610607
16
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/174
Next page
Gebruiksaanwijzing
Scannerhandleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit apparaat gebruikt en houd hem bij de hand voor toekomstig gebruik. Lees voor een veilig
en correct gebruik van het apparaat eerst de Veiligheidsvoorschriften in “Informatie over dit apparaat”.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Scanbestanden naar mappen verzenden
Bestanden opslaan met de scanfunctie
Scanbestanden bezorgen
Originelen scannen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner
Verschillende scannerinstellingen
Appendix
1
2
3
4
5
6
7
Inleiding
Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik
van dit apparaat. Lees voor uw veiligheid en voordeel deze handleiding eerst zorgvuldig voordat u het
apparaat gebruikt. Bewaar de handleiding op een handige plaats om informatie snel te kunnen opzoe-
ken.
Belangrijk
De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving vooraf worden gewijzigd. In geen enkele om-
standigheid kan het bedrijf aansprakelijk worden gesteld voor directe, indirecte, speciale of toevallige
schade of gevolgschade voortvloeiend uit het hanteren of de bediening van het apparaat.
Originelen waarvan de reproductie is verboden bij wet, niet kopiëren of afdrukken.
Het kopiëren of afdrukken van de volgende originelen is in het algemeen verboden door de plaatselijke
wetgeving:
bankbiljetten, belastingzegels, obligaties, aandeelbewijzen, bankcheques, cheques, paspoorten en rij-
bewijzen.
Deze lijst is slechts een richtlijn en is niet volledig. Wij accepteren geen verantwoordelijkheid voor de
volledigheid of nauwkeurigheid. Overleg met uw juridische adviseur, mocht u vragen hebben over de
rechtmatigheid van het kopiëren of afdrukken van bepaalde originelen.
In deze handleiding worden twee soorten maateenheden gehanteerd. Voor dit apparaat geldt de me-
trieke versie.
Sommige illustraties in deze handleiding kunnen verschillen van de weergave op het apparaat.
Bepaalde opties zijn in sommige landen wellicht niet beschikbaar. Neem voor meer informatie contact
op met uw plaatselijke leverancier.
Afhankelijk van het land waar u bent, kunnen bepaalde eenheden optioneel zijn. Neem voor meer in-
formatie contact op met uw plaatselijke leverancier.
i
Handleiding voor dit apparaat
Raadpleeg de handleidingen die relevant zijn voor hetgeen u met het apparaat
wilt doen.
Informatie over dit apparaat
Lees eerst de Veiligheidsvoorschriften in deze handleiding voordat u dit ap-
paraat gaat gebruiken.
Deze handleiding biedt een inleiding tot de functies van het apparaat. U vindt
er ook een toelichting bij het bedieningspaneel, voorbereidingsprocedures
voor het gebruik van het apparaat, informatie over hoe tekst moet worden in-
gevoerd en over hoe de bijgeleverde CD-ROM’s moeten worden geïnstal-
leerd.
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
In deze handleiding worden de gebruikersinstellingen en adresboekprocedu-
res, zoals het registreren van faxnummers, e-mailadressen en gebruikersco-
des, toegelicht. Raadpleeg deze handleiding tevens voor informatie over het
aansluiten van het apparaat.
Troubleshooting
Hier vindt u een handleiding bij het oplossen van veelvoorkomende proble-
men en wordt uitgelegd hoe papier, toner, nietjes en andere verbruikspro-
ducten moeten worden vervangen.
Beveiligingshandleiding
Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van dit apparaat. De handlei-
ding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken
om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of om het apparaat
te beschermen tegen onrechtmatig gebruik.
De handleiding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen
gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of het
apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik.
Kopieer-/Document Server-handleiding
Beschrijft de kopieerfuncties en -bewerkingen en de Document Server-func-
ties en -bewerkingen. Raadpleeg deze handleiding tevens voor informatie
over het plaatsen van originelen.
Faxhandleiding
Beschrijft de functies en bewerkingen van het faxapparaat.
Printerhandleiding
Beschrijft de functies en bewerkingen van de printer.
Scannerhandleiding
Beschrijft de functies en bewerkingen van de scanner.
ii
Netwerkhandleiding
Beschrijft hoe u het apparaat in een netwerkomgeving kunt configureren en
bedienen en hoe u de bijgeleverde software kunt gebruiken.
Deze handleiding is bedoeld voor alle modellen en bevat functies en instellin-
gen die dit model mogelijk niet heeft. Afbeeldingen, tekeningen en informatie
over de besturingssystemen die worden ondersteund, zijn mogelijk niet alle-
maal op dit apparaat van toepassing.
Overige handleidingen
Handleidingen voor dit apparaat
Veiligheidsinformatie
Verkorte Kopieerhandleiding
Verkorte Faxhandleiding
Verkorte Printerhandleiding
Verkorte Scanhandleiding
PostScript3 Supplement
•UNIX Supplement
Handleidingen voor DeskTopBinder Lite
DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding
DeskTopBinder Introductiehandleiding
Auto Document Link Handleiding
Opmerking
De geleverde handleidingen zijn specifiek per apparaatsoort.
Alleen als Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader is geïnstalleerd, kunnen de
handleidingen als PDF-bestand worden bekeken.
Naar de volgende software wordt verwezen met behulp van algemene bena-
mingen:
*
Optioneel
Productnaam Algemene benaming
DeskTopBinder Lite en DeskTopBinder Professional
*
DeskTopBinder
ScanRouter EX Professional
*
en ScanRouter EX Enterprise
*
de ScanRouter-software
iii
INHOUDSOPGAVE
Handleiding voor dit apparaat ...............................................................................i
Verklaring van symbolen in deze handleiding ....................................................1
Symbolen ...................................................................................................................1
Informatie over de scannerfuncties .....................................................................2
Bedieningspaneel ..................................................................................................3
Vereenvoudigd display...............................................................................................4
Bevestigingsdisplays..................................................................................................5
Scannereigenschappen.........................................................................................9
1. Het versturen van een scanbestand per e-mail
Vóór het verzenden van scanbestanden per e-mail .........................................12
Het versturen van scanbestanden per e-mail ..........................................................12
Voorbereiding voor het versturen per e-mail ............................................................13
E-mailadressen in het adresboek registreren ..........................................................13
E-mailscherm ...........................................................................................................14
Basisbewerking voor versturen van scanbestanden per e-mail.....................15
Overschakelen naar het e-mailscherm ..............................................................18
E-mailbestemmingen opgeven ...........................................................................19
De bestemming in het adresboek van het apparaat selecteren...............................19
Een e-mailadres handmatig invoeren ......................................................................23
Bestemmingen selecteren met zoeken via een LDAP-server..................................24
Een direct ingevoerde bestemming in het adresboek registreren............................27
De e-mailafzender opgeven ................................................................................28
Een afzender selecteren in de lijst ...........................................................................28
Een registratienummer gebruiken voor het opgeven van een afzendernaam .........29
De afzender selecteren via zoeken in het adresboek van het apparaat ..................29
Het e-mailonderwerp opgeven............................................................................32
Het e-mailbericht opgeven..................................................................................33
Een bericht selecteren in de lijst ..............................................................................33
Een bericht handmatig invoeren ..............................................................................34
Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail....................................................35
De URL per e-mail verzenden..................................................................................36
2. Scanbestanden naar mappen verzenden
Vóór het verzenden van bestanden via scan-to-folder ....................................40
Scanbestanden versturen via scan-to-folder............................................................40
Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder...............................................43
Bestemmingsmappen in het adresboek registreren.................................................44
Scan-to-folderscherm...............................................................................................44
Basisbewerkingen voor gebruik van scan-to-folder ........................................46
Overschakelen naar het scan-to-folderscherm.................................................48
iv
Scan-to-folderbestemmingen opgeven .............................................................49
De bestemming in het adresboek van het apparaat selecteren...............................49
Bestanden naar een gedeelde netwerkmap verzenden...........................................53
Bestanden naar een FTP-server verzenden ............................................................56
Bestanden naar een NDS-structuur of NetWare-server verzenden.........................58
Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adresboek registreren .............62
Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder ....................................63
3. Bestanden opslaan met de scanfunctie
Vóór het opslaan van bestanden........................................................................66
Beschrijving van opslaan van bestanden via de scannerfunctie..............................66
Basisbewerking voor opslaan van scanbestanden..........................................68
Bestandsinformatie opgeven voor een opgeslagen bestand..........................70
Een gebruikersnaam opgeven .................................................................................70
Een bestandsnaam opgeven ...................................................................................71
Een wachtwoord opgeven........................................................................................72
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven ................................................73
Lijst met opgeslagen bestanden ..............................................................................73
Zoeken in de lijst met opgeslagen bestanden..........................................................75
Opgeslagen bestanden controleren...................................................................77
Een in de lijst geselecteerd opgeslagen bestand controleren..................................77
Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer................................79
Een opgeslagen bestand verzenden..................................................................80
Opgeslagen bestanden verzenden ..........................................................................80
Opgeslagen bestanden beheren ........................................................................82
Een opgeslagen bestand verwijderen ......................................................................82
Gegevens voor een opgeslagen bestand wijzigen...................................................83
4. Scanbestanden bezorgen
Vóór het bezorgen van bestanden .....................................................................87
Beschrijving van bezorgen van scanbestanden.......................................................87
Bezorgen van een bestand voorbereiden ................................................................88
DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM .............................89
Scherm voor netwerkbezorgingsscanner.................................................................90
Basisbewerking voor bezorgen van bestanden................................................92
Overschakelen naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner...........95
Bezorgingsbestemmingen opgeven ..................................................................96
In het adresboek van de bezorgingsserver geregistreerde bestemmingen
selecteren ..............................................................................................................96
De afzender opgeven.........................................................................................100
Een afzender selecteren in de afzenderslijst via de bestemmingslijst van de
bezorgingsserver ................................................................................................. 100
Een afzender selecteren door het registratienummer in te voeren ........................101
De afzender selecteren die in de bestemmingslijst van de bezorgingsserver
wordt opgezocht...................................................................................................102
Het onderwerp van de te verzenden e-mail via de bezorgingsserver
opgeven ............................................................................................................104
Gelijktijdige opslag en bezorging..................................................................... 105
v
5. Originelen scannen met de TWAIN-compatibele
netwerkscanner
Vóór het gebruiken van de TWAIN-compatibele netwerkscanner ................107
Beschrijving van de TWAIN-compatibele netwerkscanner ....................................108
Voorbereiding van gebruik van de TWAIN-compatibele netwerkscanner..............109
Het TWAIN-stuurprogramma installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM .............110
Basisbewerking voor TWAIN-compatibele netwerkscanner .........................111
6. Verschillende scannerinstellingen
Scaninstellingen ................................................................................................113
Items voor het opgeven van scannerinstellingen...........................................114
Scantype ................................................................................................................114
Resolutie ................................................................................................................115
Scanformaat...........................................................................................................115
Bewerken ............................................................................................................... 123
Belichting aanpassen........................................................................................124
Invoertype origineel instellen ...........................................................................125
Origineelrichting .....................................................................................................125
Originele instelling..................................................................................................126
Stempel ..................................................................................................................128
Batch, SADF ..........................................................................................................129
Verdelen................................................................................................................. 130
Meerdere pagina’s van originelen als één bestand scannen ........................131
Bestandstype en bestandsnaam instellen ......................................................133
Bestandstype instellen ........................................................................................... 133
Bestandsnaam instellen .........................................................................................135
Beveiligingsinstellingen voor PDF-bestanden........................................................137
Programma’s ...................................................................................................... 141
Regelmatig gebruikte instellingen registreren ........................................................141
Geregistreerde inhoud oproepen ...........................................................................142
Een geregistreerd programma wijzigen ................................................................. 143
Een programma wissen ......................................................................................... 144
De geregistreerde programmanaam wijzigen ........................................................144
Eerste waarden voor eerste display registreren.....................................................145
Scaninstellingen bij het gebruik van de TWAIN-scanner...............................146
Origineelrichting instellen op de TWAIN-scanner .................................................. 146
Scannen van originelen van gemengd formaat met gebruik van de
TWAIN-scanner ...................................................................................................147
vi
7. Appendix
Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang .............................149
Bij het gebruik van e-mail, naar map verzenden, opslaan of netwerkbezorging....150
Bij gebruik als TWAIN-scanner ..............................................................................151
Verband tussen opgegeven bestands-type voor scannen en
bestandstypen voor verzenden per e-mail en via scan-to-folder................153
Software meegeleverd op cd-rom ....................................................................154
Quick Install............................................................................................................154
TWAIN-stuurprogramma ........................................................................................155
DeskTopBinder Lite................................................................................................155
Waarden van verschillende ingestelde opties voor de functie
voor verzending, opslag of bezorging...........................................................157
Verzendfunctie .......................................................................................................157
Opslagfunctie .........................................................................................................159
Functie netwerkbezorging ......................................................................................160
Specificaties .......................................................................................................161
INDEX....................................................................................................... 162
1
Verklaring van symbolen in deze
handleiding
Symbolen
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:
Geeft belangrijke veiligheidsaanwijzingen aan.
Als deze aanwijzingen worden genegeerd, kan dit ernstig letsel of zelfs overlij-
den tot gevolg hebben. Zorg daarom dat u deze opmerkingen leest. Deze zijn te
vinden in de paragraaf “Veiligheidsinformatie” van het hoofdstuk Informatie
over dit apparaat.
Geeft belangrijke veiligheidsaanwijzingen aan.
Zorg dat u deze opmerkingen leest. Indien de aanwijzingen niet worden opge-
volgd, kan dit licht letsel of schade aan eigendommen tot gevolg kan hebben.
Deze zijn te vinden in de paragraaf “Veiligheidsinformatie” van het hoofdstuk
Informatie over dit apparaat.
Geeft punten aan die bij het gebruik van dit apparaat aandacht verdienen en be-
schrijft mogelijke oorzaken van papierstoringen, beschadiging van originelen of
verlies van gegevens. Zorg dat u deze toelichting leest.
Geeft aanvullende uitleg over de functies van het apparaat’ en biedt instructies
voor het verhelpen van fouten in het gebruik.
Dit symbool staat aan het eind van paragrafen en geeft aan waar u nadere rele-
vante informatie kunt vinden.
[ ]
Geeft de namen aan van de toetsen die op het display van het apparaat verschij-
nen.
{ }
Geeft de namen aan van de toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
2
Informatie over de scannerfuncties
In deze paragraaf worden functies beschreven die u in de scannermodus kunt
gebruiken.
Raadpleeg de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over elke
functie.
Gescande bestanden verzenden
U kunt op verschillende manieren vastgelegde gegevens als bestanden naar
computers verzenden.
Scanbestanden per e-mail verzenden
Zie hoofdstuk 1, “Scanbestanden per e-mail verzenden”, voor meer infor-
matie.
Scanbestanden naar een gedeelde map versturen
Zie hoofdstuk 2, “Scanbestanden naar mappen versturen”, voor meer in-
formatie.
Scanbestanden naar een FTP-server versturen
Zie hoofdstuk 2, “Scanbestanden naar mappen versturen”, voor meer in-
formatie.
Scanbestanden naar een NetWare-server versturen
Zie hoofdstuk 2, “Scanbestanden naar mappen versturen”, voor meer in-
formatie.
Scanbestanden bezorgen via de bezorgingsserver
Zie hoofdstuk 4, “Scanbestanden bezorgen”, voor meer informatie.
Originelen scannen met het TWAIN-stuurprogramma
Gebruik het TWAIN-stuurprogramma om het apparaat op te geven waarop
originelen vanaf een clientcomputer worden gescand. Raadpleeg hoofdstuk
5 “Originelen scannen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner”, voor
meer informatie.
Bestanden opslaan
U kunt scanbestanden opslaan op de harde schijf van het apparaat. Opgesla-
gen bestanden kunnen later worden verzonden. Raadpleeg hoofdstuk 3, “Be-
standen opslaan met de scanfunctie”, voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.11 “Het versturen van een scanbestand per e-mail”
Pag.39 “Scanbestanden naar mappen verzenden”
Pag.87 “Scanbestanden bezorgen”
Pag.107 “Originelen scannen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner”
Pag.65 “Bestanden opslaan met de scanfunctie”
3
Bedieningspaneel
In deze paragraaf worden het vereenvoudigd display en drie bevestigingsscher-
men uitgelegd: Instellingen controleren, Voorvertoning en Status verzendbe-
stand.
In deze handleiding vindt u uitleg over het e-mailscherm, het scan-to-folder-
scherm, het scherm voor de lijst met opgeslagen bestanden en het scherm voor
de netwerkbezorgingsscanner. Zie “E-mailscherm”, “Scan-to-folderscherm”,
“Lijst met opgeslagen bestanden” en “Scherm voor netwerkbezorgingsscan-
ner”.
Verwijzing
Pag.14 “E-mailscherm”
Pag.44 “Scan-to-folderscherm”
Pag.73 “Lijst met opgeslagen bestanden”
Pag.90 “Scherm voor netwerkbezorgingsscanner”
4
Vereenvoudigd display
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u naar het vereenvoudigde display kunt
schakelen.
Als u op {Vereenvoudigd display} drukt, wordt er overgeschakeld van het scherm
van het eerste display naar het scherm van het vereenvoudigde display.
Letters en toetsen worden in een groter formaat weergegeven, wat de bediening
vergemakkelijkt.
Voorbeeld van vereenvoudigd display
1. [Kleurentoets]
Als u hierop drukt, wordt de toetskleur
gewijzigd en de helderheid van het dis-
play vergroot.
Dit geldt niet voor het eerste scanner-
scherm.
Opmerking
Druk nogmaals op {Vereenvoudigd display} om terug te gaan naar het eerste
scherm.
Sommige toetsen worden in het vereenvoudigde display niet weergegeven.
AMG051S
ALQ010S
!NL
5
Bevestigingsdisplays
In deze paragraaf worden drie bevestigingsschermen uitgelegd: Instellingen
controleren, Voorvertoning en Status verzendbestand.
Instellingen controleren
In deze paragraaf worden weergegeven items uitgelegd. Tevens wordt uitge-
legd hoe u het scherm Instellingen controleren kunt weergeven.
Gebruik het scherm Instellingen controleren om de instellingen voor scannen en
verzenden te controleren.
Als u op [Modi controleren] drukt, wordt van het eerste scannerscherm overge-
schakeld naar het scherm Instellingen controleren.
Instellingen controleren
1. Origineel
Scaninstellingen, Origineel invoertype en
andere scaninstellingen worden weerge-
geven.
2. Pictogram verzendfunctie
Geeft het pictogram weer van de ge-
bruikte verzendfunctie.
3. Afzender en bestemming
Geeft de afzender en de verzend- of be-
zorgingsbestemmingen weer.
4. Verzenden
Geeft de instellingen voor verzenden
weer, zoals Afzender en Onderwerp.
ALQ011S!NL
6
Voorvertoning
In deze paragraaf worden weergegeven items uitgelegd. Tevens wordt uitge-
legd hoe u het scherm Voorvertoning kunt weergeven.
Gebruik het scherm Voorvertoning om te controleren of originelen correct zijn
gescand.
U kunt het scherm Voorvertoning weergeven bij het verzenden van bestanden
per e-mail of via scan-to-folder, het bezorgen van bestanden of het gelijktijdig
verzenden en bezorgen van bestanden.
Druk op [Voorvertoning] om het scherm Voorvertoning weer te geven en start ver-
volgens het scannen terwijl [Voorvertoning] nog is geselecteerd.
Voorvertoning
1. [Uitzoomen] en [Inzoomen]
Als u hierop drukt, wordt de weergege-
ven voorvertoning verkleind of vergroot.
2. [][][][]
Als u hierop drukt, wordt het weergege-
ven gebied verschoven.
3. [TX Annuleren]
Als u hierop drukt, wordt een voorverto-
ning afgesloten en een verzending onder-
broken.
4. [TX Continueren]
Als u hierop drukt, wordt een voorverto-
ning afgesloten en een verzending voort-
gezet.
5. Bestand weergeven
Geeft de naam en grootte van een be-
stand weer.
6. Pagina weergeven
Geeft het nummer van de huidige weer-
gegeven pagina, het totaal aantal pagi-
na’s, het paginaformaat en de kleur-
modus weer.
7. [Veranderen]
Als u hierop drukt, wordt de weergege-
ven pagina van het geselecteerde bestand
gewijzigd.
8. Positie weergeven
Geeft de positie van een afbeelding weer
als deze vergroot is.
ALQ012S!NL
7
Opmerking
Voorvertoning is niet beschikbaar, als een bestand wordt opgeslagen met [Al-
leen opslaan].
Voorvertoning is niet beschikbaar bij het verzenden van een opgeslagen be-
stand.
U kunt een opgeslagen bestand in de lijst met opgeslagen bestanden bekijken
met behulp van het scherm Voorvertoning. Raadpleeg “Een in de lijst gese-
lecteerd opgeslagen bestand controleren”, voor meer informatie over het be-
kijken van een opgeslagen bestand.
Voorvertoning is niet beschikbaar als u Hoge compressie PDF selecteert als
bestandstype.
Voorvertoning wordt mogelijk niet weergegeven als het scannen is mislukt of
als het afbeeldingsbestand is beschadigd. Als dit het geval is, moet u het ori-
gineel opnieuw scannen.
Verwijzing
Pag.77 “Een in de lijst geselecteerd opgeslagen bestand controleren”
Status verzendbestand
In deze paragraaf worden weergegeven items uitgelegd. Tevens wordt uitge-
legd hoe u het scherm Status verzendbestand kunt openen.
Gebruik het scherm Status verzendbestand om de e-mailverzending, verzenden
via scan-to-folder en de bezorgingsresultaten te controleren.
Als u op [Status scanbestand] drukt, wordt het scherm Status verzendbestand
weergegeven.
Er worden maximaal 9 verzend- of bezorgingsresultaten gelijktijdig weergege-
ven. Druk op [U] of [T] om tussen de resultaten te schakelen.
Status verzendbestand
ALQ013S!NL
8
1. Datum / Tijd
Geeft de tijd en de datum weer waarop
de verzending door dit apparaat werd
gespecificeerd of de datum en tijd waar-
op Voltooid, Fout of Geannuleerd werd
bevestigd.
2. Pictogram verzendfunctie
Geeft het pictogram weer van de ge-
bruikte verzendfunctie.
3. Bestemming
Hier wordt de verzendbestemming
weergegeven.
Als u meerdere bestemmingen heeft ge-
selecteerd, wordt de bestemming weer-
gegeven die het eerste werd geselecteerd.
4. Afzender
Geeft de naam van de afzender weer.
5. Bestandsnaam
Geeft de opgeslagen bestandsnaam weer
van bestanden die gelijktijdig worden
verzonden en opgeslagen, of van opge-
slagen bestanden die worden verzonden.
6. Status
Geeft de volgende verzendstatus weer:
Voltooid, Bezig met verzenden..., Wach-
ten..., Fout of Geannuleerd.
7. [TX stoppen]
Om het verzenden te annuleren, selec-
teert u een bestand met de status [Wach-
ten...] en drukt u vervolgens op [TX
stoppen].
8. [Lijst afdrukken]
Als u hierop drukt, worden de verzend-
resultaten afgedrukt.
Opmerking
U kunt de verzendresultaten van de scannerfunctie niet controleren door on-
derin op het scherm op [Takenlijst] te drukken. Om verzendresultaten te con-
troleren, drukt u op [Status scanbestand] en opent u vervolgens het scherm
Status verzendbestand.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, is het mogelijk dat bepaalde ver-
zendresultaten niet worden weergegeven.
9
Scannereigenschappen
In dit gedeelte worden de instellingen van de scannereigenschappen uitgelegd.
Druk op {Gebruikersinstellingen/Teller} om het scherm Scannereigenschappen te
openen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer infor-
matie.
Standaardinstellingen
Items Beschrijving
Titel veranderen Stelt de te gebruiken index in als de lijst met be-
stemmingen van dit apparaat wordt weergege-
ven.
Bestem.lijst van de bez.server bijwerken Stelt u in staat de bestemmingslijst van de bezor-
gingsserver bij te werken als u op [Bestem.lijst van
de bez.server bijwerken] drukt. Om deze functie te
gebruiken, stelt u onder [Systeeminstellingen] de
optie [Bezorgingsoptie] in op [Aan].
Bestemming zoeken Geef de standaardbestemmingslijst voor zoeken
op vanuit het adresboek van het apparaat of van-
af de LDAP-server. Om via een LDAP-server te
zoeken, registreert u de LDAP-server onder [Sys-
teeminstellingen] en stelt u vervolgens [LDAP zoe-
ken] in op [Aan].
TWAIN Standby Tijd Selecteer het antwoord van het apparaat, als een
clientcomputer de TWAIN-scanner probeert te
gebruiken terwijl het scannen wordt uitgevoerd.
Bestemmingslijst Display Prioriteit 1 Selecteer de standaardbestemmingslijst vanuit
de bestemmingslijst van het apparaat of vanuit
de bestemmingslijst die door de bezorgingsser-
ver wordt beheerd.
Bestemmingslijst Display Prioriteit 2 Geef aan of de e-mailbestemmingslijst of de map-
bestemmingslijst prioriteit heeft.
Scanlogboek afdrukken en verwijderen Geef het antwoord van het apparaat op, als het
maximum aantal scannerjournalen wordt over-
schreden.
Scanlogboek afdrukken Hiermee kunt u het scannerjournaal afdrukken.
Het scannerjournaal wordt vervolgens verwij-
derd.
Scanlogboek verwijderen Hiermee kunt u het scannerjournaal verwijderen
zonder het af te drukken.
10
Scaninstellingen
Instellingen voor verzenden
Basisinstellingen
Items Beschrijving
A.C.S.Gevoeligheidsniveau Hiermee kunt u het gevoeligheidsniveau instel-
len voor het beoordelen van kleur / zwart-wit bij
het scannen van originelen, als [Scantype] is inge-
steld op [Autom. kl.sel].
Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat Geeft aan welke bewerking het apparaat uitvoert
terwijl het wacht op aanvullende originelen na
het scannen via de glasplaat.
Wachtijd voor volgend orig.: SADF Stelt de bewerking van dit apparaat voor de
wachtrij voor extra originelen in na het scannen
van originelen via de automatische documente-
ninvoer (ADF).
Achtergrondbelichting van ADS (Kleur) Corrigeert de scanbelichting om de resolutie van
papiertypen te verbeteren, zoals papier dat niet
wit is (bijvoorbeeld originelen op krantenpapier
of transparante originelen).
Items Beschrijving
Compressie (Zwart/Wit) Geef een compressiemethode op voor bestanden
die in zwart-wit zijn gescand.
Compressie (Grijswaarden/Kleur) Geef een compressiemethode op voor bestanden
die in grijswaarden of in kleur zijn gescand.
Hoge compressie PDF-niveau Geef de datacompressiemethode op voor Hoge
compressie PDF-bestanden.
Max. E-mailform. Geef aan of de grootte van e-mails met bijlagen
moet worden beperkt.
E-mail delen & verzenden Geef aan of bestanden waarvan de in [Max. E-mail-
form.] opgegeven grootte wordt overschreden, al
dan niet moeten worden gesplitst en vervolgens
als meerdere e-mails moeten worden verzonden.
Taal E-mailinformatie Selecteer de taal waarin documentinformatie, zo-
als de titel, datum en beheerdersnaam, wordt
verzonden.
Aant. cijf. vr enk. pag. best. Instelling van het aantal cijfers voor serienum-
mers van bestanden die uit één pagina bestaan.
