610607
282
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/294
Next page
FAX Option Type MPC3000
Gebruiksaanwijzing
Faxhandleiding
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en houd de handleiding bij de hand voor toekomstig gebruik.
Lees eerst de Veiligheidsinformatie in “Info over dit apparaat” met het oog op een veilig en correct gebruik van dit apparaat.
Verzending
Andere verzendingseigenschappen
Ontvangst
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Een document opslaan
Faxen via computer
Bijlage
1
2
3
4
5
6
7
Inleiding
Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik
van dit product. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding aandachtig door voordat u het appa-
raat gaat gebruiken. Bewaar de handleiding op een handige plaats voor een snelle raadpleging.
Opmerkingen
Sommige illustraties wijken mogelijk iets af van hetgeen u op uw apparaat ziet.
Sommige opties zijn niet in alle landen leverbaar. Raadpleeg uw dealer voor details.
Afhankelijk van het land waar u zich bevindt, kunnen bepaalde eenheden optioneel zijn. Raadpleeg uw
dealer voor details.
Deze gebruiksaanwijzing voorziet in twee maatsystemen. Gebruik de metrische maten voor dit appa-
raat.
N.B.
De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. In geen geval is de pro-
ducent/leverancier aansprakelijk voor directe, indirecte, speciale, incidentele schade of bedrijfsschade
als gevolg van het hanteren of bedienen van het apparaat.
Handelsmerken
Microsoft
®
, Windows
®
, Windows NT
®
and Outlook
®
zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmer-
ken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
PowerPC
®
is een handelsmerk van International Business Machines Corporation in de Verenigde Sta-
ten of andere landen, of beide.
Adobe
®
en Acrobat
®
zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
Ethernet is een geregistreerd handelsmerk van Xerox Corporation.
Andere productnamen die in dit document worden gebruikt, worden alleen genoemd ter identificatie en
kunnen handelsmerken zijn van de betreffende ondernemingen. Wij doen afstand van alle rechten op
deze merken.
Opmerking
De juiste namen van de Windows-besturingssystemen luiden als volgt:
De productnaam van Windows
®
98 is Microsoft
®
Windows 98.
De productnaam van Windows
®
Me is Microsoft
®
Windows Millenium Edition (Windows Me).
De productnamen van Windows
®
2000 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows
®
2000 Geavanceerde Server
Microsoft
®
Windows
®
2000 Server
Microsoft
®
Windows
®
2000 Professional
De productnamen van Windows
®
XP zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows
®
XP Professional
Microsoft
®
Windows
®
XP Home Edition
De productnamen van de Windows Server
TM
2003 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows Server
TM
2003 Standard Edition
Microsoft
®
Windows Server
TM
2003 Enterprise Edition
Microsoft
®
Windows Server
TM
2003 Web Edition
De productnamen van Windows NT
®
4.0 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows NT
®
Server 4.0
Microsoft
®
Windows NT
®
Workstation 4.0
i
Handleidingen voor deze machine
Raadpleeg de handleidingen die relevant zijn voor hetgeen u met het apparaat wilt doen.
Info over dit apparaat
Lees eerst de Veiligheidsinformatie in “Info over dit apparaat” voordat u dit
apparaat gaat gebruiken.
Deze handleiding bevat een introductie over de functies van het apparaat. Hierin
wordt tevens het bedieningspaneel uitgelegd, de voorbereidingsprocedures voor
het gebruikt van het apparaat, de wijze waarop tekst moet worden ingevoerd en
de wijze waarop de meegeleerde cd-rom’s moeten worden geïnstalleerd.
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Hierin worden Gebruikersinstellingen uitgelegd en de Adresboekprocedu-
res, zoals het registreren van faxnummers, e-mailadressen en gebruikersco-
des. Raadpleeg deze handleiding ook voor uitleg over de wijze waarop het
apparaat moet worden aangesloten.
Problemen oplossen
Biedt een handleiding voor het oplossen van normale problemen en legt uit hoe
papier, toner, nietjes en andere verbruiksgoederen moeten worden vervangen.
Beveiligingshandleiding
Deze handleiding is bestemd voor beheerders van het apparaat. Hierin wor-
den de beveiligingsfuncties uitgelegd die de beheerder kan gebruiken om ge-
gevens te beveiligen en ongewenst gebruik van het apparaat te voorkomen.
Raadpleeg deze handleiding ook voor het registreren van beheerders en het
instellen van gebruikers- en beheerdersverificatie.
Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding
Hierin worden de functies en handelingen van kopieerapparaat en Document
Server uitgelegd. Raadpleeg deze handleiding ook voor uitleg over de wijze
waarop originelen moeten worden geplaatst.
Faxhandleiding
Hierin worden de functies en handelingen van de fax uitgelegd.
Printerhandleiding
Hierin worden de functies en handelingen van de printer uitgelegd.
Scannerhandleiding
Hierin worden de functies en bediening van de scanner uitgelegd.
Netwerkhandleiding
Hierin wordt uitgelegd hoe het apparaat moet worden geconfigureerd en bediend
in een netwerkomgeving en hoe de meegeleverde software moet worden gebruikt.
Deze handleiding omvat alle modellen en bevat beschrijvingen van functies
en instellingen die wellicht niet beschikbaar zijn voor dit apparaat. Afbeeldin-
gen, illustraties en informatie over besturingssystemen die ondersteund wor-
den, wijken wellicht ook iets af van die van het apparaat.
ii
Overige handleidingen
Handleidingen voor deze machine
Veiligheidsinformatie
Verkorte Kopieerhandleiding
Verkorte Faxhandleiding
Verkorte Printerhandleiding
Verkorte Scanhandleiding
PostScript3 Supplement
•UNIX Supplement
Handleidingen voor DeskTopBinder Lite
DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding
DeskTopBinder Introductiehandleiding
Handleiding Auto Document Link
Opmerking
De geleverde handleidingen zijn specifiek voor apparaattypen.
Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader moeten geïnstalleerd zijn om deze
handleidingen als PDF-bestanden te kunnen bekijken.
Er wordt naar de volgende softwareproducten verwezen, met gebruik van al-
gemene namen:
*1
Optioneel
Productnaam Algemene naam
DeskTopBinder Lite
*1
en DeskTopBinder Professional
DeskTopBinder
ScanRouter EX Professional
*1
en
ScanRouter EX Enterprise
*1
De ScanRouter-bezorgingssoftware
iii
INHOUDSOPGAVE
Handleidingen voor deze machine........................................................................ i
Gebruik van deze handleiding ..............................................................................1
Symbolen ...................................................................................................................1
Namen van hoofdfuncties ..........................................................................................1
Het display lezen....................................................................................................2
Het display lezen en de toetsen gebruiken ................................................................3
Vereenvoudigd display ...............................................................................................5
Functieoverzicht ....................................................................................................6
1. Verzending
Verzendmodi .......................................................................................................... 9
Een verzendingstype selecteren ..............................................................................10
Geheugenverzending...............................................................................................11
Meerdere originelen verzenden via de glasplaat................................................... 14
Parallelle geheugenverzending .............................................................................15
Automatisch opnieuw kiezen .................................................................................16
Tweevoudige toegang ...........................................................................................16
Gelijktijdige broadcast ...........................................................................................16
Directe verzending ...................................................................................................17
Meerdere originelen verzenden via de glasplaat................................................... 19
Bevestiging van verzending weergeven...................................................................20
IP-Faxfuncties ......................................................................................................21
Terminologie ............................................................................................................23
Opmerkingen over het gebruik van IP-Fax ..............................................................24
Functies die niet beschikbaar zijn voor IP-Fax-verzending...................................... 24
Internetfaxfuncties............................................................................................... 25
Opmerkingen over het gebruik van Internetfax ........................................................26
Functies niet beschikbaar voor e-mailverzending ....................................................27
Functies niet beschikbaar voor e-mailontvangst ...................................................... 28
E-mailonderwerp ......................................................................................................28
T.37 Volledige modus ..............................................................................................29
Originelen plaatsen..............................................................................................30
Origineelinvoerrichting instellen ...............................................................................32
Tweezijdige originelen scannen ...............................................................................33
Geschikte origineelformaten ....................................................................................36
Papierformaat en scangebied ..................................................................................37
Moeilijk te detecteren origineelformaten ..................................................................39
Verzending met beeldrotatie ....................................................................................40
Stempel ....................................................................................................................41
iv
Scaninstellingen ..................................................................................................43
Scantype ..................................................................................................................43
JBIG-verzending....................................................................................................45
Resolutie ..................................................................................................................45
Scanformaat.............................................................................................................47
Automatische detectie ...........................................................................................48
Standaard .............................................................................................................. 49
Gebied ...................................................................................................................50
Gem. orig. form......................................................................................................52
Belichting (contrast) ................................................................................................. 54
Scaninstellingen mixen voor een origineel met meerdere pagina’s .........................56
De lijnpoort wijzigen............................................................................................57
Gelijktijdige broadcast met behulp van meerdere lijnpoorten ..................................59
Een bestemming opgeven ..................................................................................60
Verzenden via een faxlijn .........................................................................................60
Een pauze invoeren...............................................................................................61
Een toon invoeren .................................................................................................62
Verzenden met IP-fax .............................................................................................. 63
Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen...............................................................65
Bezig met verzenden naar E-mailadres ...................................................................66
De SMTP Server omzeilen ....................................................................................69
Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven.............................................72
De titels in het Adresboek veranderen ..................................................................73
Groepbestemmingen opgeven.................................................................................74
Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren............................................ 75
Bestemmingen in het Adresboek programmeren.............................................77
Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek .............................79
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek ..............................................80
Zoeken op Bestemmingsnaam ................................................................................81
Zoeken op Faxnummer/IP-Faxbestemming.............................................................83
Zoeken op E-mailadres ............................................................................................86
Zoeken met Geavanceerd zoeken ...........................................................................88
Zoeken op Registratienummer.................................................................................91
Direct kiezen.........................................................................................................93
Handmatig kiezen ................................................................................................ 95
Afzenderinstellingen............................................................................................97
Geavanceerde functies......................................................................................100
SUB Codes voor verzending instellen....................................................................100
Een wachtwoord instellen....................................................................................103
SEP Codes voor ontvangst instellen...................................................................... 103
Een wachtwoord invoeren ...................................................................................106
Rserverapport SEP Code RX.................................................................................106
Resultatenrapport SEP Code RX...........................................................................107
Een verzending annuleren ................................................................................108
Voordat het origineel wordt gescand...................................................................... 108
Terwijl het origineel wordt gescand........................................................................108
Terwijl het origineel wordt verzonden.....................................................................109
Voordat de verzending wordt gestart .....................................................................111
Een verzending bevestigen...............................................................................114
Het opslagresultaat (Geheugenopslag rapport) ............................................. 116
v
2. Andere verzendingseigenschappen
Verzenden op een bepaald tijdstip (uitgesteld verzenden)............................117
Een Ontvangstbericht aanvragen..................................................................... 119
Een e-mailbestemming instellen als een BCC ................................................121
Verzendresultaten bevestigen per e-mail........................................................122
Het onderwerp invoeren....................................................................................124
De tekst invoeren...............................................................................................127
Verzendopties ....................................................................................................129
Stempel standaardbericht ...................................................................................... 129
Auto Verkleinen......................................................................................................130
Label invoegen.......................................................................................................132
Gesloten netwerk ...................................................................................................134
Overdracht SUB Code ...........................................................................................135
Ontvangst SEP-code..............................................................................................136
Faxkoptekst afdrukken ...........................................................................................138
3. Ontvangst
Ontvangsttypen..................................................................................................141
Directe ontvangst ...................................................................................................141
Geheugenontvangst...............................................................................................142
Vervangende ontvangst .........................................................................................143
Documenten onvoorwaardelijk ontvangen ..........................................................144
Documenten ontvangen die aan vooraf opgegeven voorwaarden voldoen ........144
Ontvangstmodi................................................................................................... 146
Handmatige ontvangst ...........................................................................................146
Automatische ontvangst.........................................................................................146
Ontvangstmodus veranderen.................................................................................147
Internetfaxdocumenten ontvangen .................................................................. 148
Automatische e-mailontvangst ...............................................................................148
Handmatige e-mailontvangst .................................................................................149
Ontvangen afbeeldingen ........................................................................................149
Ontvangstfuncties ............................................................................................. 151
Ontvangen documenten routeren ..........................................................................151
Ontvangen documenten routeren met SUB Code...............................................151
Doorzenden van Ontvangen documenten ............................................................. 152
SUB Code doorzendrapport ................................................................................152
Ontvangen documenten doorzenden.....................................................................153
SMTP-ontvangst via internetfax .............................................................................154
Ontvangen e-mails via SMTP routeren ...............................................................155
JBIG-ontvangst ......................................................................................................156
Faxontvangst automatisch inschakelen .................................................................156
vi
Afdrukopties....................................................................................................... 157
Signaal afdrukken voltooid .....................................................................................157
Geruit merkteken....................................................................................................157
Centreerteken ........................................................................................................158
Ontvangsttijd ..........................................................................................................158
Dubbelzijdig afdrukken ...........................................................................................159
Afdrukken met een rotatie van 180 graden .........................................................160
Ontvangst van meerdere kopieën ..........................................................................160
Beeldrotatie ............................................................................................................161
Paginatussenblad en lengteverkleining..................................................................162
Paginaverkleining...................................................................................................163
TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber Identification Print)..................................163
Als het juiste papierformaat niet beschikbaar is .....................................................164
Prioriteitsladen instellen.......................................................................................164
Afdrukken op het juiste formaat...........................................................................165
Inkomende documenten afdrukken op papier uit de handinvoerlade..................165
Waar inkomende berichten worden afgeleverd - uitvoerlade................................. 166
Lade voor lijnen aangeven ..................................................................................166
Lade verschuiven ................................................................................................167
4. Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen..............................169
Een bestemming van een gelijktijdige broadcast verwijderen................................170
Een bestemming toevoegen .................................................................................. 172
De verzendtijd wijzigen ..........................................................................................174
De instelling van de SMTP Server wijzigen ...........................................................176
Een bestand uit het geheugen afdrukken........................................................179
Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken
(TX-bestandslijst afdrukken) ..........................................................................181
Een bestand opnieuw verzenden .....................................................................183
Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand).............................. 185
Op het display bevestigen......................................................................................185
Met rapport bevestigen ..........................................................................................186
Per e-mail bevestigen ............................................................................................ 187
Per rapport en e-mail bevestigen ...........................................................................187
Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending) ........................................188
Direct Resultaat Rapport (Directe verzending) ......................................................188
Communicatie foutrapport......................................................................................189
Het ontvangstresultaat controleren (Status Ontvangstbestand) .................. 190
Op het display bevestigen......................................................................................190
Per rapport bevestigen...........................................................................................191
Journaal...............................................................................................................191
Journaal afdrukken............................................................................................192
Het journaal afdrukken ...........................................................................................192
Alle.......................................................................................................................193
Afdrukken per bestandsnummer. ........................................................................194
Afdruk per gebruiker ............................................................................................ 195
Journaal .................................................................................................................197
Journaal verzenden via e-mail ............................................................................... 199
Journaal via e-mail ..............................................................................................199
vii
Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken/wissen
(opgeslagen ontvangstbestand afdrukken/wissen) .....................................200
Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken ...............................................201
Ontvangen en opgeslagen documenten wissen ....................................................202
Een bestand dat met Geheugenslot ontvangen is, afdrukken ......................203
Persoonlijke box ................................................................................................205
Persoonlijke box..................................................................................................... 205
Persoonlijke box-documenten afdrukken ...............................................................206
Vertrouwelijk bestandsrapport................................................................................207
Informatieboxen .................................................................................................208
Informatieboxen .....................................................................................................208
Documenten opslaan in Informatieboxen...............................................................209
Informatieboxdocumenten afdrukken.....................................................................211
Informatieboxdocumenten verwijderen ..................................................................212
5. Een document opslaan
Een opgeslagen bestand verzenden................................................................ 215
Een document opslaan ..........................................................................................216
Een gebruikersnaam programmeren................................................................... 218
Instellen van een bestandsnaam......................................................................... 219
Een wachtwoord instellen....................................................................................219
Verzenden van opgeslagen documenten...............................................................220
Documenten opgeven vanuit [Bestandslijst] .........................................................223
Documenten opgeven via [Gebruikersnaam] .........................................................223
Documenten opgeven via [Bestandsnaam] ...........................................................224
Een voorvertoning weergeven.............................................................................224
Afdrukken van opgeslagen documenten................................................................ 225
Opgeslagen documentinformatie wijzigen .............................................................227
Een gebruikersnaam wijzigen..............................................................................229
De bestandsnaam wijzigen.................................................................................. 230
Het wachtwoord wijzigen .....................................................................................230
Opgeslagen documenten verwijderen....................................................................231
6. Faxen via computer
Faxen versturen vanaf computers ...................................................................233
Voor gebruik...........................................................................................................234
De software gebruiken ...........................................................................................234
LAN-Faxstuurprogramma ....................................................................................234
Adresboek ........................................................................................................... 235
LAN-Fax Cover Sheet Editor ............................................................................... 235
Auto Run..............................................................................................................236
Afzonderlijke toepassingen installeren...................................................................236
Eigenschappen LAN-Faxstuurprogramma instellen...............................................237
De afdrukeigenschappen instellen ...................................................................... 238
Instellingen invoeren voor de configuratie van opties.......................................... 239
Basisverzending.....................................................................................................240
Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst...........................................241
Een bestemming opgeven via het Adresboek .....................................................242
Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer,
Internetfaxbestemming of IP-Faxbestemming in te voeren...............................243
viii
Opties specificeren.................................................................................................244
Het faxdocument op een bepaalde tijd verzenden ..............................................244
Een afzenderstempel afdrukken.......................................................................... 244
Een voorblad bijvoegen .......................................................................................244
Dubbelzijdig afdrukken instellen ..........................................................................244
Een voorbeeld weergeven................................................................................... 245
Als bestanden opslaan ........................................................................................245
Het faxdocument opslaan in de Document Server ..............................................246
Verzending controleren met LAN-Faxstuurprogramma .........................................247
Verzendresultaten bevestigen per e-mail...............................................................247
LAN-Fax Resultatenrapport ................................................................................... 248
Afdrukken en opslaan ............................................................................................249
Adresboek bijwerken..............................................................................................249
Programmeren van nieuwe bestemmingen.........................................................250
Bijwerken van geprogrammeerde bestemmingen ...............................................251
Geprogrammeerde bestemmingen verwijderen ..................................................251
Het Adresboek van het apparaat gebruiken in de Bestemmingslijst van de LAN-Fax.......252
Faxvoorbladen wijzigen..........................................................................................252
Een voorblad maken............................................................................................253
Een gemaakt voorblad toevoegen.......................................................................254
De faxfuncties beheren met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin...............255
Meldingen LAN-Faxbediening................................................................................255
Faxinformatie bekijken via een webbrowser................................................... 256
Ontvangen faxberichten bekijken, afdrukken en verwijderen via een
Web Image Monitor..............................................................................................256
Ontvangen faxdocumenten bekijken via een webbrowser ..................................256
Faxinformatie afdrukken via een webbrowser .....................................................257
Faxinformatie wissen via een webbrowser.......................................................... 258
Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser ..........................258
Geprogrammeerde apparaateigenschappen bewerken ......................................259
Een ontvanger toevoegen ...................................................................................260
Per fax ontvangen bestanden bezorgen.......................................................... 261
7. Bijlage
De status van het geheugen controleren ........................................................ 263
Programma’s ...................................................................................................... 264
Keystroke-programma’s registreren en wijzigen ....................................................264
Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma.......................................... 266
Een programmanaam wijzigen ............................................................................ 267
Een programma wissen .........................................................................................268
Een programma gebruiken.....................................................................................269
Opties..................................................................................................................270
Uitbreidingsgeheugen (28 MB: DIMM)...................................................................270
Extra G3-interface ..................................................................................................270
Specificaties .......................................................................................................271
Specificaties die vereist zijn voor apparaten met Internetfaxbestemming .............273
Maximum waarden.............................................................................................274
INDEX....................................................................................................... 276
1
Gebruik van deze handleiding
Symbolen
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:
Duidt op belangrijke opmerkingen over de veiligheid.
Het negeren van deze opmerkingen kan resulteren in ernstig of fataal letsel.
Zorg ervoor dat u deze opmerkingen leest. U vindt deze in het hoofdstuk “Vei-
ligheidsinformatie” in Info over dit apparaat.
Duidt op belangrijke opmerkingen over de veiligheid.
Het negeren van deze opmerkingen kan resulteren in middelzwaar tot licht let-
sel, of schade aan het apparaat of eigendommen. Zorg ervoor dat u deze opmer-
kingen leest. U vindt deze in het hoofdstuk “Veiligheidsinformatie” in Info over
dit apparaat.
Duidt op punten waaraan u aandacht dient te schenken tijdens het gebruik van
het apparaat en op uitleg over mogelijke oorzaken van papierstoringen, schade
aan originelen of gegevensverlies. Zorg ervoor dat u deze opmerkingen leest.
Duidt op aanvullende uitleg over de functies van het apparaat en instructies
over het oplossen van gebruikersfouten.
Dit symbool treft u aan het einde van de hoofdstukken aan. Dit geeft aan waar
u nog meer relevante informatie kunt vinden.
[ ]
Duidt op de namen van de toetsen die op het scherm van het apparaat verschijnen.
{ }
Duidt op de namen van de toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
Namen van hoofdfuncties
In deze handleiding wordt als volgt verwezen naar de hoofdfuncties van dit ap-
paraat:
Internetfax (door het opgeven van een e-mailadres) Internetfax
Internetfax (door het opgeven van een IPv4-adres) IP-fax
2
Het display lezen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de toetsen van het bedieningspaneel en de
toetsen in het scherm moeten worden gebruikt.
Het display leidt u door de handelingen, toont berichten, apparaatstatus en de
bestemmingen die geregistreerd zijn in de bestemmingslijsten.
Wanneer u op de toets {Fax} of {Instellingen verwijderen} drukt wanneer het ap-
paraat ingeschakeld is, geeft het display “stand-by” aan.
Opmerking
Het apparaat keert automatisch terug naar de stand-by-modus wanneer u het
apparaat gedurende een bepaalde tijdsduur niet gebruikt. U kunt deze tijds-
duur selecteren met behulp van de Automatische resettijd voor de fax in Sys-
teeminstellingen.
U kunt het apparaat na elke verzending laten terugkeren naar de stand-by-
modus met behulp van de Gebruikersparameters (schakelaar 17, bit 3) in het
menu Faxeigenschappen.
Om handmatig terug te keren naar de stand-by-display, doet u het volgende:
Wanneer u het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) heeft
geplaatst niet op de toets {Start} heeft gedrukt, verwijdert u het origineel.
Wanneer u het origineel niet heeft geplaatst, drukt u op de toets
{Instellingen verwijderen}.
Wanneer u zich in de modus Gebruikersinstellingen bevindt, drukt u op
de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
3
Het display lezen en de toetsen gebruiken
In dit hoofdstuk worden de toetsfuncties en berichten uitgelegd die op het be-
dieningspaneel worden weergegeven.
Eerste display
1. Geeft de datum, tijd en machi-
nestatus weer. Geeft de naam, fax-
nummer van de bestemming en het
formaat van het origineel tijdens het
verzenden weer.
Wanneer gebruikerverificatie is inge-
steld, verschijnt er een Log-in gebruiker-
snaam.
2. Hiermee kunt u documenten ver-
zenden of afdrukken die in de Docu-
ment Server zijn opgeslagen.
3.
Hiermee kunt u de scaninstellingen
en originele invoertypen instellen.
4. Geeft berichten en de apparaat-
status weer.
5. Druk op dit tabblad om het type
verzending te veranderen tussen
fax/IP-Fa en Internetfax.
Wanneer “Instellingen Internetfax” inge-
steld is op “Aan” in het menu Faxeigen-
schappen, verschijnt .
Wanneer [Fax] geselecteerd is, kunt u
faxnummers of IP-Faxbestemmingen
opgeven.
Wanneer [Internet fax] geselecteerd is,
kunt u e-mailadressen opgeven.
6. Geeft het ingevoerde nummer
van een bestemming weer.
7.
Hiermee kunt u documenten opslaan
in de Document Server.
8. Druk hierop om uiteenlopende
informatie over communicatie weer
te geven.
NL ALV008S
4
9. Hiermee kunt u de verzendinstel-
lingen bevestigen.
10. Geeft het percentage vrije ge-
heugenruimte weer.
11. Hiermee kunt u naar een be-
stemming zoeken met behulp van
een bestemmingsnaam, faxnummer,
e-mailadres of registratienummer.
12. Schakelt de verzendmodus naar
de Directe verzending.
Wanneer [Dir. TX] niet gemarkeerd is, be-
vindt het apparaat zich in de Geheugen-
verzendingsmodus.
13. Hiermee kunt u verschillende
eigenschappen voor verzending in-
stellen.
14. Hiermee kunt u een afzender in-
stellen.
15. Hiermee kunt u het aantal “Ver-
zending stand-by bestand(en): ”,
“Geheugenbeveiliging afdruk-
ta(a)k(en): ”, en “RX afdr. stand-by
bestand(en): ” controleren.
16.
Hiermee worden snelbedie-
ningstoetsen weergegeven voor veel-
gebruikte functies.
[
Stat TX-best
]
en
[
Stat RX-best
]
zijn vooraf ingesteld.
17. Titelwoord-toetsen verschijnen.
Hiermee kunt u van een pagina
(weergave) naar een andere schake-
len in de bestemmingslijst.
18. Schakelt tussen de titelwoord-
toetsen.
19. Verschijnt op bestemmingstoet-
sen die geprogrammeerd zijn als een
groepbestemming.
Opmerking
Het display verschilt, afhankelijk van de geïnstalleerde optionele eenheden.
U kunt “Instellingen Internetfax” wijzigen onder “Oorspr. Inst.” in het menu
Faxeigenschappen.
Informatie over documenten die verzonden zijn met behulp van de faxfunctie
kunnen niet worden gecontroleerd in [Takenlijst]. Gebruik [Wijz TX/Inf.].
Verwijzing
Pag.9 “Verzendmodi”
Pag.73 “De titels in het Adresboek veranderen”
Pag.80 “Zoeken naar een bestemming in het Adresboek”
Pag.117 “Andere verzendingseigenschappen”
Pag.169 “Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen”
Pag.215 “Een document opslaan”
Pag.263 “De status van het geheugen controleren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
5
Vereenvoudigd display
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe moet worden omgeschakeld naar het ver-
eenvoudigde display.
Wanneer u op de {Vereenvoudigd display}-toets drukt, verandert het scherm van
het oorspronkelijke display naar het vereenvoudigde display.
Letters en toetsen worden groter weergegeven, waardoor de bediening gemak-
kelijker wordt.
Voorbeeld van een vereenvoudigd display
1. [Kleurentoets]
Indrukken om de kleur van de toetsen te
veranderen en de helderheid van het dis-
play te verhogen.
Opmerking
Om terug te keren naar het oorspronkelijke display, drukt u opnieuw op de
{Vereenvoudigd display}-toets.
Bepaalde toetsen worden niet weergegeven in het vereenvoudigde display.
AMG051S
NL ALV009S
6
Functieoverzicht
In dit hoofdstuk worden verschillende items uitgelegd die kunnen worden op-
gegeven in het menu Faxeigenschappen.
Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets om het menu Faxeigenschappen
weer te geven. Voor details over de instellingen, zie Bedieningshandleiding
Standaardinstellingen.
Algemene Instellingen
Scaninstellingen
Functienaam Omschrijving
Snelbedieningstoets Vaakgebruikte functies die als snelbedie-
ningstoetsen zijn geprogrammeerd, worden
in het menu getoond als de stroom wordt in-
geschakeld.
Titel veranderen Selecteer de titel die in de bestemmingslijst
moet worden getoond.
Bestemming zoeken Selecteer een bestemmingslijst die moet wor-
den gebruikt in “Bestemming zoeken”.
Teller communicatie pagina's Hiermee kunt u het totale aantal verzonden
en ontvangen faxberichten in het display
controleren.
Geluidsvolume aanpassen Regel het geluidsvolume tijdens Modus Di-
rect kiezen en Directe verzending.
Box instelling De volgende functies zijn bedoeld voor het
afleveren en doorzenden van documenten:
Persoonlijke box, Informatiebox en Door-
zendbox.
Box instelling: Lijst afdrukken U kunt een lijst afdrukken van de Persoonlij-
ke box, Informatieboxen en Doorzendboxen
die momenteel geprogrammeerd zijn.
Direct kiezen tijd Met deze functie kunt u aangeven na hoe-
veel tijd de modus Direct kiezen moet wor-
den geannuleerd, nadat u gebruik heeft
gemaakt van verzending via Direct kiezen.
Functienaam Omschrijving
Scanform. progr/wijz/verw U kunt veelgebruikte scanformaten pro-
grammeren, wijzigen of annuleren.
7
Verzend instellingen
Ontvangst instellingen
Functienaam Omschrijving
Max. E-mailform.
Specificeer dit als u het formaat van de te verzenden e-
mailberichten wilt begrenzen, in het geval dat ontvan-
gers hun e-mailformaten begrenzen, of als u om de
een of andere reden geen e-mails van groot formaat
kunt zenden.
Progr/Wijz/Verw stand.bericht Programmeer dat standaardberichten bovenaan de
eerste pagina van het origineel van de tegenpartij
moet worden afgedrukt.
Kopiebestand TX-instelling U kunt opgeven of de back-up van een bestand dat
met Geheugenverzending is verzonden naar een ge-
selecteerde map moet worden gestuurd of niet.
Functienaam Omschrijving
Activeer ontvangstmodus Geef de methode voor het ontvangen van faxdocu-
menten aan.
Speciale afzender programmeren
Door bepaalde ontvangers vooraf als speciale afzen-
ders te programmeren, kunt u speciale afzenders een
bijzondere behandeling geven.
Spec. afz. progr.: Lijst afdr. U kunt de lijst met speciale afzenders afdrukken.
Doorzenden Geef aan of ontvangen faxdocumenten al dan niet
moeten worden doorgezonden naar een gepro-
grammeerde ontvanger.
Ontvangst bestanden instellingen Selecteert of ontvangen documenten worden opge-
slagen op de harde schijf en later worden afgedrukt
of direct worden worden afgedrukt zonder te wor-
den opgeslagen.
Opgesl. ontv.best. gebr.inst. U kunt de beheerder opgeven voor het beheren van
documenten die worden opgeslagen op het appa-
raat na het ontvangen van faxdocumenten.
SMTP RX Inst. best.bez.
Deze functie is beschikbaar op systemen waarbij route-
ring via SMTP van ontvangen e-mails mogelijk is.
2-zijdig afdrukken
Geef aan of ontvangen faxdocumenten al dan niet
moeten worden afgedrukt op zowel de voorzijde als
de achterzijde van het papier.
Geruit merkteken
Geef aan of een geruit merkteken al dan niet moet wor-
den opgeslagen op de uitdraai om te worden afgedrukt
op de eerste pagina van ontvangen faxdocumenten.
Centreerteken Geef aan of al dan niet een middenteken halverwe-
ge de linkerzijde en boven in het midden van elke
ontvangen pagina moet worden afgedrukt.
Ontvangsttijd afdrukken Geef aan of de datum en tijd van ontvangst en het
bestandsnummer al dan niet onderaan ontvangen
faxdocumenten moeten worden afgedrukt.
Aantal afdruk. ontv.best. Geef het aantal af te drukken kopieën op voor ieder
ontvangen faxdocument.
8
Oorspr. Inst.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Papierlade Met deze functie kunt u faxdocumenten die zijn ont-
vangen van geprogrammeerde afzenders en faxdo-
cumenten van andere afzenders, afdrukken via
verschillende papierladen.
Specificeer lade voor regels. Geef voor iedere lijn een papierlade op (telefoon, In-
ternetfax, IP-Fax).
Map Transfer-resultatenrapport U kunt instellen of het Mapverzending Resultaten-
rapport al dan niet naar het opgegeven e-mailadres
moet worden verzonden als mappen zijn gepro-
grammeerd als doorzendbestemmingen waarnaar
documenten van alle afzenders of Speciale afzen-
ders worden verzonden.
Geheugenbeveiliging ontvangst Schakelt het Geheugenslot in of uit.
Functienaam Omschrijving
Parameterinstelling Met Gebruikersparameters kunt u de verschillende
instellingen naar wens aanpassen.
Parameterinstelling: Lijst afdrukken Druk een lijst af om de huidige instellingen van de
gebruikersparameters te controleren.
Progr. Gesloten Netwerk code Registreer een ID dat vereist is voor communicatie
via een Gesloten netwerk.
Geheug.beveil.-ID progr.
Programmeer een Geheugenslot-ID dat moet worden in-
gevoerd voor het afdrukken van documenten wanneer
de Onvangst met geheugenbeveiliging is geactiveerd.
Instellingen Internetfax U kunt selecteren of u Internetfax-pictogram al dan
niet wilt weergeven.
Sel. tel. met kiessch./dr.kts Met deze functie kunt u een lijntype selecteren als
de machine is aangesloten op een G3 analoge lijn.
Fax-informatie programmeren Programma-informatie die moet worden weergege-
ven op het display van het andere apparaat en afge-
drukt als rapport.
Activeren H.323 Geef op of H.323 al dan niet wordt gebruikt voor
IP-Faxverzending.
Activeren SIP Geef op of SIP al dan niet wordt gebruikt voor
IP-Faxverzending.
H.323 instellingen Stel het IPv4-adres of de hostnaam en het alias tele-
foonnummer in van de gatekeeper.
SIP instellingen Stel het IPv4-adres of de hostnaam en de SIP Ge-
bruikersnaam van de SIP-server in.
Gateway progr/wijz/verw Registreer, wijzig of verwijder de gateway die
wordt gebruikt voor de verzending naar de IP-Fax.
Menu beveiligen Met behulp van Menu Beschermen kunt u voorko-
men dat niet-geautoriseerde gebruikers de gebrui-
kersinstellingen kunnen wijzigen.
Functienaam Omschrijving
9
1. Verzending
In dit hoofdstuk worden de handelingen voor basisverzending zoals het aange-
ven van een verzendmodus of een bestemming uitgelegd.
Verzendmodi
Er zijn twee manieren van verzenden:
Geheugenverzending
Directe verzending
Belangrijk
Het is raadzaam de ontvanger te bellen en met hem te bevestigen wanneer be-
langrijke documenten worden verzonden.
Geheugenverzending
Verzending start automatisch nadat het origineel is opgeslagen in het geheugen.
Dat is gemakkelijk wanneer u haast heeft en u het document mee wilt nemen. U
kunt ook hetzelfde origineel naar verschillende bestemmingen verzenden.
Directe verzending
Kiest onmiddellijk het bestemmingsnummer en verstuurt dit tijdens het scan-
nen van het origineel. Het is zeer gemakkelijk wanneer u een origineel snel
wilt versturen of wanneer u de bestemming wilt controleren waarnaar u het
origineel verzendt. Wanneer dit type verzending wordt gebruikt, wordt het
origineel niet opgeslagen in het geheugen. U kunt slechts een adres aangeven.
NL GFDOHO2E
NL GDRH240E
Verzending
10
1
Gewoonlijk bevindt het apparaat zich in de Geheugenverzending-modus. Om
over te schakelen naar Directe verzending, drukt u op [Dir. TX].
Opmerking
U kunt het apparaat dusdanig instellen dat meteen Geheugenverzending of
Directe verzending instelt wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of de
toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie
vastleggen via een programma”.
Verwijzing
Pag.15 “Parallelle geheugenverzending”
Pag.16 “Gelijktijdige broadcast”
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Een verzendingstype selecteren
U kunt het verzendingstype selecteren: standaardfax, IP-Fax of Internetfax.
Druk op het tabblad in het stand-by-display om het verzendingstype te selecteren.
Voor het verzenden naar een standaardfax- of een IP-Faxbestemming
Controleer of [Fax] is geselecteerd.
Verzendmodi
11
1
Voor het verzenden naar een Internetfax-bestemming
Druk op [Internet fax] om het verzendingstype te wijzigen in Internetfax.
Verwijzing
Pag.21 “IP-Faxfuncties”
Pag.25 “Internetfaxfuncties”
Geheugenverzending
Geheugenverzending beschikt over standaardfax, Internetfax en IP-Fax.
Belangrijk
Bij een stroomstoring (de hoofdschakelaar wordt uitgeschakeld) of uitschake-
ling van het apparaat gedurende circa een uur, worden alle documenten die in
het geheugen zijn opgeslagen, verwijderd. Zodra de hoofdschakelaar wordt in-
geschakeld, wordt het stroomstoringsrapport afgedrukt, zodat u kunt nagaan
welke bestanden verwijderd zijn. Het uitschakelen via de bedieningsschake-
laar verwijdert opgeslagen documenten niet. Zie Problemen oplossen.
Wanneer het geheugen vol is (0% verschijnt in “Geheugen” rechtsboven in
het scherm) wordt Geheugenverzending uitgeschakeld. Gebruik in plaats
daarvan Directe verzending.
A Controleer of [Dir. TX] niet is gemarkeerd.
Normale geheugenverzending is geselecteerd.
B Plaats het origineel.
Verzending
12
1
C Maak de noodzakelijke scaninstellingen.
D
Gebruik de cijfertoetsen of een Bestemming-toets, geef een bestemming op.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het juiste
nummer in.
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebrui-
ken om bestemmingen op te geven”.
E Wanneer hetzelfde origineel naar verschillende bestemmingen (broadcas-
ting) moet worden verzonden, drukt u op [Toev.] om de bestemmingen aan
te geven.
U hoeft niet op [Toev.] te drukken, wanneer u een bestemming toevoegt met
behulp van de bestemmingslijst.
Verzendmodi
13
1
F Geef de volgende bestemming op.
Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen
fax/IP-Fax en Internetfax.
Een faxnummer, e-mailadres en IP-Faxbestemming kunnen tegelijkertijd
worden aangegeven.
G Druk op de toets {Start}.
Opmerking
Wanneer het gecombineerde totaal aantal geprogrammeerde bestemmingen
groter is dan de maximumwaarde, is alleen Directe verzending mogelijk.
Voor het maximum aantal bestemmingen dat u per bestand kunt opgeven,
zie “Maximumwaarden”.
Voor het maximum aantal bestemmingen dat u voor alle bestanden (inclu-
sief bestanden in het geheugen) kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”.
Voor het maximum aantal documenten dat u kunt opslaan in het geheu-
gen voor Geheugenverzending, zie “Maximumwaarden”.
Voor het maximum aantal pagina’s dat u kunt opslaan in het geheugen
(met behulp van A4-formaat standaard <ITU-T q1 kaart>), zie “Maxi-
mumwaarden”.
Verwijzing
Pag.43 “Scantype”
Pag.45 “Resolutie”
Pag.54 “Belichting (contrast)”
Pag.60 “Verzenden via een faxlijn”
Pag.63 “Verzenden met IP-fax”
Pag.66 “Bezig met verzenden naar E-mailadres”
Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
Pag.74 “Groepbestemmingen opgeven”
Pag.75 “Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren”
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
Verzending
14
1
Meerdere originelen verzenden via de glasplaat
Volg deze stappen om meerdere originelen via de glasplaat te verzenden.
A Controleer of [Dir. TX] niet is gemarkeerd.
B Plaats de eerste pagina van het origineel met de tekstzijde onder op de glas-
plaat.
C Geef een bestemming op.
D Maak de noodzakelijke scaninstellingen.
E Druk op de toets {Start}.
Het apparaat start het scannen.
F Plaats het volgende origineel op de glasplaat binnen 60 seconden nadat het
apparaat het scannen van het eerste origineel heeft voltooid.
G Herhaal stappen
D
tot
F
voor alle originelen.
H Plaats het laatste origineel, en druk vervolgens op de toets {q}.
Het apparaat kiest de bestemming en start de verzending.
Verzendmodi
15
1
Parallelle geheugenverzending
Met deze functie kan een faxnummer worden gekozen terwijl het origineel
wordt gescand.
Bij standaard geheugenverzending wordt het origineel opgeslagen in het geheu-
gen en wordt daarna het nummer van de bestemming gekozen. Parallelle ge-
heugenverzending biedt u echter de mogelijkheid de verbindingssstatus snel te
controleren. Daarnaast scant deze functie het origineel sneller dan de Directe
verzending. Dit is handig als u haast heeft en het origineel voor andere doelein-
den nodig heeft.
Belangrijk
In de volgende gevallen wordt standaard geheugenverzending gebruikt in
plaats van parallelle geheugenverzending:
Als de lijn in gesprek is en er geen verbinding tot stand kon worden ge-
bracht
Bij uitgestelde verzending
Als u een origineel opslaat voor geheugenverzending terwijl er een andere
communicatie wordt uitgevoerd
Als er twee of meer bestemmingen zijn aangegeven
Als een origineel op de glasplaat wordt geplaatst en vervolgens verzonden
Als u documenten verzendt die in de Document Server zijn opgeslagen
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 07, bit 2) in het menu Faxeigenschappen.
Standaard geheugenverzending kan worden gebruikt in plaats van Parallelle
geheugenverzending afhankelijk van de optionele apparatuur die geïnstal-
leerd is als er onvoldoende geheugen vrij is.
Als u deze functie gebruikt, wordt het Rapport geheugenopslag niet afge-
drukt.
Als de toets {Wis/Stop} is ingedrukt, een origineel is vastgelopen of er gebrek
aan geheugen is tijdens Parallelle geheugenverzending, stopt de verzending.
Het communicatieresultaatrapport wordt afgedrukt en de bestanden worden
verwijderd.
Wanneer u Parallelle geheugenverzending gebruikt, wordt alleen het pagina-
nummer in de koptekst van de fax afgedrukt, het totaal aantal originelen
wordt niet automatisch afgedrukt.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzending
16
1
Automatisch opnieuw kiezen
Als een faxdocument niet kon worden verzonden omdat de lijn bezet was of als gevolg
van een fout tijdens de verzending, dan wordt de lijn na een interval van vijf minuten
overgeschakeld op een andere lijn en wordt vijf maal geprobeerd om opnieuw te kiezen.
Als het opnieuw kiezen na vier herhalingen niet is gelukt, annuleert het appa-
raat de verzending en wordt een communicatieresultaatrapport of een commu-
nicatiefoutrapport afgedrukt.
Opmerking
Wanneer een groot aantal bestanden in het geheugen opgeslagen is, worden
documenten niet verzonden in de volgorde waarin ze gescand zijn.
Tweevoudige toegang
De machine kan andere documenten scannen en in het geheugen opslaan terwijl er
een faxdocument uit het geheugen wordt verzonden, een document in het geheu-
gen wordt ontvangen, of een rapport automatisch wordt afgedrukt. Aangezien de
machine direct na het voltooien van de verzending van het huidige document start
met de verzending van het tweede document, wordt de lijn efficiënter gebruikt.
Opmerking
Bij directe verzending of wanneer u de gebruikersinstellingen heeft opgeroe-
pen, kunt u geen origineel scannen.
Gelijktijdige broadcast
Gebruik deze functie om hetzelfde origineel tegelijkertijd naar meerdere be-
stemmingen te verzenden.
Om meerdere bestemmingen op te geven, geeft u de eerste bestemming op en
vervolgens de volgende bestemming door op [Toev.] te drukken.
Wanneer u verschillende bestemmingen voor hetzelfde document kiest (broad-
casting), worden de documenten in de volgorde verzonden waarin de bestem-
mingen gekozen zijn. Wanneer het faxdocument niet kon worden verzonden,
kiest het apparaat die bestemming opnieuw na de laatste bestemming die opge-
geven was voor broadcasting. Wanneer u bijvoorbeeld vier bestemmingen voor
broadcasting opgeeft, A t/m D, en de lijnen naar A en C bezet zijn, kiest het ap-
paraat de bestemmingen in deze volgorde: A, B, C, D, A en C.
Om de verzendingsvoortgang te controleren, drukt u de TX-bestandslijst af.
Wanneer een optionele, extra G3-interface geïnstalleerd is, kunt u de functie Gelijktijdige
broadcast gebruiken om faxen gelijktijdig te verzenden via verschillende telefoonlijnen.
Wanneer u een tweede verzending opgeeft terwijl u naar verschillende bestem-
mingen broadcast, worden faxen afwisselend verzonden naar elke resterende
bestemming in de huidige en de tweede broadcast.
