610606
339
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/346
Next page
Gebruiksaanwijzing
Bedieningshandleiding
Standaardinstellingen
Lees deze handleiding aandachtig door voor u deze machine in gebruik neemt en bewaar de handleiding op een handige plaats voor latere
naslag. Lees voor een veilig en correct gebruik van het apparaat eerst de Veiligheidsinformatie in ’Over dit apparaat’.
Het apparaat aansluiten
Systeeminstellingen
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
Faxeigenschappen
Printereigenschappen
Scannereigenschappen
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Andere gebruikersinstellingen
Bijlage
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Inleiding
Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen over de bediening en opmerkingen over het ge-
bruik van deze machine. Voor uw veiligheid en ter ondersteuning raden wij aan deze handleiding goed
door te lezen voordat u de machine gebruikt. Bewaar deze handleiding op een handige plaats zodat u
snel gegevens kunt opzoeken.
Belangrijk
De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving worden veranderd. In geen geval is de pro-
ducent/leverancier aansprakelijk voor directe, indirecte, speciale, incidentele schade of bedrijfsschade
als gevolg van het hanteren of bedienen van het apparaat.
Opmerkingen:
Sommige illustraties wijken mogelijk iets af van hetgeen u op uw apparaat ziet.
Bepaalde opties zijn mogelijk niet beschikbaar in bepaalde landen. Neem contact op met uw plaatse-
lijke dealer voor meer informatie.
Afhankelijk van het land waarin u zich bevindt, kunnen sommige units optioneel zijn. Neem voor details
hierover contact op met uw plaatselijke leverancier.
Opmerkingen:
De modelnamen van de apparaten staan niet vermeld op de volgende pagina’s. Controleer het type
van uw apparaat voordat u deze handleiding leest.
Type 1: 25 kopieën/minuut (A4K, 8
1
/
2
" × 11"K)
Type 2: 30 kopieën/minuut (A4K, 8
1
/
2
" × 11"K)
Bepaalde types zijn mogelijk niet beschikbaar in bepaalde landen. Neem contact op met uw plaatselijke
dealer voor meer informatie.
Deze gebruiksaanwijzing voorziet in twee maatsystemen. Gebruik de metrische maten voor dit appa-
raat.
i
Handleidingen voor dit apparaat
Verwijzen naar de handleidingen die betrekking hebben op hetgene dat u met
het apparaat wilt doen.
Over dit apparaat
Lees de veiligheidsinformatie in deze handleiding voordat u het apparaat
gaat gebruiken.
Deze handleiding geeft een inleiding op de functies van het apparaat. Het
geeft tevens uitleg over het bedieningspaneel, voorbereidende procedures
voor het gebruik van het apparaat, hoe u tekst kunt invoeren en hoe u de mee-
geleverde cd-roms moet installeren.
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Geeft uitleg over gebruikersinstellingen en adresboekprocedures zoals het
opslaan van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes. Wij verwijzen
u tevens naar deze handleiding voor uitleg over het aansluiten van het appa-
raat.
Problemen oplossen
Geeft aanwijzingen over hoe u algemene problemen kunt oplossen en legt uit
hoe u papier, toner, nietjes en andere verbruiksartikelen kunt vervangen.
Veiligheidsinformatie
Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van het apparaat. In de hand-
leiding worden de beveiligingsfuncties uitgelegd die de beheerders kunnen
gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of om
het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik.
Raadpleeg deze handleiding ook voor procedures voor het registreren van
beheerders en het instellen van gebruikers- en beheerderstoegang.
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Geeft uitleg over functies en bewerkingen van het Kopieerapparaat en de Do-
cumentserver. Wij verwijzen u tevens naar deze handleiding voor uitleg over
het plaatsen van originelen.
Faxhandleiding
Geeft uitleg over Faxfuncties en -bewerkingen.
Printerhandleiding
Geeft uitleg over Printerfuncties en -bewerkingen.
Scannerhandleiding
Geeft uitleg over Scannerfuncties en -bewerkingen.
ii
Netwerkhandleiding
Geeft uitleg over hoe u het apparaat in een netwerkomgeving configureert en
bedient en hoe u de meegeleverde software moet gebruiken.
Deze handleiding beslaat alle modellen en bevat beschrijvingen van functies
en instellingen die mogelijk niet op dit apparaat beschikbaar zijn. Afbeeldin-
gen, illustraties en informatie over bedieningssystemen die worden onder-
steund kunnen enigszins afwijken van die van dit apparaat.
Overige handleidingen
Handleidingen voor dit apparaat
Veiligheidsinformatie
Verkorte Kopieerhandleiding
Verkorte Faxhandleiding
Verkorte Printerhandleiding
Verkorte Scanhandleiding
PostScript3 Supplement
•UNIX Supplement
Handleidingen voor DeskTopBinder Lite
DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding
DeskTopBinder Introductiehandleiding
Handleiding Auto Document Link
Opmerking
De meegeleverde handleidingen zijn specifiek voor alle apparaattypes.
U moet Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader op uw pc geïnstalleerd hebben
om de handleidingen in PDF-formaat te kunnen bekijken.
iii
INHOUDSOPGAVE
Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i
Gebruik van deze handleiding..............................................................................1
Symbolen ................................................................................................................... 1
Bedieningspaneel ..................................................................................................2
Gebruikersinstellingen openen ............................................................................3
Standaardinstellingen wijzigen...................................................................................3
Gebruikersinstellingen verlaten.................................................................................. 5
Menu beveiligen .........................................................................................................5
1. Het apparaat aansluiten
Aansluiten op de interfaces..................................................................................7
Aansluiten op de Ethernet-interface...........................................................................8
Aansluiten op de USB-interface .................................................................................9
Aansluiten op de IEEE 1394-interface .....................................................................10
Aansluiten op de IEEE 1284-interface .....................................................................11
Aansluiten op de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface .....................................12
Netwerkinstellingen .............................................................................................16
Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de Printer/LAN-fax.........................16
Vereiste instellingen voor het gebruik van internetfax..............................................20
Vereiste instellingen voor het gebruik van de e-mailfunctie .....................................26
Vereiste instellingen om de functie Scan to Folder te gebruiken .............................31
Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner ..............34
Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerk-TWAIN-scanner ..................38
Instellingen die nodig zijn voor gebruik van de documentserver..............................42
Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken ....................................45
Het apparaat aansluiten op een telefoonlijn en telefoon .................................57
De telefoonlijn aansluiten .........................................................................................57
Het lijntype selecteren..............................................................................................57
2. Systeeminstellingen
Algemene functies...............................................................................................59
Instellingen voor uitvoerlade ....................................................................................63
Papierlade-instellingen........................................................................................64
Timer instellingen ................................................................................................69
Interface-instellingen...........................................................................................72
Netwerk ....................................................................................................................72
Parallelle interface....................................................................................................76
IEEE 1394 ................................................................................................................77
IEEE 802.11b ...........................................................................................................79
Lijst afdrukken ..........................................................................................................81
Bestandsoverdracht ............................................................................................82
Beheerderinstellingen .........................................................................................89
LDAP-server programmeren/wijzigen/verwijderen ...................................................98
De LDAP-server programmeren ..............................................................................99
iv
3. Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
Algemene functies.............................................................................................105
Reproductiefactor ..............................................................................................110
Bewerken ............................................................................................................114
Stempel ............................................................................................................... 120
Achtergrondnummering..........................................................................................120
Vooraf ingestelde stempel......................................................................................121
Gebr.stempel..........................................................................................................123
Datumstempel ........................................................................................................125
Paginanummering .................................................................................................. 127
Invoer/uitvoer .....................................................................................................130
Kleurafbeelding aanpassen ..............................................................................133
Instellingen voor Document Server .................................................................134
4. Faxeigenschappen
Algemene functies.............................................................................................135
Scaninstellingen ................................................................................................138
Verzendinstellingen ...........................................................................................139
Ontvangstmodus ...............................................................................................142
Oorspronkelijke instellingen.............................................................................148
Instellingen ontvangstbestanden.....................................................................154
Ontvangstrapport e-mail.........................................................................................155
Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen................................................156
Een scanformaat verwijderen.................................................................................157
Faxinformatie registreren..................................................................................158
Faxinformatie registreren .......................................................................................159
Faxinformatie verwijderen ......................................................................................161
Doorzenden ........................................................................................................162
Een eindontvanger programmeren ........................................................................163
De doorzendfunctie verlaten ..................................................................................165
Doorzendteken.......................................................................................................165
Parameterinstell. ................................................................................................166
De gebruikersparameters wijzigen.........................................................................173
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld .........................174
Geautoriseerde ontvangst......................................................................................176
Ontvangstbestand afdrukhoeveelheid....................................................................176
Doorzenden............................................................................................................177
2-zijdig afdrukken ...................................................................................................177
Geheugenbeveiliging .............................................................................................178
Papierlade ..............................................................................................................178
Bijzondere afzender programmeren/wijzigen.........................................................179
Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst)....................................................181
Afdrukkwaliteit ontvangstbestand........................................................................... 181
Doorzenden............................................................................................................182
2-zijdig afdrukken ...................................................................................................183
Geheugenbeveiliging .............................................................................................183
Papierlade ..............................................................................................................183
Aanvankelijke set-up van een bijzondere afzender programmeren ....................... 184
Een bijzondere afzender verwijderen..................................................................... 187
v
Boxinstellingen ..................................................................................................188
Persoonlijke boxen programmeren/wijzigen ..........................................................188
Persoonlijke boxen verwijderen .............................................................................191
Informatieboxen programmeren/wijzigen ............................................................... 193
Informatieboxen verwijderen ..................................................................................195
Doorzendboxen programmeren/wijzigen ...............................................................196
Doorzendboxen verwijderen ..................................................................................200
De boxlijst afdrukken..............................................................................................201
5. Printereigenschappen
Proefafdruk.........................................................................................................203
De configuratiepagina afdrukken ...........................................................................204
De configuratiepagina interpreteren.......................................................................204
Onderhoud..........................................................................................................206
Systeem .............................................................................................................. 207
Host Interface .....................................................................................................212
PCL-menu ...........................................................................................................213
PS Menu.............................................................................................................. 215
PDF Menu ...........................................................................................................216
6. Scannereigenschappen
Algemene instellingen.......................................................................................217
Scaninstellingen ................................................................................................219
Verzendinstellingen ...........................................................................................221
7. Addressen en gebruikers registreren voor fax- /
scannerfuncties
Adresboek ..........................................................................................................225
Namen beheren in het adresboek.......................................................................... 228
Fax verzenden met snelkiezen ..............................................................................228
E-mail verzenden met snelkiezen ..........................................................................229
Gescande bestanden rechtstreeks naar een gedeelde map verzenden................229
Voorkomen dat een niet-geautoriseerde gebruiker toegang heeft tot
gedeelde mappen van het apparaat ....................................................................229
Gebruikers en het gebruik van het apparaat beheren............................................230
Namen registreren ............................................................................................. 231
Namen registreren .................................................................................................231
Een geregistreerde naam wijzigen.........................................................................233
Een geregistreerde naam verwijderen ...................................................................234
Verificatie-informatie ......................................................................................... 235
Een gebruikerscode registreren .............................................................................236
Een gebruikerscode wijzigen .................................................................................237
Een gebruikerscode verwijderen............................................................................239
De teller weergeven voor elke gebruiker................................................................240
De teller afdrukken voor elke gebruiker .................................................................241
De teller voor alle gebruikers afdrukken.................................................................242
Het aantal afdrukken wissen ..................................................................................243
vi
Faxbestemming..................................................................................................245
Faxbestemming......................................................................................................247
IP-faxbestemming ..................................................................................................253
E-mailbestemming.............................................................................................258
Een e-mailbestemming registreren ........................................................................258
Een e-mailbestemming wijzigen.............................................................................260
Een e-mailbestemming verwijderen .......................................................................261
Mappen registreren............................................................................................263
SMB gebruiken om verbinding te maken ...............................................................263
FTP gebruiken om verbinding te maken ................................................................270
NCP gebruiken voor het verbinden ........................................................................ 276
Namen in een groep registreren.......................................................................282
Een groep registreren ............................................................................................ 282
Namen in een groep registreren ............................................................................284
Een groep toevoegen aan een andere groep ........................................................285
Namen weergeven die in een groep zijn geregistreerd..........................................286
Een naam verwijderen uit een groep .....................................................................287
Een groep in een andere groep verwijderen ..........................................................288
Een Groepsnaam wijzigen .....................................................................................290
Een groep verwijderen ...........................................................................................291
Een beveiligingscode registreren ....................................................................292
Een beveiligingscode voor een enkele gebruiker registreren ................................ 292
Een beveiligingscode voor een groep gebruikers registreren ................................294
SMTP en LDAP verificatie registreren .............................................................295
SMTP-verificatie.....................................................................................................295
LDAP-verificatie .....................................................................................................297
8. Andere gebruikersinstellingen
Onderhoud..........................................................................................................299
De taal van het display wijzigen .......................................................................300
Informatie............................................................................................................301
Teller ................................................................................................................... 303
De teller voor Totaal weergegeven ........................................................................ 303
9. Bijlage
Specificaties voor de hoofdeenheid ................................................................305
Automatische documentinvoer...............................................................................309
Specificaties voor opties...................................................................................310
Informatie over geïnstalleerde Software..........................................................315
expat ......................................................................................................................315
NetBSD ..................................................................................................................316
Sablotron................................................................................................................318
JPEG LIBRARY ..................................................................................................... 318
SASL ......................................................................................................................319
MD4........................................................................................................................ 320
MD5........................................................................................................................ 320
Samba(Ver 3.0.4)...................................................................................................321
RSA BSAFE
®
.........................................................................................................321
Open SSL...............................................................................................................322
Open LDAP ............................................................................................................ 327
INDEX....................................................................................................... 329
1
Gebruik van deze handleiding
Symbolen
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:
Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan.
Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot ernstige verwondingen of
overlijden. Lees altijd de voorschriften. Ze staan in het hoofdstuk ’Veiligheids-
informatie’ van ’Over dit apparaat’.
Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan.
Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot middelmatige of lichte ver-
wondingen, of schade aan het apparaat of eigendommen. Lees altijd de voor-
schriften. Ze staan in het hoofdstuk ’Veiligheidsinformatie’ van ’Over dit
apparaat’.
Duidt aan dat u moet opletten als u het apparaat gebruikt, en signaleert waar-
schijnlijke oorzaken voor papierstoringen, schade aan originelen, of verlies van
gegevens. Lees altijd deze uitleg.
Geeft extra uitleg over de apparaatfuncties en instructies voor het oplossen van
gebruikersfouten.
Dit symbool staat aan het einde van secties. Het geeft aan waar u verdere rele-
vante informatie kunt vinden.
[]
Geeft de namen van toetsen aan die verschijnen op het bedieningspaneel van het
apparaat.
{}
Geeft de namen van toetsen aan op het bedieningspaneel van het apparaat.
2
Bedieningspaneel
Op het display worden de status van het apparaat, foutberichten en functieme-
nu’s weergegeven.
De weergegeven functie-items dienen als keuzetoetsen. U kunt deze items kie-
zen of selecteren door kort op uw keuze te drukken.
Als u een item op het display kiest of selecteert, wordt het als volgt gemarkeerd
. Toetsen die er als volgt uitzien , kunnen niet worden gebruikt.
Belangrijk
Een schok of stoot van meer dan 30 N (ca. 3 kgf) kan het display beschadigen.
Om het volgende scherm weer te geven drukt u op de toets {Gebruikersinstellin-
gen/Teller} om het menu Gebruikersinstellingen en daarna op [Systeeminstellin-
gen].
Met het menuscherm Systeeminstellingen als voorbeeld geeft dit gedeelte uitleg
over hoe u het bedieningspaneel van het apparaat moet gebruiken.
1. De menutabbladen voor diverse
instellingen verschijnt. Om de in-
stelling weer te geven die u wilt op-
geven of wijzigen, drukt u op het
betreffende menutabblad.
2. Een lijst met instellingen ver-
schijnt. Om een instelling op te ge-
ven of te wijzigen drukt u op de
betreffende toets in de lijst.
3. Druk hierop om het menu Ge-
bruikersinstellingen af te sluiten.
NL AMC001S
3
Gebruikersinstellingen openen
Dit gedeelte is bedoeld voor Beheerders die verantwoordelijk zijn voor dit appa-
raat.
Met Gebruikersinstellingen kunt u standaardwaarden wijzigen of instellen.
Opmerking
Bewerkingen voor de systeeminstellingen wijken af van de gewone bewer-
kingen. Verlaat Gebruikersinstellingen altijd als u klaar bent.
Elke wijziging die u aanbrengt met Gebruikersinstellingen blijft effectief,
zelfs als de hoofdschakelaar of de bedrijfsschakelaar wordt uitgeschakeld of
als u op de toets {Energiespaarstand} of {Instellingen verwijderen} drukt.
Standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond.
Verwijzing
Pag.5 “Gebruikersinstellingen verlaten
Standaardinstellingen wijzigen
Dit gedeelte beschrijft hoe u de instellingen van Gebruikersinstellingen kunt wij-
zigen.
Belangrijk
Als Beheerderverificatiebeheer is opgegeven, neem dan contact op met uw
beheerder.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL AMG003S
4
B Selecteer het menu.
Om de Systeeminstellingen te wijzigen, drukt u op [Systeeminstellingen].
Om de Kopieer-/Documentservereigenschappen te wijzigen, drukt u op [Ko-
pieerapp./Doc. Server-eigensch.].
Om de Faxeigenschappen te wijzigen, drukt u op [Faxeigenschappen].
Om de Printereigenschappen te wijzigen, drukt u op [Printereigensch.].
Om de Scannereigenschappen te wijzigen, drukt u op [Scannereigensch.].
Om de kleurregistratie of -gradatie aan te passen, drukt u op [Onderhoud].
Om de taal te wijzigen die op het display wordt gebruikt, drukt u op [Engels].
Om de telefoonnummers te controleren die u moet bellen voor reparaties of
voor het bestellen van verbruiksartikelen, drukt u op [Informatie].
Om de teller te controleren, drukt u op [Teller].
C Selecteer de gebruikerseigenschap die u wilt wijzigen.
D Wijzig de instellingen door de instructies op het display te volgen en druk
vervolgens op [OK].
Opmerking
Als u de wijzigingen in de instellingen ongedaan wilt maken en wilt terug-
keren naar het beginscherm, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Tel-
ler}.
Verwijzing
Pag.59 “Systeeminstellingen”
Pag.105 “Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver”
Pag.135 “Faxeigenschappen
Pag.203 “Printereigenschappen”
Pag.217 “Scannereigenschappen”
Pag.299 “Andere gebruikersinstellingen”
5
Gebruikersinstellingen verlaten
Dit gedeelte beschrijft hoe u Gebruikersinstellingen kunt afsluiten.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
U kunt Gebruikersinstellingen ook afsluiten door op [Afsluiten] te drukken.
Menu beveiligen
Met Menu beveiligen kunt u voorkomen dat niet-geverifieerde gebruikers de
Gebruikersinstellingen kunnen wijzigen. Menu beveiligen kan worden inge-
steld voor ieder onderstaand gebruikersinstellingenmenu.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
•Faxeigenschappen
Printereigenschappen
Scannereigenschappen
Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder.
NL AMG003S
6
7
1. Het apparaat aansluiten
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het apparaat moet aansluiten op het netwerk en
hoe u de netwerkinstellingen moet instellen.
Aansluiten op de interfaces
Dit gedeelte legt uit hoe u de interface van het apparaat kunt identificeren en hoe
u het apparaat aansluit volgens de netwerkomgeving.
1. IEEE 1394-poorten (optioneel)
Poorten voor het aansluiten van de IEEE
1394-interfacekabel
2. USB2.0-poort
Poort voor het aansluiten van de USB2.0-
interfacekabel
3. 10BASE-T/100BASE-TX-poort
Poort voor het aansluiten van de
10BASE-T- of 100BASE-TX-kabel
4. IEEE 1284-poort (optioneel)
Poort voor het aansluiten van de IEEE
1284-interfacekabel
5. Draadloos LAN-poort (optioneel)
Poort voor het gebruik van het draadloos
LAN
Opmerking
Het is onmogelijk twee of meer van de
onderstaande opties te installeren:
IEEE 1394-interfacekaart, IEEE 1284-
interfacekaart, IEEE 802.11b draad-
loos LAN.
Het apparaat aansluiten
8
1
Aansluiten op de Ethernet-interface
Sluit 10BASE-T- of 100BASE-TX-kabel aan op de Ethernet-interface.
Belangrijk
Als de hoofdstroom is ingeschakeld, schakel deze dan uit.
A Een ferrieten kern voor de Ethernet-kabel wordt bij dit apparaat geleverd.
Maak een lus in de kabel van circa 15cm (5,9 inch) (A) van het apparaatein-
de van de kabel. Sluit de ferrieten kern aan.
B Zorg ervoor dat de hoofdstroomschakelaar van het apparaat is uitgescha-
keld.
C Sluit de Ethernet-interfacekabel aan op de 10BASE-T/100BASE-TX-poort.
D Sluit het andere uiteinde van de Ethernetkabel aan op een aansluitapparaat
van het netwerk, bijvoorbeeld een hub.
AEV047S
AMB016S
Aansluiten op de interfaces
9
1
E Schakel de hoofdschakelaar van het apparaat in.
A Lampje (groen)
Groen licht brandt als het apparaat correct op het netwerk is aangesloten.
B Lampje (geel)
Geel licht brandt wanneer 100 BASE-TX in bedrijf is. Gaat uit wanneer 10
BASE-T in bedrijf is.
Opmerking
Voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma
verwijzen wij u naar Printerhandleiding.
Verwijzing
Over dit apparaat
Printerhandleiding
Aansluiten op de USB-interface
Sluit de USB2.0-interfacekabel aan op de USB2.0-poort.
A Sluit de USB2.0-interfacekabel aan op de USB2.0-poort.
AME005S
AMB013S
Het apparaat aansluiten
10
1
B Sluit het andere uiteinde aan op de USB2.0-poort van de hostcomputer.
Opmerking
Dit apparaat wordt niet geleverd met een USB-interfacekabel. Zorg ervoor
dat u de juiste kabel koopt voor het apparaat en uw computer.
De USB2.0-interfacekaart wordt ondersteund door Windows Me / 2000 /
XP, Windows Server 2003, Mac OS X10.3.3 of hoger.
Voor Windows Me:
Installeer ’USB-afdruksupport’. In combinatie met Windows 98SE / Me
is alleen een snelheid mogelijk die gelijk is aan die van USB1.1.
Voor Mac OS:
Om Macintosh te kunnen gebruiken, moet het apparaat zijn uitgerust
met de optionele PostScript 3-eenheid. In combinatie met Mac OS X
10.3.3 of hoger wordt een overdrachtssnelheid van USB2.0 onder-
steund.
Voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma
verwijzen wij u naar Printerhandleiding.
Verwijzing
Printerhandleiding
Aansluiten op de IEEE 1394-interface
De IEEE 1394-interfacekabel op de IEEE 1394-interfacekaart aansluiten.
A De IEEE 1394-interfacekabel op de IEEE 1394-poort aansluiten.
AMB014S
Aansluiten op de interfaces
11
1
B Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de interfaceconnector op de
hostcomputer.
Controleer de vorm van de connector met de computer. Sluit de kabel goed
aan.
Opmerking
Gebruik de interfacekabel aan die wordt geleverd bij de IEEE 1394-inter-
facekaart.
Er zijn twee interfacepoorten beschikbaar voor het aansluiten van de IEEE
1394-interfacekabel. Beide zijn geschikt.
Voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma
verwijzen wij u naar Printerhandleiding.
Verwijzing
Over dit apparaat
Printerhandleiding
Aansluiten op de IEEE 1284-interface
De IEEE 1284-interfacekabel op de IEEE 1284-interfacekaart aansluiten.
A Zorg ervoor dat de hoofdstroomschakelaar op het apparaat is uitgescha-
keld.
Als de hoofdstroom is ingeschakeld, schakel deze dan uit.
B Schakel de hoofdstroomschakelaar van de hostcomputer uit.
C De IEEE 1284-interfacekabel op de IEEE 1284-poort aansluiten.
Gebruik de conversieconnector (1) die bij de IEEE 1284-interfacekaart wordt
geleverd.
D Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de interfaceconnector op de
hostcomputer.
Controleer de vorm van de connector met de computer. Sluit de kabel goed
aan.
AMB015S
Het apparaat aansluiten
12
1
E Schakel de hoofdschakelaar van het apparaat in.
F Schakel de hostcomputer in.
In combinatie met Windows 95/98/Me/2000/XP en Windows Server 2003
kan er een installatiescherm voor het printerstuurprogramma verschijnen bij
het inschakelen van de computer. Als dit gebeurt, klik dan op [Annuleren] in
het scherm.
Opmerking
Voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma
verwijzen wij u naar Printerhandleiding.
Verwijzing
Over dit apparaat
Printerhandleiding
Aansluiten op de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface
Aansluiten op de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface.
Opmerking
Controleer de instellingen van het IPv4-adres en het subnetmasker van dit
apparaat.
Voor informatie over het instellen van het IPv4-adres en subnetmasker van
het bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u ’Interface-instellingen’.
Verwijzing
Pag.72 “Netwerk”
Aansluiten op de interfaces
13
1
Installatieprocedure
Installeer IEEE 802.11b (draadloos LAN) volgens de onderstaande procedure:
Opmerking
Selecteer [802.11 Ad-hoc modus]-modus wanneer u Windows XP als een draad-
loze LAN-client aansluit met het standaardstuurprogramma of de voorzie-
ningen van Windows XP, of als u de infrastructuurmodus niet gebruikt.
Voor informatie over het opgeven van draadloze LAN-instellingen van het
bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u ’IEEE 802.11b’.
Voor informatie over het opgeven van draadloze LAN-instellingen anders
dan die van het bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u ’Voorzie-
ningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken’.
Voor informatie over de instellingsitems, raadpleegt u ’IEEE 802.11b’.
Verwijzing
Pag.79 “IEEE 802.11b”
Pag.45 “Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken
Het apparaat aansluiten
14
1
Controleer de verbinding
Controleer de draadloze LAN-verbinding.
Zorg ervoor dat de LED van de IEEE 802.11b-interface-eenheid brandt.
Bij gebruik van infrastructuurmodus
1. Als [Type LAN] op het [Interface in-
stellingen] / [Netwerk]-scherm niet is
ingesteld op [IEEE 802.11b], dan
brandt het niet, zelfs niet als de
hoofdspanning is ingeschakeld.
2. Als het correct is aangesloten op
het netwerk, dan brandt de LED
groen in infrastructuurmodus. Als
de LED knippert, dan zoekt het ap-
paraat naar apparaten.
Bij gebruik van adhoc-modus / 802.11 ad-hoc-modus
1. Als de IEEE 802.11b-interface-
eenheid werkt, dan brandt de LED
oranje.
2. Als het correct is aangesloten op
het netwerk, dan brandt de LED
groen in ad-hoc- of 802.11 ad-hoc-
modus. Als de LED knippert, dan
zoekt het apparaat naar apparaten.
De LED gaat na een paar seconden
branden.
Druk de configuratiepagina af om instellingen te controleren.
ZGDH600J
1
2
ZGDH600J
1
2
Aansluiten op de interfaces
15
1
Opmerking
Voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina, zie ’Af-
druklijst’.
Verwijzing
Pag.204 “De configuratiepagina afdrukken”
Het signaal controleren
Bij het gebruik in infrastructuurmodus kunt u de radiogolvenstatus van het ap-
paraat controleren met behulp van het bedieningspaneel.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Interface instellingen].
C Druk op [IEEE 802.11b].
D Druk op [Signaal wireless LAN].
De radiogolvenstatus van het apparaat verschijnt.
E Na de controle van de radiogolvenstatus drukt u op [Afsluiten].
F Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets om terug te keren naar het
menu Gebruikersinstellingen/Teller/Informatie.
Opmerking
Om de radiogolvenstatus te controleren, drukt u op [IEEE 802.11b] onder [Type
LAN] in Netwerkmenu van Interface-instelling.
Verwijzing
Pag.45 “Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken
Pag.79 “IEEE 802.11b”
Het apparaat aansluiten
16
1
Netwerkinstellingen
Dit gedeelte beschrijft de netwerkinstellingen die u kunt wijzigen met Gebrui-
kersinstellingen (systeeminstellingen). Maak instellingen al naargelang functies
die u wilt gebruiken en de interface die moet worden aangesloten.
Belangrijk
Deze instellingen zouden moet worden gemaakt door de systeembeheerder
of met advies van de systeembeheerder.
Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de Printer/LAN-fax
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de printer-
of LAN-faxfunctie.
Ethernet
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de printer-
of LAN-faxfunctie met een Ethernet-verbinding.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Apparaat IPv6 adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv6 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv6 Staatloze automatische adres-
configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Netwerkinstellingen
17
1
Opmerking
IPv6 kan alleen worden gebruikt voor de printerfunctie.
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-kaart is geïnstal-
leerd. Als Ethernet en IEEE 802.11b (draadloos LAN) beide zijn aangesloten,
dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Interface-instellingen/
Netwerk
NCP-bezorgingsprotocol Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
NW-frametype Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SMB-computernaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SMB-werkgroep Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Ethernet-snelheid Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Apparaatnaam Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
18
1
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de printer-
of LAN-faxfunctie met een IEEE 1394-interfacekabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
Opmerking
[IEEE1394] verschijnt als de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd.
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 1394
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4 over 1394 Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Netwerkinstellingen
19
1
IEEE 802.11b (draadloos LAN)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de printer-
of LAN-faxfunctie met een IEEE 802.11b (draadloos LAN).
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Apparaat IPv6 adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv6 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv6 Staatloze automatische adres-
configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
NCP-bezorgingsprotocol Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
NW-frametype Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SMB-computernaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SMB-werkgroep Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Het apparaat aansluiten
20
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos
LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel Ethernet als draadloos LAN
(IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voor-
rang.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Vereiste instellingen voor het gebruik van internetfax
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van in-
ternetfax.
Ethernet
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van in-
ternetfax.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Interface-instellingen/
Netwerk
Apparaatnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Communicatiemodus Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
SSID-instelling Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Kanaal Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Netwerkinstellingen
21
1
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Ethernet-snelheid Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Bestandsoverdracht SMTP-server Noodzakelijk
Bestandsoverdracht SMTP-verificatie Als vereist
Bestandsoverdracht POP voor SMTP Als vereist
Bestandsoverdracht Ontvangstprotocol Als vereist
Bestandsoverdracht POP3 / IMAP4-instellingen Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailadres beheerder Als vereist
Bestandsoverdracht E-mail communicatiepoort Noodzakelijk
Bestandsoverdracht Ontvangstinterval e-mail Als vereist
Bestandsoverdracht Max. ontvangstgrootte e-mail Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailopslag in server Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailbericht programmeren/wijzi-
gen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailaccount faxen Noodzakelijk
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
22
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is
geïnstalleerd. Als zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aan-
gesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
[SMTP Server] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de verzendfunctie
te kunnen gebruiken.
Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen].
Wanneer [SMTP verificatie] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [E-mailadres beheerder].
[E-mail communicatiepoort] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de
ontvangstfunctie te kunnen gebruiken.
Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer
van [POP3] in [E-mail communicatiepoort].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van in-
ternetfax met IEEE 1394-interfacekabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 1394
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4 over 1394 Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Netwerkinstellingen
23
1
Opmerking
[IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïn-
stalleerd.
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[SMTP Server] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de verzendfunctie
te kunnen gebruiken.
Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen].
Wanneer [SMTP verificatie] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [E-mailadres beheerder].
[E-mail communicatiepoort] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de
ontvangstfunctie te kunnen gebruiken.
Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer
van [POP3] in [E-mail communicatiepoort].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Bestandsoverdracht SMTP-server Noodzakelijk
Bestandsoverdracht SMTP-verificatie Als vereist
Bestandsoverdracht POP voor SMTP Als vereist
Bestandsoverdracht Ontvangstprotocol Als vereist
Bestandsoverdracht POP3 / IMAP4-instellingen Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailadres beheerder Als vereist
Bestandsoverdracht E-mail communicatiepoort Noodzakelijk
Bestandsoverdracht Ontvangstinterval e-mail Als vereist
Bestandsoverdracht Max. ontvangstgrootte e-mail Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailopslag in server Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailbericht programmeren/wijzi-
gen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailaccount faxen Noodzakelijk
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
24
1
IEEE 802.11b (draadloos LAN)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van in-
ternetfax met IEEE 802.11b (draadloos LAN).
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Communicatiemodus Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
SSID-instelling Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Kanaal Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid Als vereist
Bestandsoverdracht SMTP-server Noodzakelijk
Bestandsoverdracht SMTP-verificatie Als vereist
Netwerkinstellingen
25
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos
LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel Ethernet als draadloos LAN
(IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voor-
rang.
[SMTP Server] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de verzendfunctie
te kunnen gebruiken.
Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen].
Wanneer [SMTP verificatie] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [E-mailadres beheerder].
[E-mail communicatiepoort] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de
ontvangstfunctie te kunnen gebruiken.
Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer
van [POP3] in [E-mail communicatiepoort].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Bestandsoverdracht POP voor SMTP Als vereist
Bestandsoverdracht Ontvangstprotocol Als vereist
Bestandsoverdracht POP3 / IMAP4-instellingen Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailadres beheerder Als vereist
Bestandsoverdracht E-mail communicatiepoort Noodzakelijk
Bestandsoverdracht Ontvangstinterval e-mail Als vereist
Bestandsoverdracht Max. ontvangstgrootte e-mail Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailopslag in server Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailbericht programmeren/wijzi-
gen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailaccount faxen Noodzakelijk
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
26
1
Vereiste instellingen voor het gebruik van de e-mailfunctie
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van e-mail.
Ethernet
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van e-mail
met een Ethernetkabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Ethernet-snelheid Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Bestandsoverdracht SMTP-server Noodzakelijk
Bestandsoverdracht SMTP-verificatie Als vereist
Bestandsoverdracht POP voor SMTP Als vereist
Bestandsoverdracht Ontvangstprotocol Als vereist
Bestandsoverdracht POP3 / IMAP4-instellingen Als vereist
Netwerkinstellingen
27
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is
geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aan-
gesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen].
Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer
van [POP3] in [E-mail communicatiepoort].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van e-mail
met een IEEE 1394-interfacekabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Bestandsoverdracht E-mailadres beheerder Als vereist
Bestandsoverdracht E-mail communicatiepoort Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailbericht programmeren/wijzi-
gen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 1394
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
WINS-configuratie Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
28
1
Opmerking
[IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïn-
stalleerd.
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen].
Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer
van [POP3] in [E-mail communicatiepoort].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4 over 1394 Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Bestandsoverdracht SMTP-server Noodzakelijk
Bestandsoverdracht SMTP-verificatie Als vereist
Bestandsoverdracht POP voor SMTP Als vereist
Bestandsoverdracht Ontvangstprotocol Als vereist
Bestandsoverdracht POP3 / IMAP4-instellingen Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailadres beheerder Als vereist
Bestandsoverdracht E-mail communicatiepoort Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailbericht programmeren/wijzi-
gen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Netwerkinstellingen
29
1
IEEE 802.11b (draadloos LAN)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor verzenden van e-mail met
IEEE 802.11b (draadloos LAN).
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Communicatiemodus Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
SSID-instelling Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Kanaal Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid Als vereist
Bestandsoverdracht SMTP-server Noodzakelijk
Bestandsoverdracht SMTP-verificatie Als vereist
Het apparaat aansluiten
30
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is
geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aan-
gesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling
voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen].
Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer
van [POP3] in [E-mail communicatiepoort].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Bestandsoverdracht POP voor SMTP Als vereist
Bestandsoverdracht Ontvangstprotocol Als vereist
Bestandsoverdracht POP3 / IMAP4-instellingen Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailadres beheerder Als vereist
Bestandsoverdracht E-mail communicatiepoort Als vereist
Bestandsoverdracht E-mailbericht programmeren/wijzi-
gen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Netwerkinstellingen
31
1
Vereiste instellingen om de functie Scan to Folder te gebruiken
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van bestan-
den.
Ethernet
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van bestan-
den met een ethernetkabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Ethernet-snelheid Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Het apparaat aansluiten
32
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is
geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aan-
gesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van bestan-
den met een IEEE 1394-interfacekabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 1394
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4 over 1394 Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Netwerkinstellingen
33
1
Opmerking
[IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïn-
stalleerd.
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
IEEE 802.11b (draadloos LAN)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor verzenden van bestanden
met IEEE 802.11b (draadloos LAN).
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Communicatiemodus Noodzakelijk
Het apparaat aansluiten
34
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos
LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN
(IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voor-
rang.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Vereiste instellingen voor het gebruik van de
netwerkbezorgingsscanner
Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het bezorgen van gegevens
aan het netwerk.
Ethernet
Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het bezorgen van gegevens
aan het netwerk met een ethernetkabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
SSID-instelling Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Kanaal Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid Als vereist
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Netwerkinstellingen
35
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is
geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn
aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleer dan of het IPv4-adres is
ingesteld.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Ethernet-snelheid Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Bestandsoverdracht Bezorgingsoptie Als vereist
Bestandsoverdracht Bestandsdoorzending Fax RX Als vereist
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
36
1
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
Dit gedeelte geeft de instellingen de vereist zijn voor het bezorgen van gegevens
aan het netwerk met een IEEE 1394-interfacekabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Opmerking
[IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïn-
stalleerd.
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleer dan of het IPv4-adres is
ingesteld.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 1394
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4 over 1394 Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Bestandsoverdracht Bezorgingsoptie Als vereist
Bestandsoverdracht Bestandsdoorzending Fax RX Als vereist
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Netwerkinstellingen
37
1
IEEE 802.11b (draadloos LAN)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het bezorgen van gegevens
aan het netwerk met IEEE 802.11b (draadloos LAN).
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Communicatiemodus Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
SSID-instelling Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Kanaal Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid Als vereist
Bestandsoverdracht Bezorgingsoptie Als vereist
Bestandsoverdracht Bestandsdoorzending Fax RX Als vereist
Het apparaat aansluiten
38
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos
LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos
LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface
voorrang.
Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleer dan of het IPv4-adres is
ingesteld.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerk-TWAIN-
scanner
Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de
TWAIN-scanner in de netwerkomgeving.
Ethernet
Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de net-
werk-TWAIN-scanner met een Ethernetkabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
Bestandsoverdracht Intervaltijd opn.verz. scanner Als vereist
Bestandsoverdracht Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Netwerkinstellingen
39
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is
geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn
aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Ethernet-snelheid Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
40
1
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de net-
werk-TWAIN-scanner met een IEEE 1394-interfacekabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en
’Bestandsoverdracht’.
Opmerking
[IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïn-
stalleerd.
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 1394
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4 over 1394 Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Netwerkinstellingen
41
1
IEEE 802.11b (draadloos LAN)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van net-
werk-TWAIN-scanner met IEEE 802.11b (draadloos LAN).
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Communicatiemodus Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
SSID-instelling Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Kanaal Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid Als vereist
Het apparaat aansluiten
42
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos
LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos
LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface
voorrang.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Instellingen die nodig zijn voor gebruik van de documentserver
Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de Docu-
mentserver-functie in de netwerkomgeving.
Ethernet
Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de Docu-
mentserver-functie met een Ethernetkabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Ethernet-snelheid Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Netwerkinstellingen
43
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is
geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn
aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de Docu-
mentserver-functie met een IEEE 1394-interfacekabel.
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4-adres Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 1394
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 1394
IPv4 over 1394 Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
44
1
Opmerking
[IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïn-
stalleerd.
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
IEEE 802.11b (draadloos LAN)
Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van Do-
cumentserver-functie met IEEE 802.11b (draadloos LAN).
Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4-adres apparaat Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
IPv4 Gateway-adres Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
DDNS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Domeinnaam Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
WINS-configuratie Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Effectief protocol Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
Type LAN Als vereist/Noodzakelijk
Interface-instellingen/
Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan Als vereist
Interface-instellingen/
Netwerk
Hostnaam Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Communicatiemodus Noodzakelijk
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
SSID-instelling Als vereist
Netwerkinstellingen
45
1
Opmerking
In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken,
staat ingesteld op [Actief].
[IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos
LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos
LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface
voorrang.
Verwijzing
Pag.72 “Interface-instellingen”
Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken
U kunt tevens netwerkinstellingen opgevens met voorzieningen zoals Web Ima-
ge Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin en telnet.
Opmerking
Meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor vindt u in de Net-
werkhandleiding.
Meer informatie over het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin vindt
u in de Netwerkhandleiding.
Meer informatie over het gebruik van telnet vindt u in de Netwerkhandlei-
ding.
Verwijzing
Netwerkhandleiding
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Kanaal Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode Als vereist
Interface-instellingen/
IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid Als vereist
Menu Gebruikersinstellingen Instellingsvereisten
Het apparaat aansluiten
46
1
Interface-instellingen
Instellingen wijzigen met Web Image Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin
en telnet.
[Netwerk] [Apparaat IPv4-adres] [Autom. verkrijgen (DHCP)]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Apparaat IPv4-adres] [Specificeer] [IPv4-adres]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Apparaat IPv4-adres] [Specificeer] [Sub-net Mask]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [IPv4 Gateway adres]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Apparaat IPv6-adres] [Handmatige configuratie-adres]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Netwerkinstellingen
47
1
[Netwerk] [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [DNS Configuratie] [Autom. verkrijgen (DHCP)]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [DNS Configuratie] [Specificeer] [DNS Server 1-3]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [DDNS Configuratie]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Domein naam] [Autom. verkrijgen (DHCP)]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Domein naam] [Specificeer] [Domein naam]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Het apparaat aansluiten
48
1
[Netwerk] [WINS configuratie] [Aan] [Eerste WINS server]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [WINS configuratie] [Aan] [Tweede WINS server]
Webafbeeldingsmonitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de
instelling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [WINS configuratie] [Aan] [Scope ID]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Effectief protocol] [IPv4]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin:U kunt de TCP/IP-instellingen als Smart-
DeviceMonitor for Admin communiceert met het apparaat met behulp
van IPX/SPX.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Effectief protocol] [IPv6]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Effectief protocol] [NetWare]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin:U kunt de IPX/SPX-instellingen als
SmartDeviceMonitor for Admin communiceert met het apparaat met be-
hulp van TCP/IP.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Netwerkinstellingen
49
1
[Netwerk] [Effectief protocol] [SMB]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Effectief protocol] [AppleTalk]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [NCP Bezorgingsprotocol]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [NW-frametype] [Autom. sel.]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [NW-frametype] [Ethernet II]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [NW-frametype] [Ethernet 802.2]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Het apparaat aansluiten
50
1
[Netwerk] [NW-frametype] [Ethernet 802.3]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [NW-frametype] [Ethernet SNAP]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [SMB Computernaam]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [SMB Werkgroep]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Ethernet snelheid]
Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de
instelling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Type LAN] [Ethernet]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Netwerkinstellingen
51
1
[Netwerk] [Type LAN] [IEEE 802.11b]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Host naam]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Netwerk] [Apparaatnaam]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE1394] [IPv4-adres] [Autom. verkrijgen (DHCP)]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE1394] [IPv4-adres] [Specificeer] [Apparaat IPv4-adres]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE1394] [IPv4-adres] [Specificeer] [Sub-net Mask]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Het apparaat aansluiten
52
1
[IEEE1394] [DDNS Configuratie]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE1394] [IPv4 over 1394]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE1394] [WINS configuratie] [Aan] [Eerste WINS server]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE1394] [WINS configuratie] [Aan] [Tweede WINS server]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
[IEEE1394] [WINS configuratie] [Aan] [Scope ID]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE1394] [Host naam]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Netwerkinstellingen
53
1
[IEEE1394] [Domein naam]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE 802.11b] [Communicatiemodus]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE 802.11b] [SSID-instelling]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE 802.11b] [Kanaal]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE 802.11b] [Beveiligingsmethode]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[IEEE 802.11b] [Verzendsnelheid]
Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de
instelling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Het apparaat aansluiten
54
1
[Bestand doorzenden] [SMTP Server]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [SMTP verificatie]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [POP voor SMTP]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [Ontvangstprotocol]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [POP3 / IMAP4 Instellingen]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [E-mailadres beheerder]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Netwerkinstellingen
55
1
[Bestand doorzenden] [E-mail communicatiepoort]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [E-mail ontvangstinterval]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [Max.ontvangstformaat e-mail]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [E-mailopslag in server]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]]
Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [Fax E-mail Account]
Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de
instelling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Het apparaat aansluiten
56
1
[Bestand doorzenden] [Intervaltijd Scanner opnieuw zenden]
Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de
instelling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
[Bestand doorzenden] [Aant.keren opn.verz. Scan.]
Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de
instelling.
SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
Het apparaat aansluiten op een telefoonlijn en telefoon
57
1
Het apparaat aansluiten op een
telefoonlijn en telefoon
Dit gedeelte beschrijft hoe u het apparaat moet aansluiten op de telefoonlijnen
en hoe u het lijntype selecteert.
De telefoonlijn aansluiten
Om het apparaat op een telefoonlijn aan te sluiten gebruikt u een modulaire
snap-in-connector.
Belangrijk
Zorg ervoor dat u het juiste connectortype heeft, voordat u start.
1. Externe telefoonconnector
2. G3-interface-eenheidsconnector
3. Extra G3-interface-eenheidscon-
nector
Het lijntype selecteren
Selecteer het lijntype waarop het apparaat is aangesloten. Er zijn twee types:
toon- en pulskieslijn.
Selecteer het lijntype met ’Beheerderstoepassingen’.
Opmerking
Deze functie is in sommige gebieden niet beschikbaar.
Verwijzing
Pag.149 “Selecteer tel. met kiesschijf/druktoetsen”
1
2
3
AMC025S
Het apparaat aansluiten
58
1
59
2. Systeeminstellingen
Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Systeeminstellin-
gen.
Voor informatie over het openen van [Systeeminstellingen] raadpleegt u ’Gebrui-
kersinstellingen openen (systeeminstellingen)’.
Verwijzing
Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Algemene functies
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Algemene functies
onder Systeeminstellingen.
Gebruikerstekst programmeren/wijzigen/verwijderen
U kunt tekstconstructies registreren die u vaak gebruikt bij het opgeven van
instellingen, zoals “.com’ en ’Vriendelijke groet’.
U kunt maximaal 40 items invoeren.
Programmeren/Wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Controleer of [Alg. eigensch.] is geselecteerd.
C Druk op [Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen].
D Druk op [Programmeren/Wijzigen]
E Selecteer de gebruikerstekst die u wilt wijzigen.
Om een nieuwe gebruikerstekst te programmeren drukt u op [Niet ge-
progr.].
F Druk op [OK].
G Druk op [Afsluiten].
Verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Controleer of [Alg. eigensch.] is geselecteerd.
C Druk op [Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de gebruikerstekst die u wilt verwijderen.
F Druk op [Wissen].
G Druk op [Afsluiten].
Systeeminstellingen
60
2
Geluid Touch Screen
Er klinkt een geluidssignaal wanneer u een toets indrukt.
Aan
•Uit
Melding opwarmen (kopieerapparaat/Documentserver)
U kunt opgeven dat er een geluidssignaal moet worden gegeven als het ap-
paraat gereed is voor kopiëren nadat de Energiespaarstand wordt uitgescha-
keld of het apparaat wordt ingeschakeld.
Aan
•Uit
Weergave aantal kopieën (kopieerapparaat/Documentserver)
U kunt de teller instellen om of het aantal gemaakte kopieën weer te geven
(optellen) of het aantal kopieën dat nog moet worden gemaakt (aftellen).
Optellen
Omlaag
Functieprioriteit
Stel de modus in die moet worden weergegeven nadat de bedrijfsschakelaar
of de modus Systeemreset is ingeschakeld.
Kopieerapparaat
Document Server
•Fax
•Printer
Scanner
Afdrukprioriteit
De geselecteerde modus krijgt afdrukprioriteit.
Weergavemodus
Kopieerapparaat/Documentserver
•Fax
•Printer
Onderbreken
Taakbevel
Wanneer [Interleave] is geselecteerd, wordt de huidige afdruktaak onderbro-
ken na maximaal vijf pagina’s.
Algemene functies
61
2
Functie reset timer
U kunt instellen hoe lang het duurt voordat het apparaat van modus wisselt
als de functie Multi-Access is ingeschakeld.
Dit is handig als u veel kopieën moet maken en iedere kopie een andere in-
stelling heeft. Als u een langere resettijd invoert, voorkomt u onderbrekingen
door andere functies.
Tijd instellen
Onmiddellijk
Wanneer u [Tijd instellen] selecteert, voer dan de tijd in (3–30 seconden, in stap-
pen van 1 seconde) met behulp van de cijfertoetsen.
De standaardinstelling is 3 seconden.
Uitvoer: kopieermachine (kopieermachine)
Instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd.
1. Finisher staffellade
2. Finisher bovenuitvoer
3. Finisher staffellade
4. Boekje Finisher uitvoer
5. Finisher bovenuitvoer
6. Finisher staffellade
7. Interne uitvoer 1
8. Interne uitvoer 2
Interne lade 1
Interne uitvoer 2
Finisher bovenuitvoer
Finisher staffellade
AMC002S
Systeeminstellingen
62
2
Uitvoer: Document Server (Document Server)
Instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd.
Interne lade 1
Interne uitvoer 2
Finisher bovenuitvoer
Finisher staffellade
Uitvoer: fax (fax)
Instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd.
Interne lade 1
Interne uitvoer 2
Finisher bovenuitvoer
Finisher staffellade
Uitvoer: Printer (printer)
Instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd.
De uitvoerlades die in het printerstuurprogramma zijn ingesteld, hebben
prioriteit over de uitvoerlades die hieronder zijn opgegeven.
Interne lade 1
Interne uitvoer 2
Finisher bovenuitvoer
Finisher staffellade
Systeemstatus/Taaklijst tijdsweergave
Geef op hoe lang u de Systeemstatus en Taaklijst wilt weergeven.
Aan: 15 seconde(n)
•Uit
Door [Aan] te selecteren kunt u een weergavetijd opgeven tussen 10 en 999 se-
conden.
Toetsherhaling
U kunt herhaling van een bewerking in- of uitschakelen als een toets op het
scherm of het bedieningspaneel voortdurend wordt ingedrukt.
•Uit
Normaal
Herhalingstijd: Medium
Herhalingstijd: Lang
Algemene functies
63
2
Opmerking
Als de instelling voor paneelsignaal is ingesteld op [Uit], klinkt er geen ge-
luidssignaal ongeacht de instelling voor Melding Opwarmen.
De instelling Functieresettijd wordt genegeerd als Onderbreken is ingesteld
voor Afdrukprioriteit.
Verwijzing
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Instellingen voor uitvoerlade
Belangrijk
U kunt de huidige nietopdracht niet onderbreken, zelfs niet als u de nietop-
dracht met een andere functie heeft opgegeven.
Wanneer de 500-vel finisher, 1000-vel finisher of boekjesfinisher is geïnstal-
leerd en Nieten of Afwisselend sorteren is ingesteld voor een taak, dan zal de
taak worden afgeleverd aan de finisher-staffeluitvoer, ongeacht de uitvoerla-
de die is opgegeven.
Systeeminstellingen
64
2
Papierlade-instellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het instellingenmenu Papier-
lade onder Systeeminstellingen.
Belangrijk
Als u een ander papierformaat in de lade plaatst dan u heeft opgegeven, kan
er een papierstoring optreden omdat het papierformaat dan niet correct kan
worden vastgesteld.
Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat (kopieerapparaat/Documentserver)
Geef de lade op waaruit papier voor uitvoer moet worden geleverd.
Lade 1
•Lade 2
Lade 3 (optioneel)
Lade 4 (optioneel)
Wanneer een optionele papierlade-eenheid is geïnstalleerd, worden [Lade 3]
en [Lade 4] weergegeven.
Als een optionele LCT is geïnstalleerd, wordt [Lade 3] weergegeven.
Papierlade prioriteit: fax (fax)
Geef de lade op waaruit papier voor uitvoer moet worden geleverd.
Lade 1
•Lade 2
Lade 3 (optioneel)
Lade 4 (optioneel)
Wanneer een optionele papierlade-eenheid is geïnstalleerd, worden [Lade 3]
en [Lade 4] weergegeven.
Als een optionele LCT is geïnstalleerd, wordt [Lade 3] weergegeven.
Papierlade prioriteit: printer (printer)
Geef de lade op waaruit papier voor uitvoer moet worden geleverd.
Lade 1
•Lade 2
Lade 3 (optioneel)
Lade 4 (optioneel)
Wanneer een optionele papierlade-eenheid is geïnstalleerd, worden [Lade 3]
en [Lade 4] weergegeven.
Als een optionele LCT is geïnstalleerd, wordt [Lade 3] weergegeven.
Papierlade-instellingen
65
2
Lade papierformaat: lade 2-4
Selecteer het formaat van het papier dat in de papierlade is geplaatst.
De papierformaten die u kunt instellen voor lade 2 zijn als volgt:
"Autodetectie", "A3L", "B4JISL", "A4K", "A4L", "B5JISK", "B5JISL",
"A5K", "11×17L", "8
1
/
2
×14L", "8
1
/
2
×11K", "8
1
/
2
×11L", "8
1
/
4
×14L",
"7
1
/
4
×10
1
/
2
K", "7
1
/
4
×10
1
/
2
L", "8×13L", "8
1
/
2
×13L", "8
1
/
4
×13L",
"8KL", "16KK", "16KL"
De papierformaten die u kunt instellen voor lade 3 zijn als volgt:
Wanneer een optionele papierlade-eenheid is geïnstalleerd:
"Autodetectie", "A3L", "B4JISL", "A4K", "A4L", "B5JISK", "B5JISL",
"A5K", "11×17L", "8
1
/
2
×14L", "8
1
/
2
×11K", "8
1
/
2
×11L", "8
1
/
4
×14L",
"7
1
/
4
×10
1
/
2
K", "7
1
/
4
×10
1
/
2
L", "8×13L", "8
1
/
2
×13L", "8
1
/
4
×13L",
"8KL", "16KK", "16KL"
Wanneer optionele LCT is geïnstalleerd:
"A4K", "8
1
/
2
×11K"
De papierformaten die u kunt instellen voor lade 4 zijn als volgt:
"Autodetectie", "A3L", "B4JISL", "A4K", "A4L", "B5JISK", "B5JISL",
"A5K", "11×17L", "8
1
/
2
×14L", "8
1
/
2
×11K", "8
1
/
2
×11L", "8
1
/
4
×14L,
"7
1
/
4
×10
1
/
2
K", "7
1
/
4
×10
1
/
2
L", "8×13L", "8
1
/
2
×13L", "8
1
/
4
×13L",
"8KL", "16KK", "16KL"
Papierformaat handinvoer printer
Geef het papierformaat op in de handinvoerlade wanneer u gegevens vanaf
de computer afdrukt.
De papierformaten die u in de handinvoer kunt plaatsen, zijn:
"A3L", "B4JISL", "A4K", "A4L", "B5JISK", "B5JISL", "A5K", "A5L",
"B6JISL", "A6L", "12×18L", "11×17L", "8
1
/
2
×14L", "8
1
/
2
×11K",
"8
1
/
2
×11L", "5
1
/
2
×8
1
/
2
L", "7
1
/
4
×10
1
/
2
K", "7
1
/
4
×10
1
/
2
L", "8×13L",
"8
1
/
2
×13L", "8
1
/
4
×13L", "4
1
/
8
×9
1
/
2
K", "3
7
/
8
×7
1
/
2
K", "C6K", "C5K",
"DLEnvK", "8KL", "16KK", "16KL"
Geef een aangepast formaat op tussen 90,0 en -305,0mm (3,55"-12,00") ver-
ticaal, en tussen 148,0 en -600,0mm (5,83"-23,62) horizontaal.
Systeeminstellingen
66
2
Papierformaat: handinvoerlade
Hiermee stelt u het display in zodat u kunt zien welk papiertype in de han-
dinvoer is geplaatst.
Papiersoort
Geen weergave
Kringlooppapier
•Gekleurd papier
•Briefhoofd
Etiketten
OHP (Transparant)
Speciaal papier 1-3
•Karton
Voorbedrukt papier
•Bankpost
Papierdikte
Dun papier
Normaal (60-81g/m
2
, 16-22lb.)
Medium dik (82-105g/m
2
, 22-28lb.)
Dik 1 (106-169g/m
2
, 28,5-44,9lb.)
Dik 2 (170-219g/m
2
, 45-58lb.)
Dik 3 (220-253g/m
2
, 58,5-67lb.)
Papiersoort: lade 1-4
Hiermee stelt u het display in zodat u kunt zien welk papiertype in elke pa-
pierlade is geplaatst. De informatie wordt door de printer gebruikt om auto-
matisch de lade met het geschikte papier te kiezen.
Papiersoort
Geen weergave
Kringlooppapier
•Gekleurd papier
•Briefhoofd
Etiketten
Speciaal papier 1-3
•Karton
Voorbedrukt papier
•Bankpost
Papierlade-instellingen
67
2
Papierdikte
Dun papier
Normaal (60-81g/m
2
, 16-22lb.)
Medium dik (82-105g/m
2
, 22-28lb.)
Dik 1 (106-169g/m
2
, 28,5-44,9lb.)
Dik 2 (170-219g/m
2
, 45-58lb.)
Kopieermethode in Duplex
2-zijdige kopie
1-zijdige kopie
Autopapierselectie aan
Ja
•Nee
Voorbladlade
Hiermee kunt u opgeven en weergeven vanuit welke lade u voorbladen in-
voegt. Nadat u de papierlade heeft geselecteerd, kunt u ook de weergavetijd
en de kopieermethode voor tweezijdige kopieën kiezen.
Lade te programmeren
Uit
•Handinvoer
•Lade 1
•Lade 2
Lade 3 (optioneel)
Lade 4 (optioneel)
Kopieermethode in Duplex
2-zijdige kopie
1-zijdige kopie
•Displaytijd
In geselecteerde modus
Volledige tijd
Systeeminstellingen
68
2
Tussenbladlade
Hiermee kunt u opgeven en weergeven vanuit welke lade u tussenbladen in-
voegt. Nadat u de papierlade heeft geselecteerd, kunt u ook de weergavetijd
en de kopieermethode voor tweezijdige kopieën kiezen.
Lade te programmeren
Uit
Handinvoerlade
•Lade 1
•Lade 2
Lade 3 (optioneel)
Lade 4 (optioneel)
Kopieermethode in Duplex
2-zijdige kopie
1-zijdige kopie
•Displaytijd
In geselecteerde modus
Volledige tijd
Opmerking
De papiergeleider voor de optionele LCT is vast voor A4K, 81/2×11"K-pa-
pierformaat. Als u een ander papierformaat nodig heeft, dient u contact op te
nemen met uw servicevertegenwoordiger.
Wanneer hetzelfde soort en formaat papier in verschillende papierladen
wordt geladen en u een lade wilt gebruiken voor dubbelzijdig kopiëren en de
andere voor enkelzijdige kopiëren, gebruikt u dan de bovenste lade voor
dubbelzijdig kopiëren. Als één van de laden is opgegeven als de standaardla-
de in Papierladeprioriteit, wijst u 2-zijdig kopiëren toe aan die lade.
Er verschijnt een -merkteken naast de papierlade als u [Uit] heeft geselec-
teerd in [Autom.pap.sel].
[Autom.pap.sel] kan alleen worden geselecteerd voor de kopieerfunctie wan-
neer [Geen weergave] en [Gerecycl.pap.] geselecteerd zijn. Als [Nee] geselecteerd
is, is Auto. papierselectie niet geldig voor de lade.
De functies die de instellingen voor de voorbladlade gebruiken, zijn de voor-
blad-functie en voor/achterblad-functie.
Als u “Weergavetijd” instelt op “In modus geselecteerd” in “Voorbladlade”
en “Tussenbladlade”, dan worden de lades die zijn geselecteerd voor de
voorbladen en tussenbladen alleen aangegeven als u het gebruik van voorbla-
den en tussenbladen heeft ingeschakeld.
Verwijzing
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Systeeminstellingen
70
2
Automatische reset timer kopieerapparaat/Document Server (kopieerapparaat/Do-
cumentserver)
Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat het kopieerappa-
raat en de Document Server worden gereset.
Aan
•Uit
Als [Uit] geselecteerd is, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het
invoerscherm van de gebruikerscode.
Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 10 en 999 seconden op-
geven.
De standaardinstelling is 60seconde(n).
Automatische resettijd voor de fax (fax)
Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de faxmodus
wordt gereset.
Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 30 en 999 seconden op-
geven.
De standaardinstelling is 30seconde(n).
Timer automatische printerreset (printer)
Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de printerfunctie
wordt gereset.
Aan
•Uit
Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 10 en 999 seconden op-
geven.
De standaardinstelling is 60seconde(n).
Automatische resettijd voor de scanner (scanner)
Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de scannerfunctie
wordt gereset.
Aan
•Uit
Als [Uit] geselecteerd is, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het
invoerscherm van de gebruikerscode.
Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 10 en 999 seconden op-
geven.
De standaardinstelling is 60seconde(n).
Datum instellen
Hiermee stelt u met de cijfertoetsen de datum in voor de interne klok van het
kopieerapparaat.
Druk op [ ] en [ ] om het jaar, de maand en de dag te wijzigen.
Timer instellingen
71
2
Tijd instellen
Hiermee stelt u met de cijfertoetsen de tijd in van de interne klok van het ko-
pieerapparaat.
Voer de tijd in volgens het 24–uur-systeem (in stappen van 1 seconde).
Druk op [ ] en [ ] om tussen uren, minuten en de seconden te schakelen.
Timer automatisch afmelden
Geef op of een gebruiker automatisch moet worden uitgelogd, als de gebrui-
ker het apparaat niet gebruikt voor een bepaalde periode na het inloggen.
•Aan
Uit
Wanneer [Aan] is geselecteerd, kan met behulp van de cijfertoetsen een tijd
tussen 60 en 999 seconden worden opgeven.
De standaardinstelling is 180seconde(n).
Systeeminstellingen
72
2
Interface-instellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het Interface-instellingenme-
nu onder Systeeminstellingen.
Netwerk
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het Netwerkmenu onder Sys-
teeminstellingen.
IPv4-adres apparaat
Voordat u dit apparaat in de netwerkomgeving gaat gebruiken, moet u het
IPv4-adres en het subnetmasker opgeven.
Wanneer u [Specificeer] selecteert, voer dan [Apparaat IPv4-adres] en [Sub-net
Mask] in als ’xxx.xxx.xxx.xxx’(’x’ geeft een getal aan).
Als de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd en u gebruikt de IEEE 1394-
interface, dan moet u het adres van het domein instellen, maar dit moet an-
ders zijn dan [IPv4-adres] van [IEEE1394]. Als u het adres voor hetzelfde do-
mein instelt, stelt u dan een andere waarde in voor [Sub-net Mask].
Wanneer u [Specificeer] selecteert, zorg er dan voor dat [Apparaat IPv4-adres]
anders is dan die van een ander apparaat op het netwerk.
Het fysieke adres (MAC-adres) verschijnt ook.
Als u tegelijkertijd Ethernet- en IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)-interfaces ge-
bruikt, dan moeten instellingen zorgvuldig worden gemaakt.
Autom. verkrijgen (DHCP)
Specificeer
Apparaat IPv4-adres: 011.022.033.044
Subnetmasker: 000.000.000.000
IPv4 Gateway-adres
Een gateway is een verbinding of een uitwisselingspunt tussen twee netwerken.
Geef het gateway-adres op voor de router of hostcomputer die als gateway
wordt gebruikt.
IPv4 Gateway-adres: 000.000.000.000
Apparaat IPv6 adres
Geef het IPv6-netwerkadres van het apparaat op.
Link lokaal adres
Het opgegeven link-lokaal adres van het apparaat verschijnt.
