Range Max................................................................................................75
Range Max
(D Beam Range Upper) ....................................................................145
Range Min................................................................................................75
Range Min
(D Beam Range Lower)....................................................................145
Rate
(LFO1/LFO2 snelheid).....................................................................103
Rate Detune..................................................................................................
(LFO1/LFO2 Rate Detune)..............................................................103
Ratio........................................................................................................160
Read Error!.............................................................................................318
Realtime Controller............................................................................75-76
Realtime Erase.......................................................................................224
Realtime Recording...............................................................................222
Realtime Time Stretch.............................................................92, 119, 130
REC............................................................................................................23
Rec eindpunt..........................................................................................223
Rec Eindpunt
(Opname eindpunt)..........................................................................231
Rec End schakelaar...............................................................................223
Rec End Switch
(Opname eind schakelaar)...............................................................231
Rec Length..............................................................................................223
Rec Length
(Opname lengte)................................................................................231
Rec Length too short!............................................................................318
Rec mode................................................................................................222
Rec Over Flow .......................................................................................318
329
Index
Rec Start Point........................................................................................223
Rec Start Point
(Opname startpunt)..........................................................................231
Receive Bank select (Receive Bank Select schakelaar)............141, 299
Receive Bender
(Receive Pitch Bend schakelaar)......................................................141
Receive Channel Pressure
(Receive Channel Pressure schakelaar)..........................................141
Receive Exclusive........................................................................................
(Receive System Exclusive schakelaar)..........................................299
Receive GM1 System On
(Receive GM System On schakelaar)..............................................299
Receive GM2 System On
(Receive GM2 System On schakelaar)............................................299
Receive GS Reset
(Receive GS Reset schakelaar).........................................................299
Receive Hold-One
(Receive Hold One schakelaar).......................................................141
Receive Modulation
(Receive modulatie schakelaar).......................................................141
Receive Pan
(Receive Pan schakelaar)..................................................................141
Receive Polyphonic Key Pressure
(Receive Polyphonic Key Pressure schakelaar)............................141
Receive Program Change
(Receive Program Change schakelaar)...................................141, 299
Receive schakelaar................................................................................134
Receive Volume
(Receive Volume schakelaar)...........................................................141
Recording Parameter Error..................................................................318
Recording Select....................................................................................224
Rehearsal functie...................................................................................225
Relatief niveau.......................................................................................125
Release ....................................................................................................160
Release Time Offset.................................................................................91
Remote Keyboard Sw.................................................................................
(Remote Keyboard schakelaar).......................................................299
Resolutie.................................................................................................240
Resonantie..........................................................................74, 98, 123, 144
Resonance Offset.....................................................................................91
Resonance Velocity Sens................................................................99, 123
Restore Project.......................................................................................283
Reverb...............................................................................................36, 159
Reverb Niveau...............................................................................153, 156
Reverb Output Assign..................................................................153, 156
Reverb zendniveau.........................................................................74, 144
Reverb Sw.......................................................................................153, 156
Reverb Type...................................................................................153, 156
RHYTHM ...............................................................................................192
Rhythm Key Initialize...........................................................................115
Rhythm Level
(Ritme Set Niveau)............................................................................117
Rhythm Pad Part groep........................................................................146
Rhythm Pad Part nummer...................................................................146
Rhythm Pad Part schakelaar ...............................................................136
Richting...........................................................................................129, 191
Ritmepatroon.........................................................................................196
Ritmepatroon set nummer...................................................................196
RHYTHM PTN......................................................................................196
Ritme set.....................................................................................33, 52, 112
Rhythm Set Initialize ............................................................................115
Ritme set naam......................................................................................117
Ritme set parameter..............................................................................117
Rhythm Tone.........................................................................................119
Rhythm Tone Copy...............................................................................115
Rhythm Tone naam ..............................................................................118
Ring modulator .......................................................................................94
ROLL.................................................................................................23, 189
Rolled Chord....................................................................................81, 146
Rolled Chord Type..........................................................................89, 146
Routing...........................................................................................151, 154
RPS ..........................................................................................................194
RPS set nummer....................................................................................194
Rust..........................................................................................................227
S
S1 ...............................................................................................................23
S1/S2 schakelaar instellingen................................................................77
S2 ...............................................................................................................23
SAMPLE...................................................................................................23
Sample Edit............................................................................................266
Sample Length Too Short!....................................................................318
Sample lijst.............................................................................................263
Sample Memory Full!...........................................................................318
