bestell nr.
2,4 GHz: F 8050
FX-30
15.2 GASCURVE INSTELLINGEN
Als de gas-stuurknuppel bediend wordt, wordt niet alleen de
gasservo maar ook de pitchservo automatisch aangestuurd.
Voor de individuele afstemming tussen motor- en pitchaanstu-
ring kan voor de gasfunctie een gascurve toegewezen worden.
Er zijn zes curvetypes met elk 17 instelpunten beschikbaar.
Bovendien is de FX-30 met omschakelbare Flight-conditions
(vliegtoestanden) uitgerust, die het mogelijk maken voor de
aparte vliegtoestanden een optimale gasafstemming te pro-
grammeren.
Markeer met de 3Dhotkey de functie gascurve in het helikop-
ter model-menu en bevestig dit met EDIT. Het display heeft
vier vensters die er als volgt uitzien:
In dit menu kunnen voor de volgende vliegtoestanden gascur-
ven ingesteld worden:
• Normaal: voor het starten en afstellen van de motor
• Idle up1 = gasvoorkeuze 1: voor het hoveren
• Idle up2 = gasvoorkeuze 2: voor rondvliegen
• Idle up3 = gasvoorkeuze 3: voor kunstvlucht
• HOLD = autorotatie: autorotatielanding
• Condit 6-8) = vliegtoestanden 6-8: vrij te kiezen
Om verschillende gascurven in te stellen, moet de vliegtoe-
stand van (COMB) groepmode naar APART (enkele mode)
omgezet worden.
De omschakeling tussen deze curven (vliegtoestanden) gebe-
urt via de (vliegtoestand) schakelaar die aan de betreffende
vliegtoestand is toegewezen(zie hfdst 13.1, pag. 40). Bij het
inschakelen moet de vliegtoestand op normaal staan, anders
klinkt er een mixeralarm. Het inschakelen van hoogfrequent
uitstraling is alleen in de “normaal-mode’mogelijk.
Voorbeeld van een gascurve voor de
vliegtoestand ‘NORMAL’.
Programmeer de curve zo ,dat het
motortoerental , bij het bedienen van
de pitchknuppel, over heel het instel-
bereik , zo constant mogelijk blijft.
Voor de meeste gevallen zijn 5 curve-
punten voldoende.
Voorbeeld van een curve voor de
vliegtoestand ‘gasvoorkeuze 1’. Voor
het hoveren worden de gaswaarden
optimaal ingesteld, zodat de motor
voor iedere pitchinstelling het juiste
toerental vasthoudt Voor de meeste
gevallen zijn 5 curve-punten voldoen-
de.
Voorbeeld van een curve voor de
vliegtoestand ‘gasvoorkeuze 2’. Voor
het rondvliegen worden de gaswaar-
den optimaal ingesteld, zodat de
motor voor iedere pitchinstelling het
juiste toerental vasthoudt Voor de
meeste gevallen zijn 5 curve-punten
voldoende.
De afgebeelde curven moeten door testvluchten met het
model optimaal ingesteld worden!
De procedure van de programmering van een gascurve voor
de aparte vliegtoestanden is volkomen identiek aan de instel-
lingen van de pitchcurve. Deze procedure is te lezen in het
vorige hoofdstuk,op pag. 62.
Hetzelfde geldt ook voor de programmering van de trimming
van de gasservo., in de stand ‘hoveren in het tweede display-
venster.
Ook de instellingen voor de gassevo , in het derde venster zijn
volkomen identiek en kunnen op pag. 62 nagelezen worden.
GASLIMITER
Met de gaslimiter kan een begrenzing van de gasfunctie inge-
voerd worden om b.v. de helikopter te blokkeren, tijdens trans-
port of als er afgesteld moet worden. Met MAX en MIN worden
de eindpunten ingesteld. Via een aparte gever b.v. een lineair
schuif wordt de gaslimiter-positie ingesteld. Als er nu met de
gasfunctie gestuurd wordt dan blijft de gasservo op de inge-
stelde stand staan. De pitchfunctie daarentegen blijft wel
bestuurbaar. Let wel op de instellingen globaal en apart.
64