Wanneer u bijvoorbeeld een broadcast opgeeft naar de bestemmingen A en B en vervolgens
een broadcast opgeeft naar de bestemmingen C en D, terwijl verzending naar de bestem-
ming A wordt uitgevoerd, stuurt het apparaat de faxen in deze volgorde: A, C, B en dan D.
Wanneer het vorige bestand en het volgende bestand beide stand-by zijn, wor-
den deze ook in dezelfde volgorde verzonden.
Verzendmodi
17
1
Opmerking
Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Bestemming-toets wordt inge-
drukt, kunt u het apparaat dusdanig instellen dat elke keer wanneer een be-
stemming wordt toegevoegd met een Bestemming-toets,
[
Toev.
]
moet worden
ingedrukt. Voer de instelling in gebruikersinstellingen (schakelaar 17, bit 2) in
het menu Faxeigenschappen in.
Verwijzing
Pag.59 “Gelijktijdige broadcast met behulp van meerdere lijnpoorten”
Pag.181 “Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX-bestandslijst
afdrukken)”
Directe verzending
Directe verzending is mogelijk met standaardfaxverzending en IP-Faxverzen-
ding.
Belangrijk
Internetfax wordt alleen uitgevoerd in Geheugenverzending die de verzen-
ding automatisch opstart nadat de documenten in het geheugen zijn opgesla-
gen. Wanneer u het verzendingstype overschakelt naar Internetfax terwijl het
apparaat zich in de modus Directe verzending bevindt, wordt de verzendmo-
dus automatisch overgeschakeld naar Geheugenverzending.
Groep kan niet worden gebruikt voor Directe verzending. U kunt hetzelfde
document niet naar meerdere bestemmingen verzenden. (broadcasting).
Wanneer u broadcast of verzending voor een groep opgeeft, schakelt het ap-
paraat automatisch over naar Geheugenverzending.
A Druk op [Dir. TX].
B Plaats het origineel.
Verzending
18
1
C Selecteer de noodzakelijke scaninstellingen.
D
Gebruik de cijfertoetsen of een Bestemming-toets, geef een bestemming op
.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het juiste
nummer in.
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebrui-
ken om bestemmingen op te geven”.
E Druk op de toets {Start}.
Het apparaat kiest een bestemming.
Opmerking
Documenten worden niet opgeslagen in het geheugen.
Verwijzing
Pag.43 “Scantype”
Pag.45 “Resolutie”
Pag.54 “Belichting (contrast)”
Pag.60 “Verzenden via een faxlijn”
Pag.63 “Verzenden met IP-fax”
Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
Pag.74 “Groepbestemmingen opgeven”
Pag.75 “Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren”
Verzendmodi
19
1
Meerdere originelen verzenden via de glasplaat
Volg deze stappen om meerdere originelen via de glasplaat te verzenden.
A Druk op [Dir. TX].
B Plaats de eerste pagina met de tekstzijde onder op de glasplaat.
C Geef een bestemming op.
D Maak de noodzakelijke scaninstellingen.
E Druk op de toets {Start}.
F Plaats het volgende origineel op de glasplaat binnen 10 seconden nadat het
apparaat het scannen van het eerste origineel heeft voltooid.
G Herhaal stappen
D
tot
F
voor alle originelen.
H Plaats het laatste origineel, en druk vervolgens op de toets {q}.
Verzending
20
1
Bevestiging van verzending weergeven
Op dit scherm kunt u de bestemming, verzendmodus, en andere verzendingsin-
stellingen controleren voor verzending.
A
Druk op
[
Modi controleren
]
en controleer vervolgens de verzendingsinstellingen
.
Het volgende display wordt getoond.
B
Nadat de instellingen in het display zijn gecontroleerd, drukt u op
[
Afsluiten
]
.
IP-Faxfuncties
21
1
IP-Faxfuncties
Met de IP-Faxfunctie kunt u documenten tussen twee faxen rechtstreeks verzen-
den of ontvangen via een TCP/IP-netwerk.
Deze functie biedt de volgende voordelen en is geschikt voor communicatie bin-
nen hetzelfde LAN:
Communicatiekosten verminderen
Communicatie tussen IP-Faxen met een hogere snelheid dan met een stan-
daardfax
IP-Fax maakt gebruik van SIP en H.323 als het netwerkprotocol.
Geef een IPv4-adres of hostnaam op in plaats van een faxnummer voor verzen-
den. Wanneer een gatekeeper wordt gebruikt, geeft u diens alias telefoonnum-
mer op. Geef adressen van de gatekeeper of de SIP-server (proxyserver, register
server, redirect server) op waar nodig in Oorspronkelijke instellingen in het
menu Faxeigenschappen.
Wanneer een SIP-server wordt gebruikt, kunt u verzenden door de SIP Gebrui-
kersnaam op te geven.
U kunt ook verzenden naar een G3-fax die aangesloten is op het publieke tele-
foonnetwerk (PSTN) via een gateway (compatibel met T.38).
U kunt IP-Faxen op dezelfde wijze ontvangen als standaardfaxen.
Verzending
22
1
Belangrijk
Om de IP-Fax-functies te gebruiken, moet dit apparaat aangesloten zijn op
een LAN en correct ingesteld zijn onder Oorspronkelijke instellingen in het
menu Faxeigenschappen.
De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6.
Voordat deze functie wordt gebruikt, dient u het netwerk te configureren in
het menu Systeeminstellingen.
Opmerking
IP-Fax dat door dit apparaat wordt ondersteund, is compatibel met ITU-T-
aanbeveling T.38.
NL ALT001S
IP-Faxfuncties
23
1
Verwijzing
Pag.141 “Ontvangsttypen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Terminologie
Hieronder treft u woorden aan die u moet kennen voor het gebruik van IP-Fax:
H.323
Een multimedia-communicatieprotocol waarmee bestanden via een één-op-
één-communicatie via een LAN of het internet worden verstuurd.
SIP
Een communicatieregelprotocol voor internettelefonie dat gebruik maakt van
VoIP (dat spraakinformatie omzet naar IP-pakketten) en is uitgerust met
functies, zoals het creëren, aanpassen en beëindigen van sessies met één of
meerdere deelnemers.
Gatekeeper (VoIP-gatekeeper)
Een gatekeeper beheert apparaten die aangesloten zijn op een IP-netwerk en
alias telefoonnummers omzet naar IPv4-adressen en verificatiefuncties uit-
voert. Daarnaast regelt een gatekeeper band- (transmissiesnelheidstoewij-
zing) en toegangscontrole.
SIP-server
Een SIP-server bemiddelt de verbindingsverzoeken tussen apparaten die
aangesloten zijn op een IP-netwerk en bestaat voornamelijk uit servers die de
volgende drie functies hebben:
Proxy server: ontvangt SIP-verzoeken en stuurt deze door in opdracht van
de aanvrager.
Register server: ontvangt informatie over een apparaatadres binnen een
IP-netwerk en registreert deze in de database.
Redirect server: wordt gebruikt om naar informatie bestemmingsadres te
vragen.
Gateway (VoIP-gateway)
Een gateway die een telefoonnetwerk met een IP-netwerk verbindt, beschikt
over functies, zoals protocolconversie voor het aansluiten van deze verschil-
lende netwerken en verbindt tevens communicatieapparaten (telefoons,
faxen) met een LAN of andere netwerken.
Verzending
24
1
Opmerkingen over het gebruik van IP-Fax
Hieronder vindt u opmerkingen voer het gebruik van IP-Fax:
Wellicht kunt u niet naar een netwerk versturen dat beschermd wordt door
een firewall.
U kunt geen telefoons in een LAN gebruiken.
Wanneer een stroomstoring ongeveer een uur duurt, of wanneer het apparaat
gedurende ca. een uur is losgekoppeld van het lichtnet, worden documenten
die opgeslagen zijn in het geheugen van het faxapparaat verwijderd. Wan-
neer een document verwijderd is, wordt het Stroomstoringsrapport automa-
tisch afgedrukt wanneer de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld. Gebruik dit
rapport om te controleren welke documenten verwijderd zijn. Het uitschake-
len via de bedieningsschakelaar verwijdert opgeslagen documenten niet. Zie
Problemen oplossen.
Verwijzing
Problemen oplossen
Functies die niet beschikbaar zijn voor IP-Fax-verzending
U kunt de volgende functies gebruiken met standaard-faxverzending, maar niet
met IP-Fax-verzending:
Direct kiezen
Handmatig kiezen
Internetfaxfuncties
25
1
Internetfaxfuncties
Dit apparaat zet gescande documentafbeeldingen om in e-mailindeling en ver-
zend de gegevens via het internet.
De e-mail die met dit apparaat is verzonden, kan worden ontvangen door een
ander Internetfaxapparaat. In plaats van het telefoonnummer te bellen van de
bestemming waarnaar u het wilt versturen, voert u het relevante e-mailadres in.
U ontvangen e-mailberichten ook afdrukken of doorsturen.
Belangrijk
Om de Internetfaxfuncties te gebruiken, moet het apparaat aangesloten zijn
op een LAN en correct ingesteld zijn in “Systeeminstellingen”.
De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6.
Om Internetfax-documenten te verzenden, stelt u in het menu Faxeigen-
schappen onder Oorspronkelijke instellingen [Instellingen Internetfax] in op
[Aan]. Documenten kunnen echter nog steeds worden doorgezonden of be-
zorgd bij Internetfaxbestemmingen, zelfs wanneer [Uit] geselecteerd is.
Om Internetfaxdocumenten te ontvangen, stelt u in het menu Systeeminstellingen,
in Bestandsoverdracht, onder
[
Fax E-mail Account
]
[
Account
]
in op
[
Ontvangen
]
.
NL ALT002S
Verzending
26
1
Opmerking
De Internetfaxfunctie die door dit apparaat wordt ondersteund, is compatibel
met ITU-T aanbeveling T.37.
U kunt e-mailberichten met een bijgevoegde TIFF-F-afbeelding ontvangen
van andere computers.
Hoewel Internetfaxdocumenten gewoonlijk worden verzonden via een
SMTP Server, kunt u ook Internetfaxdocumenten rechtstreeks naar hun be-
stemmingen verzenden zonder dit via een SMTP Server te leiden. Om dit te
doen, stelt u in of de SMTP Server al dan niet moet worden omzeild in het
stand-by-display.
Tijdens het verzenden van Internetfaxdocumenten kunnen “Onderwerp”,
“Tekst” “Ontv. Bevestiging” en “BCC verz.” worden geselecteerd in
[
TX modus
]
.
U kunt het formaat van de verzonden e-mailberichten beperken in “Verzend
instellingen” van “Faxeigenschappen”.
Zie “Ontvangen afbeeldingen” voor de wijze waarop e-mail feitelijk wordt
ontvangen door de computer.
Voor details over de wijze waarop het verzendresultaat wordt bevestigd, zie
“Verzendresultaten controleren (TX-bestandsstatus)”.
Verwijzing
Pag.69 “De SMTP Server omzeilen”
Pag.119 “Een Ontvangstbericht aanvragen”
Pag.121 “Een e-mailbestemming instellen als een BCC”
Pag.124 “Het onderwerp invoeren”
Pag.127 “De tekst invoeren”
Pag.149 “Ontvangen afbeeldingen”
Pag.185 “Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand)”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Opmerkingen over het gebruik van Internetfax
Hieronder treft u opmerkingen aan over het gebruik van Internetfax:
Als u de Internetfaxfunctie gebruikt, worden de originelen op A4-formaat
verzonden. Originelen die groter zijn dan A4 worden verkleind tot A4-for-
maat. Als de ontvanger de T.37 volledige modus ondersteunt, worden de ori-
ginelen verzonden in het formaat dat is opgegeven in het Adresboek.
Wanneer u Internetfaxverzending gebruikt, worden documenten met de re-
solutie “Detail” verzonden, zelfs wanneer u “Super fijn” opgeeft. Om docu-
menten naar “Super fijn” te verzenden, geeft u deze resolutie op wanneer de
bestemming in het Adresboek registreert.
Wanneer een verzending mislukt, ontvangt dit apparaat meestal een e-mailfout-
melding. Er zijn echter verschillende redenen waarom e-mailfoutberichten niet
worden verzonden. Het wordt aanbevolen de ontvangst van belangrijke docu-
menten te bevestigen door de andere partij te bellen.
Internetfaxfuncties
27
1
Het beveiligingsniveau voor internetcommunicatie is laag. Het wordt aange-
raden het telefoonnetwerk te gebruiken voor vetrouwelijke communicatie.
Spraakcommunicatie wordt niet ondersteund via een LAN.
Internetfaxbezorging kan worden vertraagd als gevolg van verstoppingen in het
netwerk. Gebruik Internetfaxverzending dat de SMTP Server, een fax via een
openbare telefoonlijn of IP-Fax omzeilt wanneer communicatietijd belangrijk is.
Wanneer een stroomstoring ongeveer een uur duurt, of wanneer het apparaat ge-
durende ca. een uur is losgekoppeld van het lichtnet, worden documenten die op-
geslagen zijn in het geheugen van het faxapparaat verwijderd. Wanneer een
document verwijderd is, wordt het Stroomstoringsrapport automatisch afgedrukt
wanneer de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld. Gebruik dit rapport om te con-
troleren welke documenten verwijderd zijn. Het uitschakelen via de bedienings-
schakelaar verwijdert opgeslagen documenten niet. Zie Problemen oplossen
.
Het kan zijn dat u grote bestanden niet kunt verzenden als e-mail, afhankelijk
van de voorwaarden van de e-mailomgeving.
Wanneer er vrij geheugen beschikbaar is, kunt u wellicht geen Internetfaxdo-
cumenten verzenden.
Omdat het apparaat documenten als e-mailberichten verstuurd met een toe-
gevoegde TIFF-F-afbeelding, zijn viewertoepassingen vereist om de docu-
menten te kunnen bekijken wanneer ze op een computer worden ontvangen.
Wanneer een document een grote omvang heeft, kan het enige tijd duren
voordat de verzending start. Dit wordt veroorzaakt door de tijd die de com-
puter nodig heeft om de gegevens in het geheugen om te zetten.
Verwijzing
Pag.29 “T.37 Volledige modus”
Pag.37 “Papierformaat en scangebied”
Pag.69 “De SMTP Server omzeilen”
Problemen oplossen
Functies niet beschikbaar voor e-mailverzending
De volgende functies worden ondersteund bij standaardfaxverzending, maar
niet bij Internetfaxverzending.
Directe verzending
•ID-verzending
Verzending op SUB Code
Direct kiezen
Handmatig kiezen
JBIG-verzending
ECM (Error Correction Mode)
Verzending
28
1
Functies niet beschikbaar voor e-mailontvangst
De volgende functies worden ondersteund bij standaardfaxverzending, maar
niet bij Internetfaxverzending.
Ontvangst met geheugenbeveiliging
Ontvangst SEP-code
Geautoriseerde ontvangst per afzender
Aant. af te dr. ontv.best. per afz.
E-mailonderwerp
Wanneer u een e-mail verzendt zonder een onderwerp op te geven, wordt een
onderwerp automatisch ingevoegd. Onderwerp verschilt, afhankelijk van de in-
stellingen voor Stempel afzender.
Wanneer Stempel afzender is ingeschakeld:
Van Naam afzender (Faxbericht-nr.xxxx)
Wanneer Stempel afzender is uitgeschakeld:
Wanneer Eigen Faxnr. en Eigen Naam geprogrammeerd zijn:
Van “Eigen Faxnr.” (“Eigen Naam”) (Faxberichtnr.xxxx)
Wanneer alleen Eigen Faxnr. geprogrammeerd is:
Van “Eigen Faxnr.” (Faxberichtnr.xxxx)
Wanneer alleen Eigen Naam geprogrammeerd is:
Van “Eigen Naam” (Faxbericht-nr.xxxx)
Wanneer noch Eigen Faxnr., noch Eigen Naam geprogrammeerd zijn:
Faxberichtnr.xxxx
Opmerking
“xxxx” is het documentnummer dat in het Journaal verschijnt.
Verwijzing
Pag.117 “Andere verzendingseigenschappen”
Internetfaxfuncties
29
1
T.37 Volledige modus
Dit apparaat is compatibel met T.37 Volledige modus. T.37 Volledige modus is een
internationale norm voor Internetfaxverzending. (ITU-T Aanbeveling, RFC2532)
Wanneer een Internetfaxcommunicatie wordt uitgevoerd tussen apparaten die
compatibel zijn met T.37 Volledige modus, verstuurt de ontvanger een retou-
rontvangst (verzonden) als reactie op het verzoek om een ontvangstbericht dat
is bijgevoegd bij de verzonden e-mail. Deze retourontvangst omvat informatie
over de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger (compressietype, papierfor-
maat en resolutie). Wanneer de ontvanger is geprogrammeerd in het Adresboek
als Volledige modus-bestemming, registreert de afzender de ontvangen infor-
matie automatisch in het Adresboek. Hiermee kunt u een volgend Internetfax-
document naar die ontvanger sturen op basis van deze informatie.
Een retourontvangst retourneren
Wanneer een e-mail is ontvangen en de afzender een ontvangstbericht vraagt,
verzendt de ontvanger een retourontvangst dat de mogelijkheden (compres-
sietype, papierformaat en resolutie) van het apparaat omvat.
Inhoud van ontvangen ontvangstbevestiging registreren
Wanneer de afzender de retourontvangst ontvangt, dat de ontvangstmogelijk-
heden van de ontvanger omvat, controleert de afzender of verzonden adres
van de eindontvanger geprogrammeerd is in het Adresboek. Wanneer deze ge-
programmeerd is als Volledige modus-bestemming, registreert de afzender de
ontvangstmogelijkheden van de ontvanger automatisch. De geregistreerde
ontvangstmogelijkheden wordt elke keer bijgewerkt wanneer de afzender
nieuwe informatie over de ontvangstmogelijkheden ontvangt. De afzender kan
de documenten naar de ontvanger versturen op basis van deze informatie.
Wanneer de ontvanger geprogrammeerd is als Eenvoudige modus-apparaat
of niet geprogrammeerd in het Adresboek, kan de ontvangstmogelijkheden
van de ontvanger niet worden geregistreerd.
Wanneer u de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger kent, kunt u dit
handmatig instellen.
Een Ontvangstbericht aanvragen
Wanneer het apparaat van de ontvanger T.37 Volledige modus ondersteunt en gepro-
grammeerd is als een Volledige modus-apparaat in het Adresboek, vraagt het appa-
raat het ontvangstbericht van de ontvanger aan. Vervolgens ontvangt het apparaat het
retourontvangst (verzonden) dat de ontvangstmogelijkheden van de ontvanger bevat.
Opmerking
Gebruik Web Image Monitor om handmatig de gegevens van de ontvangst-
mogelijkheden van een ontvanger te programmeren.
Wanneer u Internetfaxverzending gebruikt, kunt documenten in één keer
naar meerdere bestemmingen verzenden. Wanneer u echter bestemmingen
met Volledige modus opgeeft, wordt de verzending een voor een uitgevoerd
in de opgegeven verzendingsvolgorde, omdat elke bestemming andere ont-
vangstmogelijkheden kan hebben.
Verwijzing
Pag.119 “Een Ontvangstbericht aanvragen”
Pag.258 “Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser”
Verzending
30
1
Originelen plaatsen
Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Voor details over de manier
waarop de originelen moeten worden geplaatst, zie het volgende:
Originelen plaatsen op de glasplaat
Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding
Originelen in de ADF plaatsen
Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding
Vergeet niet dat [Spec. orig.] van de kopieerfunctie niet kan worden gebruikt met
de faxfunctie.
Plaats de originelen overeenkomstig hun papierformaat.
Belangrijk
Wanneer u originelen met A5-formaat op de glasplaat plaatst, worden ze niet
gedetecteerd. Plaats originelen met A5-formaat in de ADF.
Til de ADF niet op wanneer deze wordt gebruikt om originelen te scannen.
Formaat origineel Op de glasplaat plaatsen In de ADF plaatsen
A4, B4 JIS, A3, 8
1
/
2
" × 11",
8
1
/
2
" × 14", 11" × 17"
A4, B4 JIS, A3, 8
1
/
2
" × 11",
8
1
/
2
" × 14", 11" × 17"
A5, B5
A5, B5
Originelen plaatsen
31
1
Opmerking
Om meerdere originelen te scannen met behulp van de automatische docu-
mentinvoer (ADF), plaatst u de originelen in een stapel.
Wanneer een fax wordt verzonden, is de uitvoer van de afbeelding bij de ont-
vanger afhankelijk van het formaat en de afdrukrichting van het papier dat in
het apparaat van de ontvanger wordt gebruikt. Wanneer de ontvanger geen
papier van hetzelfde formaat en afdrukrichting gebruikt als dat van het origi-
neel, kan de faxafbeelding verkleind zijn, aan beide zijden afgesneden of ver-
deeld over meerdere vellen. Wanneer een belangrijk origineel wordt
verzonden, vraag dan de ontvanger naar het formaat en de afdrukrichting
van het papier in zijn apparaat.
Wanneer een origineel met een ongelijkmatig (bijv. aangepast) formaat of een deel van
een groot origineel wordt verzonden, kunt u het scangebied nauwkeurig opgeven.
Originelen met aangepast formaat worden gescand als originelen met nor-
maal formaat, zodat bij de ontvanger extra witmarges of ontbrekende randen
van originelen te zien kunnen zijn. Wanneer u een scangebied opgeeft, wordt
alleen dat gebied gescand, ongeacht het feitelijke formaat van het origineel.
Documenten langer dan 800 mm (32") moeten worden verzonden met Geheu-
genverzending (Directe verzending is wellicht niet mogelijk).
Wanneer een origineel vastloopt, drukt u op de toets {Wis/Stop} en verwijdert
u het origineel voorzichtig.
Zorg ervoor dat alle inkt, correctievloeistof enz, volledig opgedroogd is voor-
dat u het origineel plaatst. Wanneer dit nog nat is, kan het vlekken veroorza-
ken op de glasplaat en deze vlekken verschijnen op de ontvangen afbeelding.
Doorgaans plaatst u A4, 8
1
/
2
" × 11" originelen in de afdrukstand liggend (L).
Als u een A4, 8
1
/
2
" × 11" origineel in de afdrukstand staand plaatst (K),
wordt de afbeelding 90° gedraaid verstuurd.
U kunt de eerste pagina van de glasplaat verzenden en de resterende pagina’s
vanuit de ADF. U kunt niet wisselen van ADF naar glasplaat.
Als u de Internetfaxfunctie gebruikt, worden de originelen op A4-formaat
verzonden. Originelen die groter zijn dan A4 worden verkleind tot A4-for-
maat. Als het apparaat van de ontvanger de T.37 volledige modus onder-
steunt, worden de originelen verzonden in het formaat dat is opgegeven in
het Adresboek.
Informatie over dit apparaat wordt afgedrukt op de bestemming. Deze infor-
matie wordt afgedrukt op de zijde van het papier dat zich links van u bevindt
wanneer u de documenten op de glasplaat of in de ADF plaatst. De informatie
wordt echter ook 90 graden gedraaid afgedrukt wanneer een A4, 8
1
/
2
" × 11"-
origineel geplaatst is in de staande afdrukrichting (K).
Voor geschikte origineeltypen, zie “Geschikte origineelformaten”, “Papier-
formaat en scangebied” en “Moeilijk te detecteren origineelformaten”.
U kunt origineelinvoertypen die geselecteerd zijn, meteen instellen wanneer
het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt
ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
Verzending
32
1
Verwijzing
Pag.14 “Meerdere originelen verzenden via de glasplaat”
Pag.19 “Meerdere originelen verzenden via de glasplaat”
Pag.29 “T.37 Volledige modus”
Pag.36 “Geschikte origineelformaten”
Pag.37 “Papierformaat en scangebied”
Pag.39 “Moeilijk te detecteren origineelformaten”
Pag.40 “Verzending met beeldrotatie”
Pag.47 “Scanformaat
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding
Origineelinvoerrichting instellen
Wanneer u documenten in de Document Server opslaat, stelt u “Orig. richting” in.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [Origin. invoertype].
C Geef de afdrukrichting van het origineel op.
Controleer de richting van het geplaatste document en druk vervolgens op
[] of [].
Originelen plaatsen
33
1
D Druk op [OK].
De geselecteerde origineelinvoerrichting verschijnt in “Origin. invoertype”.
E Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
Verwijzing
Pag.215 “Een document opslaan”
Tweezijdige originelen scannen
Gebruik deze functie om dubbelzijdige originelen te verzenden.
De voor- en achterzijde van het gescande origineel worden door de ontvangen-
de machine in de juiste volgorde op afzonderlijke pagina’s afgedrukt. De af-
drukrichting van elke tweede pagina kan aan de ontvangende zijde geroteerd
zijn. Als u het origineel aan de ontvangende zijde in dezelfde afdrukrichting wilt
afdrukken als het ingevoerde origineel geeft u “Originele positie” en “Richting
pagina opening” op.
Belangrijk
De ADF is vereist om deze functie te kunnen gebruiken. Tweezijdige origine-
len kunnen niet worden verzonden door alleen de glasplaat te gebruiken.
Tweezijdige originelen worden alleen verzonden met Geheugenverzending.
Directe verzending is niet mogelijk.
NL
Origineel
Origineelpositie
Paginaopeningsrichting Uitvoer aan andere zijde
Boven naar boven
Boven naar boven
Boven naar boven
Boven naar boven
Boven naar onder
Boven naar onder
Boven naar onder
Boven naar onder
Verzending
34
1
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [Origin. invoertype].
C Geef de afdrukrichting van het origineel op.
Controleer de richting van het geplaatste document en druk vervolgens op
[] of [].
Controleer of de opgegeven richting van het origineel overeenkomt met de
afdrukrichting van de in de ADF geplaatste originelen.
D Druk op [2-zijdig origineel].
Originelen plaatsen
35
1
E Selecteer [Boven/boven afdr.] of [Boven/onder afdr.].
F Selecteer [1ste vel] of [2e vel].
Om tweezijdige verzending te annuleren, drukt u op [1-zijdig origineel]. Het
display keert terug naar stap
D
.
Selecteer [2e vel] als u een voorblad wilt versturen als de eerste pagina.
G Druk op [OK].
2-zijdig origineel” verschijnt boven [Origin. invoertype].
H Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt bevestigen of beide zijden correct zijn gescand met behulp van de
stempelfunctie.
U kunt origineelinvoertypen die geselecteerd zijn, meteen instellen wanneer
het apparaat wordt ingeschakeld of de toets
{
Instellingen verwijderen
}
wordt in-
gedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
Verwijzing
Pag.41 “Stempel”
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Verzending
36
1
Geschikte origineelformaten
Opmerking
Het gewichtsbereik voor originelen in de modus Gem. orig. form. is 52 - 81 g/m
2
,
13,8 - 21,5 lb.
Plaats van het origineel
Geschikte origineelformaten Maximaal aan-
tal vellen
Dikte van het pa-
pier
Glasplaat Maximaal A3 (297 × 420 mm),
11" × 17" (279 × 432 mm)
1----
ADF, enkelzijdig do-
cument
A5L tot A3L
(tot max. 1200 mm lang)
5
1
/
2
" × 8
1
/
2
"K naar 11" × 17"L
50 vel
(80 g/m
2
, 20 lb)
40 - 128 g/m
2
(11 - 34 lb)
ADF, dubbelzijdig
document
A5L tot A3L
(tot max. 432 mm lang)
5
1
/
2
" × 8
1
/
2
"K naar 11" × 17"L
50 vel
(80 g/m
2
, 20 lb)
52 - 105 g/m
2
(14 - 28 lb)
Originelen plaatsen
37
1
Papierformaat en scangebied
Belangrijk
Als u een origineel op de glasplaat plaatst dat groter is dan A3, 11" × 17"
wordt een gebied van slechts A3, 11" × 17" gescand.
Glasplaat
ADF
Maximaal scangebied
Het maximale scangebied wordt hieronder weergegeven:
Geheugenverzending: 297 × 1200 mm/11" × 47" (B × L) vanuit de ADF
Directe verzending: 297 × 1200 mm/11" × 47" (B × L) vanuit de ADF
297 × 432 mm/11" × 17" (B × L) (vanaf de glasplaat)
NL
Plaatsingsmerkteken
Horizontaal formaat
Verticaal formaat
Maximaal scangebied
NL AAG019S
Verzending
38
1
Opmerking
Het formaat van de afbeelding kan afwijken als de afbeelding bij de ontvan-
ger wordt afgedrukt.
Zelfs als een origineel correct op de glasplaat of in de ADF is geplaatst, kan
het zijn dat een marge van 3 mm (0,1") rondom de rand van het origineel niet
wordt verzonden.
Als de ontvanger papier gebruikt dat minder breed is dan het origineel,
wordt de afbeelding verkleind zodat die op dat papier past.
Tijdens directe verzending kan de lengte van het scanbereik smaller worden
dan 1200 mm (47"), afhankelijk van de resolutie alsmede de instellingen in het
bestemmingsapparaat.
Het apparaat herkent de papierformaten als volgt:
Als u een origineel in de ADF plaatst, wordt een origineel dat breder is dan
ongeveer 263 mm (10,4") gescand als A3, 11" × 17".
Een origineel dat smaller is dan 230 mm (9,1") wordt verzonden als for-
maat 8
1
/
2
" × 11" of 8
1
/
2
" × 14", en een origineel dat smaller is dan ongeveer
263 mm (10,4") wordt als B4 JIS gescand.
U kunt originelen met een lengte van maximaal 1200 mm (47,2") scannen.
Zie onderstaande tabel voor de formaten die de machine kan herkennen
als u een origineel op de glasplaat plaatst. Aangezien de machine origine-
len met een aangepast formaat scant als een standaardformaat, kan afhan-
kelijk van de lengte van het document een gedeelte van het bericht worden
weggelaten. Zie “Een scanformaat instellen” voor informatie over het in-
stellen van documenten met een aangepast formaat.
Metrische versie
Inch-versie
× - Autodetectie niet mogelijk
*1
Normaliter kan een lengte van circa 420 mm (16,5") worden gescand, het is
echter alleen mogelijk een scanformaat tot maximaal 432 mm (17") op te geven.
Originelen plaatsen
39
1
Verwijzing
Pag.47 “Scanformaat
Moeilijk te detecteren origineelformaten
Het apparaat heeft moeite met de detectie van de volgende origineelformaten.
(Als dit gebeurt, selecteert het ontvangende apparaat mogelijk het verkeerde
formaat afdrukpapier.)
documenten die op de glasplaat worden geplaatst en een ander formaat heb-
ben dan de formaten in onderstaande tabel
originelen met tabs of andere uitstekende gedeelten
transparante originelen zoals overheadtransparanten en doorschijnend papier
donkere originelen met veel tekst of tekeningen
originelen met ingekleurde gedeelten
originelen met ingekleurde gedeelten langs de randen
originelen met een glanzend oppervlak
gebonden originelen dikker dan 10 mm (0,3") zoals boeken
De volgende papierformaten worden automatisch in de faxmodus gedetecteerd.
Metrische versie
- Autodetectie
× - Autodetectie niet mogelijk
Inch-versie
- Autodetectie
× - Autodetectie niet mogelijk
Opmerking
Met Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) kunt u selecteren uit 8
1
/
2
"
×
13",
8
1
/
4
"
×
13", 8"
×
13". Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Formaat -
Plaatsing
origineel
A3L
8
1
/
2
" × 13"
(F4)
B4 JISL A4KL B5 JISKL A5KL
Glasplaat ×
ADF
Formaat - Plaat-
sing origineel
11" × 17"L
8
1
/
2
" × 14"L 8
1
/
2
" × 11"KL 5
1
/
2
" × 8
1
/
2
"K
Glasplaat ×
ADF
Verzending
40
1
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzending met beeldrotatie
Doorgaans plaatst u A4, 8
1
/
2
"
×
11" originelen in de afdrukstand liggend (
L
). Als u
een A4, 8
1
/
2
"
×
11" origineel in de afdrukstand staand plaatst (
K
), wordt de afbeel-
ding 90
°
gedraaid verstuurd. Mits de ontvanger A4, 8
1
/
2
"
×
11" liggend papier heeft
(
L
), wordt het document op hetzelfde formaat als het origineel afgedrukt.
Opmerking
Deze functie is niet beschikbaar bij Directe verzending.
Wanneer u beeldrotatie gebruikt, worden alle documenten via de normale
geheugenverzending verzonden.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer Gem. orig. form. wordt gebruikt.
Originelen plaatsen
41
1
Stempel
Als u een faxdocument verzendt met de ADF, kan de machine een cirkelvormige
markering onderaan het origineel zetten. Als u een dubbelzijdig document ver-
zendt, wordt het document onderaan de voorzijde van de eerste pagina en bo-
venaan de laatste pagina gemarkeerd.
Belangrijk
De stempelfunctie kan alleen worden gebruikt bij scannen vanuit de ADF.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [Origin. invoertype].
C Druk op [Stempelen].
Om de stempel uit te schakelen drukt u nogmaals op [Stempelen] voordat u op
[OK] drukt.
D Druk op [OK].
NL
Scannen
Verzending
42
1
E Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Opmerking
Deze markering geeft aan dat het origineel succesvol in het geheugen is
opgeslagen voor geheugenverzending, of dat het succesvol is verzonden
bij directe verzending.
Als het stempel lichter wordt, vervangt u het stempelkussen.
Wanneer een invoer van meerdere pagina’s of een papierstoring plaats
vindt, worden de originelen niet correct verzonden en niet gestempeld.
Wanneer u een pagina aantreft die niet gestempeld is, stuurt u alleen die
pagina opnieuw.
U kunt het apparaat de Stempelfunctie meteen laten selecteren wanneer
het apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt
ingedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
overslaan.
Een papierstoring tijdens Parallelle geheugenverzending kan ertoe leiden
dat het verzenden mislukt, zelfs bij gebruik van de stempelfunctie.
U kunt de stempelfunctie niet in- of uitschakelen terwijl er originelen wor-
den gescand.
Verwijzing
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
Scaninstellingen
43
1
Scaninstellingen
Het kan zijn dat u veel verschillende typen faxdocumenten wilt verzenden.
Sommige van deze documenten kunnen moeilijk te reproduceren zijn bij de ont-
vanger. Het apparaat beschikt echter over drie instellingen die u kunt aanpassen
om het document met de meest optimale beeldkwaliteit te verzenden.
Scantype:
Tekst, Tekst / Line Art, Tekst / Foto, Foto
Resolutie:
Standaard, Detail, Super fijn (optioneel)
Scanformaat:
Autodetectie, Standaard, Gebied, Gem. orig. form.
Belichting (contrast):
Autom. bel., Handm. bel. (zeven niveaus), Gecomb. auto en Handm. bel.
Scantype
Wanneer het origineel foto’s, illustraties of diagrammen bevat met complexe
verlopende patronen of grijstinten, selecteert u het juiste scantype om de helder-
heid van de afbeelding te optimaliseren.
Tekst
Selecteer [Tekst] om originelen met zwart/wit-afbeeldingen met hoog con-
trast te verzenden. Gebruik deze instelling wanneer u alleen duidelijker lees-
bare tekst wilt verzenden, zelfs wanneer het origineel tekst en foto’s bevat.
Tekst / Line Art
Selecteer [Tekst / Line Art] om originelen met zwart/wit-afbeeldingen met
hoog contrast met een verbeterde resolutie te verzenden. De modus [Tekst]
geeft prioriteit aan scansnelheid; de modus [Tekst / Line Art] geeft prioriteit aan
scankwaliteit.
Tekst / Foto
Selecteer [Tekst/Foto] om een origineel te verzenden dat zowel een zwart/wit-
afbeelding met hoog contrast, zoals tekst, als een halftoon-afbeelding, zoals
een foto bevat.
Foto
Selecteer [Foto] om een origineel te verzenden dat een halftoon-afbeelding be-
vat, zoals een foto of een kleurenorigineel.
Verzending
44
1
A Druk op [Scaninstellingen].
B Controleer of [Scantype] is geselecteerd.
C Selecteer het benodigde scantype en druk vervolgens op [OK].
Opmerking
Wanneer u [Tekst / Line Art], [Tekst/Foto] of [Foto] selecteert, kan de verzen-
ding langer duren, dan wanneer [Tekst] is geselecteerd.
Wanneer u een faxdocument verzendt met [Tekst / Line Art], [Tekst/Foto] of
[Foto] en de achtergrond van de ontvangen afbeelding is vuil, verlaagt u de
dichtheidsinstelling en verzendt u de fax opnieuw.
U kunt het scantype dat geselecteerd is, meteen instellen wanneer het ap-
paraat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt inge-
drukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
Verwijzing
Pag.54 “Belichting (contrast)”
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Scaninstellingen
45
1
JBIG-verzending
Met behulp van JBIG-compressie (Joint Bi-level Image Experts Group) kunt u
gescande originelen sneller verzenden met behulp van [Foto] dan met andere
compressiemethoden.
Belangrijk
Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar.
Bij deze functie moet het ontvangende faxapparaat ook met de JBIG functie
en de ECM functie zijn uitgerust (alleen bij G3-communicatie).
Resolutie
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de resolutie van het origineel instelt.
Afbeeldingen en tekst worden in het apparaat gescand door ze om te zetten in
een reeks punten. De dichtheid van de punten bepaalt de kwaliteit van de af-
beelding en hoe lang het duurt om het te verzenden. Daarom hebben afbeeldin-
gen die gescand zij bij een hoge resolutie (Super fijn) een hoge kwaliteit, maar
duurt de verzending langer. Omgekeerd, scannen met een lage resolutie (Stan-
daard) resulteert in een lage kwaliteit, maar het origineel wordt sneller verzon-
den. Selecteer de instelling die overeenkomt met uw behoefte, gebaseerd op
deze afweging tussen snelheid en afbeeldingskwaliteit.
Standaard (8 x 3,85 regels/mm, 200 x 100 dpi)
Selecteren voor originelen die tekens van een normaal formaat bevatten.
Detail (8 x 7,7 regels/mm, 200 x 200 dpi)
Selecteren voor originelen die kleinere tekens bevatten of wanneer u meer
helderheid wenst: Deze resolutie is twee keer zo fijn als Standaard.
Super fijn (optioneel uitbreidingsgeheugen vereist: 16 x 15,4 regels/mm, 400 x 400 dpi)
Selecteren voor originelen met zeer fijne details of wanneer u de meest opti-
male beeldhelderheid wenst. Deze resolutie is acht keer fijner dan Standaard.
Verzending
46
1
A Druk op [Scaninstellingen].
B Druk op [Resolutie].
C Selecteer de benodigde resolutie en druk vervolgens op [OK].
Scaninstellingen
47
1
Opmerking
Wanneer u het optionele uitbreidingsgeheugen installeert, verschijnt “Su-
per fijn” in het vak Resolutie.
Wanneer het apparaat van de tegenpartij niet de resolutie ondersteunt
waarmee u gaat verzenden, schakelt het apparaat automatisch over naar
een resolutie die wordt ondersteund. U kunt de resolutie waarmee u daad-
werkelijk verzendt, controleren door het Journaal af te drukken.
Voor verzenden met de resolutie Super fijn heeft het apparaat de optionele
uitbreidingsgeheugen nodig en het apparaat van de andere partij moet
over de mogelijkheid beschikken om faxdocumenten met de resolutie Su-
per fijn te ontvangen.
Het apparaat ondersteunt de resoluties Standaard, Detail en Super fijn.
U kunt de resolutie die geselecteerd is, meteen instellen wanneer het appa-
raat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt inge-
drukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
Wanneer Internetfaxverzending wordt gebruikt, worden documenten ver-
zonden met de resolutie “Detail”, zelfs wanneer u “Super fijn” heeft opge-
geven. Om een document te verzenden met “Super fijn”, moet u de
Volledige modus instellen tijdens het opslaan van bestemmingen in het
Adresboek.
Verwijzing
Pag.29 “T.37 Volledige modus”
Pag.192 “Journaal afdrukken”
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Scanformaat
Gewoonlijk wordt een geplaatst origineel gescand volgens het automatisch ge-
detecteerde formaat. Wanneer een scangebied is opgegeven, wordt het origineel
volgens dit gebied gescand. Zodoende kunnen originelen worden verzonden
zonder extra ruimte of witmarges.
Opmerking
Wanneer originelen met verschillende formaten in de ADF worden geplaatst,
stelt u de documentgeleider in op het grootste origineel.
Originelen met een klein formaat kunnen iets scheef worden verzonden om-
dat de documentgeleider niet op hun formaat is afgesteld.
Verwijzing
Pag.39 “Moeilijk te detecteren origineelformaten”
Verzending
48
1
Automatische detectie
Detecteert het formaat van de eerste pagina en scant alle pagina’s die dat for-
maat hebben.
Wanneer het apparaat het formaat van het origineel niet kan detecteren, ver-
schijnt er een bevestigingsbericht. Plaats het origineel opnieuw.
A Plaats de originelen.
B Druk op [Scaninstellingen].
C Druk op [Scanformaat].
D Controleer of [Autodetectie] is geselecteerd.
Is dat niet het geval, druk op [Autodetectie].
Scaninstellingen
49
1
E Druk op [OK].
Autodet: Hetz.form.” verschijnt boven [Scaninstellingen].
F Stel de bestemming in en druk op de toets {Start}.
Standaard
Het geplaatste origineel wordt gescand overeenkomstig het opgegeven formaat
ongeacht het werkelijke formaat.
De formaten die kunnen worden opgegeven, zijn A4KL, B4 JISL, A3L,
8
1
/
2
" × 11"KL, 8
1
/
2
" × 14"L en 11" × 17"L.
A Plaats de originelen.
B Druk op [Scaninstellingen].
C Druk op [Scanformaat].
Verzending
50
1
D Druk op het formaat van de te verzenden originelen.
8
1
/
2
" × 11" geeft LT aan. 8
1
/
2
" × 14" geeft LG aan. 11" × 17" geeft DLT aan.
E Druk op [OK].
Het geselecteerde formaat wordt boven [Scaninstellingen] weergegeven.
F Stel de bestemming in en druk op de toets {Start}.
Opmerking
Om het geselecteerde scanformaat te annuleren, selecteert u [Autodetectie].
Gebied
Programmeer de formaten van de originelen die vooraf moeten worden ges-
cand. Alleen het gebied in het opgegeven formaat wordt gescand, ondanks het
werkelijke formaat van het geplaatste origineel.
A Plaats de originelen.
B Druk op [Scaninstellingen].
Scaninstellingen
51
1
C Druk op [Scanformaat].
D Druk op [Gebied 1] of [Gebied 2].
E Druk op [OK].
Het opgegeven formaat verschijnt boven [Scaninstellingen].
F Stel de bestemming in en druk op de toets {Start}.
Opmerking
Om het geselecteerde scanformaat te annuleren, selecteert u [Autodetectie].
Verzending
52
1
Gem. orig. form.
Selecteer dit om het formaat van de originelen die in de ADF zijn geplaatst, af-
zonderlijk te scannen. Wanneer bijvoorbeeld originelen met de formaten A3L
en A4K samen worden verzonden, worden gewoonlijk alle originelen verzon-
den op basis van het formaat van het eerste origineel. Door Gem. orig. form. te
selecteren, scant en verzendt het apparaat elk origineel overeenkomstig diens
formaat.
A Plaats de originelen.
B Druk op [Scaninstellingen].
C Druk op [Scanformaat].
D Druk op [Gem. orig. form.].
Scaninstellingen
53
1
E Druk op [OK].
Autodet: Gem.form.” verschijnt boven [Scaninstellingen].
F Stel de bestemming in en druk op de toets {Start}.
Opmerking
Om Gem. orig. form. te annuleren, drukt u opnieuw op [Gem. orig. form.].
U kunt de origineelformaten als volgt combineren: A3L en A4K, B4L en
B5K, A4L en A5K.
Wanneer Gem. orig. form. wordt gebruikt, stuurt het apparaat de origine-
len via Geheugenverzending.
Wanneer Gem. orig. form. wordt gebruikt, is verzending met beeldrotatie
uitgeschakeld.
U kunt het apparaat Gem. orig. form. meteen laten selecteren wanneer het
apparaat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt in-
gedrukt. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
Verwijzing
Pag.40 “Verzending met beeldrotatie”
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Verzending
54
1
Belichting (contrast)
De tekst en diagrammen in de originelen moeten duidelijk te onderscheiden zijn
van het papier waarop ze staan. Wanneer het origineel een achtergrond heeft die
donkerder is dan normaal (bijvoorbeeld een krantenknipsel), of het handschrift
is vaag, past u de belichting aan.