Sample nummer....................................................................................191
Sample nummer L (Mono)...................................................................130
Sample nummer R.................................................................................130
SAMPLE PAD........................................................................................191
Sample Pad Part nummer....................................................................146
Sample Pad Part schakelaar.................................................................136
Sample parameters................................................................................268
Sample set...................................................................................33, 53, 126
Sample Set Initialize..............................................................................127
Sample set Niveau ................................................................................129
Sample Set naam...................................................................................129
Sample Set parameter...........................................................................129
Samples................................................................................................36-38
SAMPLING..............................................................................................23
Sampling sectie........................................................................................38
Save All (Bewaar alles).................................................................216, 274
Save as Project (Sla als project op)......................................................281
Save Project............................................................................................281
Scale Tune.......................................................................................138, 300
Scale Tune schakelaar...........................................................................300
Screen Saver...........................................................................................301
Screen Saver Time.................................................................................301
Screen Saver Type.................................................................................301
Schuifregelaar........................................................................................145
Sens 1-4
(Multi-effects Control Sensitivity 1-4)............................................158
SEQUENCER...........................................................................................22
Set Song ....................................................................................................56
Instelling.................................................................................................160
SHIFT........................................................................................................23
Shift Clock..............................................................................................247
Shortcut.....................................................................................................44
Shuffle Rate............................................................................................223
Shuffle Rate
(Arpeggio Shuffle Rate)......................................................................79
Shuffle Resolution.................................................................................223
Shuffle Resolution
(Arpeggio Shuffle Resolution)...........................................................79
SINGLE...............................................................................................22, 46
Single mode..........................................................................33, 39, 46, 151
Single Play scherm..................................................................................46
Skip Back Sampling..............................................................................262
330
Index
Skip Back Time......................................................................................302
SKIPBACK................................................................................................23
Slider 1-8 Assign......................................................................76, 145, 293
Slider 1-8 instellingen.............................................................................76
Slider 8 Assign.......................................................................................294
Slider Assign Select...............................................................................293
Slider Assign Source.............................................................................293
SMF....................................................................................................37, 212
SMF lijst..................................................................................................212
Soft Thru
(Soft Thru schakelaar).......................................................................299
Solo Synth...........................................................................................22, 73
Solo/Porta..............................................................................................105
Song.............................................................................23, 36, 218, 228, 232
Song Clear..............................................................................211, 218, 235
Song Delete.............................................................................................210
Song Edit ................................................................................................232
Song Edit scherm...................................................................................232
Song Format Error.................................................................................318
Song Full.................................................................................................318
Song Not Found ....................................................................................318
Song Play........................................................................................ 204-205
Song Play scherm..................................................................................205
Song Util.................................................................................................235
Source 1-4.....................................................................................................
(Multi-effects Control Source 1-4)...................................................157
Spelen......................................................................................................239
Split............................................................................................................62
Split Frequency High............................................................................160
Split Frequency Low.............................................................................160
Standaard bestandstype (Default File Type).....................................301
Standaard MIDI bestand........................................................................37
Step 1-64 (LFO Step 1-64).....................................................................104
Step Back ................................................................................................227
Step LFO.........................................................................................102, 104
Stop Opname.........................................................................................226
STOP..........................................................................................................23
Stretch Tune Depth.................................................................................90
Structure Type 1&2, 3&4........................................................................92
STUDIO ....................................................................................................22
Studio mode.........................................................................33, 39, 66, 154
Studio Play scherm ........................................................................... 66-68
Studio Set...................................................................................... 33, 67-68
Studio Set Control Channel.................................................................299
Studio Set Memo...................................................................................132
Studio Set naam.....................................................................................132
Style
(Arpeggio stijl).....................................................................................78
Switch S1/S2..................................................................................146, 294
Switch S1/S2 Assign...............................................................77, 146, 294
Switch S1/S2 Assign Mode .........................................................146, 294
Switch S1/S2 Assign Source................................................................294
Sync Mode..............................................................................................295
Sync Output
(Sync Output schakelaar).................................................................295
Sync/Temp.............................................................................................295