E-mail methode opgeslagen bestand Instelling van de standaardwaarde die bepaalt of
een bestand als bijlage wordt meegezonden of
dat een URL link wordt verzonden, als opgesla-
gen bestanden per e-mail worden verzonden.
Items Beschrijving
Menu beveiligen Instelling van het standaardtoegangsniveau voor
functies waarvan andere gebruikers dan de be-
heerder de instellingen kunnen veranderen.
11
1. Het versturen van een
scanbestand per e-mail
U kunt scanbestanden als bijlage bij e-mails voegen en deze via bijvoorbeeld het
LAN en het Internet verzenden.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
12
1
Vóór het verzenden van scanbestanden
per e-mail
In deze paragraaf worden de noodzakelijke voorbereidingen en de procedure
voor het verzenden van scanbestanden per e-mail uitgelegd.
Het versturen van scanbestanden per e-mail
In deze paragraaf wordt de functie voor het verzenden van scanbestanden per
e-mail uitgelegd.
1. Dit apparaat
Een gescand bestand kan aan een e-mail
worden toegevoegd en naar een mailser-
ver worden gestuurd.
2. SMTP-server
Om scanbestanden per e-mail te kunnen
verzenden, moet u toegang hebben tot
een e-mailserver die SMTP (Simple Mail
Transfer Protocol) ondersteunt. U hoeft
echter niet een e-mailserver te hebben
binnen het LAN waartoe dit apparaat
behoort. De server stuurt een ontvangen
e-mail via een LAN of via het Internet
door naar een opgegeven bestemming.
3. Cliëntcomputer
Gebruik e-mailsoftware voor de client
om e-mailberichten en scanbestandsbijla-
gen te ontvangen die door dit apparaat
worden gegenereerd.
4. LDAP-server
Gebruik deze server voor het beheren
van e-mailaccounts, het zoeken op het
netwerk en het verifiëren van computers
die toegang hebben tot het apparaat. Met
de LDAP-server kunt u vanaf het appa-
raat naar bestemmingen zoeken.
ZZZ508S
Vóór het verzenden van scanbestanden per e-mail
13
1
Voorbereiding voor het versturen per e-mail
In deze paragraaf worden de voorbereidingen en instellingen voor het verzen-
den van scanbestanden per e-mail uitgelegd.
A Sluit het apparaat aan op het netwerk.
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-
kabel of een draadloos LAN (IEEE 802.11b).
B Geef de noodzakelijke netwerkinstellingen op in [Systeeminstellingen].
Als u het apparaat via een Ethernet-kabel hebt aangesloten op het netwerk,
geeft u de volgende instellingen op. Zie de Bedieningshandleiding Standaard-
instellingen voor meer informatie.
Geef het IPv4-adres en het subnetmasker van het apparaat op.
Geef het IPv4 gateway-adres op.
•Schakel in [Effectief protocol] de optie [IPv4] in.
Geef de SMTP-server op.
C Wijzig indien nodig de instellingen in [Verzendinst.] onder [Scannereigen-
schappen].
Opmerking
Om het apparaat op het netwerk aan te sluiten via een IEEE 1394-kabel of
draadloos LAN (IEEE 802.11b), is respectievelijk een uitgebreide 1394-
kaart of een uitgebreide draadloos LAN-kaart vereist. Zie de Netwerk-
handleiding voor meer informatie.
In [Systeeminstellingen] in te stellen items variëren, afhankelijk van de net-
werkomgeving. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor
meer informatie over netwerkinstellingen.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informa-
tie over [Scannereigenschappen].
E-mailadressen in het adresboek registreren
U kunt regelmatig gebruikte e-mailadressen registreren in het adresboek.
Registreer e-mailadressen in [Adresboekmanagement] onder [Beheerdertoepas.] van-
uit [Systeeminstellingen]. Adressen kunnen ook als groepen worden geregistreerd.
Opmerking
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie
over het registreren van e-mailadressen in het adresboek.
U kunt e-mailadressen ook in het adresboek invoeren met Web Image Moni-
tor of SmartDeviceMonitor for Admin. Zie de Netwerkhandleiding voor
meer informatie over het installeren van deze toepassingen. Zie de Help bij
de desbetreffende toepassingen voor meer informatie over het registreren
van adressen in het adresboek.
Afhankelijk van het soort apparaat kunt u mogelijk het apparaat niet gebrui-
ken wanneer het het adresboek aan het bijwerken is met CSV-bestanden (op-
gehaald met SmartDeviceMonitor for Admin) waarin gebruikerscodes staan.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
14
1
E-mailscherm
In deze paragraaf wordt de schermindeling voor het verzenden van scanbestan-
den per e-mail uitgelegd.
De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een on-
derdeel selecteren of opgeven door erop te drukken.
Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het
als volgt gemarkeerd: []. Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd,
zien er zo uit: [].
1. Bestemmingsveld
De opgegeven bestemming wordt weer-
gegeven. Als er meerdere bestemmingen
zijn opgegeven, drukt u op [U] of [T] om
door de bestemmingen te bladeren.
2. E-mail / Map
Druk op deze tabs om tussen het e-mail-
scherm en het scan-to-folderscherm te
schakelen.
Schakel ook naar het andere scherm
over, als u dezelfde bestanden zowel per
e-mail als via scan-to-folder verzendt.
3. E-mailpictogram
Dit pictogram geeft aan dat het e-mail-
scherm wordt weergegeven. Geeft de be-
stemmingen weer die zijn geregistreerd
op de bezorgingsserver of op dit apparaat.
4. [Handm. inv.]
Druk op deze toets om bestemmingen op
te geven die niet in het adresboek zijn ge-
registreerd en geef vervolgens de e-mail-
adressen op met behulp van het weerge-
geven soft-toetsenbord.
5. [Reg.nr.]
Druk op deze toets om een bestemming
te specificeren met behulp van een regis-
tratienummer van vijf cijfers.
6. Bestemmingslijst
De lijst met bestemmingen die op het ap-
paraat zijn geregistreerd, wordt weerge-
geven. Als niet alle bestemmingen
kunnen worden weergegeven, drukt u
op [U] of [T] om naar een ander scherm
over te schakelen.
Groepsbestemmingen worden aangege-
ven met het symbool .
7. [Tekst][Onderwerp][Naam afzender]
[Ontv. Bev.]
Geef het bericht, het onderwerp en de af-
zender op en geef aan of Message Dispo-
sition Notification (MDN) al dan niet
moet worden gebruikt.
ALQ006S!NL
Basisbewerking voor versturen van scanbestanden per e-mail
15
1
Basisbewerking voor versturen van
scanbestanden per e-mail
In deze paragraaf wordt de basisbewerking voor het verzenden van scanbestan-
den per e-mail uitgelegd.
A Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de toets {Instel-
lingen verwijderen}.
B Als het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner of scan-to-folder wordt
geopend, schakelt u over naar het e-mailscherm.
Zie “Overschakelen naar het e-mailscherm” voor meer informatie.
C Plaats de originelen.
D Druk indien noodzakelijk op [Scaninstellingen] om de scannerinstellingen
op te geven, zoals de resolutie en het scanformaat.
Zie “Verschillende scannerinstellingen” voor meer informatie.
E Geef indien noodzakelijk de scanbelichting op.
Zie “Belichting aanpassen” voor meer informatie.
F Druk indien noodzakelijk op [Originele invoertype] om de instellingen op te
geven, zoals de zijde van het origineel en de richting.
Zie “Invoertype origineel instellen” voor meer informatie.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
16
1
G Druk indien noodzakelijk op [Bestandnaam / Type] om de instellingen op te
geven, zoals de bestandsnaam en de bestandsgrootte.
Zie “Bestandstype en bestandsnaam instellen” voor meer informatie.
H Specificeer de bestemming.
U kunt meerdere bestemmingen opgeven.
Zie “E-mailbestemmingen opgeven” voor meer informatie.
I Druk indien noodzakelijk op [Tekst] om het e-mailbericht op te geven.
Zie “Het e-mailbericht opgeven” voor meer informatie.
J Druk indien noodzakelijk op [Onderwerp] om het e-mailonderwerp op te ge-
ven.
Zie “Het e-mailonderwerp opgeven” voor meer informatie.
K Druk op [Naam afzender] om de afzender van de e-mail op te geven.
Zie “De e-mailafzender opgeven” voor meer informatie.
L Druk op [Ontv. Bev.] om Message Disposition Notification te gebruiken.
Als u [Ontv. Bev.] selecteert, ontvangt de geselecteerde afzender van de e-mail
een e-mailmelding dat de e-mailontvanger de e-mail heeft geopend.
M Druk op {Start}.
Plaats de volgende originelen, als u batches scant.
Opmerking
Als u twee of meer bestemmingen heeft geselecteerd, kunnen de bestem-
mingen een voor een worden weergegeven als u op [U] of [T] drukt, naast
het bestemmingsveld.
Om een geselecteerde bestemming te annuleren, geeft u de bestemming op
in het bestemmingsveld en drukt u vervolgens op {Wis/Stop}. U kunt een
in het adresboek geselecteerde bestemming annuleren door nogmaals op
de geselecteerde bestemming te drukken.
In [Systeeminstellingen] kunt u het e-mailadres van de beheerder opgeven
als de standaardafzender. U kunt dan e-mails verzenden zonder iets voor
[Naam afzender] te hoeven opgeven. Zie de Bedieningshandleiding Stan-
daardinstellingen voor meer informatie.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan de aangemelde gebruiker
worden opgegeven als [Naam afzender].
Om Message Disposition Notification te gebruiken, meldt u zich op het
apparaat als gebruiker aan en geeft u de afzender op. Houd er rekening
mee dat de e-mailmelding [Ontv. Bev.] wellicht niet wordt verzonden als
de e-mailsoftware Message Disposition Notification niet ondersteunt.
Basisbewerking voor versturen van scanbestanden per e-mail
17
1
Door op {Instellingen controleren} te drukken, kunt u van het eerste scanner-
scherm overschakelen naar het scherm Instellingen controleren om de in-
stellingen te controleren. Zie “Instellingen controleren” voor meer
informatie.
Als u op [Voorvertoning] drukt en vervolgens een document scant, wordt
het scherm Voorvertoning geopend. Zie “Voorvertoning” voor meer infor-
matie.
Druk op {Wis/Stop} om het scannen te annuleren.
U kunt een scanbestand ook opslaan en gelijktijdig per e-mail verzenden.
Zie “Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.11 “Het versturen van een scanbestand per e-mail”
Pag.113 “Verschillende scannerinstellingen”
Pag.125 “Invoertype origineel instellen”
Pag.124 “Belichting aanpassen”
Pag.19 “E-mailbestemmingen opgeven”
Pag.28 “De e-mailafzender opgeven”
Pag.32 “Het e-mailonderwerp opgeven”
Pag.33 “Het e-mailbericht opgeven”
Pag.35 “Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail”
Pag.6 “Voorvertoning”
Pag.5 “Instellingen controleren”
Het versturen van een scanbestand per e-mail
18
1
Overschakelen naar het e-mailscherm
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u naar het e-mailscherm kunt overscha-
kelen.
Als het scan-to-folderscherm wordt weergegeven, drukt u op [E-mail] om naar
het e-mailscherm over te schakelen.
Als het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner wordt weergegeven, scha-
kelt u op de volgende manier over naar het e-mailscherm.
A Druk op [Bez.bestem.].
Het e-mailscherm of het scherm van scan-to-folder wordt weergegeven.
B Druk op [E-mail]. als het scan-to-folderscherm wordt weergegeven.
Het e-mailscherm wordt geopend.
Opmerking
U kunt niet vanuit het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner over-
schakelen terwijl er bezorgingsbestemmingen worden opgegeven. Om een
opgegeven bestemming te wissen, geeft u de bestemming op in het be-
stemmingsveld van het scherm van de netwerkbezorgingsscanner en
drukt u vervolgens op {Wis/Stop}.
E-mailbestemmingen opgeven
19
1
E-mailbestemmingen opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe e-mailbestemmingen kunnen worden
opgegeven.
U kunt op een van de volgende manieren e-mailbestemmingen opgeven:
Selecteer de bestemming in het adresboek van het apparaat.
Geef het e-mailadres rechtstreeks op.
Zoek de LDAP-server voor de bestemming en selecteer deze
Voordat u bestemmingen gaat selecteren, moet u [Naar] hebben geselecteerd.
Druk indien noodzakelijk op [Cc] of [Bcc] en selecteer vervolgens de bestemmin-
gen.
De bestemming in het adresboek van het apparaat selecteren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de bestemming in het adresboek van het
apparaat kan worden geselecteerd.
Belangrijk
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u de bestemmingen vooraf in-
voeren in [Systeeminstellingen]. Zie de Bedieningshandleiding Standaardin-
stellingen voor meer informatie.
U kunt bestemmingen die in het adresboek van het apparaat zijn geregistreerd,
op de volgende manieren selecteren:
Een bestemming in de lijst selecteren;
Een bestemming selecteren door het registratienummer in te voeren;
Een bestemming selecteren door deze in het adresboek van het apparaat op
te zoeken;
Een bestemming selecteren uit het overzicht
De afzender selecteren in de bestemmingslijst.
A Druk in de bestemmingslijst op de toets met de bestemmingsnaam.
De toets van de geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en de bestem-
ming verschijnt in het bestemmingsveld bovenaan op het scherm.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
20
1
Opmerking
Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de
volgende stappen uit:
Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren.
Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden sommige bestem-
mingen wellicht niet in de bestemmingslijst vermeld.
Een bestemming selecteren door het registratienummer in te voeren
Selecteer de bestemming in het adresboek van het apparaat via het registratie-
nummer van die bestemming.
A Druk op [Reg.nr.].
B Met behulp van de cijfertoetsen geeft u het vijfcijferige registratienummer
op dat aan de vereiste bestemmingsmap is toegewezen.
Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cij-
fer op de toets {q}. Voorbeeld: om 00003 op te geven, drukt u op {3} en ver-
volgens op {q}.
C Druk op [OK].
Als u op [Wijzigen] drukt, kunt u de geselecteerde bestemming wijzigen.
E-mailbestemmingen opgeven
21
1
De bestemming in het adresboek van het apparaat opzoeken en vervolgens selecteren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de bestemming in het adresboek van
het apparaat kunt zoeken en selecteren.
A Druk op [Zkbest.].
B Als u wilt zoeken op een naam, drukt u op [Naam].
Als u wilt zoeken op een e-mailadres, drukt u op [E-mailadres].
Via het weergegeven soft-toetsenbord kunt u de naam of het e-mailadres in-
voeren.
U kunt ook zoeken door [Naam] en [E-mailadres] te combineren.
C Voer een deel van de bestemmingsnaam in.
Als u wilt zoeken op een e-mailadres, geeft u een deel van het adres op.
D Druk op [OK].
E Druk indien noodzakelijk op [Geavanceerd zoeken] en geef vervolgens de
zoekcriteria op.
Door op [Geavanceerd zoeken] te drukken, kunt u zoeken op basis van criteria,
zoals [Naam], [E-mailadres] en [Mapnaam]. U kunt ook zoeken door de [Eerste
woord]- of [Laatste woord]-criteria met andere criteria te combineren.
Het geïllustreerde scherm is een voorbeeld. De items die in werkelijkheid
worden weergegeven kunnen hiervan verschillen.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
22
1
F Druk op [Zoekopdr. starten].
Bestemmingen die aan de zoekcriteria voldoen, worden weergegeven.
G Selecteer een bestemming.
H Selecteer [Naar], [Cc] of [Bcc].
I Druk op [OK].
Opmerking
Als [LDAP zoeken] wordt ingesteld op [Aan] in [Systeeminstellingen], dient u
ervoor te zorgen dat [Adresboek] het bovenste gedeelte van het scherm is
geselecteerd voordat de zoekopdracht wordt uitgevoerd.
Zoekcriteria die in [Geavanceerd zoeken] worden weergegeven, zoals
[Naam], [E-mailadres] en [Mapnaam], zijn in het adresboek van het apparaat
geregistreerd. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor
meer informatie.
Als u op [Geavanceerd zoeken] drukt, worden de volgende criteria weerge-
geven:
[Eerste woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”.
[Laatste woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “C”.
[Ex. overeenk.]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken
(of de opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “ABC”.
[Incl. één woord]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven te-
kens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”, “B” of “C”.
[Woorden uitsl.]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven
tekens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “D”.
Als u op [Details] drukt, kunt u details van de geselecteerde bestemmingen
bekijken.
Er kunnen maximaal 100 bestemmingen als zoekresultaten worden weer-
gegeven.
E-mailbestemmingen opgeven
23
1
Een e-mailadres handmatig invoeren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een e-mailadres handmatig kan worden
ingevoerd.
A Druk op [Handm. inv.].
Via het weergegeven soft-toetsenbord kunt u het e-mailadres invoeren.
B Voer het e-mailadres in.
C Druk op [OK].
Opmerking
[Handm. inv.] wordt, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk
niet weergegeven.
Om het geregistreerde e-mailadres van een bestemming te wijzigen, drukt
u op [Bewerken] aan de linkerzijde van het bestemmingsveld, zodat het
soft-toetsenbord wordt weergegeven. Via dit toetsenbord voert u het nieu-
we adres in en vervolgens klikt u op [OK].
Het direct ingevoerde e-mailadres kan in het adresboek van het apparaat
worden geregistreerd. Zie “Een direct ingevoerde bestemming in het
adresboek registreren” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.27 “Een direct ingevoerde bestemming in het adresboek registreren”
Het versturen van een scanbestand per e-mail
24
1
Bestemmingen selecteren met zoeken via een LDAP-server
Als u toegang heeft tot een LDAP-server, kunt u bestemmingen zoeken en selec-
teren.
Belangrijk
Deze functie kan worden gebruikt, als een LDAP-server op het netwerk is
aangesloten. Bovendien moet de server onder [Systeeminstellingen] zijn gere-
gistreerd en moet [LDAP zoeken] zijn ingesteld op [Aan]. Zie de Bedienings-
handleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
A Druk op [Zkbest.].
B Selecteer de LDAP-server die naast [Adresboek] wordt weergegeven.
Registreer de LDAP-server vooraf in [Systeeminstellingen].
Als voor toegang tot de geselecteerde server verificatie wordt vereist, ver-
schijnt het verificatiescherm. Voer ter verificatie de gebruikersnaam en het
wachtwoord in.
E-mailbestemmingen opgeven
25
1
C Als u wilt zoeken op een naam, drukt u op [Naam].
Als u wilt zoeken op een e-mailadres, drukt u op [E-mailadres].
Via het weergegeven soft-toetsenbord kunt u de naam of het e-mailadres in-
voeren.
U kunt ook zoeken door [Naam] en [E-mailadres] te combineren. Als u op
[Naam] zoekt, wordt de zoekopdracht uitgevoerd op achternaam of op voor-
naam, afhankelijk van de configuratie die de beheerder voor het zoeken heeft
ingesteld.
D Voer een deel van de bestemmingsnaam in.
Als u wilt zoeken op een e-mailadres, geeft u een deel van het bestemmings-
adres op.
E Druk op [OK].
F Druk indien noodzakelijk op [Geavanceerd zoeken] en geef vervolgens de
zoekcriteria op.
Door op [Geavanceerd zoeken] te drukken, kunt u zoeken op basis van criteria,
zoals [Naam], [E-mailadres], [Bedrijfsnaam], [Afdelingsnaam] en [Zoekopties]. U
kunt ook zoeken door de [Eerste woord]- of [Laatste woord]-criteria met andere
criteria te combineren.
Het geïllustreerde scherm is een voorbeeld. De items die in werkelijkheid
worden weergegeven kunnen hiervan verschillen.
G Druk op [Zoekopdr. starten].
Bestemmingen die aan de zoekcriteria voldoen, worden weergegeven.
H Selecteer de bestemming.
I Selecteer [Naar], [Cc] of [Bcc].
Het versturen van een scanbestand per e-mail
26
1
J Druk op [OK].
Opmerking
De zoekcriteria [Faxbestemming], [Bedrijfsnaam], [Afdelingsnaam] en [Zoekop-
ties] die in [Geavanceerd zoeken] worden weergegeven, worden op de
LDAP-server geregistreerd. [Zoekopties] kan in [Systeeminstellingen] wor-
den geregistreerd. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
voor meer informatie.
Als u op [Geavanceerd zoeken] drukt, worden de volgende criteria weerge-
geven:
[Eerste woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”.
[Laatste woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “C”.
[Ex. overeenk.]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken
(of de opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “ABC”.
[Incl. één woord]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven te-
kens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”, “B” of “C”.
[Woorden uitsl.]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven
tekens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “D”.
[Ongestr. zk.]: een vage zoekbewerking (De werking van deze vage zoek-
bewerking is afhankelijk van het door de LDAP-server ondersteunde
systeem.)
Als u op [Details] drukt, kunt u details van de geselecteerde bestemmingen
bekijken.
Er kunnen maximaal 100 bestemmingen als zoekresultaten worden weer-
gegeven.
Als een via de LDAP-server gevonden e-mailadres te lang is, kan het niet
als bestemming worden opgegeven. Zie “E-mail verzenden” voor meer in-
formatie over het aantal tekens dat kan worden opgegeven.
Er kunnen meerdere e-mailadressen voor een bestemming worden gere-
gistreerd. In de zoekresultaten verschijnt echter slechts één e-mailadres
per bestemming. Het hangt af van de LDAP-server welk e-mailadres
wordt weergegeven. Meestal is dit het e-mailadres dat het eerst is geregis-
treerd.
Verwijzing
Pag.157 “E-mail verzenden”
E-mailbestemmingen opgeven
27
1
Een direct ingevoerde bestemming in het adresboek registreren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een direct ingevoerde bestemming in het
adresboek van het apparaat kan worden geregistreerd. U kunt ook een bestem-
ming registreren die vanaf de LDAP-server wordt geselecteerd.
A Geef de bestemming die u wilt registreren weer in het bestemmingsveld.
B Druk op [Prg.Best.].
C Druk op [Namen] en geef vervolgens de naam en andere te registreren gege-
vens op.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie
over het opgeven van te registreren gegevens.
D Druk op [OK].
Opmerking
[Prg.Best.] wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de beveili-
gingsinstellingen. In een dergelijk geval kunt u de registratie niet vol-
tooien.
Om een via de LDAP-server gezochte en geselecteerde bestemming te re-
gistreren in het adresboek van het apparaat, geeft u de bestemming weer
en drukt u vervolgens op [Prg.Best.].
Het versturen van een scanbestand per e-mail
28
1
De e-mailafzender opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de e-mailafzender kan worden opgege-
ven.
Om e-mail te kunnen verzenden, moet u de naam van de afzender opgeven.
U kunt op een van de volgende manieren de e-mailafzender opgeven:
De afzender selecteren in de afzenderlijst van het apparaat;
Een afzender selecteren door het registratienummer in te voeren.
Een afzender selecteren door deze in het adresboek van het apparaat op te
zoeken.
Opmerking
Afzenders moeten vooraf worden geregistreerd onder [Systeeminstellingen].
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
In [Systeeminstellingen] kunt u het e-mailadres van de beheerder opgeven als
de standaardafzender. U kunt dan e-mails verzenden zonder iets voor [Naam
afzender] te hoeven opgeven. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstel-
lingen voor meer informatie.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan de aangemelde gebruiker
worden opgegeven als [Naam afzender].
Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselec-
teerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de bevei-
ligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde
beveiligingscode juist is, verschijnt de naam van de afzender.
Een afzender selecteren in de lijst
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de afzender in het adresboek van het ap-
paraat kan worden geselecteerd.
A Druk op [Naam afzender].
B Selecteer de afzender.
C Druk op [OK].
De e-mailafzender opgeven
29
1
Een registratienummer gebruiken voor het opgeven van een
afzendernaam
Selecteer de afzender in de bestemmingslijst op basis van het registratienummer.
A Druk op [Naam afzender].
B Druk op [Registratienr.].
C Met behulp van de cijfertoetsen geeft u het vijfcijferige registratienummer
op dat aan de vereiste bestemmingsmap is toegewezen.
Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cij-
fer op de toets {q}.
Voorbeeld: u wilt 00006 invoeren
Druk op {6} en vervolgens op {q}.
D Druk tweemaal op [OK].
Als u op [Wijzigen] drukt, kunt u de geselecteerde bestemming wijzigen.
De afzender selecteren via zoeken in het adresboek van het
apparaat
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de afzender in het adresboek van het ap-
paraat kan worden gezocht.
A Druk op [Naam afzender].
Het versturen van een scanbestand per e-mail
30
1
B Druk op [Zoeken].
C Als u wilt zoeken op een naam, drukt u op [Naam].
Als u wilt zoeken op een e-mailadres, drukt u op [E-mailadres].
Via het weergegeven soft-toetsenbord kunt u de naam of het e-mailadres
waarop u wilt zoeken, invoeren.
U kunt ook zoeken door [Naam] en [E-mailadres] te combineren.
D Geef het deel op van de naam van de afzender waarop u wilt zoeken.
Als u wilt zoeken op een e-mailadres, geeft u een deel van het adres op.
E Druk op [OK].
F Druk indien noodzakelijk op [Geavanceerd zoeken] en geef vervolgens de
zoekcriteria op.
Door op [Geavanceerd zoeken] te drukken, kunt u zoeken op basis van criteria,
zoals [Naam], [E-mailadres] en [Mapnaam].
U kunt ook zoeken door de [Eerste woord]- of [Laatste woord]-criteria met ande-
re criteria te combineren.
Het geïllustreerde scherm is een voorbeeld. De items die in werkelijkheid
worden weergegeven kunnen hiervan verschillen.
G Druk op [Zoekopdr. starten].
Bestemmingen die aan de zoekcriteria voldoen, worden weergegeven.
H Selecteer de afzender.
De e-mailafzender opgeven
31
1
I Druk op [OK].
Opmerking
Als [LDAP zoeken] wordt ingesteld op [Aan] in [Systeeminstellingen], dient u
ervoor te zorgen dat [Adresboek] het bovenste gedeelte van het scherm is
geselecteerd voordat de zoekopdracht wordt uitgevoerd.
Zoekcriteria die in [Geavanceerd zoeken] worden weergegeven, zoals
[Naam], [E-mailadres] en [Mapnaam], zijn in het adresboek van het apparaat
geregistreerd. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor
meer informatie.
Als u op [Geavanceerd zoeken] drukt, worden de volgende criteria weerge-
geven:
[Eerste woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”.
[Laatste woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “C”.
[Ex. overeenk.]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken
(of de opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “ABC”.
[Incl. één woord]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven te-
kens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”, “B” of “C”.
[Woorden uitsl.]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven
tekens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “D”.
Als u op [Details] drukt, kunt u details over de geselecteerde afzender be-
kijken.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
32
1
Het e-mailonderwerp opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe het e-mailonderwerp kan worden opge-
geven.
A Druk op [Onderwerp].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
B Geef het onderwerp op.
C Druk op [OK].
Het e-mailbericht opgeven
33
1
Het e-mailbericht opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe het e-mailbericht kan worden opgege-
ven.
Het bericht kan op de volgende manieren worden gemaakt:
Het e-mailbericht in de lijst selecteren;
Het bericht direct invoeren.
Een bericht selecteren in de lijst
U kunt een bericht in de lijst selecteren.
Belangrijk
Berichten die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn
geregistreerd in [Systeeminstellingen].
A Druk op [Tekst].
B Selecteer een bericht.
C Druk op [OK].
Het versturen van een scanbestand per e-mail
34
1
Een bericht handmatig invoeren
U kunt een bericht handmatig invoeren.
A Druk op [Tekst].
B Druk op [Handm. inv.].