Autom. bel.
De juiste belichtingsinstelling voor het origineel wordt automatisch geselecteerd.
A Controleer of [Autom. Bel.] is geselecteerd.
Handm. bel.
Gebruik de handmatige belichting om de belichting handmatig in te stellen.
U heeft keuze uit zeven belichtingsniveaus.
A Wanneer [Autom. Bel.] is geselecteerd, drukt u op [Autom. Bel.] om het uit te
schakelen.
B Druk op [W] of [V ] om de belichting in te stellen.
De cursor beweegt.
Scaninstellingen
55
1
Gecomb. auto en handm. bel.
U kunt de belichting alleen instellen voor foto’s, illustraties of diagrammen
wanneer het origineel een donkere achtergrond heeft.
U heeft keuze uit zeven belichtingsniveaus.
A Controleer of [Autom. Bel.] is geselecteerd.
B Druk op [W] of [V ] om de belichting in te stellen.
De cursor beweegt.
Opmerking
Door [Tekst], [Tekst / Line Art] of [Tekst/Foto] te selecteren voor het scantype
wordt [Autom. Bel.] geselecteerd.
U kunt de belichting die geselecteerd is, meteen instellen wanneer het appa-
raat wordt ingeschakeld of de toets {Instellingen verwijderen} wordt ingedrukt.
Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
Verwijzing
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Verzending
56
1
Scaninstellingen mixen voor een origineel met meerdere pagina’s
Wanneer een origineel van meerdere pagina’s wordt verzonden, kunt u verschillen-
de belichtings-, resolutie- en scantype-instellingen selecteren voor elke pagina.
Het wordt aanbevolen originelen op de glasplaat te plaatsen wanneer scanin-
stellingen voor een origineel met meerdere pagina’s worden gemixt.
Originelen plaatsen op de glasplaat
A Controleer welke pagina’s u wilt scannen met verschillende instellingen.
B Verwijder de vorige pagina en plaats de volgende pagina die u op de glas-
plaat heeft gecontroleerd.
C Selecteer belichting, resolutie en Scantype.
U heeft ongeveer 60 seconden (10 seconden voor Directe verzending) om
belichting, resolutie, en scantype te selecteren. De resterende tijd wordt
weergegeven op het display.
Wijzig de instellingen voor elke pagina voordat u op de toets {Start} drukt.
Originelen plaatsen in de automatische documentinvoer (ADF)
A Controleer welke pagina’s u wilt scannen met verschillende instellingen.
B Selecteer belichting, resolutie, en scantype voordat u de pagina waarvoor
u de instellingen wilt wijzigen, wordt gescand.
Afhankelijk van het tijdstip waarop de scaninstellingen zijn aangepast, wor-
den de instellingen wellicht niet toegepast in de daaropvolgende handeling.
De lijnpoort wijzigen
57
1
De lijnpoort wijzigen
Selecteer een lijnpoort of protocol die moet worden gebruikt voor standaardfax
of IP-Faxverzending.
Wanneer de extra G3-interface is geïnstalleerd, kunt u maximaal op drie poorten
aansluiten.
Belangrijk
Om meer faxlijnen toe te voegen, is de optionele extra G3-interface vereist.
G3
G3 wordt geselecteerd na inschakeling of wanneer het apparaat is gereset. Als u
de extra G3-interface installeert, kunt u “
G3-1
”, “
G3-2
”, “
G3-3
” of “
G3 Auto
” se-
lecteren, afhankelijk van het nummer van de geïnstalleerde eenheid.
Multipoort
Als de extra G3-interface is geïnstalleerd, kan over drie lijnen tegelijk worden
gecommuniceerd.
In de onderstaande tabel ziet u de beschikbare protocolcombinaties voor elk
lijntype.
IP-Fax
Voor het verzenden van een IP-Fax selecteert u “SIP” of “H.323” als protocol.
Om “SIP” en “H.323” op het scherm weer te geven, voert u de instellingen in
“Oorspr. Inst.” in het menu Faxeigenschappen in.
Vraag uw beheerder of u “SIP” of “H.323” als protocol moet selecteren.
Optie Beschikbare lijntypes Beschikbare protocolcombinaties
Zonder optie PSTN G3
Extra G3-interface PSTN n PSTN G3 n G3
Extra G3-interface n
Extra G3-interface
PSTN n PSTN n PSTN G3 n G3 n G3
Verzending
58
1
A Druk op [Select. Lijn].
B Selecteer de lijn die u wilt gebruiken.
Als u “G3 Auto” selecteert, gebruikt de machine een willekeurige beschikba-
re lijn. Hierdoor wordt de efficiëntie vergroot.
Als een optionele extra G3-interface is geïnstalleerd
Wanneer twee optionele extra G3-eenheden zijn geïnstalleerd
Wanneer H.323/SIP ingesteld zijn op “Aan”
De lijnpoort wijzigen
59
1
C Druk op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
Indien u de optionele extra G3-interface installeert, kunt u de lijnpoort-po-
sitie opgeven. Zie “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”.
Als u een fax verzendt, kunt u de lijnpoort selecteren wanneer u kiest via
de cijfertoetsen.
Maximaal drie gelijktijdige verbindingen zijn mogelijk. Het is niet moge-
lijk om gelijktijdig drie Directe verzendingen uit te voeren.
Als er drie verbindingen worden gebruikt, wordt in het display weergege-
ven welke verbinding als eerste is gemaakt.
Verwijzing
Pag.266 “Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Gelijktijdige broadcast met behulp van meerdere lijnpoorten
De standaard broadcast-functie verzendt faxberichten één voor één naar ver-
schillende bestemmingen, in de volgorde waarin de bestemmingen werden aan-
gegeven.
Met de functie gelijktijdige broadcast kunnen echter drie faxberichten via ver-
schillende lijnen tegelijkertijd naar meerdere bestemmingen worden verzonden.
Hierdoor wordt de totale verzendingstijd verkort.
Belangrijk
Voor deze functie is de optionele extra G3-interface vereist.
Opmerking
Maximaal drie gelijktijdige verbindingen (inclusief LAN) zijn mogelijk.
Als u de optionele extra G3-interface gebruikt en de lijnselectie van tevoren
instelt op “G3 Auto”, gebruikt het apparaat een willekeurige vrije G3-lijn.
Hierdoor wordt de efficiëntie vergroot.
NL GFDOHO1E
Verzending
60
1
Een bestemming opgeven
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe een bestemming wordt opgegeven.
Faxnummers, IP-Faxbestemmingen en e-mailadressen kunnen worden opgegeven.
Opmerking
In het display wordt het percentage vrije geheugenruimte voor het opslaan
van originelen weergegeven. Omdat faxnummers, IP-Faxbestemmingen en e-
mailadressen in afzonderlijke geheugens geprogrammeerd zijn, is het kiezen
van faxnummers met de cijfertoetsen niet van invloed op het percentage in
het display.
Verzenden via een faxlijn
Voer nummers rechtstreeks in met de cijfertoetsen aan de rechterkant van het
bedieningspaneel.
A Controleer of [Fax] is geselecteerd.
B Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets
{
Wis/Stop
}
en voert u het opnieuw in.
Wanneer de optionele extra G3-interface geïnstalleerd is, selecteert u G3
voordat u op de toets {Start} drukt.
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebrui-
ken om bestemmingen op te geven”.
C Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het ge-
heugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren bran-
den en start de verzending.
Opmerking
U kunt pauzes en tonen in een faxnummer invoegen.
Druk op [Prg.Best.] na het invoeren van het faxnummer om het faxnummer
op te slaan in de bestemmingslijst.
Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie “Maximum-
waarden”.
Een bestemming opgeven
61
1
Verwijzing
Pag.57 “De lijnpoort wijzigen”
Pag.61 “Een pauze invoeren”
Pag.62 “Een toon invoeren”
Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
Pag.79 “Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek”
Pag.274 “Maximum waarden”
Een pauze invoeren
Druk op [Pauze] tijdens het kiezen of opslaan van een nummer om een pauze van
ongeveer twee seconden in te voegen.
Opmerking
Een pauze wordt weergegeven als een “-” op het display.
U kunt ook nummers inclusief pauzes programmeren in de bestemmingslijst.
Verzending
62
1
Een toon invoeren
Met deze functie kan een apparaat dat is aangesloten op een impulskieslijn toon-
signalen verzenden (bijvoorbeeld wanneer u een speciale dienst wilt gebruiken
op een toonkieslijn). Wanneer u op [Toon] drukt, kiest het apparaat het nummer
met behulp van toonsignalen.
In dit hoofstuk wordt uitgelegd hoe u de toonfunctie moet gebruiken met Direct
kiezen als voorbeeld.
A Druk op [Dir.kz.].
B Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
C Druk op [Toon].
D Voer het nummer in dat u via toonkiezen wilt kiezen met behulp van de cij-
fertoetsen.
E Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het ge-
heugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren bran-
den en start de verzending.
Opmerking
Bepaalde diensten zijn wellicht ook onbereikbaar wanneer de Toon-func-
tie wordt gebruikt.
Een toon wordt weergeven als een “T” op het display en de volgende num-
mers worden gebeld met behulp van toonsignalen.
Een bestemming opgeven
63
1
Verzenden met IP-fax
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bestemming opgeeft met IP-Faxver-
zending.
Wanneer IP-Faxverzending wordt gebruikt, geeft u de IP-Faxbestemming (IPv4-
adres, hostnaam of alias telefoonnummer) op in plaats van het faxnummer.
Belangrijk
Geef vooraf het protocol op dat moet worden gebruikt in [Select. Lijn].
A Controleer of [Fax] is geselecteerd.
B Druk op [Handm. inv.].
C Voer de IP-Faxbestemming in en vervolgens drukt u op [OK].
Wanneer u een verkeerd teken invoert, drukt u op [Backspace] of [All.verwijd.].
Voer vervolgens de tekens opnieuw correct in.
Om de IP-Faxbestemming te wijzigen nadat u op [OK] heeft gedrukt, drukt u
op [Bw.bst.], voert u de IP-Faxbestemming opnieuw in en drukt u vervolgens
op [OK].
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebrui-
ken om bestemmingen op te geven”.
Verzending
64
1
D Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Toev.].
Wanneer u op [Prg.Best.] drukt, kunt u een ingevoerde bestemming in de be-
stemmingslijst registreren.
E Geef de volgende bestemming op.
Om een andere bestemming toe te voegen, herhaalt u de stappen
D
en
E
.
F Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het ge-
heugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren bran-
den en start de verzending.
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen verschijnt [Handm. inv.] wel-
licht niet en kunt u de IP-Faxbestemming niet invoeren.
Neem contact op met uw lokale dealer of een onderhoudstechnicus voor
een lijst met gateways (compatibel met T.38), gatekeepers of SIP-servers
waarvan gecertificeerd is dat ze met dit apparaat kunnen werken.
Methoden voor het invoeren van een bestemming variëren, afhankelijk
van de netwerkinstellingen die door de beheerder zijn ingevoerd. Vraag
de apparaatbeheerder naar de details. Voor details over het invoeren van
de IP-Faxbestemming, zie “ Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen”.
Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Bestemming-toets wordt
ingedrukt, kunt u het apparaat dusdanig instellen dat elke keer wanneer
een bestemming wordt toegevoegd met een Bestemming-toets, [Toev.]
moet worden ingedrukt. Voer de instelling in gebruikersinstellingen
(schakelaar 17, bit 2) in het menu Faxeigenschappen in.
Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie “Maximumwaarden”.
Een bestemming opgeven
65
1
Verwijzing
Pag.21 “IP-Faxfuncties”
Pag.57 “De lijnpoort wijzigen”
Pag.65 “Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen”
Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
Pag.79 “Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek”
Pag.274 “Maximum waarden”
Info over dit apparaat
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen
Afhankelijk van het netwerk waarop het apparaat is aangesloten of de configu-
ratie van dit apparaat, voert u de IP-Faxbestemming als volgt in:
Wanneer er geen gatekeeper /SIP-server wordt gebruikt
Vanaf IP-Fax naar IP-Fax
Geef het IPv4-adres of de hostnaam op van het ontvangende apparaat.
Voorbeeld: 192.168.1.10 (IPv4-adres)
Voorbeeld: IPFAX1 (hostnaam)
Van IP-Fax naar G3-fax
Geef het G3-faxtelefoonnummer van het ontvangende apparaat op.
Voorbeeld: 0312345678
Wanneer een gatekeeper server wordt gebruikt
Vanaf IP-Fax naar IP-Fax
Geef het alias telefoonnummer van het ontvangende apparaat op.
Voorbeeld: 0311119999 (alias telefoonnummer)
Van IP-Fax naar G3-fax
Geef het G3-faxtelefoonnummer van het ontvangende apparaat op.
Voorbeeld: 0312345678
Wanneer een SIP-server wordt gebruikt
Vanaf IP-Fax naar IP-Fax
Geef de SIP Gebruikersnaam van het ontvangende apparaat op.
Voorbeeld: ABC (SIP Gebruikersnaam)
Van IP-Fax naar G3-fax
Geef het G3-faxtelefoonnummer van het ontvangende apparaat op.
Voorbeeld: 0312345678
Verzending
66
1
Opmerking
Om te verzenden naar een G3-fax via een gateway die is aangesloten op een
openbaar telefoonnetwerk, moet u het’ telefoonnummer van het apparaat’
van de ontvanger opgeven. Wanneer bijvoorbeeld het faxnummer van de
ontvanger’ “0312345678” is, geeft u “5678” op. Om vanaf een IP-Fax naar een
G3-fax te verzenden zonder gebruik te maken van een gatekeeper of een SIP-
server, moet u de gateway eveneens registreren.
Afhankelijk van de netwerkconfiguratie van de ontvanger kan het zijn dat u
het IPv4-adres en het poortnummer van het ontvangende apparaat moet op-
geven wanneer u een bestemming met IP-Fax opgeeft. Wanneer bijvoorbeeld
het IPv4-adres van de ontvanger “192.168.1.10” is en het poortnummer is
“2100”, dan geeft u “192.168.1.10:2100” op. Vraag de apparaatbeheerder naar
de details.
Afhankelijk van de netwerkconfiguratie van de ontvanger, kan het zijn dat u
de hostnaam en het poortnummer moet opgeven op het ontvangende appa-
raat wanneer u een hostnaam opgeeft. Wanneer bijvoorbeeld de hostnaam
van de ontvanger “IPFAX1” is en het poortnummer is “2100”, geeft u
“IPFAX1:2100” op. Vraag de apparaatbeheerder naar de details.
Een alias telefoonnummer is een nummer dat geregistreerd is in de gate-
keeper en dat alleen beschikbaar is in het netwerk waarop de gatekeeper aan-
gesloten is.
Let op het aantal cijfers in het telefoonnummer in de conversietabel gate-
way/IPv4-adres om verzendingsfouten te vermijden.
Bezig met verzenden naar E-mailadres
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een e-mailadres als bestemming opgeeft.
Wanneer Internetfaxverzending wordt gebruikt, geeft u het e-mailadres op in
plaats van het faxnummer.
Belangrijk
In de bestemmingslijst registreert u afzenders, geeft u hun e-mailadressen op
en stelt u vooraf de Gebruikersnaam in als [Afzender].
Internetfax wordt alleen uitgevoerd in Geheugenverzending die de verzen-
ding automatisch opstart nadat de documenten in het geheugen zijn opgesla-
gen. Wanneer u het verzendingstype overschakelt naar Internetfax terwijl het
apparaat zich in de modus Directe verzending bevindt, wordt de verzendmo-
dus automatisch overgeschakeld naar Geheugenverzending.
Een bestemming opgeven
67
1
A Druk op [Internet fax] om het verzendingstype te wijzigen in Internetfax.
B Geef de afzender op.
Voor details over het opgeven van afzenders, zie “Afzenderinstellingen”.
C Druk op [Handm. inv.].
D Voer de e-mailadresbestemming in en druk vervolgens op [OK].
Wanneer u een verkeerd teken invoert, drukt u op [Backspace] of [All.verwijd.].
Voer vervolgens de tekens opnieuw correct in.
Om het e-mailadres te wijzigen nadat op [OK] is gedrukt, drukt u op [Bw.bst.],
voert u een e-mailadres opnieuw en drukt u vervolgens op [OK].
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebrui-
ken om bestemmingen op te geven”.
Verzending
68
1
E Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Toev.].
Wanneer u op [Prg.Best.] drukt, kunt u een ingevoerde bestemming in de be-
stemmingslijst registreren.
F Geef de volgende bestemming op.
Om een andere bestemming toe te voegen, herhaalt u de stappen
E
en
F
.
G Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het ge-
heugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren bran-
den en start de verzending.
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen verschijnt [Handm. inv.] wel-
licht niet en kunt u het e-mailadres niet invoeren.
Voor details over het annuleren van een verzending, zie “Een verzending
annuleren”.
Om te voorkomen dat per ongeluk de verkeerde Bestemming-toets wordt
ingedrukt, kunt u het apparaat dusdanig instellen dat elke keer wanneer
een bestemming wordt toegevoegd met een Bestemming-toets, [Toev.]
moet worden ingedrukt. Voer de instelling in gebruikersinstellingen
(schakelaar 17, bit 2) in het menu Faxeigenschappen in.
Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie “Maximumwaarden”.
Wanneer “Naam afzender autom. specificeren” ingesteld is op “Aan” in
“Systeeminstellingen”, wordt de afzender automatisch opgegeven en kunt
u de procedure voor het opgeven van een afzender overslaan. Wanneer
“Aan” geselecteerd is, wordt het opgegeven e-mailadres afgedrukt bij
“Vanaf:”. Als er geen e-mailadres is opgegeven voor de afzender, of wan-
neer het opgegeven e-mailadres niet geprogrammeerd is in de bestem-
mingslijst, kunnen er geen Internetfaxdocumenten worden verzonden.
Een bestemming opgeven
69
1
Verwijzing
Pag.25 “Internetfaxfuncties”
Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
Pag.97 “Afzenderinstellingen”
Pag.108 “Een verzending annuleren”
Pag.274 “Maximum waarden”
Info over dit apparaat
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
De SMTP Server omzeilen
U kunt Internetfaxdocumenten rechtstreeks naar hun bestemmingen verzenden
zonder ze via de SMTP Server te sturen.
Belangrijk
Om deze functie te gebruiken, moeten de volgende instellingen worden inge-
voerd. Voor details over deze instellingen, Bedieningshandleiding Standaardin-
stellingen en “Speciale bewerkingen onder Windows”, Netwerkhandleiding.
In “Systeeminstellingen”, “SMTP” in “E-mail communicatiepoort” stelt u
het poortnummer in op “25”.
Om de hostnaam van de andere partij op te geven als domeindeel van het
e-mailadres, programmeert u de hostnaam van de andere partij in de DNS-
server.
Wanneer het IPv4-adres van de andere partij niet geregistreerd is in de DNS-
server, geeft u het IPv4-adres op bij het domeindeel van het e-mailadres.
Om deze functie te gebruiken, dient het faxapparaat van de andere partij het
volgende te kunnen:
compatibel met Internetfax
aangesloten op dezelfde LAN als dit apparaat
laat zijn ontvangstprotocol instellen op SMTP
SMTP-verificatie dat ingesteld is op het faxapparaat van de andere partij
wordt uitgeschakeld wanneer Internetfax wordt verzonden met behulp van
deze functie.
Wanneer een Internetfax vanaf de andere partij wordt verzonden met behulp
van deze functie, wordt er geen e-mailfoutmelding naar afzender gestuurd,
ook niet als de ontvangst mislukt.
Wanneer een Internetfax met behulp van deze functie wordt verzonden,
wordt de fout-e-mail niet verzonden vanaf de server, ook niet wanneer de
verzending mislukt.
Wanneer deze functie wordt gebruikt, kunt u geen Internetfaxdocumenten naar
het e-mailadres van de beheerder sturen dat in dit apparaat geprogrammeerd is.
Verzending
70
1
U kunt Internetfaxdocumenten rechtstreeks naar hun bestemmingen verzenden
zonder ze via de SMTP Server te sturen. Internetfaxen worden gewoonlijk ver-
zonden via de SMTP Server. Bij deze functie echter wordt het domeingedeelte
van het e-mailadres van de bestemming gelezen als het SMTP Server-adres en
verzendingen omzeilen de SMPT Server. Omdat hierdoor de belasting voor de
server vermindert, kunt u faxen verzenden zonder rekening te hoeven houden
met de verzendtijd van server naar bestemming.
Er zijn twee manieren om een bestemming op te geven:
Geef de hostnaam van de andere partij op
Geef het e-mailadres van de bestemming op door de hostnaam van de andere
partij toe te voegen aan het domeingedeelte van het e-mailadres. Geeft het
adres rechts van de @ als volgt op: “hostnaam”, “. (punt)” en “domeinnaam”.
xxxx@hostnaam van de andere partij.domeinnaam
Voorbeeld: het e-mailadres van de andere partij is “abc@defcompany.com
en de hostnaam is “HOST”; abc@HOST.defcompany.com
Geef het IPv4-adres van de andere partij op
Geeft het e-mailadres van een bestemming op door het domeingedeelte van
het e-mailadres te veranderen in het IPv4-adres van de andere partij.
xxxx@[het IPv4-adres van de andere partij]
Voorbeeld: het e-mailadres van de andere partij is “abc@defcompany.com
en het IPv4-adres is “192.168.1.10”; abc@[192.168.1.10]
Volg deze stappen om de SMTP Server te omzeilen.
A Druk op [SMTP].
B Druk op [Nee].
Een bestemming opgeven
71
1
C Druk op [OK].
Opmerking
Wanneer u bestemmingen rechtstreeks opgeeft met behulp van de cijfer-
toetsen, kunt u opgeven of de SMTP Server al dan niet moet worden ge-
bruikt voor elke bestemming.
Wanneer u bestemmingen selecteert in de bestemmingslijst, is de SMTP
Server-instelling die is opgegeven in het Adresboek ingeschakeld.
Om Internetfaxdocumenten vanaf een computer te verzenden, gebruikt u
het LAN-Faxstuurprogramma om al dan niet op te geven of de SMTP Ser-
ver moet worden omzeild. Wanneer wordt verzonden met het selectievak-
je [Gebruik apparaatadres] ingeschakeld, is de SMTP Server-instelling die
opgegeven is op dit apparaat ingeschakeld.
Verwijzing
Pag.233 “Faxen versturen vanaf computers”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Netwerkhandleiding
Verzending
72
1
Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven
Wanneer bestemmingen worden geprogrammeerd in een bestemmingslijst, kunt u een
bestemming opgeven door een Bestemming-toets te selecteren in de bestemmingslijst.
De geprogrammeerde naam verschijnt op de Bestemming-toets.
Druk op
[
Fax
]
of
[
Internet fax
]
om het type verzending te schakelen tussen fax/IP-Fax
en Internetfax.
Belangrijk
In de bestemmingslijst programmeert u een afzonderlijke faxnummer, IP-Faxbe-
stemming, e-mailadres en/of groep of bestemmingen.
A Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen
fax/IP-Fax en Internetfax.
B
Druk op de trefwoordtoets waar de gewenste bestemming geprogrammeerd is.
Wanneer u bijvoorbeeld “KANTOOR NEW YORK” dat geprogrammeerd is
onder “LMN” wilt opgeven, drukt u op [LMN].
C Druk op de Bestemming-toets waaronder de gewenste bestemming gepro-
grammeerd is.
Wanneer de gewenste Bestemming-toets niet wordt weergeven, drukt u op
[U] en [T] om door de lijst te bladeren.
Om de selectie te annuleren, drukt u opnieuw op de geselecteerde Bestemming-
toets. U kunt ook op de toets
{
Wis/Stop
}
drukken om de selectie te annuleren.
Als u meer bestemmingen wilt selecteren, herhaalt u de stappen
B
en
C
.
De bestemming is ingesteld en de Bestemming-toets is gemarkeerd.
Een bestemming opgeven
73
1
D Druk op de toets {Start}.
Opmerking
Om de inhoud van de Bestemming-toets te controleren, drukt u de bestem-
mingslijst af.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
De titels in het Adresboek veranderen
Er zijn drie typen titels voor bestemmingslijsten; “Titel 1”, “Titel 2” en “Titel 3”.
Het bovenstaande display geeft “Titel 1” weer.
A Druk op [Tit. wijz.].
B Selecteer het type titel en druk vervolgens op [OK].
Verzending
74
1
Groepbestemmingen opgeven
Wanneer u meerdere bestemmingen in een groep programmeert, kunt u documen-
ten naar alle bestemmingen in de groep sturen met slechts enkele toetsen. Bestem-
mingen die in een groep geprogrammeerd zijn, worden aangegeven met .
Belangrijk
In de bestemmingslijst programmeert u een afzonderlijke faxnummer, IP-
Faxbestemming, e-mailadres en/of groep of bestemmingen.
Groepbestemming kan alleen worden gebruikt voor Geheugenverzending;
het kan niet worden gebruikt voor Directe verzending. Het apparaat schakelt
automatisch over naar Geheugenverzending wanneer u groepbestemming
gebruikt.
Het totaal aantal bestemmingen dat in meerdere groepen wordt geprogram-
meerd mag niet groter zijn dan het maximum aantal bestemmingen dat u kunt
opgeven voor een bestand. Zie voor nadere gegevens “Maximumwaarden”.
A Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen
fax/IP-Fax en Internetfax.
B Druk op de Bestemming-toets waaronder de gewenste groep geprogram-
meerd is.
De bestemming is ingesteld en de Bestemming-toets is gemarkeerd.
Om meer groepen te selecteren, herhaalt u stap
B
.
C Druk op de toets {Start}.
Een bestemming opgeven
75
1
Opmerking
Bestemmingen die in groepen zijn geprogrammeerd, kunnen worden ge-
controleerd met behulp van “Lijst groepkiesnrs. afdrukken” in “Systeem-
instellingen”.
Wanneer een bestemming, waarvoor een faxnummer, e-mailadres of IP-
Faxbestemming niet geprogrammeerd is, wordt opgenomen in een opge-
geven groep, verschijnt het bevestigingsbericht. Druk op [Selecteren] om
bestemmingen op te geven waarvoor het faxnummer, het e-mailadres of
IP-Fax-bestemming geprogrammeerd is. Druk op [Annuleren] om de be-
stemming te wijzigen. U kunt de prioriteitsvolgorde selecteren om een al-
ternatieve bestemming op te geven, wanneer er geen bestemming van het
opgegeve type is. Voer deze instelling in met gebruikersinstellingen (scha-
kelaar 32, bit 0) in het menu Faxeigenschappen.
Om eventuele bestemming(en) in de groep te annuleren, drukt u op
[Groepsbest. uitbr.] in [Modi controleren]. Vervolgens, op het stand-by-dis-
play, drukt u op [U] en [T] om de gewenste bestemming weer te geven en
daarna drukt u op de toets {Wis/Stop}. U kunt ook een verzending annule-
ren door op de gemarkeerde Bestemming-toets te drukken om deze te de-
selecteren.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren
Het apparaat slaat de laatste bestemmingen op die voor elke verzendingsmetho-
de zijn opgegeven. Met deze functie kunt u tijd besparen als u vaak berichten
naar dezelfde bestemming stuurt omdat u de bestemming niet opnieuw hoeft in
te voeren.
Belangrijk
De volgende nummers worden niet ongeslagen:
Bestemmingen opgegeven met de bestemmingslijst
Bestemmingen opgegeven als groepsbestemming
Faxnummers die via een externe telefoon worden gekozen
Bestemmingen geselecteerd uit Recente bestemmingen (worden beschouwd
als reeds opgeslagen in het geheugen)
Tweede en uitgestelde bestemmingen waarnaar een bericht is verzonden
Bestemmingen opgegeven in het LAN-faxstuurprogramma op de computer
Verzending
76
1
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [Recent].
C
Selecteer de bestemming die u opnieuw wilt kiezen en druk vervolgens op
[
OK
]
.
D Druk op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt tevens Internetfax- en IP-Faxbestemmingen selecteren uit Laatste
bestemmingen.
Als u op [Prog.Best.] drukt, kunt u een geselecteerde ontvanger in de be-
stemmingslijst vastleggen.
Voor het maximum aantal laatste bestemmingen dat het apparaat kan op-
slaan, zie “Maximumwaarden”.
Verwijzing
Pag.79 “Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek”
Pag.274 “Maximum waarden”
Bestemmingen in het Adresboek programmeren
77
1
Bestemmingen in het Adresboek
programmeren
U kunt faxnummers, e-mailadressen, IP-Faxbestemmingen en mapbestemmin-
gen programmeren met behulp van Adresboekmanagement in Beheerdertools
in het menu Systeeminstellingen.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen].
C Druk op [Beheerdertoepas.].
D Druk op [Adresboekmanagement].
E Druk op [Nieuw progr.].
Voor een omschrijving van de volgende procedure raadpleegt u de Bedie-
ningshandleiding Standaardinstellingen.
ALV007S
Verzending
78
1
Opmerking
U kunt ook geprogrammeerde faxnummers, e-mailadressen, IP-Faxbe-
stemmingen en mapbestemmingen in een groep registreren.
Wanneer u op de toets
{
Fax
}
drukt om het eerste faxdisplay te tonen nadat de
inhoud van het Adresboek is veranderd, verschijnt het bericht “
Be-
stem.lijst/apparaatinstell. zijn bijgewerkt.
”. Druk op
[
Afsluiten
]
om het oorspronkelijke faxdisplay te laten weergeven.
U kunt in het Adresboek registreren met behulp van Web Image Monitor of
SmartDeviceMonitor for Admin. Voor details over installatie, zie Netwerk-
handleiding of, voor informatie over het Adresboek, zie de relevante Help
.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Netwerkhandleiding
Bestemmingen in het Adresboek programmeren
79
1
Bezig met registreren ingevoerde Bestemmingen in Adresboek
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een direct ingevoerd faxnummer, e-mai-
ladres of IP-Faxbestemming in het Adresboek registreert.
Wanneer een bestemming wordt geregistreerd die rechtstreeks is ingevoerd of
weergegeven in het scherm Laatste bestemmingen in het Adresboek, verschijnt
[Prg.Best.] in het bestemmingsveld.
A Druk op [Prg.Best.].
B Druk op [Namen] en voer alle noodzakelijke informatie in.
Voor details over het registreren van bestemmingen, zie Bedieningshandlei-
ding Standaardinstellingen.
C Druk op [OK].
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, verschijnt [Prg.Best.] niet en
kunt u de bestemming niet registreren.
Wanneer u op de toets
{
Fax
}
drukt nadat de inhoud van het Adresboek is ver-
anderd, verschijnt het bericht “
Bestem.lijst/apparaatinstell. zijn
bijgewerkt.
”. Druk op
[
Afsluiten
]
. Het display geeft “stand-by” aan.
Verwijzing
Pag.75 “Bestemmingen uit Recente bestemmingen selecteren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzending
80
1
Zoeken naar een bestemming in het
Adresboek
Gebruik deze functie om te zoeken naar een bestemming geregistreerd in de Be-
stemmingslijst aan LDAP Server.
Belangrijk
Om naar een bestemming van een LDAP Server te zoeken, moet de LDAP
Server vooraf geregistreerd zijn. Voor details over het registreren van LDAP-
servers, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Opmerking
Druk op [Fax] of [Internet fax] in het scherm Zoek Bestemming om het verzen-
dingstype te wisselen tussen fax/IP-fax en Internetfax.
De zoekactie levert alleen bestemmingen op die gedeeltelijk overeenkomen
met de ingevoerde naam.
Een waarschuwingsbericht wordt weergegeven wanneer het zoeken meer
dan het maximum aantal bestemmingen oplevert dat u per keer mag opzoe-
ken. Druk op [Afsluiten] en wijzig de bestemmingsnaam om minder bestem-
mingen weer te geven.
Alhoewel een gebruiker meerdere e-mailadressen kan programmeren, kan
tijdens het zoeken maar een adres worden opgehaald. Het adres dat opge-
haald is met de zoekactie is afhankelijk van de zoekmethode die door de
LDAP Server wordt ondersteund. Het adres dat als eerste is geprogram-
meerd wordt echter normaal opgehaald.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
81
1
Zoeken op Bestemmingsnaam
Volg deze stappen om een bestemming die geregistreerd is in het Adresboek te
zoeken op naam.
A Druk op [Zkbest.].
B Selecteer een zoekbestemming.
Zoeken in Adresboek, selecteer [Adresboek].
Om in een LDAP Server te zoeken, selecteert u de relevante LDAP Server.
C Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen
fax/IP-Fax en Internetfax.
Verzending
82
1
D Druk op [Naam].
E Voer de bestemmingsnaam in waarnaar u wilt zoeken en druk vervolgens
op [OK].
Voert u een verkeerde bestemmingsnaam in, dan drukt u op
[
]
,
[
]
,
[
Backspace
]
en
[
All.verwijd.
]
en voert u de bestemmingsnaam opnieuw in.
F Bevestig de tekens die u heeft ingevoerd, en druk vervolgens op [Zoekopdr.
starten].
Er verschijnt een melding dat er wordt gezocht.
Wanneer het zoeken is voltooid, verschijnt een zoekresultaat.
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
83
1
G Selecteer een bestemming.
Wanneer de gewenste bestemming niet verschijnt, gebruikt u [U] of [T] om in
de lijst te bladeren.
Druk op [Details] om gedetailleerde informatie over de geselecteerde bestem-
ming weer te geven.
Verwijzing
Info over dit apparaat
Zoeken op Faxnummer/IP-Faxbestemming
Volg deze stappen om een bestemming die geregistreerd is in het Adresboek te
zoeken op faxnummer of IP-Faxbestemming.
A Druk op [Zkbest.].
Verzending
84
1
B Selecteer een zoekbestemming.
Naar zoeken Adresboek, selecteer [Adresboek].
Om in een LDAP Server te zoeken, selecteert u de relevante LDAP Server.
C Druk op [Faxbestemming].
D Voer het nummer in waarnaar u wilt zoeken en druk vervolgens op [OK].
Om naar een IP-Faxbestemming te zoeken, voert u de IP-Faxbestemming in
die u wilt vinden.
Wanneer u een verkeerd nummer invoert, drukt u op [], [], [Backspace] of
[All.verwijd.] en voert u het nummer opnieuw in.
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
85
1
E
Bevestig de ingevoerde faxnummers, en druk vervolgens op
[
Zoekopdr. starten
]
.
Er verschijnt een melding dat er wordt gezocht.
Wanneer het zoeken is voltooid, verschijnt een zoekresultaat.
F Selecteer een bestemming.
Wanneer de gewenste bestemming niet verschijnt, gebruikt u [U] of [T] om
de lijst te bladeren.
Druk op [Details] om gedetailleerde informatie over de geselecteerde bestem-
ming weer te geven.
Verzending
86
1
Zoeken op E-mailadres
Volg deze stappen om een e-mailadres te gebruiken om een bestemming te zoe-
ken die in de bestemmingslijst is geregistreerd.
A Druk op [Zkbest.].
B Selecteer een zoekbestemming.
Zoeken in Adresboek, selecteer [Adresboek].
Om in een LDAP Server te zoeken, selecteert u de relevante LDAP Server.
C Druk op [Internet fax] om het verzendingstype te wijzigen in Internetfax.
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
87
1
D Druk op [E-mailadres].
E Voer het e-mailadres in waarnaar u wilt zoeken en druk vervolgens op [OK].
Wanneer u een verkeerd e-mailadres invoert, drukt u op
[
]
,
[
]
,
[
Backspace
]
of
[
All.verwijd.
]
en voert u het e-mailadres opnieuw in.
F Bevestig de ingevoerde tekens, en druk vervolgens op [Zoekopdr. starten].
Er verschijnt een melding dat er wordt gezocht.
Wanneer het zoeken is voltooid, verschijnt een zoekresultaat.
Verzending
88
1
G Selecteer een bestemming.
Wanneer de gewenste bestemming niet verschijnt, gebruikt u [U] of [T] om
door de lijst te bladeren.
Druk op [Details] om gedetailleerde informatie over de geselecteerde bestem-
ming weer te geven.
Zoeken met Geavanceerd zoeken
Volg deze stappen om een bestemming die geregistreerd is in het Adresboek te
zoeken door andere zoekcriteria op te geven.
A Druk op [Zkbest.].
B Selecteer een zoekbestemming.
Zoeken in Adresboek, selecteer [Adresboek].
Om in een LDAP Server te zoeken, selecteert u de relevante LDAP Server.
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
89
1
C Druk op [Geavanceerd zoeken].
D Druk op de toets voor elke voorwaarde, en voer vervolgens een gedeeltelij-
ke reeks in.
De volgende voorwaarden kunnen worden opgegeven voor zoekacties in het
Adresboek: Naam, Gebruikerscode, Faxbestemming, E-mailadres en Map-
naam.
De volgende voorwaarden kunnen worden opgegeven voor zoekacties in de
LDAP Server: Naam, Faxbestemming, E-mailadres, Naam bedrijf en Naam
afdeling.
Verzending
90
1
E Selecteer zoeken voor voorwaarden.
De betekenis van de zoekcriteria zijn als volgt:
[Eerste woord]: Zoek tekenreeksen die beginnen met het opgegeven teken.
Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “A” in.
[Laatste woord]: Zoek tekenreeksen die eindigen op het opgegeven teken.
Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “C” in.
[Ex. overeenk.]: Zoek tekenreeksen die volledig overeenkomen met het op-
gegeven teken.
Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “ABC” in.
[Incl. één woord]: Zoek tekenreeksen die het opgegeven teken bevatten.
Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “A”, “B” of “C” in.
[Woorden uitsl.]: Zoek tekenreeksen die niet het opgegeven teken bevatten.
Voorbeeld: wanneer wordt gezocht naar “ABC”, voert u “D” in.
[Ongestr. zk.]: Ongestr. zk. uitvoeren
Dit item wordt weergegeven wanneer een LDAP Server geselecteerd is in
stap
B
. De prestatie van Ongestr. zk. is afhankelijk van de zoekmethode
die wordt ondersteund door de LDAP Server.
F Druk op [OK].
G Druk op [Zoekopdr. starten].
zoeken finisher, Zoekresultaten.
Zoeken naar een bestemming in het Adresboek
91
1
H Selecteer een bestemming.
Wanneer de vereiste bestemming niet verschijnt, drukt u op [U] of [T] om het
weer te geven.
Druk op [Details] om gedetailleerde informatie over de geselecteerde bestem-
ming weer te geven.
Opmerking
U kunt een extra zoekvoorwaarde toevoegen voor LDAP Servers door de
Zoekopties op te geven onder Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP ser-
ver onder Systeeminstellingen. Voor details over het instellen van Zoekop-
ties, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
De tekenreeks die u invoert in het voorwaardeveld [Naam] wordt gelezen
als de voor- of de achternaam, afhankelijk van de instelling van de beheer-
der. Om bijvoorbeeld de naam “Jan Smit” te zoeken, vraagt u de systeem-
beheerder of “Jan” of “Smit” moet invoeren .
Verwijzing
Info over dit apparaat
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Zoeken op Registratienummer
Volg deze stappen om een bestemming te zoeken door het opgeven van een re-
gistratienummer dat opgeslagen is in de bestemmingslijst.
A Druk op [Fax] of [Internet fax] om het type verzending te schakelen tussen
fax/IP-Fax en Internetfax.
B Druk op [Reg.nr.].
Het invoerdisplay voor het registratienummer verschijnt.
Verzending
92
1
C Voer een registratienummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk
vervolgens op [#].
U hoeft niet de eerste nullen van een registratienummer in te voeren wanneer
in het display wordt gevraagd de eerste vijf cijfers in te voeren.
Wanneer u zich vergist, drukt u op [Wissen] en probeert u het opnieuw.
D Druk op [OK].
De overeenkomende bestemming verschijnt.
Opmerking
Wanneer het bericht “Kan opgegeven registr.nr. niet vinden.” ver-
schijnt, is het opgegeven registratienummer of het geselecteerde verzen-
dingstype verkeerd of het bestaat niet. Druk op [Afsluiten], controleer het
registratienummer opnieuw en volg vervolgens de procedure vanaf
B
.
Direct kiezen
93
1
Direct kiezen
Met Direct Kiezen-functie kunt u bellen terwijl u via de ingebouwde luidspreker
mee kunt luisteren. U kunt zo tijdens het verzenden van een fax de verbinding
controleren.
Belangrijk
Deze functie is niet beschikbaar voor de optionele extra G3 interface, Internet-
fax en IP-fax.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [Dir.kz.].
U hoort een lage toon via de interne speaker.
Wanneer u deze handeling wilt annuleren, drukt u opnieuw op [Dir.kz.].
C Kies het faxnummer.
De machine kiest direct het nummer.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets
[
Dir.kz.
]
of op toets
{
Instellingen verwijderen
}
en probeert u het opnieuw.
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebrui-
ken om bestemmingen op te geven”.
Verzending
94
1
D Wanneer de verbinding tot stand is gebracht en u een hoge pieptoon hoort,
drukt u op de toets {Start}.
De verzending begint.
Voor het annuleren van een verzending drukt u op {Wis/Stop} en verwijdert
u de originelen.
Na verzending verschijnt de stand-bydisplay.
Opmerking
In bepaalde landen is deze functie niet beschikbaar.
Druk op [Vol...] om het scherm Geluidsvolume aanpassen weer te geven en
druk vervolgens op [Harder] of [Lager] om het geluidsvolume van het direct
kiezen aan te passen. Het volume kan ook vooraf worden geprogram-
meerd in het menu Faxeigenschappen.
Als u een externe telefoon op de faxmachine heeft, kunt u met de andere
partij spreken indien u een stem hoort. Wanneer u een stem hoort voordat
u op de {Start}-toets heeft gedrukt, neemt u de externe telefoon op en ver-
telt u de ontvanger dat u een faxdocument wilt verzenden (en dat de fax
moet worden ingeschakeld).
Voor details over Tijd voor annuleren direct kiezen, zie Bedieningshand-
leiding Standaardinstellingen.
Verwijzing
Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Handmatig kiezen
95
1
Handmatig kiezen
Neem de hoorn van de externe telefoon van de haak en kies het nummer. Wan-
neer de verbinding tot stand wordt gebracht en u een hoge pieptoon hoort, drukt
u op de {Start}-toets om het faxdocument te verzenden. Indien echter aan de an-
dere kant iemand opneemt, kunt u een normaal telefoongesprek voeren.
Belangrijk
Voor deze functie is de externe telefoon vereist.
Deze functie is niet beschikbaar voor de optionele extra G3 interface, Internet-
fax en IP-fax.
Als het Directe TX Resultatenrapport (Directe verzending) wordt afgedrukt,
wordt het resultaat van een verzending via Handmatig kiezen niet in het rap-
port vermeld.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Neem de hoorn op.
U hoort de kiestoon.
C Kies het faxnummer.
De machine kiest direct het nummer.
Wanneer u zicht vergist, plaatst u de hoorn terug en probeert u het opnieuw
vanaf stap
B
.
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie “Adresboek gebrui-
ken om bestemmingen op te geven”.
D Wanneer de verbinding tot stand wordt gebracht en u een hoge pieptoon
hoort, drukt u op de {Start}-toets om het faxdocument te verzenden.
Als aan de andere kant iemand opneemt, vertelt u de ander dat u een faxdo-
cument wilt verzenden (en dat de fax moet worden ingeschakeld).
De verzending begint.
Verzending
96
1
E Leg de hoorn op de haak.
Voor het annuleren van een verzending drukt u op {Wis/Stop} en verwijdert
u de originelen.
Na verzending verschijnt de stand-bydisplay.
Opmerking
Wanneer de bedieningsschakelaar uitgeschakeld is, zelfs wanneer de
hoofdschakelaar ingeschakeld is, kunt u dit apparaat niet bedienen met al-
leen de hoorn van de externe telefoon. U moet eerst de bedieningsschake-
laar indrukken om het apparaat in te schakelen.
Verwijzing
Pag.72 “Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven”
Afzenderinstellingen
97
1
Afzenderinstellingen
Gebruik deze functie om afzender informatie in te stellen.
Als het e-mailadres van de ontvanger is opgeslagen in de bestemmingslijst kan
de afzender verzendresultaten via e-mail ontvangen.
Als u bovendien Stempel naam afzender inschakelt, wordt de naam van de op-
geslagen afzender (gebruikersnaam) weergegeven op het blad, de lijsten en het
rapport van de ontvanger.