Systeem...................................................................................................281
System Control 1-4 Source...................................................................301
System Ctrl.............................................................................................301
System Exclusive berichten .................................................................251
System Memory Damaged!.................................................................318
System Write..........................................................................................290
T
TEMPO.....................................................................................................23
Tempo Change ......................................................................................236
Tempo Rec schakelaar..........................................................................223
Tempo Sync (Wave Tempo Sync).......................................................130
Tempo Track....................................................................................37, 236
TEMPO /VALUE ...................................................................................23
Tijdelijk gebied........................................................................................35
Tie (boog)................................................................................................227
Time Stretch...........................................................................................271
Timing.....................................................................................................241
TMT...........................................................................................................92
TMT Control schakelaar.........................................................................95
TMT Velocity Control
(TMT Velocity Control schakelaar)..................................................95
Toetsenbord .....................................................................................22, 292
Toewijsbare schakelaar...........................................................................23
Tone...........................................................................................................32
Tone Chorus zendniveau.............................................125, 131, 152, 154
Tone Coarse Tune ...................................................................................96
Tone Coarse Tune
(Rhythm Tone Coarse Tune)...........................................................121
Tone Coarse Tune
(Sample Tone Coarse Tune).............................................................130
Tone Delay.............................................................................................107
Tone Delay mode..................................................................................107
Tone Delay tijd ......................................................................................108
Tone Env mode......................................................................................108
Tone Env Mode
(Rhythm Tone Env mode)................................................................118
Tone Fine Tune........................................................................................96
Tone Fine Tune
(Rhythm Tone Fine Tune)................................................................121
Tone Fine Tune
(Sample Tone Fine Tune).................................................................130
Tone Initialize..........................................................................................87
Tone Level
Tone Level
(Rhythm Tone Niveau).....................................................................124
Tone Level
(Sample Tone niveau).......................................................................131
Tone aan/uit............................................................................................50
Tone Output Assign......................................................125, 131, 152, 154
Tone uitgangsniveau....................................................125, 131, 152, 154
Tone Pan.................................................................................................101
Tone Pan
(Rhythm Tone Pan)...........................................................................124
Tone Pan
(Sample Tone Pan)............................................................................131
Tone Pan key Follow............................................................................101
Tone Pitch Bend Range ..............................................................................
(Rhythm Tone Pitch Bend Range) ..................................................118
Tone Random Pitch Depth...................................................................121
Tone Receive Bender
(Tone Receive Pitch Bend schakelaar)............................................108
Tone Receive Expression
(Rhythm Tone Receive Expression schakelaar)............................118
Tone Receive Expression
(Tone Receive Expression schakelaar)...........................................108
Tone Receive Hold-1
(Rhythm Tone Receive Hold-1 schakelaar)...................................118
Tone Receive Hold-1
331
Index
(Tone Receive Hold schakelaar)......................................................108
Tone Receive Pan Mode.......................................................................108
Tone Receive Pan Mode
(Rhythm Tone Receive Pan Mode).................................................118
Tone Redamper schakelaar..................................................................108
Tone Reverb zendniveau .............................................125, 131, 152, 154
TONE SEL/SW......................................................................................197
Tone Select......................................................................................152, 154
Toonhoogte......................................................................96, 121, 130, 137
Track..........................................................................................................37
Track Clear.............................................................................................235
TRACK MUTE.......................................................................................197
Track naam.....................................................................................209, 235
Transmit Active sensing
(Transmit Active Sensing schakelaar)............................................299
Transmit Bank Select
(Transmit Bank Select schakelaar)..................................................299
Transmit Edit Data
(Transmit Edit Data schakelaar) .....................................................195
Transmit Program Change
(Transmit Program Change schakelaar)........................................299
Transponeren...................................................................................22, 245
Trigger Level..........................................................................................302
Trigger Mode.................................................................................129, 191
Trigger Quantize........................................................................... 195-196
Trimming Switch...................................................................................302
Truncate..........................................................................................249, 269
Tune Request .........................................................................................251
TVA.................................................................................................100, 124
TVA
(Time Variant Amplifier)...................................................................32
TVA Depth
(LFO1/LFO2 TVA diepte)...............................................................104
TVA Env.................................................................................................125
TVA Env
(TVA Envelope).................................................................................101
TVA Env Level 1-3........................................................................102, 125
TVA Env Time 1 Velocity Sens ...................................................101, 125
TVA Env Time 1-4.........................................................................102, 125
TVA Env Time 4 Velocity Sens ...................................................102, 125
TVA Env Time Key Follow..................................................................102
TVA/TVA Env..............................................................................100, 124
TVF....................................................................................................98, 122
TVF
(Time Variant Filter)...........................................................................32
TVF Cutoff Key Follow ..........................................................................99
TVF Depth
(LFO1/LFO2 TVF diepte)................................................................104
TVF Env..................................................................................................124
TVF Env
(TVF Envelope)..................................................................................100
TVF Env Depth..............................................................................100, 124
