11
Vlakschaafbeveiliging (fig. 8)
De schaafasbeveiliging boven de schaafas en voor de schaafgeleiding is van het zogenaamde “brugtype”; de
afstelling volgens het te schaven werkstuk gebeurt manueel.
De hoogte-instelling van de brug laat toe om vlak te schaven , de zijdelingse instelling om te kantrechten.
Het veersysteem in de beveiliging laat toe dat, na het neerdrukken van de brug tot op het tafeloppervlak, de
brug automatisch terugveert tot de ingestelde hoogte.
Bij het kantrechten kan men de beveiligingsbrug altijd verplaatsen zonder van de aslijn van de schaafas af te
wijken.
Plaats de brug altijd ongeveer 10 mm boven het tafeloppervlak, zodat men nog met de houtduwer onder de
beveiliging doorschuiven kan, en verschuif de brug zover zijdelings dat enkel het werkstuk tussen de
schaafgeleiding en de brug kan doorgeschoven worden.
Bij het vlakschaven de brug instellen op werkstukdikte d.m.v. de instelknop (fig.8,1) en ervoor zorgen dat
het werkstuk juist onder de brug kan doorgevoerd worden; de brug wordt tegen de vlakschaafgeleiding
geplaatst om de schaafas volledig af te schermen.
Vlakschaven Kantrechten
Fig.8
Instellen van de spaanafname (fig. 9)
Het instellen van de spaanafname gebeurt als volgt:
1. Los de vergrendeling (1) die zich op de zijkant van de tafel bevindt.
2. Met de hendel (2) kan de tafel op en neer bewogen worden, en de in te stellen afname wordt afgelezen op
de schaalverdeling (3).
3. Het spreekt voor zich dat telkens als de schaafmessen gewisseld worden en de uitgangstafel ingesteld is op
de schaafmeshoogte, men de ingangstafel op dezelfde hoogte moet brengen door bv gebruik te maken van
een vlakke liniaal; daarna moet de schaalverdeling terug op
“0” worden geplaatst.
4. Na het instellen van de spaanafname moet de schaaftafel
terug vergrendeld worden d.m.v. de klemming (1).
Fig.9
1
1
2