Belangrijk
In de bestemmingslijst registreert u afzenders, geeft u hun e-mailadressen op
en stelt u vooraf de Gebruikersnaam in als [Afzender].
Als gebruikersverificatie is ingesteld, wordt de aangemelde gebruiker inge-
steld als afzender. Het verzendresultaat wordt naar het e-mailadres van de
aangemelde gebruiker verzonden.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [Naam afzender].
C Selecteer een afzender.
Om een afzender te selecteren door het registratienummer op te geven dat ge-
registreerd staat in het Adresboek, drukt u op [Registratienr.].
Om naar een afzender uit een Adresboek te zoeken, drukt u op [Zoeken].
Als een beveiligingscode is ingesteld voor een bestemming, verschijnt het in-
voerscherm. Voer de beveiligingscode voor de bestemming in met behulp
van de cijfertoetsen en druk op [OK].
Verzending
98
1
D Controleer de geselecteerde afzender en druk vervolgens op [OK].
E Om de naam van de afzender op het blad van de ontvanger af te drukken,
drukt u op [Stempel afzender] om deze te markeren.
Als u deze functie inschakelt, wordt de naam van de afzender (gebruikers-
naam) weergegeven op het blad, de lijsten of het rapport van de ontvanger.
F
Om de verzendresultaten met e-mailmelding te bevestigen, drukt u op
[
Result.
e-mailverz.
]
om deze te markeren.
Wanneer het e-mailadres van de afzender geregistreerd is, kunt u het verzen-
dresultaat naar het geregistreerde e-mailadres verzenden.
G Druk op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
Om de instellingen te controleren, drukt u op [Naam afzender].
Afzenderinstellingen
99
1
H Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt verzendresultaten bevestigen via zowel de functie E-mail verzend-
resultaten, die de resultaten per e-mail verstuurt, als het communicatieresul-
taatrapport dat door het apparaat wordt afgedrukt. U kunt instellen of u
beiden samen wilt gebruiken in gebruikerparameters (schakelaar 10, bit 6)
in het menu Faxeigenschappen.
Met behulp van het communicatieresultaatrapport enz. kunt u de ge-
bruiksstatus van de opgegeven gebruiker controleren. Als gebruikersveri-
ficatie is ingesteld, kunt u het gebruik door de aangemelde gebruikers
controleren. Als gebruikerscode is ingesteld op afzender kunt u de ge-
bruiksfrequentie per gebruiker tellen.
Om Naam afzender te annuleren, annuleert u de verzending. Zie “Een ver-
zending annuleren”.
Verwijzing
Pag.108 “Een verzending annuleren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzending
100
1
Geavanceerde functies
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe een bestemming moet worden opgege-
ven met behulp van geavanceerde eigenschappen.
SUB Codes voor verzending instellen
Volg deze stappen om een document met een SUB Code als een Vertrouwelijke
verzending te verzenden.
Een SUB Code is een ID die bestaat uit cijfers, q, p en spaties. Document ver-
zonden met een SUB Code wordt opgeslagen in het geheugen van de andere
partij, en niet automatisch afgedrukt. De andere partij voert de SUB Code in om
het ontvangen document af te drukken. De privacy kan wederzijds worden be-
schermd wanneer een vertrouwelijk document wordt verzonden dat bedoeld is
voor een bepaalde ontvanger, omdat alleen personen die de SUB Code kennen,
het document kunnen afdrukken.
Documenten kunnen ook via faxen met de functie Doorzendstation worden verzonden.
Via deze functie kunt u kosten besparen als u hetzelfde document naar meer dan
één bestemming buiten uw basisgebied verstuurt. Bovendien kunt u tijd bespa-
ren doordat meerdere documenten door middel van één enkele procedure kun-
nen worden verzonden.
Belangrijk
Documenten kunnen worden verzonden naar faxen met de functie Persoon-
lijke box.
Een SUB Code kan niet worden gebruikt met Internetfax.
Om deze functie te gebruiken, zet u [SUB Code Verzending] aan.
Haal de SUB Code van de andere partij vooraf op.
Wanneer een vertrouwelijk document wordt verzonden, informeert u de an-
dere partij vooraf over de SUB Code.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
Geavanceerde functies
101
1
C Druk op [Opties instellen].
D Druk op [SUB Code Verzending].
E Druk tweemaal op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
F Voer het faxnummer van de bestemming in of een IP-faxbestemming.
G Druk op [Geav.eigsch.].
H Controleer of [SUB Code] is geselecteerd.
I Druk op [TX SUB Code].
Verzending
102
1
J Voer een SUB Code in en druk vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat
u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
K Indien een wachtwoord vereist is, drukt u op [Wachtwoord (SID)], voert u het
wachtwoord in met de cijfertoetsen en drukt u vervolgens op [OK].
L Druk op [OK].
M Druk op de toets {Start}.
Wanneer u een faxdocument verstuurt via Directe verzending en het faxap-
paraat van de ontvanger de functie SUB Code niet ondersteunt, wordt dit ge-
meld via een bericht op het display. Druk in dit geval op [Afsluiten] om de
verzending te annuleren.
Opmerking
Zorg ervoor dat het aantal tekens in de SUB Code overeenkomt met de speci-
ficatie van het apparaat waarnaar u verzendt. Voor het maximum aantal cij-
fers voor de SUB Code van dit apparaat, zie “Maximumwaarden”.
U kunt zowel SUB Codes als de namen en faxnummers in de bestem-
mingslijst en Keystroke-programma’s opslaan.
Wanneer een SUB Code opslagen is in de bestemmingslijst, kan de SUB
Code worden aangepast of verwijderd nadat de bestemming geselecteerd
is met de Bestemming-toetsen.
De SUB Code wordt afgedrukt op lijsten en rapporten.
Verwijzing
Pag.135 “Overdracht SUB Code”
Pag.152 “Doorzenden van Ontvangen documenten”
Pag.264 “Keystroke-programma’s registreren en wijzigen”
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Geavanceerde functies
103
1
Een wachtwoord instellen
In bepaalde gevallen is het wenselijk om vertrouwelijke faxdocumenten te ver-
sturen met de functie SUB Code en daarbij gebruik te maken van een “SID” (ID
van de afzender). Wanneer u een Persoonlijke box met wachtwoord gebruikt,
voert u de SID Code in als wachtwoord.
Opmerking
Voor het maximum aantal cijfers voor de SID Code, zie “Maximumwaarden”.
U kunt nummers, p, q en spaties invoeren.
U kunt zowel SID Codes als de namen en faxnummers in de bestemmingslijst
en Keystroke-programma’s opslaan.
De SID Code wordt afgedrukt op lijsten en rapporten.
Verwijzing
Pag.264 “Keystroke-programma’s registreren en wijzigen”
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
SEP Codes voor ontvangst instellen
Volg deze stappen om een SEP Code in te voeren om de bestemming te vragen
een document te verzenden.
U kunt een document ontvangen dat opgeslagen is in het bestemmingsgeheugen wan-
neer het document dezelfde SEP Code heeft als de SEP Code die u heeft ingevoerd.
Met deze functie kan het apparaat gebruik maken van diensten die gebruik maken
van de pollingfunctie of documenten ontvangen van meerdere bestemmingen.
Belangrijk
Documenten kunnen worden ontvangen vanaf faxen met Informatieboxen en
de functie SUB Code Verzending.
Een SEP-code kan niet worden gebruikt met Internetfax.
Om deze functie te gebruiken, zet u [SEP Code Ontvangst] aan.
A Druk op [TX modus].
Verzending
104
1
B Druk op [Opties instellen].
C Druk op [SEP Code Ontvangst].
D Druk tweemaal op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
E Voer het faxnummer van de bestemming in of een IP-faxbestemming.
F Druk op [Geav.eigsch.].
G Controleer of [SEP Code] is geselecteerd.
H Druk op [RX SEP Code].
Geavanceerde functies
105
1
I Voer een SUB Code in en druk vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat
u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
J Indien een wachtwoord vereist is, drukt u op [Wachtwoord (WW)], voert u het
wachtwoord in met de cijfertoetsen en drukt u vervolgens op [OK].
K Druk op [OK].
L Druk op de toets {Start}.
Opmerking
Zorg ervoor dat het aantal cijfers in de SEP Code overeenkomt met de spe-
cificatie van het apparaat waarvan u ontvangt. Voor het maximum aantal
cijfers voor de SEP-code van dit apparaat, zie “Maximumwaarden”.
U kunt nummers, p, q en spaties invoeren.
U kunt zowel SEP Codes als de namen en faxnummers in de bestemmings-
lijst en Keystroke-programma’s opslaan.
Wanneer een SEP Code opslagen is in de bestemmingslijst, kan de SEP
Code worden aangepast of verwijderd nadat de bestemming geselecteerd
is met de Bestemming-toetsen.
De SEP Code wordt afgedrukt op lijsten en rapporten.
Verwijzing
Pag.136 “Ontvangst SEP-code”
Pag.264 “Keystroke-programma’s registreren en wijzigen”
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzending
106
1
Een wachtwoord invoeren
In bepaalde gevallen is het wenselijk met de Ontvangst SEP-code een wacht-
woord te gebruiken bij het ontvangen van faxberichten.
Opmerking
Voor het maximumaantal cijfers voor de Wachtwoord (PWD) Code, zie
“Maximumwaarden”.
U kunt nummers, p, q en spaties invoeren.
U kunt zowel PWD Codes als de namen en faxnummers in de bestemmings-
lijst en Keystroke-programma’s opslaan.
De Wachtwoord (PWD) Code wordt afgedrukt op lijsten en rapporten.
Verwijzing
Pag.264 “Keystroke-programma’s registreren en wijzigen”
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Rserverapport SEP Code RX
Dit rapport wordt afgedrukt nadat Ontvangst SEP-code is ingesteld. U kunt dit rap-
port gebruiken om de reserveringen voor Ontvangst SEP-code te controleren.
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 03, bit 3) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt een bestemming laten weergeven met de gebruikersparameters (scha-
kelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters
(schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Geavanceerde functies
107
1
Resultatenrapport SEP Code RX
Dit rapport wordt afgedrukt nadat elke Ontvangst SEP-code is voltooid en toont
het resultaat.
Als E-mail TX resultaten onder een snelbedieningstoets is geprogrammeerd,
kunt u selecteren of een e-mailrapport moet worden gestuurd na de ontvangst.
Opmerking
U kunt het resultaat van een Ontvangst SEP-code ook in het Journaal controleren.
U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 03, bit 4) in het menu Faxeigenschappen.
Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mai-
linstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte.
U kunt een bestemming laten weergeven met de gebruikersparameters (scha-
kelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters
(schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Pag.197 “Journaal”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzending
108
1
Een verzending annuleren
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een faxverzending annuleert.
Belangrijk
Vergeet niet dat de indicator Communiceren bijna onmiddellijk dooft nadat
een Internetfax verzonden is.
Voordat het origineel wordt gescand
Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren voordat op de toets
{Start} is gedrukt.
A Druk op de toets {Instellingen verwijderen}.
Opmerking
Wanneer originelen in de ADF worden geplaatst, kunt u de verzending
eenvoudig annuleren door deze te verwijderen.
Terwijl het origineel wordt gescand
Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren terwijl de originelen
worden gescand nadat de toets {Start} is ingedrukt.
A Druk op de {Wis/Stop}-toets.
Het apparaat stopt het scannen.
ALV001S
ALV002S
Een verzending annuleren
109
1
Opmerking
Het scannen kan voltooid zijn terwijl u de annuleringshandeling uitvoert.
Terwijl het origineel wordt verzonden
Volg deze stappen om een verzending te annuleren terwijl de indicator Communi-
ceren brandt.
A Druk op de {Wis/Stop}-toets.
U kunt ook een Geheugenverzending annuleren door op
[
Wijz TX/Inf.
]
te drukken.
B Selecteer het bestand dat u wilt annuleren.
Wanneer het gewenste bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [U] of [T]
om deze te zoeken.
In sommige gevallen wordt een bestemming mogelijk niet geselecteerd als de be-
stemming als
p
” wordt weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen.
C Druk op [Verz. stopz.].
ALV002S
Verzending
110
1
D Druk op [OK].
Om een ander bestand te annuleren, herhaalt u de stappen
B
en
D
.
Druk op [Annuleren] om het stoppen met zenden te annuleren.
E Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
Wanneer u een document annuleert terwijl het verzonden wordt, wordt de
verzending meteen gestopt, zodra u de annuleringsprocedure heeft vol-
tooid. Sommige pagina’s van het document kunnen wel verzonden zijn en
ontvangen door de ontvanger.
Indien een verzending beëindigd wordt terwijl u deze procedure uitvoert,
kan het niet worden geannuleerd.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt slechts een be-
stemming.
Een verzending annuleren
111
1
Voordat de verzending wordt gestart
Gebruik deze procedure om een verzending te annuleren nadat het origineel is
gescand.
Deze functie komt van pas wanneer u een verzending wilt annuleren omdat u
een fout in de bestemming heeft ontdekt of een fout in de originelen na opslag.
Om geheugenverzending te annuleren, zoekt u het te annuleren bestand tussen
de bestanden die in het geheugen zijn opgeslagen en verwijdert u dit.
U kunt de verzending van een bestand annuleren terwijl het bestand wordt ver-
zonden, als het is opgeslagen in het geheugen of als de verzending niet is gelukt.
Alle gescande gegevens worden uit het geheugen gewist.
Belangrijk
Deze functie is niet beschikbaar bij Directe verzending.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
De lijst met opgeslagen bestanden die worden verzonden of die wachten op
verzending verschijnt.
Om uitsluitend bestanden weer te geven die verzonden zijn, drukt u op
[Bstanden TX].
Verzending
112
1
C Selecteer het bestand dat u wilt annuleren.
Wanneer het gewenste bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [U] of [T]
om deze te zoeken.
In sommige gevallen wordt een bestemming mogelijk niet geselecteerd als de
bestemming als “pwordt weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsin-
stellingen.
D Druk op [Verz. stopz.].
E Druk op [OK].
Om een ander bestand te annuleren, herhaalt u de stappen
C
en
E
.
Druk op [Annuleren] om het stoppen met zenden te annuleren.
Een verzending annuleren
113
1
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
Om verzending te annuleren naar een aantal bestemmingen waarnaar een
fax wordt verzonden, raadpleegt u “Een bestemming van een Gelijktijdige
broadcast verwijderen”.
Indien u een verzending annuleert terwijl het bestand wordt verzonden, kun-
nen enkele paginas van het bestand reeds zijn verzonden en ontvangen.
Indien een verzending beëindigd wordt terwijl u deze procedure uitvoert,
kan de verzending niet worden geannuleerd.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal
bestemmingen voor niet-verzonden documenten.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt slechts een be-
stemming. Om alle bestemmingen weer te geven, drukt u op [Instellingen
control/wijz].
Verwijzing
Pag.170 “Een bestemming van een gelijktijdige broadcast verwijderen”
Verzending
114
1
Een verzending bevestigen
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer een te controleren bestand.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen de eerst gese-
lecteerde bestemming.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal be-
stemmingen voor niet-verzonden documenten.
Een verzending bevestigen
115
1
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Bevestig een bestemming en druk vervolgens op [Afsluiten].
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Verzending
116
1
Het opslagresultaat
(Geheugenopslag rapport)
Dit rapport wordt afgedrukt nadat een origineel in het geheugen is opgeslagen.
Dit is handig als u de inhoud en de bestemmingen van opgeslagen originelen
wilt controleren.
Belangrijk
Als u Parallelle geheugenverzending gebruikt, wordt het rapport geheu-
genopslag niet afgedrukt.
Opmerking
U kunt dit rapport in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 03, bit 2) in het menu Faxeigenschappen.
Als de machine niet is ingesteld om dit rapport af te drukken, wordt het toch
afgedrukt als een origineel niet kon worden opgeslagen.
U kunt selecteren of een deel van het oorspronkelijke afbeelding aan het rap-
port moet worden toegevoegd met de gebruikersparameters (schakelaar 04,
bit 7) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt selecteren of een bestemming moet worden weergeven met de gebrui-
kersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters
(schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
117
2. Andere
verzendingseigenschappen
In dit hoofdstuk worden de eigenschappen van [TX modus] uitgelegd, die u kunt
gebruiken om verzendingsfuncties toe te passen.
Verzenden op een bepaald tijdstip
(uitgesteld verzenden)
Door middel van deze functie kunt u de machine instellen om de verzending
van uw faxdocument uit te stellen tot een aan te geven later tijdstip. Hierdoor
kunt u gebruik maken van daltarieven zonder dat u op dat moment bij de ma-
chine aanwezig hoeft te zijn.
Belangrijk
Nadat het apparaat ongeveer een uur is uitgeschakeld, gaan alle opgeslagen
faxdocumenten verloren. Als documenten om deze reden verloren gaan, wordt
er automatisch een stroomstoringsrapport afgedrukt wanneer u de bedienings-
schakelaar aanzet. U kunt dit rapport gebruiken om te zien welke documenten
verloren zijn gegaan. Zie Problemen oplossen voor meer informatie.
Deze functie is niet beschikbaar bij Directe verzending. Gebruik Geheugen-
verzending.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Druk op [Uitg. verzenden].
Andere verzendingseigenschappen
118
2
D Voer met behulp van de cijfertoetsen (24-uursindeling) de tijd in en druk
op [OK].
Bij getallen onder de 10 eerst een 0 invoeren.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat
u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
Om uitgesteld verzenden te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display
keert terug naar stap
C
.
De ingestelde tijd wordt weergegeven boven de gemarkeerde [Uitgest. verz.].
E Druk op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus].
F Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt een tijdstip opgeven binnen 24 uur van het huidige tijdstip.
Indien de huidige weergegeven tijd niet correct is, wijzigt u die.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
overslaan.
U kunt de verzendinstelling voor Uitgestelde verzending annuleren. Zie
“Een verzending annuleren”.
Verwijzing
Pag.108 “Een verzending annuleren”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
Een Ontvangstbericht aanvragen
119
2
Een Ontvangstbericht aanvragen
U kunt bevestigen dat verzonden documenten correct ontvangen zijn met be-
hulp van e-mail of het Journaal.
De ontvanger stuurt een ontvangstbericht terug. Wanneer het ontvangstbericht
ontvangen is, verschijnt “OK” in de kolom Resultaat van het Journaal, waarmee
de verzender kan controleren of de verzending ontvangen is.
Belangrijk
De functie Ontvangstbericht is alleen beschikbaar wanneer de ontvanger
MDN (Message Disposition Notification) ondersteunt.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Druk op [Ontv. Bevestiging] om deze te markeren.
D Druk op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus].
E Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
Andere verzendingseigenschappen
120
2
Opmerking
Wanneer de fax niet normaal wordt ontvangen, verschijnt “Fout” in de ko-
lom Resultaat.
Alleen de laatste 50 communicaties verschijnen in het Journaal. Wanneer u
geen ontvangstbericht ontvangt voordat de laatste 50 communicaties vol-
tooid zijn, wordt “OK” niet afgedrukt in de kolom Resultaat van het Jour-
naal. Dit kan gebeuren zelfs wanneer de mail op normale wijze is
ontvangen bij de andere partij.
Wanneer u maillijstadressen opgeeft, stel dan geen Ontvangstbericht in.
Anders ontvangt u meerdere ontvangstberichten van e-mailontvangers,
en de kolom Resultaat wordt elke keer overschreven wanneer een nieuw
meldingsbericht wordt ontvangen. Wanneer u echter een ontvangstbericht
ontvangt waarin een fout wordt aangegeven, verschijntFout in de ko-
lom Resultaat en wordt niet overschreven, zelfs niet wanneer u vervolgens
een ontvangstbericht ontvangt als “OK” volgend op het foutbericht.
Ontvangstbericht resultaten weergeven: Journaal. De kolom Resultaat in
alle andere bestanden, lijsten en verzendrapporten toont “- -”.
Meldingsberichten ontvangst worden niet opgeslagen in het Journaal.
U kunt selecteren of het ontvangstbericht al dan niet wordt afgedrukt. Dit
kan worden ingesteld met gebruikersparameters (schakelaar 21, bit 0) in
het menu Faxeigenschappen.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
overslaan.
U kunt geen e-mail broadcasten met behulp van Ontvangstbericht. De do-
cumenten worden verzonden naar de bestemmingen in de volgorde waar-
in ze zijn opgegeven.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Een e-mailbestemming instellen als een BCC
121
2
Een e-mailbestemming instellen als een BCC
E-mail wordt naar alle opgegeven bestemmingen verzonden als bcc.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Druk op [BCC verz.] om deze te markeren.
D Druk op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus].
E Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
overslaan.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Andere verzendingseigenschappen
122
2
Verzendresultaten bevestigen per e-mail
Gebruik deze functie om verzendresultaten te bevestigen door een E-mailmel-
ding te verzenden naar de gespecificeerde bestemming.
Belangrijk
Registreer het E-mailadres van de bestemming voor E-mailmelding vooraf in
de Bestemmingslijst.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Druk op [Result. e-mailverz.] om deze te markeren.
Verzendresultaten bevestigen per e-mail
123
2
D Selecteer bestemming voor melding en druk vervolgens op [OK].
Wanneer u een fout maakt voordat u op [OK] drukt, drukt u op [Wissen] of u
drukt opnieuw op de geselecteerde Bestemming-toets om de markering uit te
schakelen.
[Result. e-mailverz.] wordt gemarkeerd en de bestemming voor de geselecteer-
de melding verschijnt.
E Druk op [OK].
Om de instellingen te controleren, drukt u op [TX modus].
Het display geeft “stand-by” aan.
F Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
overslaan.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Andere verzendingseigenschappen
124
2
Het onderwerp invoeren
Hiermee kunt u een onderwerp invoeren voor het document dat u wilt verzenden.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Druk op [Onderwerp].
D Voer het onderwerp in.
Het onderwerp invoeren
125
2
E Om tekenreeksen in te voeren die in het apparaat zijn geprogrammeerd,
drukt u op [Gebruikerstekst] en selecteert u vervolgens de tekenreeksen die
u wilt invoeren.
F Druk op [OK].
Het ingevoerde onderwerp verschijnt in het veld Onderwerp.
G Druk op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
H Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
Opmerking
Voor het gemak programmeert u veelgebruikte onderwerp vooraf in “Ge-
bruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen” in “Systeeminstel-
lingen”.
Wanneer u een e-mail verzendt zonder een onderwerp in te stellen, wordt
een onderwerp automatisch ingevoegd. Voor details over de wijze waarop
het onderwerp automatisch wordt ingevoerd, zie “E-mailonderwerp” en
“Ontvangen afbeeldingen”.
U kunt niet alleen een onderwerp als e-mail zonder origineel verzenden.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
overslaan.
Voor het maximum aantal tekens voor een e-mailonderwerp, zie “Maxi-
mumwaarden”.
Andere verzendingseigenschappen
126
2
Verwijzing
Pag.28 “E-mailonderwerp”
Pag.149 “Ontvangen afbeeldingen”
Pag.274 “Maximum waarden”
Info over dit apparaat
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
De tekst invoeren
127
2
De tekst invoeren
Hiermee kunt u de tekst invoeren die moet worden verzonden.
Belangrijk
Programmeer tekstreeksen vooraf in
“Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mail-
bericht”
in
“Systeeminstellingen”.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Druk op [Tekst].
D Selecteer tekst, en [OK].
E Druk op [OK].
Het display geeft “stand-by” aan.
Andere verzendingseigenschappen
128
2
F Geef een bestemming op en druk vervolgens op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt niet alleen tekst verzenden zonder een origineel.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
overslaan.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzendopties
129
2
Verzendopties
In dit hoofdstuk vindt u de verschillende functies die u voor een faxverzending
kunt in- of uitschakelen aan de hand van de hier gegeven aanwijzingen.
Stempel standaardbericht
Met deze functie kunt u bovenaan de eerste pagina van een verzonden origineel
een standaardbericht afdrukken.
Er zijn vier typen standaardberichten: “Vertrouwelijk”, “Urgent”, “Bellen” en
“Kopiëren naar corres. gedeelte”
U kunt ook andere berichten programmeren.
Belangrijk
Als deze functie wordt gebruikt, wordt de derde regel van Label invoegen
niet afgedrukt.
Als er zich een afbeelding bevindt rondom het gebied waarin het standaard-
bericht wordt afgedrukt, wordt die afbeelding gewist.
Programmeer een standaardbericht in
Progr/Wijz/Verw stand.bericht
” in het
menu Faxeigenschappen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
A Plaats de originelen en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Druk op [Opties instellen].
D Druk op [Standaard bericht].
Andere verzendingseigenschappen
130
2
E Selecteer het standaardbericht dat u wilt afdrukken en druk op [OK].
Het geselecteerde standaardbericht wordt weergegeven boven de gemar-
keerde [Standaard bericht].
F Druk tweemaal op [OK].
G Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
De machine kan slechts één standaardbericht afdrukken.
Opmerking
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
en
C
overslaan.
Verwijzing
Pag.132 “Label invoegen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Auto Verkleinen
Wanneer deze functie is ingeschakeld, zal het apparaat het document automa-
tisch verkleinen als het papier van de ontvanger kleiner is dan het origineelfor-
maat dat u verstuurt.
NL
Verzender
(dit apparaat)
Ontvanger
Verkleining
Verzendopties
131
2
Belangrijk
Wanneer u deze functie uitschakelt, wordt het oorspronkelijke beeld niet ver-
kleind en kunnen er delen van de tekst of afbeelding bij de ontvangst wegvallen
.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen].
D Controleer of [Auto Verkleinen] is gemarkeerd.
Om Auto Verkleinen te annuleren, drukt u op [Auto Verkleinen] om de marke-
ring uit te schakelen.
E Druk tweemaal op [OK].
F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Andere verzendingseigenschappen
132
2
Label invoegen
Met deze functie kunt u de naam van de ontvanger laten afdrukken op het do-
cument wanneer dit aan de andere kant wordt ontvangen.
Belangrijk
Om deze functie te gebruiken, plaats Labels invoegen naar [Aan] faxbestem-
mingen registreren in Adresboek, en stel “Label invoegen” in op aan bij ver-
zenden van faxen.
Als er zich rondom het gebied waarin het label wordt afgedrukt afbeeldingen
bevinden, worden die afbeeldingen gewist.
De naam van de ontvanger wordt als volgt afgedrukt:
Naam van ontvanger: afgedrukt bovenaan de pagina en voorafgegaan door
“Aan:”.
Standaardbericht: het geprogrammeerde bericht wordt afgedrukt binnen de
volgende twee regels.
Stel deze functie als volgt in:
Stel Labels invoegen in op [Aan] wanneer u faxbestemmingen programmeert.
Labels invoegen inschakelen wanneer faxen worden verzonden.
Selecteer op het scherm Standaard bericht het standaardbericht dat u wilt af-
drukken.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen].
Verzendopties
133
2
D Druk op [Label invoegen] om deze te markeren.
Om Labels invoegen te annuleren, drukt u opnieuw op [Label invoegen].
E Druk tweemaal op [OK].
F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
en
C
overslaan.
Als u een standaardbericht wilt afdrukken dat niet standaard is gepro-
grammeerd, moet u het van tevoren programmeren in “Progr/Wijz/Verw
stand.bericht” in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Pag.129 “Stempel standaardbericht”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Andere verzendingseigenschappen
134
2
Gesloten netwerk
Als u deze functie inschakelt, vindt verzending alleen plaats als de Gesloten net-
werkcode van de ontvanger overeenkomt met die van u. Deze functie kan voor-
komen dat informatie per ongeluk naar het verkeerde adres wordt verzonden.
Belangrijk
U moet vooraf een Gesloten netwerkcode registreren.
Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen].
D Druk op [Gesloten netwerk] om deze te markeren.
Om een Gesloten netwerk-verzending te annuleren, drukt u opnieuw op
[
Geslo-
ten netwerk
]
.
E Druk tweemaal op [OK].
F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
en
C
overslaan.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzendopties
135
2
Overdracht SUB Code
Schakeld deze functie in om SUB Code Verzending uit te voeren.
Belangrijk
Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar.
Om Overdracht SUB Code uit te voeren, moet vooraf een SUB Code ingesteld
zijn in [Geav.eigsch.], het Adresboek of Keystroke-programma’s. Hoewel
“SUB Code Verzending” ingeschakeld is, wordt de verzending in de stan-
daard faxmodus uitgevoerd wanneer de SUB Code niet bijgevoegd is aan de
opgegeven bestemming.
Wanneer u een bestemming selecteert die een geregistreerde SUB Code van het
Adresboek heeft en “SUB Code Verzending” uitgeschakeld is, wordt de SUB
Code niet bijgevoegd en vindt verzending in de standaardfaxmodus plaats.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen].
D Druk op [SUB Code Verzending] om deze te markeren.
Om een SUB Code-verzending te annuleren, drukt u opnieuw op [SUB Code
Verzending].
E Druk tweemaal op [OK].
F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Andere verzendingseigenschappen
136
2
Opmerking
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
en
C
overslaan.
Verwijzing
Pag.100 “SUB Codes voor verzending instellen”
Pag.264 “Programma’s”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangst SEP-code
Schakel deze functie om Ontvangst SEP-code uit te voeren.
Belangrijk
Deze functie is niet bij internetfax beschikbaar.
Om Ontvangst SEP-code uit te voeren, moet vooraf een SEP Code ingesteld zijn
in
[
Geav.eigsch.
]
, het Adresboek of Keystroke-programma’s. Anders wordt de
ontvangst niet uitgevoerd, zelfs niet wanneer “SEP Code Ontvangst” is inge-
schakeld. Wanneer het faxapparaat van de andere partij een Polling Verzen-
ding-functie heeft, voert het apparaat een Polling Ontvangst uit.
Wanneer u een bestemming selecteert die een geregistreerde SEP Code van
het Adresboek heeft en “SEP Code Ontvangst” uitgeschakeld is, wordt de
SEP Code niet bijgevoegd en vindt verzending in de standaardfaxmodus
plaats.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen].
Verzendopties
137
2
D Druk op [SEP Code Ontvangst] om deze te markeren.
Om Ontvangst SEP-code te annuleren, drukt u opnieuw op
[
SEP Code Ontvangst
]
.
E Druk tweemaal op [OK].
F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
en
C
overslaan.
Verwijzing
Pag.103 “SEP Codes voor ontvangst instellen”
Pag.264 “Programma’s”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Andere verzendingseigenschappen
138
2
Faxkoptekst afdrukken
Wanneer de Faxkoptekst ingeschakeld is, wordt de opgeslagen naam afgedrukt
op het papier van de ontvanger.
In sommige gevallen wilt u misschien een fax zonder koptekst versturen. Hier-
toe schakelt u Faxkoptekst uit.
U kunt twee faxkopteksten opslaan; “Naam 1” en “Naam 2”.
Als u bijvoorbeeld de naam van uw afdeling opslaat in de ene en de naam van
uw organisatie in de andere, kunt u de eerste gebruiken als u interne faxen ver-
zendt en de tweede voor externe faxen.
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
B Druk op [TX modus].
C Selecteer [Opties instellen].
D Controleer of [Faxkoptekst Afdruk.] is gemarkeerd.
Om Faxkoptekst afdrukken te annuleren, drukt u op [Faxkoptekst Afdruk.] om
de markering uit te schakelen.
E Druk tweemaal op [OK].
F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Verzendopties
139
2
Opmerking
U kunt de namen van faxkopteksten programmeren met behulp van de
functie Faxinformatie programmeren in het menu Faxeigenschappen.
U kunt selecteren of datums, faxkoptekstnamen, bestandsnummers of pa-
ginanummers al dan niet moeten worden afgedrukt, door de respectieve-
lijke gebruikersparameters (schakelaar 18, bit 3, 2, 1, 0) te wijzigen in het
menu Faxeigenschappen.
Wanneer u de ontvanger heeft opgegeven met behulp van de cijfertoetsen,
wordt de eerste koptekstnaam afgedrukt op het papier van de ontvanger.
Neem contact op met de servicevertegenwoordiger voor het afdrukken
van de tweede koptekstnaam.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
B
en
C
overslaan.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Andere verzendingseigenschappen
140
2
141
3. Ontvangst
In dit hoofdstuk worden ontvangst en ontvangstfuncties uitgelegd, zoals het af-
drukken van ontvangen documenten of het routeren van ontvangen documen-
ten naar andere faxapparaten.
Ontvangsttypen
in dit hoofdstuk worden verschillende manieren van het ontvangen van faxdo-
cumenten uitgelegd.
Directe ontvangst
Elke pagina van een faxdocument wordt afgedrukt zodra die is ontvangen. Dit
is van toepasssing voor standaard faxdocumenten.
Belangrijk
Bij de ontvangst van belangrijke faxdocumenten raden wij aan de afzenders
te raadplegen om de inhoud van de ontvangen documenten te controleren.
Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan de machine geen faxdocu-
menten meer ontvangen.
Als het vrije geheugen tijdens directe ontvangst opraakt (0%), wordt ont-
vangst onmogelijk en wordt de huidige communicatie beëindigd.
Opmerking
Normaal gesproken ontvangt dit apparaat documenten via Directe ont-
vangst. Maar Geheugenontvangst wordt gebruikt wanneer “Ontvangst van
meerdere kopiëren” of “2-zijdig afdrukken” ingesteld is.
Als de Vervangende ontvangst wordt gebruikt, wordt een faxdocument niet
afgedrukt, maar opgeslagen in het geheugen.
Dit apparaat ondersteunt voor ontvangst de resoluties Standaard, Detail en
Super fijn. Indien u niet over de optionele geheugenuitbreidingsmodule be-
schikt, worden faxen die zijn verzonden met de resolutie Superfijn op uw ap-
paraat afgedrukt met de resolutie Detail. Hierdoor kan de resolutie van de fax
anders zijn dan de afzender had bedoeld.
Ontvanger (dit apparaat)
NL
Afzender
Ontvangst
142
3
Verwijzing
Pag.45 “Resolutie”
Pag.142 “Geheugenontvangst”
Pag.143 “Vervangende ontvangst”
Pag.157 “Afdrukopties”
Geheugenontvangst
Eerst worden alle paginas in het geheugen opgeslagen en vervolgens wordt het
hele faxdocument afgedrukt.
Belangrijk
Ongeveer één uur nadat het apparaat is uitgeschakeld, worden alle in het ge-
heugen opgeslagen faxdocumenten gewist. Als documenten op deze manier
verloren gaan, wordt er automatisch een stroomstoringsrapport afgedrukt
wanneer u de bedieningsschakelaar aanzet. U kunt dit rapport gebruiken om
te zien welke documenten verloren zijn gegaan. Zie Problemen oplossen.
De machine kan misschien geen grote aantallen faxdocumenten of documen-
ten met een grote hoeveelheid gegevens ontvangen. In dergelijke gevallen ad-
viseren wij u meervoudige kopieën en 2-zijdig afdrukken uit te schakelen of
de optionele geheugenuitbreiding te installeren.
Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan de machine geen faxdocu-
menten meer ontvangen.
Wanneer de vrije geheugenruimte opraakt tijdens geheugenontvangst, is ver-
dere ontvangst niet meer mogelijk en wordt de verbinding verbroken.
Opmerking
Normaal gesproken ontvangt dit apparaat documenten via Directe ont-
vangst. Maar Geheugenontvangst wordt gebruikt wanneer “Ontvangst van
meerdere kopiëren” of “2-zijdig afdrukken” ingesteld is.
Als u Opslaan heeft geselecteerd bij Ontvangst bestanden instellingen, wordt
het ontvangen document opgeslagen op de harde schijf en wordt het niet af-
gedrukt. U kunt deze documenten zo nodig afdrukken via het apparaat of
een aangesloten computer.
NL
Afzender
Ontvanger (dit apparaat)
Ontvangsttypen
143
3
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
Vervangende ontvangst
Vervangende ontvangst wordt ingeschakeld wanneer het apparaat geen faxdo-
cumenten kan afdrukken.
Bij Vervangende ontvangst wordt een ontvangen faxdocument opgeslagen in
het geheugen in plaats van te worden afgedrukt. Faxdocumenten die tijdens
Vervangende ontvangst worden ontvangen, worden automatisch afgedrukt als
de omstandigheid waardoor het apparaat naar Vervangende ontvangst schakel-
de, wordt opgeheven.
Afhankelijk van de reden waarom het apparaat niet afdrukt, kan Vervangende
ontvangst worden gebruikt voor alle ontvangen faxdocumenten die voldoen
aan een bepaalde voorwaarde, opgegeven in de gebruikersparameters in het
menu Faxeigenschappen.
De indicator Bestand ontvangen gaat branden om u erop te wijzen dat documen-
ten met Vervangende ontvangst zijn ontvangen.
Belangrijk
Er moet voldoende geheugenruimte vrij zijn om faxberichten te ontvangen.
Wanneer de vrije geheugenruimte opraakt tijdens vervangende ontvangst, is
verdere ontvangst niet meer mogelijk en wordt de verbinding verbroken.
Opmerking
Wanneer een faxdocument wordt ontvangen nadat Opslaan is geselecteerd
bij Ontvangst bestanden instellingen in het menu Faxeigenschappen, gaat de
indicator Bestand ontvangen branden.
Het indicatielampje Bestand ontvangen kan ook branden wanneer documen-
ten worden ontvangen met Directe ontvangst.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
NL ALV005S
Ontvangst
144
3
Documenten onvoorwaardelijk ontvangen
Wanneer een van de volgende omstandigheden zich voordoet, ontvangt het ap-
paraat alle faxdocumenten met Vervangende ontvangst.
Documenten ontvangen die aan vooraf opgegeven voorwaarden voldoen
Wanneer een van de volgende omstandigheden zich in de volgende lijst voor-
doet, ontvangt het apparaat alleen de documenten die aan de voorwaarden vol-
doen die zijn opgegeven bij de Gebruikersparameters in het menu
Faxeigenschappen.
Probleem Oorzaak Oplossing
De machine drukt af met
een andere functie.
De machine is bezig met af-
drukken met een andere
functie.
Zodra de machine klaar is met af-
drukken, wordt het document auto-
matisch afgedrukt.
Het bericht
Uitvoer-
lade is vol. Pa-
pier verwijderen.
verschijnt.
De uitvoerlade is vol. Neem het papier uit de uitvoerlade.
h brandt. De klep is open. Sluit de klep die op het display
wordt aangegeven.
Probleem Oorzaak Oplossing
h brandt. Papierstoring. Het vastgelopen papier verwijderen.
Voor details over het verwijderen
van papier, zie Problemen oplossen.
h brandt. Alle lades zijn leeg. Papier bijvullen.
Voor details over het toevoegen van
papier, zie Problemen oplossen.
h brandt. De toner is op. De tonercartridge vervangen.
Voor details over het vervangen van
de toner, zie Problemen oplossen.
Het bericht “
Deze lade
is buiten wer-
king.
” verschijnt.
Alle lades zijn buiten ge-
bruik.
Neem contact op met uw leveran-
cier.
Ontvangsttypen
145
3
U kunt de onderstaande voorwaarden opgeven met de gebruikersparameters
(schakelaar 05, bit 2, 1) in het menu Faxeigenschappen.
Als Eigen Naam of Eigen Faxnr. wordt ontvangen
Dit apparaat schakelt alleen over naar Vervangende ontvangst, als de verzen-
der zijn Eigen naam of Eigen Faxnr. heeft geprogrammeerd. Wanneer de
stroom langer dan één uur is uitgeschakeld, worden alle in het geheugen op-
geslagen documenten gewist. In dit geval kan het Journaal worden gebruikt
om de afzenders van de verwijderde documenten te identificeren, zodat u ze
kunt vragen deze opnieuw te versturen.
Als een afzender zijn Eigen naam of Eigen Faxnr. niet heeft geprogrammeerd,
kan het voorkomen dat het apparaat een belangrijk faxdocument niet ont-
vangt. Wij bevelen aan dat u belangrijke verzenders vraagt op voorhand een
Eigen naam of Eigen Faxnr. te programmeren.
•Vrij
Dit apparaat schakelt naar Vervangende ontvangst over, ongeacht of de ver-
zender zijn Eigen naam of Eigen Faxnr. heeft geprogrammeerd.
Overeenkomst gesloten netwerkcode
Het apparaat schakelt alleen over naar Vervangende ontvangst wanneer de
geprogrammeerde Gesloten netwerkcode van de tegenpartij overeenkomt
met de Gesloten netwerkcode van dit apparaat.
Uitschakelen
Het apparaat ontvangt geen documenten.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
Ontvangst
146
3
Ontvangstmodi
Er zijn twee manieren waarop u het apparaat kunt instellen om binnenkomende
gesprekken af te handelen:
Handmatige ontvangst (een externe telefoon noodzakelijk)
Automatische ontvangst
U kunt de ontvangstmodus alleen wijzigen wanneer een standaard G3-lijn
wordt gebruikt.
U kunt de ontvangstmodus niet veranderen waneer een andere lijn dan de stan-
daard G3-lijn (G3-2 G3-3) wordt gebruikt.
Opmerking
Er is een externe telefoon nodig om dit apparaat als telefoon te kunnen ge-
bruiken.
Handmatige ontvangst
Wanneer een telefoongesprek wordt ontvangen, gaat het apparaat bellen. Wan-
neer de telefonische oproep een faxdocument is, dient u handmatig over te scha-
kelen naar de faxmodus.
A Wanneer het apparaat belt, neemt u de hoorn of de externe telefoon op.
B Wanneer u geluidssignalen hoort, drukt u op de toets {Start} of u houdt de
toets {Fax} enkele seconden ingedrukt. (De toets {Start} is alleen beschik-
baar in de faxmodus wanneer er geen origineel is geplaatst.)
C Leg de hoorn van het externe telefoontoestel op de haak. Het apparaat start
met ontvangen.
Opmerking
Wanneer de bedieningsschakelaar uitgeschakeld is, zelfs wanneer de
hoofdschakelaar ingeschakeld is, kunt u dit apparaat niet bedienen met al-
leen de hoorn van de externe telefoon. U moet eerst de bedieningsschake-
laar indrukken om het apparaat in te schakelen.
Automatische ontvangst
Wanneer een telefoongesprek wordt ontvangen, ontvangt het apparaat dit auto-
matisch als een faxdocument. Gebruik deze instelling voor een aparte faxlijn.
Ontvangstmodi
147
3
Ontvangstmodus veranderen
U kunt ontvangstmodi omschakelen met behulp van de Ontvangstinstellingen
in het menu Faxeigenschappen.
Wanneer u een Snelbedieningstoets programmeert met Omschakelen naar ont-
vangstmodus, kunt u de ontvangstmodus snel omschakelen.
A Druk op [Activeer RX modus].
B Selecteer de ontvangstmodus en druk vervolgens op [OK].
Om de selectie te annuleren, drukt u op [Annuleren].
Het display geeft “stand-by” aan.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangst
148
3
Internetfaxdocumenten ontvangen
U kunt e-maildocumenten ontvangen met Internetfax.
Er zijn twee methoden om e-mail te ontvangen: Automatische e-mailontvangst
en Handmatige e-mailontvangst.
Belangrijk
E-mail met bijlagen anders dan bestanden met TIFF-F-indeling kunnen niet
worden ontvangen. Afzenders ontvangen een e-mailfoutmelding wanneer
hun e-mails bijlagen bevatten. U kunt selecteren of het apparaat dit bericht al
dan niet verzendt met de gebruikersparameters (schakelaar 21, bit 7) in het
menu Faxeigenschappen. TIFF-F-documenten die gemaakt zijn met de func-
tie Opslaan van DeskTopBinder kunnen echter worden ontvangen.
Indien [Beveiligd-wachtwoordverificatie voor alle clientverbindingen verplicht] gese-
lecteerd is in Windows Server 2003, is ontvangst niet mogelijk.
Opmerking
Wanneer het ontvangstprotocol ingesteld is op POP3 of IMAP4, kunt u het
apparaat in “Systeeminstellingen” instellen om binnenkomende e-mail vast
te houden of dit van de server te verwijderen.
Met gebruikersparameters (schakelaar 21, bit 1) in het menu Faxeigenschap-
pen kunt u het apparaat de retourontvangst laten verzenden als reactie op het
verzoek ontvangstbericht dat aan de verzonden e-mail was bevestigd.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Automatische e-mailontvangst
Wanneer deze functie aan staat, controleert het apparaat periodiek de e-mail ser-
ver voor binnenkomende e-mail en downloadt het indien nodig.