Handmatig configuratieadres
Het handmatige configuratieadres van het apparaat verschijnt.
Statusloos adres: 1-5
Het opgegeven staatloze adres verschijnt.
IPv6 Gateway-adres
Toont het IPv6-gatewayadres van het apparaat.
Interface-instellingen
73
2
IPv6 Staatloze automatische adresconfiguratie
IPv6 Staatloze automatische adresconfiguratie instellen.
Actief
•Inactief
DNS-configuratie
Maak instellingen voor de DNS-server.
Wanneer u [Specificeer] selecteert, voer dan het IPv4-address van de DNS-ser-
ver in als “xxx.xxx.xxx.xxx“ (’x’ geeft een getal aan).
Autom. verkrijgen (DHCP)
Specificeer
DNS-server 1: 000.000.000.000
DNS-server 2: 000.000.000.000
DNS-server 3: 000.000.000.000
DDNS-configuratie
Geef de DDNS-instellingen op.
Actief
•Inactief
Domeinnaam
Geef de domeinnaam op.
Autom. verkrijgen (DHCP)
Specificeer
WINS-configuratie
Geef de instellingen voor de WINS-server op.
Als [Aan] is geselecteerd, voer dan het IPv4-adres van de DNS-server in als
“xxx.xxx.xxx.xxx“ (’x’ geeft een getal aan).
Als DHCP in gebruik is, geef dan de [Scope ID] op.
Voer een [Scope ID] in van maximaal 31 tekens.
•Aan
Primaire WINS-server:000.000.000.000
Secundaire WINS-server:000.000.000.000
Bereik-ID
Uit
Effectief protocol
Selecteer het protocol dat in het netwerk moet worden gebruikt.
•IPv4: Actief/ Inactief
•IPv6: Actief /Niet actief
•NetWare: Actief / Inactief
•SMB: Actief / Inactief
AppleTalk: Actief/ Inactief
Systeeminstellingen
74
2
NCP-bezorgingsprotocol
Selecteer het protocol voor NCP-bezorging.
•IPX-prioriteit
TCP/ IP Prioriteit
Alleen IPX
Alleen TCP/IP
Als u “’Alleen IPX” of “Alleen TCP/IP” selecteert, dan kunt u niet naar het
protocol overschakelen, zelfs als u er geen verbinding mee kunt maken. Als
“NetWare” in [Effectief protocol] is ingesteld op “Ongeldig”, dan kunt u alleen
TCP/IP gebruiken.
NW-frametype
Selecteer het frametype wanneer u NetWare gebruikt.
Autom. sel.
Ethernet II
Ethernet 802,2
Ethernet 802.3
Ethernet SNAP
SMB-computernaam
Geef de SMB-computernaam op.
Voer de computernaam in met maximaal 15 tekens.
"*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd.
Stel geen computernaam in die begint met RNP en rnp.
Gebruik hoofdletters voor alfabetten.
SMB-werkgroep
Geef de SMB-werkgroep op.
Voer de computernaam in met maximaal 15 tekens.
"*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd.
Gebruik hoofdletters voor alfabetten.
Ethernet-snelheid
Stel de toegangssnelheid voor netwerken in.
Selecteer een snelheid die overeenstemt met uw netwerkomgeving. [Autom.
sel.] moet normaal worden geselecteerd.
Autom. sel.
10Mbps Full Duplex
10Mbps Half Duplex
100Mbps Full Duplex
10Mbps Half Duplex
Interface-instellingen
75
2
Type LAN
Wanneer u de IEEE 802.11b-interface-eenheid heeft geïnstalleerd, selecteer
dan de verbindingsmethode.
Ethernet
IEEE 802.11b
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-kaart is geïnstal-
leerd. Als Ethernet en IEEE 802.11b (draadloos LAN) zijn aangesloten, dan
heeft de geselecteerde interface voorrang.
Ping-opdracht
Controleer de netwerkverbinding met ping-opdracht die het opgegeven
IPv4-adres gebruikt.
Als u geen verbinding met het netwerk kunt maken, controleer dan het vol-
gende en probeer de ping-opdracht opnieuw.
Zorg ervoor dat “IPv4” in [Effectief protocol] is ingesteld op “Actief”.
Controleer of het apparaat met het toegewezen IPv4-adres is verbonden
met het netwerk.
Het is mogelijk dat hetzelfde IPv4-adres wordt gebruikt voor de opgege-
ven apparatuur.
SNMPv3-communicatie toestaan
Stel de gecodeerde communicatie van SNMPv3 in.
Alleen codering
Codering/Tekst wissen
Als u selecteert om [Alleen codering], dan moet u een coderingswachtwoord
voor het apparaat instellen.
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Stel de gecodeerde communicatie van SSL/TLS in.
Alleen cijfertekst
Cijfertekst-prioriteit
Cf.tkst/Tkst wis.
Als u [Alleen Cijfertekst] instelt, dan moet u het SSL-certificaat voor het appa-
raat installeren.
Hostnaam
Geef de hostnaam op.
Voer de hostnaam in met maximaal 63 tekens.
Apparaatnaam
Geef de apparaatnaam op.
Voer de apparaatnaam in met maximaal 31 tekens.
Systeeminstellingen
76
2
Parallelle interface
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Parallelle interface
onder Interface-instellingen.
[Paral. interf.] wordt weergegeven als dit apparaat is geïnstalleerd met de IEEE
1284-interfacekaart.
Parallelle Timing
Stelt de timing in voor het controlesignaal van de parallelle interface.
ACK buitenzijde
ACK binnen
•STB omlaag
Parallelle communicatiesnelheid
Stelt de communicatiesnelheid voor de parallelle interface in.
Hoge snelheid
Standaard
Status signaalselectie
Stelt het niveau in voor het selectiesignaal van de parallelle interface.
Hoog
Laag
Invoeraccent
Stelt in of het invoersignaal bij ontvangst moet worden in- of uitgeschakeld.
•Actief
Niet actief
Bidirectionele communicatie
Stelt de antwoordmodus van de printer in op een statusverwervingsverzoek
bij gebruik van een parallelle interface.
Aan
•Uit
Wanneer ingesteld op [Uit] dan zal de bidirectionele communicatiefunctie
worden uitgeschakeld en zal het printerstuurprogramma niet worden geïn-
stalleerd onder Automatische detectiefunctie van Windows.
Signaalcontrole
Geef op hoe fouten tijdens het afdrukken of verzenden van faxen van de com-
puter moeten worden behandeld.
Prior. taakacceptatie
Printerprioriteit
Interface-instellingen
77
2
IEEE 1394
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het IEEE 1394-menu onder
Interface-instellingen.
[IEEE1394] wordt weergegeven als dit apparaat is geïnstalleerd met de IEEE
1394-interfacekaart.
IPv4-adres
Voordat u dit apparaat in de netwerkomgeving gaat gebruiken, moet u het
IPv4-adres en het subnetmasker opgeven.
Wanneer u [Specificeer] selecteert, voer dan [Apparaat IPv4-adres] en [Sub-net
Mask] in als ’xxx.xxx.xxx.xxx’(’x’ geeft een getal aan).
Als de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd en u gebruikt de IEEE 1394-
interface, dan moet u het adres van het domein instellen, maar dit moet an-
ders zijn dan [IPv4-adres] van [IEEE1394]. Als u het adres voor hetzelfde do-
mein instelt, stelt dan een andere waarde in voor [Sub-net Mask].
Wanneer u [Specificeer] selecteert, zorg er dan voor dat [Apparaat IPv4-adres]
anders is dan die van een ander apparaat op het netwerk.
Het fysieke adres (MAC-adres) verschijnt ook.
Als u tegelijkertijd Ethernet- en IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)-interfaces ge-
bruikt, dan moeten instellingen zorgvuldig worden gemaakt.
Autom. verkrijgen (DHCP)
Specificeer
Apparaat IPv4-adres: 011.022.033.044
Subnetmasker: 000.000.000.000
DDNS-configuratie
Geef de DDNS-instellingen op.
Actief
•Inactief
Hostnaam
Geef de hostnaam op.
Voer de hostnaam in met maximaal 63 tekens.
Systeeminstellingen
78
2
Domeinnaam
Maak instellingen voor de domeinnaam.
Autom. verkrijgen (DHCP)
Specificeer
Voer de domeinnaam in met maximaal 63 tekens.
WINS-configuratie
Geef de instellingen voor de WINS-server op.
Als [Aan] is geselecteerd, stel dan het IPv4-address van de WINS-server in als
“xxx.xxx.xxx.xxx“ (’xxx’ geeft een getal aan).
Als DHCP in gebruik is, geef dan de [Scope ID] op.
Voer [Scope ID] in met maximaal 31 tekens.
•Aan
Primaire WINS-server:000.000.000.000
Secundaire WINS-server:000.000.000.000
Bereik-ID
Uit
IPv4 over 1394
Wanneer u de IPv4 boven 1394-functie van de IEEE 1394-interface gebruikt
om het apparaat aan te sluiten op het netwerk, of als u afdrukt vanaf de com-
puter met het stuurprogramma IPv4 boven 1394, dan moet u [Actief] opgeven
voor [IPv4 over 1394].
Actief
•Inactief
Afdrukken met IPv4 boven 1394 is mogelijk onder Windows Me/XP en Win-
dows Server 2003.
SCSI-afdruk (SBP-2)
Wanneer u afdrukt met de functie SCSI-afdrukclient die wordt ondersteund
door Windows 2000/XP of Windows Server 2003, dan moet u [SCSI-afdruk
(SBP-2)] instellen.
Actief
•Inactief
Bidirectionele SCSI-afdruk
Geeft de antwoordmodus van de printer etc. op voor statusverzoeken bij ge-
bruik van de IEEE 1394-interface.
Aan
•Uit
Als dit is ingesteld op [Uit], dan zal bidirectionele communicatie niet werken.
Interface-instellingen
79
2
IEEE 802.11b
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het IEEE 802.11b-menu on-
der Interface-instellingen.
[IEEE 802.11b] wordt weergegeven wanneer op het apparaat de draadloos LAN-
interfacekaart is geïnstalleerd.
Maak alle instellingen tegelijkertijd.
Communicatiemodus
Geeft de communicatiemodus van het draadloze LAN op.
802.11 Ad-hoc modus
Ad-hoc-modus
Infrastructuurmodus
SSID-instelling
Geeft SSID op om het toegangspunt vast te leggen in infrastructuurmodus of
802.11 ad-hoc-modus.
De tekens die kunnen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes).
Als blanco is opgegeven in 802.11b ad-hoc-modus of ad-hoc-modus, dan ver-
schijnt “ASSID’.
Kanaal
Geeft een kanaal op als u 802.11b-ad-hoc-modus of ad-hoc-modus selecteert.
De standaardinstelling is 11.
Er is keuze uit de volgende kanalen:
Metrische versie: 1-14
•Inch-versie: 1-11
Beveiligingsmethode
Geeft de codering van de IEEE 802.11b op (draadloos LAN).
Als de instelling staat op [WEP], voer dan altijd een WEP-sleutel in. Als de in-
stelling staat op [WPA], de coderings- en verificatiemethodes.
Geef “WPA” op, wanneer [Communicatiemodus] is ingesteld op [Infrastructuur-
modus].
Uit
•WEP
•WPA
•WPA-coderingsmethode
Selecteer ’TKIP’ of ’CCMP(AES)’.
WPA-authent. Methode
Selecteer ’WPA-PSK’ of ’WPA802.1X)’. Als u “WPA-PSK” heeft geselec-
teerd, voer dan de vooraf gedeelde sleutel (PSK) in met 8-63 tekens in
ASCII-code.
Systeeminstellingen
80
2
Draadloos LAN-signaal
Bij het gebruik in infrastructuurmodus kunt u de radiogolvenstatus van het
apparaat controleren met behulp van het bedieningspaneel.
Radiogolvenstatus wordt weergegeven als u drukt op [Signaal wireless LAN].
Transmissiesnelheid
Geeft de communicatiesnelheid van de IEEE 802.11b op (draadloos LAN).
Autom. sel.
11 Mbps vast
5.5 Mbps vast
•2Mbps vast
•1 Mbps vast
Fabrieksinstellingen herstellen
U kunt de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-instellingen terugzetten naar hun
standaardwaarden.
•Nee
•Ja
Interface-instellingen
81
2
Lijst afdrukken
U kunt items controleren die met de netwerkomgeving te maken hebben.
De configuratiepagina toont de huidige netwerkinstellingen en netwerkinfor-
matie.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Interface instellingen].
C Druk op [Lijst afdrukken].
D Druk op de toets {Start}.
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
E Druk op [Afsluiten].
F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
U kunt ook afsluiten door te drukken op [Afsluiten] op het hoofdmenu Ge-
bruikersinstellingen.
Systeeminstellingen
82
2
Bestandsoverdracht
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Bestandsover-
dracht onder Systeeminstellingen.
Bezorgingsoptie
Schakelt het verzenden van opgeslagen of gescande documenten naar de
ScanRouter-bezorgingsserver in of uit.
•Aan
IPv4-adres hoofdbezorgingsserver
IPv4-adres subbezorgingsserver
Uit
Geef deze optie op wanneer u wilt selecteren of u de ScanRouter-bezorgings-
software al dan niet wilt gebruiken. Doet u dit, dan zult u I/O-apparaten eerst
moeten registereren in de ScanRouter-bezorgingssoftware.
Capture IP-adres van de server
Geef het IPv4-adres van de captureserver op.
Deze instelling verschijnt als het medialinkbord is geïnstalleerd en de captu-
re-functie wordt gebruikt door de ScanRouter-bezorgingssoftware.
Bestandsdoorzending Fax RX
Geef op hoe u faxbestanden wilt bezorgen die binnenkomen via de verschil-
lende lijnen.
Instelling per lijn
•Lijn 1
•Lijn 2
•Lijn 3
•E-mail
•IP-Fax
De lijnen verschijnen afhankelijk van de bedieningsomgeving.
RX-bestandsbezorging
Geef op of faxdocumenten moeten worden verzonden naar de ScanRou-
ter-bezorgingssoftware voor elke faxlijn.
Bezorgen aan server
Niet bezorgen
Afdrukken bij ontvangst
Geef op of ontvangen faxdocumenten die zijn verzonden naar de ScanRou-
ter-bezorgingssoftware al dan niet tegelijkertijd moeten worden afge-
drukt.
Afdrukken
Niet afdrukken
Bestandsoverdracht
83
2
Te bezorgen bestand
Geef op of alle ontvangen faxdocumenten of alleen ontvangen faxdocu-
menten met bezorgingscodes (ID of SUB/SEP-codes) naar de ScanRouter-
bezorgingssoftware worden verzonden.
Bestand met bezorgingscode
Bestand afdrukken
•Bezorgingsfout bestand
Als een ontvangen faxdocument niet kan worden verzonden naar de Scan-
Router-bezorgingssoftware, dan wordt het opgeslagen in het geheugen.
Om een opgeslagen bestand af te drukken selecteert u [Bestand afdrukken];
om het te verwijderen selecteert u [Bestand verwijderen].
Als het apparaat de gegevens naar de ScanRouter-bezorgingssoftware kan
verzenden, dan doet het dit automatisch. Als u gegevens wist, dan zult u
ze niet kunnen verspreiden of afdrukken.
Bestand afdrukken
Bestand verwijderen
SMTP-server
Wanneer u DNS gebruikt, voer dan de hostnaam in.
Wanneer u DNS niet gebruikt, voer dan het IPv4-adres in van de SMTP-ser-
ver.
Servernaam
•Poortnummer: 25
Voer de servernaam in met maximaal 127 tekens. Spaties mogen niet worden
ingevoerd.
Voer poortnummer in tussen 1 en 65535 met de cijfertoetsen en druk vervol-
gens op de {q}-toets.
SMTP-verificatie
Geef SMTP-verificatie op (PLAIN, LOGIN, CRAMMD5, DIGEST-MD5).
Wanneer u e-mail verzendt naar een SMTP-server, dan kunt u het beveili-
gingsniveau van de SMTP-server verhogen met verificatie waarvoor u de ge-
bruikersnaam en het wachtwoord moet invoeren.
Als de SMTP-server verificatie vereist, stel dan [SMTP verificatie] in op [Aan] en
geef vervolgens de gebruikersnaam, het wachtwoord en de codering op.
Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord voor het e-mailadres van de Be-
heerder bij gebruik van Internetfax.
Systeeminstellingen
84
2
•SMTP AUTH
•Aan
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in met maximaal 191 tekens. Spaties mogen
niet worden ingevoerd. Afhankelijk van het SMTP-servertype, moet
’domein’ worden opgegeven. Voeg ’@’ toe na de gebruikersnaam, zoals
in ’gebruikersnaam@domein’.
E-mailadres
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in met maximaal 63 tekens. Spaties mogen niet
worden ingevoerd.
Codering: Autom. / Aan / Uit
[Codering]-[Autom.]: Gebruiken als de verificatiemethode PLAIN, LO-
GIN, CRAM-MD5 of DIGEST-MD5 is.
[Codering]-[Aan]: Gebruiken als de verificatiemethode CRAMMD5 of DI-
GEST-MD5 is.
[Codering]-[Uit]: Gebruiken als de verificatiemethode PLAIN of LOGIN
is.
Uit
POP voor SMTP
Geef POP-verificatie op (POP voor SMTP).
Wanneer u e-mail verzendt naar een SMTP-server, dan kunt u het beveili-
gingsniveau van de SMTP-server verhogen door voor verificatie verbinding
te maken met de POP-server.
Om POP-serververificatie in te schakelen voor het verzenden van e-mail via
de SMTP-server, moet u [POP voor SMTP] instellen op [Aan]. E-mail wordt ver-
zonden naar de SMTP-server nadat de tijd die is ingesteld voor [Wachttijd na
aut.] is verstreken.
Als u [Aan] selecteert, voer dan [Servernaam] in in [POP3 / IMAP4 Instellingen].
Controleer ook het poortnummer voor [POP3] in [E-mail communicatiepoort].
•Aan
Wachttijd na authent.: 300 msec.
Geef [Wachttijd na aut.] op van nul tot 10.000 milliseconden, in stappen
van een milliseconde.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in met maximaal 63 tekens. Spaties mogen niet
worden ingevoerd.
E-mailadres
•Wachtwoord
Voer het wachtwoord in met maximaal 63 tekens. Spaties mogen niet
worden ingevoerd.
Uit
Bestandsoverdracht
85
2
Ontvangstprotocol
Geef ontvangstprotocol op voor het ontvangen van Internetfax.
POP3
•IMAP4
•SMTP
POP3 / IMAP4-instellingen
Geef de POP3/IMAP4-servernaam op voor het ontvangen van Internetfaxen.
De opgegeven POP3/IMAP4-servernaam wordt gebruikt voor [POP voor
SMTP].
Servernaam
Als DNS wordt gebruikt, voer dan de hostnaam in.
Als DNS niet wordt gebruikt, voer dan het IPv4-adres van de
POP3/IMAP4 of server in.
Voer POP3/IMAP4-servernaam in met maximaal 127 tekens. Spaties mo-
gen niet worden ingevoerd.
•Codering
Autom.
Wachtwoordcodering wordt automatisch ingesteld in overeenstem-
ming met de POP-serverinstellingen.
•Aan
Wachtwoord coderen.
•Uit
Wachtwoord niet coderen.
E-mailadres beheerder
Dit verschijnt als het afzenderaders op gemailde, gescande documenten, als
de afzender niet is opgegeven.
Wanneer u e-mail verzendt onder de Internetfax-functie, dan zal het e-maila-
dres van de beheerder verschijnen als het afzenderadres onder de volgende
omstandigheden:
De afzender is niet ingesteld en het e-mailadres van het apparaat is niet ge-
registreerd.
De opgegeven afzender is niet geregistreerd in het adresboek van het ap-
paraat en het e-mailadres van het apparaat is niet geregistreerd.
Wanneer u SMTP-verificatie uitvoert voor de bestanden die zijn verzondern
met de Internetfax-functie, dan zal het e-mailadres van de beheerder verschij-
nen in het “vakje ’Van:’. Als u de gebruikersnaam en het e-mailadres heeft op-
gegeven in [SMTP verificatie], zorg er dan voor deze instelling op te geven.
Voer maximaal 128 tekens in.
Specificeer afzender op gemailde, gescande documenten, als [Naam afzender
autom. specificeren] is [Uit].
Systeeminstellingen
86
2
E-mail communicatiepoort
Geef de poortnummers op voor het ontvangen van Internetfaxen. Het opge-
geven POP3-poortnummer wordt gebruikt voor [POP voor SMTP].
•POP3: 110
•IMAP4: 143
•SMTP: 25
Voer een poortnummer in tussen 1 en 65535 met de cijfertoetsen en druk ver-
volgens op de {q}-toets.
Ontvangstinterval e-mail
Geef in minuten het tijdsinterval op voor het ontvangen van Internetfaxen via
POP3- of IMAP4-server.
Aan: 15 min.
•Uit
Als [Aan] is geselecteerd, dan kan het tijdsinterval worden ingesteld van 2 tot
1440 in stappen van één minuut.
Max. ontvangstgrootte e-mail
Geeft het maximaal ontvangen e-mailformaat op voor het ontvangen van In-
ternetfaxen.
2MB
Voer een formaat in van één tot 50 MB in stappen van één megabyte.
E-mailopslag in server
Geef op of u de per Internetfax ontvangen e-mails wilt opslaan op de POP3-
of IMAP4-server.
Uit
Alles
Alleen fouten
Stand Gebr./Wachtwoord (Verzenden)
Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op voor verzending van een
scanbestand direct naar een gedeelde map op een computer die loopt onder
Windows, naar een FTP-server of naar een NetWare-server.
SMB-gebruikersnaam
SMB-wachtwoord
FTP-gebruikersnaam
•FTP-wachtwoord
NCP-gebruikersnaam
NCP-wachtwoord
Voer maximaal 64 tekens in.
Bestandsoverdracht
87
2
E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen
U kunt het e-mailbericht programmeren, wijzigen of verwijderen dat ge-
bruikt is voor het verzenden van een Internetfax of een scanbestand als bijla-
ge.
Programmeren/Wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Bestand doorzenden].
C Druk op [TVolg.].
D Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht].
E Druk op [Programmeren/Wijzigen].
F Druk op [Niet geprogr.].
G Druk op [Wijzigen].
H Voer een naam in en druk vervolgens op [OK].
Voer de naam in met maximaal 20 tekens.
I Druk op [Bewerken].
Om een nieuwe regel te starten drukt u op [OK] om terug te keren naar
het e-mailberichtenscherm en vervolgens drukt u op [T] in ’Regel voor
bewerking selecteren:’.
J Voer de tekst in en druk vervolgens op [OK].
Voer maximaal vijf regels tekst in. Elke regel mag bestaan uit maximaal
80 tekens.
K Druk op [OK].
L Druk op [Afsluiten].
Verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Bestand doorzenden].
C Druk op [TVolg.].
D Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht].
E Druk op [Verwijderen].
F Selecteer het e-mailbericht dat u wilt verwijderen.
Het bevestigingsbericht over het verwijderen verschijnt.
G Druk op [Ja].
Systeeminstellingen
88
2
Naam afzender autom. specificeren
Stel in of u de naam van de afzender wilt specificeren wanneer u e-mail ver-
zendt.
•Aan
Als u [Aan] selecteert, dan verschijnt het opgegeven e-mailadres in het vak-
je “Van:’. Als u het adres van de afzender niet opgeeft, dan zal het e-mai-
ladres van de beheerder verschijnen in het vakje “Van:’.
Als u de afzender niet opgeeft wanneer een bestand wordt verzonden on-
der de faxfunctie of als het opgegeven e-mailadres niet is geregistreerd in
het adresboek van het apparaat, e-mailadres van het apparaat zal in het
vakje “Van:” verschijnen. Als het apparaat geen e-mailadres heeft, dan zal
het e-mailadres van de beheerder verschijnen in het vakje “Van:”.
Uit
Als u [Uit] selecteert, dan zal het opgegeven e-mailadres verschijnen in het
vakje “Van:’, maar zult u geen e-mail kunnen verzenden zonder het e-mai-
ladres van de afzender op te geven. Onder de faxfunctie kunt u geen e-mail
verzenden als het opgegeven e-mailadres niet is geregistreerd in het adres-
boek van het apparaat.
E-mailaccount faxen
Geef e-mailadres, gebruikersnaam en wachtwoord op voor het ontvangen
van Internetfaxen.
Ontvangen
E-mailadres
Voer een e-mailadres in met maximaal 128 tekens.
Gebruikersnaam
Voer een gebruikersnaam in met maximaal 64 tekens.
•Wachtwoord
Voer een wachtwoord in met maximaal 64 tekens.
Niet ontvangen
Intervaltijd opn.verz. scanner
Geef het interval op dat het apparaat wacht voordat het een scanbestand op-
nieuw verzendt, als bestanden niet kunnen worden verzonden naar de bezor-
gingsserver of mailserver.
De standaardinstelling is 300seconde(n).
U kunt met behulp van de cijfertoetsen een intervaltijd opgeven tussen 60 en
999 seconden in stappen van een seconde.
Deze instelling is voor de scannerfunctie.
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Stelt een maximum aantal keren in dat een scanbestand opnieuw wordt ver-
zonden naar de bezorgingsserver of de mailserver.
Aan: 3 ke(e)r(en)
•Uit
Als [Aan] is geselecteerd, dan kan het aantal keren worden ingesteld van 1 tot
99. Deze instelling is voor de scannerfunctie.
Beheerderinstellingen
89
2
Beheerderinstellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Beheerdertoepas-
singen onder Systeeminstellingen.
Beheerdersinstellingen worden door de beheerder gebruikt. Neem contact op
met de beheerder indien u deze instellingen wilt wijzigen.
Wij raden aan om beheerderverificatie in te stellen voordat u beheerderinstellin-
gen maakt.
Adresboekbeheer
U kunt informatie toevoegen, wijzigen of verwijderen dat in het adresboek is
opgeslagen. Voor meer informatie, zie “Adresboek”.
Programmeren/Wijzigen
U kunt zowel namen als gebruikerscodes invoeren en wijzigen.
•Namen
Het is mogelijk een naam, toetsweergave, registratienummer, en titel se-
lectie te registreren.
Verif. info
Het is mogelijk een gebruikerscode te registreren en de functies toe te
wijzen die voor elke gebruikerscode beschikbaar zijn. Het is ook moge-
lijk gebruikersnamen en wachtwoorden te registreren die worden ge-
bruikt voor het versturen van e-mail en het versturen van bestanden
naar mappen of voor toegang tot een LDAP-server.
Beveiliging
Het is mogelijk een beveiligingscode te registreren.
•Faxbest.
U kunt het volgende registreren: faxnummer, internationale TX-modus,
fax koptekst, het invoegen van een label, IP-Faxbestemming en proto-
col.
•E-mail
Het is mogelijk een e-mailadres te registreren.
•Map
U kunt het protocol, pad, poortnummer en de servernaam registreren.
Toevoegen aan groep
Namen die zijn geregistreerd in het adresboek kunnen in een groep
worden geplaatst.
Verwijderen
U kunt een naam uit het adresboek verwijderen.
U kunt max. 2000 namen registreren.
U kunt maximaal 500 gebruikerscodes invoeren.
U kunt ook namen in het adresboek registreren en beheren met behulp van
Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin.
Systeeminstellingen
90
2
Adresboek: groep programmeren/wijzigen/wissen
Namen die zijn geregistreerd in het adresboek kunnen aan een groep worden
toegevoegd.
Hiermee kunt u eenvoudig de namen beheren die in elke groep zijn geregis-
treerd.
Programmeren/Wijzigen
U kunt groepen registreren en wijzigen.
•Namen
Het is mogelijk een naam, toetsweergave, registratienummer, en titel se-
lectie te registreren.
Geprogrammeerde gebruiker/groep
U kunt de namen of groepen van iedere groep controleren.
Beveiliging
Het is mogelijk een beveiligingscode te registreren.
Toevoegen aan groep
U kunt groepen die zijn geregistreerd in het Adresboek in een groep
plaatsen.
Verwijderen
U kunt een groep uit het Adresboek verwijderen.
U kunt maximaal 100 groepen registreren.
U kunt ook groepen in het adresboek registreren en beheren met behulp van
Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin.
Gebruik de SmartDeviceMonitor for Admin die wordt geleverd bij de prin-
terscanner-eenheid.
Adresboek: volgorde wijzigen
Hiermee wijzigt u de volgorde van de geregistreerde namen.
U kunt de volgorde van items wijzigen als ze op dezelfde pagina staan. Het
is niet mogelijk om items naar een andere pagina te verplaatsen.
U kunt bijvoorbeeld een item uit “PLANNING” ([OPQ]) niet naar “DAILY”
([CD]) verplaatsen.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Volgorde wijzigen].
Beheerderinstellingen
91
2
D Druk op de naamtoets die moet worden verschoven.
U kunt een naam selecteren met behulp van de cijfertoetsen.
E Druk op de naamtoets op de plaats die u wilt verplaatsen.
De gebruikerstoets wordt verplaatst naar de geselecteerde positie en de ge-
bruikerstoets die op dat moment op de geselecteerde positie staat, wordt
naar voren of naar achteren verplaatst.
Als u de geselecteerde gebruikerstoets vooruit beweegt, dan wordt de ge-
bruikerstoets die op dat moment op de geselecteerde plaats staat, achteruit
bewogen.
Als u de geselecteerde gebruikerstoets achteruit beweegt, dan wordt de
gebruikerstoets die op dat moment op de geselecteerde plaats staat, voor-
uit bewogen.
U kunt ook een naam selecteren met behulp van de cijfertoetsen.
Systeeminstellingen
92
2
Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst
U kunt de bestemmingslijst die in het adresboek is geregistreerd, afdrukken.
Afdrukken op titel 1 volgorde
Hiermee wordt het adresboek in de volgorde titel 1 afgedrukt.
Afdrukken op titel 2 volgorde
Hiermee wordt het adresboek in de volgorde titel 2 afgedrukt.
Afdrukken op titel 3 volgorde
Hiermee wordt het adresboek in de volgorde titel 3 afgedrukt.
Bellijst groep afdrukken
Hiermee wordt het groepsadresboek afgedrukt.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst].
D Selecteer de afdrukindeling.
E Om de lijst op dubbelzijdige pagina’s af te drukken, selecteert u [Afdrukken
op2 zijden].
F Druk op de toets {Start}.
De lijst wordt afgedrukt.
Adresboek: titel bewerken
U kunt de titel bewerken om een gebruiker gemakkelijk te vinden.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Titel bewerken].
Beheerderinstellingen
93
2
D Druk op het titeltoets die u wilt wijzigen.
E Typ de nieuwe naam en druk vervolgens op [OK].
F Druk op [OK].
Adresboek: Titel omschakelen
Hiermee geeft u de titel op om een naam te selecteren.
Titel 1
•Titel 2
•Titel 3
Reservekopie / Adresboek herstellen
U kunt op externe opslagruimte een reservekopie maken van het adresboek
van het apparaat of de reservekopie vanuit de externe opslagruimte terugzet-
ten.
Reservekopie
U kunt een reservekopie maken van het adresboek van het apparaat op een
externe opslagplaats.
Terugzetten
U kunt de reservekopie van het adresboek terugzetten vanuit de externe
opslagruimte.
Indeling
U kunt de externe opslagruimte formatteren.
Media-info ophalen
De vrije ruimte en bezette ruimte van de externe opslagruimte worden
weergegeven.
Teller Weergeven/Afdrukken
Hiermee kunt u het aantal afdrukken bekijken en afdrukken.
Teller Weergeven/Afdrukken
Hiermee wordt het aantal afdrukken voor elke functie weergegeven (To-
taal, Kopiëren, Fax , Printer, A3/DLT, Duplex en Nieten).
Tellerlijst afdrukken
Hiermee kunt u een lijst afdrukken met het aantal afdrukken voor elk func-
tie.