Via het weergegeven soft-toetsenbord kunt u het bericht invoeren.
C Voer het bericht in.
D Druk tweemaal op [OK].
Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail
35
1
Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een bestand kan worden opgeslagen en
gelijktijdig per e-mail kan worden verzonden.
A Druk op [Bestand opslaan].
B Zorg ervoor dat [Verzenden & Opslaan ] is geselecteerd.
C Geef indien noodzakelijk gegevens op, zoals [Gebruikersnaam], [Bestands-
naam] en [Wachtwoord].
Zie “Bestandsinformatie opgeven voor een opgeslagen bestand” voor meer
informatie.
D Druk op [OK].
E Geef de instelling op voor het verzenden van het bestand per e-mail en ver-
zend vervolgens het bestand.
Zie “Basisbewerking voor versturen van scanbestanden per e-mail” voor
meer informatie.
Opmerking
Als u scanbestanden opslaat en gelijktijdig per e-mail verzendt, kunnen de
bestanden niet opnieuw vanaf het e-mailscherm worden verzonden. Voor
het opnieuw verzenden van bestanden, selecteert u het bestand op het
scherm voor selecteren van opgeslagen bestanden en verzendt u deze ver-
volgens. Zie “Een opgeslagen bestand verzenden” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.80 “Een opgeslagen bestand verzenden”
Pag.70 “Bestandsinformatie opgeven voor een opgeslagen bestand”
Pag.15 “Basisbewerking voor versturen van scanbestanden per e-mail”
Het versturen van een scanbestand per e-mail
36
1
De URL per e-mail verzenden
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de URL van het opgeslagen bestand per
e-mail kan worden verzonden.
Belangrijk
Om de URL van het opgeslagen bestand per e-mail te verzenden zonder het
bestand zelf te verzenden, moet u de instelling opgeven in [Scannereigenschap-
pen]. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer infor-
matie.
U kunt de URL verzenden als u een opgeslagen bestand per e-mail verzendt en
als u een bestand opslaat en dit gelijktijdig per e-mail verzendt.
Met de verzonden URL kan de ontvanger het bestand dat via de URL toeganke-
lijk is, over het netwerk bekijken, downloaden of verwijderen met behulp van
Web Image Monitor. Zelfs als u vanwege netwerkbeperkingen een bestand niet
per e-mail kunt verzenden, kunt u de URL van dat bestand verzenden.
A In [Scannereigenschappen] selecteert u [URL link verzenden] onder [E-mail metho-
de opgeslagen bestand].
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie
over het opgeven van de instelling.
B Een opgeslagen bestand per e-mail verzenden. U kunt ook een bestand op-
slaan en dit gelijktijdig per e-mail verzenden.
Zie “Een opgeslagen bestand verzenden” voor meer informatie over het ver-
zenden van een opgeslagen bestand per e-mail.
Zie “Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail” voor meer informatie over
het opslaan van een bestand en dit gelijktijdig verzenden per e-mail.
Een e-mail zoals hieronder weergegeven, wordt naar de bestemming verzon-
den.
C Klik in de e-mailbestemming op de URL.
Web Image Monitor wordt gestart.
D Het bestand over het netwerk bekijken, verwijderen of downloaden met
behulp van Web Image Monitor.
Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail
37
1
Opmerking
Het is aan te bevelen dat u Web Image Monitor gebruikt in dezelfde net-
werkomgeving. Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over het
opgeven van instellingen met Web Image Monitor.
Afhankelijk van de omgeving is het mogelijk dat de browser niet start en
dat u het bestand niet kunt bekijken, zelfs als u op de URL in het per e-mail
verzonden bestand klikt. Als dit probleem zich voordoet, klik dan nog-
maals op dezelfde URL of geef de URL handmatig op in de adresbalk van
de browser.
Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie over de functies
voor het weergeven en downloaden van opgeslagen bestanden met Web
Image Monitor.
Om details weer te geven over de functies voor het beheren van opgesla-
gen bestanden met behulp van Web Image Monitor, klikt u op [Help]
rechtsboven in het venster van elke webbrowser.
U kunt de URL per e-mail verzenden en deze gelijktijdig via scan-to-folder
versturen. In dat geval wordt het bestand, niet de URL, naar de scan-to-fol-
derbestemming verzonden.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
38
1
39
2. Scanbestanden naar
mappen verzenden
Met behulp van de scan-to-folderfunctie kunt u scanbestanden over het netwerk
naar gedeelde mappen, mappen op FTP-servers of NetWare-mappen versturen.
Scanbestanden naar mappen verzenden
40
2
Vóór het verzenden van bestanden via
scan-to-folder
In deze paragraaf worden de voorbereidingen en de procedure voor het verzen-
den van bestanden via scan-to-folder uitgelegd
Scanbestanden versturen via scan-to-folder
In deze paragraaf wordt de functie voor het verzenden van scanbestanden via
scan-to-folder uitgelegd.
Bestanden naar gedeelde mappen verzenden
1. Dit apparaat
U kunt scanbestanden naar gedeelde net-
werkmappen verzenden. Als u scanbe-
standen naar gedeelde netwerkmappen
wilt versturen, gebruikt u het SMB-proto-
col.
2. Computer met een gedeelde map
Voor het gebruik van deze functie moet
vooraf een gedeelde map worden ge-
maakt. U kunt een gedeelde map opge-
ven voor het opslaan van scanbestanden.
3. Cliëntcomputer
U kunt ook bladeren in gescande bestan-
den die vanaf een clientcomputer naar
een gedeelde map zijn opgeslagen.
ZZZ509S
Vóór het verzenden van bestanden via scan-to-folder
41
2
Bestanden naar een FTP-server versturen
1. Dit apparaat
U kunt scanbestanden naar mappen op
FTP-servers verzenden. Als u scanbe-
standen naar mappen op FTP-servers
wilt versturen, gebruikt u het FTP-proto-
col.
2. FTP-server
De FTP-server is een server die zorgt
voor de overdracht van bestanden tussen
computers op hetzelfde netwerk. Op
deze server worden overgedragen be-
standen opgeslagen. Het is belangrijk dat
de FTP-server zich bevindt op het
LAN/WAN waartoe dit apparaat be-
hoort. Via een proxy server kunt u geen
toegang krijgen tot een FTP-server.
3. Cliëntcomputer
U kunt ook bladeren in gescande bestan-
den die vanaf een clientcomputer naar
een FTP-server zijn opgeslagen. U moet
op de computer een FTP-clientprogram-
ma hebben om verbinding met een FTP-
server te kunnen maken.
ZZZ510S
Scanbestanden naar mappen verzenden
42
2
Bestanden naar een NetWare-server versturen
1. Dit apparaat
U kunt scanbestanden naar NetWare-
mappen verzenden. Als u scanbestanden
naar NetWare-mappen wilt versturen,
gebruikt u het NCP-protocol.
2. NetWare-server
U kunt deze server gebruiken om bestan-
den via NetWare op het netwerk te delen.
Door het verzenden van afbeeldingsge-
gevens naar de server, kunnen bestanden
op de server worden opgeslagen.
3. Cliëntcomputer
De bestanden kunnen alleen worden ge-
download door computers waarop de
NetWare-client is geïnstalleerd en die op
de server zijn ingelogd.
ZZZ511S
Vóór het verzenden van bestanden via scan-to-folder
43
2
Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder
In deze paragraaf worden de voorbereidingen en instellingen voor het verzen-
den van scanbestanden via scan-to-folder uitgelegd.
Belangrijk
Bestanden kunnen naar gedeelde mappen op clientcomputers worden ver-
zonden.
Bestanden kunnen ook naar FTP-servers worden verzonden, mits deze op het
netwerk aanwezig zijn.
Bestanden kunnen ook naar NetWare-servers worden verzonden, mits deze
op het netwerk aanwezig zijn.
A Sluit het apparaat aan op het netwerk.
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-
kabel of een draadloos LAN (IEEE 802.11b).
B Geef de noodzakelijke netwerkinstellingen op in [Systeeminstellingen].
Als u het apparaat via een Ethernet-kabel heeft aangesloten op het netwerk,
geeft u de volgende instellingen op. Zie de Bedieningshandleiding Standaar-
dinstellingen voor meer informatie.
Geef het IPv4-adres en het subnetmasker van het apparaat op.
Geef het IPv4 gateway-adres op.
•Schakel in [Effectief protocol] de optie [IPv4] in.
Om bestanden naar gedeelde mappen te verzenden, schakelt u [SMB] in
[Effectief protocol] in. Om bestanden naar NetWare-mappen te verzenden,
schakelt u [NetWare] in [Effectief protocol] in.
C Wijzig indien nodig de instellingen in [Verzendinst.] onder [Scannereigen-
schappen].
Opmerking
Om het apparaat op het netwerk aan te sluiten via een IEEE 1394-kabel of
draadloos LAN (IEEE 802.11b), is respectievelijk een uitgebreide 1394-
kaart of een uitgebreide draadloos LAN-kaart vereist. Zie de Netwerk-
handleiding voor meer informatie.
In [Systeeminstellingen] in te stellen items variëren, afhankelijk van de net-
werkomgeving. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor
meer informatie over netwerkinstellingen.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informa-
tie over [Scannereigenschappen].
Het verzenden van bestanden met SMB is alleen mogelijk in een NetBios-
via-TCP/IP-omgeving. Het verzenden van bestanden met SMB is niet mo-
gelijk in de NetBEUI-omgeving.
Zelfs wanneer instellingen die via het bedieningspaneel, Web Image Mo-
nitor, Telnet of een andere methode zijn opgegeven het gebruik van SMB
en FTP niet toestaan, is het nog steeds mogelijk om bestanden te versturen.
Scanbestanden naar mappen verzenden
44
2
Bestemmingsmappen in het adresboek registreren
U kunt de adressen van regelmatig gebruikte bestemmingsmappen in het adres-
boek registreren. Registreer de mapadressen in [Adresboekmanagement] onder
[Beheerdertoepas.] vanuit [Systeeminstellingen]. Deze adressen kunnen ook als
groepen worden geregistreerd.
Opmerking
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie
over het registreren van het adres van een bestemmingsmap in het adresboek.
U kunt gegevens invoeren in het adresboek met Web Image Monitor of
SmartDeviceMonitor for Admin. Zie Netwerkhandleiding voor informatie
over het installeren van SmartDeviceMonitor for Admin. Zie de Help van ie-
dere toepassing voor informatie over het vastleggen van adressen.
Afhankelijk van het soort apparaat kunt u mogelijk het apparaat niet gebrui-
ken wanneer het het adresboek aan het bijwerken is met CSV-bestanden (op-
gehaald met SmartDeviceMonitor for Admin) waarin gebruikerscodes staan.
Scan-to-folderscherm
In deze paragraaf wordt de schermindeling voor het verzenden van scanbestan-
den via scan-to-folder uitgelegd.
De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een on-
derdeel selecteren of opgeven door erop te drukken. Wanneer u een onderdeel
op het display selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: []
Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: [].
ALQ007S!NL
Vóór het verzenden van bestanden via scan-to-folder
45
2
1. Bestemmingsveld
De opgegeven bestemming wordt weer-
gegeven. Als er meerdere bestemmingen
zijn opgegeven, drukt u op [U] of [T] om
door de bestemmingen te bladeren.
2. E-mail / Map
Druk hierop om te schakelen tussen het
scan-to-folderscherm en het e-mail-
scherm.
Schakel ook naar het andere scherm over
als u een bestand zowel per e-mail als via
scan-to-folder verzendt.
3. Scan-to-folderpictogram
Dit pictogram geeft aan dat het scan-to-
folderscherm wordt weergegeven.
4. [Handm. inv.]
Om bestemmingen op te geven die niet in
het adresboek zijn geregistreerd, drukt u
op deze knop. Het soft-toetsenbord
wordt weergegeven waarop u het adres
van de bestemmingsmap kunt invoeren.
5. [Reg.nr.]
Druk hierop om een bestemming te spe-
cificeren met behulp van een registratie-
nummer van vijf cijfers.
6. Bestemmingslijst
De lijst met bestemmingen die op het ap-
paraat zijn geregistreerd, wordt weerge-
geven.
Als niet alle bestemmingen kunnen wor-
den weergegeven, drukt u op [U] of [T]
om naar een ander scherm over te scha-
kelen.
Groepsbestemmingen worden aangege-
ven met het symbool .
7. [Tekst][Onderwerp][Naam afzender]
[Ontv. Bev.]
U kunt het bericht, het onderwerp en de
afzender opgeven en u kunt aangeven of
Message Disposition Notification (MDN)
al dan niet moet worden gebruikt. De in-
gevoerde gegevens worden gebruikt
voor e-mailverzending, als bestanden zo-
wel via scan-to-folder als per e-mail wor-
den verzonden. Zie “Scanbestanden per
e-mail verzenden” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.11 “Het versturen van een scanbestand per e-mail”
Scanbestanden naar mappen verzenden
46
2
Basisbewerkingen voor gebruik van scan-
to-folder
In deze paragraaf worden de basisbewerkingen uitgelegd bij het werken met
scan-to-folder.
A Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de toets {Instel-
lingen verwijderen}.
B Als het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner of het-mailscherm
wordt geopend, schakelt u over naar het scan-to-folderscherm.
Zie “Overschakelen naar het scan-to-folderscherm” voor meer informatie.
C Plaats de originelen.
D Druk indien noodzakelijk op [Scaninstellingen] om de scannerinstellingen
op te geven, zoals de resolutie en het scanformaat.
Zie “Verschillende scannerinstellingen” voor meer informatie.
E Geef indien noodzakelijk de scanbelichting op.
Zie “Belichting aanpassen” voor meer informatie.
F Druk indien noodzakelijk op [Originele invoertype] om de instellingen op te
geven, zoals de zijde van het origineel en de richting.
Zie “Invoertype origineel instellen” voor meer informatie.
Basisbewerkingen voor gebruik van scan-to-folder
47
2
G Druk indien noodzakelijk op [Bestandnaam / Type] om de instellingen op te
geven, zoals de bestandsnaam en de bestandsgrootte.
Zie “Bestandstype en bestandsnaam instellen” voor meer informatie.
H Specificeer de bestemming.
U kunt meerdere bestemmingen opgeven.
Zie “Scan-to-folderbestemmingen opgeven” voor meer informatie.
I Druk op {Start}.
Plaats de volgende originelen, als u batches scant.
Opmerking
Als u meerdere bestemmingen heeft geselecteerd, kunt u drukken op [U]
of [T] naast het bestemmingsveld om door de bestemmingen te bladeren.
Om een geselecteerde bestemming te annuleren, geeft u de bestemming op
in het bestemmingsveld en drukt u vervolgens op {Wis/Stop}. U kunt een
in het adresboek geselecteerde bestemming annuleren door nogmaals op
de geselecteerde bestemming te drukken.
Door op {Instellingen controleren} te drukken, kunt u van het eerste scanner-
scherm overschakelen naar het scherm Instellingen controleren om de in-
stellingen te controleren. Zie “Instellingen controleren” voor meer
informatie.
Als u op [Voorvertoning] drukt en vervolgens een document scant, wordt
het scherm Voorvertoning geopend. Zie “Voorvertoning” voor meer infor-
matie.
Druk op {Wis/Stop} om het scannen te annuleren.
U kunt een bestand ook opslaan en gelijktijdig via scan-to-folder verzen-
den. Zie “Gelijktijdig opslaan en verzenden via scan-to-folder” voor meer
informatie.
Verwijzing
Pag.48 “Overschakelen naar het scan-to-folderscherm”
Pag.113 “Verschillende scannerinstellingen”
Pag.125 “Invoertype origineel instellen”
Pag.124 “Belichting aanpassen”
Pag.49 “Scan-to-folderbestemmingen opgeven”
Pag.133 “Bestandstype en bestandsnaam instellen”
Pag.63 “Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder”
Pag.6 “Voorvertoning”
Pag.5 “Instellingen controleren”
Scanbestanden naar mappen verzenden
48
2
Overschakelen naar het scan-to-
folderscherm
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u naar het scan-to-folderscherm kunt
overschakelen.
Als het e-mailscherm wordt weergegeven, drukt u op [Map] om naar het scan-to-
folderscherm over te schakelen.
Als het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner wordt weergegeven, scha-
kelt u op de volgende manier over naar het scan-to-folderscherm.
A Druk op [Bez.bestem.].
Het e-mailscherm of het scherm van scan-to-folder wordt weergegeven.
B Druk op [Map] als het e-mailscherm wordt weergegeven.
Het scan-to-folderscherm verschijnt.
Opmerking
U kunt niet vanuit het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner over-
schakelen terwijl er bezorgingsbestemmingen worden opgegeven. Om een
opgegeven bestemming te wissen, geeft u de bestemming op in het be-
stemmingsveld van het scherm van de netwerkbezorgingsscanner en
drukt u vervolgens op {Wis/Stop}.
Scan-to-folderbestemmingen opgeven
49
2
Scan-to-folderbestemmingen opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe scan-to-folderbestemmingen kunnen
worden opgegeven.
U kunt op een van de volgende manieren een bestand via scan-to-folder verzen-
den:
Een bestemming selecteren die in het adresboek van het apparaat is geregis-
treerd;’
Een bestand naar een gedeelde netwerkmap verzenden;
Een bestand naar een FTP-server verzenden;
Een bestand naar een NDS-structuur of een NetWare-server verzenden.
De bestemming in het adresboek van het apparaat selecteren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de bestemming in het adresboek van het
apparaat kan worden geselecteerd.’
Belangrijk
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u de bestemmingen vooraf in-
voeren in [Systeeminstellingen].
U kunt op een van de volgende manieren een bestemming selecteren die in het
adresboek van het apparaat is geselecteerd:
De afzender selecteren in de bestemmingslijst.
Een bestemming selecteren door het registratienummer in te voeren;
Een bestemming selecteren die u in het adresboek van het apparaat hebt op-
gezocht.’
Opmerking
Als u de adresbeveiligingscode heeft opgegeven om toegang tot het adres-
boek te krijgen, wordt het scherm geopend waarop u de adresbeveiligingsco-
de kunt invoeren.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden sommige bestemmin-
gen wellicht niet in de bestemmingslijst vermeld.
Scanbestanden naar mappen verzenden
50
2
Een bestemming selecteren in de bestemmingslijst
De afzender selecteren in de bestemmingslijst.
A Druk in de bestemmingslijst op de toets met de bestemmingsnaam.
De toets van de geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en de bestem-
ming verschijnt in het bestemmingsveld bovenaan op het scherm.
Opmerking
Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de
volgende stappen uit:
Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren.
Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden sommige bestem-
mingen wellicht niet in de bestemmingslijst vermeld.
Een bestemming selecteren door het registratienummer in te voeren
Selecteer de bestemming in het adresboek van het apparaat via het registratie-
nummer van die bestemming.
A Druk op [Reg.nr.].
Scan-to-folderbestemmingen opgeven
51
2
B Gebruik de cijfertoetsen om het vijfcijferige registratienummer in te voe-
ren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend.
Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cij-
fer op de toets {q}.
Voorbeeld: u wilt 00004 invoeren.
Druk op {4} en vervolgens op {q}.
C Druk op [OK].
Als u op [Wijzigen] drukt, kunt u de geselecteerde bestemming wijzigen.
De bestemming in het adresboek van het apparaat opzoeken en vervolgens selecteren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de bestemming in het adresboek van
het apparaat kunt zoeken en selecteren.’
A Druk op [Zkbest.].
B Als u wilt zoeken op een naam, drukt u op [Naam].
Als u wilt zoeken op het pad, drukt u op [Map].
Via het weergegeven soft-toetsenbord kunt u de naam of het pad invoeren.
U kunt ook zoeken door [Naam] en [Mapnaam] te combineren.
C Voer een deel van de bestemmingsnaam in.
Als u wilt zoeken op het pad, drukt u op een deel van het pad.
D Druk op [OK].
Scanbestanden naar mappen verzenden
52
2
E Druk indien noodzakelijk op [Geavanceerd zoeken] en geef vervolgens de
zoekcriteria op.
Door op [Geavanceerd zoeken] te drukken, kunt u zoeken op basis van criteria,
zoals [Naam], [E-mailadres] en [Mapnaam].
U kunt ook zoeken door de [Eerste woord]- of [Laatste woord]-criteria met ande-
re criteria te combineren.
Het geïllustreerde scherm is een voorbeeld. De items die in werkelijkheid
worden weergegeven kunnen hiervan verschillen.
F Druk op [Zoekopdr. starten].
Bestemmingen die aan het zoekcriterium voldoen, worden weergegeven.
G Selecteer de bestemmingsmap.
H Druk op [OK].
Opmerking
Zoekcriteria die in [Geavanceerd zoeken] worden weergegeven, zoals
[Naam], [E-mailadres] en [Map], zijn in het adresboek van het apparaat gere-
gistreerd.’ Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer
informatie.
Als u op [Geavanceerd zoeken] drukt, worden de volgende criteria weerge-
geven:
[Eerste woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”.
[Laatste woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “C”.
[Ex. overeenk.]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken
(of de opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “ABC”.
[Incl. één woord]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven te-
kens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”, “B” of “C”.
[Woorden uitsl.]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven
tekens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “D”.
Als u op [Details] drukt, kunt u details van de geselecteerde bestemmingen
bekijken.
Er kunnen maximaal 100 bestemmingen als zoekresultaten worden weer-
gegeven.
Scan-to-folderbestemmingen opgeven
53
2
Bestanden naar een gedeelde netwerkmap verzenden
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de bestemming kunt opgeven bij het
verzenden van bestanden naar een gedeelde netwerkmap.
Belangrijk
De gedeelde map moet vooraf op de clientcomputer worden gemaakt.
Afhankelijk van het besturingssysteem op de clientcomputer is voor toegang
tot de gedeelde map mogelijk verificatie vereist.
U kunt op een van de volgende manieren een bestand over het netwerk naar een
gedeelde map verzenden:
Het pad naar de bestemming rechtstreeks opgeven;
Het pad specificeren door op het netwerk naar de bestemming te bladeren.
Het pad naar de bestemming handmatig invoeren
U kunt het pad naar de bestemmingsmap handmatig invoeren.
A Druk op [Handm. inv.].
B Druk op [SMB].
C Druk op [Handm. inv.] rechts van het padveld.
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
D Voer het pad voor de map in.
Als de mapnaam bijvoorbeeld “gebruiker” is en de computernaam “desk01”:
\\desk01\gebruiker.
In plaats van de bestemming op te geven aan de hand van het pad, kunt u ook
het desbetreffende IPv4-adres opgeven.
E Druk op [OK].
Scanbestanden naar mappen verzenden
54
2
F Afhankelijk van de bestemmingsinstellingen, geeft u de gebruikersnaam
op om u aan te melden op de clientcomputer.
Druk op [Handm. inv.] rechts van het veld Gebruikersnaam om het soft-toet-
senbord weer te geven.
G Afhankelijk van de bestemmingsinstellingen, geeft u het wachtwoord op
om u aan te melden op de clientcomputer.
Druk op [Handm. inv.] om het soft-toetsenbord weer te geven.
H Druk op [Verbindingstest].
Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven
gedeelde map bestaat.
I Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten].
J Druk op [OK].
Opmerking
Als voor toegang tot de map verificatie wordt vereist, verschijnt het inlog-
scherm. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Als u het protocol wijzigt nadat u het pad, de gebruikersnaam of het
wachtwoord heeft ingevoerd, verschijnt er een bevestigingsbericht.
De invoer van het IPv4-adres wordt ondersteund door Windows 98/Me/
2000/XP, Windows NT4.0 en Windows Server 2003.
Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens
bestaan, kunnen niet worden weergegeven.
Als u het pad voor de map wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] aan de lin-
kerzijde van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en
druk vervolgens op [OK].
De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen.
Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest]
te drukken direct nadat u op [Annuleren] heeft gedrukt.
Zelfs als de verbindingstest is geslaagd, is het mogelijk dat het apparaat
het bestand niet kan versturen als u geen leesrechten hebt voor het bestand
of als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de harde schijf.
U kunt het pad naar de bestemming registreren in het adresboek van het
apparaat.’ Zie “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adres-
boek registreren” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.62 “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adresboek regis-
treren”
Scan-to-folderbestemmingen opgeven
55
2
Het pad specificeren door op het netwerk naar bestemmingen te bladeren
U kunt via computers op het netwerk bladeren om naar de bestemmingsmap te
zoeken en vervolgens het pad opgeven.
A Druk op [Handm. inv.].
B Druk op [SMB].
C Druk op [Blad. door netwerk] onder het veld met het pad.
De domeinen of werkgroepen op het netwerk worden weergegeven.
D Selecteer het domein of de werkgroep waarin de bestemmingsmap zich be-
vindt.
E Selecteer de clientcomputer waar de bestemmingsmap is.
Als u de gezochte computer niet kunt vinden, drukt u op [1 Niveau omhoog] en
bladert u door dat niveau.
Als voor toegang tot de geselecteerde computer verificatie wordt vereist, ver-
schijnt het verificatiescherm. Voer ter verificatie de gebruikersnaam en het
wachtwoord in.
F Selecteer de bestemmingsmap.
Als de geselecteerde map sub-mappen heeft, verschijnt het overzicht van de
sub-mappen.
Druk op [1 Niveau omhoog] als u de bestemmingsmap niet kunt vinden en zoek
vervolgens naar de map op dit niveau.
Scanbestanden naar mappen verzenden
56
2
G Druk tweemaal op [OK].
Opmerking
Als voor toegang tot de map verificatie wordt vereist, verschijnt het inlog-
scherm. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Als u het protocol wijzigt nadat u het pad, de gebruikersnaam of het
wachtwoord heeft ingevoerd, verschijnt er een bevestigingsbericht.
Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens
bestaan, kunnen niet worden weergegeven.
Er kunnen maximaal 100 computers of gedeelde mappen worden weerge-
geven.
Het is mogelijk dat het apparaat het bestand niet kan versturen als u geen
leesrechten heeft voor de gedeelde map of als er onvoldoende ruimte be-
schikbaar is op de harde schijf.
U kunt het pad naar de bestemming registreren in het adresboek van het
apparaat. Zie “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adres-
boek registreren” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.62 “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adresboek regis-
treren”
Bestanden naar een FTP-server verzenden
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe bestemmingen kunnen worden opgege-
ven bij het verzenden van bestanden naar een FTP-server.
Het pad naar een FTP-server handmatig invoeren
U kunt het pad naar een FTP-server handmatig invoeren.
A Druk op [Handm. inv.].
B Druk op [FTP].
C Druk op [Handm. inv.] rechts van het servernaamveld.
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
D Voer een servernaam in.
In plaats van de bestemming op te geven aan de hand van het pad, kunt u ook
het desbetreffende IPv4-adres opgeven.
Scan-to-folderbestemmingen opgeven
57
2
E Druk op [Handm. inv.] rechts van het padveld.
F Voer het pad voor de map in.
Als de mapnaam bijvoorbeeld “gebruiker” is en de submapnaam “lib”: ge-
bruiker\lib.
G Druk op [OK].
H Geef de gebruikersnaam op, in overeenstemming met de betreffende in-
stelling op de bestemming.
Druk op [Handm. inv.] rechts van het veld Gebruikersnaam om het soft-toet-
senbord weer te geven.
I Geef het wachtwoord op, in overeenstemming met de betreffende instel-
ling op de bestemming.
Druk op [Handm. inv.] naast het wachtwoordveld, zodat het soft-toetsenbord
wordt weergegeven.
J Als u het poortnummer wilt wijzigen dat in [Systeeminstellingen] is inge-
steld, drukt u op [Wijzigen] aan de rechterkant van het poortnummerveld.