Opmerking
Wanneer het geheugen vol raakt, wordt de e-mail niet op de opgegeven inter-
vallen ontvangen. Ontvangst zal hervat worden wanneer voldoende geheu-
gen beschikbaar wordt.
Automatische ontvangst van e-mail moet worden ingesteld in “Systeemin-
stellingen”. Wanneer u automatische ontvangst selecteert, stelt u de ont-
vangstinterval in op minuten.
E-mail kan handmatig worden ontvangen.
Verwijzing
Pag.149 “Handmatige e-mailontvangst”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Internetfaxdocumenten ontvangen
149
3
Handmatige e-mailontvangst
Volg deze stappen om een fax te ontvangen door de e-mailserver handmatig te openen.
Belangrijk
Programmeer de functie Handmatige E-mail RX vooraf onder een snelbedie-
ningstoets.
A Druk op [Handm. E-mail RX].
B Controleren het bericht en druk vervolgens op [Afsluiten].
Het apparaat opent de server om de e-mail te controleren en ontvangt nieuwe e-mail.
Het display geeft “stand-by” aan.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangen afbeeldingen
Dit is een voorbeeld van een Internetfaxdocument dat vanaf dit apparaat is ver-
zonden en ontvangen op een computer met de e-mailtoepassing Outlook Express.
De ontvangen afbeelding is afhankelijk van de e-mailtoepassing.
Belangrijk
Wanneer Internetfax-e-mail naar de computer is verzonden, wordt de vol-
gende informatie altijd in de e-mailtekst ingevoegd:
Deze e-mail is ver-
zonden door “Hostnaam” (productnaam) vragen naar: “E-mailadres
beheerder”
” om hostnaam en e-mailadres te controleren, zie Bedienings-
handleiding Standaardinstellingen.
Ontvangst
150
3
1. E-mail verzonden zonder een on-
derwerp op te geven in “TX modus”.
2. E-mail verzonden met een onder-
werp opgegeven in “TX modus”.
3. Vanaf
De naam (e-mailadres) van de afzender
4. De datum
De datum en tijd van een e-mailverzen-
ding
5. naar
Het e-mailadres van de ontvanger
6. Onderwerp
Toont het onderwerp dat opgegeven is in
“TX modus” ten tijde van de verzending.
Als er geen onderwerp opgegeven is,
wordt er een automatisch toegewezen in
de notatie die in 1 hierboven wordt ge-
toond.
7. Het bericht is in alle e-mails inge-
voegd. “xxxx” is de apparaatnaam.
8. Bestandsbijlage
Elk document dat door de afzender
wordt bijgevoegd, wordt weergegeven
als een bevestigd document.
Opmerking
Het displayformaat van de afzendernaam verschilt overeenkomstig dat van
de instelling Stempel afzender en andere functies.
Het displayformaat van het onderwerp varieert overeenkomstig de Stempel
afzender en andere instellingen.
Verwijzing
Pag.28 “E-mailonderwerp”
ALV011S
Ontvangstfuncties
151
3
Ontvangstfuncties
in dit hoofdstuk worden nuttige functies voor het ontvangen van faxdocumenten uitgelegd.
Ontvangen documenten routeren
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe ontvangen documenten moeten worden
gerouterd met behulp van SUB Codes.
Belangrijk
Met deze functie kunnen documenten niet worden gerouteerd naar mappen.
Ontvangen documenten routeren met SUB Code
Dit apparaat kan ontvangen documenten routeren met behulp van SUB Codes.
Als een document is ontvangen, wordt de SUB Code ervan vergeleken met ge-
bruikerscodes die in Persoonlijke box zijn geprogrammeerd. Indien een over-
eenstemming wordt gevonden, wordt het document naar de bestemming
doorgestuurd waarvan de SUB Code is opgegeven.
Belangrijk
U moet eerst de Persoonlijke box instellen en een bezorgingsbestemming re-
gistreren. Persoonlijke box kan worden geprogrammeerd in “Box instelling”
in het menu Faxeigenschappen.
Deze functie is niet beschikbaar als u heeft ingesteld dat ontvangen documen-
ten naar de netwerkbezorgingsserver moeten worden bezorgd. Bezorging
van ontvangen documenten kan worden ingesteld in “Systeeminstellingen”.
Opmerking
Als de gespecificeerde bestemming een e-mailadres is, wordt het ontvangen
document als e-mail naar die bestemming gerouteerd.
U kunt vanaf elke willekeurige faxmachine ontvangen documenten routeren,
ongeacht het fabrikaat.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
NL ALT003S
Ontvangst
152
3
Doorzenden van Ontvangen documenten
Het apparaat kan ontvangen document doorzenden met behulp van SUB Codes.
Originele documenten die zijn verzonden met een SUB Code die overeenkomt
met de voor de Verzendingsbox geprogrammeerde SUB Code worden ontvan-
gen en vervolgens doorgezonden naar een geprogrammeerde ontvanger.
Belangrijk
Om ontvangen documenten door te kunnen sturen dienen er Doorzendboxen
en Ontvangerstations te zijn ingesteld. Doorzendbox kan worden gepro-
grammeerd in “Box instelling” in het menu Faxeigenschappen.
Opmerking
Als e-mailadressen als ontvangers zijn geprogrammeerd, worden ontvangen
documenten in e-mailformaat naar de ontvangers gezonden.
Doorzendresultaten worden niet naar de verzoekende partij teruggestuurd.
U kunt vanaf elke willekeurige faxmachine ontvangen gegevens doorzenden,
ongeacht het fabrikaat.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
SUB Code doorzendrapport
U kunt het resultaat van verzending naar ontvangende stations controleren. Het
apparaat drukt dit rapport af wanneer het gereed is met het verzenden naar Ont-
vangende stations.
Opmerking
U kunt selecteren of de SUB Code doorzendrapport automatisch moet wor-
den afgedrukt met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 1) in het menu
Faxeigenschappen.
U kunt instellen of een deel van de oorspronkelijke afbeelding op het rapport
moet worden afgedrukt met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 7) in
het menu Faxeigenschappen.
“Niet geprogrammeerd” geeft aan dat het document niet kon worden ver-
zonden, omdat de eindontvanger niet geprogrammeerd is.
“--” geeft aan dat het internetfax-document naar de e-mailserver was ge-
stuurd, die in deze machine is geprogrammeerd.
Voor het maximum aantal bestemmingen dat u in een groep kunt program-
meren, zie “Maximumwaarden”.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangstfuncties
153
3
Ontvangen documenten doorzenden
Dit apparaat kan ontvangen documenten doorsturen naar andere bestemmin-
gen die in dit apparaat geprogrammeerd zijn.
Opmerking
Een faxnummer, Internetfaxadres, IP-faxadres of mapadres kan worden inge-
steld als doorzendbestemming.
Als een e-mailadres is geprogrammeerd als de bestemming, worden ontvan-
gen documenten als e-mail doorgestuurd.
U dient van te voren de doorzendbestemming op te geven. Doorzenden kan
worden ingesteld onder Ontvangstinstellingen in het menu Faxeigenschappen.
Wanneer u wilt dat het apparaat ontvangen documenten doorzendt naar een be-
paalde bestemming overeenkomstig de afzender, geeft u de Doorzendbestemming
voor elke afzender op onder Faxeigenschappen, Ontvangstinstellingen, Speciale af-
zender programmeren. Documenten van andere afzenders worden doorgezonden
naar de standaard doorzendbestemming die voor deze functie is opgegeven.
U kunt via de gebruikersparameters selecteren of het apparaat de documen-
ten die worden doorgestuurd, moet afdrukken (schakelaar 11, bit 6) in het
menu Faxeigenschappen.
U kunt instellen of het Mapverzending Resultatenrapport al dan niet naar het
opgegeven e-mailadres moet worden verzonden als mappen zijn geprogram-
meerd als doorzendbestemmingen waarnaar documenten van alle afzenders
of Speciale afzenders worden verzonden. Voor details, Zie Bedieningshand-
leiding Standaardinstellingen.
Voor het maximum aantal bestemmingen dat u in een groep kunt program-
meren, zie “Maximumwaarden”.
NL ALT004S
Ontvangst
154
3
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
SMTP-ontvangst via internetfax
U kunt een document ontvangen dat met Internetfax verzonden is met behulp
van SMTP-ontvangst.
Met SMTP-ontvangst worden e-mails ontvangen, zodra deze worden gezonden
naar het e-mailadres dat door de machine is ingesteld.
Belangrijk
Stel dit apparaat eerst in met behulp van de MX record of de DNS server om
SMTP ontvangst mogelijk te maken.
Stel de ontvangstprotocol in op SMTP onder “Systeeminstellingen”.
Opmerking
U kunt eveneens ontvangen e-mails naar andere internetfaxmachines routeren.
Zelfs als op de DNS-server SMTP-ontvangst is ingeschakeld, zullen e-mails
gestuurd vanaf de SMTP-server, niet worden ontvangen en de machine geeft
een foutmelding als SMTP-ontvangst niet is ingesteld. Bovendien zendt de
SMTP-server een foutmelding naar de zender.
Als bij het ontvangen van een e-mail een fout plaats vindt, wordt de ont-
vangst ervan afgebroken, de e-mail gewist, en een foutrapport afgedrukt. Bo-
vendien zendt de SMTP-server een foutmelding naar de zender.
Wanneer de SMTP-server ontvangen documenten naar dit apparaat probeert
te routeren, terwijl het apparaat een e-mail aan het verzenden is, zal het ap-
paraat de SMTP-server beantwoorden met een “bezet”-signaal. Vervolgens
probeert de SMTP-server gewoonlijk het document opnieuw te sturen, totdat
de ingestelde termijn is verlopen.
Verwijzing
Pag.148 “Automatische e-mailontvangst”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
NL ALT005S
Ontvangstfuncties
155
3
Ontvangen e-mails via SMTP routeren
Via SMTP ontvangen e-mails kunnen naar andere faxmachines worden gerou-
teerd.
Belangrijk
Voordat e-mails die via SMTP zijn ontvangen, worden gerouterd, moet u
eerst “SMTP RX Inst. best.bez.” op “Aan” instellen in het menu Faxeigen-
schappen.
Het is mogelijk dat deze functie, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen,
niet beschikbaar is.
De verzender kan verzoeken e-mails naar een andere faxmachine door te laten
zenden, door het volgende e-mailadres op te geven:
Faxnummer
fax=faxnummer bestemming@hostnaam van dit apparaat.domeinnaam
Bijvoorbeeld: als u wilt doorzenden naar faxnummer 212-123-4567:
fax=2121234567@abc.bedrijf.com
Enkelvoudige bestemming geprogrammeerd in de bestemmingslijst
fax=qregistratienummer van 5 cijfers of minder@hostnaam van deze machi-
ne.domeinnaam
Voorbeeld: doorzenden naar bestemmingsnummer 00001:
fax=q00001@abc.bedrijf.com
Groepsbestemming geprogrammeerd in de bestemmingslijst
fax=qppregistratienummer van 5 cijfers of minder@hostnaam van deze
machine.domeinnaam
Voorbeeld: doorzenden naar de bestemming geprogrammeerd onder
groepsnr. 0004:
fax=qpp00004@abc.bedrijf.com
NL ALT006S
Ontvangst
156
3
Opmerking
Als een Doorzendverzoek per e-mail wordt ontvangen terwijl “SMTP RX In-
st. best.bez.” op “Uit” staat, beantwoordt dit apparaat de SMTP-server met
een foutmelding.
U kunt instellingen maken die het doorzenden naar bepaalde afzenders be-
perkt.
Met deze functie kunt u ook tegelijkertijd via deze machine met uw e-mail-
toepassing documenten zenden naar e-mailadressen en bestemmingen van
G3-faxmachines.
Voor het maximum aantal bestemmingen dat u in een groep kunt program-
meren, zie “Maximumwaarden”.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
JBIG-ontvangst
Met behulp van JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) compressie kunt u fo-
to’s sneller verzenden dan via andere compressiemethoden. Hiermee kunt u do-
cumenten in JBIG-opmaak ontvangen via verzending met JBIG-compressie.
Belangrijk
U kunt deze functie alleen gebruiken met de telefoonlijn.
Faxontvangst automatisch inschakelen
Dit apparaat kan worden ingesteld om zich automatisch uit te schakelen als hij
gedurende een bepaalde tijd niet is gebruikt. In deze situatie kan het apparaat,
hoewel de bedieningsschakelaar is uitgeschakeld, toch inkomende documenten
ontvangen, zolang de hoofdschakelaar is ingeschakeld.
Belangrijk
U kunt geen berichten ontvangen als zowel de bedieningsschakelaar als de
hoofdschakelaar is uitgeschakeld.
Opmerking
Met de gebruikersparameters kunt u instellen of documenten na ontvangst
(Directe ontvangst) meteen moeten worden afgedrukt (schakelaar 14, bit 0) in
het menu Faxeigenschappen.
U kunt tevens faxdocumenten die met Geheugenontvangst (Vervangende ont-
vangst) zijn ontvangen, laten afdrukken nadat het apparaat wordt ingeschakeld.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Afdrukopties
157
3
Afdrukopties
in dit hoofdstuk worden nuttige functies voor het afdrukken van ontvangen do-
cumenten uitgelegd.
Signaal afdrukken voltooid
Wanneer deze functie is ingeschakeld, geeft het apparaat een geluidssignaal om
u te laten weten dat er een ontvangen document wordt afgedrukt.
Opmerking
U kunt het volume van het geluidssignaal wijzigen en dit zelfs helemaal uit-
schakelen met “Geluidsvolume aanpassen” in het menu Faxeigenschappen
(stel het volume in op het minimumniveau).
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Geruit merkteken
Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt er een geruit merkteken op de eer-
ste pagina van de faxdocumenten afgedrukt zodat u ze gemakkelijker kunt
scheiden.
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met Geruit merkteken in het menu
Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangst
158
3
Centreerteken
Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden merktekens halverwege de lin-
kerzijde en boven in het midden van elke ontvangen pagina afgedrukt.
Dit is handig als u de documenten wilt perforeren om ze te archiveren.
Opmerking
Soms staat dit Centreerteken niet helemaal precies in het midden.
U kunt deze functie in- of uitschakelen met behulp van Centreerteken in het
menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangsttijd
U kunt onderaan het document de datum en tijd van ontvangst en het bestand-
snummer laten afdrukken.
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met Ontvangsttijd afdrukken in het
menu Faxeigenschappen.
Als een ontvangen document wordt afgedrukt op twee of meer vellen, wordt
de ontvangsttijd afgedrukt op de laatste pagina.
Het tijdstip waarop het document werd afgedrukt kan eveneens op het docu-
ment worden vastgelegd. Als u gebruik wenst te maken van deze functie,
dient u contact op te nemen met de leverancier.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Afdrukopties
159
3
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt een ontvangen document afdrukken op zowel de voorzijde als de achter-
zijde van een vel papier.
Belangrijk
Om deze functie te kunnen gebruiken, moeten alle pagina’s van het ontvangen docu-
ment hetzelfde formaat hebben-breng de afzender hiervan indien nodig van tevoren
op de hoogte. Ook moet het papier dat u in het apparaat heeft geplaatst van hetzelfde
formaat zijn als het papier van de afzender. Wanneer de functie Dubbelzijdig afdruk-
ken is ingesteld, wordt A3
L
, B4 JIS (Japanese Industrial Standard)
L
, A4
KL
,
B5 JIS
KL
, A5
KL
(11"
×
17"
L
, 8
1
/
2
"
×
14"
L
, 8
1
/
2
"
×
11"
KL
, 8
1
/
2
"
×
5
1
/
2
"
L
) pa-
pier correct door het apparaat ontvangen. De volgende tabel toont de resultaten die
kunnen worden bereikt bij het ontvangen met dit apparaat.
Deze functie werkt alleen wanneer alle pagina’s dezelfde breedte hebben en
in het geheugen worden ontvangen.
NL
Originelen
Bovenaan binden
Binden aan zijkant
Ontvangst
160
3
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met 2-zijdig afdrukken in het menu
Faxeigenschappen.
Afdrukken kunnen afhankelijk van de instellingen van de afzender verschillen.
U kunt bepalen om alleen documenten van specifieke afzenders op deze wij-
ze af te drukken.
Opgeslagen documenten met hetzelfde formaat worden op hetzelfde papier afge-
drukt. Sommige opgeslagen documenten kunnen via deze afdrukoptie niet wor-
den afgedrukt.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Afdrukken met een rotatie van 180 graden
Wanneer u dubbelzijdig afdrukt, draait de machine de berichten zoals afgebeeld
in het schema.
Ontvangst van meerdere kopieën
Als u deze functie inschakelt, worden van ieder inkomend faxdocument meer-
dere exemplaren afgedrukt.
U kunt ook bepalen dat meerdere exemplaren worden afgedrukt van documen-
ten van bepaalde afzenders.
CP2B02E0
Afdrukopties
161
3
Opmerking
Van ieder document kunnen maximaal 10 exemplaren worden afgedrukt.
Wanneer u de instelling Meerdere exemplaren gebruikt met specifieke afzen-
ders, is het maximale aantal 10.
U kunt deze functie in- of uitschakelen met Afdrukhoeveelheid Ontvangstbe-
stand in het menu Faxeigenschappen.
Let op dat de machine geheugenontvangst gebruikt voor het afdrukken van
meerdere exemplaren.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Beeldrotatie
Wanneer u papier in de standaardlade K heeft geplaatst, worden inkomende
faxdocumenten automatisch gedraaid, zodat ze op het papier passen.
Opmerking
Wanneer u een lade heeft opgegeven voor “Papierlade” in het menu Faxei-
genschappen, wordt het papier dat in de opgegeven lade is geplaatst, geselec-
teerd.
NL
Dit apparaat
Ontvangst
162
3
Paginatussenblad en lengteverkleining
Als de lengte van een ontvangen document langer is dan het in de machine ge-
plaatste papier, kan iedere pagina van het document worden gesplitst en op
meerdere vellen worden afgedrukt, of worden verkleind en afgedrukt op één
enkel vel.
Deze functie deelt bijvoorbeeld het document als de lengte van het document 20 mm
(0,79") of langer is dan het papier dat wordt gebruikt. Het document wordt verkleind
als het kleiner dan 20 mm (0,79") is. Als een document wordt gesplitst, wordt een
scheidingsteken (
p
) afgedrukt op de positie waar de splitsing heeft plaatsgevonden
en wordt bovenaan het tweede vel ongeveer 10 mm (0,39") van het gesplitste gebied
opnieuw afgedrukt.
Opmerking
Uw leverancier kan deze functie aan uw wensen aanpassen via de volgende
instellingen:
•Verkleining
Scheidingsteken afdrukken
Overdrukken
Lengte overdrukken
Richtlijn voor scheiding
U kunt de lengte van de overlappende rand en de marge voor verkleinen met
de volgende waarden aanpassen:
Overlappende lengte: 4 mm (0,16"), 10 mm (0,39"), 15 mm (0,59")
Richtlijn voor splitsing: 5 - 155 mm (in stappen van 5 mm)/0,2 - 6,1" (in
stappen van 0,2")
NL
(Document)
Afdrukopties
163
3
Paginaverkleining
Als u een document ontvangt dat langer is dan het papier in de lade, drukt het
apparaat dit gewoonlijk af op twee pagina’s.
Als u deze functie aanzet, worden de lengte en de breedte van de ontvangen af-
beelding dusdanig verkleind, dat de afbeelding op een enkele pagina past. Als
A4L papier is geplaatst en er wordt een document in B4 JISL formaat ontvan-
gen, verkleint de machine het document naar één enkel vel A4L.
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 10, bit 3) in het menu Faxeigenschappen.
Wanneer deze functie wordt gebruikt, is de afdrukkwaliteit mogelijk niet zo
goed als gebruikelijk.
Verwijzing
Pag.162 “Paginatussenblad en lengteverkleining”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber Identification Print)
Normaliter wordt de Faxkoptekst van de afzender afgedrukt op ontvangen do-
cumenten. Als u een internetfaxdocument ontvangt, wordt het e-mailadres van
de afzender afgedrukt. Als de afzender zijn Faxkoptekst niet heeft geprogram-
meerd, kunt u hem niet identificeren. Als u echter deze functie inschakelt, wordt
in plaats van de koptekst de Eigen naam of het Eigen Faxnr. van de afzender af-
gedrukt en kunt u zien door wie het document is verzonden.
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 02, bit 3) in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
NL
Dit apparaat
Verkleining
(B4 JIS-
formaat)
(A4-formaat)
Ontvangst
164
3
Als het juiste papierformaat niet beschikbaar is
Als er in de machine geen papier is geplaatst dat overeenkomt met het formaat
van een ontvangen document, kiest de machine een papierformaat op basis van
het papier dat beschikbaar is.
Opmerking
Het document wordt verspreid over twee vellen papier, afhankelijk van het
papierformaat.
Papier dat in de handinvoerlade is geplaatst, wordt doorgaans niet geselec-
teerd voor het afdrukken van een ontvangen document. U kunt deze lade
echter gebruiken als u de handinvoerlade selecteert als de hoofdpapierlade
bij ontvangst met specifieke afzenders.
Breedten die dit apparaat kan ontvangen zijn A4, B4 JIS, LT (8
1
/
2
"
×
11") en A3.
Berichten smaller dan A4 of LT (8
1
/
2
"
×
11") worden ontvangen op de breedte A4
of LT (8
1
/
2
"
×
11"). De lengte van documenten hangt af van het document.
Het papierformaat waarop het ontvangen document wordt afgedrukt, kan af-
wijken van het formaat van het origineel.
Verwijzing
Pag.161 “Beeldrotatie”
Pag.162 “Paginatussenblad en lengteverkleining”
Pag.163 “Paginaverkleining”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Prioriteitsladen instellen
Als papier van hetzelfde formaat in meerdere lades is geplaatst, kunt u het ap-
paraat de ene lade laten gebruiken voor de ene functie en de andere lade voor
een andere functie.
U kunt bijvoorbeeld wit A4-papier plaatsen in lade 1 om kopieën te maken en
geel A4-papier in lade 2 om ontvangen faxberichten af te drukken. U kunt dan
gemakkelijk vaststellen voor welk doel papier is uitgevoerd. U kunt deze instel-
ling uitvoeren in “Papierladeprioriteit: Fax” in “Systeeminstellingen”.
Opmerking
Wanneer een document met een ander formaat dan de prioriteitslade wordt
ontvangen, wordt de lade met hetzelfde papierformaat als het ontvangen do-
cument gebruikt.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Paginaverkleining Uit
Verkleining in sub-scanrichting Aan
Marge paginasplitsing 20 mm (0,79")
Prioriteit breedte of lengte Breedte
Afdrukopties
165
3
Afdrukken op het juiste formaat
Als u deze functie inschakelt, worden ontvangen documenten afgedrukt op het
blad met de hoogste prioriteit.
Deze functie kan worden ingesteld met gebruikersparameters (schakelaar 05, bit 5)
in het menu Faxeigenschappen.
Als u deze functie inschakelt en er in geen van de lades papier van geschikt for-
maat is geplaatst, verschijnt in het display een melding die aangeeft dat papier
van de juiste lengte moet worden geplaatst. Als u het juiste papier heeft ge-
plaatst, kunt u op [Afsluiten] drukken om het bericht af te drukken.
Opmerking
Nadat u op [Afsluiten] heeft gedrukt, is de procedure afhankelijk van de appa-
raatstatus op het moment dat het bericht werd weergegeven.
Als er ontvangen documenten of rapporten automatisch werden afge-
drukt, gaat de printer automatisch verder met afdrukken vanaf het punt
waar hij was gestopt.
Als er handmatig documenten of rapporten werden afgedrukt, gaat de printer
niet door met afdrukken. Voer de handelingen nogmaals vanaf het begin uit.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Inkomende documenten afdrukken op papier uit de handinvoerlade
U kunt documenten van opgegeven afzenders afdrukken op papier uit de han-
dinvoer.
Als volgt instellen:
Programmeer een Speciale afzender en selecteer de Handinvoer als papierlade.
In “Speciale afzender programmeren” in het menu Faxeigenschappen scha-
kelt u de “Speciale ontvangstfunctie” in “Oorspronkelijke setup” in.
Belangrijk
Als u deze functie gebruikt, kunnen afgedrukte vellen niet worden uitge-
voerd naar de finisher uitvoerlade. Zelfs wanneer u de finisher uitvoerlade
opgeeft, worden de vellen uitgevoerd naar de Interne lade 1.
Ontvangst
166
3
Opmerking
U kunt maximaal 100 vel standaardpapier in de handinvoerlade plaatsen.
U kunt een papierformaat dat niet in de papierlade(s) kan worden geplaatst
gebruiken in de handinvoer.
Het apparaat kan de volgende papierformaten detecteren: A6
L
, A5
L
, A4
L
, A3
L
(5
1
/
2
"
×
8
1
/
2
"
L
, 8
1
/
2
"
×
11"
L
, 11"
×
17"
L
). Wanneer u papier met een ander for-
maat plaatst, moet u het formaat instellen. Als het opgegeven papierformaat en het
papierformaat in de handinvoer niet overeenkomen, kan het papier vastlopen of de
afbeelding kan worden afgesneden.
Wanneer u lade 1 gebruikt van de optionele 1000-blad finisher, wordt papier
uitgevoerd via de lade zelfs als aangepaste formaten zijn geselecteerd.
Documenten die worden afgedrukt op papier dat kleiner is dan A4-formaat kun-
nen worden afgesneden of verspreid over meerdere vellen worden afgedrukt.
Papier dat langer is dan 600 mm wordt mogelijk gekreukt, niet verzonden of
loopt vast.
Het afdrukgebied is afhankelijk van de optionele geheugenuitbreidingsmo-
dule, de resolutie en de verticale lengte van originelen.
Als u deze functie gebruikt, zijn Beeldrotatie en Afdrukken met rotatie van
180 graden niet mogelijk.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Waar inkomende berichten worden afgeleverd - uitvoerlade
U kunt de uitvoerlade of de uitvoerpositie opgeven om het scheiden van ontvan-
gen documenten te vergemakkelijken.
Lade voor lijnen aangeven
Gebruik deze functie om de uitvoerlade voor elke lijnpoort op te geven.
U kunt voor iedere poort de papierlade opgeven (telefoon, Internetfax of IP-fax). U
kunt bijvoorbeeld aangeven dat documenten die worden ontvangen via de G3-1
poort in de “Interne lade 1” terechtkomen en dat berichten die worden ontvangen
via de G3-2 poort in de “Interne lade 2” terechtkomen, waardoor het scheiden van
berichten gemakkelijker wordt. U kunt de machine ook instellen om internetfaxdo-
cumenten en gewone faxen via verschillende laden naar buiten te laten komen.
Belangrijk
Voor deze functie is de optionele extra G3-interface vereist.
Opmerking
Specificeer de poort en bestemming in [Specificeer lade voor regels.] met behulp
van het menu Faxeigenschappen.
Beschikbare uitvoerladen zijn afhankelijk van het type finisher.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Afdrukopties
167
3
Lade verschuiven
Gebruik deze functie om de uitvoer positie voor elk document te verschuiven,
zodat u ontvangen documenten eenvoudig kunt scheiden.
Belangrijk
De optionele finisher of verschuivingssorteerlade is nodig.
Als de optionele finisher is geselecteerd voor faxuitvoer, kunt u de functie Lade
verschuiven gebruiken telkens als er een fax of rapport wordt afgedrukt.
Dit is handig voor het scheiden van faxen die in de uitvoerlade van de finisher
zijn gestapeld. Als bijvoorbeelde de vorige binnengekomen fax naar links was
uitgevoerd, zal de volgende binnenkomende fax naar rechts worden uitgevoerd
en omgekeerd.
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 19, bit 0) in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangst
168
3
169
4. Communicatie-informatie
wijzigen/bevestigen
In dit hoofdstuk worden de eigenschappen van [Wijz TX/Inf.] uitgelegd, die u kunt
gebruiken om communicatieresultaten op het scherm of afgedrukte rapporten te
bevestigen.
Instellingen van bestanden in het
geheugen veranderen
Nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt (na het scannen van de originelen),
kunt u de bestemming en de instellingen van geheugenverzending controleren
en wijzigen. U kunt een verzending ook annuleren, de instellingen van een ver-
zending wijzigen, een opgeslagen bericht afdrukken, een overzicht van opgesla-
gen berichten afdrukken en een bericht dat het apparaat niet heeft verzonden
alsnog verzenden.
Opmerking
Wanneer het bericht “Er zijn geen verzendbestanden gevonden.” ver-
schijnt op het scherm nadat u op [TX-bestand contr./stoppen] drukt, worden er
geen bestanden opgeslagen of verzonden met Geheugenverzending.
Een bestand dat wordt verzonden kan niet worden gecontroleerd of bewerkt.
SUB Code-berichten en opgeslagen berichten die als rapport worden afge-
drukt, kunnen evenmin worden gecontroleerd of bewerkt.
In sommige gevallen wordt een bestemming mogelijk niet geselecteerd als de
bestemming als “pwordt weergegeven, afhankelijk van de beveiligingsin-
stellingen.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
170
4
Een bestemming van een gelijktijdige broadcast verwijderen
U kunt geselecteerde broadcastbestemmingen verwijderen.
Belangrijk
Als u een bestemming wist die tevens de enige bestemming voor een verzen-
ding is, dan wordt de verzending geannuleerd.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand waarvan u de bestemming wilt wissen.
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen
171
4
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Druk op [Wijzigen] om de gewenste bestemming te verwijderen.
F Druk op de toets {Wis/Stop} om de bestemming te verwijderen en druk ver-
volgens op [OK].
Drukken op de toets
{
Wis/Stop
}
verwijdert per cijfer het faxnummer of IP-Faxa-
dres. Het Internetfaxadres kan in een keer worden gewist door op
{
Wis/Stop
}
te
drukken.
G Druk op [Afsluiten].
Om een andere bestemming te wissen, herhaalt u stap
C
.
H Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
ALV002S
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
172
4
Een bestemming toevoegen
U kunt een bestemming toevoegen voor broadcasting.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand waaraan u een bestemming wilt toevoegen.
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen
173
4
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Druk op [Best. toev.].
F
Geef de bestemming op met de cijfertoetsen of Bestemming-toetsen en druk
vervolgens op
[
OK
]
.
Wanneer het bestand een aantal Internetfaxbestemmingen heeft, kunt u het
verzendingstype schakelen tussen fax/IP-Fax en Internetfax door op
[Fax]
of
[Internet fax]
te drukken.
Om een e-mailadres toe te voegen, schakelt u het type verzending over naar Inter-
netfax door op
[
Internet fax
]
te drukken. Vervolgens drukt u op
[
Handm. inv.
]
en
voert u het e-mailadres in.
U kunt ook een SUB Code of SEP-code programmeren door op [Geav.eigsch.]
te drukken.
G Druk op [Afsluiten].
Herhaal vanaf stap
C
indien u nog een bestemming wilt toevoegen.
H Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
174
4
De verzendtijd wijzigen
U kunt de ingestelde verzendingstijd wijzigen met Uitgesteld verzenden.
U kunt de verzendingstijd ook wissen. Als de verzendingstijd wordt gewist,
wordt het bestand onmiddellijk verzonden.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand waarvoor u de verzendingstijd wilt wijzigen of annu-
leren.
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen
175
4
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Druk op [Wijzig TX tijd].
F Druk op [Wissen], voer de verzendtijd opnieuw in met de cijfertoetsen en
druk vervolgens op [OK].
Als u op [Prioriteit TX] drukt, wordt het bestand direct verzonden. Als er echter
een bestand standby staat, dan wordt dat bestand als eerste verzonden.
G Druk op [Afsluiten].
Herhaal vanaf stap
C
als u nog een verzendingstijd wilt wijzigen.
H Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
176
4
De instelling van de SMTP Server wijzigen
U kunt de instelling voor het al dan niet omzeilen van de SMTP-server wijzigen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer een bestand waarvan u de SMTP-serverinstelling wilt wijzigen.
Instellingen van bestanden in het geheugen veranderen
177
4
D Druk op [Instellingen control/wijz].
E Druk op [Wijzigen].
F Druk op [SMTP].
G Selecteer [Ja] of [Nee] en druk op [OK].
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
178
4
H Druk op [OK].
I Druk op [Afsluiten].
Herhaal vanaf stap
C
om de SMTP-serverinstellingen van andere ontvangers
te wijzigen.
J Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Een bestand uit het geheugen afdrukken
179
4
Een bestand uit het geheugen afdrukken
Als u de inhoud van een in het geheugen opgeslagen maar nog niet verzonden
bestand wilt controleren, kunt u dit als volgt afdrukken.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal be-
stemmingen voor niet-verzonden documenten.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
180
4
D Druk op [Afdr.].
Als u dubbelzijdig wilt afdrukken, drukt u op [Afdr. op 2 zijden].
Druk op [Annuleren] voor het annuleren van het afdrukken. Het display keert
terug naar stap
C
.
E Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt,
drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap
C
.
Herhaal vanaf stap
C
als u nog een bestand wilt afdrukken.
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
U kunt ook bestanden afdrukken die niet zijn verzonden.
Een lijst met bestanden in het geheugen afdrukken (TX-bestandslijst afdrukken)
181
4
Een lijst met bestanden in het geheugen
afdrukken (TX-bestandslijst afdrukken)
Druk deze lijst af als u wilt zien welke bestanden in het geheugen zijn opgesla-
gen en wat de bijbehorende bestandsnummers zijn. Het kan nuttig zijn de be-
standsnummers te kennen (bijvoorbeeld voor het wissen van bestanden).
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Druk op [Lijst afdrukken].
Om het afdrukken te annuleren voordat u op de toets {Start} heeft gedrukt,
drukt u op [Annuleren]. Het scherm keert terug naar hetgeen voorrheen was
weergegeven, voordat [Lijst afdrukken] werd ingedrukt.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
182
4
D Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt,
drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap
C
.
E Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
De inhoud van een in het geheugen opgeslagen bestand kan eveneens
worden afgedrukt.
U kunt instellen of een afzendernaam al dan niet moet worden weergege-
ven met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxei-
genschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Een bestand opnieuw verzenden
183
4
Een bestand opnieuw verzenden
De machine slaat documenten op die niet verzonden konden worden via Geheugen-
verzending. Gebruik deze procedure om deze documenten opnieuw te verzenden.
Belangrijk
Stel “Documenten opslaan in geheugen die niet konden worden verzonden” in op
“Aan” in gebruikersparameter (schakelaar 24, bit 0), in het menu Faxeigenschappen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [TX-bestand contr./stoppen].
C Selecteer het bestand dat u opnieuw wilt verzenden.
TX mislukt” wordt weergegeven voor bestanden die niet verzonden kon-
den worden.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen de eerst opge-
geven bestemming.
Als er meerdere bestemmingen zijn ingesteld, verschijnt alleen het aantal be-
stemmingen voor niet-verzonden documenten.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
184
4
D Druk op [Misl. best. verz.].
Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Best. toev.] en geeft u de be-
stemming op.
E Druk op [OK].
Herhaal vanaf stap
C
om nog een bestand te verzenden.
Om verzendingen te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Het display keert te-
rug naar stap
D
.
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Verzending begint.
Opmerking
Bestanden die niet konden worden verzonden worden gedurende 24 of 72
uur opgeslagen, afhankelijk van de instelling die u heeft ingevoerd in ge-
bruikersparameters (schakelaar 24, bit 1) in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand)
185
4
Verzendresultaten controleren
(Status Verzendbestand)
U kunt de verzending bevestigen aan de hand van het display, rapport of e-mail.
Op het display bevestigen
Volg deze stappen om de verzendresultaten weer te geven.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Selecteer [Status Verzendbestand].
C Controleer de verzendresultaten.
Verzendresultaten worden weergegeven vanaf het laatste resultaat in groe-
pen van negen.
Als een fax is verstuurd, toont “Bestemming” het Eigen Faxnr. of de Faxkop-
tekst van de ontvanger. Wanneer een Internetfax wordt verzonden, verschij-
nen het e-mailadres en de naam die geprogrammeerd zijn in de
bestemmingslijst. Voor een verzending vanaf een computer wordt “-- LAN-
Fax -->” weergegeven.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt de bestemming mogelijk
weergegeven als p.
D Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
186
4
Opmerking
Alleen de verzendresultaten van de laatste communicaties worden weer-
gegeven. Voor het maximum aantal communicatieresultaten dat u op dit
apparaat kunt controleren, zie “Maximumwaarden”.
U kunt verzonden faxdocumenten en hun lijsten bekijken via een Web
Image Monitor op een netwerkcomputer. Zie de Help-functie van de Web
Image Monitor voor nadere details.
Wanneer een verzending wordt voltooid terwijl u deze functie gebruikt,
verschijnt het verzendresultaat niet. Om het laatste resultaat te bekijken,
sluit u Status Verzendbestand af en probeert u het opnieuw.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met deze toets kunt u stap
A
overslaan.
Als documenten vanaf de computer zijn verzonden naar het apparaat, ver-
schijnt --LAN-Fax -->. Om te controleren of de documenten zijn verzonden
naar de ontvanger, controleert u hetzelfde bestandsnummer.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Met rapport bevestigen
Drukt rapporten voor bevestiging af.
Geheugenverzending
Wanneer een document niet kan worden verzonden, wordt er automatisch
een Communicatie foutrapport afgedrukt. Of u gebruikt het Communicatie-
resultaat rapport om elk verzendresultaat te controleren, ongeacht de status.
Dit rapport wordt elke keer afgedrukt wanneer een Geheugenverzending vol-
tooid is, indien ingeschakeld met gebruikersparameters (schakelaar 03, bit 0) in
het menu Faxeigenschappen.
U kunt het rapport ook afdrukken door de TX status rapport aan een snelbe-
dieningstoets toe te wijzen en deze in te drukken wanneer een bestemming
wordt opgegeven.
Wanneer u het Communicatieresultaat rapport inschakelt, wordt het Com-
municatie foutrapport niet afgedrukt.
Directe verzending
U kunt het resultaat bevestigen met een Direct TX Resultatenrapport.
Selecteren om dit rapport af te drukken in gebruikersparameters (schakelaar 03,
bit 5) in het menu Faxeigenschappen. Een rapport wordt afgedrukt nadat elke
Directe verzending voltooid is.
U kunt het rapport ook afdrukken door de TX status rapport aan een snelbe-
dieningstoets toe te wijzen en deze in te drukken wanneer een bestemming
wordt opgegeven.
Verwijzing
Pag.188 “Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)”
Pag.188 “Direct Resultaat Rapport (Directe verzending)”
Pag.189 “Communicatie foutrapport”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand)
187
4
Per e-mail bevestigen
Result. e-mailverz. functie naar verzenden rapport met e-mail naar a Computer,
en bevestigen aan Computer.
De beschikbare rapporten zijn:
Communicatieresultaat rapport.
Direct TX Resultatenrapport.
Polling met SEP RX-resultaat.
Belangrijk
U moet eerst de e-mailadressen van de bestemmingen waarnaar het rapport
moet worden verzonden, registreren in de bestemmingslijst.
Opmerking
Door de E-mail TX resultaten vooraf aan een snelbedieningstoets toe te wij-
zen, kunt u de verzendresultaten per e-mail verzenden nadat elke verzending
voltooid is. Selecteer in de bestemmingslijst de bestemming voor melding
van Internetfaxbestemmingen.
Naam afzender functie naar selecteer afzender, verzendresultaten naar afzen-
der:’ e-mail adressen geregistreerd. Selecteer in de bestemmingslijst de afzen-
der uit de Internetfaxbestemmingen.
Wanneer u faxen verzendt vanaf een computer, gebruikt u het LAN-Faxstuur-
programma om op te geven of het LAN-fax resultatenrapport al dan niet naar de
computer moet worden gestuurd.
Verwijzing
Pag.97 “Afzenderinstellingen”
Pag.103 “SEP Codes voor ontvangst instellen”
Pag.188 “Direct Resultaat Rapport (Directe verzending)”
Pag.192 “Journaal afdrukken”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Per rapport en e-mail bevestigen
U kunt verzendresultaten bevestigen via zowel de functie E-mail TX resultaten,
die de resultaten per e-mail verstuurt, als het communicatieresultaatrapport dat
door het apparaat wordt afgedrukt.
U kunt instellen of u beide samen wilt gebruiken in gebruikerparameters (scha-
kelaar 10, bit 6) in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
188
4
Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)
Dit rapport wordt afgedrukt als een geheugenverzending is voltooid, zodat u
het resultaat van de verzending kunt controleren.
Opmerking
Als E-mail TX resultaten onder een snelbedieningstoets is geprogrammeerd,
kunt u selecteren of een e-mailrapport moet worden gestuurd na ontvangst.
Als er twee of meer bestemmingen zijn aangegeven, wordt dit rapport afge-
drukt nadat het faxdocument naar alle bestemmingen is verstuurd.
Als het apparaat is ingesteld om dit rapport niet af te drukken en het faxdo-
cument niet succesvol kon worden verzonden, wordt het Communicatie fou-
trapport afgedrukt.
U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 03, bit 0) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters
(schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt selecteren of een deel van het oorspronkelijke afbeelding aan het rapport
moet worden toegevoegd met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 7) in
het menu Faxeigenschappen.
Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mai-
linstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte.
U kunt instellen of een bestemming al dan niet moet worden weergegeven
met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigen-
schappen.
In de kolom Pagina’s wordt het totale aantal pagina’s weergegeven. In de ko-
lom Pagina’s niet verzonden wordt het aantal pagina’s aangegeven dat niet
kon worden verzonden.
“--” geeft aan dat het internetfax-document naar de e-mailserver was ge-
stuurd, die in deze machine is geprogrammeerd. (Dit betekent echter niet, dat
de e-mail was geleverd.)
Verwijzing
Pag.189 “Communicatie foutrapport”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Direct Resultaat Rapport (Directe verzending)
Als u dit rapport inschakelt, wordt er na iedere Directe verzending een rapport
afgedrukt, zodat u kunt controleren of de verzending al dan niet is geslaagd.
Als het apparaat is ingesteld om dit rapport niet af te drukken en het faxdocu-
ment niet succesvol kon worden verzonden, wordt het Foutrapport afgedrukt.
Verzendresultaten controleren (Status Verzendbestand)
189
4
Opmerking
Als E-mail TX resultaten onder een snelbedieningstoets is geprogrammeerd,
kunt u selecteren of een e-mailrapport moet worden gestuurd na de ontvangst.
U kunt dit rapport in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 03, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
Om het rapport zonder tekstverstoring te bekijken, selecteert u in uw e-mai-
linstellingen een lettertype van gelijke tekenbreedte.
U kunt instellen of een bestemming al dan niet moet worden weergegeven met de
gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen.
Als de pagina succesvol is verzonden, wordt in de kolom Pagina het totale
aantal pagina’s aangegeven dat is verzonden.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Communicatie foutrapport
Dit rapport wordt afgedrukt als een document niet met succes via Geheugenver-
zending kon worden gezonden.
Als het apparaat is ingesteld voor het afdrukken van een communicatieresultaatrap-
port, dan wordt dit rapport niet afgedrukt. U kunt dit rapport gebruiken om te contro-
leren welke verzendingen zijn mislukt, zodat u deze opnieuw kunt verzenden.
Opmerking
U kunt selecteren of het Rapport communicatiefouten automatisch moet wor-
den afgedrukt met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 1) in het menu
Faxeigenschappen.
Dit rapport wordt alleen afgedrukt als het communicatieresultaatrapport is uitge-
schakeld en een document niet kon worden verzonden via Geheugenverzending.
U kunt selecteren of een deel van het oorspronkelijke afbeelding aan het rapport
moet worden toegevoegd met de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 7) in het
menu Faxeigenschappen.
U kunt een bestemming laten weergeven met de gebruikersparameters (scha-
kelaar 04, bit 4) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt instellen of een afzendernaam al dan niet moet worden weergegeven met
de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
In de kolom Pagina’s wordt het totale aantal pagina’s weergegeven. In de ko-
lom Pagina’s niet verzonden wordt het aantal pagina’s aangegeven dat niet
kon worden verzonden.
“Niet geprogrammeerd” geeft aan dat het document niet kon worden ver-
zonden, omdat de doorzendbestemming niet geprogrammeerd is.
“--” geeft aan dat het internetfax-document naar de e-mailserver was gestuurd,
die in deze machine is geprogrammeerd. (Dit betekent echter niet, dat de e-mail
was geleverd.)