Systeeminstellingen
94
2
Weergeven/Wissen/Afdrukken teller per gebruiker
Hiermee kunt u de aantallen afdrukken die met een gebruikerscode zijn geo-
pend bekijken, afdrukken en terugzetten op 0.
Druk op [UVorige] en [TVolg.] om alle aantallen afdrukken te tonen.
Het aantal afdrukken kan afwijken van de tellerwaarde in Teller Weerge-
ven/Afdrukken.
Teller afdrukken voor alle gebruikers
Drukt de tellerwaarden af voor alle gebruikers.
Teller wissen voor alle gebruikers
Stelt het aantal gemaakte afdrukken voor alle gebruikercodes in op 0.
Teller afdrukken per gebruiker
Drukt de tellerwaarden af voor iedere gebruiker.
Teller wissen per gebruiker
Stelt het aantal gemaakte afdrukken voor een gebruikercode in op 0.
Beheer gebruikersverificatie
Gebruikerscodeverificatie
Met Gebruikerscode-verificatie, kunt u beschikbare functies beperken en
op hun gebruik toezien.
Wanneer u Gebruikerscode-verificatie gebruikt, registreer dan de gebrui-
kerscode.
Met de Printer PC-controlefunctie kunt u een logboek met afdrukken krij-
gen die overeenstemmen met de codes die zijn ingevoerd tijdens het ge-
bruik van het printerstuurprogramma.
Wanneer gebruikerscodeverificatie is ingesteld kan de functie Automa-
tisch kleur selecteren niet worden gebruikt.
Voor informatie over Basisverificatie, Windows-verificatie, LDAP-verifi-
catie en Integratieserver-verificatie moet u contact opnemen met uw be-
heerder.
Kopieermachine
•Printer
Andere functies
Taakverificatie voor printer
Basisauth.
Windows-verificatie
•LDAP-verificatie
Auth. integratieserver
Uit
Verbeterd verificatiebeheer
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Beheerderinstellingen
95
2
Beheer beheerdersverificatie
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Beheerder programmeren/wijzigen
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Tellertoets beheer
Geef die functies op die u wilt beheren met de sleutelteller.
Kopieerapparaat: Kleuren-/Zwart-wit
Printer: zwart-wit
Andere functies: Documentserver / Fax / Scanner
Uitgebreide beveiligingsfunctie
Geef op of u de uitgebreide beveiligingsfuncties wilt gebruiken of niet. Neem
voor meer informatie over de uitgebreide beveiligingsfuncties contact op met
uw beheerder.
Aut. best.verw. in Documentserver
Geef op of de documenten die op de Document Server zijn opgeslagen na een
bepaalde tijd moeten worden verwijderd of niet.
Aan: 3 dag(en)
•Uit
Als u [Aan] selecteert, dan worden documenten opgeslagen en vervolgens
verwijderd na de opgegeven periode.
Als u [Uit] selecteert, dan worden de documenten niet automatisch verwij-
derd.
Als u [Aan] selecteert, voert u het aantal dagen in van 1180 (in stappen van 1
dag).
De fabrieksinstelling is 3 dagen, dit betekent dat documenten 3 dagen (72
uur) nadat ze zijn opgeslagen, worden verwijderd.
Verw. alle best. in Documentserver
U kunt verwijderde bestanden verwijderen die zijn opgeslagen in de Docu-
mentserver, inclusief bestanden die zijn opgeslagen voor Test afdruk, Bevei-
ligde afdruk, Wachten met afdruk en Opgeslagen afdruk onder
printerfunctie.
•Nee
•Ja
Ook als er altijd een wachtwoord is ingesteld, worden alle documenten ver-
wijderd.
Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Als u alle documenten wilt verwij-
deren, selecteert u [Ja].
Systeeminstellingen
96
2
LDAP-server programmeren/wijzigen/verwijderen
Programmeer de LDAP-server om e-mailbestemming direct op te zoeken in
het adresboek van de LDAP-server. Deze functie is mogelijk wanneer u scan-
bestanden verzendt per e-mail met de scanner- of faxfunctie.
Naam
Servernaam
•Zoekbasis
•Poortnummer
•SSL
Verificatie
Gebruikersnaam
•Wachtwoord
Zoekvoorwaarden
•Zoekopties
Om een LDAP-zoekopdracht te starten moet u de hieronder opgesomde
items instellen. Voor andere items controleert u uw omgeving en maakt u de
nodige wijzigingen.
Servernaam
•Zoekbasis
•Poortnummer
Zoekvoorwaarden
Selectie verificatiemethode
Om de LDAP-server in Beheerderseigenschappen selecteert u [Aan] onder
LDAP-server.
Deze functie ondersteunt LDAP-versie 2.0 en 3.0. Ver 2.0 ondersteunt geen
verificatie met hoge beveiliging.
LDAP zoeken
Geef op of u de LDAP-server voor zoeken wilt gebruiken of niet.
Aan
•Uit
Als u [Uit] selecteert, dan zal de LDAP-serverlijst niet verschijnen op het
zoekdisplay.
AOF (altijd Aan)
Hiermee wordt opgegeven of u Automatisch Uit wilt gebruiken of niet.
Aan
•Uit
Firmware versie
U kunt de versie controleren van de software die is geïnstalleerd op dit apparaat.
Beheerderinstellingen
97
2
Niveau netwerkbeveiliging
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Geheugeninstelling automatisch wissen
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Hele geheugen wissen
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Alle logboeken verwijderen
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Logboekinstelling verzenden
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Gegevensbeveiliging voor kopiëren
Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
Verwijzing
Pag.225 “Adresboek”
Pag.241 “De teller afdrukken voor elke gebruiker”
Pag.303 “Teller”
Systeeminstellingen
98
2
LDAP-server programmeren/wijzigen/verwijderen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de LDAP-serverinstellingen opgeeft.
De LDAP-server programmeren/wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de LDAP-server die u wilt programmeren of wijzigen.
Wanneer u de server programmeert, selecteer dan [Niet geprogr.].
F Stel elk item in zoals vereist is.
G Druk op [OK] na het instellen van elk item.
Voor details over LDAP-server, zie ’De LDAP-server programmeren’.
H Druk op [Afsluiten].
I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing
Pag.99 “De LDAP-server programmeren”
De geprogrammeerde LDAP-server verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de LDAP-server die u wilt wissen.
F Druk op [Ja].
G Druk op [Afsluiten].
H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Beheerderinstellingen
99
2
De LDAP-server programmeren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de LDAP-serverinstellingen opgeeft.
Een identificatienaam invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Naam”.
Registreer een naam voor de LDAP-server die verschijnt op het serverkeuze-
scherm van de LDAP-zoekbewerking.
B Voer de identificatienaam van de server in.
C Druk op [OK].
Een servernaam invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Servernaam”.
Registreer de LDAP-serverhostnaam of -IPv4-adres.
B Voer de LDAP-servernaam in.
C Druk op [OK].
De zoekbasis invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Zoekbasis”.
Selecteer een routemap te starten met zoeken naar e-mailadressen die zijn ge-
registreerd in de geselecteerd en die zoekbestemmingen zijn.
B Voer de zoekbasis in.
Bijvoorbeeld, als het zoekdoel de verkoopafdeling van bedrijf ABC is, dan
voert u “dc=verkoopafdeling, o=ABC” in. (In dit voorbeeld is de beschrijving
voor een actieve directory. “dc” is voor de organisatie-eenheid en “o” is voor
het bedrijf.)
Zoekbasisregistratie kan vereist zijn, afhankelijk van uw serveromgeving.
Wanneer registratie vereist is, dan zullen niet-gespecificeerde zoekopdrach-
ten resulteren in foutberichten. Controleer uw serveromgeving en voer de no-
dige specificaties in.
C Druk op [OK].
Systeeminstellingen
100
2
Een poortnummer invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Poortnummer”.
Geef het poortnummer op voor communicatie met de LDAP-server. Geef een
poort op die overeenstemt met uw omgeving.
B Voer het nieuwe poortnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens
op de toets{#}.
Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], dan verandert het poortnummer automa-
tisch in “636”.
SSL-communicatie starten
A Druk op [Aan].
Gebruik SSL om te communiceren met de LDAP-server.
Om SSL te kunnen gebruiken, moet de LDAP-server SSL ondersteunen.
Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], dan verandert het poortnummer automa-
tisch in “689”.
SSL-instelling moet op dit apparaat zijn ingeschakeld. Neem voor meer infor-
matie contact op met uw netwerkbeheerder.
Verificatie instellen
A Druk op [TVolg.].
B Druk op [Aan] onder [Hge beveiliging] of “Verificatie”.
Om een zoekverzoek aan de LDAP-server te doen gebruikt u de beheerders-
account voor verificatie.
Verificatie-instellingen moet voldoen aan de instellingen van uw serververi-
ficatie. Controleer uw serverinstellingen voordat u dit apparaat instelt.
[Hge beveiliging] is alleen beschikbaar met LDAP-versie 3.0.
Wanneer [Hge beveiliging] is geselecteerd, dan wordt het beheerderswacht-
woord gecodeerd voordat het wordt verzonden naar het netwerk. Wanneer
[Aan] is gelesecteerd, dan wordt het wachtwoord verzonden zonder codering.
Beheerderinstellingen
101
2
De gebruikersnaam en het wachtwoord invoeren
A Druk op [TVolg.].
B Druk op [Wijzigen] onder “Gebruikersnaam”.
Wanneer [Aan] of [Hge beveiliging] is geselecteerd voor de verificatie-instelling,
gebruik dan de accountnaam en en het wachtwoord van de beheerder. Voer
de accountnaam en het wachtwoord van de beheerder niet in als u verificatie
gebruikt voor elk individu of voor elke zoekopdracht.
C Voer de gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
Procedures voor het instellen van de gebruikersnaam verschillen per server-
omgeving. Controleer uw serveromgeving voordat u de instelling maakt.
Voorbeeld: Domeinnaam\Gebruikersnaam, Gebruikersnaam@Domein-
naam, CN=Naam, OU=Afdelingsnaam, DC=Servernaam
D Druk op [Wijzigen] onder het “wachtwoord”.
E Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
De gebruikersnaam en het wachtwoord zijn vereist voor de beheerdersverifi-
catie voor toegang tot de LDAP-server.
U kunt opgeven dat de gebruikersnaam en het wachtwoord in het adresboek
van dit apparaat individuele verificatietoegang tot de LDAP-server toestaan.
Gebruik Beheerderstoepassingen voor de selectie van de gebruikersnaam en
het wachtwoord die/dat u wilt gebruiken.
De verbinding testen
A Druk op [Verbindingstest].
Open de LDAP-server om te controleren of de juiste verbinding tot stand is ge-
bracht. Controleer of de verificatie werkt volgens de verificatie-instellingen.
Er wordt een verbindingstest uitgevoerd.
B Druk op [Afsluiten].
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan uw instellingen en probeer het
opnieuw.
Deze functie controleert niet de zoekvoorwaarden of de zoekbasis.
Systeeminstellingen
102
2
Zoekvoorwaarden instellen
A Druk twee keer op [TVolg.].
B Druk op [Wijzigen] voor items die u wilt gebruiken als zoekvoorwaarden
van het volgende: [Naam], [E-mailadres], [Faxnummer], [Bedrijfsnaam] en [Afde-
lingsnaam].
U kunt een eigenschap als een specifiek zoekwoord invoeren. Met de inge-
voerde eigenschap doorzoekt de functie het Adresboek van de LDAP-server.
C Voer de eigenschap in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-maila-
dressen en druk vervolgens op [OK].
De eigenschapswaarde mag variëren, afhankelijk van de serveromgeving.
Controleer of de eigenschapswaarde voldoet aan de serveromgeving voordat
u deze instelt.
U kunt items blanco laten, maar u kunt geen eigenschappen blanco laten als
u zoekt naar e-mailadressen in het Adresboek van de LDAP-server.
Zoekopties instellen
A Druk drie maal op [TVolg.].
B Druk op [Wijzigen] onder ’Eigenschap’.
C Voer de eigenschap in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-maila-
dressen en druk vervolgens op [OK].
Om de LDAP-servergegevens te doorzoeken met een sleutelwoord dat anders is
dan de voorbereide zoekwoorden zoals Naam, E-mailadres, FAX-nummer, Be-
drijfsnaam en Afdelingsnaam, geef dan de eigenschap op voor het sleutelwoord
dat is geregistreerd in uw LDAP-server en de naam die moet worden weergege-
ven op het bedieningspaneel tijdens de zoekopdracht. Bijvoorbeeld: om e-maila-
dressen te doorzoeken op werknemernummer, voert u “werknemer nr.” in in het
veld Eigenschappen en “Werknemer nr.” in het toetsweergaveveld.
De eigenschapswaarde mag variëren, afhankelijk van de serveromgeving. Con-
troleer of de eigenschap voldoet aan de serveromgeving voordat u deze instelt.
D Druk op [Wijzigen] onder ’Toetsendisplay’.
Beheerderinstellingen
103
2
E Voer de toetsweergave in en druk vervolgens op [OK].
De geregistreerde “toetsweergave” verschijnt als een sleutelwoord voor het
doorzoeken van de LDAP.
Zonder toetsendisplayregistratie
Met toetsendisplayregistratie
De toets verschijnt niet op het zoekscherm, tenzij zowel “Eigenschap” als
“Toetsendisplay” zijn geregistreerd. Registreer beide items om de optionele
zoekopdracht te kunnen gebruiken.
Systeeminstellingen
104
2
105
3. Eigenschappen
Kopieerapparaat/Documentserver
Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Kopieereigenschap-
pen / Documentserver.
Voor informatie over het openen van [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.] raad-
pleegt u ’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’.
Verwijzing
Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Algemene functies
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Algemene functies
onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
Automatische densiteitprioriteit
U kunt instellen of Automatische afbeeldingsdichtheid “Aan” of “Uit” staat
wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, reset of als modi worden gewist.
Alle kleuren
•Aan
Uit
•Zwart-wit
Aan
•Uit
Prioriteit origineeltype
U kunt actieve origineeltype selecteren wanneer de spanning wordt inge-
schakeld of als modi worden gewist.
•Kleur
•Tekst
Tekst/Foto
•Foto
•Licht
•Generatiekopie
•Folder
•Zwart-wit
•Tekst
Tekst/Foto
•Foto
•Licht
•Generatiekopie
•Folder
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
106
3
Prioriteit origineel fototype
Wanneer u “Tekst / Foto” of “Foto” in “Prioriteit origineeltype” selecteert,
dan kunt u de instellingen van het geselecteerde origineeltype wijzigen.
•Glanzende foto
Gedrukte foto
Gekopieerde foto
Origineeltype-display
U kunt de origineeltypen op het basisdisplay weergeven.
Weergeven
•Verbergen
Indien u [Verbergen] selecteert, wordt het display zoals hieronder weergege-
ven getoond.
Papierdisplay
U kunt instellen dat de beschikbare papierladen en -formaten in het basisdis-
play worden weergegeven.
Weergeven
•Verbergen
Indien u [Verbergen] selecteert, wordt het display zoals hieronder weergege-
ven getoond. Druk op [Autom.pap.sel] om papierformaten weer te geven.
Origineelrichting in duplexmodus
Bij het dubbelzijdig kopiëren kunt u de kopieerrichting instellen.
Bov. naar Bov.
Van boven naar onder
Algemene functies
107
3
Kopieerrichting in duplexmodus
U kunt de kopieerrichting instellen bij het dubbelzijdig kopiëren.
Bov. naar Bov.
Van boven naar onder
Max. kopieerhoeveelheid
Het maximale aantal kopieën kan worden ingesteld tussen 1 en 999.
De standaardinstelling is 999 vellen.
Automatische ladewissel
Indien u papier van hetzelfde formaat in twee of meer laden plaatst, zal het ap-
paraat automatisch naar de andere lade wisselen indien het papier in de eerste
lade die in gebruik is, op is (als Automatische papierselectie is geselecteerd.)
Deze functie wordt “Automatisch ladewisselen” genoemd. Deze instelling
geeft aan of u de functie Automatische ladewisseling moet gebruiken of niet.
Met beeldrotatie
Gebruiken voor kopiëren wanneer u de functie Automatische ladewissel
gebruikt.
Zonder afbeeldingsrotatie
Kopieert alleen met Automatische ladewissel indien u papier met hetzelf-
de formaat in twee of meerdere laden plaatst in dezelfde richting. Als het
papier niet hetzelfde formaat of niet dezelfde richting heeft, wordt het ko-
piëren onderbroken met de melding “Papier plaatsen”.
•Uit
Als het papier in een lade op is, wordt het kopiëren onderbroken en wordt
de melding “Papier laden.” weergegeven.
Geluidsignaal: origineel aanwezig
Er klinkt een pieptoon wanneer u vergeet de originelen te verwijderen na het
kopiëren.
Aan
•Uit
Als paneelsignaal van Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) [Uit]
staat, dan klinkt het geluidssignaal niet, ongeacht signaalinstelling: Origineel
aanwezig.
Toon taakeinde
U kunt aangeven of u de pieptoon wilt laten klinken wanneer het kopiëren is
voltooid.
Als paneelsignaal van Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) [Aan] is,
dan klinkt een pieptoon om u op de hoogte te stellen dat het apparaat een op-
dracht niet heeft voltooid, bijvoorbeeld omdat het papier in de lade op is of
omdat er papier is vastgelopen.
Aan
•Uit
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
108
3
Aanpassen: toets kopieerfunctie
U kunt de zes meest gebruikte functies toewijzen aan toetsen van de kopieer-
functie.
•Uit
2 originelen 2-zijdig: van boven tot boven
2 originelen 2-zijdig: van boven tot onder
•2-zijdig 2-zijdig
2-zijdig: van boven tot boven 2 originelen
•1-zijdig 1-zijdig combineren: 2 originelen
•1-zijdig 1-zijdig combineren: 4 originelen
•1-zijdig 1-zijdig combineren: 8 originelen
4 originelen 2-zijdig combineren: van boven tot boven
4 originelen 2-zijdig combineren: van boven tot onder
•1-zijdig tijdschrift
•2-zijdig tijdschrift
Marge creëren
Orig. invoerrichting
•Batch
Nieten: Bovenste diagonaal/Links
Nieten: Onderste diagonaal/Links
Nieten: Links 2
Nieten: Bovenkant 2
Nieten: Bovenkant
•Nieten: Onderkant
Zadelsteek
2 gaatjes links
2 gaatjes bovenkant
3 gaatjes links
3 gaatjes bovenkant
Algemene functies
109
3
4 gaatjes links
4 gaatjes bovenkant
Positief/Negatief
Aanpassen: Documentserver-opslagtoets
U kunt de zes meest gebruikte functies toewijzen aan toetsen van de Docu-
mentserver-opslag.
•Uit
2-zijdig origineel: Boven/Boven
2-zijdig origineel: Boven tot onder
•1-zijdig 1-zijdig combineren: 2 originelen
•1-zijdig 1-zijdig combineren: 4 originelen
•1-zijdig 1-zijdig combineren: 8 originelen
2-zijdig: van boven tot boven 1-zijdig combineren: 2 originelen
2-zijdig: van boven tot onder 1-zijdig combineren: 2 originelen
2-zijdig: van boven tot boven 1-zijdig combineren: 4 originelen
2-zijdig: van boven tot onder 1-zijdig combineren: 4 originelen
2-zijdig: van boven tot boven 1-zijdig combineren: 8 originelen
2-zijdig: van boven tot onder 1-zijdig combineren: 8 originelen
Marge creëren
Origineelrichting
•Batch
Positief/Negatief
Verwijzing
Pag.60 “Geluid Touch Screen”
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
110
3
Reproductiefactor
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Reproductiefactor
onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
Snelkoppeling R/E
U kunt maximaal 3 vaak gebruikte ratio’s Verkleinen / Vergroten program-
meren die anders zijn dan de vaste ratio’s voor Verkleinen / Vergroten en
kunnen weergegeven worden op het basisdisplay. U kunt de geregistreerde
ratio’s Verkleinen / Vergroten ook wijzigen.
Metrische versie
•25%
•A3 A5, F A5 (50%)
•A3 F (65%)
•A3 A4, A4 A5 (71%)
•B4 F4 (75%)
•F A4, B4 A4 (82%)
•93%
•B4 A3 (115%)
•F A3, A4 B4 (122%)
•A4 A3, A5 A4 (141%)
•A5 A3 (200%)
400%
Gebruiker R/E-factor (25-400%)
•Uit
Standaardinstelling:
F1: 71%
F2: 141%
F3: 93%
•Inch-versie
•25%
•11×17” 5
1
/
2
×8
1
/
2
” (50%)
•11×17” 8
1
/
2
×11” (65%)
•11×15” 8
1
/
2
×11” (73%)
•8
1
/
2
×14” 8
1
/
2
×11” (78%)
•F 8
1
/
2
×11” (85%)
•93%
•8
1
/
2
×14” 11”×17” (121%)
Reproductiefactor
111
3
•8
1
/
2
×11” 11”×17” (129%)
•8
1
/
2
×8
1
/
2
8
1
/
2
×14” (155%)
•5
1
/
2
"×8
1
/
2
" 11"×17" (200%)
400%
Gebruiker R/E-factor (25-400%)
•Uit
Standaardinstelling:
F1: 73%
F2: 155%
F3: 93%
Reproductiefactor
Geef de factoren voor het vergroten en verkleinen op die moeten verschijnen
als [Verkleinen/Vergroten] wordt ingedrukt op het kopieerscherm.
Metrische versie
•25%
•A3 A5, F A5 (50%)
•A3 F (65%)
•A3 A4, A4 A5 (71%)
•B4 F4 (75%)
•F A4, B4 A4 (82%)
•93%
•B4 A3 (115%)
•F A3, A4 B4 (122%)
•A4 A3, A5 A4 (141%)
•A5 A3 (200%)
400%
Gebruiker R/E-factor (25-400%)
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
112
3
•Inch-versie
•25%
•11×17” 5
1
/
2
×8
1
/
2
” (50%)
•11×17” 8
1
/
2
×11” (65%)
•11×15” 8
1
/
2
×11” (73%)
•8
1
/
2
×14” 8
1
/
2
×11” (78%)
•F 8
1
/
2
×11” (85%)
•93%
•8
1
/
2
×14” 11”×17” (121%)
•8
1
/
2
×11” 11”×17” (129%)
•8
1
/
2
×8
1
/
2
8
1
/
2
×14” (155%)
•5
1
/
2
"×8
1
/
2
" 11"×17" (200%)
400%
Gebruiker R/E-factor (25-400%)
R/E-factorprioriteit
U kunt de factor met prioriteit instellen wanneer [Verkleinen/Vergroten] wordt
ingedrukt.
Metrische versie
400%
200%
141%
122%
115%
•93%
•82%
•75%
71%
•65%
•50%
•25%
Reproductiefactor
113
3
•Inch-versie
400%
200%
155%
129%
121%
•93%
•85%
•78%
73%
•65%
•50%
•25%
Factor voor marge creëren
U kunt een ratio Verkleinen / Vergroten instellen wanneer u Marge creëren
onder een snelkiestoets registreert.
Voer een factor in met de cijfertoetsen (binnen het bereik van 90 tot 99%).
De standaardinstelling is 93%.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
114
3
Bewerken
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Bewerken onder
Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
Voer met behulp van de cijfertoetsen de breedte van de bindmarge als volgt in:
Metrische versie: 0–30 mm (in stappen van 1 mm)
Inch-versie: 0"-1,2" (in stappen van 0,1 inch)
Voer met behulp van de cijfertoetsen de breedte van de wismarge als volgt in:
Metrische versie: 2–99 mm (in stappen van 1 mm)
Inch-versie: 0,1"-3,9" (in stappen van 0,1 inch)
Een afbeelding van ongeveer 1,5 mm (0,06”) wordt niet weergegeven als de
breedte van de scheidingslijn wanneer een volle lijn of stippellijn wordt gespe-
cificeerd.
Marge lettertype: Links/Rechts
Geef linker- en rechtermarges op de voorzijde van kopieën op in de modus
Marge-aanpassing.
Links
•Rechts
Standaardinstelling:
Metrische versie: Links5 mm
•Inch-versie: Links0,2"
Marge achterzijde: Links/Rechts
Geef linker- en rechtermarges op de achterzijde van kopieën op in de modus
Marge-aanpassing.
•Links
•Rechts
Standaardinstelling:
Metrische versie: Links5 mm
•Inch-versie: Links0,2"
Marge voorkant: Bovenkant/Onderkant
Geef boven- en ondermarges op de voorzijde van kopieën op in de modus
Marge-aanpassing.
Bovenaan
•Onder
Standaardinstelling:
Metrische versie: B / O:0mm
•Inch-versie: B / O:0,0"
Bewerken
115
3
Marge achterkant: Bovenkant/Onderkant
Geef boven- en ondermarges op de achterzijde van kopieën op in de modus
Marge-aanpassing.
Bovenaan
•Onder
Standaardinstelling:
Metrische versie: B / O:0mm
•Inch-versie: B / O:0,0"
1-zijdige 2-zijdige auto-marge: BtotB
In de 1-zijdige naar 2-zijdige duplexmodus kunt u de marges op de achterzij-
de opgeven.
De marge is ingesteld op dezelfde waar van “Marge achterkant: Links/Rechts’.
•Links
Rechts
Standaardinstelling:
Metrische versie: Rechts5 mm
•Inch-versie: Rechts0,2"
1-zijdige 2-zijdige auto-marge: OtotB
In de 1-zijdige naar 2-zijdige duplexmodus kunt u de marges op de achterzij-
de opgeven.
De waarde voor ’Marge achterkant: Boven/Onder’ wordt gebruikt.
Bovenaan
•Onder
Standaardinstelling:
Metrische versie: B / O:0mm
•Inch-versie: B / O:0,0"
Randbreedte wissen
Boven/onder 0mm
Standaardinstelling:
Metrische versie: 10mm
•Inch-versie: 0,4"
Origineelschaduw wissen in combimodus
In de modus Combineren kunt u opgeven of u een randmarge van 3 mm, 0,1"
langs alle vier de randen van het origineel wilt wissen.
Aan
•Uit
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
116
3
Middenbreedte wissen
Met deze functie kunt u de breedte opgeven van de te wissen middenmarges.
Standaardinstelling:
Metrische versie: 10 mm
•Inch-versie: 0,4"
Voorbladkopie in combimodus
U kunt een gecombineerde kopie op het voorblad maken door de Voorblad-
modus te selecteren.
Combineren
Niet gecombineerd
Kopieervolgorde in combimodus
U kunt de kopieervolgorde in de modus Combineren op links of rechts of Van
boven tot onder instellen.
Links nr rechts
Van rechts naar links
•Linksonder
Van boven naar onder van rechts
Richting: Boekje, Tijdschrift
U kunt de richting van kopieën selecteren waarmee begonnen moet worden
wanneer u de modus Boekje of Tijdschrift gebruikt.
Links openmaken
Naar rechts openen
Combineren Niet gecombineerd
NL GCST019E
Van links naar rechts
Van boven naar onderen
NL GCAH090E
Bewerken
117
3
Kopiëren op tussenblad in combinatie
Opgeven of u een gecombineerde kopie op de ingevoegde tussenbladen wilt
laten afdrukken in de modus Tussenbl./Hoofdstuk.
Combineren
Niet gecombineerd
Scheidingslijn van afbeeldingherhaling
U kunt een scheidingslijn en kleur selecteren met de functie Afbeelding her-
halen van: Geen, Doorlopend, Stippellijn A, Stippellijn B of Snijtekens.
Geen
Doorlopend
•Stippellijn A
•Stippellijn B
Snijtekens
Lijnkleur (alle kleuren):
Geel
•Rood
•Cyaan
•Magenta
•Groen
•Blauw
Zwart
Scheidingslijnen kunnen niet worden opgegeven wanneer u [Geen] gebruikt.
In “Zwart-wit” worden afgedrukt in zwart.
Een afbeelding met een breedte van circa 1,5 mm (0,06") op de scheidingslijn
wordt wellicht niet gekopieerd, wanneer u doorlopende lijnen of stippellij-
nen opgeeft.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
118
3
Scheidingslijn van dubbele kopie
U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Dubbelzijdig kopiëren:
Geen, Doorlopend, Stippellijn A, Stippellijn B of Snijtekens.
Geen
Doorlopend
•Stippellijn A
•Stippellijn B
Snijtekens
Lijnkleur (alle kleuren):
Geel
•Rood
•Cyaan
•Magenta
•Groen
•Blauw
Zwart
Scheidingslijnen kunnen niet worden opgegeven wanneer u [Geen] gebruikt.
In “Zwart-wit” worden afgedrukt in zwart.
Een afbeelding met een breedte van circa 1,5 mm (0,06") op de scheidingslijn
wordt wellicht niet gekopieerd, wanneer u doorlopende lijnen of stippellij-
nen opgeeft.
Bewerken
119
3
Scheidingslijn in combimodus
U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Combineren: Geen, Door-
lopend, Stippellijn A, Stippellijn B of Snijtekens.
Geen
Doorlopend
•Stippellijn A
•Stippellijn B
Snijtekens
Lijnkleur (alle kleuren):
Geel
•Rood
•Cyaan
•Magenta
•Groen
•Blauw
Zwart
Scheidingslijnen kunnen niet worden opgegeven wanneer u [Geen] gebruikt.
In “Zwart-wit” worden afgedrukt in zwart.
Een afbeelding met een breedte van circa 1,5 mm (0,06") op de scheidingslijn
wordt wellicht niet gekopieerd, wanneer u doorlopende lijnen of stippellij-
nen opgeeft.
Verwijzing
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
120
3
Stempel
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Stempelen onder
Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
Achtergrondnummering
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Achtergrond num-
meren onder Stempelen.
Formaat
U kunt de grootte van de nummers instellen.
Klein
Normaal
•Groot
Densiteit
U kunt de densiteit van de nummers instellen.
•Licht
Normaal
•Donker
Zeer donker
Stempelkleur
U kunt de kleur van de nummers instellen.
Geel
•Rood
•Cyaan
•Magenta
•Groen
•Blauw
Zwart
Stempel
121
3
Vooraf ingestelde stempel
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Vooraf ingestelde
stempel onder Stempelen.
Stempeltaal
U kunt de taal selecteren voor de melding die in de Stempelmodus wordt af-
gedrukt.
Engels
•Duits
•Frans
Italiaans
Spaans
Nederlands
•Portugees
•Pools
Tsjechisch
Zweeds
•Fins
Hongaars
•Noors
•Deens
•Russisch
Japans
Chinees (vereen. karak.)
Traditioneel Chinees
Koreaans
Stempelprioriteit
Als u [Voor.ingest. st.] indrukt, kunt u het stempeltype selecteren waaraan
prioriteit wordt verleend.
Kopie
•SPOED
•PRIORITEIT
Voor uw informatie.
VOORLOPIG
Alleen voor intern gebruik
VERTROUWELIJK
•ONTWERP
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
122
3
Stempelindeling
Geef op hoe iedere stempel wordt afgedrukt.
Stempelpositie
Geef op waar de stempel moet worden afgedrukt.
•Linksboven
Bovenaan in het midden
Rechtsbov.
Links in het midden
In het midden
Rechts in het midden
•Linksonder
Onderaan in het midden
•Rechtsonder
Stempelpositie
U kunt de positie van de stempel aanpassen binnen het beschikbare bereik
dat hieronder wordt weergegeven.
•Metrische versie:
’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm
’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Links in het midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm
’Midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 72-72mm
’Rechts in het midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm
’Linksonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Middenonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm
’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
Inch-versie:
’Linksboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Bovenaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechtsboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Links in het midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7"
’Midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechts in het midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7"
’Linksonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Onderaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechtsonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
Formaat
U kunt het formaat van de stempel instellen.
1X
•2X
Stempel
123
3
•Densiteit
U kunt het patroon instellen dat wordt gebruikt bij het afdrukken van de
stempel.
Normaal
De stempel wordt afgedrukt op de afbeelding. U kunt niet controleren
welke delen overlappen.
•Lichter
De afbeelding is zichtbaar door de stempel.