Geef een poortnummer op met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {q}.
K Druk op [Verbindingstest].
Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven
map bestaat.
L Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten].
M Druk op [OK].
Opmerking
Als u het protocol wijzigt nadat u het pad, de gebruikersnaam of het
wachtwoord heeft ingevoerd, verschijnt er een bevestigingsbericht.
De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen.
Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest]
te drukken direct nadat u op [Annuleren] heeft gedrukt.
Om het geregistreerde pad naar een bestemmingsmap te wijzigen, drukt u
op [Bewerken] links van het bestemmingsveld, zodat het soft-toetsenbord
wordt weergegeven. Geef het nieuwe pad op en klik vervolgens op [OK].
U kunt het pad naar de bestemming registreren in het adresboek van het
apparaat. Zie “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adres-
boek registreren” voor meer informatie.
Het is mogelijk dat het apparaat het bestand niet kan versturen als u geen
schrijfrechten heeft voor de map of als er onvoldoende ruimte beschikbaar
is op de harde schijf.
Verwijzing
Pag.62 “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adresboek regis-
treren”
Scanbestanden naar mappen verzenden
58
2
Bestanden naar een NDS-structuur of NetWare-server verzenden
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe bestemmingen kunnen worden opgege-
ven bij het verzenden van bestanden naar een NDS-structuur of NetWare-server.
U kunt op een van de volgende manieren een bestand naar een NDS-structuur
of NetWare-server verzenden:
Het pad naar de NDS-structuur of NetWare-server rechtstreeks opgeven;
Het pad opgeven door in de NDS-structuur of NetWare-server naar de be-
stemming te bladeren.
Verwijzing
Pag.49 “De bestemming in het adresboek van het apparaat selecteren”
Het pad naar een NDS-structuur of NetWare-server handmatig invoeren
U kunt het pad naar een NDS-structuur of NetWare-server handmatig invoeren.
A Druk op [Handm. inv.].
B Druk op [NCP].
C Selecteer het verbindingstype. Druk op [NDS] om de map in de NDS-struc-
tuur te specificeren. Druk op [Bindery] om de map op de NetWare-server op
te geven.
D Druk op [Handm. inv.] rechts van het padveld.
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
Scan-to-folderbestemmingen opgeven
59
2
E Voer het pad voor de map in.
Als u het verbindingstype instelt op [NDS], is “structuur” de naam van de
NDS-structuur, “context” de naam van de context waarin het volume zich be-
vindt, “volume” de volumenaam en “map” de mapnaam. Het pad is derhalve
“\\structuur\volume.context\map”.
Als u het verbindingstype instelt op [Bindery], is “server” de naam van de Net-
Ware-server, “volume” de volumenaam en “map” de mapnaam. Het pad is
derhalve “\\server\volume\map”.
F Druk op [OK].
G Geef de gebruikersnaam op voor het inloggen in de NDS-structuur of op
de NetWare-server.
Druk op [Handm. inv.] rechts van het veld Gebruikersnaam. Het soft-toetsen-
bord wordt weergegeven.
Als u drukt op [NDS] bij [Verbindingstype], geeft u de gebruikersnaam op en
vervolgens de naam van de context die het gebruikersobject bevat. Als de ge-
bruikersnaam “gebruiker” is en “context” de naam van de context, wordt de
gebruikersnaam “gebruiker.context”.
H Als voor de aangemelde gebruiker een wachtwoord voor inloggen is ver-
eist, moet u het wachtwoord invoeren.
Druk op [Handm. inv.] rechts van het veld Wachtwoord. Het soft-toetsenbord
wordt weergegeven.
I Druk op [Verbindingstest].
Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven
gedeelde map bestaat.
J Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten].
K Druk op [OK].
Opmerking
Als u het protocol wijzigt nadat u het pad, de gebruikersnaam of het
wachtwoord hebt ingevoerd, verschijnt er een bevestigingsbericht.
Om een geregistreerd pad naar een bestemmingsmap te wijzigen, drukt u
op [Bewerken] links van het bestemmingsveld, zodat het soft-toetsenbord
wordt weergegeven. Geef het juiste pad naar de map op en klik vervolgens
op [OK].
U kunt alleen verbinding maken met mappen waarvoor u leesrechten
heeft.
De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen.
Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest]
te drukken direct nadat u op [Annuleren] heeft gedrukt.
Scanbestanden naar mappen verzenden
60
2
Zelfs als de verbindingstest is geslaagd, is het mogelijk dat het apparaat
het bestand niet kan versturen als u geen leesrechten hebt voor het bestand
of als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de harde schijf.
U kunt het pad naar de bestemming registreren in het adresboek van het
apparaat.’ Zie “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adres-
boek registreren” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.62 “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adresboek regis-
treren”
Het pad naar een NDS-structuur of een NetWare-server opgeven dat door bladeren op
het netwerk wordt gevonden
U kunt in het netwerk bladeren en het gevonden pad naar een NDS-structuur of
een NetWare-server opgeven.
A Druk op [Handm. inv.].
B Druk op [NCP].
C Selecteer het verbindingstype. Druk op [NDS] om in de NDS-structuur te
bladeren. Druk op [Bindery] om op de NetWare-server te bladeren.
D Druk op [Blad. door netwerk] onder het veld met het pad.
Als u [NDS] heeft geselecteerd onder [Verbindingstype] wordt de lijst met NDS-
structuren weergegeven.
Als u [Bindery] heeft geselecteerd onder [Verbindingstype] wordt de lijst met
NetWare-servers weergegeven.
E Zoek de bestemmingsmap in de NDS-structuur of op de NetWare-server.
Druk op [1 Niveau omhoog] als u de bestemmingsmap niet kunt vinden en zoek
vervolgens naar de map op dit niveau.
F Selecteer de bestemmingsmap.
Scan-to-folderbestemmingen opgeven
61
2
G Druk tweemaal op [OK].
Opmerking
Als u het protocol wijzigt nadat u het pad, de gebruikersnaam of het
wachtwoord heeft ingevoerd, verschijnt er een bevestigingsbericht.
Alleen de mappen waarvoor u de leesrechten heeft, worden weergegeven.
Als de taal die voor de NDS-structuur of de NetWare-server wordt ge-
bruikt afwijkt van de taal die op het apparaat wordt gebruikt, kunnen de
bestandsnamen in de NDS-structuur of de NetWare-server er verwarrend
uitzien.
Er kunnen maximaal 100 items worden weergegeven.
Als voor de geselecteerde NDS-structuur of NetWare-server verificatie is
vereist, wordt een inlogscherm weergegeven. Geef de gebruikersnaam en
het wachtwoord op voor het inloggen in de NDS-structuur of op de Net-
Ware-server. Als u zich aanmeldt bij de NDS-structuur, geeft u een gebrui-
kersnaam op en vervolgens de naam van de context die het gebruikers-
object bevat. Als de gebruikersnaam “gebruiker” is en “context” de naam
van de context, luidt de gebruikersnaam “gebruiker.context”.
Het is mogelijk dat het apparaat het bestand niet kan versturen als u geen
schrijfrechten heeft voor de map of als er onvoldoende ruimte beschikbaar
is op de harde schijf.
U kunt het pad naar de bestemming registreren in het adresboek van het
apparaat. Zie “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adres-
boek registreren” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.62 “Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adresboek regis-
treren”
Scanbestanden naar mappen verzenden
62
2
Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adresboek
registreren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe mappaden kunnen worden geregistreerd
die u handmatig heeft ingevoerd of die u heeft gespecificeerd door op het net-
werk naar het adresboek van het apparaat te bladeren.
A Geef de bestemming die u wilt registreren weer in het bestemmingsveld.
B Druk op [Prg.Best.].
C Druk op [Namen] en geef vervolgens de naam en andere te registreren gege-
vens op.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie
over het opgeven van te registreren gegevens.
D Druk op [OK].
Opmerking
[Prg.Best.] wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de beveili-
gingsinstellingen.
Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder
63
2
Gelijktijdige opslag en verzending met
scan-to-folder
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een bestand kan worden opgeslagen en
gelijktijdig via scan-to-folder kan worden verzonden.
A Druk op [Bestand opslaan].
B Zorg ervoor dat [Verzenden & Opslaan ] is geselecteerd.
C Geef indien noodzakelijk gegevens op, zoals [Gebruikersnaam], [Bestands-
naam] en [Wachtwoord].
Zie “Bestandsinformatie opgeven voor een opgeslagen bestand” voor meer
informatie.
D Druk op [OK].
E Geef de instelling op voor het verzenden van het bestand via scan-to-folder
en verzend vervolgens het bestand.
Zie “Basisbewerkingen voor gebruik van scan-to-folder” voor meer informa-
tie over het verzenden van een bestand via scan-to-folder.
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, wordt [Toegangsprivileges]
mogelijk weergegeven in plaats van [Gebruikersnaam]. Neem contact op
met de beheerder voor meer informatie over het opgeven van [Toegangspri-
vileges].
Als u scanbestanden opslaat en gelijktijdig via scan-to-folder verzendt,
kunnen de bestanden niet opnieuw vanaf het scan-to-folderscherm wor-
den verzonden. Voor het opnieuw verzenden van bestanden, selecteert u
de bestanden op het scherm voor selecteren van opgeslagen bestanden en
verzendt u deze vervolgens. Zie “Een opgeslagen bestand verzenden
voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.80 “Een opgeslagen bestand verzenden”
Pag.46 “Basisbewerkingen voor gebruik van scan-to-folder”
Scanbestanden naar mappen verzenden
64
2
65
3. Bestanden opslaan met de
scanfunctie
Met behulp van de scanfunctie kunt u scanbestanden op het apparaat opslaan
en de opgeslagen bestanden vervolgens per e-mail of via scan-to-folder verzen-
den.
Bestanden opslaan met de scanfunctie
66
3
Vóór het opslaan van bestanden
Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop bestanden worden
opgeslagen via de scannerfunctie en bevat de daaraan gerelateerde waarschu-
wingen.
Beschrijving van opslaan van bestanden via de scannerfunctie
In deze paragraaf wordt het opslaan van bestanden via de scannerfunctie be-
schreven.
Belangrijk
U kunt voor elk opgeslagen bestand een wachtwoord opgeven. Bestanden die
niet met een wachtwoord zijn beveiligd, zijn voor andere gebruikers op het-
zelfde lokale netwerk toegankelijk via DeskTopBinder. Het is aan te raden
opgeslagen bestanden door middel van wachtwoorden tegen ongeautori-
seerde toegang te beschermen.
Het scanbestand dat op het apparaat is opgeslagen, kan verloren gaan in ge-
val van storingen. Daarom raden we aan belangrijke bestanden op de harde
schijf op te slaan. De leverancier is niet verantwoordelijk voor enige schade
als gevolg van het verlies van bestanden. Als u bestanden voor langere tijd
wilt opslaan, raden wij aan DeskTopBinder te gebruiken. Neem voor meer in-
formatie contact op met uw plaatselijke dealer.
1. Dit apparaat
U kunt scanbestanden opslaan op de har-
de schijf van het apparaat. De opgeslagen
bestanden kunnen worden verzonden
per e-mail, via scan-to-folder of via de
netwerkbezorgingsscanner.
2. Clientcomputer
Met behulp van DeskTopBinder kunt u
op het apparaat opgeslagen bestanden
over het netwerk bekijken, kopiëren of
verwijderen. Met behulp van Web Image
Monitor kunt u op het apparaat opgesla-
gen bestanden over het netwerk bekijken,
downloaden of verwijderen. Voor meer
informatie over DeskTopBinder Lite, zie
de handleidingen bij DeskTopBinder Lite.
Zie de Help-functie van Web Image Mo-
nitor voor meer informatie over Web Ima-
ge Monitor.
ZZZ512S
Vóór het opslaan van bestanden
67
3
Opmerking
Opgeslagen bestanden worden na een ingestelde periode verwijderd. Zie de
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het
opgeven van de periode.
Bestanden die onder de scannerfunctie worden opgeslagen, kunnen niet via
het bedieningspaneel van het apparaat worden afgedrukt.’ Druk de bestan-
den vanaf een clientcomputer af nadat u deze op de computer hebt ontvan-
gen.
U kunt een bestand ook opslaan en gelijktijdig via scan-to-folder verzenden
of u kunt het bestand opslaan en gelijktijdig bezorgen. Zie “Gelijktijdig op-
slaan en verzenden per e-mail”, “Gelijktijdig opslaan en verzenden via scan-
to-folder” en “Gelijktijdige opslag en bezorging” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.35 “Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail”
Pag.63 “Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder”
Pag.105 “Gelijktijdige opslag en bezorging”
Bestanden opslaan met de scanfunctie
68
3
Basisbewerking voor opslaan van
scanbestanden
In deze paragraaf wordt de basisbewerking voor het opslaan van scanbestanden
beschreven.
A Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de toets {Instel-
lingen verwijderen}.
B Plaats de originelen.
C Druk indien noodzakelijk op [Scaninstellingen] om de scannerinstellingen
op te geven, zoals de resolutie en het scanformaat.
Zie “Verschillende scannerinstellingen” voor meer informatie.
D Geef indien noodzakelijk de scanbelichting op.
Zie “Belichting aanpassen” voor meer informatie.
E Druk indien noodzakelijk op [Originele invoertype] om de instellingen op te
geven, zoals de zijde van het origineel en de richting.
Zie “Invoertype origineel instellen” voor meer informatie.
F Druk op [Bestand opslaan].
G Druk op [Alleen opslaan].
Basisbewerking voor opslaan van scanbestanden
69
3
H Geef indien noodzakelijk bestandsgegevens op, zoals [Gebruikersnaam], [Be-
standsnaam] en [Wachtwoord].
Zie “Bestandsinformatie opgeven voor een opgeslagen bestand” voor meer
informatie.
I Druk op [OK].
J Druk op {Start}.
Plaats de volgende originelen, als u batches scant.
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, wordt [Toegangsprivileges]
mogelijk weergegeven in plaats van [Gebruikersnaam]. Neem contact op
met de beheerder voor meer informatie over het opgeven van [Toegangspri-
vileges].
Druk op [Verzenden & Opslaan ] om scanbestanden op te slaan en gelijktijdig
te verzenden. Zie “Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail”, “Gelijk-
tijdig opslaan en verzenden via scan-to-folder” en “Gelijktijdige opslag en
bezorging” voor meer informatie.
Als een bestemming of afzender is geselecteerd, kunt u niet op [Alleen op-
slaan] drukken.
Druk op {Wis/Stop} om het scannen te annuleren.
Verwijzing
Pag.113 “Verschillende scannerinstellingen”
Pag.125 “Invoertype origineel instellen”
Pag.124 “Belichting aanpassen”
Pag.70 “Bestandsinformatie opgeven voor een opgeslagen bestand”
Pag.35 “Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail”
Pag.63 “Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder”
Pag.105 “Gelijktijdige opslag en bezorging”
Bestanden opslaan met de scanfunctie
70
3
Bestandsinformatie opgeven voor een
opgeslagen bestand
U kunt gegevens voor een opgeslagen bestand opgeven, zoals de gebruikers-
naam, de bestandsnaam en het wachtwoord.
Door gegevens voor een opgeslagen bestand op te geven, kunt u op gebruikers-
naam of bestandsnaam naar het bestand zoeken of u kunt het bestand beveiligen
met een wachtwoord om te voorkomen dat anderen toegang tot het bestand krij-
gen.
Een gebruikersnaam opgeven
U kunt voor het opgeslagen bestand een gebruikersnaam opgeven.
A Druk op [Bestand opslaan].
Het scherm Bestand opslaan wordt geopend.
B Druk op [Gebruikersnaam].
Er wordt een lijst met gebruikersnamen weergegeven.
C Druk op de gebruikersnaam die u wilt specificeren.
De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheer-
dertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een naam wilt opgeven die hier niet
wordt vermeld, drukt u op [Handm. inv.] en voert u vervolgens de gebruikers-
naam in.
D Druk tweemaal op [OK].
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, wordt [Toegangsprivileges]
mogelijk weergegeven in plaats van [Gebruikersnaam]. Neem contact op
met de beheerder voor meer informatie over het opgeven van [Toegangspri-
vileges].
Bestandsinformatie opgeven voor een opgeslagen bestand
71
3
Een bestandsnaam opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de naam van een opgeslagen bestand kan
worden gewijzigd.
Aan een opgeslagen bestand wordt een naam toegewezen die begint met
“SCAN”, gevolgd door een viercijferig nummer.
Voorbeeld: SCAN0001.
U kunt deze bestandsnaam wijzigen.
A Druk op [Bestand opslaan].
Het scherm Bestand opslaan wordt geopend.
B Druk op [Bestandsnaam].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
C De bestandsnaam wijzigen.
D Druk tweemaal op [OK].
Opmerking
Zie Informatie over dit apparaat voor meer informatie over het invoeren
van tekst.
Bestanden opslaan met de scanfunctie
72
3
Een wachtwoord opgeven
U kunt voor het opgeslagen bestand een wachtwoord opgeven.
Belangrijk
Vergeet het wachtwoord niet. Raadpleeg de beheerder van het apparaat in-
dien u het vergeten bent.
Door een wachtwoord op te geven, kunt u ervoor zorgen dat uitsluitend perso-
nen die het wachtwoord kennen, het bestand kunnen bekijken.
A Druk op [Bestand opslaan].
Het scherm Bestand opslaan wordt geopend.
B Druk op [Wachtwoord].
C Voer met de cijfertoetsen een nummer bestaande uit vier tot acht cijfers in.
D Druk op [OK].
E Voer hetzelfde nummer nogmaals in met gebruikmaking van de cijfertoet-
sen.
F Druk tweemaal op [OK].
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven
73
3
De lijst met opgeslagen bestanden
weergeven
In deze paragraaf wordt de lijst met opgeslagen bestanden beschreven.
U kunt bestanden in de lijst met opgeslagen bestanden verwijderen of de bijbe-
horende bestandsgegevens wijzigen.
Lijst met opgeslagen bestanden
In deze paragraaf wordt beschreven hoe de lijst met opgeslagen bestanden
wordt weergegeven.
Om de lijst met opgeslagen bestanden weer te geven, drukt u op [Sel. opgesl.
best.] op het eerste scannerscherm.
De lijst met opgeslagen bestanden wordt als volgt weergegeven:
De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een on-
derdeel selecteren of opgeven door erop te drukken. Wanneer u een onderdeel
op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd:
[]. Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: [].
1. Toetsen voor het zoeken naar be-
standen
Met deze toetsen schakelt u over naar de
schermen voor het zoeken naar een be-
stand aan de hand van de gebruikers-
naam of de bestandsnaam, of naar het
scherm voor het weergeven van alle be-
standen.
2. Lijst / Miniaturen
U kunt aangeven of opgeslagen bestan-
den in een lijst of als miniaturen worden
weergegeven.
3. [Verzenden]
Als u hierop drukt, wordt een opgesla-
gen bestand per e-mail of via scan-to-fol-
der bezorgd of verzonden.
4. [Best. beh./verw.]
Als u hierop drukt, kunt u opgeslagen
bestanden verwijderen of de bestandsge-
gevens wijzigen.
ALQ008S!NL
!
Bestanden opslaan met de scanfunctie
74
3
5. Toetsen voor het sorteren van be-
standen
Met deze toetsen kunt u de bestanden
sorteren op basis van het geselecteerde
item. Selecteer hetzelfde item nogmaals,
voor omgekeerd sorteren. De bestanden
kunnen echter niet in de omgekeerde be-
zorgvolgorde worden gesorteerd.
6. [Details]
Als u hierop drukt, wordt informatie
over het geselecteerde bestand weerge-
geven.
7. [Voorvertoning]
Als u hierop drukt, wordt een voorverto-
ning van het geselecteerde bestand weer-
gegeven. Zie “Een in de lijst geselecteerd
opgeslagen bestand controleren” voor
meer informatie.
8. Overzicht van opgeslagen bestan-
den
Hiermee kunt u de lijst met opgeslagen
bestanden weergeven.
Als het geselecteerde bestand niet wordt
weergegeven, drukt u op [U] of [T] om
door het scherm te bladeren. Als voor het
bestand een wachtwoord is opgegeven,
verschijnt er een pictogram aan de linker-
kant van de gebruikersnaam voor het be-
stand.
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden sommige bestanden
mogelijk niet in de lijst vermeld.
Bestanden die onder andere functies dan de scannerfunctie zijn opgeslagen,
worden op dit scherm niet weergegeven.
Verwijzing
Pag.77 “Een in de lijst geselecteerd opgeslagen bestand controleren”
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven
75
3
Zoeken in de lijst met opgeslagen bestanden
U kunt in de opgeslagen bestanden zoeken naar bestanden met behulp van de
gebruikersnaam of de bestandsnaam.
U kunt op een van de volgende manieren in de lijst met opgeslagen bestanden
zoeken:
Zoeken op gebruikersnaam;
Zoeken op bestandsnaam.
Zoeken op gebruikersnaam
U kunt naar een opgeslagen bestand zoeken via de gebruikersnaam van dat be-
stand.
A Druk op [Sel. opgesl. best.].
B Druk op [Gebruikersnaam].
C Selecteer de gebruikersnaam die u wilt gebruiken voor het zoeken.
De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheer-
dertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een gebruikersnaam wilt wijzigen die
hier niet wordt vermeld, drukt u op [Handm. inv.] en voert u vervolgens de ge-
bruikersnaam in.
D Druk op [OK].
Als het zoeken begint, worden bestanden weergegeven die tot de desbetref-
fende gebruiker behoren.
Bestanden opslaan met de scanfunctie
76
3
Zoeken op bestandsnaam
U kunt naar een opgeslagen bestand zoeken via de bestandsnaam van dat be-
stand.
A Druk op [Sel. opgesl. best.].
B Druk op [Bestandsnaam].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
C Voer de bestandsnaam in.
Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer infor-
matie over het invoeren van tekens.
D Druk op [OK].
De zoekbewerking wordt gestart en bestanden waarvan de naam begint met
de opgegeven reeks worden weergegeven.
Opgeslagen bestanden controleren
77
3
Opgeslagen bestanden controleren
U kunt het scherm Voorvertoning weergeven en een opgeslagen bestand op het
apparaat of vanaf de clientcomputer controleren.
Een in de lijst geselecteerd opgeslagen bestand controleren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een in de lijst geselecteerd opgeslagen
bestand kunt controleren.
A Druk op [Sel. opgesl. best.].
De lijst met opgeslagen bestanden wordt weergegeven.
Zie “Lijst met opgeslagen bestanden” voor meer informatie over de lijst met
opgeslagen bestanden.
B In de lijst met opgeslagen bestanden selecteert u het bestand dat u wilt con-
troleren.
U kunt meerdere bestanden selecteren.
C Druk op [Voorvertoning].
Er wordt een voorvertoning van het geselecteerde opgeslagen bestand weer-
gegeven.
Bestanden opslaan met de scanfunctie
78
3
Scherm Voorvertoning opgeslagen bestand
1. [Uitzoomen], [Inzoomen]
In de voorvertoning kunt u de be-
standsafbeelding verkleinen of ver-
groten.
2. [][][][]
U kunt door het voorvertonings-
scherm bladeren.
3. [Veranderen]
U kunt overschakelen naar de voor-
vertoning van een andere pagina.
4. [Veranderen]
U kunt overschakelen naar de voor-
vertoning van een ander bestand.
5. Bestand weergeven
De naam en grootte van het geselec-
teerde bestand worden weergegeven.
6. Pagina weergeven
Het paginanummer van de voorver-
toonde pagina, het totaal aantal pagi-
na’s, het paginaformaat en de
kleurmodus worden weergegeven.
7. Positie weergeven
Als de voorvertoning wordt vergroot,
wordt de plaats aangegeven van het
deel van de pagina dat op het voorver-
toningsscherm wordt weergegeven.
Verwijzing
Pag.73 “Lijst met opgeslagen bestanden”
ALQ022S!NL
Opgeslagen bestanden controleren
79
3
Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer
Met behulp van DeskTopBinder Lite of Web Image Monitor kunt u ook de lijst
met op het apparaat opgeslagen bestanden op een clientcomputer weergeven.
Belangrijk
Om opgeslagen bestanden vanaf een clientcomputer te bekijken, moet het
IPv4-adres van het apparaat worden opgegeven.
U kunt ook bestanden controleren die zijn opgeslagen met de kopieerfunctie,
Document Server of de printerfunctie.
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven met DeskTopBinder Lite
Met behulp van DeskTopBinder Lite kunt u de lijst met bestanden die op het ap-
paraat zijn opgeslagen op een clientcomputer weergeven.
Opmerking
U kunt de opgeslagen bestanden ook overbrengen naar de clientcomputer.
Zie de handleidingen bij DeskTopBinder voor meer informatie over Desk-
TopBinder.
Zie “DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM” voor
meer informatie over het installeren van DeskTopBinder Lite.
Verwijzing
Pag.89 “DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM”
Web Image Monitor gebruiken voor het weergeven van opgeslagen bestanden
De opgeslagen bestanden worden weergegeven en kunnen ook op een client-
computer worden gecontroleerd met behulp van Web Image Monitor.
Wanneer u http:// (IPv4-adres van apparaat)/ typt op de adresregel van de
webbrowser op een client computer, wordt de bovenste pagina van Web Image
Monitor weergegeven.
Opmerking
U kunt de opgeslagen bestanden ook downloaden.
Het is aan te bevelen Web Image Monitor uitsluitend binnen uw lokale net-
werk te gebruiken.
Meer informatie over het weergeven of downloaden van opgeslagen bestan-
den met Web Image Monitor kunt u vinden in de Bedieningshandleiding
Standaardinstellingen.
Meer informatie over het opgeven van instellingen met Web Image Monitor
kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
Klik voor meer informatie over het beheren van opgeslagen bestanden met
Web Image Monitor op [Help] in de rechterbovenhoek van het geopende
scherm.
Bestanden opslaan met de scanfunctie
80
3
Een opgeslagen bestand verzenden
U kunt hetzij het geselecteerde bestand, hetzij de URL van de bestandslocatie
verzenden.
In deze paragraaf wordt hoofdzakelijk uitgelegd hoe bestanden kunnen worden
geselecteerd die u per e-mail of via scan-to-folder wilt verzenden of die u met de
netwerkbezorgingsscanner wilt bezorgen. Raadpleeg de desbetreffende hoofd-
stukken voor meer informatie over procedures die u moet volgen om met de af-
zonderlijke functies te kunnen werken.
Opgeslagen bestanden verzenden
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een opgeslagen bestand kan worden ver-
zonden.
A Druk op [Sel. opgesl. best.].
De lijst met opgeslagen bestanden wordt weergegeven.
B Selecteer het bestand dat u wilt verzenden.
Herhaal deze stap, als u meerdere bestanden wilt selecteren.
Als u meerdere bestanden selecteert, worden de bestanden in de volgorde
van selectie verzonden of bezorgd.
Als u op [W.rij] drukt, kunt u de geselecteerde bestanden een voor een verzen-
den.
C Druk op [OK].
Het scherm voor e-mail, het scan-to-folderscherm of het scherm voor de net-
werkbezorgingsscanner wordt geopend.
D Schakel indien noodzakelijk naar het scherm over.
E Geef de instellingen op voor het verzenden van bestanden per e-mail, via
scan-to-folder of via de netwerkbezorgingsscanner.
Zie “Basisbewerking voor versturen van bestanden per e-mail”, “Basisbewer-
kingen voor gebruik van scan-to-folder” of “Basisbewerking voor bezorgen
van bestanden”.
Een opgeslagen bestand verzenden
81
3
F Druk op {Start}.