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
190
4
Het ontvangstresultaat controleren
(Status Ontvangstbestand)
Bevestig het ontvangstresultaat in het scherm of in een rapport.
Op het display bevestigen
Volg deze stappen om het ontvangstresultaat weer te geven.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [Status Ontvangstbestand].
C Controleer de ontvangstresultaten.
Ontvangstresultaten worden weergegeven vanaf het laatste resultaat in groe-
pen van negen.
Wanneer een fax of een IP-fax is ontvangen, geeft het “Afzender” het Eigen
Faxnr. of de informatie van de Faxkoptekst weer. Wanneer een Internetfax
wordt ontvangen, verschijnt het e-mailadres van de afzender.
Het ontvangstresultaat controleren (Status Ontvangstbestand)
191
4
D Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
Alleen de ontvangstresultaten van de laatste communicaties worden weer-
gegeven. Voor het maximum aantal communicatieresultaten dat u op dit
apparaat kunt controleren, zie “Maximumwaarden”.
U kunt ontvangen faxdocumenten en hun lijsten bekijken via een Web
Image Monitor op een netwerkcomputer. Zie de Help-functie van de Web
Image Monitor voor nadere details.
Wanneer een document wordt ontvangen terwijl u deze functie gebruikt,
verschijnt het ontvangstresultaat niet. Om het laatste resultaat te bekijken,
sluit u Status Ontvangstbestand af en probeert u het opnieuw.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met deze toets kunt u stap
A
overslaan.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Per rapport bevestigen
Drukt een rapport af om de ontvangstresultaten te bevestigen.
Journaal
Drukt het Journaal af om de meest recente ontvangstresultaten te bevestigen. Zie
voor nadere gegevens “Journaal”.
Verwijzing
Pag.197 “Journaal”
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
192
4
Journaal afdrukken
U kunt het Journaal handmatig afdrukken.
Belangrijk
De inhoud van een automatisch afgedrukt journaal wordt na het afdrukken
gewist. Bewaar het journaal als u het berichtenverkeer wilt bijhouden.
Het journaal afdrukken
Om het Journaal handmatig af te drukken, selecteert u de afdrukmethode: “
Alles
”,
“Afdrukken per bestandsnr.” of “Afdruk per gebruiker”.
Opmerking
In de gebruikersparameters kunt u instellen of het Journaal automatisch moet
worden afgedrukt na elke 50 verzendingen en ontvangsten, (schakelaar 03,
bit 7) in het menu Faxeigenschappen.
U kunt een afzendernaam laten weergeven met de gebruikersparameters
(schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt het Journaal niet automa-
tisch afgedrukt.
In de gebruikersparameters kunt u instellen of het Journaal automatisch moet
worden afgedrukt op lijntype, (schakelaar 19, bit 1) in het menu Faxeigen-
schappen.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze functie.
Met deze toets kunt de stap overslaan waar u op [Wijz TX/Inf.] drukt.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt de bestemming mogelijk
niet weergegeven.
Voor het maximum aantal communicatieresultaten dat in het Journaal wordt
afgedrukt, zie “Maximumwaarden”.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Journaal afdrukken
193
4
Alle
Hiermee worden de resultaten van communicaties afgedrukt in de volgorde
waarin ze worden gemaakt.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [Logboek afdr.].
C Selecteer [Alles].
D Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken van een bestand te annuleren, drukt u op [Stop. met afdr.].
Het display keert terug naar stap
C
.
E Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
194
4
Afdrukken per bestandsnummer.
Hiermee worden alleen de resultaten afgedrukt van de communicaties die zijn
opgegeven met bestandsnummer.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [Logboek afdr.].
C Selecteer [Afdrukken per bestandsnr.].
D Voer een 4-cijferig bestandsnummer in.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} en pro-
beert u het opnieuw.
E Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken van een bestand te annuleren, drukt u op [Stop. met afdr.].
Het display keert terug naar stap
C
.
F Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Journaal afdrukken
195
4
Afdruk per gebruiker
Voor het afdrukken van de communicatieresultaten per gebruiker.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [Logboek afdr.].
C Selecteer [Afdruk per gebruiker].
D Selecteer een gebruiker.
Druk op [Annuleren] als de gebruiker niet is opgeslagen. Het display keert te-
rug naar stap
C
.
E
Druk op
[
OK
]
nadat u de gebruikersnaam in het display heeft gecontroleerd.
Druk op [Annuleren] als een verkeerde gebruikersnaam is geselecteerd. Het
display keert terug naar stap
C
.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
196
4
F Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken van een bestand te annuleren, drukt u op [Stop. met afdr.].
Het display keert terug naar stap
C
.
G Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Journaal afdrukken
197
4
Journaal
In dit hoofdstuk worden de items uitgelegd die in het Journaal staan afgedrukt.
1. Afdrukdatum
Toont de datum en tijd waarop het rap-
port is afgedrukt.
2. Geprogrammeerde faxkoptekst
Toont de naam van de afzender die is ge-
programmeerd voor afdrukken.
3. De datum
Toont de verzend- of ontvangstdatum.
4. Tijd
Toont de starttijd voor verzending of ont-
vangst.
5. Ontvanger
Voor faxbestemmingen
Toont de naam (voor weergave) die
door de ontvanger is geprogram-
meerd.
Toont het geprogrammeerde faxnum-
mer als de naam (voor weergave) niet
is geprogrammeerd.
Als zowel de naam als het faxnummer
niet door de ontvanger zijn gepro-
grammeerd, wordt een ingevoerd fax-
nummer of een naam die in een
bestemmingslijst is geprogrammeerd,
weergegeven voor verzendingen.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
198
4
Voor internetfax-bestemmingen
Tijdens de verzending wordt het e-
mailadres of de naam weergegeven
die is geprogrammeerd in de bestem-
mingslijst. Tijdens de ontvangst
wordt het e-mailadres van de afzen-
der weergegeven.
Tijdens broadcasting wordt het aantal
bestemmingen weergegeven naast de
e-mailadressen of namen van bestem-
mingen.
Als documenten vanaf de computer
zijn verzonden naar het apparaat, ver-
schijnt --LAN-Fax -->. Om te controle-
ren of de documenten zijn verzonden
naar de ontvanger, controleert u het-
zelfde bestandsnummer.
Voor IP-faxbestemmingen
Geeft de IP-faxbestemming of -naam
weer die is geprogrammeerd in de be-
stemmingslijst. De gedetailleerde ge-
gevens van de faxbestemming worden
weergegeven op het ontvangstrapport.
Voor mapbestemmingen
Toont de naam die geprogrammeerd
is in de bestemmingslijst.
6. Verbinding
Voor faxverzendingen en -ontvangsten
Achter het lijntype en “T” voor uitgaan-
de faxen of “R” voor binnenkomende
faxen verschijnt de communicatiemo-
dus in letters of symbolen. Wanneer de
optionele extra G3-interface geïnstal-
leerd is, verschijnt “G3-1”, “G3-2” of
“G3-3”.
Voor internetfaxverzendingen en -ont-
vangsten
Achter de en “T” voor uitgaande
e-mails of “R” voor binnenkomende
e-mails verschijnt de communicatie-
modus in letters of symbolen. Een “Q”
geeft uitgaande e-mail aan waarvoor
een ontvangstbericht ingesteld is in
“TX modus”, terwijl een “A” een e-
mail met ontvangstbericht aangeeft.
Voor IP-faxverzendingen en -ontvangsten
Achter de en “T” voor uitgaande
faxen of “R” voor binnenkomende
faxen verschijnt de communicatiemo-
dus in letters of symbolen.
Voor doorzenden naar de mapbestem-
mingen
Achter (mapsymbool) en “T” voor
uitgaande faxen verschijnt de commu-
nicatiemodus in letters of symbolen.
7. Communicatietijd
Toont de benodigde tijd voor verzendin-
gen en ontvangsten.
8. Aantal pagina’s
Toont het aantal verzonden of ontvangen
pagina’s.
9. Communicatieresultaat
Toont het resultaat van verzendingen of
ontvangsten.
OK: Alle pagina’s zijn correct verzonden
of ontvangen. Als Ontvangstbericht is ge-
activeerd met behulp van “TX modus”
wordt de ontvangst van het Ontvangst-
bericht getoond. De resultaten van ont-
vangen documenten die zijn gerouteerd,
worden voorafgegaan door “n”.
--: Het internetfax-document was naar de
e-mailserver gestuurd, die in deze machi-
ne is geprogrammeerd. (Dit betekent ech-
ter niet, dat de e-mail was geleverd.) Bij
gebruik van LAN-Fax worden de resulta-
ten van de communicatie van een com-
puter naar deze machine weergegeven.
Fout: Er is een communicatiefout opge-
treden.
D: De stroom is tijdens de verbinding uit-
geschakeld. Niet alle faxdocumenten zijn
verzonden.
10. Gebruikersnaam
Geeft de naam van de afzender weer.
11. Bestandsnummer
Toont de bestandsbeheernummers.
Opmerking
Raadpleeg uw systeembeheerder als u een faxnummer of een naam die in de
bestemmingslijst is geprogrammeerd, prioriteit wilt geven.
Journaal afdrukken
199
4
Journaal verzenden via e-mail
Gebruik deze functie om het Journaal te verzenden naar E-mailadres beheerder.
Het Journaal wordt automatisch na 50 communicaties verzonden. Bij het jour-
naal wordt een journaal van het CSV-formaat bijgesloten.
Belangrijk
Om het journaal per e-mail te kunnen verzenden, is het nodig dat met de ge-
bruikersparameters (schakelaar 21, bit 4) instellingen in het menu Faxeigen-
schappen worden uitgevoerd.
Deze machine slaat geen verzonden CSV-bestanden op. Het wordt aanbevo-
len dat u het e-mailadres van de beheerder extra controleert voordat u het
journaal stuurt. Als het e-mailadres van de beheerder niet correct is, kan uw
belangrijke journaal verloren raken. Verzonden CSV-bestanden blijven niet
bewaard op het faxapparaat.
Opmerking
Als het adres van de beheerder niet klopt, kan het zijn dat u niet over het jour-
naal zult kunnen beschikken.
Als het niet lukt het journaal in e-mailformaat te zenden, wordt het journaal
afgedrukt.
De naam van een aangehecht CSV-bestand is “JOURNAL
n
jaar, maand, datum,
uren, minuten”. Bijvoorbeeld: de bestandsnaam van het bestand dat werd ver-
zonden om 14:40 op 20 december 2005 is “JOURNAL200512201440.csv”.
Het onderwerp van Journaal verzonden per e-mail begint met “Journal”.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Journaal via e-mail
Als de instelling zodanig is gemaakt dat het journaal als e-mail wordt gestuurd,
wordt het gestuurd naar een e-mailadres van een beheerder.
Opmerking
Om het journaal te verzenden, is het nodig dat met de gebruikersparameters (scha-
kelaar 21, bit 4) instellingen in het menu Faxeigenschappen worden uitgevoerd.
U kunt instellen of een afzendernaam al dan niet moet worden weergegeven met
de gebruikersparameters (schakelaar 04, bit 5) in het menu Faxeigenschappen.
Naar plaats E-mailadres beheerder, Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen wordt de bestemming/afzender
mogelijk niet weergegeven.
Verwijzing
Pag.119 “Een Ontvangstbericht aanvragen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
200
4
Ontvangen en opgeslagen documenten
afdrukken/wissen (opgeslagen
ontvangstbestand afdrukken/wissen)
U kunt documenten afdrukken die zijn ontvangen en opgeslagen op de harde
schijf. U kunt tevens ongewenste documenten wissen.
Belangrijk
Maak de instellingen voor ontvangen en opgeslagen documenten in “Ont-
vangst bestanden instellingen” in het menu Faxeigenschappen voordat u
deze functie gebruikt.
Opmerking
Als u heeft geselecteerd om ontvangen documenten op de slaan waarbij u tevens
een e-mailadres voor ontvangstmelding hebt opgegeven, kan naar dat e-maila-
dres een faxmelding worden verzonden.
Voor het maximum aantal ontvangen documenten dat u kunt opslaan op de
harde schijf van het apparaat, zie “Maximumwaarden”.
U kunt ontvangen en opgeslagen documenten via een Web Image Monitor of
DeskTopBinder bekijken en afdrukken.
Verwijzing
Pag.256 “Faxinformatie bekijken via een webbrowser”
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
DeskTopBinder
NL GFJYUS5E
Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken/wissen (opgeslagen ontvangstbestand afdrukken/wissen)
201
4
Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken
Met behulp van de onderstaande instructies kunt u documenten afdrukken die
op de harde schijf zijn opgeslagen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken / verwijderen].
C Selecteer het af te drukken bestand en druk op [Afdr.].
Druk op [Annuleren] voor het annuleren van het afdrukken.
Om het document na het afdrukken te wissen, drukt u op
[
Verw. bestand na afdr.
]
.
Druk voor dubbelzijdig afdrukken eerst op [Afdr. op 2 zijden] en dan op {Start}.
D Druk op de toets {Start}.
E Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
Met deze functie kunt u alleen ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken.
Met de Document Server-functie kunt u geen ontvangen documenten af-
drukken of wissen.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met de snelbedieningstoets kunt u stap
A
overslaan.
U kunt meerdere documenten aangeven en afdrukken. Voor het maxi-
mum aantal documenten dat u op een bepaald tijdstip kunt opgeven, zie
“Maximumwaarden”.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
202
4
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Ontvangen en opgeslagen documenten wissen
Met behulp van de onderstaande instructies kunt u documenten wissen die op
de harde schijf zijn opgeslagen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken / verwijderen].
C Selecteer het te wissen bestand en druk op [Verwijderen].
D Druk op [Ja].
Om het wissen te annuleren, drukt u op
[
Nee
]
. Het display keert terug naar stap
C
.
E Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
U kunt een document niet wissen terwijl iemand anders het document via
een Web Image Monitor of DeskTopBinder bekijkt of afdrukt.
U kunt meerdere documenten aangeven en wissen. Voor het maximum aantal do-
cumenten dat u op een bepaald tijdstip kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Een bestand dat met Geheugenslot ontvangen is, afdrukken
203
4
Een bestand dat met Geheugenslot
ontvangen is, afdrukken
Dit is een beveiligingsfunctie waarmee wordt voorkomen dat onbevoegde gebrui-
kers uw documenten lezen. Indien Ontvangst met geheugenbeveiliging is inge-
schakeld, worden alle ontvangen documenten opgeslagen in het geheugen en niet
automatisch afgedrukt. Om documenten af te drukken, moet u de Geheugenslot-
ID invoeren. Wanneer uw apparaat een document heeft ontvangen met een Ont-
vangst met geheugenbeveiliging, knippert de indicator Vertrouwelijk bestand
i
)
.
Voordat deze functie wordt gebruikt, zijn de volgende voorbereidingen noodzakelijk.
Programmeer uw Geheugenslot-ID.
Ontvangst met geheugenbeveiliging inschakelen.
Belangrijk
Indien de hoofdschakelaar ongeveer 1 uur lang is uitgeschakeld, worden alle do-
cumenten gewist die zijn beveiligd met Ontvangst met geheugenbeveiliging. In
dat geval wordt het Rapport Stroomuitval afgedrukt, zodat u kunt zien welke
documenten werden gewist. Zie Problemen oplossen voor meer informatie.
A Controleer of de indicator Vertrouwelijk bestand knippert.
B Druk op [Wijz TX/Inf.].
C Druk op [Geheug.bev.afdruk.].
Als er geen documenten zijn ontvangen terwijl Ontvangst met geheugenbe-
veiliging was ingeschakeld, wordt het bericht “
Geen ontvangstbestand.
weergegeven. Druk op [Afsluiten].
NL ALV004S
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
204
4
D Voer met behulp van de cijfertoetsen een 4-cijferige Geheugenslot-ID in en
druk op {Start}.
Indien de Geheugenslot-ID niet overeenkomt, verschijnt het bericht “
Gespe-
cificeerde code komt niet overeen met geregistreerde Geheugen-
beveiligings-ID.
”. Druk op [Afsluiten] en probeer het opnieuw nadat u de
Geheugenslot-ID heeft gecontroleerd.
E Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
Als Ontvangst met geheugenbeveiliging en Ontvangen documentenop-
slag beide ingeschakeld zijn, is Ontvangst met geheugenbeveiliging niet
beschikbaar en worden ontvangen documenten opgeslagen documenten.
Als Ontvangst met geheugenbeveiliging wel beschikbaar is, maar er is on-
voldoende geheugen beschikbaar, is ontvangst niet mogelijk.
U kunt Ontvangst met geheugenbeveiliging ook alleen gebruiken voor do-
cumenten die afkomstig zijn van bepaalde afzenders.
Documenten die met Ontvangst SEP-code worden ontvangen, worden au-
tomatisch afgedrukt, ook als deze functie is aangezet.
U kunt een van de snelbedieningstoetsen programmeren voor deze func-
tie. Met deze toets kunt u stap
B
overslaan.
Verwijzing
Pag.200 “Ontvangen en opgeslagen documenten afdrukken/wissen (op-
geslagen ontvangstbestand afdrukken/wissen)
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
Persoonlijke box
205
4
Persoonlijke box
U kunt vertrouwelijk documenten ontvangen in Persoonlijke box.
Belangrijk
Stel voordat u deze functie gebruikt de Persoonlijke box eerst in.
Persoonlijke box
Het opslaan van uw documenten in een Persoonlijke box voorkomt dat ongeau-
toriseerde gebruikers deze lezen.
Wanneer u een ontvanger voor Persoonlijke box opgeeft, worden binnenkomende
documenten rechtstreeks doorgezonden naar de bestemming die u opgeeft. U
kunt een faxnummer, e-mailadres of IP-faxbestemming als ontvanger opgeven.
Om documenten te kunnen ontvangen in een Persoonlijke box, moet u de afzen-
der de SUB Code geven die voor de betreffende Persoonlijke box is geprogram-
meerd en hem verzoeken het document te verzenden via SUB Codeverzending
met die SUB Code. Wanneer uw apparaat een vertrouwelijk document heeft ont-
vangen, brandt de indicator Vertrouwelijk bestand (i).
Belangrijk
Indien de hoofdschakelaar ongeveer 1 uur lang is uitgeschakeld, worden alle
documenten die zijn ontvangen in de Persoonlijke box gewist. In dat geval
wordt het Rapport Stroomuitval afgedrukt, zodat u kunt zien welke docu-
menten werden gewist. Zie Problemen oplossen voor meer informatie.
Documenten die bezorgd worden bij geregistreerde bestemmingen worden
uit de Persoonlijke box verwijderd.
Opmerking
Als geen ontvanger is toegekend, kunt u de ontvangen documenten afdruk-
ken op dit apparaat. Zie “Persoonlijke box-documenten afdrukken”.
Verwijzing
Pag.206 “Persoonlijke box-documenten afdrukken”
Pag.207 “Vertrouwelijk bestandsrapport”
Problemen oplossen
NL
Afzender
Dit apparaat
Persoonlijke box
SUB-code
Ontvanger
SUB-code
Ontvanger
SUB-code
Ontvanger
Ontvanger
Afdrukken
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
206
4
Persoonlijke box-documenten afdrukken
Voer de volgende stappen uit voor het afdrukken van een document dat is ont-
vangen in een Persoonlijke box.
A Controleer of de Vertrouwelijk bestand-indicator brandt.
B Druk op [Wijz TX/Inf.].
C Druk op [Persoonlijk boxbestand afdrukken].
D Selecteer de box met het document dat u wilt afdrukken.
NL ALV004S
Persoonlijke box
207
4
E Wanneer een wachtwoord wordt ingesteld voor de box, voert u het wacht-
woord in en drukt u vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat
u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
Om het invoeren van een wachtwoord te annuleren, drukt u op [Annuleren].
Het display keert terug naar stap
D
.
F Druk op de toets {Start}.
Voor stoppen van het afdrukken, drukt u op [Stop. met afdr.]. Het display keert
terug naar stap
D
.
Herhaal vanaf stap
D
om een document uit een andere Persoonlijke box af te
drukken.
G Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
Als u een document uit een Persoonlijke box afdrukt, wordt het gewist.
De wachtwoorden voor Persoonlijke box kunnen worden geprogrammeerd
onder “Algemene Instellingen” in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Vertrouwelijk bestandsrapport
U kunt controleren of een document ontvangen is in een Persoonlijke box.
Opmerking
U kunt deze functie in- of uitschakelen met de gebruikersparameters (schake-
laar 04, bit 0) in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
208
4
Informatieboxen
In deze sectie wordt beschreven hoe u informatieboxen kunt gebruiken.
Belangrijk
Stel voordat u deze functie gebruikt de Informatiebox eerst in.
Informatieboxen
Gebruik de functie Informatiebox om het apparaat in te stellen als documentserver.
Een document in een Informatiebox programmeren zodat anderen dit kunnen
ophalen. Als een verzoek is gedaan door een andere partij, wordt de SEP Code
die zij opgeven, vergeleken met de SEP Codes die zijn geprogrammeerd in de
betreffende Informatiebox. Als de code overeenkomt met het document dat in
de Informatiebox is opgeslagen, wordt het document automatisch naar de ande-
re partij gezonden.
Andere partijen kunnen deze documenten ontvangen wanneer ze deze opvragen.
Belangrijk
Indien de hoofdschakelaar ongeveer 1 uur lang is uitgeschakeld, worden alle
documenten die zijn ontvangen in de Informatieboxen gewist. In dat geval
wordt het Rapport Stroomuitval afgedrukt, zodat u kunt zien welke docu-
menten werden gewist. Zie Problemen oplossen voor meer informatie.
Om ervoor te zorgen dat andere partijen een document kunnen terugvinden
dat in een Informatiebox is geprogrammeerd, moet u deze partijen de SEP-
code geven die is toegekend aan deze Informatiebox.
Opmerking
Voor details over het opslaan van documenten in de Informatieboxen, zie
“Documenten opslaan in Informatieboxen”.
U kunt vooraf een wachtwoord instellen voor Informatieboxen. Een wachtwoord
kan worden ingesteld in “Algemene Instellingen” in het menu Faxeigenschappen.
Verwijzing
Pag.211 “Informatieboxdocumenten afdrukken”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
NL
Documenten
registreren
Afdrukken
Dit apparaat
Informatieboxen
SEP-code
SEP-code
SEP-code
Verzendverzoek
Ontvanger
Informatieboxen
209
4
Documenten opslaan in Informatieboxen
Voer de volgende stappen uit om een document in een Informatiebox op te slaan.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [Informatie boxbestand opslaan/verwijderen/afdrukken.].
C Selecteer de box waarin u het bestand wilt opslaan.
Wanneer er voorgeprogrammeerde bestanden zijn, verschijnt er een be-
standsmerk links van de boxnaam.
Er wordt een bericht weergegeven indien u een box selecteert waarin een be-
stand is opgeslagen. Druk op [Ja] als u de bestandsnaam verandert. Het op-
geslagen oorspronkelijke bestand wordt overschreven.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
210
4
D
Wanneer een wachtwoord is ingesteld voor de box, voert u het wachtwoord in
en drukt u vervolgens op
[
OK
]
.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat
u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
Om het invoeren van een wachtwoord te annuleren, drukt u op [Annuleren].
Het display keert terug naar stap
C
.
E Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
U kunt eveneens de volgende instellingen selecteren:
Orig. invoerrichting
Originele instellingen
•Stempel
F Druk op de toets {Start}.
De machine begint het origineel te scannen.
Om het scannen te stoppen, drukt u op
[
Stoppen
]
. Het display keert terug naar stap
C
.
Herhaal vanaf stap
C
om een document in een andere Informatiebox op te slaan.
G Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
In één Informatiebox wordt één bericht opgeslagen.
Het opgeslagen bericht wordt niet automatisch gewist. Wanneer u een verwijderd
bestand wilt herstellen, raadpleegt u “Informatieboxdocumenten verwijderen”.
Verwijzing
Pag.212 “Informatieboxdocumenten verwijderen”
Informatieboxen
211
4
Informatieboxdocumenten afdrukken
Voer de volgende stappen uit om een in een Informatiebox opgeslagen bestand
af te drukken.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
B Druk op [Informatie boxbestand opslaan/verwijderen/afdrukken.].
C Druk op [Afdr.].
D Selecteer de box waarin het bericht is opgeslagen dat u wilt afdrukken.
U kunt geen box selecteren waarin geen bericht is opgeslagen.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
212
4
E Wanneer een wachtwoord is ingesteld voor de box, voert u het wachtwoord
in en drukt u vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat
u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
Om het invoeren van een wachtwoord te annuleren, drukt u op [Annuleren].
Het display keert terug naar stap
D
.
F Druk op de toets {Start}.
Voor dubbelzijdig afdrukken drukt u op de toets [Afdr. op 2 zijden] voordat u
op {Start} drukt.
Om het afdrukken te stoppen voordat u op {Start} heeft gedrukt, kunt u op
[Annuleren] drukken. Het display keert terug naar stap
D
.
Om het afdrukken te annuleren nadat u op {Start} heeft gedrukt, drukt u op
[Stop. met afdr.]. Het display keert terug naar stap
D
.
Herhaal vanaf stap
D
voor het afdrukken van nog een in een box opgeslagen bericht.
G Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Informatieboxdocumenten verwijderen
Voer de volgende stappen uit om een in een Informatiebox opgeslagen bestand
te wissen.
A Druk op [Wijz TX/Inf.].
Informatieboxen
213
4
B Druk op [Informatie boxbestand opslaan/verwijderen/afdrukken.].
C Druk op [Verwijderen].
D Selecteer de box waarin het bericht dat u wilt afdrukken, is opgeslagen.
E Wanneer een wachtwoord wordt ingesteld voor de box, voert u het wacht-
woord in en drukt u vervolgens op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op {Wis/Stop} voordat
u op [OK] drukt en probeert u het opnieuw.
Om het invoeren van een wachtwoord te annuleren, drukt u op [Annuleren].
Het display keert terug naar stap
D
.
F Druk op [Ja].
Voor het stoppen van het wissen, drukt u op [Nee]. Het display keert terug
naar stap
D
.
Herhaal vanaf stap
D
om nog een in een andere box opgeslagen bestand te
wissen.
G Druk tweemaal op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Communicatie-informatie wijzigen/bevestigen
214
4
215
5. Een document opslaan
In dit hoofdstuk wordt het opslaan en beheren van documenten in de Document
Server uitgelegd.
Een opgeslagen bestand verzenden
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe faxdocumenten moeten worden opgesla-
gen en beheerd in de Document Server.
De Document Server kan documenten van verschillende toepassing opslaan.
De documenten die worden opgeslagen met de faxfunctie kunnen via de fax
worden verzonden.
Opslaan in de Document Server biedt de volgende mogelijkheden:
Eenmaal opgeslagen, kan een document zo vaak als u wilt worden verzon-
den, door het eenvoudigweg te selecteren.
Het opslaan van een document neemt geen faxgeheugen in beslag.
U kunt meerdere documenten als één document afdrukken en verzenden of te-
gelijkertijd met gescande originelen verzenden. Volg de aanwijzingen bij [Select.
opgesl. best.] voor het verzenden of afdrukken van opgeslagen documenten.
Belangrijk
Bij een storing op de harde schijf van het apparaat kunnen de gegevens die
zijn opgeslagen in het apparaat verloren gaan. De fabrikant kan niet aanspra-
kelijk worden gesteld voor eventuele schade die het gevolg is van gegevens-
verlies.
NL
Dit apparaat
(Origineel + opgeslagen bestand)
Een document opslaan
216
5
Opmerking
Opgeslagen documenten worden zelfs niet verwijderd als er een stroomsto-
ring is of als de hoofdschakelaar is uitgeschakeld.
U kunt het apparaat zo instellen dat documenten van de Document Server al
dan niet na een aantal dagen automatisch verwijdert. Deze verwijderfunctie
is geprogrammeerd in de software en verwijdert documenten die langer dan
drie dagen (72 uur) zijn opgeslagen automatisch. U kunt deze instelling wij-
zigen met “Aut. best.verw. in Document server” onder “Systeeminstellin-
gen”. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
U kunt via de Document Server geen ontvangen en opgeslagen documenten
controleren.
Documenten in de Document Server kunnen worden verzonden, afgedrukt of ver-
wijderd en hun informatie kan worden gewijzigd met de Web Image Monitor.
Met behulp van DeskTopBinder of Web Image Monitor kunnen documenten die u
in de Document Server heeft opgeslagen, downloaden en beheren op de computer.
Zie Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding.
Voor de maximum waarden van de volgende items, zie “Maximumwaarden”.
Aantal documenten dat u kunt opslaan in de Document Server met ge-
bruik van de faxfunctie
Aantal pagina’s per document dat u kunt opslaan in de Document Server
Aantal pagina’s dat u kunt opslaan in de Document Server (in totaal – ko-
pieerfunctie, faxfunctie, printerfunctie en scannerfunctie)
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Info over dit apparaat
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Kopieerhandleiding/ Document Server-handleiding
Een document opslaan
U kunt een document tegelijkertijd opslaan en verzenden. U kunt een document
ook gewoon opslaan.
Bestandsnamen
Gescande documenten krijgen automatisch een naam toegewezen, zoals
“FAX0001” of “FAX0002”.
Gebruikersnamen
U kunt deze functie instellen als u wilt weten wie en welke afdelingen docu-
menten in het apparaat hebben opgeslagen.
Wachtwoord
U kunt deze functie zo instellen dat geen berichten naar geadresseerden wor-
den gestuurd die niet zijn opgegeven.
Een opgeslagen bestand verzenden
217
5
A Plaats het origineel en selecteer de gewenste scaninstellingen.
Stel “Orig. richting” correct in. Doet u dat niet, wordt de afdrukrichting bo-
ven/onder van het origineel niet correct weergegeven in de voorvertoning.
B Druk op [Best.opsl.].
C Selecteer [Verzenden & Opslaan] of [Alleen opslaan].
Selecteer
[
Verzenden & Opslaan
]
om documenten te verzenden nadat ze zijn opgeslagen.
Selecteer [Alleen opslaan] voor het opslaan van documenten.
D Stel zo nodig de gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord in.
Als u geen gebruikersnaam, bestandsnaam of wachtwoord instelt, gaat u
naar stap
E
.
U kunt niet meer dan één document tegelijk wijzigen.
E Druk op [OK].
De bestandsnaam verschijnt links van [Bestand opslaan].
Een document opslaan
218
5
F Als u [Verzenden & Opslaan] heeft geselecteerd, geeft u de ontvanger op.
Als u [Alleen opslaan] heeft geselecteerd, gaat u verder met stap
G
.
G Druk op de toets {Start}.
Opmerking
U kunt bestandsnamen en gebruikersnamen wijzigen.
Verwijzing
Pag.32 “Origineelinvoerrichting instellen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Een gebruikersnaam programmeren
A Druk op [Gebruikersnaam].
B Druk op de gebruikersnaam die moet worden geprogrammeerd.
Druk op de titeltoets om tussen de titels te wisselen.
Voor instellen van een niet-geprogrammeerde gebruikersnaam, drukt u op
[Handm. inv.] en voert u vervolgens de naam in. Gebruikersnamen die worden
ingevoerd door het indrukken van de toets [Handm. inv.] worden niet in de ge-
bruikerscode geprogrammeerd.
C Druk op [OK].
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan
[
Toegangsprivileges
]
worden
weergeven in plaats van
[
Gebruikersnaam
]
. Vraag de beheerder naar de details
voor het instellen van
[
Toegangsprivileges
]
.
Een opgeslagen bestand verzenden
219
5
Verwijzing
Info over dit apparaat
Instellen van een bestandsnaam
A Druk op [Bestandsnaam].
B Voer de bestandsnaam in.
C Druk op [OK].
Verwijzing
Info over dit apparaat
Een wachtwoord instellen
A Druk op [Wachtwoord].
Een document opslaan
220
5
B Voer het wachtwoord in met behulp van de cijfertoetsen en druk op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets [Wissen] of op de toets {Wis/Stop}
voordat u op [OK] drukt en voert u het wachtwoord opnieuw in.
U kunt vier tot acht cijfers invoeren.
C Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op [OK].
Verzenden van opgeslagen documenten
Het apparaat verzendt documenten die zijn opgeslagen in de Document Server.
De in de Document Server opgeslagen documenten kunnen telkens opnieuw
worden verzonden, totdat zij worden gewist. Eenmaal verzonden, worden de
documenten opgeslagen in de Document Server. U kunt ze dus met één hande-
ling verzenden en hoeft de originelen niet opnieuw te plaatsen.
Belangrijk
Sla de te verzenden documenten van tevoren op. U kunt een wachtwoord
programmeren voor deze functie. U kunt de gebruikersnamen, bestandsna-
men en wachtwoorden van opgeslagen documenten wijzigen.
De volgende verzendingsmethodes kunt u niet gebruiken:
Directe verzending
Parallelle geheugenverzending
Direct kiezen
Handmatig kiezen
A Druk op [Select. opgesl. best.].
Een opgeslagen bestand verzenden
221
5
B Selecteer de te verzenden documenten.
Wanneer meerdere documenten worden geselecteerd, worden die in volgor-
de van selectie verzonden.
•Druk op [W.rij] om de volgorde van de te verzenden documenten te rang-
schikken.
•Druk op [Bestandsnaam] om de documenten in alfabetische volgorde te
plaatsen.
•Druk op [Gebruikersnaam] om de documenten op volgorde van de ingepro-
grammeerde gebruikersnaam te plaatsen.
•Druk op [Datum] om de documenten op volgorde van de geprogrammeer-
de datum te plaatsen.
Om details over opgeslagen documenten te bekijken, drukt u op [Details].
Druk op de Miniaturen-toets om over te schakelen naar de miniatuurweergave.
C Als u een document met een wachtwoord selecteert, voert u het wacht-
woord in en drukt u op [OK].
Als het document geen wachtwoord heeft, gaat u verder met stap
D
.
Een document opslaan
222
5
D
Als u uw originelen wilt toevoegen aan opgeslagen documenten en ze tegelijker-
tijd wilt verzenden, drukt u op
[
Orig. + opgesl. bestnd
]
of
[
Opgesl. bstnd + orig.
]
.
Als u alleen opgeslagen documenten wilt verzenden, gaat u verder met stap
E
.
Wanneer de toets [Orig. + opgesl. bestnd] is ingedrukt, verzendt het apparaat de
originelen en vervolgens opgeslagen bestanden. Wanneer de toets [Opgesl.
bstnd + orig.] is ingedrukt, verzendt het apparaat de opgeslagen bestanden en
vervolgens originelen.
E Druk op [OK].
F Geef de bestemming op en druk op de toets {Start}.
Voor toevoegen van een origineel aan opgeslagen documenten, plaatst u het
origineel en selecteert u vervolgens de gewenste scaninstellingen.
De toegevoegde originelen worden niet opgeslagen.
Opmerking
U kunt alleen documenten verzenden die zijn opgeslagen met de faxfunc-
tie op de Document Server. U kunt geen documenten verzenden die opge-
slagen zijn in de Document Server met de kopieer-, printer- of
scannerfuncties.
De aangegeven documenten worden verzonden met de tijdens het opslaan
ingestelde scaninstellingen.
Om details van het geselecteerde document te bekijken, drukt u op
[
Details
]
.
Om terug te keren naar het display van stap
B
drukt u op
[
Afsluiten
]
.
Voor het maximum aantal opgeslagen documenten dat u op een bepaald
tijdstip kunt opgeven, zie “Maximumwaarden”.
Voor het maximum aantal opgeslagen pagina’s dat u in een handeling
kunt verzenden, zie “Maximumwaarden”.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Een opgeslagen bestand verzenden
223
5
Documenten opgeven vanuit [Bestandslijst]
A Druk op [U] of [T] om de te verzenden documenten weer te geven.
B Selecteer het bestand.
Documenten opgeven via [Gebruikersnaam]
A Selecteer [Gebruikersnaam].
B Selecteer de gebruikersnaam van het geprogrammeerde document en druk
op [OK].
Om te zoeken door het rechtstreeks invoeren van een gebruikersnaam, drukt
u op de toets [Handm. inv.] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in. Ge-
deeltelijk overeenkomst wordt gebruikt tijdens het zoeken naar een gebrui-
kersnaam.
C Selecteer het te verzenden bestand.
Een document opslaan
224
5
Documenten opgeven via [Bestandsnaam]
A Selecteer [Bestandsnaam].
B Voer de naam in van het te verzenden document en druk op [OK].
Gedeeltelijk overeenkomst wordt gebruikt tijdens het zoeken naar een bestandsnaam
.
C Selecteer het te verzenden bestand.
Een voorvertoning weergeven
A Selecteer het document dat u wilt verzenden.
Druk op de miniatuurtoets om het scherm over te schakelen naar miniatuurweergave.
B Druk op [Voorvertoning].
Een opgeslagen bestand verzenden
225
5
C Controleer de voorvertoning.
•Druk op [Uitzoomen] of [Inzoomen] om de voorvertoningsafbeelding te ver-
groten of te verkleinen.
•Druk op [] [] [] [] om de voorvertoningsafbeelding te verschuiven.
•Druk op [Veranderen] voor “Bestand weergeven” om een ander geselec-
teerd bestand weer te geven.
•Druk op [Veranderen] voor “Pagina weergeven” om de weergegeven pagi-
na te veranderen.
D Druk op [Afsluiten].
E Druk op [OK].
Opmerking
Wanneer afbeeldingsbestanden beschadigd zijn of groter zijn dan A3, wor-
den ze niet weergegeven in het voorvertoningscherm.
Wanneer het afbeeldingsbestand beschadigd is, slaat u het opnieuw op.
Wanneer u originelen met meerdere pagina’s van verschillende formaten
hebt opgeslagen zonder gebruik te maken van de functie Gem. orig. form.,
kan het weergegeven formaat afwijken van het feitelijke formaat voor pa-
gina’s na de eerste pagina.
Afdrukken van opgeslagen documenten
Met deze functie kunt u documenten afdrukken die zijn opgeslagen in de Document Server.
Belangrijk
Als u [Afdrukken pagina 1] selecteert, worden originelen met een groter formaat
dan A4 eerst verkleind tot A4-formaat en vervolgens afgedrukt.
A Druk op [Select. opgesl. best.].
Een document opslaan
226
5
B Selecteer het af te drukken document.
Druk op de miniatuurtoets om het scherm over te schakelen naar miniatuur-
weergave.
C Als u een document met een wachtwoord selecteert, voert u het wacht-
woord in en drukt u op [OK].
Als het document geen wachtwoord heeft, gaat u verder met stap
D
.
D Druk op [Bestand afdrukken] of [Afdrukken pagina 1].
Als u op de toets [Bestand afdrukken] drukt, drukt het apparaat alle pagina’s af.
Als u op de toets [Afdrukken pagina 1] drukt, drukt het apparaat alleen de eerste
pagina af.
Druk op [Afdrukken 2-zijdig] voor dubbelzijdig afdrukken. Wanneer meerdere
bestanden zijn opgegeven, worden ze per bestand afgedrukt.
Druk op [Annuleren] voor het annuleren van het afdrukken.
E Druk op de toets {Start}.
Als alleen de eerste pagina wordt afgedrukt, wordt de bestandsnaam boven-
aan het papier gezet.
Om het afdrukken te annuleren nadat u op de toets {Start} heeft gedrukt,
drukt u op [Stop. met afdr.].
F Druk op [Annuleren].
Het display geeft “stand-by” aan.
Een opgeslagen bestand verzenden
227
5
Opmerking
U kunt alleen documenten afdrukken die zijn opgeslagen met de faxfunctie.
Wanneer originelen die niet zijn opgeslagen met behulp van de functie Gem.
orig. form. worden afgedrukt, kunnen de papierformaten afwijken afhankelijk
van het feit of het afdrukken gebeurt via de faxfunctie of de Document Server.
U kunt ook alleen de eerste pagina afdrukken als u de inhoud van het ori-
gineel wilt controleren.
U kunt meerdere documenten tegelijkertijd aangeven en afdrukken.
Voor het maximumaantal opgeslagen documenten dat u op een bepaald
tijdstip kunt afdrukken met behulp van
[
Afdrukken pagina 1
]
, zie “Maximum-
waarden”.
Voor het maximum aantal opgeslagen pagina’s dat u op een bepaald tijd-
stip kunt afdrukken, zie “Maximumwaarden”.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Opgeslagen documentinformatie wijzigen
U kunt de bestandsnaam, de gebruikersnaam en het wachtwoord van opgesla-
gen documenten wijzigen.
Als u een opgeslagen document wilt wijzigen, wist u het document dat u niet
meer nodig heeft en programmeert u het nieuwe document.
A Selecteer [Select. opgesl. best.].
B Druk op [Best. beh./verw.] en selecteer het document dat u wilt wijzigen.
Een document opslaan
228
5
C Als u een document selecteert waarvoor een wachtwoord is ingesteld, voert
u het wachtwoord in en drukt u op [OK].
Wanneer een geselecteerd bestand geen wachtwoord heeft, gaat u naar stap
D
.
D Wijzig de gewenste informatie in het opgeslagen document.
Druk op de toetsen voor de items die u wilt wijzigen.
E Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Een opgeslagen bestand verzenden
229
5
Een gebruikersnaam wijzigen
A Druk op [Gebr.naam wijz.].
B Druk op [Wissen].
De gebruikersnaam is gewist.
C Voer de nieuwe gebruikersnaam in en druk op [OK].
Druk op de titelwoordtoetsen voor wisselen tussen de titels.
Voor instellen van een niet-geprogrammeerde gebruikersnaam, drukt u op
[Handm. inv.] en voert u vervolgens de naam in.
Gebruikersnamen die worden ingevoerd door het indrukken van de toets
[Handm. inv.] worden niet in de gebruikerscode geprogrammeerd.
Opmerking
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan [Wijz. toeg.privil.] worden
weergeven in plaats van [Gebr.naam wijz.]. Vraag de beheerder naar de de-
tails voor het instellen van [Wijz. toeg.privil.].
Verwijzing
Info over dit apparaat
Een document opslaan
230
5
De bestandsnaam wijzigen
A Druk op [Bestandsnaam wijz.].
B Druk op [Backspace] of [All.verwijd.] en voer vervolgens de bestandsnaam op-
nieuw in.
C Druk op [OK].
Verwijzing
Info over dit apparaat
Het wachtwoord wijzigen
A Druk op [Ww wijz.].
Een opgeslagen bestand verzenden
231
5
B
Voer een nieuw wachtwoord in met behulp van de cijfertoetsen en druk op
[
OK
]
.
C Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op [OK].
Opgeslagen documenten verwijderen
Gebruik deze functie voor het verwijderen van opgeslagen documenten.
A Druk op [Select. opgesl. best.].
Een document opslaan
232
5
B Druk op [Best. beh./verw.].
C Selecteer het document dat u wilt verwijderen.
U kunt ook meerdere documenten tegelijk verwijderen.
D Voer het wachtwoord in met behulp van de cijfertoetsen en druk op [OK].
E Druk op [Bestand verw.].
F Druk op [Ja].
Als u het document niet wilt wissen, drukt u op [Nee].
G Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
233
6. Faxen via computer
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de faxfunctie van dit apparaat kunt ge-
bruiken vanaf een computer via een netwerk.
Faxen versturen vanaf computers
U kunt een document verzenden dat met een Windows-toepassing is gemaakt van-
af een computer die is aangesloten op het apparaat naar een ander faxapparaat.
Sluit computers aan op het apparaat via parallelle poort, LAN, IEEE 802.11b
(wireless LAN), IEEE 1394 (IPv4 over 1394) of USB 2.0.
Om een fax te verzenden, hoeft u vanuit een Windows-toepassing alleen
maar [Afdrukken] te selecteren, vervolgens LAN-Fax te selecteren als printer
en vervolgens een bestemming op te geven. Met LAN-Fax kunt u papierloos
faxen vanaf uw computer naar andere bestemmingen.
Behalve het verzenden van faxberichten, kunt u met het LAN-Faxstuurpro-
gramma dit apparaat ook gebruiken om ter controle documenten af te druk-
ken die op een computer zijn gemaakt.
Als u het LAN-Faxstuurprogramma wilt gebruiken, verbindt u dit apparaat
met een LAN, voert u de gewenste netwerkinstellingen uit en installeert u het
LAN-Faxstuurprogramma en de bijbehorende programma’s op uw computer.