•Lichtst
De afbeelding verschijnt nog lichter dan in de instelling Lichter.
Te stempelen pagina
U kunt de stempel op de eerste pagina of op alle pagina’s laten stempelen.
Alle pagina's
Alleen 1e pagina
Stempelkleur
Stelt de afdrukkleur van de stempel in.
Geel
Rood
•Cyaan
•Magenta
•Groen
•Blauw
•Zwart
Verwijzing
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Gebr.stempel
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Gebruikersstempel
onder Stempelen.
Stempel programmeren/verwijderen
U kunt deze ontwerpen registreren, wijzigen of verwijderen als gebruikers-
stempels.
U kunt maximaal vier stempels vastleggen met uw favoriete ontwerpen.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
124
3
Stempelindeling:1-4
Geef op hoe elke van de geregistreerde Gebruikersstempels 1 tot 4 wordt af-
gedrukt.
Stempelpositie
Geef op waar de Gebruikersstempel moet worden afgedrukt.
•Linksboven
Bovenaan in het midden
Rechtsbov.
Links in het midden
In het midden
Rechts in het midden
•Linksonder
Onderaan in het midden
•Rechtsonder
Stempelpositie
U kunt de positie van de Gebruikersstempel aanpassen binnen het be-
schikbare bereik dat hieronder wordt weergegeven.
•Metrische versie:
’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm
’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Links in het midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm
’Midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 72-72mm
’Rechts in het midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm
’Linksonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Middenonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm
’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
Inch-versie:
’Linksboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Bovenaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechtsboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Links in het midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7"
’Midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechts in het midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7"
’Linksonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Onderaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechtsonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
Te stempelen pagina
Hier stelt u in of de stempel op elke pagina wordt afgedrukt of alleen op
de eerste pagina.
Alle pagina's
Alleen 1e pagina
Stempel
125
3
Stempelkleur:1-4
Stelt de kleur in de is geregistreerd in Gebruikersstempelkleur (1 tot 4).
Geel
•Rood
•Cyaan
•Magenta
•Groen
•Blauw
Zwart
Verwijzing
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Datumstempel
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Datumstempel on-
der Stempelen.
Indeling
U kunt de datumnotatie selecteren in de modus Datumstempel.
DD / MM / JJJJ
MM.DD.JJJJ
DD / MM / JJJJ
•DD.MM.JJJJ
JJJJ.MM.DD
Standaardinstelling:
Metrische versie: DD/MM/JJJJ
•Inch-versie: DD/MM/JJJJ
Lettertype
U kunt het lettertype van de Datumstempel selecteren.
Lettertype 1
Lettertype 2
Lettertype 3
Formaat
U kunt het formaat van de Datumstempel instellen.
Automatisch
•Groot
•Midden
Klein
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
126
3
Opleggen
U kunt de Datumstempel in wit laten afdrukken wanneer het zwarte delen
van de afbeelding overlapt.
•Aan
Uit
Stempelkleur
U kunt de geselecteerde prioriteitskleur instellen wanneer u de datum afdrukt.
Geel
•Rood
•Cyaan
•Magenta
•Groen
•Blauw
Zwart
Stempelinstelling
Geef op hoe de Datumstempel wordt afgedrukt.
Stempelpositie
Geef op waar de Datumstempel moet worden afgedrukt.
Linksboven
Bovenaan in het midden
•Rechtsboven
•Linksonder
Onderaan in het midden
•Rechtsonder
Stempelpositie
U kunt de positie van de Datumstempel aanpassen binnen het beschikbare
bereik dat hieronder wordt weergegeven.
•Metrische versie:
’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm
’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Linksonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Middenonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm
’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
Inch-versie:
’Linksboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Bovenaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechtsboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Linksonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Onderaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechtsonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
Stempel
127
3
Te stempelen pagina
Hier stelt u in of de stempel op elke pagina wordt afgedrukt of alleen op
de eerste pagina.
Alle pagina's
Alleen 1e pagina
Paginanummering
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Paginanummering
onder Stempelen.
Stempelindeling
Als u [Paginanummering] indrukt, kunt u het type paginanummering selecte-
ren waaraan prioriteit wordt verleend.
P1,P2…
1/5,2/5…
-1-,-2-…
P.1,P.2…
•1,2
1-1,1-2…
Lettertype
U kunt de af te drukken paginanummering selecteren in de modus Pagina-
nummering.
Lettertype 1
Lettertype 2
Lettertype 3
Formaat
U kunt het formaat instellen van de stempel die wordt afgedrukt in de modus
Paginanummering.
Automatisch
•Groot
•Midden
Klein
Stempelpositie achterzijde duplexkopie
U kunt de positie instellen van het paginanummer dat wordt afgedrukt op de
achterzijde van een dubbele pagina in de Duplexmodus.
Teg.gest.pos.
Zelfde positie
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
128
3
Paginanummering in combinatie
U kunt de paginanummering instellen wanneer u de functie Combineren en
de functie Paginanummering samen gebruikt.
Per origineel
•Per kopie
Stempelpositie op tussenblad
U kunt selecteren om de paginanummers op de tussenbladen af te drukken
wanneer u de functie Toewijzen gebruikt, die ingesteld is op [Kopie] in com-
binatie met de functie Paginanummering.
•Aan
Uit
Stempelpositie
Geef op hoe iedere stempel wordt afgedrukt.
Stempelpositie
Geef op waar de stempel moet worden afgedrukt.
•Linksboven
Bovenaan in het midden
Rechtsbov.
•Linksonder
Onderaan in het midden
•Rechtsonder
Stempelpositie
U kunt de positie van de stempel aanpassen binnen het beschikbare bereik
dat hieronder wordt weergegeven.
•Metrische versie:
’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm
’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Linksonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
’Middenonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm
’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm
Inch-versie:
’Linksboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Bovenaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechtsboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Linksonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
’Onderaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8"
’Rechtsonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
Stempel
129
3
Opleggen
U kunt de paginanummers in wit laten afdrukken indien de nummers zwarte
delen van de afbeelding overlappen.
•Aan
Uit
Stempelkleur
U kunt de geselecteerde prioriteitskleur instellen wanneer u de datum af-
drukt.
Geel
•Rood
•Cyaan
•Magenta
•Groen
•Blauw
Zwart
Paginanummering eerste brief
U kunt de beginletter van het paginanummer selecteren tussen ’P1, P2.../P.1,
P.2...’ en ’S1, S2.../S.1, S.2...’.
P1, P2.../P.1, P.2...
S1, S2.../S.1, S.2...
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
130
3
Invoer/uitvoer
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Invoer/Uitvoer on-
der Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
Activeer Batch
U kunt selecteren of Batch-modus SADF-modus moet worden weergegeven
wanneer u drukt op de toets [Speciaal origineel].
Batch
•SADF
SADF automatische resettijd
In SADF-modus moet een origineel zijn ingesteld binnen een opgegeven tijd
nadat het vorige origineel is ingevoerd.
U kunt deze tijd aanpassen van 3 tot 99 seconden, in stappen van 1 seconde.
De standaardinstelling is 5seconde(n).
Ger. sort.: Autom. papier doorgaan
Opgeven of u wilt doorgaan met kopiëren als papier met de vereiste richting
is opgeraakt bij het Geroteerd sorteren.
•Aan
Het kopiëren gaat door met gebruik van papier met een andere richting.
De opdracht zal worden voltooid, zelfs als u niet bij het apparaat staat.
Uit
Als papier met de vereiste richting op is, stopt het apparaat met kopiëren
en wordt u gevraagd kopieerpapier toe te voegen. Nadat u papier hebt ge-
plaatst gaat het apparaat door met kopiëren.
Geheugen vol automatisch scannen herstarten
Indien het geheugen tijdens het scannen van originelen vol raakt, kan het ko-
pieerapparaat eerst kopieën maken van de al gescande pagina’s en daarna au-
tomatisch verder gaan met het scannen van de resterende pagina’s.
•Aan
U kunt het apparaat onbeheerd achterlaten voor het maken van kopieën,
maar de gesorteerde pagina’s zullen niet op volgorde liggen.
Uit
Indien het geheugen vol raakt stopt het apparaat de handeling en geeft u
de kans de afgeleverde kopieën van de uitvoerlade te verwijderen.
Invoer/uitvoer
131
3
Briefpapierinstelling
Als u bij deze functie [Ja] selecteert, draait het apparaat de afbeelding correct.
•Ja
Nee
Papier met een vaste richting (van boven naar onder) of 2-zijdig papier wordt
mogelijk onjuist afgedrukt, afhankelijk van hoe de originelen en het papier
worden geplaatst.
Nietpositie selecteren
Geef op of nietjes Bovenkant 2 of Onderaan met prioriteit op het basisdisplay
wordt weergegeven.
Om deze functie te kunnen gebruiken, is de optionele 500-vel finisher, 1000-
vel finisher of de boekjefinisher vereist.
Bovenste diagonaal/Links
Onderste diagonaal/Links
•Links 2
•Boven 2
Bovenaan
•Onder
Zadelsteek
•Uit
Selecteer perforatietype
Geef op welk perforatietype (2 gaatjes of 3 gaatjes) met prioriteit op het basis-
display wordt weergegeven.
Om deze functie te kunnen gebruiken, is de optionele 500-vel finisher, 1000-
vel finisher of de boekjefinisher vereist.
2 gaatjes links
2 gaatjes bovenkant
3 gaatjes links
3 gaatjes bovenkant
4 gaatjes links
4 gaatjes bovenkant
•Uit
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
132
3
Vereenvoudigd scherm: Finishingsoorten
U kunt selecteren welke toets wordt weergegeven met hogere prioriteit voor
“Finishingsoorten” op het Vereenvoudigde scherm.
•Stapelen
Nieten: Bovenkant
Nieten: Schuin
•Nieten: Onderkant
Nieten: Links 2
2 gaatjes links
3 gaatjes links
4 gaatjes links
•Niet weergeven
Verwijzing
Problemen oplossen
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Kleurafbeelding aanpassen
133
3
Kleurafbeelding aanpassen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Kleurafbeelding
aanpassen onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
Achtergrond ADS (Kleur)
’De achtergronddensiteit wordt aangepast zodat de textuur en kopiëren
wordt overgeslagen. U kunt de achtergronddensiteit aanpassen tot maximaal
5 niveaus wanneer u Kleur gebruikt.
Aanpassing middelpunt van de 5 niveaus is standaard ingesteld.
Kleurgevoeligheid
U kunt de kleur aanpassen die is ingesteld voor het converteren in “Kleur
converteren” en de kleur die is ingesteld voor “Kleur wissen”, in 5 niveaus.
Aanpassing middelpunt van de 5 niveaus is standaard ingesteld.
Wanneer de kleurbreedte is ingesteld op “Breder” en de kleur die verwijderd
dient te worden is bijvoorbeeld rood, dan worden alle kleuren dichtbij ma-
genta en oranje verwijderd. Als het is ingesteld op “Smaller” dan zal de kleur
rood worden verwijderd.
A.C.S.-gevoeligheid
Deze 5-stappeninstelling bepaalt het niveau van de standaard die moet wor-
den gebruikt voor het maken van onderscheid tussen originelen in zwart-wit
en originelen in kleur wanneer “Automatische kleurselectie” is geselecteerd.
Aanpassing middelpunt van de 5 niveaus is standaard ingesteld.
A.C.S.-prioriteit
Deze instelling bepaalt de kopieerprioriteit tussen “Zwart-wit” en “Alle kleu-
ren” wanneer “Automatische kleurselectie” is geselecteerd.
Kleur
•Zwart-wit
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
134
3
Instellingen voor Document Server
Voor meer informatie raadpleegt u ’Systeeminstellingen’ en ’Eigenschappen Ko-
pieerapparaat / Documentserver’.
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
Systeeminstellingen
Verwijzing
Pag.105 “Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver”
Pag.59 “Systeeminstellingen”
Koptekst items Standaard
Algemene functies Documentserver-opslagtoets 2-zijdig origineel
Algemene functies Documentserver-opslagtoets
1-zijd
Cmb 2 orig
Algemene functies Documentserver-opslagtoets
1-zijd
Cmb 4 orig
Algemene functies Documentserver-opslagtoets
1-zijd
Cmb 8 orig
Algemene functies Documentserver-opslagtoets Marge creëren
Algemene functies Documentserver-opslagtoets Uit
Koptekst Item Standaard
Algemene functies Melding Opwarmen Aan
Algemene functies Weergave kopie-aantal Optellen
Algemene functies Uitvoer: Document Server Interne lade 1
Papierlade-instel-
lingen
Papierlade prioriteit: Kopieermachine Lade 1
Papierlade-instel-
lingen
Voorbladlade Uit
Papierlade-instel-
lingen
Tussenbladlade Uit
Timer instellingen Automatische reset timer kopieermachine/Do-
cument Server
60 seconde(n)
Beheerderinstellin-
gen
Aut. best.verw. in Documentserver 3 dag(en)
Beheerderinstellin-
gen
Verw. alle best. in Documentserver -
135
4. Faxeigenschappen
Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Faxeigenschappen.
Voor informatie over het openen van [Faxeigenschappen] raadpleegt u ’Gebrui-
kersinstellingen openen (systeeminstellingen)’.
Verwijzing
Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Algemene functies
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Algemene functies
onder Faxinstellingen.
Snelbedieningstoets (1-3)
Veel gebruikte functies die zijn geprogrammeerd als Snelbedieningstoetsen
worden direct op het menu weergegeven nadat de spanning wordt ingescha-
keld.
Als [Aan] is geselecteerd, dan kunnen de Snelbedieningstoetsen worden ge-
programmeerd met de volgende items:
•Aan
Handm. e-mail RX
•PIN Code TX
Later verzenden
•Onderwerp
•Tekst
Ontvangstmelding
•Std.bericht
Faxkoptekst afdrukken
Label invoegen
Gesloten netwerk
E-mail TX-resultaten
Geheugenbeveiliging afdrukken
•Stempel
Status TX-bestand
Status RX-bestand
Journaal
Opgeslagen RX-bestand opslaan
•TX-statusrapport
Doorzenden
•Wijzig RX-modus
Faxeigenschappen
136
4
•SUB Code TX
SEP-codeontvangst
BCC-verzending
•Uit
Maximaal drie functies kunnen worden geprogrammeerd met Snelbedie-
ningstoetsen.
Functies die in het grijs verschijnen, zijn al ingesteld.
Titel van snelkiestabel omschakelen
Selecteer de titel die moet worden getoond op de bestemmingslijst.
•Titel 1
•Titel 2
•Titel 3
Zoek bestemming
Selecteer een bestemmingslijst die moet worden gebruikt in ’Zoek bestem-
ming’.
U kunt deze selecteren vanuit adresboek of van de geregistreerde LDAP-ser-
ver.
Communicatie paginateller
Controleert de verzending en ontvangt en totalen op het display.
Verzendingen:
Totaal aantal verzonden pagina’s
Ontvangsten:
Totaal aantal ontvangen pagina’s
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Alg. eigensch.].
C Druk op [Teller communicatie pagina's].
D Nadat u het display heeft gecontroleerd, drukt u op [Afsluiten].
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Geluidsniveau aanpassen
Pas het geluidsniveau aan tijdens Kiezen met hoorn op haak en Onmiddellij-
ke verzending.
Kiezen met hoorn op haak
•Bij verzending
•Bij ontvangst
Bij bellen
Bij afdrukken
Algemene functies
137
4
Boxinstelling
De volgende functies zijn voor het bezorgen en verzenden van documenten:
Persoonlijke box
•Informatiebox
Doorzendbox
Voor details over Boxinstellingen raadpleegt u ’Boxinstellingen’
Boxinstelling: lijst afdrukken
U kunt een lijst afdrukken of de Persoonlijke boxen, Informatieboxen en
Doorzendboxen die op dit moment zijn geprogrammeerd.
Direct kiezen tijd
Gebruik deze functie om een tijd op te geven voor het annuleren van de mo-
dus Kiezen met hoorn op de haak nadat u heeft verzonden met Kiezen met
hoorn op de haak.
1 minuut
•3 minuten
•5 minuten
10 minuten
Verwijzing
Pag.188 “Boxinstellingen”
Problemen oplossen
Faxhandleiding
Faxeigenschappen
138
4
Scaninstellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Scaninstellingen
onder Faxeigenschappen.
Scanformaat programmeren/wijzigen/wissen
U kunt veelgebruikte scanformaten programmeren, wijzigen of annuleren.
Voor details over het programmeren van Scanformaat, zie ’Scanformaat pro-
grammeren / wijzigen / wissen’.
Verwijzing
Pag.156 “Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen”
Verzendinstellingen
139
4
Verzendinstellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Verzendinstellin-
gen onder Faxeigenschappen.
Max. e-mailformaat
Indien de tegenpartij te maken heeft met een beperkte grootte van e-mailbe-
richten die ontvangen kunnen worden, kan een groot bericht problemen ver-
oorzaken kunt met een instelling aangeven om de grootte van te verzenden
e-mail te beperken.
•Aan
•Uit
Wanneer e-mail groter is dan het maximale bestandsformaat, dan wordt er
een Foutbericht uitgegeven en het e-mailbericht verwijderd.
Zelfs als een e-mail de formaatlimiet niet overschrijdt, dan kan hij nog wor-
den verworpen als hij niet voldoet aan de eisen van de serverinstellingen.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Verzendinst.].
C Druk op [Max. E-mailform.].
D Druk op [Aan].
E Voer het maximale e-mailformaat in met de cijfertoetsen.
Maximaal e-mailformaat ligt tussen 128 en 102.400 kB.
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voert u de waarde
opnieuw in.
F Druk op [OK].
Faxeigenschappen
140
4
Programmeer/Wijzig/Verwijder Standaardbericht
Programmeer standaardberichten die moeten worden afgedrukt bovenaan
de eerste pagina van het origineel van de tegenpartij. Het is handig voor het
personaliseren van berichten zoals het verzenden van begroetingen.
U kunt drie standaardberichten programmeren. U kunt de berichten “Vertrouwe-
lijk’, “Dringend’, “Bel me a.u.b.’ of “Naar betr. gedeelte kopiëren’ niet wijzigen.
De procedure is hetzelfde voor programmeren en wijzigen.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Verzendinst.].
C Druk op [Progr/Wijz/Verw stand.bericht].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
Om het geregistreerde bericht te verwijderen, drukt u op [Verwijderen].
E Selecteer het bericht dat u wilt programmeren of wijzigen.
Om het geregistreerde bericht te verwijderen, selecteert u het bericht dat u
wilt verwijderen en drukt u vervolgens op [Ja].
F Voer een nieuw bericht in.
Raadpleeg Over dit apparaat voor meer details over het invoeren van tekst.
G Druk op [OK].
Om een registratienummer te annuleren drukt u op [Annuleren].
H Druk op [Afsluiten].
I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verzendinstellingen
141
4
Reservebestand TX-instelling
U kunt opgeven of u naar een geselecteerde map de reservekopie wilt verzen-
den van een bestand dat is verzonden met Geheugenverzending.
Door
[
Kopiebestand TX-instelling
]
op
[
Aan
]
in te stellen en de bestemmingsmap te se-
lecteren kunt u automatisch naar de geselecteerde map de reservekopie verzenden
van een bestand dat is verzonden met Geheugenverzending op het bedieningspa-
neel van het apparaat, Web Image Monitor, DeskTopBinder of LAN-fax.
Selecteer de bestemmingsmap van de reservekopie van het adresboek.
•Aan
•Uit
Als u [Kopiebestand TX-instelling] instelt op [Aan] maar de TX-reservekopie
ontbreekt, dan drukt het apparaat automatisch een reservekopie van het
foutenrapport TX-communicatie af. Voor details over het communicatiefo-
utrapport, zie Faxhandleiding.
Met de parameterinstellingen (schakelaar 04, bit 1) geeft u op of u een com-
municatiefoutrapport wilt afdrukken.
De bestandsindeling van de reservekopie zal hetzelfde zijn als die van de be-
standen die zijn verzonden per Scan to Folder. Met de parameterinstellingen
(schakelaar: 21, bit: 3) selecteert u TIFF of PDF als de bestandsindeling voor
het verzenden van een bestand. De fabriekinstelling voor de indeling is TIFF.
Met de parameterinstellingen kunt u het interval voor opnieuw kiezen in-
stellen (schakelaar 35, bits 0-7) en het maximum aantal voor herkiespogin-
gen (schakelaar 36, bits 0-7). Het herkiesinterval is in de fabriek ingesteld
op 15 minuten; het maximum aantal herkiespogingen op192.
Met de parameterinstellingen (schakelaar 37, bit 0) kunt u opgeven of u het
verzenden van een reservekopie wilt stopzetten als de bestemmingsmap
vol raakt, terwijl het apparaat wacht om een fax of de reservekopie te ver-
zenden of verzendt.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Verzendinst.].
C Druk op [Kopiebestand TX-instelling].
D Druk op [Aan].
Als er al een map is geprogrammeerd, dan wordt de mapnaam getoond.
Als u de map wilt wijzigen drukt u op [Map] en gaat u door naar stap E.
E Geef een map op voor de reservekopie en druk dan op [OK].
De mapnaam wordt getoond aan de rechterkant van [Map].
F Druk op [OK].
G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Over dit apparaat
Faxhandleiding
Faxeigenschappen
142
4
Ontvangstmodus
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Ontvangstinstellin-
gen onder Faxeigenschappen
Omschakelen naar ontvangstmodus
Geef de methode op voor het ontvangen van faxdocumenten.
Handmatige ontvangst
Automatische ontvangst
Speciale afzender programmeren
Door bepaalde ontvangers vooraf als Bijzondere afzender te programmeren
kunt u ervoor zorgen dat Bijzondere afzenders anders worden behandeld.
Voor details over het programmeren van een Bijzondere afzender raadpleegt
u ’Bijzondere afzenders die anders moeten worden behandeld’.
Bijzondere afzender programmeren: lijst afdrukken
U kunt de lijst met Bijzondere afzenders programmeren.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Spec. afz. progr.: Lijst afdr.].
D Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken van een lijst te annuleren voordat u de {Start}-toets in-
drukt, drukt u op [Annuleren] of de toets {Wis/Stop}.
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Doorzenden
Geef op uw ontvangen faxdocumenten wilt doorzenden naar een geprogram-
meerde ontvanger.
•Aan
•Uit
Instellingen ontvangstbestanden
Selecteert of ontvangen documenten worden opgeslagen op de harde schijf
om later te worden afgedrukt of direct te worden afgedrukt zonder te worden
opgeslagen.
Voor details over Instellingen ontvangstbestand raadpleegt u ’Instellingen
ontvangstbestand’.
Ontvangstmodus
143
4
Opgeslagen ontvangstbestand gebruikersinstelling
De beheerder kan worden opgegeven voor het beheer van documenten die
worden opgeslagen op het apparaat nadat faxdocumenten zijn ontvangen.
Om de beheerder op te geven voert u de gebruikerscode van de beheerder in
voor het beheer van documenten met Web Image Monitor of DeskTopBinder.
U moet vooraf de Gebruikerscode van de beheerder registreren in de bestem-
mingslijst.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer [Opslaan] is geselecteerd in ’Instel-
ling ontvangstbestand’.
Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken wanneer u werkt onder
dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders gaat de Webbrowser
wellicht niet open en kan er een fout optreden.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Opgesl. ontv.best. gebr.inst.].
D Als u een gebruikerscode wilt gebruiken, druk dan op [Aan].
E Druk op de Bestemmingstoets van de gebruiker die u wilt instellen en
druk dan op [OK].
F Controleer de geselecteerde gebruiker en druk vervolgens op [OK].
Wanneer een geprogrammeerde gebruiker wordt verwijderd uit de be-
stemmingslijst, dan wordt het bericht “Verwijderd uit het adresboek”
weergegeven. Voer de gebruiker opnieuw in.
G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Als de geprogrammeerde gebruikerscode is verwijderd met de functie Adres-
boekbeheer onder Systeeminstellingen, dan kunt u ontvangen en opgeslagen
documenten niet bekijken met een Web Image Monitor. Selecteer [Uit] in stap
D of programmeer de gebruikerscode opnieuw.
Bezorgingsinstellingen SMTP RX-bestand
Deze functie is beschikbaar op systemen voor routing van e-mail die is ont-
vangen via SMTP.
•Aan
•Uit
Wanneer een geautoriseerde e-mailadres is ingesteld, dan wordt e-mail die is
ontvangen van adressen die niet overeenstemmen met het geautoriseerde
adres, verworpen en wordt er een foutbericht geretourneerd aan de SMTP-
server.
Het geautoriseerde e-mailadres wordt vergeleken met het adres van e-mailaf-
zenders, zoals geïllustreerd door de volgende voorbeelden.
Wanneer het geautoriseerde e-mailadres is ingesteld op ’@aaa.abcd.com’:
abc@aaa.abcd.com - geaccepteerd
def@aaa.xyz.com - niet geaccepteerd
abc@abcd.com - niet geaccepteerd
Er wordt geen Foutbericht uitgegeven wanneer e-mail wordt verworpen.
Faxeigenschappen
144
4
A Druk op [Aan].
B Druk op [Wijzigen] en voer dan het e-mailadres voor verzending in waar-
voor toestemming moet worden gevraagd.
Als u een fout maakt, druk dan op [Backspace] of [Wissen] en voer het op-
nieuw in.
C Druk twee keer op [OK].
2-zijdig afdrukken
Geef op of ontvangen faxdocumenten moeten worden afgedrukt op beide zij-
den van het papier.
•Aan
•Uit
Geruit merkteken
Geef op of een geruit merkteken moet worden afgedrukt op de eerste pagina
van ontvangen faxdocumenten.
•Aan
•Uit
Centreerteken
Geef op of er een centreerteken moet worden afgedrukt linksonder en boven-
aan in het midden van elke ontvangen pagina.
•Aan
•Uit
Ontvangstmodus
145
4
Ontvangsttijd afdrukken
Geef op of ontvangen datum, tijd en bestandsnummer moeten worden afge-
drukt onderaan ontvangen faxdocumenten.
•Aan
•Uit
Ontvangstbestand afdrukhoeveelheid
Geef het aantal kopieën op dat moet worden afgedrukt voor elk ontvangen
faxdocument.
1 tot 10 set(s)
Papierlade
Gebruik deze functie om faxdocumenten af te drukken die worden ontvan-
gen van geprogrammeerde afzenders en faxdocumenten van andere afzen-
ders, met gebruik van verschillende papierlades.
Weergave van ladenamen kan variëren naargelang de opties die zijn geïnstal-
leerd.
•Lade 1
•Lade 2
Lade 3 (optie)
Lade 4 (optie)
•LCT (optie)
Automatische selectie
Specificeer lade voor regels
Geef een papierlade op voor elke lijn (telefoon, Internetfax, IP-fax).
•Uit
•Aan
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Specificeer lade voor regels.] en druk vervolgens op [TVolg.].
Faxeigenschappen
146
4
D Druk op [Aan].
Als u [Uit] selecteert dan wordt de ontvangen fax bezorgd aan een stan-
daardlade.
E Selecteer het lijntype.
F Selecteer lade voor het bezorgen van het ontvangen papier en druk vervol-
gens op [OK].
Als u andere lijn wilt opgeven, herhaal dan de procedure vanaf stap E.
Map verzendresultaatrapport
U kunt instellen of de map verzendresultaatrapport wordt verzonden naar
het opgegeven e-mailadres, wanneer er mappen zijn geprogrammeerd als de
doorzendbestemmingen waarnaar documenten worden verzonden van alle
afzenders of Bijzondere afzenders.
U moet eerst de bestemming registreren voor de map verzendresultaatrap-
port in de bestemmingslijst. Zie ’Een faxbestemming vastleggen’.
Geef een groepsbestemming op voor het verzenden van documenten naar
meerdere bestemmingen. Maximaal 500 mensen kunnen worden opgegeven
in een groep. Zie ’Namen in een groep registreren’.
Zelfs als de map verzendresultaatrapport niet succesvol is verzonden, dan
wordt het rapport niet op dit apparaat afgedrukt.
•E-mail
Niet e-mailen
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [TVolg.].
Ontvangstmodus
147
4
D Druk op [Map Transfer-resultatenrapport].
E Om de map verzendresultaatrapport te verzenden drukt u op [E-mail].
Om de map verzendresultaatrapport niet te verzenden drukt u op [Niet e-
mailen] en vervolgens op [OK].
F Druk op [Bestem. om te inform.].
G Druk op de Bestemmingstoets van het e-mailadres voor berichtgeving en
vervolgens op [OK].
H Controleer de geselecteerde bestemming en druk vervolgens op [OK].
I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Ontvangst met geheugenslot
Wanneer u overschakelt naar Geheugenbeveiliging aan, dan worden ontvan-
gen documenten opgeslagen in het geheugen en niet automatisch afgedrukt.
Wanneer een document wordt ontvangen in de Geheugenbeveiligingsmo-
dus, dan knippert het lampje Vertrouwelijk bestand. Om dit document af te
drukken moet u de ID voor geheugenbeveiliging invoeren. Een gebruiker
zonder de ID kan het document niet afdrukken. Dit voorkomt dat niet-geoor-
loofde gebruikers het document kunnen openen. Om Geheugenbeveiliging te
gebruiken, moet u de ID voor geheugenbeveiliging programmeren en vervol-
gens Geheugenbeveiliging inschakelen.
Om inkomende documenten van Bijzondere afzenders alleen in Geheugenbe-
veiliging op te slaan, moet u elke afzender programmeren met “Bijzondere af-
zenders die anders moeten worden behandeld’.
Deze functie is niet beschikbaar met Internetfax.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.] en druk vervolgens op [TVolg.].
C Druk op [TVolg.].
D Druk op [Geheugenbeveiliging ontvangst].
E Selecteer [Aan] of [Uit] en druk vervolgens op [OK].
F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing
Pag.154 “Instellingen ontvangstbestanden”
Pag.62 “Uitvoer: fax (fax)”
Pag.174 “Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld”
Pag.149 “Geheugenslot-ID registreren”
Pag.247 “Een faxbestemming vastleggen”
Pag.282 “Namen in een groep registreren”
Faxeigenschappen
148
4
Oorspronkelijke instellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Oorspronkelijk in-
stellingen onder Faxeigenschappen.
Parameterinstelling
Met Gebruikersparameters kunt u verschillende instellingen aan uw behoef-
ten aanpassen.
Voor details over Parameterinstellingen raadpleegt u ’Parameterinstellin-
gen’.
Parameterinstelling: lijst afdrukken
U kunt de lijst met parameterinstellingen afdrukken.
Druk deze lijst af om de huidige instellingen Gebruikersparameters te bekij-
ken. Alle parameterinstellingen worden echter niet afgedrukt.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Parameterinstelling: Lijst afdrukken].
D Druk op de toets {Start}.
Om het afdrukken van een lijst te annuleren voordat u de {Start}-toets in-
drukt, drukt u op [Annuleren] of de toets {Wis/Stop}.
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Programma gesloten netwerkcode
Registreer een ID dat is vereist voor communicatie met een Gesloten netwerk.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Progr. Gesloten Netwerk code].
D Voer een ID in met de cijfertoetsen en [A] tot [F] en druk vervolgens op
[OK].
Registreer een viercijferig nummer met 0 tot 9 en A tot F (behalve 0000 en
FFFF).
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Oorspronkelijke instellingen
149
4
Geheugenslot-ID registreren
Programmeer een Geheugenslot-ID dat moet worden ingevoerd voor het af-
drukken van documenten, wanneer de functie Geheugenslot is ingeschakeld.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Geheug.beveil.-ID progr.].
D Gebruik de cijfertoetsen om een ID in te voeren en druk vervolgens op
[OK].
Een Geheugenslot-ID kan om het even welk viercijferig getal zijn, behalve
0000.
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op
[OK] en dan probeert u het opnieuw.
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Internet faxinstellingen
U kunt opgeven of het pictogram internetfax wilt weergeven. Wanneer u een
Internetfax wilt verzenden, stel ’Aan’ in om het pictogram weer te geven.