De geselecteerde bestanden worden verzonden per e-mail of via scan-to-fol-
der, of bezorgd via de netwerkbezorgingsscanner.
Opmerking
Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het
scherm voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Om het be-
stand te selecteren, voert u het juiste wachtwoord in en drukt u vervolgens
op [OK].
Als u een opgeslagen bestand per e-mail verzendt, kan het bestand als bij-
lage bij de e-mail worden gevoegd of kan de URL van de bestandslocatie
worden verzonden. Deze instelling moet vooraf worden opgegeven in
[Scannereigenschappen]. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellin-
gen voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.15 “Basisbewerking voor versturen van scanbestanden per e-mail”
Pag.46 “Basisbewerkingen voor gebruik van scan-to-folder”
Pag.92 “Basisbewerking voor bezorgen van bestanden”
Bestanden opslaan met de scanfunctie
82
3
Opgeslagen bestanden beheren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe opgeslagen bestanden kunnen worden
verwijderd en hoe gegevens voor opgeslagen bestanden kunnen worden gewij-
zigd.
Een opgeslagen bestand verwijderen
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een opgeslagen bestand kan worden ver-
wijderd.
A Druk op [Sel. opgesl. best.].
De lijst met opgeslagen bestanden wordt weergegeven.
B Druk op [Best. beh./verw.].
Het scherm [Best. beh./verw.] verschijnt.
C Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen.
D Druk op [Bestand verw.].
Er wordt een bericht weergegeven waarin wordt bevestigd dat het bestand is
verwijderd.
Opgeslagen bestanden beheren
83
3
E Druk op [Ja].
Opmerking
Bestanden die wachten op bezorging kunnen niet worden verwijderd.
U kunt op het apparaat opgeslagen bestanden ook verwijderen door vanaf
een clientcomputer naar het apparaat te gaan met behulp van Web Image
Monitor of DeskTopBinder. Zie de Help-functie van Web Image Monitor
voor meer informatie over Web Image Monitor. Zie de handleidingen bij
DeskTopBinder voor meer informatie over DeskTopBinder.
Gegevens voor een opgeslagen bestand wijzigen
U kunt gegevens voor een opgeslagen bestand wijzigen, zoals [Gebruikersnaam],
[Bestandsnaam] en [Wachtwoord].
Opmerking
Informatie over bestanden die wachten op bezorging kan niet worden gewij-
zigd.
Een gebruikersnaam wijzigen
U kunt voor een opgeslagen bestand de gebruikersnaam wijzigen.
A Druk op [Sel. opgesl. best.].
De lijst met opgeslagen bestanden wordt weergegeven.
B Druk op [Best. beh./verw.].
Bestanden opslaan met de scanfunctie
84
3
C Selecteer het bestand dat de bestandsinformatie bevat die u wilt wijzigen.
Als u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm
voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Voer het wachtwoord
in en druk vervolgens op [OK].
D Druk op [Gebruikersnaam wijzigen].
E Voer een nieuwe gebruikersnaam in.
De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheer-
dertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een gebruikersnaam wilt wijzigen die
hier niet wordt vermeld, drukt u op [Handm. inv.] en voert u vervolgens de ge-
bruikersnaam in.
F Druk op [OK].
G Controleer of de gebruikersnaam correct is gewijzigd en druk vervolgens
op [Afsluiten].
Opmerking
Met behulp van Web Image Monitor of DeskTopBinder kunt u ook de ge-
bruikersnaam van een op het apparaat opgeslagen bestand wijzigen vanaf
de clientcomputer. Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor meer
informatie over Web Image Monitor. Zie de handleidingen bij DeskTop-
Binder voor meer informatie over DeskTopBinder.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, wordt [Wijz. toeg.privil.] moge-
lijk weergegeven in plaats van [Gebruikersnaam wijzigen]. Neem contact op
met de beheerder voor meer informatie over het opgeven van [Wijz. toeg.pri-
vil.].
Opgeslagen bestanden beheren
85
3
Een bestandsnaam wijzigen
U kunt de bestandsnaam van een opgeslagen bestand wijzigen.
A Druk op [Sel. opgesl. best.].
De lijst met opgeslagen bestanden wordt weergegeven.
B Druk op [Best. beh./verw.].
C Selecteer het bestand dat de bestandsinformatie bevat die u wilt wijzigen.
Als u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm
voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Voer het wachtwoord
in en druk vervolgens op [OK].
D Druk op [Bestandsnaam wijz.].
E De bestandsnaam wijzigen.
F Druk op [OK].
G Pas de bestandsinformatie aan en druk op [Afsluiten].
Opmerking
Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer in-
formatie over het invoeren van tekens.
Met behulp van Web Image Monitor of DeskTopBinder kunt u ook de
naam van een op het apparaat opgeslagen bestand wijzigen vanaf
de clientcomputer. Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor meer
informatie over Web Image Monitor. Zie de handleidingen bij DeskTop-
Binder voor meer informatie over DeskTopBinder.
Bestanden opslaan met de scanfunctie
86
3
Een wachtwoord wijzigen
Geef het wachtwoord op om toegang tot het opgeslagen bestand te krijgen.
Belangrijk
Zorg dat u het wachtwoord niet vergeet. Raadpleeg de beheerder van het ap-
paraat indien u het vergeten bent.
A Druk op [Sel. opgesl. best.].
De lijst met opgeslagen bestanden wordt weergegeven.
B Druk op [Best. beh./verw.].
C Selecteer het bestand dat de bestandsinformatie bevat die u wilt wijzigen.
Als u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm
voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Voer het wachtwoord
in en druk vervolgens op [OK].
D Druk op [Wachtwoord wijzigen].
E Voer met de cijfertoetsen een nieuw nummer in dat uit vier tot acht cijfers
bestaat.
F Druk op [OK].
G Voer hetzelfde nummer nogmaals in met gebruikmaking van de cijfertoet-
sen.
H Druk op [OK].
Opmerking
Met behulp van Web Image Monitor of DeskTopBinder kunt u ook het
wachtwoord van een op het apparaat opgeslagen bestand wijzigen vanaf
de clientcomputer. Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor meer
informatie over Web Image Monitor. Zie de handleidingen bij DeskTop-
Binder voor meer informatie over DeskTopBinder.
87
4. Scanbestanden bezorgen
Met behulp van de ScanRouter-software kunt u op verschillende manieren scan-
bestanden bezorgen die door het apparaat zijn gemaakt.
Vóór het bezorgen van bestanden
In deze paragraaf worden de noodzakelijke voorbereidingen en de procedure
voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner beschreven.
Belangrijk
Voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner-functie heeft u een be-
zorgingsserver nodig waarop de optionele ScanRouter-software is geïnstal-
leerd. U dient tevens gegevens over bestemmingen en afzenders in de
bezorgingsserver te registreren.
Beschrijving van bezorgen van scanbestanden
In deze paragraaf wordt de functie voor het bezorgen van bestanden met behulp
van de netwerkbezorgingsscanner beschreven.
1. Dit apparaat
U kunt scanbestanden naar de bezor-
gingsserver verzenden.
2. Bezorgingsserver
Installeer de ScanRouter-software op
deze computer om deze als bezorgings-
server te gebruiken.
Na ontvangst van een scanbestand be-
zorgt de bezorgingsserver het bestand
volgens de instellingen die voor de be-
stemming zijn opgegeven. De bezor-
gingsinstellingen zijn als volgt:
Het bestand opslaan in een in-lade
Het bestand bezorgen per e-mail
Het bestand opslaan in een geselec-
teerde map
Voor meer informatie over de ScanRouter-
software, zie de handleidingen bij de Scan-
Router-software.
ZZZ513S
Scanbestanden bezorgen
88
4
3. Clientcomputer
Hoe een bestand vanaf de clientcomputer
moet worden gecontroleerd, hangt af van
de bezorgingsmethode.
U kunt een bestand bijvoorbeeld op een
van de volgende manieren controleren:
DeskTopBinder gebruiken om een in
de in-lade bezorgd bestand te bekij-
ken;
E-mailsoftware gebruiken om een e-
mail met een bijgevoegd bestand te
ontvangen;
In een map naar een opgeslagen be-
stand bladeren.
Bezorgen van een bestand voorbereiden
In deze paragraaf worden de voorbereidingen en instellingen voor het bezorgen
van scanbestanden uitgelegd.
Belangrijk
Voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner-functie heeft u een be-
zorgingsserver nodig waarop een toepassing zoals de optionele ScanRouter-
software is geïnstalleerd. Voor meer informatie over de ScanRouter-software,
zie de handleidingen bij de ScanRouter-software.
Om bestanden die in een in-lade zijn bezorgd te kunnen bekijken, moet Desk-
TopBinder op de clientcomputer zijn geïnstalleerd.
A Sluit het apparaat aan op het netwerk.
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-
kabel of een draadloos LAN (IEEE 802.11b).
B Geef de noodzakelijke netwerkinstellingen op in [Systeeminstellingen].
Als u het apparaat via een Ethernet-kabel hebt aangesloten op het netwerk,
geeft u de volgende instellingen op. Zie de Bedieningshandleiding Standaar-
dinstellingen voor meer informatie.
Geef het IPv4-adres en het subnetmasker van het apparaat op.
•Schakel in [Effectief protocol] de optie [IPv4] in.
•Stel [Bezorgingsoptie] in op [Aan].
C Wijzig indien nodig de instellingen in [Verzendinst.] onder [Scannereigen-
schappen].
D Registreer dit apparaat met behulp van de ScanRouter-software als een I/O
apparaat. Registreer daarnaast bestemmingen en geef instellingen op, zo-
als het bezorgingstype en de afzender.
Zie de handleiding bij de ScanRouter-software.
Vóór het bezorgen van bestanden
89
4
Opmerking
Om het apparaat op het netwerk aan te sluiten via een IEEE 1394-kabel of
draadloos LAN (IEEE 802.11b), is respectievelijk een uitgebreide 1394-
kaart of een uitgebreide draadloos LAN-kaart vereist. Zie de Netwerk-
handleiding voor meer informatie.
In [Systeeminstellingen] in te stellen items variëren, afhankelijk van de net-
werkomgeving. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor
meer informatie over de netwerkinstellingen.
Zie “DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM” voor
meer informatie over het installeren van DeskTopBinder Lite.
Verwijzing
Pag.89 “DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM”
DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe DeskTopBinder Lite op een clientcompu-
ter kan worden geïnstalleerd vanaf de bijgeleverde “Scanner/PostScript Drivers
and Utilities”-CD-ROM.
Om bestanden te kunnen bekijken of ontvangen die in de in-laden worden be-
zorgd, moet u DeskTopBinder Lite op de clientcomputer installeren.
A Zorg dat Windows op de clientcomputer draait en plaats vervolgens
de “Scanner/PostScript Drivers and Utilities”-CD-ROM in het CD-ROM-
station.
Het installatieprogramma wordt automatische gestart en het dialoogvenster
[Scanner/PostScript Drivers and Utilities] wordt geopend.
B Klik op [DeskTopBinder Lite].
Het dialoogvenster [DeskTopBinder Lite Installatie] wordt geopend.
Raadpleeg de Installatiehandleiding die vanuit het dialoogvenster [DeskTop-
Binder LiteInstallatie] wordt weergegeven voor meer informatie over de daar-
opvolgende installatieprocedure.
Opmerking
Controleer de systeemvereisten voor de DeskTopBinder Lite voordat u
met installeren gaat beginnen. Zie “Software meegeleverd op CD-ROM”
voor meer informatie.
U kunt de software installeren met behulp van het programma Auto Run.
Zie “Quick Install” voor meer informatie over het programma Auto Run.
Verwijzing
Pag.154 “Software meegeleverd op cd-rom”
Pag.154 “Quick Install”
Scanbestanden bezorgen
90
4
Scherm voor netwerkbezorgingsscanner
In deze paragraaf wordt de schermindeling beschreven bij het gebruik van de
netwerkbezorgingsscanner.
De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een on-
derdeel selecteren of opgeven door erop te drukken. Wanneer u een onderdeel
op het display selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: []
Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: [].
1. Bestemmingsveld
De opgegeven bestemming wordt weer-
gegeven. Als er meerdere bestemmingen
zijn opgegeven, drukt u op [U] of [T] om
door de bestemmingen te bladeren.
2. Pictogram netwerkbezorgingss-
canner
Dit pictogram geeft aan dat het scherm
van de netwerkbezorgingsscanner is geo-
pend.
3. [Reg.nr.]
Druk op deze toets om een bestemming
te specificeren met behulp van een regis-
tratienummer van drie cijfers.
4. [Handm. inv.]
Om een bestand per e-mail via de bezor-
gingsserver te verzenden naar een be-
stemming die niet in de
“Bestemmingslijst” van de bezorgings-
server is geregistreerd, drukt u op deze
toets, zodat het soft-toetsenbord wordt
weergegeven.’ Gebruik vervolgens dit
toetsenbord om het e-mailadres op te ge-
ven. Meer informatie over het versturen
van een bestand per e-mail via de bezor-
gingsserver vindt u in de handleiding bij
de ScanRouter-software.
ALQ009S!NL
Vóór het bezorgen van bestanden
91
4
5. Bestemmingslijst
De lijst met bestemmingen die op de be-
zorgingsserver zijn geregistreerd, wordt
weergegeven. Als niet alle bestemmingen
kunnen worden weergegeven, drukt u op
[U] of [U] om naar een ander scherm over
te schakelen. Groepsbestemmingen wor-
den aangegeven met het symbool .
6. [Onderwerp][Naam afzender][Ontv.
Bev.]
Geef het onderwerp en de afzender op en
geef aan of Message Disposition Notifica-
tion (MDN) al dan niet voor het te ver-
zenden bestand moet worden gebruikt.
Scanbestanden bezorgen
92
4
Basisbewerking voor bezorgen van
bestanden
In deze paragraaf wordt de basisbewerking voor het bezorgen van scanbestan-
den met behulp van de netwerkbezorgingsscanner beschreven.
Belangrijk
U moet bestemmingen en afzenders vooraf registreren met behulp van de
ScanRouter-software die op de bezorgingsserver is geïnstalleerd.
A Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de toets {Instel-
lingen verwijderen}.
B Als het e-mailscherm of scan-to-folderscherm wordt geopend, schakelt u
over naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner.
Zie “Overschakelen naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner”
voor meer informatie.
C Plaats de originelen.
D Druk indien noodzakelijk op [Scaninstellingen] om de scannerinstellingen
op te geven, zoals de resolutie en het scanformaat.
Zie “Verschillende scannerinstellingen” voor meer informatie.
E Geef indien noodzakelijk de scanbelichting op.
Zie “Belichting aanpassen” voor meer informatie.
Basisbewerking voor bezorgen van bestanden
93
4
F Druk indien noodzakelijk op [Originele invoertype] om de instellingen op te
geven, zoals de zijde van het origineel en de richting.
Zie “Invoertype origineel instellen” voor meer informatie.
G Specificeer de bestemming.
U kunt meerdere bestemmingen opgeven.
Zie “Bezorgingsbestemmingen opgeven” voor meer informatie.
H Druk indien noodzakelijk op [Onderwerp] om het e-mailonderwerp op te ge-
ven.
Zie “Het onderwerp van de te verzenden e-mail via de bezorgingsserver op-
geven” voor meer informatie.
I Druk indien noodzakelijk op [Naam afzender] om de afzender op te geven.
Als u de afzender opgeeft, worden gegevens over de afzender bij het te bezor-
gen bestand gevoegd. Selecteer de afzender uit de afzenders die zijn geregis-
treerd op de bezorgingsserver. Zie “De afzender opgeven” voor meer
informatie.
J Druk op {Start}.
Plaats de volgende originelen, als u batches scant.
Opmerking
Als u op [Handm. inv.] drukt op het het scherm van de netwerkbezorgings-
server, kunt u een bestand per e-mail naar het netwerk van de bezorgings-
server verzenden. Zie “Een e-mailadres handmatig invoeren” voor meer
informatie over het rechtstreeks invoeren van het e-mailadres.
Als u meerdere bestemmingen hebt geselecteerd, kunt u drukken op [U] of
[T] naast het bestemmingsveld om door de bestemmingen te bladeren.
Om een geselecteerde bestemming te annuleren, geeft u de bestemming op
in het bestemmingsveld en drukt u vervolgens op {Wis/Stop}. U kunt een
in het adresboek geselecteerde bestemming annuleren door nogmaals op
de geselecteerde bestemming te drukken.
U kunt de functie Message Disposition Notification gebruiken bij het ver-
zenden van e-mail via de bezorgingsserver. Bij stap 9 wordt een e-mail
naar de geselecteerde afzender verzonden, die de melding krijgt dat de
ontvanger de e-mail heeft gelezen. Om deze instelling op te geven, drukt
u op [Ontv. Bev.].
Om Message Disposition Notification in te schakelen, moet u de instelling
in de ScanRouter-software voor het verzenden van e-mail via SMTP opge-
ven. Meer informatie over het opgeven van deze instelling vindt u in de
handleiding van de ScanRouter-software. Als de e-mailsoftware die op de
bestemming wordt gebruikt Message Disposition Notification niet onder-
steunt, wordt de ontvangstbevestiging van de e-mail mogelijk niet verzon-
den.
Scanbestanden bezorgen
94
4
Registreer vooraf het e-mailadres van de afzender met behulp van de
’ScanRouter-software.
Door op {Instellingen controleren} te drukken, kunt u van het eerste scanner-
scherm overschakelen naar het scherm Instellingen controleren om de in-
stellingen te controleren. Zie “Instellingen controleren” voor meer
informatie.
Als u op [Voorvertoning] drukt en vervolgens een document scant, wordt
het scherm Voorvertoning geopend. Zie “Voorvertoning” voor meer infor-
matie.
Druk op {Wis/Stop} om het scannen te annuleren.
U kunt een scanbestand ook opslaan en dit gelijktijdig bezorgen. Zie “Ge-
lijktijdige opslag en bezorging” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.23 “Een e-mailadres handmatig invoeren”
Pag.125 “Invoertype origineel instellen”
Pag.124 “Belichting aanpassen”
Pag.113 “Verschillende scannerinstellingen”
Pag.95 “Overschakelen naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscan-
ner”
Pag.96 “Bezorgingsbestemmingen opgeven”
Pag.104 “Het onderwerp van de te verzenden e-mail via de bezorgingsser-
ver opgeven”
Pag.105 “Gelijktijdige opslag en bezorging”
Pag.6 “Voorvertoning”
Pag.5 “Instellingen controleren”
Overschakelen naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner
95
4
Overschakelen naar het scherm voor de
netwerkbezorgingsscanner
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u naar het scherm voor de netwerkbezor-
gingsscanner kunt overschakelen.
Als het e-mailscherm of scan-to-folderscherm wordt weergegeven, schakelt u
over naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner.
A Druk op [Bez.bestem.].
Het scherm Netwerkbezorgingsscanner wordt geopend.
Opmerking
U kunt niet van het e-mailscherm of scan-to-folderscherm overschakelen
terwijl bestemmingen of afzenders worden opgegeven. Om een opgege-
ven bestemming te wissen, geeft u de bestemming weer in het bestem-
mingsveld van het e-mailscherm of het scan-to-folderscherm en drukt u
vervolgens op {Wis/Stop}.
Scanbestanden bezorgen
96
4
Bezorgingsbestemmingen opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe bezorgingsbestemmingen kunnen wor-
den opgegeven.
In het adresboek van de bezorgingsserver geregistreerde
bestemmingen selecteren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de bestemmingen die in het adresboek
van de bezorgingsserver zijn geregistreerd, kunnen worden geselecteerd.
U kunt op een van de volgende manieren een bezorgingsbestemming selecteren
die in de bestemmingslijst van de bezorgingsserver is geregistreerd:
De afzender selecteren in de lijst met bezorgingsbestemmingen.
Een bestemming selecteren door het registratienummer in te voeren;
De bestemming selecteren die in de bezorgingsserver wordt opgezocht.
Een bestemming selecteren in de bestemmingslijst
Selecteer een bestemming in de bestemmingslijst.
A Druk in de bestemmingslijst op de toets met de bestemmingsnaam.
De geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestem-
mingsveld boven aan het scherm.
Bestemmingen worden in de bezorgingsserver onder bijschriften geregis-
treerd. De bestemmingslijst wordt automatisch bijgewerkt.
Opmerking
Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, drukt u op [U] of
[T ] om door de bestemmingen te bladeren tot de gewenste bestemming
wordt weergegeven.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, worden sommige bestem-
mingen wellicht niet in de bestemmingslijst vermeld.
Bezorgingsbestemmingen opgeven
97
4
Een bestemming selecteren door het registratienummer in te voeren
Selecteer een bestemming door de korte ID in te voeren (geregistreerd met be-
hulp van de ScanRouter-software). Zie de handleiding bij de ScanRouter-soft-
ware voor meer informatie over het instellen van korte ID’s.
A Druk op [Reg.nr.].
B Geef via de cijfertoetsen het driecijferige registratienummer op en druk
vervolgens op [q].
U kunt ook een registratienummer opgeven dat minder dan drie cijfers heeft.
Voorbeeld: u wilt 009 invoeren.
Druk op {9} en vervolgens op {q}.
C Druk op [OK].
Als u op [Wijzigen] drukt, kunt u de geselecteerde bestemming wijzigen.
Opmerking
Om een geselecteerde bestemming te annuleren, drukt u op [U] of [T]
naast het bestemmingsveld en bladert u door de bestemmingen tot de te
annuleren bestemming wordt weergeven. Druk vervolgens op {Wis/Stop}.
Scanbestanden bezorgen
98
4
Bestemmingen selecteren die in de bestemmingslijst van de bezorgingsserver worden
opgezocht
In de bestemmingslijst van de bezorgingsserver kunt u bestemmingen zoeken
en deze selecteren.’
A Druk op [Zkbest.].
B Als u wilt zoeken op een naam, drukt u op [Naam].
Als u wilt zoeken op een opmerking, drukt u op [Notitie].
Via het soft-toetsenbord dat wordt weergegeven, kunt u de naam of de op-
merking invoeren.
U kunt ook zoeken door [Naam] en [Notitie] te combineren.
C Voer een deel van de bestemmingsnaam in.
Als u wilt zoeken op het opmerking, drukt u op een deel van de opmerking.
D Druk op [OK].
E Druk indien noodzakelijk op [Geavanceerd zoeken] en geef vervolgens de
zoekcriteria op.
Als u op [Geavanceerd zoeken] drukt, kunt u zoeken op [Naam] en [Notitie]. U
kunt ook zoeken door de [Eerste woord]- of [Laatste woord]-criteria met andere
criteria te combineren.
F Druk op [Zoekopdr. starten].
Bestemmingen die aan de zoekcriteria voldoen, worden weergegeven.
G Selecteer de bestemming.
Bezorgingsbestemmingen opgeven
99
4
H Druk op [OK].
Opmerking
Bij het zoeken op opmerking wordt gezocht naar bestemmingen op op-
merkinggegevens, hetgeen als registratie bij de ScanRouter-software is
vereist.
Als u op [Geavanceerd zoeken] drukt, worden de volgende criteria weerge-
geven:
[Eerste woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”.
[Laatste woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “C”.
[Ex. overeenk.]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken
(of de opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “ABC”.
[Incl. één woord]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven te-
kens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”, “B” of “C”.
[Woorden uitsl.]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven
tekens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “D”.
Als u op [Details] drukt, kunt u details van de geselecteerde bestemmingen
bekijken.
Er kunnen maximaal 100 bestemmingen als zoekresultaten worden weer-
gegeven.
Scanbestanden bezorgen
100
4
De afzender opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de e-mailafzender kan worden opgege-
ven bij het verzenden van een bestand per e-mail via de bezorgingsserver.
U kunt op een van de volgende manieren de afzender opgeven:
De afzender selecteren in de afzenderslijst via de bestemmingslijst van de be-
zorgingsserver;’
Een afzender selecteren door het registratienummer in te voeren;
De afzender selecteren die in de bestemmingslijst van de bezorgingsserver
wordt opgezocht.’
Een afzender selecteren in de afzenderslijst via de
bestemmingslijst van de bezorgingsserver
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een afzender in de bestemmingslijst kan
worden geselecteerd.
A Druk op [Naam afzender].
B Selecteer de afzender.
C Druk op [OK].
De afzender opgeven
101
4
Een afzender selecteren door het registratienummer in te voeren
U kunt een afzender selecteren door het registratienummer in te voeren.
A Druk op [Naam afzender].
B Druk op [Registratienr.].
C Met behulp van de cijfertoetsen geeft u het driecijferige registratienummer
op dat aan de vereiste bestemmingsmap is toegewezen.
Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cij-
fer op de toets {q}.
Voorbeeld: u wilt 006 invoeren.
Druk op {6} en vervolgens op {q}.
D Druk op [OK].
Als u op [Wijzigen] drukt, kunt u de geselecteerde bestemming wijzigen.
Opmerking
Meer informatie over het opgeven van [Verkort ID] vindt u in de handleidin-
gen bij de ScanRouter-software.
Scanbestanden bezorgen
102
4
De afzender selecteren die in de bestemmingslijst van de
bezorgingsserver wordt opgezocht
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een afzender kan worden geselecteerd
door deze op te zoeken in de bestemmingslijst van de bezorgingsserver.’
A Druk op [Naam afzender].
B Druk op [Zoeken].
C Als u wilt zoeken op een naam, drukt u op [Naam].
Als u wilt zoeken op een opmerking, drukt u op [Notitie].
Via het soft-toetsenbord dat wordt weergegeven, kunt u de naam of de op-
merking invoeren.
U kunt ook zoeken door [Naam] en [Notitie] te combineren.
D Voer een deel van de afzendernaam in.
Als u wilt zoeken op opmerking, drukt u op een deel van de opmerking.
E Druk op [OK].
De afzender opgeven
103
4
F Druk indien noodzakelijk op [Geavanceerd zoeken] en geef vervolgens de
zoekcriteria op.
Als u op [Geavanceerd zoeken] drukt, kunt u zoeken op [Naam] en [Notitie]. U
kunt ook zoeken door de [Eerste woord]- of [Laatste woord]-criteria met andere
criteria te combineren.
G Druk op [Zoekopdr. starten].
Bestemmingen die aan de zoekcriteria voldoen, worden weergegeven.
H Selecteer de afzender.
I Druk op [OK].
Opmerking
Bij het zoeken op opmerking wordt gezocht naar bestemmingen op op-
merkinggegevens, hetgeen als registratie bij de ScanRouter-software is
vereist.
Als u op [Geavanceerd zoeken] drukt, worden de volgende criteria weerge-
geven:
[Eerste woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”.
[Laatste woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de
opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “C”.
[Ex. overeenk.]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken
(of de opgegeven tekens) worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “ABC”.
[Incl. één woord]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven te-
kens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”, “B” of “C”.
[Woorden uitsl.]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven
tekens) bevatten, worden weergegeven.
Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “D”.
Als u op [Details] drukt, kunt u details van de geselecteerde bestemmingen
bekijken.
Er kunnen maximaal 100 items als zoekresultaten worden weergegeven.
Scanbestanden bezorgen
104
4
Het onderwerp van de te verzenden e-mail
via de bezorgingsserver opgeven
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe het e-mailonderwerp kan worden opge-
geven bij het verzenden van een bestand per e-mail via de bezorgingsserver.
A Druk op [Onderwerp].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
B Geef het onderwerp op.
C Druk op [OK].
Gelijktijdige opslag en bezorging
105
4
Gelijktijdige opslag en bezorging
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een bestand kan worden opgeslagen en
gelijktijdig kan worden bezorgd.