Belangrijk
Fouten die optreden wanneer het apparaat als LAN-Fax wordt gebruikt, wor-
den niet op de computer weergegeven. Controleer op fouten met een Web
Image Monitor. Zie de Help van Web Image Monitor.
USB-verbinding is niet beschikbaar wanneer de LAN-Fax-functie wordt ge-
bruikt onder Windows 98.
De faxfunctie van dit apparaat kan niet worden gebruikt met IPv6.
NL ALT007S
Faxen via computer
234
6
Opmerking
Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken in dezelfde netwer-
komgeving als dit apparaat. Anders wordt de webbrowser misschien niet ge-
opend en kan een fout optreden.
Voor gebruik
Om deze voorzieningen te kunnen gebruiken, dient een LAN-Faxstuurpro-
gramma op uw computer te zijn geïnstalleerd. Gebruik het LAN-Faxstuurpro-
gramma dat zich op de scanner-cd-rom bevindt. U dient ook in
overeenstemming met de soort aansluiting, de vereiste instellingen voor compu-
ter-naar-faxnetwerk op de machine uit te voeren.
Opmerking
Als een pc en het apparaat parallel zijn aangesloten: zie Printerhandleiding.
Wanneer Ethernet, IEEE 1394 (IPv4 over 1394) of IEEE 802.11b (wireless LAN)
wordt gebruikt: Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Printerhandleiding
De software gebruiken
In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over LAN-Faxstuurprogramma,
Adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor.
LAN-Faxstuurprogramma
Met dit stuurprogramma kunt u LAN-Faxfuncties gebruiken.
Belangrijk
Niet alle besturingen kunnen worden gegarandeerd, afhankelijk van de sys-
teemomgeving.
Als u Windows NT gebruikt, werkt het LAN-Faxstuurprogramma niet in een
omgeving met een RISC base-processor (MIPS R-serie, Alpha AXP, PowerPC).
Locatie van het bestand
De volgende mappen bevinden zich op de cd-rom:
LAN-Faxstuurprogramma voor Windows 98/Me
\DRIVERS\LAN-FAX\WIN9X_ME
LAN-Faxstuurprogramma voor Windows NT 4.0
\DRIVERS\LAN-FAX\NT4
LAN-Faxstuurprogramma voor Windows 2000/XP en Windows Server 2003
\DRIVERS\LAN-FAX\WIN2K_XP
Faxen versturen vanaf computers
235
6
Besturingsomgeving
•Computer
PC/AT-compatibel
•Besturingssystemen
Microsoft Windows 98/Me
Microsoft Windows 2000/XP
Microsoft Windows Server 2003
Microsoft Windows NT 4.0
•Resolutie
VGA 640 × 480 pixels of meer
Opmerking
Voordat u met de installatie begint, sluit u alle andere toepassingen af.
Adresboek
Met het Adresboek kunt u LAN-Fax verzendbestemmingen wijzigen.
Besturingssystemen
Microsoft Windows 98/Me
Microsoft Windows 2000/XP
Microsoft Windows Server 2003
Microsoft Windows NT 4.0
LAN-Fax Cover Sheet Editor
LAN-Fax Cover Sheet Editor helpt u bij het bewerken van LAN-Fax-voorbladen.
Besturingssystemen
Microsoft Windows 98/Me
Microsoft Windows 2000/XP
Microsoft Windows Server 2003
Microsoft Windows NT 4.0
Faxen via computer
236
6
Auto Run
De installatieprogramma’s voor diverse stuur- en hulpprogramma’s worden au-
tomatisch opgestart (Auto Run) wanneer u de cd-rom in het station plaatst.
LAN-Faxstuurprogramma, Adresboek, en LAN-Fax Cover Sheet Editor kunnen
worden geïnstalleerd met Auto Run.
Belangrijk
Wanneer de plug and play-functie wordt gestart, klikt u op [Annuleren] in het
dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard apparaatstuurprogramma] of
[Wizard nieuwe hardware gevonden] en plaatst u de cd-rom in het station. Het
dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Apparaatstuurprogramma] of
[Wizard Nieuwe hardware gevonden] wordt weergegeven, afhankelijk van de sys-
teemversie van Windows 98/Me, Windows 2000/XP, Windows Server 2003
of Windows NT 4.0.
Het is mogelijk dat Auto Run met bepaalde instellingen van het besturings-
systeem niet werkt. Als dit het geval is, dubbelklikt u op “Setup.exe” in de
root directory van de cd-rom.
Wanneer u Auto Run wilt annuleren, houdt u de
{
SHIFT
}
-toets ingedrukt (wan-
neer uw systeem Windows 2000/Windows XP of Windows Server 2003 is,
houdt u de linker
{
SHIFT
}
-toets ingedrukt) terwijl u de cd-rom plaatst. Houd de
{
SHIFT
}
-toets ingedrukt totdat de computer de cd-rom heeft gelezen.
Wanneer u tijdens de installatie op
[
Annuleren
]
klikt, wordt de installatie afgebro-
ken. Wanneer u de installatie onderbreekt, moet u uw computer opnieuw opstar-
ten en de rest van de software of het printerstuurprogramma installeren.
Opmerking
Als uw besturingssysteem Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Win-
dows NT 4.0 is, heeft u voor het installeren van een printerstuurprogramma
via Auto Run een systeembeheerdersmachtiging nodig. Wanneer u het LAN-
Faxstuurprogramma via Auto Run installeert, dient u zich aan te melden met
een account met systeembeheerdersmachtiging.
Afzonderlijke toepassingen installeren
U dient een LAN-Faxstuurprogramma op uw computer te installeren voordat u
de LAN-faxfuncties gaat gebruiken. Het LAN-Faxstuurprogramma bevindt zich
op de cd-rom die bij het apparaat is geleverd.
Adresboek en LAN-Fax Cover Sheet Editor worden geïnstalleerd met het LAN-
Faxstuurprogramma. Met het Adresboek kunt u LAN-Fax verzendbestemmingen wij-
zigen. LAN-Fax Cover Sheet Editor helpt u bij het bewerken van LAN-Fax-voorbladen.
Gebruik de volgende procedure om LAN-Faxstuurprogramma, Adresboek en
LAN-Fax Cover Sheet Editor tegelijkertijd te installeren.
Belangrijk
Installeer SmartDeviceMonitor for Client voordat u de bovengenoemde toe-
passingen installeert.
Faxen versturen vanaf computers
237
6
A Sluit alle geopende toepassingen af.
B Plaats de cd-rom die bij het apparaat is geleverd in het cd-rom-station van
uw computer.
Het installatieprogramma wordt automatisch opgestart en het dialoogven-
ster voor de taalkeuze verschijnt.
Wanneer uw besturingssysteem op een bepaalde manier is ingesteld, is het
mogelijk dat het installatieprogramma niet automatisch wordt opgestart.
Wanneer dit het geval is, dubbelklikt u op “Setup.exe” in de root directory
van de cd-rom om het installatieprogramma op te starten.
C Selecteer de interfacetaal van de software en klik vervolgens op [OK].
D Klik op [LAN-Faxstuurprogramma].
Het venster met de programmalicentieovereenkomst verschijnt.
E Lees alle voorwaarden en, wanneer u akkoord gaat, selecteert u [Ik accepteer
de overeenkomst.] en klikt u op [Volgende].
Als u [Ik accepteer de overeenkomst niet.] selecteert, kunt u de installatie niet vol-
tooien.
F Schakel het selectievakje [LAN-Faxstuurprogramma] in en klik vervolgens op
[Volgende].
G Controleer of het selectievakje [Printernaam:<LAN-Fax M8>] ingeschakeld is en
klik op [Doorgaan].
Selecteer de gewenste poort.
H Klik op [Voltooien].
Het dialoogvenster voor het voltooien van de installatie verschijnt.
I Klik op [Voltooien].
J Klik op [Afsluiten].
Eigenschappen LAN-Faxstuurprogramma instellen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de eigenschappen instelt die noodzake-
lijk zijn voor het gebruik van het LAN-Faxstuurprogramma.
Opmerking
Als uw besturingssysteem Windows NT 4.0, Windows 2000/XP of Windows
Server 2003 is, moet u zich aanmelden met een account met systeembeheer-
dersmachtiging.
Faxen via computer
238
6
De afdrukeigenschappen instellen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u instellingen als papierformaat en resolu-
tie kunt aanpassen.
A In het [Start]-menu, klikt u op [Instellingen] en vervolgens op [Printers].
In Windows XP Professional of Windows Server 2003 selecteert u [Printers en
faxen] in het menu [Start].
In Windows XP Home Edition selecteert u [Configuratiescherm] in het menu
[Start]. Vervolgens selecteert u [Printers en andere hardware] en [Printers en faxen].
B Dubbelklik op [LAN-Fax M8] om deze te selecteren en klik vervolgens op
[Eigenschappen] in het menu [Bestand].
Onder Windows NT, klikt u op [Standaardwaarden document...] in het mnenu
[Bestand].
C Wanneer Windows 98/Me wordt gebruikt, klikt u op het tabblad [Papier]
om de volgende eigenschappen in te stellen.
Papierformaat
Afdrukrichting
•Lade
•Resolutie
•Grijstint
Afdrukken als afbeelding
D Wanneer Windows NT 4.0 wordt gebruikt, stelt u de volgende eigenschap-
pen in.
Papierformaat
Afdrukrichting
•Lade
•Resolutie
E Wanneer Windows 2000/XP of Windows Server 2003 wordt gebruikt, klikt
u op de knop [Afdrukken...] om de volgende eigenschappen in te stellen.
Papierformaat
Afdrukrichting
•Lade
•Resolutie
F Klik op [OK].
Faxen versturen vanaf computers
239
6
Instellingen invoeren voor de configuratie van opties
Pas de instellingen aan voor de optionele units die op dit apparaat geïnstalleerd zijn.
A In het [Start]-menu, klikt u op [Instellingen] en vervolgens op [Printers].
In Windows XP Professional of Windows Server 2003 selecteert u [Printers en
faxen] in het menu [Start].
In Windows XP Home Edition selecteert u [Configuratiescherm] in het menu
[Start]. Vervolgens selecteert u [Printers en andere hardware] en [Printers en faxen].
B Dubbelklik op [LAN-Fax M8] om deze te selecteren en klik vervolgens op
[Eigenschappen] in het menu [Bestand].
C Klik op het tabblad [Accessoires] en voer de instellingen door voor de con-
figuratie van de opties.
D Wanneer het apparaat op een netwerk is aangesloten, worden de opties au-
tomatisch geconfigureerd. Als de instellingen niet overeenkomen met de
geïnstalleerde optionele units, klikt u op [Laden vanuit apparaat].
E Wanneer dit apparaat lokaal is aangesloten op uw computer, schakelt u de
selectievakjes in voor de geïnstalleerde optionele eenheden.
F Klik op [Toepassen].
De instellingen voor de configuratie van opties zijn aangepast.
G Klik op [OK].
[Tabblad] Accessoires
Het tabblad [Accessoires] bevat naast de items voor het configureren van op-
ties de volgende items.
Verbieden van handmatige invoer bestemming
Selecteer deze optie om het handmatig opgeven van de bestemming te verbieden.
E-mail inschakelen
Selecteer deze optie als u Internetfax gebruikt met de LAN-faxfunctie.
•IP-Fax
Selecteer deze optie als u IP-fax gebruikt.
Nadat u deze optie heeft geselecteerd, selecteert u een protocol door op de
juiste radioknop te klikken.
Opmerking
Wanneer de opties van het apparaat niet volgens de aanwijzingen worden
geconfigureerd, werken de LAN-Faxfuncties mogelijk niet goed
Wanneer dit apparaat is aangesloten op een netwerk en de poort is inge-
steld via de “SmartDeviceMonitor for Client”-poort, wordt het configure-
ren van de optie automatisch uitgevoerd. Voor details over automatische
configuratie van opties, zie de Help van LAN-Fax Driver.
Faxen via computer
240
6
Basisverzending
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met behulp van Windows-toepassingen
gemaakte faxdocumenten kunt verzenden.
Om een fax te verzenden, hoeft u vanuit een Windows-toepassing alleen maar
[Afdrukken...] te selecteren, vervolgens [LAN-Fax M8] te selecteren als de printer en
vervolgens een bestemming op te geven in het dialoogvenster [LAN-Fax].
Open het document dat u wilt verzenden of maak een nieuw document en voer
daarna de volgende procedure uit.
Zie de Help van LAN-Faxstuurprogramma voor meer informatie.
Belangrijk
Met SmartDeviceMonitor for Client kunt u geen documenten naar dit appa-
raat verzenden met meer dan één LAN-Fax tegelijkertijd.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...].
B Selecteer [LAN-Fax M8] in de keuzelijst [Naam:].
C Klik op [OK].
Het dialoogvenster LAN-Fax verschijnt.
De instelprocedure is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. In alle ge-
vallen selecteert u [LAN-Fax M8] als printer.
D Geef de bestemming op.
Voor details over het opgeven van een bestemming, zie de Help van het LAN-
Faxstuurprogramma.
Als gebruikersverificatie wordt gebruikt voor dit apparaat klikt u op [Gebrui-
kersinstellingen...].
E Stel de nodige opties in.
F Klik op [Verzenden].
Als u op [Afdrukken & Verzenden], wordt de fax naar de bestemming verzonden
en drukt het apparaat een kopie van het verzonden document af.
Opmerking
Het apparaat kan documenten vasthouden die verzonden zijn met behulp van
een LAN-Faxstuurprogramma als te verzenden bestanden. Voor het maximum
aantal documenten dat het apparaat kan vasthouden, zie “Maximumwaarden”.
Voor het maximum aantal bestemmingen dat u per bestand kunt opgeven,
zie “Maximumwaarden”.
Faxen versturen vanaf computers
241
6
Verwijzing
Pag.241 “Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst”
Pag.242 “Een bestemming opgeven via het Adresboek”
Pag.243 “Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer, Inter-
netfaxbestemming of IP-Faxbestemming in te voeren”
Pag.244 “Opties specificeren”
Pag.247 “Verzendresultaten bevestigen per e-mail”
Pag.249 “Adresboek bijwerken”
Pag.274 “Maximum waarden”
Een bestemming opgeven via een bestemmingslijst
A Klik op het tabblad [Adresboek] of [Bestemming specificeren].
Het tabblad [Adresboek] of [Bestemming specificeren] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Apparaat adres] (of [Gebruik apparaatadres]) in.
C Het apparaatadres wordt weergegeven in het veld [Apparaat adres] op het
tabblad [Adresboek]. Voer in het tabblad [Bestemming specificeren] in et veld
[Apparaat adres] het registratienummer in van de bestemmingssleutel.
D Klik op [Als bestemming instellen].
De ingevoerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven bij
[Lijst van bestemmingen:].
Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de be-
stemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen].
E Als u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u de stappen
C
en
D
.
Faxen via computer
242
6
Een bestemming opgeven via het Adresboek
Belangrijk
Om deze methode te gebruiken, moet u bestemmingen via het Adresboek re-
gistreren in de adreslijst.
A Klik op het tabblad [Adresboek].
Het tabblad [Adresboek] wordt weergegeven.
B Selecteer in het vervolgkeuzemenu [Adresboek:] een CSV-bestand met de
gewenste bestemmingslijst.
De drie laatst gebruikte bestanden verschijnen in het vervolgkeuzemenu. Om
een niet weergegeven bestemmingslijst te gebruiken, klikt u op [Bladeren...] en
selecteert u het bestand.
C Selecteer [Contactpersoon] of [Groep] als displayformaat in het vervolgkeuze-
menu [Naam:].
De inhoud van de bestemmingslijst wordt als volgt gewijzigd, afhankelijk
van de geselecteerde optie:
Contact: naam van persoon, bedrijfsnaam, afdelingsnaam, faxnummer
Groep: Groepsnaam
Als u [Groep] selecteert, gaat u verder met stap
E
.
D Wanneer u [Contactpersoon] geselecteerd hebt in stap
C
, selecteert u het type
fax uit het vervolgkeuzemenu [Type:].
Om met standaardfax of IP-fax te verzenden, selecteert u [Fax]. Om met Inter-
netfax te verzenden, selecteert u [E-mail].
E Klik op de bestemming in de bestemmingslijst om deze te markeren en
klik vervolgens op [Als bestemming instellen].
De geselecteerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven in
het veld [Lijst met bestemmingen:].
Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de be-
stemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen].
In het lijstveld Adresboek, voert u rechtstreeks de naam in waarnaar u wilt
zoeken. U kunt vervolgens naar de naam springen die u heeft ingevoerd.
F Wanneer u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u stap
B
en
E
.
Opmerking
De inhoud van bestemmingslijsten kan worden verkleind door de eerste
letter van een naam van een contactpersoon, bedrijfsnaam of groepsnaam
te selecteren in het vervolgkeuzemenu [Zoeken].
Faxen versturen vanaf computers
243
6
Bestemmingen opgeven door rechtstreeks een faxnummer, Internetfaxbestemming of
IP-Faxbestemming in te voeren
A Klik op het tabblad [Bestemming specificeren].
Het tabblad [Bestemming specificeren] wordt weergegeven.
B Selecteer het faxtype in het vervolgkeuzemenu [Type:].
Om met standaardfax of IP-fax te verzenden, selecteert u [Fax]. Om met Inter-
netfax te verzenden, selecteert u [E-mail].
Nadat u het faxtype heeft geselecteerd, verschijnen de items die overeenko-
men met het geselecteerde faxtype.
C Geef de bestemming op.
Geef als volgt de bestemming op, afhankelijk van het geselecteerde faxtype:
•Als u [Fax] heeft geselecteerd: voer het faxnummer in. Om per IP-fax te ver-
zenden, voert u de IP-Faxbestemming in.
•Als u [E-mail] heeft geselecteerd: voer het e-mailadres in.
Om een pauze in het faxnummer in te voeren, klikt u op [Pauze]. Als u [E-mail]
heeft geselecteerd in stap
B
, is [Pauze] niet beschikbaar.
D Geef de instellingen op overeenkomstig het type faxverzending.
Geef als volgt de instellingen op overeenkomstig het type faxverzending dat
u heeft geselecteerd in stap
B
:
•Als u [Fax] heeft geselecteerd, selecteer een regel of protocol in de [Regel:]
lijst.
•Als u [E-mail] heeft geselecteerd, schakelt u het selectievakje [SMTP-server
niet gebruiken] in als u de SMTP-server wilt omzeilen.
E Klik op [Als bestemming instellen].
De ingevoerde bestemming wordt toegevoegd en wordt weergegeven bij
[Lijst van bestemmingen:].
Wanneer u een ingevoerde bestemming wilt verwijderen, klikt u op de be-
stemming en vervolgens op [Van lijst verwijderen].
F Wanneer u meer bestemmingen wilt opgeven, herhaalt u stap
B
en
E
.
Opmerking
Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie “Maximumwaarden”.
Verwijzing
Pag.60 “Verzenden via een faxlijn”
Pag.63 “Verzenden met IP-fax”
Pag.66 “Bezig met verzenden naar E-mailadres”
Pag.274 “Maximum waarden”
Faxen via computer
244
6
Opties specificeren
U kunt de volgende verzendingsopties opgeven wanneer u een fax verzendt.
Voor details over verzendingsopties, zie de Help van het LAN-Faxstuurprogramma.
Op een specifiek tijdstip verzenden
Koptekst fax afdrukken
Een voorblad bijvoegen
2-zijdig afdrukken
•Voorvertoning
Opslaan als bestand
•Document Server
Het faxdocument op een bepaalde tijd verzenden
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Op een specifiek tijdstip verzenden] in en geef een
verzendtijd op.
Een afzenderstempel afdrukken
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Koptekst fax afdrukken] in.
Een voorblad bijvoegen
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Een voorblad bijvoegen] in.
Een voorblad is toegevoegd aan de eerste pagina van een verzendbestand.
Klik op [Voorblad bewerken...] om het voorblad te bewerken.
Verwijzing
Pag.252 “Faxvoorbladen wijzigen”
Dubbelzijdig afdrukken instellen
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [2-zijdig afdrukken] in.
Faxen versturen vanaf computers
245
6
Een voorbeeld weergeven
Als u het selectievakje [Voorvertoning] inschakelt, kunt u controleren hoe het fax-
document op de bestemming wordt uitgevoerd.
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Voorvertoning] in.
C Klik op [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden].
Het venster [Voorvertoning] verschijnt.
D Klik op [Volgende] of [Vorige] om de afbeelding te controleren.
Om het venster [Voorvertoning] te sluiten, klikt u op [Annuleren].
Als bestanden opslaan
U kunt het faxdocument opslaan in TIFF-opmaak (TIFF-F).
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Opslaan als bestand] in.
C Klik op [Opslaan in...].
D Selecteer een map in de map-boomstructuur.
E Selecteer een methode om het bestand een naam te geven.
Om een bestandsnaam handmatig in te voeren, schakelt u het selectievakje
[Geef bestandsnaam op bij het opslaan] in. Om het bestand automatisch een naam
te geven en op te slaan, schakelt u het selectievakje [Automatisch een nieuw be-
stand maken] in.
F Klik op [OK].
G Klik op [Opslaan] of [Opslaan & versturen].
Als u [Automatisch een nieuw bestand maken] heeft geselecteerd, krijgt het af-
beeldingsbestand een naam toegewezen en wordt het opgeslagen in de aan-
gegeven map.
De bestandnaam wordt RicHHMMSS.tif (HH: uren, MM: minuten, SS: seconden).
H Voer een bestandsnaam in.
U kunt bij deze stap ook de map wijzigen.
Faxen via computer
246
6
I Klik op [Opslaan].
Het afbeeldingsbestand wordt opgeslagen in de aangegeven map.
Opmerking
Documenten van één pagina worden opgeslagen als enkelvoudige TIFF-
bestanden, en documenten met meerdere pagina’s worden opgeslagen als
meervoudige TIFF-bestanden.
Het faxdocument opslaan in de Document Server
Belangrijk
Als [Vaste schijf-eenheid] niet is ingeschakeld bij [Accessoires] in het dialoog-
venster met printereigenschappen, kunt u [Document Server] niet selecteren.
A Klik op [Verzendopties].
Het tabblad [Verzendopties] wordt weergegeven.
B Schakel het selectievakje [Naar Doc.Serv. versturen] in en selecteer een gebrui-
kersnaam, bestandsnaam en wachtwoord.
Faxen versturen vanaf computers
247
6
Verzending controleren met LAN-Faxstuurprogramma
Vanuit “SmartDeviceMonitor for Admin”, “SmartDeviceMonitor for Client” of
een Web Image Monitor kunt u informatie controleren over bestanden die zijn
verzonden met het LAN-Faxstuurprogramma. Voor het maximum aantal ver-
zendresultaten dat u op kunt controleren, zie “Maximumwaarden”.
U kunt ook de inhoud van het Journaal in een computer opslaan als CSV-be-
stand met behulp van [Laad Fax journaal] in “SmartDeviceMonitor for Admin”.
Opmerking
Als de gegevens zijn verzonden met het LAN-Faxstuurprogramma via de
“SmartDeviceMonitor for Client”-poort dan wordt het bericht “
Gegevens-
verzending voltooid.
” weergegeven op het beeldscherm van uw compu-
ter zodat de voortgang van de communicatie eenvoudig kan worden
gecontroleerd. Wanneer de hoeveelheid gegevens die door de LAN-fax naar
dit apparaat wordt verzonden echter toeneemt, wordt het bericht mogelijk tij-
dens de verzending weergegeven als gevolg van het verschil in geheugenca-
paciteit tussen dit apparaat en “SmartDeviceMonitor for Client”. Voor meer
nauwkeurige faxverzendingsresultaten, gebruikt u “E-mail TX resultaten”.
De taakhistorie kan afwijken van de verzendresultaten van het apparaat. In
dat geval raadpleegt u de verzendresultaten van het apparaat.
Zie de Help van het programma voor meer informatie.
Verwijzing
Pag.188 “Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)”
Pag.274 “Maximum waarden”
Verzendresultaten bevestigen per e-mail
Na een verbinding via de LAN-faxmodus verstuurt deze functie de communi-
catieresultaten met de computer via e-mail.
Als u [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden] heeft gebruikt met LAN-fax, wordt
na een geslaagde verbinding een e-mail verzonden met het verzendresultaat.
Een kennisgeving van het verzendresultaat wordt via e-mail verzonden wan-
neer het afdrukken is voltooid, of als zich een fout voordoet tijdens de verbin-
ding tussen dit apparaat en een computer.
A Klik op het tabblad [E-mail instellingen].
B Schakel het selectievakje [Melden] in onder [E-mail TX resultaten].
C Voer de bestemming in.
Als u het e-mailadres rechtstreeks invoert, klik u op het keuzerondje [Bestem-
mingen specificeren] en voert u vervolgens het e-mailadres in het veld [Bestem-
mingen specificeren] in.
Als u het adres invoert dat in het apparaat is geprogrammeerd, klikt u op het
keuzerondje [Apparaat adres] en voert u vervolgens het registratienummer van
de Bestemming-toets in het veld [Apparaat adres].
Het veld [Apparaat adres] is niet beschikbaar als [Bestemmingen specificeren] is
geselecteerd omdat u dan geen tekst in het tekstvak kunt invoeren.
Faxen via computer
248
6
D Klik op [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden].
Opmerking
U kunt de verzendresultaten bevestigen met de functie E-mail verzendre-
sultaten en het communicatieresultaatrapport. U kunt instellen of u beide
samen wilt gebruiken in gebruikerparameters (schakelaar 10, bit 6) in het
menu Faxeigenschappen.
Als het e-mailmenu op dit apparaat niet goed is ingesteld of als “Naam af-
zender autom. specificeren” is ingesteld op “Uit”, dan wordt het LAN-fax
resultaat niet via e-mail verzonden en wordt het LAN-Fax Resultatenrap-
port afgedrukt. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor
de e-mailinstellingen en raadpleeg “LAN-Fax Resultatenrapport” voor het
LAN-Fax Resultatenrapport.
Verwijzing
Pag.188 “Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)”
Pag.248 “LAN-Fax Resultatenrapport”
Pag.274 “Maximum waarden”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
LAN-Fax Resultatenrapport
In dit hoofdstuk wordt het LAN-Fax Resultatenrapport uitgelegd.
Als “E-mail TX resultaten” is ingesteld op “Melden” en het e-mailmenu op dit
apparaat niet goed is ingesteld of als “Naam afzender autom. specificeren” is in-
gesteld op “Uit”, dan wordt het LAN-Fax-resultaat niet via e-mail verzonden en
wordt het LAN-fax resultatenrapport afgedrukt. Als “Result. e-mailverz.” bij
“Naam afzender” niet is ingeschakeld, dan wordt het LAN-Fax Resultatenrap-
port afgedrukt.
Opmerking
Of het LAN-Fax Resultatenrapport wordt afgedrukt of niet, kan worden gecon-
figureerd met gebruikersparameters (schakelaar 20, bit 0) in het menu Faxei-
genschappen.
Als u [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden] uitvoert met het LAN-Faxstuur-
programma, en het E-mail TX Resultatenrapport niet is aangekomen, dan
wordt het communicatieresultaatrapport afgedrukt.
Verwijzing
Pag.188 “Communicatieresultaat rapport (Geheugenverzending)”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Faxen versturen vanaf computers
249
6
Afdrukken en opslaan
U kunt documenten afdrukken die met Windows-toepassingen zijn gemaakt.
Open het document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw document en voer
daarna de volgende procedure uit.
Voor details over het afdrukken van de faxafbeelding, zie de Help van het LAN-
Faxstuurprogramma.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...].
B Selecteer [LAN-Fax M8] in de lijst [Naam:] en klik vervolgens op [OK].
Het dialoogvenster [LAN-Fax] verschijnt.
De instelprocedure is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. In alle ge-
vallen selecteert u [LAN-Fax M8] als printer.
C Klik op [Afdr.] of [Afdrukken & Verzenden].
U kunt het faxdocument opslaan als bestand. Zie “Opties specificeren”.
Opmerking
U kunt bestanden ook opslaan in TIFF-opmaak. Voor details over het op-
slaan in TIFF-indeling, zie “Als bestanden opslaan”.
U kunt de tijdsduur instellen gedurende welke het apparaat documentge-
gevens in zijn geheugen bewaart als het afdrukken is mislukt door een pa-
piertekort of een papierstoring. Voer deze instelling in met
gebruikersparameters (schakelaar 20, bit 2, 3, 4, 5) in het menu Faxeigen-
schappen. Datum wordt verwijderd wanneer de opgegeven tijd verstrijkt.
Verwijzing
Pag.244 “Opties specificeren”
Pag.245 “Als bestanden opslaan”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Adresboek bijwerken
U kunt bestemmingen programmeren en bewerken in de adreslijst met behulp
van het Adresboek.
Voor details over het Adresboek, zie de Help van het LAN-Faxstuurprogramma.
Opmerking
U kunt bestanden die zijn aangemaakt in CSV-opmaak gebruiken als Adres-
boekgegevens. Hiertoe maakt u CSV-bestanden die voldoen aan een bepaal-
de opmaak. Zie Help voor meer informatie.
Faxen via computer
250
6
Programmeren van nieuwe bestemmingen
A Ga in het menu [Start] naar [Programma’s], [LAN-Fax hulppprogramma’s] en klik
vervolgens op [Adresboek].
Het [Adresboek]-venster verschijnt.
Als LAN-Faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op
[
Adresboek bewerken...
]
.
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken
adreslijst.
C Voer de bestemming en naam in.
U kunt de naam van een contactpersoon, de bedrijfsnaam, de naam van de af-
deling, het faxnummer, e-mailadres en het IP-Faxadres invoeren. De naam en
bestemming (faxnummer, e-mailadres, IP-Faxadres) kunnen niet worden
weggelaten.
D Klik op [Toev.].
De bestemming wordt toegevoegd aan de bestemmingslijst.
E Klik op [Sluiten].
F Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevesti-
ging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja].
Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u
op [Nee].
Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren].
Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen
heeft aangebracht na het starten van het Adresboek.
Opmerking
Om de inhoud van de bestemmingslijst van dit apparaat te programmeren
in het Adresboek, schakelt u het selectievakje [Gebruik apparaatadres] in en
voert u vervolgens het registratienummer van de bestemmingstoets in het
veld [Apparaat adres] in.
Voor
[
Lijn:
]
onder
[
Faxnummer:
]
zijn de volgende typen instelbaar; G3, G3-2,
G3-3, G4, G3 Dir. Auto, G3 PABX Auto of I-G3. Dit apparaat ondersteunt ech-
ter geen G4 en G3 PABX Auto.
Voor [Protocol:] onder [IP-Faxadres:] selecteert u [H.323] of [SIP].
Om de SMTP-server te omzeilen, schakelt u het selectievakje [E-mailadres:]
in onder [SMTP-server niet gebruiken].
Faxen versturen vanaf computers
251
6
Bijwerken van geprogrammeerde bestemmingen
A Ga in het menu [Start] naar [Programma’s], [LAN-Fax hulppprogramma’s] en klik
vervolgens op [Adresboek].
Het [Adresboek]-venster verschijnt.
Als LAN-Faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op
[
Adresboek bewerken...
]
.
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken
adreslijst.
C Selecteer de te wijzigen bestemming zodat deze wordt gemarkeerd in de
lijst.
D Wijzig de gegevens.
E Klik op [Bijwerken].
F Klik op [Sluiten].
G Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevesti-
ging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja].
Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u
op [Nee].
Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren].
Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen
heeft aangebracht na het starten van het Adresboek.
Geprogrammeerde bestemmingen verwijderen
A Ga in het menu [Start] naar [Programma’s], [LAN-Fax hulppprogramma’s] en klik
vervolgens op [Adresboek].
Het [Adresboek]-venster verschijnt.
Als LAN-Faxstuurprogramma reeds is opgestart, klikt u op
[
Adresboek bewerken...
]
.
B Klik op [Nieuw/Bladeren...] en selecteer het CSV-bestand met de te bewerken
adreslijst.
C Selecteer de te wissen bestemming zodat deze wordt gemarkeerd in de
lijst.
D Klik op [Verwijderen].
E Klik op [Ja].
F Klik op [Sluiten].
Faxen via computer
252
6
G Als u een bestemming heeft gewijzigd, verschijnt een melding ter bevesti-
ging. Om de wijzigingen op te slaan, klikt u op [Ja].
Als u de wijzigingen niet wilt opslaan en wilt stoppen met wijzigen, klikt u
op [Nee].
Om naar het wijzigingsdisplay terug te gaan, klikt u op [Annuleren].
Het dialoogvenster voor bevestiging verschijnt niet als u geen wijzigingen
heeft aangebracht na het starten van het Adresboek.
Het Adresboek van het apparaat gebruiken in de
Bestemmingslijst van de LAN-Fax
U kunt de faxbestemmingen die in dit apparaat zijn opgeslagen opslaan als CSV-
bestand op een computer via “Adres beheer Tool” in “SmartDeviceMonitor for
Admin”. Opgeslagen CSV-bestanden kunnen worden ingevoegd in de bestem-
mingstabel van het LAN-Faxstuurprogramma door [Nieuw/Bladeren...] te selecte-
ren in Adresboek. Sla het bestand nogmaals op voor het LAN-
Faxstuurprogramma.
Opmerking
Wanneer bestemmingen die in dit apparaat als groepen zijn opgeslagen wor-
den ingevoegd in het Adresboek, dan worden de afzonderlijke bestemmin-
gen vastgesteld in de volgende volgorde (controleer eerst voordat u invoegt
en de volgorde wijzigt): IP-faxbestemming, Faxnummer Mailadres.
Sommige apparaatmodellen kunnen mogelijk niet worden gebruikt voor het
bijwerken van het Adresboek met CSV-bestanden (gevonden via SmartDevi-
ceMonitor for Admin) met gebruikerscodes.
Zie de “SmartDeviceMonitor for Admin” Help voor meer informatie.
Faxvoorbladen wijzigen
Met LAN-Fax Cover Sheet Editor kunt u het formaat van faxvoorbladen bijwerken.
Belangrijk
U moet een voorbladbestand aanmaken voordat u een voorblad met behulp
van het LAN-Faxstuurprogramma toevoegt aan faxdocumenten.
Faxen versturen vanaf computers
253
6
Een voorblad maken
Met behulp van de onderstaande instructies kunt u een faxvoorblad maken.
U kunt de volgende items bewerken met behulp van LAN-Fax Cover Sheet Editor.
Bedrijfsnaam als bestemmingsinformatie
Afdelingsnaam als bestemmingsinformatie
De naam van de persoon als bestemmingsinformatie
Bedrijfsnaam als afzenderinformatie
Afdelingsnaam als afzenderinformatie
De naam van de persoon als afzenderinformatie
Telefoonnummer als afzenderinformatie
Faxnummer als afzenderinformatie
•De datum
•Melding
A Ga in het menu [Start] naar [Programma’s], [LAN-Fax hulppprogramma’s] en klik
vervolgens op [LAN-Fax Voorblad-Editor].
Het [LAN-Fax Voorblad-Editor]-venster verschijnt.
B Wijzig het voorblad.
Zie Help voor meer informatie.
C Klik op [Opslaan als...] in het menu [Bestand].
D Selecteer een map en voer vervolgens een bestandsnaam in.
E Klik op [Opslaan].
Opmerking
De gegevens van het voorblad worden opgeslagen in een eigen opmaak
(met “fcp” als bestandsextensie).
Faxen via computer
254
6
Een gemaakt voorblad toevoegen
Met behulp van de onderstaande instructies kunt u een gemaakt voorbladbe-
stand toevoegen aan een faxdocument.
A In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken...].
B Selecteer [LAN-Fax M8] in de lijst [Naam:] en klik vervolgens op [OK].
Het dialoogvenster [LAN-Fax] verschijnt.
C Klik op [Voorblad bewerken...].
Het [Voorblad]-venster verschijnt.
D Selecteer een voorbladbestand in de vervolgkeuzelijst of na klikken op
[Bladeren...] in [Voorblad selecteren].
De selectie in [Voorblad selecteren] wordt niet geannuleerd, tenzij u een ander
bestand selecteert. Als u alleen informatie over de bestemming wilt wijzigen,
slaat u deze stap over en gaat u naar stap
E
.
E Selecteer het type gegevens bij [Aan:].
U kunt [Adresboek gebruiken], [Aan wie dit leest], [Namen bewerken] of [(Geen)] se-
lecteren. Door [Namen bewerken] te selecteren kunt u de namen van het bedrijf,
de afdeling en de persoon invoeren.
F Om de datum af te drukken, schakelt u het selectievakje [Met een datum] in.
G Voer informatie over de afzender in.
U kunt de namen van het bedrijf, de afdeling en de contactpersoon invoeren
en ook telefoon- en faxnummers.
Om een bericht toe te voegen, schakelt u het selectievakje [Met een bericht] in
en voert u vervolgens een bericht in.
H Klik op [OK].
I Geef een bestemming op.
J Klik op het tabblad [Verzendopties] en schakel vervolgens het selectievakje
[Een voorblad bijvoegen] in.
K Klik op [Verzenden] of [Afdrukken & Verzenden].
Faxen versturen vanaf computers
255
6
De faxfuncties beheren met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin
U kunt informatie over de faxfuncties van dit apparaat controleren op een com-
puter en bestanden opslaan via SmartDeviceMonitor for Admin.
Opmerking
Voor meer informatie over SmartDeviceMonitor for Admin en de installatie
ervan, raadpleegt u de Netwerkhandleiding.
Voor meer informatie raadpleegt u de Netwerkhandleiding en de Help van
SmartDeviceMonitor for Admin.
Verwijzing
Netwerkhandleiding
Meldingen LAN-Faxbediening
In dit hoofdstuk worden karakteristieke handelingsfoutmeldingen uitgelegd die
worden weergegeven op de computer wanneer het LAN-Faxstuurprogramma
wordt gebruikt en oplossingen voor deze berichten.
Melding Oorzaken en oplossingen
Kan geen verbinding krij-
gen met de machine.
Controleer de netwerkverbinding.
Controleer of de voeding is ingeschakeld.
Het aantal vermeldingen in
Bestemmingen overschrijdt
de limiet. Maximaal 500
kunnen worden ingevoerd.
Het aantal opgegeven bestemmingen overschrijdt het
toegestane maximum. Het maximum aantal bestem-
mingen dat tegelijkertijd kan worden opgegeven is 500.
"LAN-Fax" is reeds ge-
start. Kan het niet opnieuw
starten.
Het dialoogvenster [LAN-Fax] is al geopend. Sluit
LAN-Fax eenmaal af en start opnieuw op.
Geheugen toewijzen mis-
lukt.
Er is onvoldoende geheugen op de computer beschik-
baar. Sluit toepassingen die u momenteel niet ge-
bruikt af.
Faxen via computer
256
6
Faxinformatie bekijken via een webbrowser
U kunt ontvangen faxdocumenten en overzichten bekijken of deze documenten
afdrukken via een Web Image Monitor op een netwerkcomputer.
Opmerking
Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken in dezelfde netwer-
komgeving als dit apparaat. Anders wordt de webbrowser misschien niet ge-
opend en kan een fout optreden.
U moet “Opslaan” selecteren als “Ontvangst bestanden instellingen” in het
menu Faxeigenschappen.
U kunt de documenten ook controleren en beheren met DeskTopBinder.
Verwijzing
Netwerkhandleiding
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
DeskTopBinder
Ontvangen faxberichten bekijken, afdrukken en verwijderen via
een Web Image Monitor
Met behulp van de onderstaande instructies kunt u ontvangen faxdocumenten
bekijken en/of afdrukken via een Web Image Monitor.
Ontvangen faxdocumenten bekijken via een webbrowser
A Start een webbrowser.
B Voer het IPv4-adres van het apparaat in het veld [Adres] in.
C Klik op [Ontv. faxbestand] in het linker schermgedeelte.
D Wanneer u een gebruikerscode heeft geprogrammeerd voor het opgeslagen
ontvangstbestand, voert u deze code in en drukt u vervolgens op [OK].
Er verschijnt een overzicht van de ontvangen faxdocumenten.
Als de geprogrammeerde gebruikerscode is gewist met de functie Adres-
boekmanagement in Systeeminstellingen, verschijnt het bericht dat een on-
juiste gebruikerscode is ingevoerd. Als dit het geval is, programmeert u
opnieuw een gebruikerscode.
E Klik op van het gewenste faxdocument.
Om een lijst van de faxdocumenten te zien, kunt u de miniaturenweergave,
pictogramweergave of detailweergave selecteren. Klik op , of .
Faxinformatie bekijken via een webbrowser
257
6
F Bekijk de inhoud van het faxdocument.
Klik op [Vergr. afb] om de voorbeeldafbeelding te vergroten. Vergroten is niet
mogelijk zonder dat Acrobat Reader is geïnstalleerd. Zie voor meer informa-
tie Help in de Web Image Monitor.
G Om het ontvangen faxdocument te downloaden, klikt u op [PDF] of [Multi-
page TIFF] en klikt u vervolgens op [Download].
Er verschijnt een dialoogvenster waarin het downloaden wordt bevestigd.
Wanneer u [PDF] selecteert, voert u de noodzakelijke “Instellingen PDF be-
standsbeveiliging” in voordat u op [Download] klikt. Acrobat Reader start en
het geselecteerde document wordt weergegeven.
Opmerking
Wanneer uw computer niet kan worden verbonden met Web Image Moni-
tor, raadpleegt u de Netwerkhandleiding.
Om de documentgegevens te downloaden in de lijst van ontvangen faxdo-
cumenten, klikt u op [TIFF] of [PDF]. Zie de Help-functie van de Web Image
Monitor voor nadere details over het downloaden.
De methode voor het downloaden hangt af van de geselecteerde opmaak.
Zie voor meer informatie Help in de Web Image Monitor.
Verwijzing
Netwerkhandleiding
Faxinformatie afdrukken via een webbrowser
A Start een webbrowser.
B Voer het IPv4-adres van het apparaat in het veld [Adres] in.
C Klik op [Ontv. faxbestand] in het linker schermgedeelte.
Het overzicht van ontvangen faxdocumenten verschijnt.
D Schakel het selectievakje naast het af te drukken faxdocument in.
Om een lijst van de faxdocumenten te zien, kunt u de miniaturenweergave,
pictogramweergave of detailweergave selecteren. Klik op , of .
E Klik op [Afdr.].
F Klik op [Afdr.].
Om het afdrukken te annuleren, drukt u op
[
Annuleren
]
voordat u op
[
Afdr.
]
drukt
.
U kunt de afdrukvolgorde wijzigen of meerdere documenten selecteren. U
kunt ook documenten afdrukken op zowel de voorzijde als de achterzijde van
het papier. Zie voor meer informatie Help in de Web Image Monitor.
G Klik op [OK].
Het display keert terug naar stap
E
.
Faxen via computer
258
6
Faxinformatie wissen via een webbrowser
A Start een webbrowser.
B Voer het IPv4-adres van het apparaat in het veld [Adres] in.
C Klik op [Ontv. faxbestand] in het linker schermgedeelte.
Het overzicht van ontvangen faxdocumenten verschijnt.
D Schakel het selectievakje naast het te verwijderen faxdocument in.
Om een lijst van de faxdocumenten te zien, kunt u de miniaturenweergave,
pictogramweergave of detailweergave selecteren. Klik op , of .
E Klik op [Verwijderen].
F Klik op [Bestand(en) verwijderen].
Om het wissen te annuleren, drukt u op [Annuleren] voordat u op [Bestand(en)
verwijderen] drukt.
Na het selecteren van meerdere documenten, kunt u ook het wissen van en-
kele geselecteerde documenten annuleren. Zie voor meer informatie Help in
de Web Image Monitor.
G Klik op [OK].
Het display keert terug naar stap
E
.
Bestemmingsinformatie programmeren vanuit een Webbrowser
Als het ontvangende faxapparaat is uitgerust met de T.37 Volledige modus In-
ternetfaxfunctie kunt u de eigenschappen van de ontvanger programmeren met
de Web Image Monitor. U kunt de volgende eigenschappen programmeren:
Compressietype
•Papierformaat
•Resolutie
Opmerking
Zie de Help van de Web Image Monitor voor een gedetailleerde beschrijving.
Als een ontvanger die als volledige modus in het Adresboek is geprogram-
meerd een ontvangstbevestiging terugstuurt via e-mail dan wordt de be-
staande informatie vervangen door de inhoud van deze e-mail.