•Aan
•Uit
Selecteer tel. met kiesschijf/druktoetsen
Gebruik deze functie om een lijnsoort te selecteren wanneer het apparaat is
aangesloten op een analoge G3-lijn.
Lijnen met kiesschijf en druktoetsen zijn beschikbaar voor selectie.
Als de optionele extra G3-interface-eenheid is geïnstalleerd dan verschijnen
er instellingen voor de extra G3-lijnen.
Deze functie is in sommige gebieden niet beschikbaar.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Sel. tel. met kiessch./dr.toets].
D Druk op [Sel. tel. met dr.ts] of [Tel. kiessch. (10PPS)] om de lijn te selecteren en
druk vervolgens op [OK].
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Faxeigenschappen
150
4
Faxinformatie programmeren
Programmeer informatie die moet worden weergegeven op het display van
het andere apparaat en afgedrukt als een rapport. De volgende informatie
kan worden geprogrammeerd.
•Faxkoptekst
Eigennaam
•Eigen faxnummer
Voor details over het programmeren van Faxinformatie raadpleegt u ’Faxin-
formatie registreren’
H.323 inschakelen
Geef op of H.323 wordt gebruikt voor IP-faxverzending.
•Aan
•Uit
SIP inschakelen
Geef op of SIP wordt gebruikt voor IP-faxverzending.
•Aan
•Uit
H.323-instellingen
Stel het IPv4-adres of hostnaam en het alternatieve telefoonnummer van de
gatekeeper in.
Als u [Aan] selecteert met de Gebruikersparameters, dan kunt u de gate-
keeperserver gebruiken. Zie “Parameterinstelling” (schakelaar 34, bit 0).
U kunt cijfers gebruiken en symbolen (“#” en “*”) voor de registratie van het
alternatieve telefoonnummer in de H.323-instellingen. Zorg ervoor dat u
deze tekens correct invoert.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [H.323 instellingen].
D Druk op [Wijzigen] voor elke eigenschap.
E Voer het IPv4-adres of hostnaam en het alternatieve telefoonnummer van
de gatekeeper in en druk op [OK].
F Druk op [OK].
Oorspronkelijke instellingen
151
4
SIP-instellingen
Stel het IPv4-adres van de SIP-server of hostnaam in en de SIP-gebruikers-
naam.
Als u [Aan] selecteert met de Gebruikersparameters, dan kunt u de SIP-server
gebruiken. Zie “Parameterinstelling” (schakelaar 34, bit 1).
U kunt alfanumerieke symbolen gebruiken (kleine letters en hoofdletters) en
symbolen (’;’, ’?’, ’:’, ’&’, ’=’, ’+’, ’$’, ’,’, ’-’, ’_’, ’.’, ’!’, ’~’, ’*’, ’#’, ’‘’, ’(’, ’)’, ’%’, ’/’
en ’@’) voor registratie van de SIP-gebruikersnaam in SIP-instellingen. Zorg
ervoor dat u deze tekens correct invoert.
Gebruik nummers en punten (“.”) voor de invoer van het correcte IPv-adres
voor de gatekeeper, SIP-server en gateway. Voor het correcte IPv4-adres
neemt u contact op met de beheerder.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [SIP instellingen].
D Druk op [Wijzigen] voor elke eigenschap.
Een proxyserver brengt belverzoeken en antwoorden over.
Een redirect-server (opnieuw toewijzen) verwerkt verzoeken voor bestem-
mingsinlichtingen.
Een registerserver registreert locatie-informatie van gebruikers (die over-
eenstemmen met telefoons of faxen op openbare telefoonlijnen) op een IP-
netwerk.
E Voer het IPv4-adres of hostnaam en de SIP-gebruikersnaam in en druk op
[OK].
F Geef op of u de SIP-verificatieopname wilt uitvoeren.
Als u [Aan] selecteert, voer dan het wachtwoord in met maximaal 128 te-
kens.
G Druk op [OK].
Gateway programmeren/wijzigen/verwijderen
Registreer, wijzig of verwijder de gateway die wordt gebruikt voor over-
dracht aan IP-fax.
Programmeren/Wijzigen
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Gateway progr/wijz/verw].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
Faxeigenschappen
152
4
E Druk op een gateway om deze te registreren.
Wanneer u een nieuwe gateway registreert, druk dan op [Niet geprogr.].
F Druk op [Wijzigen] voor “Kengetal”.
G Voer het kengetal in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Om het bestaande kengetal te veranderen drukt u op [Wissen], waarna
u een nieuw kengetal invoert.
Kengetallen kunnen worden gebruikt voor documenten die per gate-
way naar G3-fax zijn verzonden. Als de eerste paar cijfers van IP-fax-
nummer en het kengetal dat specifiek is voor de gateway identiek zijn,
dan kunnen documenten worden verzonden met de geregistreerde cij-
fers van de gateway. Bijvoorbeeld, als zowel 03 als 04 zijn geregistreerd
als gatewaynummer terwijl 0312345678 ook is ingesteld, dan kunnen
documenten worden verzonden via een gateway waarvoor 03 is ge-
bruikt als kengetal.
Wanneer u de gateways toch wilt gebruiken ongeacht de bestem-
mingsnummers van de IP-fax, registreer dan alleen het gatewayadres
zonder het kengetal op te geven.
H Selecteer een protocol.
I Druk op [Wijzigen] voor Gatewayadres.
J Voer het gatewayadres in en druk vervolgens op [OK].
K Druk op [OK].
Oorspronkelijke instellingen
153
4
Verwijderen
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Gateway progr/wijz/verw].
D Druk op [Verwijderen] en selecteer een gateway die moet worden verwij-
derd.
E Druk op [Ja] op het bevestigingsbericht.
Als u de gateway die u heeft geselecteerd niet wilt verwijderen, druk
dan op [Nee].
F Druk op [Afsluiten].
G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing
Pag.147 “Ontvangst met geheugenslot”
Pag.158 “Faxinformatie registreren”
Pag.166 “Parameterinstell.”
Pag.178 “Geheugenbeveiliging”
Faxeigenschappen
154
4
Instellingen ontvangstbestanden
Geef op of ontvangen documenten moeten worden opgeslagen op de harde
schijf of direct moeten worden afgedrukt zonder te worden opgeslagen. U kunt
opgeslagen documenten herhaald afdrukken of downloaden als afbeeldingen
naar een computer met een Web Image Monitor of DeskTopBinder. Als u af-
drukken zonder opslaan selecteert, dan worden documenten telkens afgedrukt
als ze worden ontvangen.
Als u Systeeminstellingen heeft gebruikt voor het instellen van de optie: ontvan-
gen faxen laten verspreiden naar de bezorgingsserver, dan kunnen de documen-
ten niet worden opgeslagen op de harde schijf.
Belangrijk
De optionele printer/scannereenheid is vereist.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Ontvangst bestanden instellingen].
D Druk op [Afdrukken] of [Opslaan] en dan op [OK].
Om uw selectie te annuleren drukt u op [Annuleren]. Het display keert terug
naar dat van stap
C
.
Wanneer [Opslaan] is geselecteerd, dan kunt u selecteren of er een ontvangst-
bericht aan een bepaald e-mailadres moet worden verzonden. Voor een ont-
vangstbericht drukt u op [Bestem. om te inform.] en selecteert u een e-mailadres
van de internetfaxbestemmingen die in het adresboek zijn geprogrammeerd.
Daarnaast kunt u een groepsbestemming registreren. Er kunnen echter in een
dergelijk geval maximaal 500 bestemmingen per groep worden opgegeven.
Instellingen ontvangstbestanden
155
4
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
U kunt “Parameterinstellingen” gebruiken (schakelaar 10, bit 5) om te se-
lecteren of opgeslagen ontvangen documenten moeten worden afgedrukt.
Zie “Parameterinstellingen”.
Als [Opslaan] is geselecteerd en er is een bestemming voor berichtgeving
ingesteld, dan kan er een berichtgeving of documentontvangst naar het in-
gestelde e-mailadres worden verzonden.
Documenten die zijn opgeslagen op de harde schijf, worden opgedeeld in
ontvangen en opgeslagen documenten.
U kunt niet schakelen naar een andere instelling als ontvangen bestanden
zijn opgeslagen op de harde schijf. Om te schakelen naar een andere instel-
ling, drukt u indien nodig documenten af die op de harde schijf zijn opge-
slagen en vervolgens verwijdert u ze.
Ontvangen vertrouwelijke documenten worden in het geheugen opgesla-
gen. Gebruik de functie Vertrouwelijk RX-bestand afdrukken om ze af te
drukken.
Als [Opslaan] is geselecteerd, dan wordt er geheugenruimte gebruikt als
het aantal opgeslagen documenten toeneemt. Als er eenmaal onvoldoende
geheugenruimte is, dan worden er geen documenten meer op de harde
schijf opgeslagen. Wanneer dit gebeurt, dan start het apparaat met afdruk-
ken en vervolgens met overschrijven van oude documenten.
U kunt circa een maximum van 320 pagina’s of 2240 pagina’s A4-formaat
standaard <ITU-T#1Chart> aan ontvangen documenten opslaan.
U kunt geen ontvangen documenten verzenden.
U kunt geen opgeslagen documenten beheren vanaf het display van de
Documentserver.
Wij raden u aan Web Image Monitor te gebruiken wanneer u werkt onder
dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders gaat de Webbrowser
wellicht niet open en kan er een fout optreden.
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding
Ontvangstrapport e-mail
Wanneer een ontvangen document wordt opgeslagen, dan wordt dit rapport
verzonden aan het e-mailadres dat is ingesteld als bestemming voor de bericht-
geving.
Faxeigenschappen
156
4
Scanformaat programmeren/wijzigen/
wissen
Veelgebruikte scanformaten programmeren.
Belangrijk
Wanneer u een scanformaat programmeert of wijzigt, dan raden wij u aan het
nieuwe formaat te noteren.
Wanneer u een scanformaat selecteert voor het scannen een aangepast origineel-
formaat, dan zijn er twee aangepaste formaten beschikbaar (Programmeer for-
maat 1 en Programmeer formaat 2). Gebruik deze functies voor het vooraf
programmeren van een aangepast formaat. De procedure is hetzelfde voor pro-
grammeren en wijzigen.
U kunt maximaal twee formaten programmeren.
Geef een horizontale lengte op van 128 tot 1200 mm of van 5,5 tot 47 inches.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Scaninstellingen].
C Druk op [Scanform. progr/wijz/verw].
D Selecteer [Progr. Formaat 1] of [Progr. Formaat 2].
E Voer een horizontaal formaat op met de cijfertoetsen.
Telkens wanneer u drukt op [mm] of [inch], dan wisselen de eenheden tussen
“mm’ en “inch’. Als u een lengte invoert en drukt op [mm] of [inch], dan wordt
de lengte automatisch geconverteerd naar de eenheid (gebroken getallen
worden afgerond). Als u bijvoorbeeld {2}, {2} en {0} in millimeters invoert
en omschakelt naar “inch’, dan wordt de lengte “8,7 inch’ op het display
weergegeven. Als u weer op [mm] of [inch] drukt, dan wordt “221 mm’ weer-
gegeven.
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het op-
nieuw.
Om een scanformaat te annuleren drukt u op [Annuleren].
Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen
157
4
F Selecteer een verticaal formaat en druk vervolgens op [OK].
Het getoonde verticale formaat varieert afhankelijk van de geselecteerde een-
heid. Wanneer [mm] is geselecteerd, dan worden [Autodetectie], [210 mm (A4)],
[257 mm (B4 JIS)], [297 mm (A3)], [216 mm (8 1/2)] en [279 mm (11)] getoond. Wan-
neer [inch] is geselecteerd, dan worden [Autodetectie], [8.3 inch (A4)], [10.1 inch
(B4 JIS)], [11.7 inch (A3)], [8.5 inch] en [11.0 inch] getoond.
Om een scanformaat te annuleren drukt u op [Annuleren].
G Druk op [Afsluiten].
H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een scanformaat verwijderen
Een geprogrammeerd scanformaat verwijderen.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Scaninstellingen].
C Druk op [Scanform. progr/wijz/verw].
D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens [Progr. Formaat 1] of [Progr. Formaat 2].
E Druk op [Ja].
Druk op [Nee] voor annuleren. Het display keert terug naar dat van stap
D
.
F Druk op [Afsluiten].
G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Faxeigenschappen
158
4
Faxinformatie registreren
U kunt informatie naar de andere partij verzenden wanneer u een faxdocument
verzendt of ontvangt. Deze informatie wordt weergegeven op het display van
het andere apparaat en afgedrukt als een rapport. De volgende informatie kan
worden verzonden.
Belangrijk
U kunt geprogrammeerde instellingen bevestigen vanuit de lijst met Gebrui-
kersparameters. Wij raden u aan om de ’Lijst met parameterinstellingen’ af te
drukken en de Gebruikersparameterlijst te bewaren wanneer u instellingen
programmeert of wijzigt. Zie “Parameterlijst”.
Faxkoptekst
De Faxkoptekst wordt afgedrukt als koptekst van elke fax die u verzendt. U
moet uw naam aan de Faxkoptekst toevoegen.
U kunt Faxkoptekst 1 of Faxkoptekst 2 programmeren. Wanneer u originelen
verzendt met de bestemmingslijst, dan kunt u selecteren welke faxkoptekst
wordt afgedrukt op het document dat door de andere partij wordt ontvan-
gen.
U kunt een “Faxkoptekst” registreren met maximaal 32 alfanumerieke tekens
en symbolen.
U kunt tekens, symbolen, getallen en spaties gebruiken.
U kunt instellen of een Faxkoptekst moet worden afgedrukt met [Faxkoptekst]
onder Opties. Zie Faxhandleiding
Eigennaam
De Eigennaam wordt verzonden naar de andere partij als u een fax verzendt
of ontvangt. Deze naam moet uw naam bevatten. De Eigennaam wordt weer-
gegeven op het display van het andere apparaat en afgedrukt in een rapport.
Eigennaam kan alleen worden gebruikt als het andere apparaat van dezelfde
fabrikant is en de Eigennaam-functie heeft.
U kunt “Eigennaam” registreren met maximaal 20 alfanumerieke tekens en
symbolen.
Eigen faxnummer (faxnummer of afzender)
Het Eigen nummer van de afzender wordt verzonden naar de ander partij bij
het verzenden van een fax.
Het ontvangen faxnummer wordt weergegeven op het display van het ande-
re apparaat en afgedrukt in een rapport.
Deze functie is beschikbaar, ongeacht de fabrikant van het apparaat van de
andere partij.
U kunt “Eigen faxnummer” registreren met maximaal 20 getallen, spaties en
het “+”-teken.
Verwijzing
Faxhandleiding
Faxinformatie registreren
159
4
Faxinformatie registreren
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Fax-informatie programmeren].
D Selecteer de Faxinformatie die u wilt registreren of wijzigen.
E Registreer de naam en het faxnummer.
F Druk op [Afsluiten].
Een faxkoptekst vastleggen
A Controleer of [Faxkoptekst] is geselecteerd.
B Druk op [Naam 1] of [Naam 2].
C Voer een faxkoptekst in en druk vervolgens op [OK].
Faxeigenschappen
160
4
Een eigennaam vastleggen
A Druk op [Eigen Naam].
B Druk op [Eigen Naam].
C Voer uw naam in en druk vervolgens op [OK].
Registratie van telefaxnummer
A Druk op [Faxnr.].
B Selecteer een lijntype om te programmeren.
Het display varieert afhankelijk van de optionele eenheden die op het appa-
raat zijn geïnstalleerd.
C Voer uw eigen faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op
[OK].
Om een +-teken of een spatie in te voeren, drukt u op [+] of [Spatie].
Faxinformatie registreren
161
4
Faxinformatie verwijderen
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Fax-informatie programmeren].
D Druk op [Faxkoptekst], [Eigen Naam] of [Eigen Faxnr.] om te verwijderen.
E Druk op het item dat u wilt verwijderen.
F Druk op [Backspace] of [All.verwijd.] en dan op [OK].
Wanneer u uw eigen faxnummer verwijdert, druk dan op [Wissen] of de toets
{Wis/Stop} en vervolgens op [OK].
G [Afsluiten].
H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Faxeigenschappen
162
4
Doorzenden
Ontvangen documenten afdrukken en doorzenden naar een opgegeven Eind-
ontvanger. Dit is nuttig als u bijvoorbeeld een bezoek brengt aan een ander kan-
toor en een kopie van uw documenten wilt laten verzenden naar dat kantoor.
U kunt ook een “map’ opgeven als een bestemming voor het doorzenden.
Belangrijk
Om deze functie te gebruiken, stelt u Doorzenden onder Ontvangstinstellin-
gen in op Aan (inschakelen).
U kunt eindontvangers alleen selecteren uit bestemmingen die zijn gepro-
grammeerd in het Adresboek. U kunt geen geprogrammeerde overdrachts-
stations selecteren als eindontvangers.
Een faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map kunnen worden inge-
steld als de bestemming voor de verzending.
Zelfs wanneer [Aan] is geselecteerd voor “Doorzenden’ in “Ontvangstinstellin-
gen’ en [Uit] is geselecteerd voor de doorzendbestemming in deze functie, dan
nog wordt alleen afdrukken uitgevoerd en niet doorzenden.
Wanneer u de eindontvangers wilt wijzigen afhankelijk van de afzenders, stel
dan de eindontvangers in bij de afzender, onder “Bijzondere afzender program-
meren’. Documenten die niet zijn ontvangen van bijzondere afzenders worden
verzonden naar de bestemming die is opgegeven in deze functie.
Geef op of doorgezonden documenten moeten worden afgedrukt. Zie ’Parame-
terinstellingen’ (schakelaar 11, bit 6).
Het verwijderen uit de bestemmingslijst van een bestemming die is opgegeven
als doorzendbestemming zorgt ervoor dat de instellingen van de doorzendbe-
stemming worden verwijderd, dus moeten deze opnieuw worden geregistreerd.
Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, dan wordt er een document verzon-
den naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming is van het opgegeven
type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt als alterna-
tieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 32, bit 0).
U kunt een van de Snelbewerkingstoetsen programmeren met bewerkingen
voor deze functie.
Als u een map voor het doorzenden heeft opgegeven, dan kunt u het bestands-
formaat opgeven dat voor het doorzenden moet worden gebruikt. Zie ’Parame-
terinstellingen’ (schakelaar 21, bit 3).
Verwijzing
Pag.135 “Algemene functies”
Pag.166 “Parameterinstell.”
Pag.142 “Ontvangstmodus”
Pag.174 “Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld”
Doorzenden
163
4
Een eindontvanger programmeren
Belangrijk
Er kan een eindontvanger worden geregistreerd voor iedere bijzondere af-
zender. Om twee of meer eindontvangers te registreren moet u een groepsbe-
stemming gebruiken. Er kunnen echter maximaal 500 bestemmingen per
groep worden opgegeven.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Doorzenden].
D Druk op [Aan].
Als er al een Eindontvanger is geprogrammeerd, dan wordt een ontvanger-
naam getoond. Als u de ontvanger wilt wijzigen drukt u op [Ontvanger] en
gaat u door naar stap
E
.
Om het Doorzenden te annuleren, drukt u op [Uit] en gaat u door met stap
F
.
Faxeigenschappen
164
4
E Geef een Eindontvanger op met de bestemmingslijst en druk dan op [OK].
De ontvangernaam wordt getoond aan de rechterkant van [Ontvanger].
Druk op de toets aan de linkerkant van het display om te schakelen tussen de
bestemmingen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map.
Stel een mapbestemming in in Adresboekbeheer onder Beheerderstoepassin-
gen in het menu Systeeminstellingen. Zie “Mappen registreren’.
Als u een map voor het doorzenden heeft opgegeven, dan kunt u het be-
standsformaat opgeven dat voor het doorzenden moet worden gebruikt. Zie
“Parameterinstelling” (schakelaar 21, bit 3).
Als u een fout maakt, druk dan op [Wissen] voordat u drukt op [OK] en pro-
beer het opnieuw.
F Druk op [OK].
G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Pag.263 “Mappen registreren”
Doorzenden
165
4
De doorzendfunctie verlaten
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Doorzenden].
D Druk op [Uit] en druk vervolgens op [OK].
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Doorzendteken
U kunt een doorzendteken afdrukken op doorgezonden documenten van de
ontvanger.
De ontvanger kan onderscheid maken tussen doorgezonden en normaal ontvan-
gen documenten.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer het doorzenden van geheugen wordt
uitgevoerd naar een mapbestemming.
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxeigenschappen
166
4
Parameterinstell.
Met Gebruikersparameters kunt u verschillende instellingen aan uw behoeften
aanpassen. Om functie-instellingen te wijzigen, moet u de Gebruikersparame-
terschakelaars instellen.
Schakelaars en bits
Elke Gebruikersparameter heeft een aantal schakelaar en elke schakelaar be-
staat uit acht bits, met de waarden “0’ of “1’. De uiterst rechtse bit is bit 0 en
de uiterst linkse is bit 7. U kunt de instellingen aan uw behoeften aanpassen
door de bitwaarden te schakelen tussen “0’ en “1’.
Schakelaar 02
Gebruikersparameterlijst
Gebruikersparameterschakelaar worden in de volgende tabel beschreven.
00111011
↓↓↓↓↓↓↓↓
76543210
Scha-
kelaar
Bit Item 0 1
02 0 Doorzendteken Uit Aan
02 3 TSI-afdruk Uit Aan
03 0 Automatisch afdrukken van het communica-
tieresultatenrapport
Uit Aan
03 2 Automatisch afdrukken van het rapport van
geheugenopslag
Uit Aan
03 3 Instellen of het RX-reserverapport SEP-code
automatisch moet worden afgedrukt.
Uit Aan
03 4 Instellen of het RX-resultatenrapport SEP-
code automatisch moet worden afgedrukt.
Uit Aan
03 5 Automatisch afdrukken van het onmiddellij-
ke TX-resultatenrapport
Uit Aan
03 7 Automatisch afdrukken van het journaal Uit Aan
04 0 Automatisch afdrukken van het vertrouwe-
lijke bestandsrapport
Uit Aan
04 1 Automatisch afdrukken van communicatie-
foutrapport en verzendresultaatrapport
Uit Aan
04 4 Geeft de partijen aan Uit Aan
04 5 Afzendernaam in rapporten opnemen Uit Aan
04 7 Een deel van de afbeelding in rapporten op-
nemen
Uit Aan
Parameterinstell.
167
4
05 0 Service Call (SC)-voorwaarde ontvangen
(Vervangende ontvangst tijdens service call)
Mogelijk
(Vervan-
gende RX)
Niet moge-
lijk (Ont-
vangst uit)
05 2,1 Vervangt de ontvangst wanneer het appa-
raat niet kan afdrukken (omdat er een pa-
pierstoring is, alle papierladen geen papier
meer hebben, of alle papierladen buiten wer-
king zijn)
•00: On-
voor-
waardel
ijk inge-
scha-
keld
(Vrij)
•01: Inge-
scha-
keld als
Eigen-
naam /
Eigen
faxnum-
mer
wordt
ontvan-
gen
•10: Inge-
scha-
keld
voor co-
de-
match
geslo-
ten net-
werk
•11: Uit-
gescha-
keld
(Ont-
vangst
uit)
-
05 5 Afdrukvel is beperkt tot hetgene met de
hoogste prioriteit.
Uit Aan
05 7 Waarschuwing lade leegmaken (Waarschu-
wing papier op) zelf als een papierlade leeg
is
Uit Aan
07 0 Instellen of het apparaat een signaal afgeeft
als het een fax ontvangt
Signaal Geen ge-
sproken be-
richt
verzenden.
Scha-
kelaar
Bit Item 0 1
Faxeigenschappen
168
4
07 2 Parallelle geheugentransmissie Uit Aan
08 2 Geautoriseerde ontvangstsoort Alleen van
opgegeven
afzenders
ontvangen.
Alle docu-
menten
ontvangen
behalve die
van opge-
geven af-
zenders.
10 3 Paginareductie bij afdrukken Uit Aan
10 5 Instellingen ontvangstbestanden Uit Aan
10 6 Gebruik zowel e-mailberichtgeving als afge-
drukte rapporten om de verzendresultaten
te bevestigen
Uit Aan
11 6 Lokale afdruk bij doorzenden Uit Aan
14 0 Documenten afdrukken die zijn ontvangen
met Automatische spanning Aan-ontvangst
(Nachtafdrukmodus)
Onmiddel-
lijk afdruk-
ken (Aan)
Bij het uit-
schakelen
van de be-
dienings-
schakelaar
(Uit)
14 1 Lange documentverzending (bronlogboek) Uit Aan
14 3 Resetten als functie wordt gewijzigd Uit Aan
15 0, 1, 2 De beschikbare papierinvoerlade selecteren. 001: Lade 1
010: Lade 2
011: Lade 3
100: Lade 4
101: Bulkla-
de (LCT)
-
15 5 De beschikbare papierinvoerlade eventueel
selecteren.
Uit Aan
17 2 Instellen of u op [Toev.] moet drukken nadat
u een bestemming heeft opgegeven met de
toets Bestemming tijdens het uitzenden
Niet nood-
zakelijk
Noodzake-
lijk
17 3 Opgeven of de instellingen moeten worden
gereset als er een origineel wordt gescand.
Aan Uit
17 7 Documenten ontvangen door te drukken op
de {Start}-toets als originelen niet zijn inge-
steld.
Uit (er wor-
den geen
documen-
ten ontvan-
gen nadat
de toets
{Start} is in-
gedrukt)
Aan (er
worden do-
cumenten
ontvangen
nadat de
toets {Start}
is inge-
drukt)
18 0 Datum met faxkoptekst afdrukken Uit Aan
Scha-
kelaar
Bit Item 0 1
Parameterinstell.
169
4
18 1 Oorsprong verzender afdrukken met fax-
koptekst
Uit Aan
18 2 Bestandsnummer met faxkoptekst afdruk-
ken
Uit Aan
18 3 Paginanummer afdrukken met faxkoptekst Uit Aan
19 0 Gebruik de wisselfunctie papierbezorging
(Offset afdrukken)
Uit Aan
19 1 Journaal op lijntype sorteren Uit Aan
20 0 Automatisch afdrukken van het LAN-faxre-
sultatenrapport
Uit Aan
20 5,4,3,2 Tijd voor opnieuw afdrukken van opgesla-
gen documenten in het geheugen die niet
konden worden afgedrukt met het LAN-
faxstuurprogramma
0000:
0 minuten
0001:
1 minuut
0010:
2 minuten
0011:
3 minuten
0100:
4 minuten
0101:
5 minuten
0110:
6 minuten
0111:
7 minuten
1000:
8 minuten
1001:
9 minuten
1010:
10 minuten
1011:
11 minuten
1100:
12 minuten
1101:
13 minuten
1110:
14 minuten
1111:
15 minuten
-
Scha-
kelaar
Bit Item 0 1
Faxeigenschappen
170
4
21 0 Afdrukresultaten van het verzenden van het
verzoekbericht Ontvangstberichtgeving
Uit (alleen
afdrukken
als er een
fout op-
treedt)
Aan
21 1 Antwoorden op toekennen verzoek e-mai-
lontvangst
Uit Aan
21 3 Bestandsformaat voor bestanden die zijn
doorgezonden naar mapbestemmingen
TIFF PDF
21 4 Logboek per e-mail verzenden Uit Aan
21 6 Netwerkfout weergeven Weergeven
(Aan)
Niet weer-
geven (Uit)
21 7 Foutmail-berichtgeving verzenden Aan Uit
22 0 Een kiestoon detecteren voordat faxen met
de telefoonlijn worden verzonden (LIJN)
Niet detec-
teren (Uit)
Detecteren
(Aan)
22 1 Een kiestoon detecteren voordat faxen met
de telefoonlijn worden verzonden (LIJN2)
Niet detec-
teren (Uit)
Detecteren
(Aan)
22 2 Een kiestoon detecteren voordat faxen met
de telefoonlijn worden verzonden (LIJN3)
Niet detec-
teren (Uit)
Detecteren
(Aan)
24 0 Documenten opslaan die niet konden wor-
den verzonden in het geheugen
Uit Aan
24 1 Tijdsduur waarin documenten die niet kon-
den worden verzonden, worden opgeslagen
in het geheugen
24 uur 72 uur
24 2 Instellen of het opgeslagen bestand perma-
nent moet worden behouden
Nee Ja
32 0 Selecteer welke volgorde van prioriteit moet
worden gebruikt om een alternatieve be-
stemming te selecteren als er geen bestem-
ming van het ingestelde type is.
Prioriteit
papieruit-
voer
<Priori-
teitsvolgor-
de>
1. IP-faxbe-
stemming
2. Faxnum-
mer
3. E-maila-
dres
4. Map
Electroni-
sche uit-
voerpriorit
eit
<Priori-
teitsvolgor-
de>
1. E-maila-
dres
2. Map
3. IP-faxbe-
stemming
4. Faxnum-
mer
Scha-
kelaar
Bit Item 0 1
Parameterinstell.
171
4
34 0 Gebruik gatekeeperserver met IP-fax Uit Aan
34 1 Gebruik SIP-server met IP-fax Uit Aan
35 7, 6, 5,
4, 3, 2,
1, 0
Herkiesinterval tijdens het verzenden van
een reservekopie
00000000:
0 mi-
nu(u)t(en)
00000001:
1 mi-
nu(u)t(en)
00000010:
2 mi-
nu(u)t(en)
.
.
00001111:
15 mi-
nu(u)t(en)
.
.
11111111:
225 mi-
nu(u)t(en)
36 7, 6, 5,
4, 3, 2,
1, 0
Maximum aantal herkiespogingen voor het
verzenden van een reservekopie
00000000:
1 ke(e)r(en)
00000001:
2 ke(e)r(en)
00000010:
3 ke(e)r(en)
.
.
11000000:
195
ke(e)r(en)
.
.
11111111:
254
ke(e)r(en)
Scha-
kelaar
Bit Item 0 1
Faxeigenschappen
172
4
37 0 Geef op of het verzenden van een reserveko-
pie moet worden gestopt als de bestem-
mingsmap te vol raakt terwijl het apparaat
bezig is met verzenden of wacht om een fax
van de reservekopie te verzenden
Nee Ja
37 3, 2 Opgeven of de reservekopie moet worden
afgedrukt als hij niet kan worden verzonden
•00: Niet
afdruk-
ken
•01: Al-
leen eer-
ste
pagina
afdruk-
ken
•10: Heel
bestand
afdruk-
ken
Scha-
kelaar
Bit Item 0 1
Parameterinstell.
173
4
De gebruikersparameters wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u parameters instelt.
Belangrijk
Voor het openen van sommige instellingen van Gebruikersparameters heeft
u opties nodig; andere instellingen moet u wellicht vooraf maken.
Wij raden u aan om de ’Lijst met parameterinstellingen’ af te drukken en een
Gebruikersparameterlijst te bewaren wanneer u een Gebruikersinstelling
programmeert of wijzigt.
Wijzig geen bitschakelaars behalve degene die op de voorgaande pagina’s
zijn afgebeeld.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Parameterinstelling].
D Selecteer het schakelaarnummer dat u wilt wijzigen.
E Selecteer het bitnummer dat u wilt wijzigen.
Wanneer het bitnummer wordt ingedrukt, schakelt de huidige waarde tussen
1 en 0.
Herhaal vanaf stap
E
om nog een bitnummer voor dezelfde schakelaar te wij-
zigen.
F Druk op [OK].
Druk op [Annuleren] voor verwijderen van deze instellingen. Het display keert
terug naar dat van stap
D
.
G Herhaal stap
D
tot stap
E
om de schakelaarinstellingen te wijzigen.
H Nadat alle instellingen zijn voltooid, drukt u op [Afsluiten].