TVF Env Level 0-4.................................................................................100
TVF Env Level 1-4
(TVF Envelope niveau 1-4) ..............................................................124
TVF Env Time 1 Velocity Sens......................................................99, 123
TVF Env Time 1-4..................................................................................100
TVF Env Time 1-4
(TVF Envelope tijd 1-4).....................................................................124
TVF Env Time 4 Velocity Sens......................................................99, 123
TVF Env Time Key Follow...................................................................100
TVF Env Velocity Curve ................................................................99, 123
TVF Env Velocity Sens ...................................................................99, 123
TVF/TVF Env..................................................................................98, 122
Type...........................................................................................................75
Type
(Assignable Type) .............................................................................145
Type
(Chorus Type)....................................................................................159
Type
(Multi-effects Type)...........................................................................158
Type
(Patch Multi-effects Type)................................................................157
Type
(Reverb Type) ....................................................................................159
U
Unload....................................................................................................264
Untie........................................................................................................227
USAM .......................................................................................................47
USB..........................................................................................................300
USB COMPUTER....................................................................................24
USB geheugen..........................................................................................35
USB Memory Not Ready!.....................................................................318
USB geheugenruimte..............................................................................24
USB muis..................................................................................................24
USB Offline! ...........................................................................................318
USB Storage......................................................................................35, 285
USB/MIDI Thru
(USB/MIDI Thru schakelaar)..........................................................300
USER.......................................................................................47, 52, 60, 67
USER GROEP.........................................................................................201
User groep scherm................................................................................201
User Sample.............................................................................................47
Utility......................................................................................................132
V
VALUE......................................................................................................23
VALUE knop .....................................................................................23, 41
Variation
(Arpeggio variatie)..............................................................................78
Velocity Curve Type.............................................................................142
Velocity Fade Width Lower...........................................................95, 120
Velocity Fade Width Upper...........................................................95, 121
Velocity Range Lower............................................................95, 120, 135
Velocity Range Upper ............................................................95, 120, 135
Velocity Sens................................................................................................
(Velocity Sensitivity, Aanslaggevoeligheid)..........................195-196
Velocity Sens Offset................................................................................91
Vensters....................................................................................................40
Veranderen, kanaal...............................................................................246
Veranderen, tijdsduur..........................................................................246
Veranderen, Velocity............................................................................245
Verplaatsen ....................................................................................233, 253
Verwijderen..............................................................................................55
Verwijderen, bank...................................................................................55
Verwijderen (Delete).............................................................234, 243, 265
Verwijderen, frase.................................................................................215
Verwijderen, tekst...................................................................................57
Vibrato....................................................................................................139
View........................................................................................................252
V-LINK.............................................................................................22, 305
Voice Monitor........................................................................................141
Voice Reserve...........................................................................................34
VOLUME..................................................................................................22
VOLUME knop........................................................................................22
332
Index
W
Wallpaper (Achtergrond).....................................................................303
WAV........................................................................................................289
Wave (golf)...............................................................................91, 119, 130
Wave Alternate Pan schakelaar ..........................................................120
Wave Coarse Tune................................................................................120
Wave Fine Tune.....................................................................................120
Wave FXM kleur....................................................................................120
Wave FXM diepte..................................................................................120
Wave FXM schakelaar..........................................................................119
Wave Gain................................................................................92, 119, 130
Wave groep......................................................................................91, 119
Wave niveau ..........................................................................................120
Wave nummer L (Mono)................................................................91, 119
Wave nummer R..............................................................................91, 119
Wave Pan................................................................................................120
Wave Pitch Key Follow..........................................................................96
Wave Random Pan schakelaar............................................................120
Wave Tempo Sync...........................................................................92, 119
Waveform
(LFO1/LFO2 golfvorm) ...................................................................103
WG
(Wave Generator)................................................................................32
WMT .......................................................................................................120
WMT Velocity Control
(WMT Velocity Control schakelaar)...............................................120
Write (Opslaan)...................................................23, 79, 88, 116, 128, 148
Write Error!............................................................................................318
Z
Zoom.......................................................................................................266
Zoom In ..................................................................................................227
Zoom Out...............................................................................................227
Zoom/Track Order...............................................................................209
333
Index
Dit product voldoet aan de vereisten van de Europese Richtlijnen EMC 89/336/EEC en LVD 73/23/EEC
Voor EU-landen
Voor EU-landen
376


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Roland Fantom G6 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Roland Fantom G6 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 22,77 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info