Verwijzing
Pag.29 “T.37 Volledige modus”
Faxinformatie bekijken via een webbrowser
259
6
Geprogrammeerde apparaateigenschappen bewerken
Volg deze stappen om Web Image Monitor te gebruiken om informatie te bewer-
ken over het bestemmingsapparaat die in het Adresboek is geregistreerd.
A Start de Webbrowser.
B Voer na “http://” in het adresveld het IPv4-adres in van het apparaat dat u
wilt controleren.
Het bovenste scherm wordt weergegeven.
C Klik op [Inloggen] en voer de naam van de beheerder en het wachtwoord in.
D Klik op [Adresboek] in het linker schermgedeelte.
Het Adresboek wordt weergegeven.
E Klik op de radioknop links van het apparaat dat u wilt wijzigen en klik op
[Wijzigen].
De pagina [Gebr. wijz.] wordt weergegeven.
F Wijzig de gegevensnotatie van de Internetfaxfunctie.
Als u de modus wijzigt in “Eenvoudige modus”, is het niet mogelijk om de
apparaateigenschappen in te stellen.
G Klik links boven in het scherm op [OK].
Om de instelling te annuleren, klikt u links boven in het scherm op
[
Annuleren
]
.
Het Adresboek wordt weergegeven.
H Sluit de Webbrowser.
Faxen via computer
260
6
Een ontvanger toevoegen
Volg deze stappen om Web Image Monitor te gebruiken om een nieuwe bestem-
ming aan het Adresboek toe te voegen.
A Start de Webbrowser.
B Voer na “http://” in het adresveld het IPv4-adres in van het apparaat dat u
wilt controleren.
Het bovenste scherm wordt weergegeven.
C Klik op [Inloggen] en voer de naam van de beheerder en het wachtwoord in.
D Klik op [Adresboek] in het linker schermgedeelte.
Het Adresboek wordt weergegeven.
E Klik op [Gebruiker toevoegen].
De pagina [Gebruiker toevoegen] wordt weergegeven.
F Voer het registratienummer, de naam en het e-mailadres in en geef vervol-
gens de eigenschappen op.
Nadat u het e-mailadres heeft ingevoerd kunt u de gegevensnotatie instellen
voor de Internetfaxfunctie.
G Klik op [Volledige modus] onder [Internet fax gegevensnotatie] en stel de eigen-
schappen in op basis van de eigenschappen van de ontvanger.
Als u de modus wijzigt in “Eenvoudige modus”, is het niet mogelijk om de
apparaateigenschappen in te stellen.
H Klik links boven in het scherm op [OK].
Om de instelling te annuleren, klikt u links boven in het scherm op
[
Annuleren
]
.
Het Adresboek wordt weergegeven.
I Sluit de Webbrowser.
Per fax ontvangen bestanden bezorgen
261
6
Per fax ontvangen bestanden bezorgen
Documenten die door het apparaat zijn ontvangen kunnen op een computer
worden bekeken of met ScanRouter-bezorgingssoftware worden gedownload
via de netwerkbezorgingsserver. Dit is een handige functie waarmee u docu-
menten op uw computer kunt weergeven en opslaan zonder dat u de documen-
ten hoeft af te drukken.
Belangrijk
De ScanRouter-bezorgingssoftware vereist als een bezorgingsserver. Desk-
TopBinder moeten geïnstalleerd zijn op uw computer.
Met de Delivery server verliest u geen tijd aan het zoeken en doorsturen van do-
cumenten.
Functies
De Delivery server biedt de volgende functies:
Gebruik de bezorgingsserver voor het koppelen van ontvangen documen-
ten (SUB Code, Eigen naam en Eigen Faxnr.) met de ontvangers, zodat de
documenten worden bezorgd bij de ontvangers voor wie de documenten
bedoeld zijn.
De keuze van de bezorgingsmethode van ontvangen documenten: “Op-
slaan in de inbox van de Delivery server”, “Versturen als e-mailbestand” of
“Opslaan in de aangegeven map op de computer”. Ontvangen documenten
zonder SUB Code, Eigen Naam of Eigen Faxnr. worden opgeslagen in de
inbox van de bezorgingsserver. U kunt de instelling ook zo uitvoeren, dat
de ontvangen documenten in de aangegeven Delivery server worden opge-
slagen, via de voor ontvangst gebruikte lijn.
U kunt ontvangen documenten die in de inbox van de bezorgingsserver zijn
opgeslagen, controleren of downloaden met behulp van DeskTopBinder.
Opmerking
Documenten die ontvangen zijn in Persoonlijke box worden doorgezonden
naar bezorgingsserver.
Om documenten die opgeslagen zijn in de inbox van de bezorgingsserver, te be-
kijken of downloaden, dient u DeskTopBinder op uw computer te installeren.
Om ontvangen documenten naar uw computer te versturen als e-mailbijla-
gen, moet uw computer over een e-mailprogramma beschikken dat compati-
bel is met de ScanRouter-bezorgingssoftware.
Voor de netwerkaansluiting met een Delivery server, moet u de Gebruiker-
sinstellingen van het apparaat aanpassen. Deze instellingen moeten ook op
Delivery server worden aangepast.
Voor details over de bezorgingsserver (ScanRouter-bezorgingsoftware), zie
de Help of de instructies van de ScanRouter-bezorgingssoftware.
Voor meer informatie over DeskTopBinder kunt u de handleiding en de Help
van DeskTopBinder raadplegen.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
DeskTopBinder handleiding en Help
Faxen via computer
262
6
263
7. Bijlage
In dit hoofdstuk worden eigenschappen en specificaties van de faxfunctie uitge-
legd.
De status van het geheugen controleren
Via deze functie kunt u een samenvatting weergeven van het huidige geheugen-
gebruik.
In het stand-by-display kunt u het percentage vrije geheugenruimte controleren.
Daarnaast kunt u in [Systeemstatus] het aantal van “Verzending stand-by be-
stand(en): ”, “Geheugenbeveiliging afdrukta(a)k(en): ” en “RX afdr. stand-by
bestand(en): ” controleren. “Overige: ” toont het totaal aantal documenten dat
geregistreerd is in Informatieboxen en ontvangen in Persoonlijke box. Zie Pro-
blemen oplossen.
Opmerking
Wanneer u de “Ontvangst bestanden instellingen” in het menu Faxeigen-
schappen instelt op “Opslaan”, kunt u het aantal ontvangen documenten
controleren met behulp van “RX afdr. stand-by bestand(en): ”.
Verwijzing
Pag.3 “Het display lezen en de toetsen gebruiken
Pag.205 “Persoonlijke box”
Pag.208 “Informatieboxen”
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Problemen oplossen
Bijlage
264
7
Programma’s
Als u regelmatig documenten naar dezelfde bestemming verzendt of steeds de-
zelfde instellingen voor verzending gebruikt, kunt u deze informatie opslaan in
een programma, zodat u de instellingen snel kunt oproepen. Keystroke Pro-
gramma’s kunnen gemakkelijk worden opgeroepen door op een geprogram-
meerde toets te drukken.
Keystroke-programma’s registreren en wijzigen
De volgende procedure kan worden gebruikt om een nieuw programma vast te
leggen of een oud programma te overschrijven.
U kunt de volgende gegevens in een programma opslaan:
Geheugenverzending, Directe verzending, type verzending, bestemmingen,
Scantype, Resolutie, Scanformaat, Gem. orig. form., Autom. Bel., Handmati-
ge belichting, Orig. richting, Originele instel., Stempel, Select. Lijn, invoer
SUB/SID/SEP/PWD Code, Uitgest. verz., Ontv. Bevestiging, BCC verz., Re-
sult. e-mailverz., Tekst, Standaard bericht, Auto Verkleinen, Label invoegen,
Gesloten netwerk, SUB Code Verzending, SEP Code Ontvangst, Faxkoptekst
Afdruk., TX status rapport, Bestand opslaan
Programmanaam
A Voer de instellingen door die u wilt registreren in het programma.
De manier van programmeren is afhankelijk van de items die u wilt registreren.
Druk op de toets {Instellingen verwijderen} om het programmeren te annuleren.
Om ene programma te registreren met Uitgestelde verzending met het faxnum-
mer, “0123456789”, drukt u op
{
0
}
,
{
1
}
,
{
2
}
,
{
3
}
,
{
4
}
,
{
5
}
,
{
6
}
,
{
7
}
,
{
8
}
,
{
9
}
met
behulp van de cijfertoetsen en gaat u vervolgens verder met het invoeren van de
Uitgestelde verzending-instelling tot het stand-by-display wordt weergegeven
wanneer u op
[
OK
]
drukt.
B Controleer of de machine in de faxmodus staat en het display “standby”
aangeeft.
Als de machine niet standby staat, drukt u op de {Fax}-toets.
C Druk op de toets {Programmeren}.
ALV006S
Programma’s
265
7
D Druk op [Geprogram.].
Als er geen programma’s zijn geregistreerd, gaat u verder naar stap
E
.
E
Selecteer een programmanummer waarin “Niet geprogr.” wordt weergegeven
.
Wanneer u zich vergist, drukt u op [Annuleren] en selecteert u opnieuw een
programmanummer.
Wanneer u een programma wilt wijzigen, drukt u op [Ja] nadat u op het pro-
grammanummer heeft gedrukt dat u wilt wijzigen. Wanneer u zich vergist,
drukt u op [Nee] en gaat u terug naar stap
E
.
F Voer het programmanummer in en druk op [OK].
Wanneer u zich vergist, drukt u op [Backspace] of [All.verwijd.] en probeert u
het opnieuw.
U dient de programmanaam vast te leggen.
Druk op [Annuleren] om een programma te annuleren. Het display keert terug
naar stap
E
.
G Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
Opmerking
U kunt dezelfde procedure gebruiken voor het registreren en wijzigen van pro-
gramma’s. In stap
E
selecteert u het programmanummer dat u wilt wijzigen.
Voor het maximum aantal Keystroke-programma’s dat u kunt registreren,
zie “Maximumwaarden”.
Voor het maximum aantal tekens dat u kunt invoeren voor een program-
manaam, zie “Maximumwaarden”.
Voor het maximum aantal bestemmingen dat u in een Keystroke-program-
ma kunt registreren, zie “Maximumwaarden”.
De methode om programma’s voor de kopieerfunctie te registreren of te
wijzigen wijkt af van die voor de faxfunctie.
Bijlage
266
7
Verwijzing
Pag.117 “Verzenden op een bepaald tijdstip (uitgesteld verzenden)”
Pag.274 “Maximum waarden”
Info over dit apparaat
Een prioriteitsfunctie vastleggen via een programma
Stel de functies die geregistreerd zijn in een programma in als prioriteitsfuncties,
zodat u het apparaat deze functies meteen kunt laten selecteren nadat het appa-
raat is ingeschakeld of wanneer op de toets {Instellingen verwijderen} is gedrukt.
Om de prioriteitsfuncties in te stellen, registreert u de gewenste instellingen in
een programma. Vervolgens roept u het geregistreerde programma op en daar-
na drukt uo op [Als stnd progr.] op het programmascherm. De opgeroepen instel-
lingen worden geregistreerd als prioriteitsfuncties.
Belangrijk
Bestemmingen en SUB/SID/SEP/PWD Code-vermeldingen kunnen niet
worden geregistreerd als prioriteitsfuncties.
Verwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Programma’s
267
7
Een programmanaam wijzigen
Volg deze stappen om een programmanaam te wijzigen.
A Controleer of de machine in de faxmodus staat en het display “standby”
aangeeft.
Als de machine niet standby staat, drukt u op de {Fax}-toets.
B Druk op de toets {Programmeren}.
C Druk op [Naam wijzigen].
D
Selecteer het programmanummer behorend bij de naam die u wilt wijzigen.
E Voer een nieuwe programmanaam in en druk op [OK].
Druk op [Annuleren] om de wijziging te annuleren en ga verder met stap
F
.
F Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
ALV006S
Bijlage
268
7
Een programma wissen
Volg deze stappen om een overbodig programma te verwijderen:
A
Controleer of de machine in de faxmodus staat en het display “standby” aangeeft.
Als de machine niet standby staat, drukt u op de {Fax}-toets.
B Druk op de toets {Programmeren}.
C Druk op [Verwijderen].
D Selecteer het nummer van het programma dat u wilt wissen.
E Druk op [Ja].
Druk op [Nee] om het programma niet te wissen. Het display keert terug naar
stap
D
.
F Druk op [Afsluiten].
Het display geeft “stand-by” aan.
ALV006S
Programma’s
269
7
Een programma gebruiken
Volg deze stappen om een geregistreerd programma op te roepen en te gebruiken:
A Controleer of de machine in de faxmodus staat en het display “standby”
aangeeft.
Als de machine niet standby staat, drukt u op de {Fax}-toets.
B Plaats het origineel.
C Druk op de toets {Programmeren}.
D Controleer of [Oproepen] is geselecteerd en druk op het geregistreerde pro-
grammanummer.
Het display geeft “stand-by” aan.
Het geprogrammeerde faxnummer wordt weergegeven en de geregistreerde
instellingen worden opgeroepen.
E Druk op de toets {Start}.
De machine begint het origineel te scannen.
Vervolgens start de verzending met de opgeroepen verzendingsinstellingen.
Opmerking
Door het programma te gebruiken kunnen de vorige instellingen worden gewist.
Als u geen geregistreerde bestemmingen of scaninstellingen als programma
heeft ingesteld, selecteert u het programmanummer, voert u het faxnummer van
de bestemming in en selecteert u de gewenste scaninstellingen.
ALV006S
Bijlage
270
7
Opties
In dit hoofdstuk worden de functies van opties uitgelegd.
Uitbreidingsgeheugen (28 MB: DIMM)
Hiermee kunt u faxdocumenten met een hoge resolutie verzenden (Superfijn).
Hiermee kunt u faxdocumenten met een hoge resolutie ontvangen (Fijn of Su-
perfijn). Als u deze functie wilt gebruiken, dient u contact op te nemen met uw
onderhoudstechnicus.
Verwijzing
Pag.274 “Maximum waarden”
Extra G3-interface
Deze optie biedt één extra G3-lijnverbinding.
U kunt maximaal twee G3-interfaces installeren.
Specificaties
271
7
Specificaties
Faxen verzenden en ontvangen
Stroomverbruik
IP-Faxen verzenden en ontvangen
Standaard G3
Resolutie G3:
8 × 3,85/mm·200 × 100 dpi (Standaard teken),
8 × 7,7/mm·200 × 200 dpi (Gedetailleerd teken),
8 × 15,4/mm (Fijn teken: optioneel),
16 × 15,4/mm·400 × 400 dpi (Super fijn teken: optioneel)
Verzendingstijd G3: 3 seconden bij 28800 bps, standaardresolutie
(JBIG verzending: 2 seconden)
Datacompressiemethode MH, MR, MMR, JBIG
Maximaal origineelformaat Standaardformaat: A3L, 11" × 17"
Aangepast formaat: 297 × 1200 mm/11" × 47"
Maximaal scanformaat 297 × 1200 mm/11" × 47"
Afdrukmethode Laserafdruk op normaal papier
Verzendsnelheid G3:
33600/31200/28800/26400/24000/21600/19200/16800/14400/
12000/9600/7200/4800/2400 bps (automatische terugkoppeling)
Directe verzending ongeveer 260 W
Geheugenverzending ongeveer 230 W
Geheugenontvangst ongeveer 225 W
Ontvangst ongeveer 520 W
Netwerk LAN: Local Area Network
Ethernet/10base-T, 100base-TX, IEEE1394 (IPv4 over 1394),
IEEE802.11b (wireless LAN)
Scanlijndichtheid 8 × 3,85 mm·200 × 100 dpi (Standaard teken),
8 × 7,7 mm, 200 × 200 dpi (Gedetailleerd teken),
8 × 15,4 mm (Fijn teken: optioneel),
16 × 15,4 mm, 400 × 400 dpi (Super fijn teken: optioneel)
Maximaal origineelformaat Standaardformaat: A3L, 11" × 17"
Aangepast formaat: 297 × 1200 mm/11" × 47"
Maximaal scanformaat 297 mm × 1200 mm
Verzendprotocol Aanbevolen: T.38, TCP, UDP/IP communicatie, SIP
(RFC 3261-compatibel), H.323 v2
Bijlage
272
7
Internetfaxen verzenden en ontvangen
*1
Volledige modus
Compatibele apparatuur Compatibele IP-Fax apparatuur
IP-Fax verzendfunctie Geef een IPv4-adres op en stuur faxen naar een compatibel
IP-Faxapparaat via het netwerk.
Kan ook faxen sturen naar een G3-faxapparaat dat is aange-
sloten op het telefoonnet via een VoIP-gateway.
IP-Fax ontvangstfunctie Faxen ontvangen die zijn verzonden door een compatibel
IP-faxapparaat via het netwerk.
Kan ook faxen ontvangen van een G3-faxapparaat dat is aan-
gesloten op het telefoonnet via een VoIP gateway.
Netwerk LAN: Local Area Network
Ethernet/10base-T, 100base-TX, IEEE1394 (IPv4 over 1394),
IEEE802.11b (wireless LAN)
Verzendfunctie E-mail
Scanlijndichtheid 200 × 100 dpi (Standaard teken), 200 × 200 dpi (Gedetailleerd
teken, 200 × 400 dpi (Fijn teken: optioneel)
*1
, 400 × 400 dpi
(Superfijn teken: optioneel)
*1
Formaat origineel: scanbreedte
A3
*1
, B4
*1
, A4
Communicatieprotocollen Verzending
SMTP, TCP/IP
Ontvangst
POP3, SMTP, IMAP4, TCP/IP
E-mailformaat Single/Multi-part, MIME Conversion
Toegevoegde bestandsformaten: TIFF-F (MH, MR
*1
, MMR
*1
compressie)
Beveiligingscontrolemethode SMTP-AUTH, POP voor SMTP, A-POP
Internetcommunicatie Zenden en ontvangen van e-mails met een computer die is
voorzien van een e-mailadres
Zendfuncties van e-mails Automatische conversie van verzonden documenten naar e-
mailformaat en e-mailverzending. Alleen verzending vanuit
het geheugen.
Ontvangstfuncties van e-mails Automatische detectie en afdrukken van aangehechte TIFF-F
(MH)-bestanden en ASCII-tekst. Alleen ontvangst in het ge-
heugen.
Specificaties
273
7
Specificaties die vereist zijn voor apparaten met Internetfaxbestemming
Dit apparaat kan communiceren met Internetfaxapparaten die voldoen aan de
volgende specificatievereisten.
Wanneer wordt gecommuniceerd met Volledige modus-apparaten, kunt u ge-
bruik maken van de hogere specificaties voor codering, origineelformaat en re-
solutie. Voor details over de specificaties die beschikbaar zijn in Volledige
modus, zie “Internetfaxen verzenden en ontvangen” in “Specificaties”.
Verwijzing
Pag.271 “Specificaties”
Communicatieprotocollen • Verzending
SMTP
Ontvangst
POP3, SMTP, IMAP4
E-mailformaat Formaat
MIME, Base64
Type inhoud
Image/tiff
Multipart/mixed (text/plain, Image/tiff (aangehechte
bestandsformaten))
Dataformaat Profiel
TIFF Profile S
•Codering
MH
Formaat origineel
A4
•Resolutie (dpi)
200 × 100/200 × 200, 204 × 98/204 × 196
Bijlage
274
7
Maximum waarden
De volgende lijst bevat de maximumwaarde voor elk item.
Item Standaard Geheugenuitbrei-
ding (Optioneel)
Geheugen 4 MB 28 MB
Het aantal documenten dat u kunt opslaan in het
geheugen voor Geheugenverzending
400 400
Het aantal pagina’s dat u kunt opslaan in het ge-
heugen (met behulp van A4-formaat standaard
<ITU-T q1 kaart>)
Circa 320 Circa 2240
Aantal bestemmingen dat u kunt registreren in
een bestemmingslijst
2000 2000
Aantal groepen dat u kunt registreren 100 100
Aantal bestemmingen dat u kunt registreren in
een groep
500 500
Aantal bestemmingen dat u kunt opgeven per
bestand
500 500
Aantal bestemmingen dat u kunt opgeven voor alle
bestanden (inclusief bestanden in het geheugen)
500 500
Aantal bestemmingen dat u op een bepaald mo-
ment kunt zoeken met behulp van [Best. zk.]
100 100
Aantal laatste bestemmingen dat het apparaat
kan opslaan
10 10
Aantal cijfers voor een bestemming 128 128
Aantal cijfers voor een SEP/SUB/PWD/SID
Code
20 20
Aantal tekens dat u kunt invoeren in de onder-
werpregel van een e-mail
128 128
Aantal communicatieresultaten dat u op dit ap-
paraat kunt controleren
200 200
Aantal communicatieresultaten afgedrukt in het
Journaal
50 50
Aantal speciale afzenders dat u kunt registreren 30 30
Aantal verzendresultaten van het LAN-
Faxstuurprogramma dat u kunt controleren van-
af een netwerkcomputer “SmartDeviceMonitor
for Admin”, “DeskTopBinder” of Web Image
Monitor.
70 70
Maximum waarden
275
7
Opmerking
Het maximale aantal pagina’s dat u kunt opslaan of verzenden, hangt af van
de inhoud van documenten.
Aantal documenten dat vanaf een LAN-
Faxstuurprogramma is verzonden dat het appa-
raat kan vasthouden als bestanden die moeten
worden verzonden
400 400
Aantal bestemmingen dat u kunt registreren in
een Keystroke-programma
500 500
Aantal Keystroke-programma’s dat u kunt regis-
treren
100 100
Aantal tekens dat u kunt invoeren voor een pro-
grammanaam
20 20
Aantal ontvangen documenten dat u kunt op-
slaan op de harde schijf van het apparaat
400 400
Aantal documenten dat u tegelijkertijd kunt afdruk-
ken in
[
Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken / ver-
wijderen
]
30 30
Aantal documenten dat u tegelijkertijd kunt verwij-
deren in
[
Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken /
verwijderen
]
30 30
Aantal opgeslagen documenten dat u tegelijker-
tijd kunt opgeven in [Select. opgesl. best.]
30 30
Aantal opgeslagen pagina’s dat u in een hande-
ling kunt verzenden in [Select. opgesl. best.]
1000 1000
Aantal opgeslagen documenten dat u tegelijker-
tijd kunt afdrukken met [Afdrukken pagina 1]
30 30
Aantal opgeslagen documenten dat u tegelijker-
tijd kunt afdrukken met [Bestand afdrukken]
30 30
Aantal documenten dat u kunt opslaan in de Do-
cument Server met de faxfunctie
2000 2000
Aantal pagina’s per document dat u kunt opslaan
in de Document Server
1000 1000
Aantal pagina’s dat u kunt opslaan in de Docu-
ment Server (in totaal – kopieerfunctie, faxfunc-
tie, printerfunctie en scannerfunctie) (met behulp
van ITU-T q4 kaart)
Circa 9000 Circa 9000
Item Standaard Geheugenuitbrei-
ding (Optioneel)
276
INDEX
1e vel, 33
2e vel
, 33
2-zijdig afdrukken
, 6, 244
2-zijdig origineel
, 33
A
Aantal afdrukken ontvangstbestand, 6
Activeer RX modus
, 146, 147
Adresboek
, 235, 249
Adresboek bijwerken
, 249
Adresboek gebruiken om bestemmingen
op te geven
, 72
Afdrukken
, 179, 201
Afdrukken en opslaan
, 249
Afdrukken met een rotatie van 180
graden
, 160
Afdrukken op het juiste formaat
, 165
Afdrukken pagina 1
, 225
Afdrukken per bestandsnr..
, 194
Afdrukken van opgeslagen documenten
,
225
Afdrukopties, 157
Afdruk per gebruiker
, 195
Afzenderinstellingen
, 97
Afzonderlijke toepassingen installeren
,
236
Algemene instellingen, 6
Alle
, 193
Alleen opgeslagen bestand doorzenden.
,
220
Alleen opslaan, 216
Als bestanden opslaan
, 245
Als het juiste papierformaat niet
beschikbaar is
, 164
Als standaard programmeren
, 266
Automatische detectie
, 48
Automatische e-mailontvangst
, 148
Automatische ontvangst
, 146
Automatisch opnieuw kiezen
, 16
Autom. bel.
, 54
Auto Run
, 236
Auto Verkleinen
, 130
B
Basisverzending, 240
Bedieningsschakelaar
, 156
Beeldrotatie
, 161
Belichting (contrast)
, 54
Bestand afdrukken
, 225
Bestanden controleren die opgeslagen zijn
in het geheugen
, 181
Bestand opslaan
, 216
Bestandslijst
, 181, 223
Bestandsnaam
, 219
Bestandsnaam wijzigen
, 230
Bestand verwijderen
, 231
Best. beh./verw.
, 227, 231
Bestemmingen in het Adresboek
programmeren
, 77
Bestemmingen uit Recente bestemmingen
selecteren
, 75
Bestemmingsinformatie programmeren
vanuit een Webbrowser
, 258
Bestemming-toets
, 72, 74
Bestemming zoeken
, 6
Best. toev.
, 172
Best. zk.
, 80
Bevestiging van verzending weergeven
,
20
Bew.best., 63, 66
Bezig met registreren ingevoerde
Bestemmingen in Adresboek
, 79
Bezig met verzenden naar e-mailadres
,
66
Bezorgingsinstellingen SMTP
RX-bestand
, 6
Bijwerken van geprogrammeerde
bestemmingen
, 251
Boven naar Boven
, 33
Boven naar Onder
, 33
Box Instelling
, 6
Box instelling: Lijst afdrukken
, 6
Broadcastvolgorde
, 16
C
Centreerteken, 6, 158
Communicatie foutrapport
, 189
Communicatieresultaat rapport
, 188
Compatibele apparatuur
, 273
CSIEigen Faxnr
, 144
D
De afdrukeigenschappen instellen, 238
De faxfuncties beheren met behulp van
SmartDeviceMonitor for Admin
, 255
De instelling van de SMTP Server
wijzigen
, 176
De lade voor lijnen aangeven
, 6
De lijnpoort wijzigen
, 57
277
De reserveringen voor Ontvangst SEP-
code bevestigen
, 106
De resultaten van een verzending
bevestigen
, 152
De SMTP Server omzeilen
, 69
De software gebruiken
, 234
De status van het geheugen controleren
,
263
Detail, 45
De titels in het Adresboek veranderen
, 73
De verzendtijd wijzigen
, 174
Directe ontvangst
, 141
Directe verzending
, 9, 17
Direct kiezen
, 93
Direct TX Resultatenrapport
, 188
Dir.kz.
, 93
Documenten ontvangen die aan vooraf
opgegeven voorwaarden voldoen
, 144
Documenten onvoorwaardelijk
ontvangen
, 144
Documenten opgeven vanuit de
Bestandslijst
, 223
Documenten opgeven via de
bestandsnaam
, 224
Documenten opgeven via de
gebruikersnaam
, 223
Documenten opslaan in Informatieboxen
,
209
Document Server, 246
Doorzendbestemming
, 153
Doorzendbox
, 152
Doorzenden
, 6
Doorzenden van Ontvangen
documenten
, 152
Dubbelzijdig afdrukken
, 159
E
Een alias telefoonnummer opgeven, 65
Een bestand dat met Geheugenslot
ontvangen is, afdrukken
, 203
Een bestand opnieuw verzenden
, 183
Een bestand uit het geheugen afdrukken
,
179
Een bestemming opgeven, 60
Een bestemming opgeven door
rechtstreeks in te voeren.
, 243
Een bestemming opgeven via een
bestemmingslijst
, 241
Een bestemming opgeven via het
Adresboek
, 242
Een bestemming toevoegen
, 172
Een bestemming van een gelijktijdige
broadcast verwijderen
, 170
Een Directe verzending annuleren, 108
Een document opslaan
, 215, 216
Een e-mailadres invoeren
, 66
Een e-mailbestemming instellen als een
BCC
, 121
Een gebruikersnaam programmeren
, 218
Een Geheugenverzending annuleren
,
108
Een gemaakt voorblad toevoegen, 254
Een hostnaam opgeven
, 65
Een IP-Faxbestemming invoeren
, 63
Een IPv4-adres opgeven
, 63
Een lijst met bestanden in het geheugen
afdrukken
, 181
Een ontvanger toevoegen
, 260
Een opgeslagen bestand verzenden
, 215
Een pauze invoeren
, 61
Een prioriteitsfunctie vastleggen via een
programma
, 266
Een programma gebruiken
, 269
Een programmanaam wijzigen
, 267
Een programma wissen
, 268
Een protocol selecteren
, 57
Een SIP-gebruikersnaam opgeven
, 65
Een toon invoeren
, 62
Een verzendbestand controleren
, 169
Een verzending annuleren
, 108
Een verzending annuleren terwijl het
origineel wordt gescand
, 108
Een verzending annuleren terwijl het
origineel wordt verzonden
, 109
Een verzending annuleren voordat de
verzending is gestart
, 111
Een verzending annuleren voordat het
origineel is gescand
, 108
Een verzending bevestigen
, 114
Een verzendingstype selecteren
, 10
Een verzending van een Internetfax
annuleren
, 108
Een voorblad bijvoegen
, 244
Een voorblad maken
, 253
Een voorvertoning weergeven
, 224
Eigenschappen
, 237
Eigenschappen LAN-Faxstuurprogramma
instellen
,
237
E-mailadres, 86
E-mailonderwerp
, 28
E-mailtekst
, 149
E-mail TX resultaten
, 247
Externe telefoon
, 95
Extra G3-interface
, 270
278
F
Fax, 10
Faxbestemming
, 83
Faxen versturen vanaf computers
, 233
Faxen via computer
, 233
Faxinformatie afdrukken via een
webbrowser
, 257
Faxinformatie bekijken via een
webbrowser
, 256
Faxinformatie programmeren
, 6
Faxinformatie wissen via een
webbrowser
, 258
Faxinstellingen
, 6
Faxkoptekst afdrukken
, 138
Faxontvangst automatisch inschakelen
,
156
Fax-toets, 2, 146
Faxvoorbladen wijzigen
, 252
Formaat origineel
, 30, 36
Foto
, 43
Functieoverzicht
, 6
Functies die niet beschikbaar zijn voor
IP-Fax-verzending
, 24
Functies niet beschikbaar voor
e-mailontvangst
, 28
Functies niet beschikbaar voor
e-mailverzending
, 27
G
G3, 57
G3 Auto
, 57
G4
, 57
Gatekeeper (VoIP-gatekeeper)
, 23
Gateway programmeren/wijzigen/
wissen
, 6
Gateway (VoIP-gateway)
, 23
Geautoriseerde ontvangst per afzender
,
6
Geavanceerde functies, 100
Geavanceerd zoeken
, 88
Gebied
, 50
Gebied 1
, 50
Gebied 2
, 50
Gebruikersinstellingen/Teller-toets
, 6
Gebruikersnaam
, 218
Gebruikersnaam wijzigen
, 229
Gebruikerstekst
, 124
Gebruiker toevoegen
, 260
Gebruik van de Document Server
, 215
Gebruik van deze handleiding
, 1
Gecomb. auto en handm. bel.
, 54
Geheug.bev.afdruk.
, 203
Geheugen
, 263
Geheugenontvangst
, 142
Geheugenopslag rapport
, 116
Geheugenslot-ID programmeren
, 6
Geheugenverzending
, 9, 11
Geheugenverzendingsvolgorde
, 16
Gelijktijdige broadcast
, 16
Gelijktijdige broadcast met behulp van
meedere lijnpoorten
, 59
Geluidsniveau aanpassen
, 6
Gem. orig. form.
, 52
Geprogrammeerde
apparaateigenschappen bewerken
, 259
Geprogrammeerde bestemmingen
verwijderen
, 251
Geruit merkteken
, 6, 157
Geschikte origineelformaten
, 36
Gesloten netwerk
, 134
Gesloten netwerkcode
, 134, 144
Gesloten netwerkcode programmeren
, 6
Groepsbestemmingen opgeven
, 74
H
H.323, 23
H.323 inschakelen
, 6
H.323-instellingen
, 6
Handleidingen voor deze machine
, i
Handmatige e-mailontvangst
, 149
Handmatige E-mail RX
, 149
Handmatige invoer
, 63, 66, 218, 223
Handmatige ontvangst
, 146
Handmatig kiezen
, 95
Handm. bel.
, 54
Harder
, 93
Het Adresboek van het apparaat
gebruiken in de bestemmingslijst van de
LAN-Fax
, 252
Het apparaat terugzetten in de stand-by-
modus
, 2
Het display lezen
, 2
Het display lezen en de toetsen
gebruiken
, 3
Het journaal afdrukken
, 192
Het ontvangstresultaat controleren
, 190
Het opslagresultaat controleren
, 116
Het resultaat van de communicatie
controleren
, 188
Het resultaat van de Directe verzending
controleren
, 188
Het resultaat van een Ontvangst SEP-code
bevestigen
, 107
279
I
In de ADF plaatsen, 30
Indicator Bestand ontvangen
, 143
Indicator Communiceren
, 109
Indicator Vertrouwelijk bestandsrapport
,
203
Informatiebox, 208
Informatieboxbestand opslaan/
verwijderen/afdrukken
, 209, 211, 212
Informatieboxdocumenten afdrukken
,
211
Informatieboxdocumenten verwijderen
,
212
Inkomende documenten afdrukken op
papier uit de handinvoerlade
, 165
Instellingen control/wijz
, 114, 170, 172,
174, 176
Instellingen Internetfax
, 6
Instellingen invoeren voor de configuratie
van opties
, 239
Instellingen van bestanden in het
geheugen veranderen
, 169
Instellingen verwijderen-toets
, 2, 108
Internetfax
, 10
Internetfaxdocumenten ontvangen
, 148
Internetfaxfuncties
, 25
IP-Faxfuncties
, 21
J
JBIG-ontvangst, 156
JBIG-verzending
, 45
Journaal
, 191, 197
Journaal afdrukken
, 192
Journaal verzenden via e-mail
, 199
Journaal via e-mail
, 199
K
Keystroke-programma’s:, 264
Keystroke-programma’s registreren
, 264
Keystroke-programma’s wijzigen
, 264
Kleurentoets
, 5
Kopiebestand TX-instelling
, 6
Koptekst fax afdrukken
, 244
L
Label invoegen, 132
Lade verschuiven
, 167
Lade voor lijnen aangeven
, 166
Lager
, 93
LAN-Fax Cover Sheet Editor
, 235, 252
LAN-Fax Resultatenrapport
, 248
LAN-Faxstuurprogramma
, 233, 234
LDAP Server
, 80
Lijst afdrukken
, 181
M
Mapverzending Resultatenrapport, 6
Max. e-mailgrootte
, 6
Maximum waarden
, 274
MDN
, 119
Meerdere originelen verzenden via de
glasplaat
, 14, 19
Meldingen LAN-Faxbediening
, 255
Menu Beschermen
, 6
Met betrekking tot IP-Faxbestemmingen
,
65
Met rapport bevestigen, 186
Misl. best. verz.
, 183
Modi controleren
, 20
Moeilijk te detecteren origineelformaten
,
39
Multipoort, 57
N
Naam, 81
Naam 1
, 138
Naam 2
, 138
Naam afzender
, 97
Naam wijzigen
, 267
Namen
, 79
Namen van hoofdfuncties
, 1
Nummers invoeren met de cijfertoetsen
,
60
O
Onderwerp, 124
Ontvangen afbeeldingen
, 149
Ontvangen documenten doorzenden
,
153
Ontvangen documenten routeren, 151
Ontvangen documenten routeren met
SUB Code
, 151
Ontvangen e-mails via SMTP routeren
,
155
Ontvangen en opgeslagen documenten
afdrukken
, 200, 201
Ontvangen en opgeslagen documenten
wissen
, 200, 202
Ontvangen faxdocumenten bekijken via
een webbrowser
, 256
Ontvangstbericht
, 119
Ontvangstbericht bericht
, 119
Ontvangst bestand instellingen
, 6
Ontvangstfuncties
, 151
Ontvangstinstelling
, 6
Ontvangst met geheugenbeveiliging
, 6
Ontvangstmodi
, 146
Ontvangstmodus omschakelen
, 6
Ontvangstmodus veranderen
, 147
Ontvangst SEP-code
, 103, 136
280
Ontvangsttijd, 158
Ontvangsttijd afdrukken
, 6
Ontvangsttypen
, 141
Ontvangst van meerdere kopieën
, 160
Oorspronkelijk display
, 3
Oorspronkelijke instellingen
, 6
Op de glasplaat plaatsen
, 30
Op een specifiek tijdstip verzenden
, 244
Opgeslagen documenten verwijderen
,
231
Opgeslagen documentinformatie
wijzigen
, 227
Opgeslagen ontvangstbestand afdrukken /
verwijderen
,
201
,
202
Opgeslagen ontvangstbestand
gebruikersinstelling
, 6
Opgesl. bstnd + orig.
, 220
Op het display bevestigen
, 185, 190
Opmerkingen over het gebruik van
Internetfax
, 26
Opmerkingen over het gebruik van
IP-Fax
, 24
Oproepen
, 269
Opties instellen
, 129
Opties specificeren
, 244
Optionele apparatuur
, 270
Origineelformaten die automatisch
worden gedetecteerd
, 39
Origineelinvoerrichting instellen
, 32
Originele invoertype
, 32, 33
Originelen plaatsen
, 30
Orig. + opgesl. bestnd
, 220
Overdracht BCC
, 121
Overdracht SUB Code
, 100, 135
P
Paginatussenblad en lengteverkleining
,
162
Paginaverkleining, 163
Papierformaat en scangebied
, 37
Papierlade
, 6
Parallelle geheugenverzending
, 9, 15
Parameterinstelling
, 6
Parameterinstelling: Lijst afdrukken
, 6
Password (SID)
, 103
Pauze
, 61
Per e-mail bevestigen
, 187
Per fax ontvangen bestanden bezorgen
,
261
Per rapport bevestigen, 191
Per rapport en e-mail bevestigen
, 187
Persoonlijk boxbestand afdrukken
, 206
Persoonlijke box
, 151, 205
Persoonlijke box-documenten afdrukken
,
206
Prg. Best., 79
Prioriteitsladen instellen
, 164
Prog.Best.
, 75
Programma
, 264
Programma’s
, 264
Programmatoets
, 264
Programmeren van nieuwe
bestemmingen
, 250
R
Rapport, 106, 107, 116, 152, 181, 188, 189,
197, 207, 248
Recent
, 75
Reg. Nr.
, 91
Resolutie
, 45
Resultatenrapport SEP Code RX
, 107
Result. e-mailverz.
, 97, 122, 187
Rserverapport SEP Code RX
, 106
RTIEigen Naam
, 144
RX SEP Code
, 103
S
Scanformaat, 47
Scanformaat programmeren/wijzigen/
wissen
, 6
Scaninstellingen
, 6, 43
Scaninstellingen mixen voor een origineel
met meerdere pagina’s
, 56
Scantype
, 43
Schakelen tussen Geheugen en Directe
verzending
, 9
Selectecteer opgeslagen bestand
, 225
Select. opgesl. best.
, 220, 227
Select. Regel
, 57
SEP Code
, 103, 136
SID Code
, 103
Signaal afdrukken voltooid
, 157
SIP
, 23
SIP inschakelen
, 6
SIP-instellingen
, 6
SIP-server
, 23
SMTP
, 69, 176
SMTP-ontvangst via Internetfax
, 154
Snelbedieningstoets
, 6
Speciale afzender programmeren
, 6
Speciale afzender programmeren: Lijst
afdrukken
, 6
Specificaties
, 271
Standaard
, 45, 49
Standaardbericht programmeren/
wijzigen/wissen
, 6
281
Status Ontvangstbestand, 190
Status verzonden berichten
, 185
Stempel afzender
, 97
Stempel standaardbericht
, 129
SUB Code
, 100, 135, 151, 152, 205
SUB Code doorzendrapport
, 152
Super fijn
, 45
Symbolen
, 1
Systeemstatus
, 263
T
T.37 Volledige modus, 29, 258
Tekst
, 43, 127
Tekst / Foto
, 43
Tekst / Line Art
, 43
Telefoon met draaischijf/druktoetsen
selecteren
, 6
Teller communicatie pagina’s
, 6
Terminologie
, 23
TIFF-F-indeling
, 25
Tijd voor annuleren direct kiezen
, 6
Titel 1
, 73
Titel 2
, 73
Titel 3
, 73
Titel veranderen
, 6
Titelwoord-toets
, 3
Tit. wijz.
, 73
Toevoegen
, 16
Toon
, 62
TSITransmitting Subscriber
Identification
, 163
TSI-afdrukken (Transmitting Subscriber
Identification Print)
, 163
Tweevoudige toegang
, 16
Tweezijdige originelen scannen
, 33
TX-bestand contr./stoppen
, 111, 169
TX modus
, 117, 119, 121, 122, 124, 127
TX SUB Code
, 100
U
Uitbreidingsgeheugen, 270
Uitgestelde verzending
, 117
V
Vereenvoudigd display, 5
Vereenvoudigd display-toets
, 5
Vertrouwelijk bestandsrapport
, 207
Vervangende ontvangst
, 143
Verwijderen
, 202, 212, 268
Verzendbestand wijzigen / stoppen
, 114
Verzenden met Internetfax
, 66
Verzenden met IP-fax
, 63
Verzenden op een bepaald tijdstip
, 117
Verzenden & Opslaan
, 216
Verzenden stoppen
, 109, 111
Verzenden van opgeslagen documenten
,
220
Verzenden via een faxlijn, 60
Verzending
, 11, 17
Verzending controleren met
LAN-Faxstuurprogramma
, 247
Verzending met beeldrotatie
, 40
Verzendinstellingen
, 6
Verzendmodi
, 9
Verzendresultaten bevestigen per
e-mail
, 122, 247
Verzendresultaten controleren
, 185
Vol...
, 93
Volledige modus
, 29, 258
Voorblad bewerken...
, 254
Voor gebruik
, 234
Voorvertoning
, 224, 245
W
Waar inkomende berichten worden
afgeleverd - uitvoerlade
, 166
Wachtwoord
, 219
Wachtwoord (PWD)
, 106
Wachtwoord (PWD) Code
, 106
Wachtwoord wijzigen
, 230
Web Image Monitor
, 256
Wijz TX/Inf.
, 169, 179, 181
Wis/Stop-toets
, 108, 109
Z
Zoekcriteria, 88
Zoeken in een LDAP Server
, 80
Zoeken met Geavanceerd zoeken
, 88
Zoeken naar een bestemming in het
Adresboek
, 80
Zoeken op bestemmingsnaam
, 81
Zoeken op e-mailadres
, 86
Zoeken op faxnummer
, 83
Zoeken op IP-Faxbestemming
, 83
Zoeken op registratienummer
, 91
282 DU NL B786-8606
Verklaring van conformiteit
Melding aan gebruikers in de EER-landen
Dit product voldoet aan de essentiële vereisten en voorwaarden van Richtlijn 1999/5/EG van het Eu-
ropese Parlement en van de Raad van 9 maart 1999 over radioapparatuur en telecommunicatie-eind-
apparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.
Melding aan gebruikers die analoge PSTN gebruiken in de EER-landen
Dit product is ontwikkeld om analoge PSTN te gebruiken in alle EER-landen. Lokale PSTN-comptibili-
teit is afhankelijk van de software-schakelinstellingen. Neem contact op met uw onderhoudstechnicus
wanneer dit product naar een ander land moet worden overgebracht. in het geval van problemen, dient
u in eerste instantie contact op te nemen met uw onderhoudstechnicus.
De CE-verklaring van overeenstemming is beschikbaar via URL:http://www.ricoh.co.jp/fax/ce_doc
waarna u vervolgens het desbetreffende product aanklikt.
Copyright © 2006
FAX Option Type MPC3000 Gebruiksaanwijzing Faxhandleiding
DU NL B786-8606
282


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Ricoh Aficio MP C2500 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Ricoh Aficio MP C2500 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 5,79 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Ricoh Aficio MP C2500

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - English - 210 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - English - 292 pages

Ricoh Aficio MP C2500 User Manual - English - 320 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - English - 162 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - English - 170 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - German - 222 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - German - 294 pages

Ricoh Aficio MP C2500 User Manual - German - 358 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - German - 174 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - Dutch - 174 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - Dutch - 222 pages

Ricoh Aficio MP C2500 Quick start guide - Dutch - 168 pages

Ricoh Aficio MP C2500 User Manual - Dutch - 346 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info