I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Faxeigenschappen
174
4
Bijzondere afzender die anders moeten
worden behandeld
Door bijzondere afzenders vooraf te programmeren kunt u de volgende functie
voor elke afzender instellen:
Geautoriseerde RX
•Doorzenden
Afdrukkwaliteit ontvangstbestand
2-zijdig afdrukken
Geheugenbeveiliging
Papierlade
Gebruik Eigennaam of Eigen faxnummer voor het programmeren van uw afzen-
ders. Als de afzender een apparaat heeft van dezelfde fabrikant programmeer
dan een Eigennaam die al als een afzender is geprogrammeerd. Als het apparaat
niet van dezelfde fabrikant is, dan wordt Eigen faxnummer gebruikt.
U kunt dezelfde instellingen toepassen op alle geprogrammeerde nummers.
Vervolgens kunt u de instellingen voor individuele nummers indien nodig aan-
passen met de functie Bijzondere afzenderregistratie.
De volgende items kunnen worden geprogrammeerd.
Bijzondere afzenders (maximaal 30. Maximaal 20 tekens voor elke naam bij
gebruik van G3.)
Volledige / Gedeeltelijke overeenkomst
Wanneer u eigennamen en faxnamen voor meervoudige bestemmingen pro-
grammeert, dan kunt u een gemeenschappelijke reeks tekens programmeren
om bestemmingen mee te identificeren.
Gedeeltelijk matchen gebruiken
Bestemming die moet worden geprogram-
meerd (Eigennaam)
Aantal geprogrammeerde identificaties
NEW YORK-BRANCHE
HONG KONG-BRANCHE
SYDNEY-BRANCHE
3
Bestemming die moet worden geprogram-
meerd (Eigennaam)
Aantal geprogrammeerde identificaties
BRANCHE 1
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
175
4
U kunt maximaal 30 wildcards programmeren.
Spaties worden genegeerd als identificaties worden vergeleken.
U kunt wildcards gebruiken voor de volgende functies:
Doorzenden
Bijzondere afzenders
Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst)
Wanneer u Gedeeltelijk afstemmen gebruikt, dan kunt u de eerste 24 tekens
van een e-mailadres invoeren om het te gebruiken als een eigennaam of een
faxnaam.
Opmerking
U kunt afzenders niet als Bijzondere afzenders programmeren als ze er voor
hen geen Eigennaam of Eigen faxnummer is geprogrammeerd.
Het apparaat kan geen onderscheid maken tussen Pollingontvangst-docu-
menten en Vrije pollingdocumenten van Bijzondere afzenders.
U kunt de volgende functies niet gebruiken met Internetfax-ontvangsten.
Geautoriseerde RX
Afdrukkwaliteit ontvangstbestand
Geheugenbeveiliging
U kunt maximaal 24 tekens voor de afzender programmeren.
Om gebruik te kunnen maken van Doorzenden, Dubbelzijdig afdrukken of
Papierlade met Interfaxontvangst moet u het e-mailadres van de afzender
programmeren.
U kunt Eigennaam en Eigen faxnummer controleren met het Journaal. U kunt
geprogrammeerde Bijzondere afzenders controleren met de lijst van ingestel-
de afzenders.
Als u “Uit’ selecteert voor de functie Bijzondere afzender in “Oorspronkelijk
set-up’, dan zullen de instellingen hetzelfde zijn als de Ontvangstinstellingen.
Faxeigenschappen
176
4
Geautoriseerde ontvangst
Gebruik deze functie om inkomende afzenders te beperken. Het apparaat ont-
vangt alleen faxen van de geprogrammeerde Bijzondere afzenders en helpt u
daardoor met het wegfilteren van ongewenste documenten zoals junkmail en
voorkomt de verspilling van faxpapier.
Opmerking
Om deze functie te gebruiken moet u de functie Bijzondere afzenders pro-
grammeren en vervolgens met “Ontvangstinstellingen" in “Geautoriseerde
ontvangst" de instelling “Aan" maken. Zie "Parameterinstellingen" (schake-
laar 08, bit 2).
Als u geen Bijzondere afzenders programmeert, dan zal de Geautoriseerde
RX-functie niet werken, zelfs niet als u “Aan" selecteert.
Als u “Uit" instelt voor “Geautoriseerde RX" in “Aanvankelijke set-up", dan
zijn de instellingen gelijk aan die voor de Ontvangstinstellingen.
U kunt Bijzondere afzenders wijzigen op dezelfde manier als bij het program-
meren.
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding
Ontvangstbestand afdrukhoeveelheid
Druk het opgegeven aantal kopieën af van documenten die zijn ontvangen van
geprogrammeerde afzenders (Bijzondere afzenders). Als u geen Bijzondere af-
zenders programmeert, dan drukt het apparaat het opgegeven aantal kopieën af
voor alle ontvangen documenten
Opmerking
U kunt meervoudige kopieën afdrukken niet gebruiken met Geheugenbevei-
liging.
Geef maximaal 10 kopieën.
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
177
4
Doorzenden
Ontvangen documenten afdrukken en ze dan verzenden naar de afzenders die
vooraf zijn geprogrammeerd.
Mapbestemming kan worden geregistreerd.
Het is eveneens mogelijk om alleen die faxen door te zenden die afkomstig zijn
van afzenders die als Bijzondere afzenders zijn geprogrammeerd.
Opmerking
Om deze functie te gebruiken moet u uw Bijzondere afzenders programme-
ren en vervolgens met “Ontvangstinstellingen" in “Doorzenden" de instelling
“Aan" selecteren.
Als u “Aan" opgeeft in “Doorzenden" en [Gelijk aan basisinstell.] selecteert, dan
wordt het faxdocument doorgezonden naar de ontvangers die zijn gepro-
grammeerd in “Eindontvanger opgeven".
Als u geen Bijzondere afzenders programmeert, dan verzendt het apparaat
alle inkomende documenten naar de andere eindontvangers die zijn opgege-
ven in “Eindontvanger opgeven’.
U kunt de faxbestemming , de Internetfaxbestemming, IP-faxbestemming en
mapbestemming instellen als een doorzendbestemming.
Stel mapbestemmingen in met de Beheerfunctie van het adresboek onder Sys-
teeminstellingen. Zie “Mappen registreren’.
Verwijzing
Pag.162 “Doorzenden”
Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding
2-zijdig afdrukken
Op beide zijden van het papier afdrukken.
Opmerking
Als u de handinvoerlade selecteert als “Papierlade’, dan wordt dubbelzijdig
afdrukken uitgeschakeld.
Faxeigenschappen
178
4
Geheugenbeveiliging
Sla inkomende documenten van geprogrammeerde afzenders (Bijzondere af-
zenders) op in het geheugen zonder ze af te drukken. Mensen zonder de Geheu-
genslot-ID kunnen de documenten niet afdrukken en daarom is deze functie
handig voor het ontvangen van vertrouwelijke documenten. Als u geen afzen-
ders programmeert, dan ontvangt het apparaat faxdocumenten van alle afzen-
ders die Geheugenslot-ontvangst gebruiken.
Belangrijk
U moet de Geheugenslot-ID vooraf registreren.
Als u dezelfde afzender in Geheugenslot en Doorzenden programmeert, dan
wordt Doorzenden uitgeschakeld.
Verwijzing
Pag.149 “Geheugenslot-ID registreren”
Papierlade
Documenten afdrukken die zijn ontvangen van geprogrammeerde afzenders
(Bijzondere afzenders) en de documenten van andere afzenders op andere pa-
piersoorten.
Als er bijvoorbeeld blauw papier zit in Lade 1 en wit papier in Lade 2, dan drukt
het apparaat de documenten van Bijzondere afzenders af op het blauwe papier
en de documenten van andere afzenders op het witte papier, waardoor het ge-
makkelijk is voor u om de twee soorten van elkaar te onderscheiden.
Als u geen Bijzondere afzenders programmeert, dan voert het apparaat docu-
menten van alle afzenders uit via de standaardpapierlade.
Opmerking
Als het apparaat een document ontvangt met een formaat dat verschilt van
het papier in de opgegeven lade, dan drukt het apparaat dit document af na-
dat hij het formaat heeft opgesplitst of verkleind.
Met de selectie van de handinvoerlade kunt u het papierformaat opgeven in
“Scangebied".
Verwijzing
Faxhandleiding
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
179
4
Bijzondere afzender programmeren/wijzigen
Programmeer en wijzig Bijzondere afzenders.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Speciale afzender programmeren].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de bestemming die moet worden geprogrammeerd of gewijzigd.
F Typ een bestemmingsnaam en druk vervolgens op [OK].
Voer een bestemmingsnaam in met Eigennaam of Eigen faxnummer.
G Druk op [Voll. overnk.] of [Ged. overeenk.].
Faxeigenschappen
180
4
H Selecteer het item dat u wilt programmeren.
U moet alleen het item selecteren dat u wilt programmeren.
Druk op [Annuleren] voor verwijderen van deze instellingen. Het display keert
terug naar dat van stap
E
.
I Druk op [OK].
Een Bijzondere afzender wordt geprogrammeerd.
Om een andere afzender te programmeren herhaalt u de procedure vanaf
stap
E
.
J Druk op [Afsluiten].
K Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing
Pag.174 “Volledige / Gedeeltelijke overeenkomst”
Pag.181 “Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst)”
Pag.182 “Doorzenden”
Pag.181 “Afdrukkwaliteit ontvangstbestand”
Pag.183 “2-zijdig afdrukken”
Pag.183 “Geheugenbeveiliging”
Pag.183 “Papierlade”
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
181
4
Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst)
Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [Geaut. ontv. per afz.].
B Druk op [Aan] of [Uit] en dan op [OK].
Afdrukkwaliteit ontvangstbestand
Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [Aant. af te dr. ontv.best. per afz.].
B Druk op [Aantal sets].
C Voer de afdrukkwaliteit in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Opmerking
Door [Gelijk aan basisinstell.] te selecteren krijgt u dezelfde instellingen als
de instelling die is gemaakt voor “Afdrukkwaliteit RX-bestand’ van “Ont-
vangstinstellingen’.
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op
[OK] en dan probeert u het opnieuw.
Faxeigenschappen
182
4
Doorzenden
Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
Belangrijk
Er kan een doorzendbestemming worden geregistreerd voor iedere bijzonde-
re afzender. Om twee of meer doorzendbestemmingen te registreren moet u
groepsbestemmingen gebruiken. Er kunnen echter maximaal 500 bestemmin-
gen per groep worden opgegeven.
A Druk op [Doorzenden per afzender].
B Selecteer [Aan] of [Uit].
Wanneer u [Uit] selecteert, ga dan door met stap
D
.
C Druk op de Bestemmingstoets van een doorzendbestemming en vervol-
gens op [OK].
D Druk op [OK].
Opmerking
Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] leidt ertoe dat dezelfde instelling
worden gemaakt voor “Doorzenden’ onder “Beheerderstoepassingen’.
Druk op de toets aan de linkerkant van het display om te schakelen tussen
de bestemmingen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map.
Wanneer een map is opgegeven als de doorzendbestemming, dan kunt u
een bestandsformaat voor het doorzenden instellen. Zie "Parameterinstel-
lingen" (schakelaar 21, bit 3).
Het verwijderen uit de bestemmingslijst van een bestemming die is opgegeven
als doorzendbestemming zorgt ervoor dat de instellingen van de doorzendbe-
stemming worden verwijderd, dus moeten deze opnieuw worden geregis-
treerd. Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, dan wordt er een document
verzonden naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming is van het op-
gegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt
als alternatieve bestemming. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 32, bit 0).
Nadat u stap
J
hebt uitgevoerd, stelt u “Doorzenden" van “Ontvangstin-
stellingen" in op “Aan".
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Pag.263 “Mappen registreren”
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
183
4
2-zijdig afdrukken
Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [2-zijdig afdrukken per afzender].
B Druk op [Aan] of [Uit] en dan op [OK].
Opmerking
Door [Gelijk aan basisinstell.] te selecteren krijgt u dezelfde instellingen als
de instelling die is gemaakt voor “Dubbelzijdig afdrukken" van “Ont-
vangstinstellingen".
Geheugenbeveiliging
Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [Ontv. met geh.bev. per afz.].
B Druk op [Aan] of [Uit] en dan op [OK].
Opmerking
Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] leidt ertoe dat dezelfde instelling
worden gemaakt voor “Geheugenslot-ID programmeren" onder “Beheer-
derstoepassingen".
Papierlade
Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [Papierlade per afzender].
B Selecteer de lade die u wilt gebruiken en druk vervolgens op [OK].
Opmerking
Door [Gelijk aan basisinstell.] te selecteren krijgt u dezelfde instellingen als
de instelling die is gemaakt voor “Papierlade" van ’Ontvangstinstellin-
gen".
Faxeigenschappen
184
4
Aanvankelijke set-up van een bijzondere afzender programmeren
De “Aanvankelijke set-up” van een bijzondere afzender programmeren. U kunt
ook het formaat van de Handinvoerlade instellen.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Speciale afzender programmeren].
D Druk op [Oorspronkelijke setup].
E Selecteer de functie die u wilt programmeren.
In deze eigenschap heeft “Geautoriseerde RX” dezelfde instellingen als “Ont-
vangstinstellingen”.
F Voor het programmeren van Geautoriseerde RX en Bijzondere RX-functie
drukt u op [Geautoriseerd ontvangst] of [Speciale ontvangstfunctie].
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
185
4
G Druk op [Aan] of [Uit] en dan op [OK].
De afbeelding toont het display “Geautoriseerde RX” als een voorbeeld.
H Voor het programmeren van het papierformaat Handinvoerlade drukt u op
[Papierform. Handinvoer].
U kunt een formaat selecteren uit [Autodetectie], [Standaardformaat] of [Aange-
past formaat].
Als u [Autodetectie] selecteert, ga dan verder met stappen
I
en
N
.
Als u [Standaardformaat] selecteert, ga dan verder met
I
,
J
en
N
.
Als u [Aangepast formaat] selecteert, ga dan verder met stappen
I
en
K
tot
N
.
I Selecteer het formaat dat u wilt programmeren.
Als u [Standaardformaat] selecteert, selecteer dan een papierformaat dat wordt
weergegeven en ga vervolgens verder met stap
N
.
Wanneer u [Aangepast formaat] selecteert, ga dan door met stap
K
.
J Selecteer uit de getoonde formaten het formaat dat u wilt programmeren.
K Zorg ervoor dat [Verticaal:] is geselecteerd.
Faxeigenschappen
186
4
L Voer de verticale afmeting van het papier met de cijfertoetsen in en druk
op de toets {q}.
Geef een verticaal formaat van 210 mm (8,3") tot 297 mm (11,6") op. U kunt
geen formaat invoeren dat kleiner is dan 210 mm of groter dan 297 mm.
Telkens wanneer u drukt op [mm] of [inch], dan wisselen de eenheden tussen
“mm” en “inch”. Als u een lengte invoert en de maten verandert door op [mm]
of [inch] te drukken, dan wordt deze automatisch omgezet (gebroken getallen
worden afgerond).
M Voer de horizontale afmeting van het papier met de cijfertoetsen in en druk
op de toets {q}.
Geef een horizontaal formaat van 148 mm (5,9") tot 600 mm (23,7") op. U kunt
geen formaat invoeren dat kleiner is dan 148 mm of groter dan 600 mm.
Telkens wanneer u drukt op [mm] of [inch], dan wisselen de eenheden tussen
“mm” en “inch”. Als u een lengte invoert en de maten verandert door op [mm]
of [inch] te drukken, dan wordt deze automatisch omgezet (gebroken getallen
worden afgerond).
N Druk op [OK].
O Druk op [Afsluiten].
P Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
Als u [Autodetectie] selecteert, dan herkent het apparaat het papierformaat
automatisch.
Verwijzing
Faxhandleiding
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
187
4
Een bijzondere afzender verwijderen
Gebruik deze functie voor het verwijderen van de “Aanvankelijke set-up” van
een Bijzondere afzender. Het papierformaat Handinvoerlade kan ook worden
verwijderd.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Ontvangstinstell.].
C Druk op [Speciale afzender programmeren].
D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens de Bijzondere afzender die u
wilt verwijderen.
E Druk op [Ja].
Om het verwijderen van een bijzondere afzender te annuleren, drukt u op
[Nee]. Het display keert terug naar dat van stap
D
.
F Druk op [Afsluiten].
G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Faxeigenschappen
188
4
Boxinstellingen
De volgende functies zijn voor het bezorgen en verzenden van documenten:
Persoonlijke box
Informatiebox
•Doorzendbox
SUB-code en SEP-code
SUB-code en SEP-code zijn ID’s die bestaan uit maximaal 20 cijfers en kunnen
nummer, #, * en spaties bevatten.
Om deze functie te kunnen gebruiken moet u vooraf een box en SUB-/SEP-
code programmeren. De andere partij kan documenten verzenden naar en
documenten ontvangen van deze box door de code te gebruiken.
Opmerking
Het gecombineerde totale aantal items dat kan worden opgeslagen met de
functies Persoonlijke box, Informatiebox en Doorzendbox is 150.
U kunt dezelfde Boxcode niet instellen voor twee verschillende boxen.
Verzenden of programmeren kan wellicht niet toegestaan zijn als er niet vol-
doende vrij geheugen beschikbaar is. De hoeveelheid beschikbaar vrij geheu-
gen hangt af van het feit of de optionele apparatuur is geïnstalleerd.
Persoonlijke boxen programmeren/wijzigen
Dit gedeelte beschrijft hoe u Persoonlijke boxen programmeert.
U kunt de volgende items programmeren:
Boxnaam (vereist)
Maximaal 20 tekens lang
SUB-code (vereist)
Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’
en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn).
Wachtwoord (optioneel)
Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’
en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn).
Wanneer u een wachtwoord programmeert, dan wordt er een teken voor de
Boxnaam weergegeven.
Ontvanger (optioneel)
U kunt één bezorgingsbestemming voor elke Persoonlijke box programme-
ren. Geef een bezorgingsbestemming op die wordt geprogrammeerd in Be-
stemmingssleutel.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Alg. eigensch.].
Boxinstellingen
189
4
C Druk op [Box instelling].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer een box die moet worden geprogrammeerd.
Wanneer u een nieuwe box programmeert, druk dan op [*Niet geprogr.].
Om een al geprogrammeerde box te wijzigen drukt u op deze box en gaat u
door met stap
H
.
F Druk op [Persoonlijke box].
G Voer een boxnaam in en druk vervolgens op [OK].
H Voer een SUB-code in.
Om de SUB-code te wijzigen drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u
het opnieuw. Om een Boxnaam te wijzigen drukt u op [Boxnaam] en herhaalt
u de procedure vanaf stap
G
.
I Geef de nodige instellingen op.
Als u geen wachtwoord of ontvanger wilt programmeren, gaat u naar stap
P
.
J Druk op [Wachtwoord].
Faxeigenschappen
190
4
K Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op
[OK] en dan probeert u het opnieuw.
L Voer het juiste wachtwoord opnieuw in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op
[OK] en dan probeert u het opnieuw.
Om het wachtwoord te wijzigen nadat u heeft gedrukt op [OK], drukt u op
[Wijzigen] en herhaalt u stappen
K
en
L
of drukt u op [Annuleren] en herhaalt u
de procedure vanaf stap
J
.
M Druk op [OK].
N Druk op [Ontvanger].
O Selecteer een bestemming met de bestemmingslijst en druk vervolgens op
[OK].
Druk op de toets aan de linkerkant van het display om te schakelen tussen de
bestemmingen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map.
P Druk op [OK].
Q Druk op [Afsluiten].
Boxinstellingen
191
4
R Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
Wanneer u een wachtwoord programmeert, dan wordt er een teken voor
de Boxnaam weergegeven.
Geef een faxnummer, Internetfaxbestemming en IP-faxbestemming als de
doorzendbestemming op.
De Faxkoptekst wordt niet afgedrukt op bezorgde documenten.
Als een document niet kan worden bezorgd, dan wordt er een Communi-
catiefoutrapport afgedrukt en het document wordt opgeslagen als een do-
cument van Vertrouwelijke ontvangst.
U kunt boxen op dezelfde manier bewerken als bij het programmeren.
Maar boxen die in gebruik zijn, die kunnen niet worden bewerkt.
Als een bestemming in de bestemmingstabel is verwijderd nadat hij is ge-
registreerd, dan wordt bezorging niet uitgevoerd en worden de instellin-
gen van de bezorgingsbestemming tevens verwijderd. Wanneer een
bezorgingsbestemming is gewijzigd, dan wordt er ook een document ver-
zonden naar de gewijzigde bestemming. Als er geen bestemming is van
het opgegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden
gebruikt als alternatieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schake-
laar 32, bit 0).
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding
Over dit apparaat
Persoonlijke boxen verwijderen
Dit gedeelte beschrijft hoe u Persoonlijke boxen verwijdert.
Belangrijk
Als er documenten in de box aanwezig zijn, dan kunt u de box niet verwijde-
ren.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Alg. eigensch.].
C Druk op [Box instelling].
Faxeigenschappen
192
4
D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens de box die u wilt verwijderen.
E Als het wachtwoord is geprogrammeerd, voer dan een wachtwoord in met
de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het op-
nieuw.
F Druk op [Ja].
Druk op [Nee] voor het verwijderen van een box. Het display keert terug naar
dat van stap
D
.
G Druk op [Afsluiten].
H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Boxinstellingen
193
4
Informatieboxen programmeren/wijzigen
Dit gedeelte beschrijft hoe u een Informatiebox installeert.
U kunt de volgende items opslaan:
Boxnaam (vereist)
Maximaal 20 tekens lang
SEP-code (vereist)
Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’
en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn).
Wachtwoord (optioneel)
Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’
en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn).
Wanneer u een wachtwoord programmeert, dan wordt er een teken voor de
Boxnaam weergegeven.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Alg. eigensch.].
C Druk op [Box instelling].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de box die moet worden geprogrammeerd.
Wanneer u een nieuwe box programmeert, druk dan op [*Niet geprogr.].
Om een al geprogrammeerde box te wijzigen drukt u op deze box en gaat u
door met stap
H
. Als een wachtwoord is geprogrammeerd, voer dan het
wachtwoord in, druk op [OK] en ga vervolgens door met stap
H
.
F Druk op [Informatiebox].
G Voer een boxnaam in en druk vervolgens op [OK].
Faxeigenschappen
194
4
H Voer de SEP-code in.
Om de SEP-code te wijzigen drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u
het opnieuw. Als u de boxnaam wilt wijzigen, drukt u op [Boxnaam] en her-
haalt u de procedure vanaf stap
G
.
I Druk op [Wachtwoord].
Als u geen wachtwoord wilt programmeren, gaat u naar stap
L
.
J Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} voordat u drukt op [OK]
en dan probeert u het opnieuw.
K Voer het juiste wachtwoord opnieuw in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op
[OK] en dan probeert u het opnieuw.
L Druk op [OK].
M Druk op [Afsluiten].
Boxinstellingen
195
4
N Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
U kunt boxen op dezelfde manier bewerken als bij het programmeren.
Maar boxen die in gebruik zijn, die kunnen niet worden bewerkt.
Als een bestemming in de bestemmingslijst is verwijderd nadat hij is gere-
gistreerd, dan wordt bezorging niet uitgevoerd en worden de instellingen
van de bezorgingsbestemming tevens verwijderd. Wanneer een bezor-
gingsbestemming is gewijzigd, dan wordt er ook een document verzonden
naar de gewijzigde bestemming. Als er geen bestemming is van het opge-
geven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt
als alternatieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 32,
bit 0).
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding
Over dit apparaat
Informatieboxen verwijderen
Dit gedeelte beschrijft hoe u Informatieboxen verwijdert.
Belangrijk
Als er documenten in de box aanwezig zijn, dan kunt u de box niet verwijde-
ren.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Alg. eigensch.].
C Druk op [Box instelling].
D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens de box die u wilt verwijderen.
Faxeigenschappen
196
4
E Als het wachtwoord is geprogrammeerd, voer dan een wachtwoord in met
de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het op-
nieuw.
F Druk op [Ja].
Druk op [Nee] voor het verwijderen van een box. Het display keert terug naar
dat van stap
D
.
G Druk op [Afsluiten].
H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Doorzendboxen programmeren/wijzigen
Dit gedeelte beschrijft hoe u een Doorzendbox installeert.
Deze functie verandert het apparaat in een fax relay station. U ontvangt docu-
menten die zijn verzonden met een SUB-code die overeenstemt met de SUB-
code die is geprogrammeerd als een Doorzendbox, vervolgens worden deze do-
cumenten doorgegeven aan een geprogrammeerde ontvanger.
Aangezien er documenten kunnen worden verzonden aan meerdere bestem-
mingen in een eenmalige verzendopdracht, dan kunt u besparen in uw belkos-
ten bij verzendingen naar verre bestemmingen.
Boxinstellingen
197
4
Breng de verzoekende partij op de hoogte van de SUB-code die aan de Door-
zendbox is toegewezen. Wanneer zij willen dat uw apparaat een document
doorzendt, vraag hun dan het document te verzenden met de SUB-codever-
zending en deze SUB-code in te stellen. Als er ook een wachtwoord is gepro-
grammeerd, breng hen hier dan ook van op de hoogte en vraag hun dit
wachtwoord als de SID-code in te voeren.
U kunt de volgende items opslaan:
Boxnaam (vereist)
Maximaal 20 tekens
SUB-code (vereist)
Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’
en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn).
Eindontvanger (vereist)
U kunt vijf Eindontvangers opslaan (bestemmingen waarnaar documenten
worden doorgezonden) voor elke box. Geef Eindontvangers op met een en-
kele bestemming of groepsbestemming die vooraf in de bestemmingslijst is
geprogrammeerd.
Wachtwoord (optioneel)
Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’
en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn).
Wanneer u een wachtwoord programmeert, dan wordt er een teken voor de
Boxnaam weergegeven.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Alg. eigensch.].
C Druk op [Box instelling].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de box die moet worden geprogrammeerd.
Wanneer u een nieuwe box programmeert, druk dan op [*Niet geprogr.].
Om een al geprogrammeerde box te wijzigen drukt u op deze box en gaat u
door met stap
H
.
Faxeigenschappen
198
4
F Druk op [Doorzendbox].
G Voer een Boxnaam in en druk vervolgens op [OK].
H Voer een SUB-code in.
Om de SUB-code te wijzigen drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u
het opnieuw. Om een Boxnaam te wijzigen drukt u op [Boxnaam] en herhaalt
u de procedure vanaf stap
G
.
I Geef de voorwaarde voor registratie op.
J Om Eindontvangers te programmeren selecteert u een Eindontvanger.
U kunt vijf Eindontvangers opslaan.
K Geef Eindontvangers op met Bestemmingstoetsen en druk dan op [OK].
U kunt het display veranderen in de faxbestemming, Internetfaxbestemming
and IP-faxbestemming met de toets aan de linkerkant van het display.
Een ontvangststation kan ook worden geregistreerd als een groepsbestem-
ming. Er kunnen echter in een dergelijk geval maximaal 500 partijen inclusief
1-5 Eindontvangers per groep worden opgegeven.
Om nog een Eindontvanger te registreren, herhaalt u de procedure vanaf stap
J
.
L Om een wachtwoord te programmeren drukt u op [Wachtwoord].
Als u geen wachtwoord wilt programmeren, gaat u naar stap
O
.
Boxinstellingen
199
4
M Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op
[OK] en dan probeert u het opnieuw.
N Voer het juiste wachtwoord opnieuw in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op
[OK] en dan probeert u het opnieuw.
Om het wachtwoord te wijzigen nadat u heeft gedrukt op [OK], drukt u op
[Wijzigen] en herhaalt u stappen
M
en
N
of drukt u op [Annuleren] en herhaalt u
de procedure vanaf stap
L
.
O Druk twee keer op [OK].
P Druk op [Afsluiten].
Q Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
Nadat documenten zijn verzonden, worden er geen Verzendresultaatrap-
porten naar de afzender teruggestuurd.
Geef de Internetfaxbestemming en de IP-faxbestemming als een ont-
vangststation op.
Nadat documenten zijn verzonden, worden ze verwijderd.
Wanneer de functie op Aan staat, dan drukt het apparaat de ontvangen do-
cumenten af die het doorzendt en, nadat de verzending is voltooid, drukt
het apparaat een Verzendresultaatrapport af. Als u dit niet wilt afdrukken,
neem dan contact op met uw leverancier.
Wanneer de geprogrameerde ontvanger een groepsbestemming is voor
Meerstappenverzending, dan vindt Meerstappenverzending plaats. Neem
voor meer informatie contact op met uw leverancier.
U kunt boxen op dezelfde manier bewerken als bij het programmeren.
Faxeigenschappen
200
4
Als u met de bestemmingslijst een bestemming verwijdert die is opgegeven
als ontvangstbestemming, dan worden de instellingen van de ontvangstbe-
stemming ook verwijderd, dus moeten deze opnieuw worden geregistreerd.
Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, dan wordt er een document ver-
zonden naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming is van het op-
gegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt
als alternatieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 32, bit 0).
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Over dit apparaat
Doorzendboxen verwijderen
Dit gedeelte beschrijft hoe u Doorzendboxen verwijdert.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Alg. eigensch.].
C Druk op [Box instelling].
D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens de box die u wilt verwijderen.
E Als het wachtwoord is geprogrammeerd, voer dan een wachtwoord in met
de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Boxinstellingen
201
4
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het op-
nieuw.
F Druk op [Ja].
Om het verwijderen van een bijzondere afzender te annuleren, drukt u op
[Nee]. Het display keert terug naar dat van stap
D
.
G Druk op [Afsluiten].
H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
De boxlijst afdrukken
Druk een lijst af met de Persoonlijke boxen, Informatieboxen en Doorzendboxen
die op dit moment zijn geprogrammeerd.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Alg. eigensch.].
C Druk op [Lijst afdrukken] naast [Box instelling].
D Druk op de toets {Start}.
Na het afdrukken van de lijst kunt u starten vanaf stap
C
.
Om het afdrukken van een lijst te annuleren voordat u de {Start}-toets in-
drukt, drukt u op [Annuleren] of de toets {Wis/Stop}. Het display keert terug
naar dat van stap
C
.
Om het afdrukken van een lijst na het indrukken van de {Start}-toets, drukt u
op [Stop afdr]. Het display keert terug naar dat van stap
C
.
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Faxeigenschappen
202
4
203
5. Printereigenschappen
Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Printereigenschap-
pen.
Voor informatie over het openen van [Printereigensch.] raadpleegt u ’Gebruiker-
sinstellingen openen (systeeminstellingen)’.
Verwijzing
Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Proefafdruk
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Testafdruk onder
Printereigenschappen.
Meerdere lijsten
U kunt de configuratiepagina en het foutenlogboek afdrukken.
Configuratiepagina
U kunt de huidige configuratiewaarden van het apparaat afdrukken.
Foutenlogboek
U kunt foutenlogboeken afdrukken met alle fouten die zijn opgetreden tij-
dens het afdrukken. De 30 meest recente fouten worden opgeslagen in het
foutenlogboek. Als er een nieuwe fout wordt toegevoegd en er zijn al 30 fou-
ten opgeslagen, dan wordt de oudste fout verwijderd. Maar als de oudste fout
behoort bij een van de volgende soorten afdruktaken, dan wordt hij niet ver-
wijderd. In plaats daarvan zal de fout apart worden opgeslagen in foutlog-
boeken voor elke soort taak, tot maximaal 30 fouten voor elk logboek. U kunt
al deze afdruktaken controleren op foutloggegevens.
•Testafdruk
Beveiligde afdruk
Wacht met afdrukken
Opgeslagen afdrukken
De gegevens van Automatiche taakannulering en handmatig geannuleerde
taken vanuit het bedieningspaneel kunnen worden afgedrukt.
Menulijst
U kunt een Menulijst met de functiemenu’s van het apparaat afdrukken.
PCL-config./Lettertypepagina
U kunt de huidige configuratie en de lijst met geïnstalleerde PCL-lettertypes
afdrukken.
Printereigenschappen
204
5
PS-config./Lettertypepagina
U kunt de huidige configuratie en de lijst met geïnstalleerde PostScript-letter-
types afdrukken.
Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer de optionele PostScript 3-
eenheid is geïnstalleerd.