A Druk op [Bestand opslaan].
B Zorg ervoor dat [Verzenden & Opslaan ] is geselecteerd.
C Geef indien noodzakelijk gegevens op, zoals [Gebruikersnaam], [Bestands-
naam] en [Wachtwoord].
Zie “Bestandsinformatie opgeven voor een opgeslagen bestand” voor meer
informatie.
D Druk op [OK].
E Geef de instelling op voor het bezorgen van het bestand en verzend vervol-
gens het bestand.
Zie “Basisbewerking voor bezorgen van bestanden voor meer informatie
over het bezorgen van een bestand.
Opmerking
Een bestand dat wordt opgeslagen en dat gelijktijdig wordt bezorgd, kan
niet opnieuw vanaf het scherm van de netwerkbezorgingsscanner worden
verzonden. Voor het opnieuw verzenden van het bestand, selecteert u dit
op het scherm voor selecteren van opgeslagen bestanden en verzendt u het
bestand vervolgens. Zie “Een opgeslagen bestand verzenden” voor meer
informatie.
Verwijzing
Pag.80 “Een opgeslagen bestand verzenden”
Pag.92 “Basisbewerking voor bezorgen van bestanden”
Scanbestanden bezorgen
106
4
107
5. Originelen scannen met de
TWAIN-compatibele
netwerkscanner
Met behulp van het apparaat kunt u originelen over het netwerk naar een client-
computer scannen.
Vóór het gebruiken van de TWAIN-
compatibele netwerkscanner
In deze paragraaf worden de voorbereidingen en de procedure voor het gebruik
van de TWAIN-compatibele netwerkscanner beschreven.
Belangrijk
Om de TWAIN-compatibele netwerkscanner te kunnen gebruiken, moet
u het TWAIN-stuurprogramma installeren dat zich op de bijgeleverde
CD-ROM bevindt. Zie “Het TWAIN-stuurprogramma installeren vanaf de
bijgeleverde CD-ROM” voor meer informatie over het installeren van het
TWAIN-stuurprogramma.
Om de TWAIN-compatibele netwerkscanner te kunnen gebruiken, moet een met
TWAIN compatibele toepassing, zoals DeskTopBinder, op de clientcomputer
zijn geïnstalleerd. DeskTopBinder Lite bevindt zich op de bijgeleverde CD-ROM.
Zie “DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM” voor meer
informatie over het installeren van DeskTopBinder Lite.
Verwijzing
Pag.110 “Het TWAIN-stuurprogramma installeren vanaf de bijgeleverde
CD-ROM”
Pag.89 “DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM”
Originelen scannen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner
108
5
Beschrijving van de TWAIN-compatibele netwerkscanner
In deze paragraaf wordt de functie van TWAIN-compatibele netwerkscanner
beschreven.
In de TWAIN-scannermodus kunt u dit apparaat op meerdere computers delen.
U hoeft daarom niet een speciale computer voor het scannen te reserveren of de
scanner en elke computer steeds opnieuw aan te sluiten als u deze nodig heeft.
1. Dit apparaat
Scant een origineel na ontvangst van een
scaninstructie van een clientcomputer en
stuurt het scanbestand vervolgens over
het netwerk naar de clientcomputer.
2. Clientcomputer
Specificeert de scannerinstellingen en be-
dient de scanner met behulp van een toe-
passing, zoals DeskTopBinder Lite, dat
de TWAIN-compatibele netwerkscanner
ondersteunt. Ontvangt de bestanden die
door het apparaat zijn gescand en geeft
deze weer met behulp van een toepas-
sing die de TWAIN-compatibele net-
werkscanner ondersteunt.
Opmerking
Wanneer u het apparaat gebruikt als TWAIN-compatibele netwerkscanner, is
het niet noodzakelijk om {Scanner} te selecteren op het bedieningspaneel.’
Het scherm schakelt automatisch over als u een origineel vanaf een client-
computer scant met behulp van het TWAIN-stuurprogramma.
Druk op [Afsluiten] om andere functies te gebruiken dan de TWAIN-compatibele
netwerkscanner.
ZZZ514S
Vóór het gebruiken van de TWAIN-compatibele netwerkscanner
109
5
Voorbereiding van gebruik van de TWAIN-compatibele
netwerkscanner
In deze paragraaf worden de voorbereidingen en instellingen voor het gebruik
van de TWAIN-compatibele netwerkscanner beschreven.
Belangrijk
Om de TWAIN-compatibele netwerkscanner te kunnen gebruiken, moet
een met TWAIN compatibele toepassing, zoals DeskTopBinder Lite, op de
clientcomputer zijn geïnstalleerd. DeskTopBinder Lite bevindt zich op de bij-
geleverde CD-ROM. Zie “DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgelever-
de CD-ROM” voor meer informatie over het installeren van DeskTopBinder
Lite.
A Sluit het apparaat aan op het netwerk.
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-
kabel of een draadloos LAN (IEEE 802.11b).
B Geef de noodzakelijke netwerkinstellingen op in [Systeeminstellingen].
Als u het apparaat via een Ethernet-kabel heeft aangesloten op het netwerk,
geeft u de volgende instellingen op. Zie de Bedieningshandleiding Standaar-
dinstellingen voor meer informatie.
Geef het IPv4-adres en het subnetmasker van het apparaat op.’
•Schakel in [Effectief protocol] de optie [IPv4] in.
C Installeer het TWAIN-stuurprogramma op een clientcomputer.
Zie “Het TWAIN-stuurprogramma installeren vanaf de bijgeleverde
CD-ROM” voor meer informatie over het installeren van het TWAIN-
stuurprogramma.
Opmerking
Om het apparaat op het netwerk aan te sluiten via een IEEE 1394-kabel of
draadloos LAN (IEEE 802.11b), is respectievelijk een uitgebreide 1394-
kaart of uitgebreide draadloos LAN-kaart vereist. Zie de Netwerkhandlei-
ding voor meer informatie.
Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informa-
tie over [Systeeminstellingen].
In [Systeeminstellingen] in te stellen items variëren, afhankelijk van de net-
werkomgeving. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor
meer informatie over de netwerkinstellingen.
Verwijzing
Pag.110 “Het TWAIN-stuurprogramma installeren vanaf de bijgeleverde
CD-ROM”
Pag.89 “DeskTopBinder Lite installeren vanaf de bijgeleverde CD-ROM”
Originelen scannen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner
110
5
Het TWAIN-stuurprogramma installeren vanaf de bijgeleverde
CD-ROM
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe het TWAIN-stuurprogramma kan
worden geïnstalleerd vanaf de bijgeleverde “Scanner/PostScript Drivers and
Utilities”-CD-ROM.
Om de TWAIN-compatibele netwerkscanner te kunnen gebruiken, moet het
TWAIN-stuurprogramma op een clientcomputer zijn geïnstalleerd.
A Start Windows en stop vervolgens de CD-ROM “Scanner/PostScript Drivers
and Utilities” in het CD-ROM-station van de clientcomputer.
Het installatieprogramma wordt automatisch gestart en het dialoogvenster
[Scanner/PostScript Drivers and Utilities] wordt geopend.
B Klik op [TWAIN-stuurprogramma].
C Het installatieprogramma van het TWAIN-stuurprogramma wordt gestart.
Volg de aanwijzingen op.
Opmerking
Controleer de systeemvereisten voor het TWAIN-stuurprogramma
voordat u met installeren gaat beginnen. Zie “Software meegeleverd op
CD-ROM” voor meer informatie over de systeemvereisten.
U kunt de software installeren met behulp van het programma Auto Run.
Zie “Quick Install” voor meer informatie over het programma Auto Run.
Zie “Quick Install” als het installatieprogramma niet automatisch start.
Wanneer de installatie is voltooid, kan er een bericht worden weergegeven
waarin u wordt gevraagd de client computer opnieuw op te starten. Start
in dat geval de cliëntcomputer opnieuw op.
Nadat de installatie is voltooid, is er een map toegevoegd met de naam van
het apparaat dat in gebruik is aan [Programma] in het menu [Start]. Vanuit
deze map kan Help worden weergegeven.
In “Readme.txt” vindt u aantekeningen over het gebruik van de TWAIN-
compatibele netwerkscanner. Zorg ervoor dat u ze voor gebruik gelezen
hebt.
Verwijzing
Pag.154 “Software meegeleverd op cd-rom”
Pag.154 “Quick Install”
Basisbewerking voor TWAIN-compatibele netwerkscanner
111
5
Basisbewerking voor TWAIN-compatibele
netwerkscanner
In deze paragraaf worden de basisbewerkingen voor het scannen met de
TWAIN-compatibele netwerkscanner beschreven.
Belangrijk
Om de TWAIN-compatibele netwerkscanner te kunnen gebruiken, moeten
een met TWAIN-compatibele toepassing, zoals DeskTopBinder, en het
TWAIN-stuurprogramma op de clientcomputer zijn geïnstalleerd.
Bij de volgende procedure worden als voorbeeld Windows XP en DeskTop-
Binder Lite gebruikt.
A Wijs in het menu [Start] de optie [Programma’s] aan, wijs [DeskTopBinder] aan
en klik vervolgens op [DeskTopBinder].
B In het menu [Tools], klikt u op [Scannerinstellingen...].
C Klik op [Select Scanner Driver...].
D Selecteer in de lijst de naam van het apparaat dat u wilt gebruiken en klik
vervolgens op [Select...].
E Klik op [OK].
F Plaats de originelen.
G Wijs in het menu [Bestand] naar [Document toevoegen] en klik vervolgens op
[Scan...] om het dialoogvenster Scanner Control te openen.
Een dialoogvenster dat wordt gebruikt om een scanner te bedienen met be-
hulp van het TWAIN-stuurprogramma wordt als het dialoogvenster Scanner
Control aangeduid.
H Geef de instellingen op aan de hand van criteria zoals het soort origineel,
de soort scan en de afdrukstand van het origineel.
Raadpleeg voor meer informatie de Help van het TWAIN-stuurprogramma.
I Klik in het dialoogvenster Scanner Control op [Scan...].
Als u op [Scan...] drukt, wordt er, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen,
een dialoogvenster weergegeven waarin u de gebruikersnaam en het wacht-
woord kunt opgeven.
Als er nog meer originelen moeten worden gescand, plaatst u het volgende
origineel en klikt u vervolgens op [Scan...].
Als er geen originelen meer hoeven te worden gescand, klikt u op [Complete].
Originelen scannen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner
112
5
J In het menu [Bestand], klikt u op [Afsluiten].
K Voer de bestandsnaam in en klik op [OK].
De DeskTopBinder-viewer wordt afgesloten en de afbeelding wordt opgesla-
gen in DeskTopBinder Lite.
Opmerking
Als u al een scanner heeft geselecteerd, hoeft u de scanner niet te selecte-
ren, tenzij u deze wilt wijzigen.
Met behulp van DeskTopBinder kunt u scanbestanden bewerken en af-
drukken. Zie de handleidingen bij DeskTopBinder voor meer informatie
over DeskTopBinder.
De modelnaam van de aangesloten scanner wordt weergegeven op de ti-
telbalk van het dialoogvenster Scanner Control. Als er meerdere scanners
van hetzelfde model op het netwerk zijn, zorg dan dat u de juiste scanner
heeft geselecteerd. Als de verkeerde scanner is geselecteerd, klikt u
op [Select Scanner Driver...] en selecteert u de juiste scanner. Als de juiste
scanner niet in de lijst wordt weergegeven, controleert u of de scanner
correct op het netwerk is aangesloten en dat het IPv4-adres van de scan-
ner is opgegeven. Raadpleeg de netwerkbeheerder als de juiste scanner
nog steeds niet wordt weergegeven.
113
6. Verschillende
scannerinstellingen
In deze paragraaf worden verschillende scannerinstellingen beschreven.
Scaninstellingen
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe scannerinstellingen moeten worden op-
gegeven.
A Druk op [Scaninstellingen].
B Geef de resolutie, het scanformaat en de andere noodzakelijke instellingen
op.
C Druk op [OK].
Verschillende scannerinstellingen
114
6
Items voor het opgeven van
scannerinstellingen
In deze paragraaf worden de items voor scannerinstellingen beschreven.
Scantype
Selecteer een scantype dat voor uw origineel geschikt is.
[Zwart/Wit:Tekst]
Geschikt voor verbetering van de OCR-leesbaarheid met behulp van een
OCR-compatibele toepassing.
[Drop-out kleur]
U kunt aangeven dat de volgende kleuren niet worden gescand: [Chromati-
sche kleur], [Rood], [Groen], [Blauw]. Als u een kleur selecteert die u van scan-
nen wilt uitsluiten, moet u het kleurdekkingsniveau daarvan opgeven. Er
zijn vijf niveaus. Druk op [Smal] om de kleuren buiten beschouwing te la-
ten die het dichtst bij de opgegeven kleur komen. Druk op [Breed] om de
dekking van de opgegeven kleur te verbreden en die kleuren niet te scan-
nen.
[Z/W: Tekst / Line Art]
Standaardoriginelen in zwart-wit die hoofdzakelijk tekens bevatten. Maakt
gescande afbeeldingen die geschikt zijn voor afdrukken.
[Z/W: Tekst / Foto]
Originelen met een combinatie van foto’s, afbeeldingen en tekens (twee waar-
den). Maakt gescande afbeeldingen die geschikt zijn voor afdrukken.
[Z/W: Tekst / Foto]
Originelen met foto’s en andere afbeeldingen (twee waarden). Maakt gescan-
de afbeeldingen die geschikt zijn voor afdrukken.
[Grijswaarden]
Originelen met foto’s en andere afbeeldingen (multi-waarde). Maakt gescan-
de afbeeldingen die geschikt zijn voor weergave op een computerscherm.
[Kleur: Tekst / Foto]
Originelen voor afdrukken in kleur die hoofdzakelijk uit tekens bestaan.
[Kleur: Glanzende foto]
Originelen met zilverzoutfoto’s en andere kleurafbeeldingen.
[Autom. kl.sel]
Scant originelen door de kleuren van de originelen automatisch te beoorde-
len.
Items voor het opgeven van scannerinstellingen
115
6
Opmerking
[Drop-out kleur] kan worden ingesteld als [Zwart/Wit:Tekst] is geselecteerd voor
[Scantype].
Als [Autom. kl.sel] is geselecteerd, is het mogelijk dat het apparaat de kleuren
niet correct kan beoordelen, afhankelijk van de scankwaliteit of de inhoud
van de originelen.
Als [Hoge compressie PDF] is geselecteerd als bestandstype, kunt u alleen [Grijs-
waarden], [Kleur: Tekst / Foto] of [Kleur: Glanzende foto] als scantype selecteren.
Resolutie
Resolutie selecteren voor het scannen van originelen.
Selecteer [100 dpi], [200 dpi], [300 dpi], [400 dpi] of [600 dpi] als scanresolutie.
Opmerking
Als [Hoge compressie PDF] is geselecteerd als bestandstype, kunt u [100 dpi] en
[600 dpi] niet selecteren. Zie “Bestandstype en bestandsnaam instellen” voor
meer informatie.
Verwijzing
Pag.133 “Bestandstype en bestandsnaam instellen”
Scanformaat
Selecteer het formaat van het te scannen origineel.
U kunt de volgende opties en formaten selecteren:
[Autodetectie]
Scant formaten van originelen met behulp van automatische formaatdetectie.
[Gemengde formaten]
Scant een batch van originelen met dezelfde breedte en verschillende lengte
en detecteert de lengte van elk origineel.
Sjabloonformaat
A3L, A4K, A4L, A5K, A5L, 11 × 17L, 8
1
/
2
× 14L , 8
1
/
2
× 13L , 8
1
/
2
× 11K ,
8
1
/
2
× 11L, 5
1
/
2
× 8
1
/
2
K,5
1
/
2
× 8
1
/
2
L, B4L, B5K, B5L
[Aangepast formaat]
Scant in een opgegeven formaat.
Opmerking
Als [Aangepast formaat] is geselecteerd, kunt u de afmetingen (breedte en
hoogte) van het scangebied in mm opgeven.
Verschillende scannerinstellingen
116
6
Bij het scannen van originelen met dezelfde breedte maar verschillende leng-
te, dient u deze correct te plaatsen aan de hand van het onderstaande dia-
gram.
Relatie tussen origineel van gemengd formaat en scanformaat
In deze paragraaf worden de verschillen uitgelegd waarvan u op de hoogte
moet zijn bij het scannen van originelen met dezelfde breedte maar met verschil-
lende lengte (zoals A3&A4 of B4&B5) met behulp van de positie-instelling en het
formaat van het origineel.
•Als u [Gemengde formaten] selecteert, detecteert het apparaat de lengte van ori-
ginelen met dezelfde breedte en scant deze.
U kunt combinaties van originelen met de volgende formaten plaatsen:
A3L&A4K, B4L&B5K, A4L&A5K.
Als een sjabloonformaat is geselecteerd, scant het apparaat originelen vol-
gens het geselecteerde formaat, ongeacht het werkelijke formaat van de origi-
nelen. Als een origineel kleiner is dan het geselecteerde formaat, past het
apparaat marges toe op het scangebied.
•Als [Autodetectie] is geselecteerd voor het scannen van originelen vanaf de
glasplaat, detecteert het apparaat het formaat van de afzonderlijke originelen
en scant deze dienovereenkomstig.
Als alleen [Autodetectie] is geselecteerd voor het scannen van originelen van-
uit de ADF, detecteert het apparaat het formaat van het grootste origineel en
scant alle overige originelen op basis van dat formaat.
ALQ021S
Items voor het opgeven van scannerinstellingen
117
6
Instellingsprocedure van aangepaste formaat bij scannen van een compleet origineel
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een aangepast formaat kan worden inge-
steld voor het scannen van een compleet origineel.
Om het complete gebied van een origineel te scannen, meet u de afmetingen
daarvan onder Formaat origineel (X1 en Y1) en Scangebied (X3 en Y3).
Het volgende voorbeeld maakt duidelijk hoe het complete gebied van een origi-
neel kan worden gescand.
U hoeft geen startpositie op te geven (X2 en Y2). Geef deze op als 0 mm.
Voor Scanformaat geeft u dezelfde waarde op als voor Formaat origineel.
A Druk op [Scaninstellingen].
B Druk op [Scanformaat].
C Druk op [Aangepast formaat].
ALQ001S
Verschillende scannerinstellingen
118
6
D Geef met behulp van de cijfertoetsen het formaat van het origineel op (X1
en Y1) en druk vervolgens op {q}.
Stel X1 bijvoorbeeld in op 300 mm en Y1 op 200 mm.
E Stel de startpositie (X2 en Y2) in op 0 mm en druk vervolgens op {q}.
Stel bijvoorbeeld X2 en Y2 in op 0 mm en druk op {q}.
F Geef het scangebied (X3 en Y3) op met behulp van de cijfertoetsen en druk
vervolgens op {q}.
Stel X3 bijvoorbeeld in op 300 mm en Y3 op 200 mm.
G Druk op [OK].
H Controleer of het scangebied (X3 en Y3) wordt weergegeven boven [Aange-
past formaat] en druk vervolgens op [OK].
Items voor het opgeven van scannerinstellingen
119
6
Instellingsprocedure van aangepast formaat bij scannen van een deel van een origineel
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe een aangepast formaat kan worden inge-
steld voor het scannen van een gebied binnen een origineel.
Om een deel van het origineel te scannen, is het noodzakelijk dat het formaat
van het origineel (X1 en Y1), de startpositie (X2 en Y2) en het scangebied (X3 en
Y3) worden opgegeven. De relatie tussen het formaat van het origineel, de start-
positie en het scanformaat varieert afhankelijk van de richting van het origineel
en de ingestelde positie. Geef de instellingen correct op aan de hand van de vol-
gende voorbeelden.
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Origineel is in de richting
geplaatst op de glas-
plaat of in de ADF.
Origineel is geplaatst in de
richting op de glas-
plaat.
ALQ014S
ALQ015S
Verschillende scannerinstellingen
120
6
Voorbeeld 3
Met voorbeeld 1 en 2 (hierboven) wordt de procedure verduidelijkt voor het
scannen van het gebied “R” van het origineel.
A Druk op [Scaninstellingen].
B Druk op [Scanformaat].
C Druk op [Aangepast formaat].
Origineel is geplaatst in de
richting in de ADF
ALQ016S
Items voor het opgeven van scannerinstellingen
121
6
D Geef met behulp van de cijfertoetsen het formaat van het origineel op (X1
en Y1) en druk vervolgens op {q}.
Stel X1 bijvoorbeeld in op 300 mm en Y1 op 200 mm.
E Geef de startpositie (X2 en Y2) op met behulp van de cijfertoetsen en druk
vervolgens op {q}.
Stel X2 bijvoorbeeld in op 30 mm en Y2 op 20 mm.
F Geef het scangebied (X3 en Y3) op met behulp van de cijfertoetsen en druk
vervolgens op {q}.
Stel X3 en Y3 bijvoorbeeld in op 80 mm.
G Druk op [OK].
H Controleer of het scangebied (X3 en Y3) wordt weergegeven boven [Aange-
past formaat] en druk vervolgens op [OK].
Verschillende scannerinstellingen
122
6
Wijze waarop originelen moeten worden ingesteld om deze op aangepast formaat te
scannen
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe originelen moeten worden geplaatst die
u volgens een aangepast formaat wilt scannen.
Origineelrichting instellen
Onder [Orig. richting] selecteert u [] of [], volgens de richting van het ori-
gineel. Voor weergave van [Orig. richting] drukt u op het scherm Scannereigen-
schappen op [Originele invoertype]. Zie “Invoertype origineel instellen” voor
meer informatie.
Een origineel plaatsen
Plaats de originelen met de te scannen zijde naar boven in de ADF; met de te
scannen zijde naar beneden op de glasplaat.
Origineelrichting is []
Origineelrichting is []
Verwijzing
Pag.125 “Invoertype origineel instellen”
Een origineel in de ADF plaatsen
Een origineel op de glasplaat plaatsen
Lijn het origineel uit, draai het naar rechts of
naar links en plaats het vervolgens met de te
scannen zijde naar beneden op de glasplaat.
Een origineel in de ADF plaatsen
Een origineel op de glasplaat plaatsen
Draai het origineel om, plaats het met de te
scannen zijde naar beneden op de glasplaat en
lijn het vervolgens uit met de linkerbovenhoek
van de glasplaat.
ALQ017S
ALQ018S
ALQ019S
ALQ020S
Items voor het opgeven van scannerinstellingen
123
6
Bewerken
Instellingen voor bewerken maken.
[Rand wissen]
Wist de randen van het gescande origineel volgens de opgegeven breedte.
Kies [Dezelfde breedte] om een standaardbreedte op te geven in millimeters
voor het wissen van alle randen rondom het origineel (boven, onder, links en
rechts). Kies [Verschil. breedte] om een verschillende breedte op te geven in
millimeters voor het wissen van elke rand.
Verschillende scannerinstellingen
124
6
Belichting aanpassen
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de belichting kan worden aangepast.
Om de belichting aan te passen, drukt u op [W] of [V], links en rechts van [Autom.
Bel.]. Met deze knoppen kunt u de belichting doen toe- of afnemen in stappen
tot 7.
Als u [Autom. Bel.] selecteert, wordt de scanbelichting gecorrigeerd om de reso-
lutie van papiertypen te verbeteren, zoals papier dat niet wit is (bijvoorbeeld ori-
ginelen op krantenpapier of transparante originelen). Om de belichting aan te
passen als [Autom. Bel.] is geselecteerd, selecteert u onder [Scannereigenschappen]
de optie [Achtergrondbelichting van ADS (Kleur)]. Zie de Bedieningshandleiding
Standaardinstellingen voor meer informatie.
Opmerking
Als u [Zwart/Wit:Tekst], [Z/W: Tekst / Line Art] of [Z/W: Tekst / Foto] selecteert voor
[Scantype] onder [Scaninstellingen], wordt [Autom. Bel.] automatisch geselec-
teerd.
Invoertype origineel instellen
125
6
Invoertype origineel instellen
In deze paragraaf wordt het instellen van het invoertype van het origineel uitge-
legd, zoals de richting en de positie van de te scannen zijde van het origineel.
Origineelrichting
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de richting van gescande originelen moet
worden weergegeven op het scherm van een clientcomputer.
A Druk op [Originele invoertype].
B Druk op [] of [] om dezelfde richting als die van het origineel te se-
lecteren.
C Druk op [OK].
Voor het correct weergeven van de boven/onder-richting van het gescande
origineel op een cliëntcomputer moeten de plaatsing van het origineel en de
instellingen op het bedieningspaneel overeenkomen.
Plaats originelen in de juiste positie aan de hand van de volgende tabel:
Als u een origineel op de glasplaat plaatst
Origineelrichting Bedieningspaneeltoets
bovenrand raakt linkerbovenhoek van de
glasplaat
bovenrand raakt achterzijde van de glasplaat
Verschillende scannerinstellingen
126
6
Als u een origineel in de ADF plaatst
Opmerking
Originelen zijn doorgaans rechthoekig ( ) of horizontaal lang ( ). In de
bovenstaande tabel worden echter vierkanten gebruikt, zodat de origineel-
richting gemakkelijker te begrijpen is. Zelfs als de werkelijke vorm van het
origineel afwijkt, zal de combinatie van origineelrichting en de richting die
in het scannerstuurprogramma is opgegeven niet wijzigen.
Originele instelling
In deze paragraaf worden de instellingen voor het scannen van de zijden van
originelen uitgelegd.
Enkelzijdig origineel
In deze paragraaf worden uitsluitend de instellingen voor het scannen van één
zijde van originelen uitgelegd.
A Druk op [Originele invoertype].
B In [Originele instel.] selecteert u [1-zijdig origineel].
C Druk op [OK].
Origineelrichting Bedieningspaneeltoets
bovenrand wordt eerst geplaatst
bovenrand raakt achterzijde ADF
Invoertype origineel instellen
127
6
Dubbelzijdig origineel
In deze paragraaf worden de instellingen voor het scannen van beide zijden van
originelen uitgelegd.
A Druk op [Originele invoertype].
B In [Originele instel.] selecteert u [2-zijdig orig.].
C In [Richting pagina opening] selecteert u [Boven/boven afdr.] of [Boven/onder afdr.]
volgens de bindrichting van de originelen.
D Als de laatste pagina van het laatste origineel blanco is, selecteert u in [Laat-
ste pagina] de optie [1-zijdig] of [2-zijdig].
Om de laatste pagina over te slaan, selecteert u [1-zijdig].
Om de laatste pagina als blanco pagina te scannen, selecteert u [2-zijdig].
E Druk op [OK].
Opmerking
Als u [Delen] selecteert, wordt de instelling die u hier opgeeft toegepast op
de laatste pagina van elke batch van de verdeelde originelen.
Boven/boven
Boven/onder
Verschillende scannerinstellingen
128
6
Stempel
In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd voor het stempelen van origi-
nelen die vanuit de ADF worden gescand. De stempel geeft de originelen aan
die zijn gescand.
Bij het scannen van een document met behulp van de ADF, kan het apparaat een
cirkelvormige markering op de onderzijde van het origineel stempelen. Bij het
scannen van een dubbelzijdig document, wordt het document onderaan op de
voorpagina en bovenaan op de achterpagina gemarkeerd.
Deze functie is nuttig als u gescande originelen wilt kunnen herkennen.
Belangrijk
Om stempelen in te kunnen schakelen, moet u het optionele Refax-stempel-
patroon installeren.
A Druk op [Originele invoertype].
B Druk op [Stempelen].
C Druk op [OK].
Opmerking
Laatste pagina’s worden gestempeld zelfs als u ervoor hebt gekozen de
laatste pagina niet te scannen.
Stempelen gaat misschien gewoon door als het scannen werd onderbroken
afhankelijk van de oorzaak van de onderbreking.
Vervang de stempelpatroon als de stempel vager begint te worden. Zie
“De stempelpatronen vervangen” en “De stempelpatronen voor verzen-
ding vervangen” in Problemen oplossen voor meer informatie.
Scanrichting
NL!FSTAM49E
Invoertype origineel instellen
129
6
Batch, SADF
In deze paragraaf wordt de instelling uitgelegd voor het meerdere malen scan-
nen van meerdere originelen.
Om meerdere originelen als één bestand te scannen, selecteert u [Batch].
Om de ADF meerdere originelen afzonderlijk te laten scannen, selecteert u
[SADF].
•Als u [Batch] selecteert, begint het scannen zodra u de extra originelen plaatst
en op {Start} drukt. Als alle originelen zijn gescand, drukt u op {q}. Als u
[Batch] selecteert, wacht het apparaat tot de extra originelen worden ge-
plaatst, ongeacht de standaardinstellingen.
•Als [SADF] is geselecteerd, begint het scannen zodra u de extra originelen in
de ADF plaatst. Geef aan welke bewerking het apparaat uitvoert tijdens het
wachten op extra originelen in [Wachtijd voor volgend orig.: SADF] onder [Scan-
nereigenschappen]. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen,
“Scaninstellingen”, voor meer informatie over [Wachtijd voor volgend orig.:
SADF].
A Druk op [Originele invoertype].
B Selecteer [Batch] of [SADF].
C Druk op [OK].
Opmerking
Als [SADF] is geselecteerd, begint het scannen zodra u de extra originelen
in de ADF plaatst. In de volgende gevallen moet u echter op {Start} druk-
ken, om het scannen van extra originelen te starten.
Na het scannen van extra originelen via de glasplaat;
Na het wijzigen van instellingen tijdens het wachten op extra origine-
len;
Na openen of sluiten van de ADF.
Verwijzing
Pag.131 “Meerdere pagina’s van originelen als één bestand scannen”
Verschillende scannerinstellingen
130
6
Verdelen
In deze paragraaf worden de instellingen uitgelegd voor het verdelen van meerdere
originelen over een opgegeven aantal pagina’s die vervolgens worden verzonden.
A Druk op [Originele invoertype].
B Druk op [Delen].
C Druk op [Wijzigen] en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om het aantal pa-
gina’s op te geven waarover u de taak wilt verdelen.
D Druk op {q}.
E Druk indien noodzakelijk op [Deling controleren].
Als u [Deling controleren] selecteert, wordt aan het einde van het scannen een
scherm geopend voor het stoppen of voortzetten van het scannen, als de ori-
ginelen niet zijn gescand vanwege een papierstoring of invoer van meerdere
vellen tegelijk.
F Druk tweemaal op [OK].
De huidige instellingen worden getoond.
Opmerking
Als de laatste pagina van een batch gesplitste originelen leeg is, kunt u die
pagina overslaan bij het scannen. Om het scannen over te slaan, selecteert
u in [Laatste pagina] onder [2-zijdig orig.] de optie [1-zijdig]. Om de laatste pa-
gina als blanco pagina te scannen, selecteert u [2-zijdig]. Zie “Dubbelzijdig
origineel” voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.127 “Dubbelzijdig origineel”
Meerdere pagina’s van originelen als één bestand scannen
131
6
Meerdere pagina’s van originelen als één
bestand scannen
In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd voor het verzenden van meer-
dere originelen als een bestand met meerdere pagina’s of het opslaan daarvan
als één opgeslagen bestand.
Belangrijk
Om meerdere originelen als een bestand met meerdere pagina’s te verzen-
den, selecteert u in [Bestandnaam / Type] een bestand met meerdere pagina’s als
type. Zie “Bestandstype en bestandsnaam instellen” voor meer informatie.
A Druk op [Originele invoertype].
B Selecteer [Batch] of [SADF].
Om originelen via de glasplaat te scannen, selecteert u [Batch]. Om originelen
via de ADF te scannen, selecteert u [SADF]. Zie “Batch, SADF” voor meer in-
formatie over [Batch] en [SADF].
C Druk op [OK].
D Plaats de originelen.
E Geef instellingen op voor het verzenden per e-mail of via scan-to-folder,
bezorgen of opslaan.
F Druk op {Start} om originelen te scannen.
Als [Batch] is geselecteerd, plaats u de extra originelen en drukt u vervolgens
op {Start}.
Als [SADF] is geselecteerd, wordt het scannen automatisch gestart als u extra
originelen plaatst.
Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
Verschillende scannerinstellingen
132
6
G Als alle originelen zijn gescand, drukt u op {q}.
Opslaan of verzenden begint.
Opmerking
Als [Batch] is geselecteerd, kunnen originelen via de ADF worden gescand.
Bij het scannen van originelen via de glasplaat kan het apparaat, afhanke-
lijk van de instellingen voor [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] onder [Scan-
nereigenschappen], wachten op extra originelen, zelfs als [Batch] niet is
geselecteerd in [Originele invoertype]. Zie de Bedieningshandleiding Stan-
daardinstellingen voor meer informatie over [Wachttijd voor volg. orig.: Glas-
plaat].
Als onder [Scannereigenschappen] de optie [Stel wachttijd in] is ingesteld voor
[Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] of [Wachtijd voor volgend orig.: SADF],
plaatst u de extra originelen binnen de opgegeven tijd. Als het aftellen ein-
digt, wordt het verzenden of opslaan automatisch gestart. Om het verzen-
den of opslaan te starten voordat het aftellen is geëindigd, drukt u op {q}.
Het aftellen wordt geannuleerd als de instellingen voor Scaninstellingen of
andere waarden in de tussentijd worden gewijzigd. Plaats extra originelen
en druk vervolgens op {Start} . Het apparaat scant de originelen en het af-
tellen wordt hervat. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
voor meer informatie over [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] en [Wachtijd
voor volgend orig.: SADF].
Als [SADF] wordt geselecteerd, wordt het scannen vanaf de glasplaat inge-
schakeld na het scannen vanuit de ADF. In dat geval moet u op {Start}
drukken om het scannen te starten.
Verwijzing
Pag.129 “Batch, SADF”
Pag.133 “Bestandstype instellen”
Bestandstype en bestandsnaam instellen
133
6
Bestandstype en bestandsnaam instellen
In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd voor het instellen van het be-
standstype, de bestandsnaam en de beveiliging voor PDF-bestanden.
Bestandstype instellen
In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd voor het instellen van het be-
standstype van het te verzenden bestand. Bestandstypen kunnen worden opge-
geven bij het verzenden van bestanden per e-mail of via scan-to-folder en het
verzenden van opgeslagen bestanden per e-mail en via scan-to-folder.
Belangrijk
Om bestanden te bezorgen, stelt u het bestandstype in met behulp van de be-
zorgingsserver. Zie de handleiding bij de ScanRouter-software.
Bestanden worden opgeslagen in de TIFF- of JPEG-indeling. Als [Alleen op-
slaan] is geselecteerd voor [Bestand opslaan], kan het bestandstype niet worden
opgegeven. Als [Verzenden & Opslaan ] is geselecteerd voor [Bestand opslaan],
kunnen bestanden worden verzonden per e-mail of via scan-to-folder in een
opgegeven indeling. Bestanden worden echter niet in het opgegeven be-
standstype opgeslagen. Geef het bestandstype op voor opgeslagen bestanden
als u deze verzendt.
Welke bestandstypen kunnen worden geselecteerd, hangt af van de scaninstel-
lingen en andere instellingen. U kunt een van de volgende bestandstypen selec-
teren:
Voor één pagina
[TIFF/ JPEG], [PDF] of [Hoge compressie PDF]
Voor meerdere pagina’s
[TIFF], [PDF] of [Hoge compressie PDF]
A Druk op [Bestandnaam / Type].
Verschillende scannerinstellingen
134
6
B Selecteer een bestandstype.
C Druk op [OK].
Opmerking
Bij het converteren van een bestandstype naar Hoge compressie PDF
wordt de hoeveelheid gegevens van het bestand gereduceerd zonder dat
dit ten koste gaat van de leesbaarheid van de tekens.
Hoge compressie PDF kan worden geselecteerd bij het verzenden van be-
standen per e-mail of via scan-to-folder. De functie kan niet worden gese-
lecteerd bij het verzenden en gelijktijdig opslaan van bestanden.
Adobe Acrobat Reader/ Adobe Reader 5.0 en recentere versies ondersteu-
nen Hoge compressie PDF.
De hoge compressie PDF-bestanden die dit apparaat maakt, kunnen niet
worden afgedrukt via de functie voor PDF direct afdrukken.
Hoge compressie PDF-bestanden kunnen niet correct worden weergege-
ven met behulp van DeskTopBinder Easy Viewer.
Hoge compressie PDF kan niet worden geselecteerd bij het gebruik van de
vastleggingsfunctie.
Om Hoge compressie PDF te selecteren, geeft u de volgende instellingen
voor Scantype en Resolutie op:
Scantype: Kleur of Grijstint
Resolutie: 200 dpi, 300 dpi of 400 dpi
Voorvertoning: niet geselecteerd
Bestandstype en bestandsnaam instellen
135
6
Bestandsnaam instellen
In deze paragraaf wordt de procedure voor het instellen van de bestandsnaam
uitgelegd.
Het gescande bestand krijgt een naam die bestaat uit de tijd en datum van het
scannen, een viercijferig paginanummer etc.
Aan bestanden van één pagina en gesplitste bestanden van meerdere pagi-
na’s worden bestandsnamen toegewezen die bestaan uit de tijd en datum van
het scannen en een viercijferig paginanummer. Tussen de datum en tijd en het
viercijferige paginanummer wordt een underscore geplaatst
(bij een bestand van één pagina dat in 10 ms, 15 sec. wordt gescand om 15:30
uur op 31 december 2020, is de bestandsnaam 20201231153015010_0001.tif).
Bestanden van meerdere pagina’s krijgen bestandsnamen die de tijd en da-
tum van het scannen bevatten.
(bij een bestand van meerdere pagina’s dat in 10 ms, 15 sec. wordt gescand
om 15:30 uur op 31 december 2020, is de bestandsnaam
20201231153015010.tif).
Indien noodzakelijk, kunt u de bestandsnaam wijzigen.
A Druk op [Bestandnaam / Type].
B Druk op [Bestandsnaam].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
C Voer een bestandsnaam in.
D Druk tweemaal op [OK].
Verschillende scannerinstellingen
136
6
Het begincijfer van serienummers van een bestandsnaam wijzigen
Aan een bestand van een enkele pagina wordt een serienummer achter de be-
standsnaam toegewezen. Het begincijfer van dit serienummer kan als volgt wor-
den gewijzigd:
A Druk op [Bestandnaam / Type].
B Druk op [Wijzigen] rechts van het invoervak.
C Voer met behulp van de cijfertoetsen het eerste cijfer van het serienummer
in.
D Druk op {q}.
E Druk op [OK].
Opmerking
U kunt het begincijfer alleen wijzigen, als een ander bestandstype dan [En-
kele pagina] als bestandstype is geselecteerd.
U kunt het aantal cijfers van het serienummer wijzigen. Wijzig het aantal
onder [Scannereigenschappen], [Aant. cijf. vr enk. pag. best.]. Zie de Bedie-
ningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
Bestandstype en bestandsnaam instellen
137
6
Beveiligingsinstellingen voor PDF-bestanden
In deze paragraaf worden de beveiligingsinstellingen voor PDF-bestanden uit-
gelegd.
Gebruik de beveiligingsinstellingen om ongeautoriseerde toegang tot PDF-be-
standen te voorkomen.
Belangrijk
Beveiligingsinstellingen kunnen alleen worden opgegeven voor PDF- en
Hoge compressie PDF-bestanden.
PDF-bestanden coderen
Stel een wachtwoord in om een PDF-bestand te beveiligen en te coderen. Alleen
gebruikers die het wachtwoord hebben, kunnen het PDF-bestand openen en de-
coderen.
Belangrijk
Codering is alleen mogelijk voor scanbestanden die per e-mail of via scan-to-
folder worden verzonden.
U kunt een gecodeerd bestand niet openen zonder een wachtwoord op te ge-
ven. Zorg dat u het wachtwoord van een bestand niet vergeet.
A Druk op [Bestandnaam / Type].
B Controleer of [PDF] of [Hoge compressie PDF] is geselecteerd.
C Druk op [Beveil.inst.].
D Selecteer [Codering].
Verschillende scannerinstellingen
138
6
E In [Document coderen] selecteert u [Aan].
F Druk in [Wachtwoord] op [Invoeren].
G Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Het hier ingevoerde wachtwoord is noodzakelijk om het PDF-bestand te kun-
nen openen.
H Voer het wachtwoord nogmaals in en druk vervolgens op [OK].
I Selecteer in [Coderingsniveau] de optie [40 bit] of [128 bit].
J Druk tweemaal op [OK].
Opmerking
Het wachtwoord van een document kan niet hetzelfde zijn als het master-
wachtwoord.
U kunt maximaal 32 alfanumerieke tekens opgeven voor het wachtwoord
van een document.
PDF-bestanden die onder het coderingsniveau van [128 bit] zijn gemaakt,
kunnen niet met Adobe Acrobat Reader 3.0 en 4.0 worden bekeken.
Bestandstype en bestandsnaam instellen
139
6
Beveiligingsmachtigingen voor PDF-bestanden wijzigen
Stel een masterwachtwoord in om het ongeautoriseerd afdrukken, wijzigen, ko-
piëren of extraheren van de inhoud van een PDF-bestand te beperken. Alleen ge-
bruikers die het masterwachtwoord kennen, kunnen deze beperkingen resetten
of wijzigen.
Belangrijk
Codering is alleen mogelijk voor scanbestanden die per e-mail of via scan-to-
folder worden verzonden.
Zonder masterwachtwoord kunt u de beperkingsinstellingen voor een be-
stand niet resetten of wijzigen. Noteer het masterwachtwoord en bewaar dit
op een plek die alleen aan u bekend is.
A Druk op [Bestandnaam / Type].
B Controleer of [PDF] of [Hoge compressie PDF] is geselecteerd.
C Druk op [Beveil.inst.].
D Selecteer [Toest.].
E In [Master wachtwoord] selecteert u [Instellen].
Verschillende scannerinstellingen
140
6
F Druk in [Wachtwoord] op [Invoeren].
G Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Het hier ingevoerde wachtwoord is noodzakelijk om de beveiligingsinstellin-
gen van het PDF-bestand te kunnen wijzigen.
H Voer het wachtwoord nogmaals in en druk vervolgens op [OK].
I Selecteer de instelling voor de beveiligingsmachtiging.
U kunt de volgende beveiligingsinstellingen maken:
Machtiging voor afdrukken: [Verbieden], [Toestaan] of [Alleen lage resolutie].
Machtiging voor bewerken: [Verbieden] of [Toestaan].
Machtiging voor kopiëren of extraheren: [Verbieden] of [Toestaan].
J Druk tweemaal op [OK].
Opmerking
Het [Wachtwoord] en [Master wachtwoord] kunnen niet hetzelfde zijn.
U kunt maximaal 32 alfanumerieke tekens opgeven voor het masterwacht-
woord.
Als [40 bit] is geselecteerd als het PDF-coderingsniveau, kunt u [Alleen lage
resolutie] niet als machtiging voor afdrukken selecteren.
Programma’s
141
6
Programma’s
U kunt regelmatig gebruikte instellingen registreren in het geheugen van het ap-
paraat en deze later weer oproepen.
Opmerking
U kunt maximaal 10 programma’s registreren voor de scannermodus.
Programma’s worden niet verwijderd door het uitschakelen van de stroom-
toevoer of door op {Instellingen verwijderen} te drukken, tenzij de inhoud is
verwijderd of nieuw is geregistreerd.
De volgende instellingen kunnen voor programma’s worden geregistreerd:
Scaninstellingen, 1-zijdig origineel/2-zijdig origineel, Boven/boven, Bo-
ven/onder, Scannen achterzijde laatste pagina overslaan, Verdelen, Origi-
neelrichting, Bestandstype, Batch/SADF, Stempel, Bestand opslaan,
Voorvertoning en Ontvangstbevestiging.
Instellingen die op het vereenvoudigde display zijn opgegeven, kunnen niet
voor een programma worden geregistreerd.
Regelmatig gebruikte instellingen registreren
U kunt regelmatig gebruikte instellingen voor een programma als volgt registre-
ren:
A Geef op het eerste scannerscherm de instellingen op die u voor een pro-
gramma wilt registreren.
B Druk op {Programma}.
C Druk op [Programma].
D Selecteer het nummer van het programma waarin u de instellingen wilt re-
gistreren.
Programmanummers met m hebben al instellingen.
Verschillende scannerinstellingen
142
6
E Voer de programmanaam in.
F Druk op [OK].
Het scherm Programma wordt opnieuw geopend. Als de instellingen zijn ge-
registreerd, verschijnt m aan de linkerzijde van het geregistreerde program-
manummer en de programmanaam aan de rechterzijde. Na enkele
ogenblikken wordt het eerste scherm opnieuw geopend.
Geregistreerde inhoud oproepen
Op de volgende wijze kunt u instellingen die in een programma zijn geregis-
treerd oproepen en voor scannen gebruiken:
A Druk op {Programma}.
B Druk op [Oproepen].
C Druk op het nummer van het programma dat u wilt oproepen.
De in het programma geregistreerde instellingen worden opgeroepen en het
eerste scannerscherm wordt opnieuw geopend.
Instellingen worden niet geregistreerd in nummers die verschijnen zonder
m.
D Plaats de originelen en druk vervolgens op {Start}.
Programma’s
143
6
Een geregistreerd programma wijzigen
U kunt de instellingen die voor een programma zijn geregistreerd als volgt wij-
zigen:
A Druk op {Programma}.
B Druk op [Oproepen].
C Druk op het nummer van het programma dat u wilt oproepen.
D Wijzig de instellingen van het programma.
E Druk op het nummer van het programma dat u wilt oproepen.
F Druk op {Programma}.
G Druk op het nummer van het programma waarvan u de instellingen hebt
gewijzigd of het nummer van een ander programma waarin u de gewijzig-
de instellingen wilt registreren.
H Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven als u een programma selec-
teert dat al is geregistreerd. Druk op [Ja] als u het programma wilt over-
schrijven.
Als u een nieuw programmanummer selecteert, kunt u deze stap overslaan.
Ga door naar de volgende stap.
I Voer een programmanaam in.
J Druk op [OK].
Bij overschrijving wordt het geregistreerde programma verwijderd.
De nieuwe programmanaam wordt kort weergegeven, waarna het eerste
scherm opnieuw wordt geopend.
Verschillende scannerinstellingen
144
6
Een programma wissen
U kunt een geregistreerd programma als volgt verwijderen:
A Druk op {Programma}.
B Druk op [Verwijderen].
C Druk op het nummer van het programma dat u wilt wissen.
D Druk op [Ja].
Het programma wordt verwijderd en het eerste scherm wordt na enkele
ogenblikken opnieuw geopend.
De geregistreerde programmanaam wijzigen
U kunt de naam van een geregistreerd programma als volgt wijzigen:
A Druk op {Programma}.
B Druk op [Naam wijzigen].
C Druk op het nummer van het programma waarvan u de naam wilt wijzigen.
D Voer een nieuwe programmanaam in.
E Druk op [OK].
De nieuwe programmanaam wordt kort weergegeven, waarna het eerste
scherm opnieuw wordt geopend.
Programma’s
145
6
Eerste waarden voor eerste display registreren
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de standaardwaarden kunnen worden
ingesteld voor het eerste scherm dat wordt geopend als het apparaat wordt in-
geschakeld of als instellingen worden gewist of gereset.
De volgende instellingen kunnen als standaardwaarden worden geregistreerd:
Scaninstellingen, 1-zijdig origineel/2-zijdig origineel, Boven/boven, Boven/on-
der, Scannen achterzijde laatste pagina overslaan, Verdelen, Origineelrichting,
Bestandstype, Batch/SADF, Stempel, Bestand opslaan, Voorvertoning en Ont-
vangstbevestiging.
A Voer de noodzakelijke scaninstellingen in op het eerste scherm.
B Druk op {Programma}.
C Druk op [Als standaard programmeren].
D Druk op {Programma}.
E Er wordt een bevestigingsscherm geopend. Druk op [Ja].
De huidige instellingen worden als standaardwaarden geregistreerd en ver-
volgens wordt het eerste scherm opnieuw geopend.
Opmerking
Om de oorspronkelijke standaardinstellingen van het eerste scherm te her-
stellen, drukt u op [Fabrieksinst. herstellen].
Standaardinstellingen voor het eerste scherm kunnen worden geregis-
treerd voor normale schermen en vereenvoudigde displays.
AMG004S
Verschillende scannerinstellingen
146
6
Scaninstellingen bij het gebruik van de
TWAIN-scanner
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de origineelrichting en scaninstellingen
kunnen worden opgegeven voor een batch originelen van gemengd formaat bij
het gebruik van de TWAIN-scanner.
Origineelrichting instellen op de TWAIN-scanner
Voor het correct weergeven van de boven/onder-richting van het gescande ori-
gineel op een cliëntcomputer moeten de plaatsing van het origineel en de instel-
lingen in het dialoogvenster Scanner Control overeenkomen.
A Open het dialoogvenster Scanner Control.
Zie “Basisbewerking voor TWAIN-compatibele netwerkscanner” voor meer
informatie over het openen van het dialoogvenster Scanner Control.
B Selecteer de plaats van het origineel in de lijst [Scanmethode orig.:].
C Selecteer in de lijst [Oorspr.afd.richt:] de optie [] of [].
D Selecteer in de lijst [Afdrukstand:] de optie [ / ],
[ / ], [ / ] of [ / ].
E Als een origineel in de ADF wordt geplaatst, selecteert u in de vervolgkeu-
zelijst van [Scaninstellingen] de optie [1-zijd.], [(Boven/boven)] of [(Boven/onder)].
De volgende tabel bevat de relatie tussen de origineelrichting en de instellin-
gen in het dialoogvenster Scannereigenschappen:
Een origineel op de glasplaat plaatsen
Origineelrichting Toets dialoogvenster TWAIN Scanner Control
bovenrand raakt linkerbovenhoek van de
glasplaat
Deze richting is de standaardinstelling in
het TWAIN-stuurprogramma. Plaats ori-
ginelen doorgaans in deze richting.
bovenrand raakt achterzijde van de glas-
plaat
Scaninstellingen bij het gebruik van de TWAIN-scanner
147
6
Een origineel in de ADF plaatsen
Opmerking
Originelen zijn doorgaans rechthoekig ( ) of horizontaal lang ( ). In de
bovenstaande tabel worden echter vierkanten gebruikt, zodat de origineel-
richting gemakkelijker te begrijpen is. Zelfs als de werkelijke vorm van het
origineel afwijkt, zal de combinatie van origineelrichting en de richting die
in het scannerstuurprogramma is opgegeven niet wijzigen.
Zie “Basisbewerking voor TWAIN-compatibele netwerkscanner” voor
meer informatie over het dialoogvenster Scanner Control.
Afhankelijk van de instellingen, worden originelen van verschillend for-
maat op verschillende manieren gescand.
Verwijzing
Pag.111 “Basisbewerking voor TWAIN-compatibele netwerkscanner”.
Scannen van originelen van gemengd formaat met gebruik van de
TWAIN-scanner
In deze paragraaf worden de verschillen uitgelegd tussen het scannen van origi-
nelen van gemengd formaat met gebruik van de TWAIN-scanner en het nor-
maal scannen.
•Als [Auto det.(versch.form.))] wordt geselecteerd in de lijst [Oorspronk. form.:],
detecteert het apparaat de lengte van elk origineel met dezelfde breedte en
scant deze vervolgens.
•Als [Auto det.(uniformaat)] wordt geselecteerd in de lijst [Oorspronk. form.:] de-
tecteert het apparaat het formaat van het eerste origineel van de batch en
scant alle daaropvolgende originelen op basis van dat formaat.
Origineelrichting Toets dialoogvenster TWAIN Scanner Control
bovenrand van het origineel wordt eerst
geplaatst
bovenrand raakt achterzijde ADF
Verschillende scannerinstellingen
148
6
149
7. Appendix
In de bijlage bij deze handleiding vindt u specificaties van de scannerfunctie en
worden aanvullende instellingen uitgelegd.
Het verband tussen de resolutie en de
bestandsomvang
In deze paragraaf wordt de relatie tussen de resolutie en het formaat van het ori-
gineel uitgelegd.
De resolutie en het formaat van het origineel zijn omgekeerd evenredig aan el-
kaar. Hoe hoger de resolutie (dpi), hoe kleiner het gebied dat kan worden ges-
cand. Hoe groter het scangebied, des te lager de resolutie die kan worden
ingesteld.
Het verband tussen de scanresolutie en de bestandsomvang ziet u hieronder.
Als de combinatie onleesbaar is, verschijnt op het display van het bedieningspa-
neel van het apparaat het volgende bericht: “Max. gegevens capaciteit over-
schreden. Controleer scanresoluties, druk opnieuw op Starttoets.” Wijzig de
omstandigheden tot het scannen weer wordt geactiveerd.
Opmerking
Het beeldcompressieniveau kan de maximum afbeeldingsgrootte beperken.
Appendix
150
7
Bij het gebruik van e-mail, naar map verzenden, opslaan of
netwerkbezorging
In deze paragraaf wordt de relatie uitgelegd tussen resolutie en scanformaat bij
het gebruik van de functie voor e-mailen, scan-to-folder, opslaan of netwerkbe-
zorging.
Als [Zwart/Wit:Tekst], [Z/W: Tekst / Line Art], [Z/W: Tekst / Foto],[Grijswaarden] of
[Z/W: Tekst / Foto] is geselecteerd voor Scantype
Alle combinaties tot A3 en 600 dpi kunnen worden gescand.
Als [Kleur: Tekst / Foto] of [Kleur: Glanzende foto] is geselecteerd voor Scantype
De originelen kunnen worden gescand met combinaties die in de tabel ge-
markeerd zijn met .
Opmerking
Geef de formaten B6, A6 en A7 rechtstreeks op.
100 dpi 200 dpi 300 dpi 400 dpi 600 dpi
A3
B4
A4
B5
A5
B6
A6
A7
11×17
Legal (8
1
/
2
×14)
8
1
/
2
×13
Legal (8
1
/
2
×11)
5
1
/
2
×8
1
/
2
Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang
151
7
Bij gebruik als TWAIN-scanner
In deze paragraaf wordt de relatie uitgelegd tussen de resolutie en het scanfor-
maat als het apparaat als TWAIN-scanner wordt gebruikt.
Raadpleeg de Help van het TWAIN-stuurprogramma om het scangebied of de
resolutie op te geven op het apparaat dat u als TWAIN-compatibele netwerks-
canner gebruikt.
Als [Binair(Tekst)], [Binair(Foto)], [Grijstint], [8 kleuren] of [8 kleuren (Foto)] is ge-
selecteerd in [16 x 16 90°]
De originelen kunnen worden gescand met combinaties die gemarkeerd zijn
met in de tabel, als de origineelrichting L is.
100
dpi
200
dpi
300
dpi
400
dpi
500
dpi
600
dpi
700
dpi
800
dpi
900
dpi
1000
dpi
1100
dpi
1200
dpi
A3
B4
A4
B5
A5
B6
A6
A7
11×17
Legal
(8
1
/
2
×14)
8
1
/
2
×13
Legal
(8
1
/
2
×11)
5
1
/
2
×8
1
/
2
Appendix
152
7
Als [16770K kleuren] is geselecteerd in [16 x 16 90°]
De originelen kunnen worden gescand met combinaties die gemarkeerd zijn
met in de tabel, als de origineelrichting L is.
Opmerking
Voer formaat A7 rechtstreeks in.
100
dpi
200
dpi
300
dpi
400
dpi
500
dpi
600
dpi
700
dpi
800
dpi
900
dpi
1000
dpi
1100
dpi
1200
dpi
A3
B4
A4
B5
A5
B6
A6
A7
11×17
Legal
(8
1
/
2
×14)
8
1
/
2
×13
Legal
(8
1
/
2
×11)
5
1
/
2
×8
1
/
2
Verband tussen opgegeven bestands-type voor scannen en bestandstypen voor verzenden per e-mail en via
scan-to-folder
153
7
Verband tussen opgegeven bestands-
type voor scannen en bestandstypen
voor verzenden per e-mail en via scan-to-
folder
In deze paragraaf wordt de relatie uitgelegd tussen het bestandstype dat is op-
gegeven voor het scannen van originelen en het bestandstype waarnaar bestan-
den worden geconverteerd bij het verzenden per e-mail en via scan-to-folder.
Bestandstype één pagina
Bestandstype meerdere pagina’s
Opmerking
Als een origineel in kleur of grijstint wordt gescand naar een TIFF/JPEG-be-
stand van één pagina, wordt het bestandstype, afhankelijk van de instelling
[Compressie (Grijswaarden/Kleur)] onder [Scannereigenschappen], als volgt gewij-
zigd:
[Aan]...JPEG
[Uit]...TIFF
Als u [Compressie (Grijswaarden/Kleur)] instelt op [Aan] onder [Scannereigen-
schappen], kunt u TIFF met meerdere pagina’s niet als bestandstype selecte-
ren, als u kleur, grijstint of [Autom. kl.sel] opgeeft in [Scantype] onder
[Scaninstellingen].
U kunt Hoge compressie PDF niet opgeven, als [Scantype] is ingesteld op
[Zwart/Wit:Tekst], [Z/W: Tekst / Line Art], [Z/W: Tekst / Foto] of [Zwart/Wit: Foto].
Bestanden worden opgeslagen in de indeling voor één pagina. Wanneer u be-
standen per e-mail of via scan-to-folder verstuurt, kunt u kiezen voor de in-
deling Eén pagina of Meerdere pagina’s.
JPEG-bestanden kunnen niet als TIFF-bestand van meerdere pagina’s wor-
den verzonden, zelfs niet als u aangeeft dat het als TIFF-bestand van meerde-
re pagina’s moet worden verzonden. Het bestand wordt in een andere
standaardindeling verzonden dan TIFF met meerdere pagina’s.
Scaninstelling TIFF/JPEG opgegeven PDF of Hoge compressie
PDF opgegeven
Zwart-wit TIFF PDF
Kleur of grijstint TIFF (niet-gecomprimeerd) / JPEG
(gecomprimeerd)
PDF / Hoge compressie
PDF
Scaninstelling TIFF opgegeven PDF of Hoge compressie
PDF opgegeven
Zwart-wit TIFF PDF
Kleur of grijstint TIFF (niet-gecomprimeerd) PDF / Hoge compressie
PDF
Appendix
154
7
Software meegeleverd op cd-rom
In deze paragraaf worden de toepassingen op de bijgeleverde CD-ROM uitge-
legd.
Quick Install
In deze paragraaf wordt het programma Auto Run uitgelegd.
Wanneer de CD-ROM wordt geplaatst in een cliëntcomputer onder Windows 95/
98/Me/2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0, begint het installatie-
programma automatisch (Auto Run) met het installeren van de diverse software.
Opmerking
Login als een lid van de groep Beheerders bij een installatie onder
Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0
Als plug and play is ingeschakeld, wordt de wizard [Nieuwe hardware gevon-
den] weergegeven als Windows 2000/XP of Windows Server 2003 wordt op-
gestart. Als Windows NT 4.0 wordt opgestart, wordt de [Wizard Nieuwe
hardware gevonden] weergegeven. Als Windows 95/98/Me wordt opgestart,
wordt de wizard [Nieuwe hardware] of [Wizard Apparaatstuurprogramma] weerge-
geven, afhankelijk van de systeemversie. Als dit scherm wordt geopend, klikt
u op [Annuleren]. Plaats de CD-ROM van dit apparaat in het CD-ROM-station
van de clientcomputer en installeer deze vervolgens met behulp van Auto
Run.
Quick Install kan mogelijk niet automatisch werken bij bepaalde instellingen
van het besturingssysteem. Als dat gebeurt, start u “Setup.exe” in de root di-
rectory van de CD-ROM.
Om Auto Run uit te schakelen, plaatst u de CD-ROM terwijl u de Shift-
toets ingedrukt houdt. Houdt de Shift-toets ingedrukt tot de computer de
CD-ROM niet meer leest.
Als tijdens de installatie op [Annuleren] wordt gedrukt, wordt de daaropvol-
gende installatie van alle software gestopt. Bij annulering kunt u de overige
software opnieuw installeren nadat de clientcomputer opnieuw is opgestart.
Software meegeleverd op cd-rom
155
7
TWAIN-stuurprogramma
In deze paragraaf worden het bestandspad naar het TWAIN-stuurprogramma
en de systeemvereisten voor het TWAIN-stuurprogramma vermeld.
U moet dit stuurprogramma installeren als u originelen wilt scannen of het ap-
paraat wilt gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner.
Bestandspad
Het TWAIN-stuurprogramma is opgeslagen in de volgende map op de
CD-ROM:
\DRIVERS\TWAIN
Systeemvereisten
Computerhardware
PC/AT-compatibel apparaten die het besturingssysteem goed ondersteu-
nen
Dit stuurprogramma kan niet worden gebruikt onder Windows NT met
RISC-processoren (MIPS R-serie, Alpha AXP of PowerPC).
Besturingssysteem
Microsoft Windows 95/98/Me
Microsoft Windows 2000/XP
Microsoft Windows NT 4.0
Microsoft Windows Server 2003
Beeldschermresolutie
800×600 pixels, 256 kleuren of meer
DeskTopBinder Lite
In deze paragraaf worden het bestandspad naar DeskTopBinder Lite, de sys-
teemvereisten voor DeskTopBinder Lite en de toepassingen die met DeskTop-
Binder Lite worden geïnstalleerd, vermeld.
DeskTopBinder dient op de clientcomputers te worden geïnstalleerd ten behoe-
ve van de integratie en het beheer van diverse soorten bestanden, zoals scanbe-
standen, met toepassingen gemaakte bestanden en bestaande scanbestanden.
Met deze software kunt u verscheidene functies gebruiken voor opgeslagen
scanbestanden zoals het bekijken van opgeslagen bestanden. U kunt ook, met de
ScanRouter-software, de bestanden die zijn opgeslagen in de in-laden van de be-
zorgingsserver bekijken of andere functies voor opgeslagen bestanden gebrui-
ken. Meer informatie over DeskTopBinder Lite vindt u in de handleidingen bij
DeskTopBinder Lite of de Help van DeskTopBinder Lite.
Bestandspad
DeskTopBinder Lite wordt opgeslagen in de onderstaande map op de bij dit
apparaat geleverde CD-ROM:
\UTILITY\DESKV2
Appendix
156
7
Systeemvereisten
Computerhardware
PC/AT-compatibele apparaten die het volgende besturingssysteem goed
ondersteunen
Besturingssysteem
Bij het installeren van alle functies van DeskTopBinder: Microsoft
Windows 98SE/Me/2000 Professional SP1 of recentere versies; 2000 Server
SP1 of recentere versies; 2000 Advanced Server SP1 of recentere versies; XP
Professional; XP Home Edition Microsoft Windows Server 2003 Standard
Edition/Enterprise Edition
Bij het installeren van alleen SmartDeviceMonitor for Client:
Microsoft Windows 95 SP1/98/98SE/Me/2000 Professional SP1 of recen-
tere versies; 2000 Server SP1 of recentere versies; XP Professional/XP
Home Edition
Microsoft Windows Server 2003 Standard Edition/Enterprise Edition
Microsoft Windows NT 4.0 SP5 of recentere versies
Beeldschermresolutie
800×600 pixels, 64K kleuren of hoger
Software die met DeskTopBinder Lite wordt geïnstalleerd
Auto Document Link
Auto Document Link op de clientcomputer controleert periodiek de in-la-
den van de bezorgingsserver, haalt bestanden op die in de in-laden zijn be-
zorgd en meldt bezorgingen aan de gebruiker.
•RFWriter
In plaats van bestanden af te drukken die met een toepassing zijn gemaakt,
converteert de RFWriter deze bestanden naar TIFF- of BMP-afbeeldingsbe-
standen en registreert deze in een werkmap van DeskTopBinder. Zie de
Help van DeskTopBinder voor meer details.
Function Palette
Met Function Palette kunt u DeskTopBinder-functies gebruiken, zoals
scannen met TWAIN-scanner, afdrukken of per fax verzenden zonder
DeskTopBinder te hoeven starten. Om deze functies vanuit Function Palet-
te te kunnen gebruiken, moet u deze eerst configureren met behulp van de
uitgebreide functies van DeskTopBinder. Meer informatie over Function
Palette vindt u in de handleidingen bij DeskTopBinder.
SmartDeviceMonitor for Client
SmartDeviceMonitor for Client biedt functies waarmee de status van het
apparaat voortdurend op het netwerk via TCP/IP of IPX/SPX kan worden
gecontroleerd.
Waarden van verschillende ingestelde opties voor de functie voor verzending, opslag of bezorging
157
7
Waarden van verschillende ingestelde
opties voor de functie voor verzending,
opslag of bezorging
In deze paragraaf woorden de waarden van verschillende instellingen van de
functie voor verzending, opslag of bezorging uitgelegd.
Opmerking
Afhankelijk van het soort instellingen van het bestand of origineel, kunt u
mogelijk de bestemming niet opgeven of het maximum aantal tekens niet in-
voeren dat hieronder wordt aangegeven.
Verzendfunctie
In deze paragraaf worden de waarden uitgelegd van de instellingen van de ver-
zendfunctie.
E-mail verzenden
De volgende tabel geeft de maximum waarden voor de instellingen voor verzen-
den per e-mail.
Optie Maximum waarde Opmerkingen
Aantal tekens
onderwerpregel
128 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens
e-mailbericht
80 alfanumerieke
tekens
Dit is het totaal aantal tekens dat in de lijst
wordt geselecteerd en het aantal tekens
dat rechtstreeks vanuit tekst wordt inge-
voerd.
Aantal tekens e-mailadres 128 alfanumerieke
tekens
E-mailadressen die via een zoekopdracht
op de LDAP-server worden gevonden,
kunnen niet worden geselecteerd als deze
uit meer dan 128 tekens bestaan.
Aantal adressen dat u
gelijktijdig kunt opgeven
500 adressen U kunt 100 bestemmingen opgeven via
rechtstreekse invoer, inclusief LDAP-zoe-
kopdrachten. Selecteer de overige 400 be-
stemmingen via geregistreerde adressen.
Verzendbare bestands-
grootte
725,3 MB per bestand -
Verzendbaar aantal
pagina’s
1000 pagina’s per
bestand
-
Appendix
158
7
Naar map verzenden
De volgende tabel bevat de maximum waarden voor de instellingen voor ver-
zenden via scan-to-folder.
Optie Maximum waarde Opmerkingen
Aantal tekens padnaam bij
SMB
128 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens gebruikers-
naam bij SMB
64 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens wacht-
woord bij SMB
64 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens servernaam
bij FTP
64 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens padnaam bij
FTP
128 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens gebruikers-
naam bij FTP
64 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens wacht-
woord bij FTP
64 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens pad bij NCP 128 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens gebruikers-
naam bij NCP
64 alfanumerieke
tekens
-
Aantal tekens wacht-
woord bij NCP
64 alfanumerieke
tekens
-
Aantal adressen dat u ge-
lijktijdig kunt opgeven
50 adressen U kunt maximaal 50 rechtstreeks inge-
voerde bestemmingen opgeven.
Verzendbare bestands-
grootte
2000 MB per bestand -
Waarden van verschillende ingestelde opties voor de functie voor verzending, opslag of bezorging
159
7
Gelijktijdige verzending
De volgende tabel bevat de maximum waarden voor instellingen voor het gelijk-
tijdig gebruik van e-mail- en scan-to-folderfuncties.
Opslagfunctie
De volgende tabel bevat de maximum waarden voor de instellingen voor de op-
slagfunctie.
Optie Maximum waarde Opmerkingen
Aantal bestemmingen dat
u voor e-mail en scan-to-
folder kunt selecteren
550 adressen -
Aantal bestemmingen dat
u voor verzenden per e-
mail kunt selecteren
500 adressen U kunt maximaal 100 rechtstreeks inge-
voerde bestemmingen opgeven, waaron-
der bestemmingen die via LDAP-
zoekopdrachten zijn opgehaald.
Aantal bestemmingen dat
u voor verzenden via scan-
to-folder kunt instellen
50 adressen -
Optie Maximum waarde Opmerkingen
Aantal tekens bestands-
naam
64 alfanumerieke
tekens
De eerste zestien tekens worden in het be-
dieningspaneel weergegeven. Wanneer u
de opgeslagen bestanden bekijkt vanaf een
clientcomputer met DeskTopBinder, kunt
u alle ingevoerde tekens zien.
Aantal tekens gebruikers-
naam
20 alfanumerieke
tekens
De eerste zestien tekens worden in het be-
dieningspaneel weergegeven. Wanneer u
de opgeslagen bestanden bekijkt vanaf een
clientcomputer met DeskTopBinder, kunt
u alle ingevoerde tekens zien.
Aantal tekens wachtwoord vier- tot achtcijferig
nummer
-
Aantal opgeslagen bestan-
den dat u gelijktijdig kunt
selecteren
30 bestanden -
Aantal bestanden dat u
kunt opslaan
1.000 bestanden Dit is het totaal aantal bestanden dat kan
worden opgeslagen onder de functies voor
scannen, kopiëren, afdrukken en docu-
ment server.
Aantal pagina’s dat u kunt
opslaan
2.000 pagina’s Dit is het totaal aantal bestanden dat kan
worden opgeslagen onder de functies voor
scannen, kopiëren, afdrukken en docu-
ment server.
Aantal pagina’s per be-
stand dat u kunt opslaan
1.000 pagina’s -
Formaat dat u kunt op-
slaan
2.000 MB per bestand -
Appendix
160
7
Functie netwerkbezorging
De volgende tabel bevat de waarden voor het instellen van opties voor de net-
werkbezorgingsscanner-functie.
Optie Maximum waarde Opmerkingen
Aantal tekens
onderwerpregel
128 alfanumerieke
tekens
Dit is het totaal aantal tekens dat in de lijst
wordt geselecteerd en het aantal tekens
dat rechtstreeks vanuit tekst wordt inge-
voerd.
Aantal tekens e-mailadres 128 alfanumerieke
tekens
-
Aantal adressen dat u
gelijktijdig kunt opgeven
500 adressen U kunt 65 bestemmingen opgeven via
rechtstreekse invoer, inclusief LDAP-zoe-
kopdrachten. Selecteer de overige 435 be-
stemmingen via geregistreerde adressen.
Het maximum aantal bestemmingen dat u
kunt opgeven, hangt af van de ScanRou-
ter-bezorgingstoepassing die u gebruikt.
Zie de handleiding bij de ScanRouter-be-
zorgingstoepassing voor meer informatie.
Verzendbare bestands-
grootte
2.000 MB per bestand -
Specificaties
161
7
Specificaties
De volgende tabel bevat de specificaties van de scanner.
Scanmethode Flatbed scannen
Scansnelheid Bij het gebruik van de functies voor e-mail,
scan-to-folder, netwerkbezorgingsscanner:
Zwart-wit: 50 pagina’s per minuut
(Formaat origineel: A4K, Scantype: Tekst , Re-
solutie: 200 dpi, Compressie (zwart-wit)&: Aan,
ITU-T Nr. 1 diagram, enkelzijdig scannen)
Bij het gebruik van de functies voor e-mail,
scan-to-folder, netwerkbezorgingsscanner:
Kleur: 35 pagina’s per minuut
(Formaat origineel: A4K, Scantype: Tekst /
Line Art, Resolutie: 200 dpi, Compressie (Grijs-
tint/Kleur): Compressieniveau 3, Origineeldia-
gram, enkelzijdig scannen)
Scansnelheid varieert, afhankelijk van de vol-
gende factoren: besturingsomgeving van het
apparaat en de computer, scaninstellingen en
de inhoud van de originelen (dichter bedrukte
originelen vragen om meer tijd).
Type beeldsensor CCD-beeldsensor
Scantype Vel, boek
Interface Ethernet-interface (10Base-T of 100Base-TX),
IEEE 1394 (IP meer dan 1394) optioneel, en IEEE
802.11b (draadloos LAN) optioneel
Maximum scanformaat A3/DLT (297×432 mm)
Scanformaten automatisch detecteerbaar van-
af de glasplaat
A3L, B4L, A4K, A4L, B5K, B5L
Scanformaten automatisch detecteerbaar van-
uit de ADF
A3L, B4L, A4K, A4L, B5K, B5L, A5K,
A5L, B6K, B6L, 11" × 17", 8
1
/
2
" × 11",
11" × 8
1
/
2
"
Basisresolutie voor scannen 600 dpi (24-bits kleur)
Selecteerbare scanresoluties bij het gebruik
van de functies voor e-mail, scan-to-folder,
netwerkbezorgingsscanner
100 dpi, 200 dpi, 300 dpi, 400 dpi, 600 dpi
Selecteerbare scanresolutie bij het gebruik van
TWAIN-scanner
100 dpi tot 1200 dpi
Verzendbare bestandsindelingen TIFF, JPEG, PDF, Hoge compressie PDF
Beeldcompressietype voor zwart-wit (twee
waarden)
TIFF (MH, MR, MMR)
Beeldcompressietype voor grijstint/kleur JPEG
Netwerkprotocol IPv4, IPX
Protocol voor het verzenden van e-mail SMTP, POP3
Protocol voor scan-to-folder SMB, FTP, NCP
162
INDEX
A
Aangepast formaat, 115, 117, 119, 122
ADF
, 122, 125, 146
Adresboek
, 13, 44, 51
Afzender
, 28, 29
Alleen opslaan
, 68
Als standaardwaarden
programmeren
, 145
Automatische belichting
, 124
Automatische kleurselectie
, 114
B
Basisinstellingen, 10
Batch
, 129
Belichting aanpassen
, 124
Bestanden verzenden
FTP
, 56
gedeelde netwerkmap
, 53
Bestandsgegevens
, 70, 71, 72
Bestandsnaam
, 70, 71, 85, 133
Bestandsnaam instellen
, 135
Bestandstype
, 133
Bestandstype instellen
, 133
Bestemmingen opgeven
, 49
Bestemmingenoverzicht
, 19, 50
Beveiligingsinstellingen
, 137
Bevestigingsdisplays
, 5
instellingen controleren
, 5
status verzendbestand
, 7
Voorvertoning
, 6
Bewerken
, 123
Bewerking voor bezorgen van
bestanden
, 92
Bezorgingsserver
, 87, 96
Bindery
, 58, 60
C
CD-ROM, 154
CSV-bestand
, 13, 44
D
De afzender opgeven, 28
De ScanRouter-software/Pro
, 87
DeskTopBinder Lite
, 79, 87, 89, 155
De URL per e-mail verzenden
, 36
Display
bevestigingsdisplays
, 5
Vereenvoudigd display
, 4
Displaypaneel
, 3
Draadloos LAN
, 13, 43, 109
Drop-out kleur
, 114
Dubbelzijdig origineel
, 127
E
Een afzender selecteren, 28
Een afzender selecteren in de
afzenderslijst via de bestemmingslijst
van de bezorgingsserver’
, 100
Een bestemming registreren
, 27
Een bestemming selecteren
, 24, 96, 98
adresboek van het apparaat’
, 49
Een e-mailadres invoeren
, 23
Een gebruikersnaam wijzigen
, 83
Een in de lijst geselecteerd opgeslagen
bestand controleren
, 73
Een opgeslagen bestand verwijderen
, 82
Een origineel plaatsen
, 122
Eén pagina
, 153
Een wachtwoord wijzigen
, 86
Effectief protocol
, 43
E-mail
, 150
E-mailadres
, 13
E-mailbericht
, 33
E-mailbestemming
, 19
Adresboek
, 19
Bestemmingslijst
, 19
registratienummers
, 20
E-mailscherm
, 14, 18
Enkelzijdig origineel
, 126
Ethernet
, 13, 43, 109
F
Fabrieksinstellingen herstellen, 145
Foto
, 114
FTP
, 41
FTP-server
, 56
Functies
, 2
163
G
Geavanceerd zoeken, 21, 24, 29, 51
Gebruikersinstellingen/Teller
, 9
Gebruikersnaam
, 70, 83
Gelijktijdige opslag en verzending via
scan-to-folder
, 63
Gemengde formaten
, 116, 147
Glasplaat
, 122, 125, 146
Grijstint
, 114
H
Handmatige invoer, 23, 34, 53
Het bericht opgeven
, 33
Het onderwerp opgeven
, 32
Het pad invoeren
, 53
Het pad opgeven
, 55
Het pad registreren
, 62
Hoge compressie PDF
, 114, 115, 133
I
IEEE 1394, 13, 43, 109
Installeren
, 89, 110
Instellingen controleren
, 14
Instellingen voor verzenden
, 10
Invoertype origineel
, 125, 126
I/O apparaat
, 87
J
JPEG, 153
K
Kleur, 114
L
LDAP, 12
LDAP-server
, 24
Line Art
, 114
M
Meerdere pagina’s, 153
Meerdere pagina’s scannen
, 131
N
Naam afzender, 28, 29, 100, 101, 102
Naar map verzenden
, 150
NCP
, 58, 60
NDS
, 58, 60
NetWare
, 42, 58, 60
Netwerkbezorging
, 150
O
Onderwerp, 104
Onderwerp/Tekst
, 32, 33, 34
Ontvangstbevestiging terugsturen
, 92
Opgeslagen bestanden
beheren
, 82, 83, 85, 86
Opslaan
, 65, 66, 150
Opslag
, 35, 63, 105
Opslag en bezorging
, 35, 105
Origineelinstellingen
, 126
Overschakelen naar scherm
, 18
scan-to-folder
, 48
scherm netwerkbezorgingsscanner
, 95
Overzicht van opgeslagen bestanden
, 80
P
PDF, 133, 153
beveiligingsmachtigingen
wijzigen
, 139
coderen
, 137
Programma Auto Run
, 154
Programma’s
, 141, 145
de naam wijzigen
, 144
geregistreerd programma wijzigen
, 143
oproepen
, 142
registreren
, 141
verwijderen
, 144
Q
Quick Install, 154
R
Rand wissen, 123
Registratienummers
, 20, 29, 50, 97, 101
Registratienummers opgeven
, 97
Registreren in het adresboek
, 27
Resolutie
, 115
Resolutie en bestandsgrootte
, 149, 151
Resultaat van verzending
, 7
Ridoc IO Admin
, 13, 44
164 DU NL B788-7721
S
SADF, 129
Scanbestanden opslaan
, 35, 63, 68, 105
Scanbestanden per e-mail
verzenden
, 11, 15
Scanbestanden verzenden
, 39
Scanformaat
, 115
Scaninstellingen
, 10, 113
Scannereigenschappen
, 9
Scan-to-folder
, 39, 46
Scantype
, 114, 150
Scherm
, 73, 90
scan-to-folder
, 44
Serienummer
, 136
Sjabloonformaat
, 115
SMB
, 40, 55
SMTP
, 12
Specificaties
, 161
Standaardinstellingen
, 9
Stempel
, 128
Symbool
, 1
T
Tekst, 114
TIFF
, 153
TIFF/JPEG
, 133
TWAIN-scanner
, 107, 108, 111, 146, 147,
151
origineelrichting instellen
, 146
TWAIN-stuurprogramma
, 110, 111, 155
V
Verdelen, 130
Verwijderen
, 82
Verzenden via scan-to-folder
, 43
Verzendfunctie
gelijktijdig verzenden
, 159
Naar map verzenden
, 158
verzenden per e-mail
, 157
Voorbereiding
, 88
verzenden per e-mail
, 13
W
Waarden van verschillende ingestelde
opties
, 157
netwerkbezorgingsfunctie
, 160
opslagfuncties
, 159
verzendfunctie
, 157
Wachtwoord
, 70, 72, 86
Web Image Monitor
, 13, 44, 66, 79
Wijzigen
, 82, 83
Z
Zoeken in de bestemmingslijst van de
bezorgingsserver
, 98
Zoeken in de lijst met opgeslagen
bestanden
, 75
Zoeken in het adresboek van het
apparaat
, 21
Zoeken op bestandsnaam
, 76, 85
Zoeken op gebruikersnaam
, 75, 102
Zoeken op opmerking
, 98
Zwart-&wit
, 114
Conform IEC 60417 gebruikt dit toestel de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar:
a betekent STROOM AAN.
c betekent STAND-BY.
Verklaring van conformiteit
“Dit product voldoet aan de vereisten van de EMC-richtlijn 89/336/EEC inclusief de bijbehorende wijzi-
gingen en de laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen.”
Handelsmerken
Adobe
®
, PostScript
®
en Acrobat
®
zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
Pentium
®
is een geregistreerd handelsmerk van Intel Corporation.
NetWare
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation.
Microsoft
®
, Windows
®
en Windows NT
®
zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft
Corporation.
Andere productnamen in deze handleiding dienen slechts ter aanduiding en kunnen han-
delsmerken zijn van hun respectieve eigenaren. Wij maken geen enkele aanspraak op enig
recht op deze merken.
De productnaam van Windows
®
95 is Microsoft
®
Windows
®
95.
De productnaam van Windows
®
98 is Microsoft
®
Windows
®
98.
De productnaam van Windows
®
Me is Microsoft
®
Windows
®
Millennium Edition (Windows Me).
De productnamen van Windows
®
2000 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows
®
2000 Professional
Microsoft
®
Windows
®
2000 Server
Microsoft
®
Windows
®
2000 Advanced Server
De productnamen van Windows
®
XP zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows
®
XP Home Edition
Microsoft
®
Windows
®
XP Professional
De productnamen van Windows Server
TM
2003 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows Server
TM
2003 Standard Edition
Microsoft
®
Windows Server
TM
2003 Enterprise Edition
Microsoft
®
Windows Server
TM
2003 Web Edition
De productnamen van Windows NT
®
4.0 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows NT
®
Workstation 4.0
Microsoft
®
Windows NT
®
Server 4.0
Copyright © 2006
Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding
DU NL B788-7721
16


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Ricoh Aficio MP C2500 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Ricoh Aficio MP C2500 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 2,73 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Ricoh Aficio MP C2500

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - English - 210 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - English - 292 pages

Ricoh Aficio MP C2500 User Manual - English - 320 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - English - 162 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - English - 170 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - German - 222 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - German - 294 pages

Ricoh Aficio MP C2500 User Manual - German - 358 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - German - 174 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - Dutch - 294 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - Dutch - 222 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - Dutch - 168 pages

Ricoh Aficio MP C2500 User Manual - Dutch - 346 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info