PDF-config./Lettertypepagina
U kunt de huidige configuratie en de lijst met geïnstalleerde PDF-lettertypes
afdrukken.
Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer de PostScript 3-eenheid is
geïnstalleerd.
Hex Dump
U kunt afdrukken in de Hex Dump-modus.
De configuratiepagina afdrukken
A Druk op [Printereigensch.].
B Druk op [Configuratiepagina] op de [Lijst- / Proefafdruk].
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
C Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
De configuratiepagina interpreteren
Systeemhandleiding
Eenheidnummer
Toont het serienummer dat door de fabrikant is toegewezen aan de kaart.
Totaal geheugen
Toont de totale hoeveelheid geheugen (SDRAM) dat op de printer is geïn-
stalleerd.
Proefafdruk
205
5
Firmware versie
•Printer
Toont het versienummer van de printerfirmware.
Systeem
Toont het versienummer van de systeemfirmware.
Motor
Toont het versienummer van de printermotor.
•LCDC
Toont het versienummer van de paneeldisplay.
•NIB
Toont het versienummer van de Netwerkinterface.
Apparaatverbinding
Dit/deze item(s) verschijnen als de apparaatoptie(s) is/zijn geïnstalleerd.
HDD: Lettertype- / Macro-download
Toont de capaciteit van het harde schijfstation.
Printertaal
Toont het versienummer van de printerstuurprogrammataal.
Verbindingsapparatuur
Toont de geïnstalleerde optionele apparatuur.
Papierinvoer
Toont instellingen die zijn gemaakt onder het menu Papierlade-instellingen.
Systeem
Toont instellingen die zijn gemaakt onder het Systeemmenu.
PCL-menu
Toont instellingen die zijn gemaakt onder het PCL-menu.
PS Menu
Toont instellingen die zijn gemaakt onder het PS-menu.
PDF Menu
Toont instellingen die zijn gemaakt onder het PDF-menu.
Host Interface
Toont instellingen die zijn gemaakt onder het Hostinterfacemenu.
Wanneer DHCP actief is op het netwerk, dan verschijnen het huidige IPv4-adres,
subnetmasker en gatewayadres tussen haakjes op de configuratiepagina.
Interface-informatie
Toont de interface-informatie.
Printereigenschappen
206
5
Onderhoud
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Onderhoud onder
Printereigenschappen.
Lijst- / proefafdruk beveiligd
U kunt het [Lijst- / Proefafdruk]-menu vergrendelen.
•Aan
Uit
Alle tijdelijke afdruktaken verwijderen
U kunt alle afdruktaken verwijderen die tijdelijk in het apparaat zijn opgesla-
gen.
Alle opgeslagen afdruktaken verwijderen
U kunt alle afdruktaken verwijderen die in het apparaat zijn opgeslagen.
4-Kleuren grafische modus
Tekst prioriteit
Gebruik de optimale CMYK-tonercombinatie voor het afdrukken van
tekst.
Fotoprioriteit
Gebruik de optimale CMYK-tonercombinatie voor het afdrukken van fo-
to’s.
Verwijzing
Pag.59 “Systeeminstellingen”
Systeem
207
5
Systeem
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het Systeemmenu onder
Printereigenschappen.
Foutenlogboek afdrukken
Selecteer dit om een foutenrapport te laten afdrukken wanneer er problemen
met de printer of het geheugen optreden.
•Aan
Uit
Automatisch doorgaan
U kunt dit selecteren om Automatisch doorgaan in te schakelen. Wanneer dit
op Aan staat, dan gaat het afdrukken door nadat er een systeemfout is opge-
treden.
Uit
Onmiddellijk
1 minuut
•5 minuten
10 minuten
15 minuten
Geheugenoverloop
Selecteer dit om een foutenbericht te laten afdrukken in geval van geheugen-
overloop.
Niet afdrukken
Foutinformatie
Taakscheiding
U kunt Taakscheiding inschakelen.
Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer een finisher (optioneel) is
geïnstalleerd.
•Aan
Uit
Tijdelijke afdruktaken automatisch verwijderen
U kunt instellen dat afdruktaken die tijdelijk in het apparaat zijn opgeslagen,
automatisch worden verwijderd.
•Aan
Uit
Als u [Aan] selecteert, dan kunt u maximaal 200 uur instellen voor automa-
tische bestandsverwijdering.
Printereigenschappen
208
5
Opgeslagen afdruktaken automatisch verwijderen
U kunt instellen dat afdruktaken die in het apparaat zijn opgeslagen, automa-
tisch worden verwijderd.
Aan: 3 dag(en)
•Uit
Als u [Aan] selecteert, dan kunt u maximaal 180 dagen instellen voor auto-
matische bestandsverwijdering.
Oorspronkelijke afdruktakenlijst
U kunt de gewenste soort afdruktaaklijst selecteren die op het scherm ver-
schijnt als u op [Afdruktaken] drukt.
Volledige lijst
Toont de lijst met afdruktaken die in het apparaat zijn opgeslagen.
Lijst per gebruiker-ID
Toont de lijst met Gebruikers-ID’s die zijn opgeslagen in een bestand in het
apparaat.
Geheugengebruik
U kunt de hoeveelheid gebruikt geheugen in Prioriteit lettertype of Prioriteit
kaders selecteren afhankelijk van het papierformaat of de resolutie.
Prioriteit lettertype
Deze instelling gebruikt geheugen voor het registreren van lettertypes.
Prioriteit kaders
Deze instelling gebruikt kadergeheugen voor afdrukken op hoge snelheid.
Duplex
U kunt selecteren of er aan beide zijden van elke pagina afdrukken moeten
worden gemaakt.
Uit
Binden lange zijde
•Binden korte zijde
Kopieën
U kunt het aantal afdruksets opgeven. Deze instelling wordt ingeschakeld als
het aantal pagina’s dat moet worden afgedrukt, is ingesteld met het printer-
stuurprogramma of een ander bevel.
1-999
Standaardinstelling: 1
Systeem
209
5
Blanco pagina afdrukken
U kunt instellen of u blanco pagina’s wilt afdrukken.
Aan
•Uit
Pagina’s die overeenkomen met een van de onderstaande voorwaarden wor-
den gezien als blanco.
Er zijn geen afbeeldingen.
Er zijn afbeeldingen, maar ze bevinden zich buiten het afdrukgebied.
Er zijn alleen blanco tekens.
Wachttijd gereserveerde taak
U kunt opgeven hoe het apparaat wacht op het ontvangen van een afdruk-
taak voordat andere functies zoals de kopieer- en scannerfunctie deze taak
mogen onderbreken.
Lange wachttijd
Middelmatige wachttijd
Wachten (kort)
•Uit
Printertaal
Geef de printertaal op.
Automatisch
•PCL
•PS
•PDF
Dit menu verschijnt wanneer de PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd.
Sub papierformaat
U kunt de eigenschap voor het Automatisch vervangende papierformaat (A4,
LT) inschakelen.
•Automatisch
Uit
Papierformaat
U kunt het standaardpapierformaat selecteren.
•A3
•A4
•A5
•A6
•B4JIS
•B5JIS
Printereigenschappen
210
5
•B6JIS
•C5 Env
•C6 Env
DL Env
•12×18
•11×17
•8
1
/
2
×14
•8
1
/
2
×13
•8
1
/
2
×11
•8
1
/
4
×13
•8×13
•7
1
/
4
×10
1
/
2
•5
1
/
2
×8
1
/
2
•4
1
/
8
×9
1
/
2
•3
1
/
8
×7
1
/
2
•8K
16K
Aangepast formaat
Standaard: Metrische versie: A4, inchversie: 8
1
/
2
×11
Briefpapierinstelling
U kunt originele afbeeldingen roteren tijdens het afdrukken.
Wanneer u afdrukt, dan worden originele afbeeldingen altijd 180 graden ge-
draaid. Daarom kan de uitvoer anders uitvallen dan verwacht wanneer u af-
drukken maakt op papier met een briefhoofd of voorbedrukt papier met een
vereiste richting. Met deze functie kunt u het roteren van afbeeldingen opge-
ven.
Uit
Wanneer deze functie staat ingesteld op Uit, worden originele afbeeldin-
gen 180 graden gedraaid.
•Automatische detectie
Wanneer het staat ingesteld op Automatische detectie, dan detecteert het
apparaat papier een briefhoofd of voorbedrukt papier automatisch en
wordt de afbeelding niet gedraaid.
Aan (altijd)
Wanneer ingesteld op Aan (altijd), dan draait het apparaat afbeeldingen
niet.
Deze functie verlaagt de afdruksnelheid.
Systeem
211
5
Handinvoer instellingsprioriteit
Geef op of (Printer-) Stuurprogramma / Opdracht of Apparaatinstellingen
voorrang heeft voor het bepalen van het papierformaat voor de handinvoer-
lade.
Driver/Opdracht
Apparaatinstellingen
Afdruk zonder marges
U kunt instellen of u het hele vel wilt afdrukken.
Uit
•Aan
De marge van 5 mm langs de kanten kan wellicht niet correct worden afge-
drukt.
Standaardprintertaal
U kunt de standaardprintertaal instellen als het apparaat de printertaal niet
automatisch kan vinden.
PCL
•PS
•PDF
Dit menu verschijnt wanneer de PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd.
Lade wisselen
U kunt het wisselen van de papierlade instellen.
Uit
•Aan
Verwijzing
Problemen oplossen
Printereigenschappen
212
5
Host Interface
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Hostinterface on-
der Printereigenschappen.
Inv./Uitv. buffer
U kunt het formaat van de Inv./Uitv.-buffer instellen. Normaal is het niet
noodzakelijk deze instelling te wijzigen.
128KB
256KB
Inv./Uitv. Interval
U kunt instellen hoeveel seconden het apparaat zou moeten wachten voor het
beëindigen van een afdruktaak. Als gegevens van een andere poort normaal
middenin een afdruktaak binnenkomen, dan moet u de time-outperiode ver-
groten.
10 seconden
15 seconde(n)
20 seconden
25 seconden
60 seconden
PCL-menu
213
5
PCL-menu
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het PCL-menu onder Printe-
reigenschappen.
Afdrukstand
U kunt de paginarichting instellen.
Staand
Liggend
Regels per pagina
U kunt het aantal regels per pagina instellen.
5 tot 128 in hele cijfers
Standaard: Metrische versie: 64, inchversie: 60
Lettertypebron
U kunt de opslaglocatie van het standaardlettertype instellen.
Resident
•RAM
•HDD
•SD
RAM, HDD en SD kunnen alleen worden geselecteerd wanneer er lettertypes
naar het apparaat zijn gedownload.
Lettertypenummer
U kunt de ID instellen van het standaardlettertype dat u wilt gebruiken.
0 tot 63 in hele cijfers
De standaardinstelling is 0.
Tekengrootte
U kunt de tekengrootte instellen die u wilt gebruiken voor het geselecteerde
lettertype.
4,00 tot 999,75 in stappen van 0,25
Deze instelling is alleen toepasbaar bij lettertypes met variabele afstanden.
De standaardinstelling is 12,00.
Lettertypebreedte
U kunt het aantal tekens per inch instellen voor het geselecteerde lettertype.
0,44 tot 99,99 in stappen van 0,01
Deze instelling is alleen van toepassing met lettertypes met vaste afstanden.
De standaardinstelling is 10,00pitches.
Printereigenschappen
214
5
Symbolenset
Geef de set afdruktekens op voor het geselecteerde lettertype. De beschikbare
opties zijn als volgt:
Roman-8, ISO L1, ISO L2, ISO L5, PC-8, PC-8 D/N, PC-850, PC-852, PC8-TK,
Win L1, Win L2, Win L5, Desktop, PS Text, VN Intl, VN US, MS Publ, Math-
8, PS Math, VN Math, Pifont, Legal, ISO 4, ISO 6, ISO 11, ISO 15, ISO 17, ISO
21, ISO 60, ISO 69, Win 3.0
Courier-lettertype
U kunt een courier-lettertype selecteren.
Normaal
•Donker
Vergroot A4-breedte
U kunt de breedte van het afdrukgebied uitbreiden (wanneer u afdrukt op
A4-papier met PCL).
Uit
•Aan
Wanneer de instelling op Aan staat, dan zal de breedte 8
1
/
2
inch zijn.
Van CR naar LF
Wanneer dit op Aan staat, dan zal er een harde return plaatsvinden na elke
regelinvoer: CR=CR, LF=CRLF, FF=CRFF.
Uit
•Aan
Resolutie
U kunt de afdrukresolutie instellen in punten per inch.
300 dpi (zwart-wit)
600 dpi (snel)
600 dpi (standaard)
600 dpi (hoge kwaliteit)
PS Menu
215
5
PS Menu
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het PS-menu onder Printerei-
genschappen.
Dit menu verschijnt wanneer de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd.
Gegevensindeling
U kunt een gegevensindeling selecteren.
Binaire gegevens
TBCP
Deze instelling is niet van kracht wanneer u het apparaat gebruikt met een
parallelle verbinding of EtherTalk-verbinding.
Wanneer u het apparaat gebruikt met een parallelle verbinding, en ook als de
binaire gegevens worden verzonden vanaf het printerstuurprogramma, dan
wordt de afdruktaak geannuleerd.
Wanneer u het apparaat gebruikt met een Ethernet-verbinding, dan wordt de
afdruktaak geannuleerd onder de volgende omstandigheden;
Het bestandsformaat van het printerstuurprogramma is TBCP en het be-
standsformaat dat is geselecteerd op het bedieningspaneel is Binaire gege-
vens.
Het bestandsformaat van het printerstuurprogramma is binair en het be-
standsformaat dat is geselecteerd op het bedieningspaneel is TBCP.
Resolutie
U kunt de afdrukresolutie instellen in punten per inch.
600 dpi (snel)
600 dpi (standaard)
600 dpi (hoge kwaliteit)
Kleurinstelling
U kunt een RGB-instelling maken.
•Uit
•Fijn
Super Fijn
Kleurprofiel
U kunt het kleurprofiel instellen.
Automatisch
•Presentatie
•Vaste kleur
Fotografisch
Gebruikersinstelling
Printereigenschappen
216
5
PDF Menu
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het PDF-menu onder Printe-
reigenschappen.
PDF-wachtwoord wijzigen
Stel het wachtwoord voor het PDF-bestand in voor het uitvoeren van PDF
rechtstreeks afdrukken.
•Huidig wachtwoord
•Nieuw wachtwoord
Nieuw wachtwoord bevestigen
Een wachtwoord kan worden ingesteld op Web Image Monitor, maar in dit geval
wordt de wachtwoordinformatie via het netwerk verzonden. Als veiligheid een
prioriteit is, stel dan het wachtwoord in met dit menu vanaf het Bedieningspaneel.
PDF-groepswachtwoord
Stel het groepswachtwoord in dat al met DeskTopBinder is opgegeven.
•Huidig wachtwoord
•Nieuw wachtwoord
Nieuw wachtwoord bevestigen
Een wachtwoord kan worden ingesteld op Web Image Monitor, maar in dit
geval wordt de wachtwoordinformatie via het netwerk verzonden. Als vei-
ligheid een prioriteit is, stel dan het wachtwoord in met dit menu vanaf het
Bedieningspaneel.
Resolutie
U kunt de afdrukresolutie instellen in punten per inch.
600 dpi (snel)
600 dpi (standaard)
600 dpi (hoge kwaliteit)
Kleurinstelling
U kunt een RGB-instelling maken.
Geen
•Fijn
Super Fijn
Kleurprofiel
U kunt het kleurprofiel instellen.
Automatisch
•Presentatie
•Vaste kleur
Fotografisch
Gebruikersinstelling
217
6. Scannereigenschappen
Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Scannereigenschap-
pen.
Voor informatie over het openen van [Scannereigensch.] raadpleegt u ’Gebruiker-
sinstellingen openen (systeeminstellingen)’.
Verwijzing
Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Algemene instellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Algemene instel-
lingen onder Scannereigenschappen.
Titel van snelkiestabel omschakelen
Selecteer de titel die moet worden getoond op de bestemmingslijst.
Bestemmingslijst van bezorgingsserver bijwerken
Druk op [Bestem.lijst van de bez.server bijwerken] om de ontvangers van de be-
zorgingsserver bij te werken. Om deze functie te kunnen gebruiken moet u
[Bezorgingsoptie] instellen op [Aan].
Zoek bestemming
Selecteer een bestemmingslijst die moet worden gebruikt in "Zoek bestem-
ming".
Om te zoeken vanaf de LDAP-server moet u de LDAP-server registreren in
[Systeeminstellingen] en [LDAP zoeken] instellen op [Aan].
TWAIN-standby-tijd
Wanneer het apparaat wordt gebruikt om e-mail of een bestand te verzenden,
of als het functioneert als een Documentserver of een netwerkbezorgingss-
canner, dan zal een scanverzoek aan het apparaat in de hoedanigheid van een
TWAIN-scanner het apparaat doen overschakelen naar de functie netwerk-
TWAIN-scanner. Deze instelling bepaalt de vertraging totdat het apparaat
overschakelt naar de functie netwerk-TWAIN-scanner.
•Uit
Wanneer [Uit] is geselecteerd, dan zal het apparaat onmiddellijk naar de
netwerk-TWAIN-scannerfunctie schakelen.
Aan: 10 sec.
Wanneer [Aan] is geselecteerd, dan kunt u de vertragingstijd invoeren met
de cijfertoetsen (3-30 seconden). Het apparaat zal alleen schakelen naar de
netwerk-TWAIN-scannerfunctie wanneer de tijd verloopt die hier is inge-
steld na de laatste toetsbediening.
Scannereigenschappen
218
6
Displayprioriteit bestemmingslijst 1
Selecteer een bestemmingslijst die moet worden weergegeven als het appa-
raat in de beginstatus is. U kunt [E-mail/Map] of [Bezorgingsserver] selecteren.
E-mail / Map
Bezorgingsserver
Displayprioriteit bestemmingslijst 2
In het adresboek van het apparaat selecteert u welk adresboek standaard ver-
schijnt. U kunt [E-mailadres] of [Map] selecteren.
E-mailadres
•Map
Afdr. & verw. Scanlogboek
Maximaal 100 overdrachts-/bezorgingsresultaten kunnen worden gecontro-
leerd op dit apparaat. Als de opgeslagen overdrachts-/bezorgingsresultaten
de 100 bereiken, geef dan aan of u het bezorgingsjournaal wilt afdrukken.
Alles verw. en afdr
Het overdrachts-/bezorgingsjournaal wordt automatisch afgedrukt. Het
afgedrukte journaal wordt verwijderd.
Niet afdrukken: oudste verwijderen
Overdrachts-/bezorgingsresultaten worden een voor een gewist wanneer
er nieuwe resultaten worden opgeslagen.
Niet afdrukken: verzenden uitschakelen
Overdracht/bezorging kan niet worden uitgevoerd als het journaal vol is.
Eenmaal afgedrukt worden alle gegevens verwijderd. Wanneer ze niet wor-
den afgedrukt, dan zullen alle gegevens boven de limiet automatisch en van
oud naar nieuw worden verwijderd.
Terwijl het journaal wordt afgedrukt, kunnen bestanden met de status "wach-
ten" niet worden verzonden.
Scanlogboek afdrukken
Het scanlogboek wordt afgedrukt en verwijderd.
Scanlogboek verwijderen
Het scanlogboek wordt verwijderd zonder te worden afgedrukt.
Scaninstellingen
219
6
Scaninstellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Scaninstellingen
onder Scannereigenschappen.
A.C.S.-gevoeligheidsniveau
Stelt het gevoeligheidsniveau in voor het beoordelen van kleur/zwart-wit
voor het scannen van originelen wanneer [Scantype] is ingesteld op [Autom.
kleurselectie].
Wachttijd voor volgend orig.: glasplaat
Wanneer originelen worden opgesplitst en apart worden gescand op de glas-
plaat om een enkel bestand te vormen, selecteer dan [Constante wachtrij], [Uit]
of [Stel wachttijd in] voor de wachtstatus.
Voortdurend wachten
•Uit
Stel wachttijd in: 60 sec.
Als u [SADF] selecteert in [Origin. invoertype] op het scherm Scan to Folder, dan
wordt de [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat]-instelling ongeldig.
Als u [Batch] selecteert in [Origin. invoertype] op het scherm Scan to Folder, dan
wordt de [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat]-instelling ongeldig en wacht het
apparaat tot er een volgend origineel wordt geplaatst.
Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan met de cijfertoetsen de wachttijd
in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen. Het scannen zal
starten als er extra originelen worden geplaatst en er binnen deze tijd op de
{Start}-toets wordt gedrukt. U kunt stoppen met scannen en starten met ver-
zenden door binnen deze tijd de {q}-toets in te drukken. Als de ingestelde
tijd eenmaal is verlopen, dan start het verzenden automatisch.
Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, dan zal het apparaat wachten op extra
originelen, totdat de {q }-toets wordt ingedrukt. Het scannen zal starten
wanneer er extra originelen worden geplaatst en er op de {Start}-toets wordt
gedrukt. U kunt het scannen stoppen en het verzenden starten door de {q}-
toets in te drukken.
Als er originelen wordt geplaatst in de automatische papierinvoer (ADF), dan
zal de verzending, nadat alle originelen in de ADF zijn gescand, starten zon-
der te wachten op extra originelen, ongeacht de opgegeven instellingen.
Als er een papierstoring optreedt of een van de onderstaande bewerkingen
wordt uitgevoerd terwijl het apparaat bezig is met wachten op extra origine-
len, dan zal het aftellen stoppen en niet opnieuw starten voordat de {q}-
toets is ingedrukt.
De instellingen wijzigen zoals de scaninstellingen
Open de bovenste klep van de ADF
•Druk op de {Onderbreken}-toets om de kopieermodus te activeren
Scannereigenschappen
220
6
Wachttijd voor volgend(e) origine(e)l(en): SADF
Wanneer originelen worden opgesplitst en apart worden gescand met de
ADF om een enkel bestand te vormen, selecteer dan [Stel wachttijd in] of [Con-
stante wachtrij] voor de wachtstatus.
Voortdurend wachten
Stel wachttijd in: 60 sec.
Deze instelling is geldig als [SADF] is ingesteld voor [Origin. invoertype] tijdens
het scannen.
Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan met de cijfertoetsen de wachttijd
in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen. Het scannen zal
automatisch starten als er extra originelen binnen deze tijd worden geplaatst.
U kunt stoppen met scannen en starten met verzenden door binnen deze tijd
de {q}-toets in te drukken. Als de ingestelde tijd eenmaal is verlopen, dan
start het verzenden automatisch.
Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, dan zal het apparaat wachten op de
extra originelen, totdat de {q}-toets wordt ingedrukt. Het scannen zal star-
ten wanneer er extra originelen worden geplaatst en er op de {Start}-toets
wordt gedrukt. U kunt het scannen stoppen en het verzenden starten door de
{q}-toets in te drukken.
Zelfs als er originelen worden geplaatst op de glasplaat, dan zal het apparaat
werken volgens de opgegeven instellingen. Telkens wanneer er echter origi-
nelen op de glasplaat worden geplaatst, moet u de {Start}-toets indrukken om
het scannen te starten. Het scannen zal starten als er extra originelen worden
geplaatst en er binnen deze tijd op de {Start}-toets wordt gedrukt. U kunt
stoppen met scannen en starten met verzenden door binnen deze tijd de {q}-
toets in te drukken. Als de ingestelde tijd eenmaal is verlopen, dan start het
verzenden automatisch.
Als er originelen wordt geplaatst in de automatische papierinvoer (ADF), dan
zal de verzending, nadat alle originelen in de ADF zijn gescand, starten zon-
der te wachten op extra originelen, ongeacht de opgegeven instellingen.
Als er een papierstoring optreedt of een van de onderstaande bewerkingen
wordt uitgevoerd terwijl het apparaat bezig is met wachten op extra origine-
len, dan zal het aftellen stoppen en niet opnieuw starten voordat de {q}-
toets is ingedrukt.
De instellingen wijzigen zoals de scaninstellingen
Open de bovenste klep van de ADF
•Druk op de {Onderbreken}-toets om de kopieermodus te activeren
Achtergrondverlichting van ADS (Alle kleuren)
Kenmerken behorend bij de soort papier zoals niet-wit krantenpapier of
transparante originelen kunnen worden verminderd door de scandensiteit te
corrigeren.
Verwijzing
Scannerhandleiding
Verzendinstellingen
221
6
Verzendinstellingen
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Verzendinstellin-
gen onder Scannereigenschappen.
Compressie (Zwart/Wit)
Selecteer of gescande zwart-wit bestanden moeten worden gecomprimeerd.
Aan
•Uit
Compressie reduceert de tijd die nodig is voor het verzenden van het scanbe-
stand.
De tijd die daadwerkelijk nodig is voor bestandsoverdracht varieert afhanke-
lijk van het bestandsformaat en de netwerkbelasting.
Compressie (grijs/kleur/alle kleuren)
Geef op of scanbestanden met meerdere niveaus (grijstint/kleur) moeten
worden gecomprimeerd.
Aan
•Uit
Als u [Aan] selecteert dan kunt u het compressieniveau instellen tussen één en
vijf.
De afbeeldingskwaliteit is beter voor een lagere compressie, maar de tijd die
nodig is voor bestandsoverdracht neemt naar verhouding toe.
De tijd die daadwerkelijk nodig is voor bestandsoverdracht varieert afhanke-
lijk van het bestandsformaat en de netwerkbelasting.
Hoge compressie PDF-niveau
Selecteer compressie niveau wanneer u PDF-bestanden maakt met hoge com-
pressie.
•Hoger
Standaard
Max. e-mailformaat
Selecteer of u het formaat van een e-mail met een afbeelding in de bijlage wilt
beperken.
Aan
•Uit
Wanneer [Aan] is geselecteerd, voer dan de formaatlimiet in (128-102400 kB)
met behulp van de cijfertoetsen.
Wanneer de SMTP het formaat beperkt, stem deze instelling daar dan op af.
Scannereigenschappen
222
6
E-mail delen & verzenden
Deze functie wordt alleen ingeschakeld wanneer [Aan] wordt geselecteerd in
[Max. E-mailform.].
Selecteer of een afbeelding met een groter formaat dan opgegeven in [Max. E-
mailform.] moet worden verdeeld en verzonden met meer dan één e-mail.
Ja (per max. formaat)
•Ja (per pagina)
•Uit
Wanneer [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, voer dan het Max.aantal verde-
lingen in (2-500) met behulp van de cijfertoetsen.
Wanneer [Mrd. pag.: TIFF] of [Mrd. Pag.: PDF] is geselecteerd voor [Bestandstype],
dan zal de afbeelding niet worden verdeeld, zelfs niet als [Ja (per pagina)] is ge-
selecteerd.
Wanneer [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, dan zullen sommige ontvangen
bestanden niet kunnen worden hersteld, afhankelijk van de soort e-mailsoft-
ware.
Wanneer [Nee] is geselecteerd, dan wordt de e-mail niet verzonden als het for-
maat de limiet overschrijdt; er verschijnt dan een foutbericht. Het scanbe-
stand wordt verworpen.
Stel het maximale e-mailformaat binnen de capaciteit van de SMTP-server in.
Taal E-mailinformatie
Selecteer de taal waarin e-mailinformatie zoals titel, documentnaam en afzen-
dernaam wordt verzonden.
Selecteer van de volgende 20 talen:
Brits Engels, Amerikaans Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Nederlands,
Portugees, Pools, Tsjechisch, Zweeds, Fins, Hongaars, Noors, Deens, Japans,
Vereenvoudigd Chinees, Traditioneel Chinees, Russisch en Hangul.
De e-mailtekst die onderdeel uitmaakt van een sjabloon kan niet worden ge-
wijzigd.
Aant. cijfers voor bestanden met één pagina
Stelt cijferaantal in voor serienummer dat aan bestanden met één pagina
wordt verbonden.
4 Cijfers
•8 cijfers
Verzendinstellingen
223
6
Opgeslagen e-mailbestand methode
Geeft de e-mailinstelling in voor het verzenden van opgeslagen bestanden. U
kunt [Bestand verzenden] of [URL link verzenden] selecteren. Deze instellingen
kan voor het volgende worden gebruikt:
Bestand verzenden
Opgeslagen bestanden per e-mail verzenden
URL-link verzenden
Simultaan opslaan en verzenden per e-mail
Als u [Bestand verzenden] selecteert dan worden huidige bestanden aan e-
mails toegevoegd.
Als u [URL link verzenden] selecteert, dan worden URL-links met bestandsloca-
ties aan e-mails toegevoegd.
Scannereigenschappen
224
6
225
7. Addressen en gebruikers
registreren voor fax-/scannerfuncties
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u bestemmingen en gebruikers registreert in het
Adresboek.
Voor informatie over het openen van [Systeeminstellingen] raadpleegt u ’Gebrui-
kersinstellingen openen (systeeminstellingen)’.
Verwijzing
Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Adresboek
Het registreren van informatie in het adresboek, zoals de namen van gebruikers
en hun e-mailadressen, maakt het mogelijk deze gemakkelijk te beheren.
Belangrijk
De gegevens van het adresboek worden op de harde schijf opgeslagen. Als er
een storing van de harde schijf plaatsvindt, kunnen deze gegevens verloren
gaan. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die op-
treedt als gevolg van het verlies van gegevens.
U kunt de volgende items in het adresboek opslaan en beheren:
Namen
Het is mogelijk de naam van een gebruiker te registreren en de toetsweerga-
ve. Dit zijn de basisgegevens die vereist zijn voor het beheren van de gebrui-
ker van het apparaat.
Om een faxnummer of een e-mailadres in het adresboek te registreren moet
u vooraf informatie zoals uw gebruikersnaam en bestemming registreren.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
226
7
Verif. info
Het is mogelijk gebruikerscodes te registreren om de bepaalde functies voor
gebruikers te beperken en te controleren hoe gebruikers iedere functie ge-
bruiken. Het is ook mogelijk gebruikersnamen en wachtwoorden te registre-
ren die worden gebruikt voor het versturen van e-mail en gegevens versturen
naar mappen of voor toegang tot een LDAP-server.
Beveiliging
U kunt beschermingscodes instellen zodat een afzendernaam niet langer kan
worden gebruikt of om te voorkomen dat mappen worden geopend zonder
validatie.
Faxbest.
U kunt faxnummers, lijnen, faxkoptekst registreren en het invoegen van een
label selecteren. Wanneer u IP-fax gebruikt, kunt u de IP-faxbestemming re-
gistreren en het protocol selecteren.
Adresboek
227
7
E-mailadres
U kunt e-mailbestemmingen in het adresboek registreren.
Map
U kunt een protocol, pad- en servernaam registreren.
•SMB
•FTP
•NCP
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
228
7
Toevoegen aan groep
U kunt geregistreerde e-mail- en mapbestemmingen in een groep plaatsen
voor eenvoudig beheer.
Opmerking
U kunt een Web Image Monitor ook gebruiken om namen in het adresboek te
registreren. Met de SmartDeviceMonitor for Admin, kunt u meerdere namen
tegelijkertijd registreren.
U kunt een reservekopie van de gegevens van het adresboek maken met
[Adres beheer Tool] in SmartDeviceMonitor for Admin. We raden u aan een
back-up te maken van de gegevens in het adresboek.
Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor meer informatie over het
gebruik van Web Image Monitor.
Voor bedieningsinstructies, zie SmartDeviceMonitor for Admin Help.
Namen beheren in het adresboek
Door vooraf een naam en toetsweergave te registreren, kunt u e-mail- en map-
bestemmingen opgeven door eenvoudigweg de naamtoets te selecteren.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Fax verzenden met snelkiezen
Registreer een faxnummer in het adresboek zodat u deze kunt opgeven door al-
leen de faxbestemming te selecteren die op het beginscherm van de fax wordt
weergegeven bij het verzenden van een fax. Wanneer label invoegen is ingesteld
op “Aan’, dan worden de naam van de ontvanger en standaardberichten op het
faxbericht afgedrukt bij ontvangst aan het andere einde.
Door IP-faxbestemmingen op te slaan in het adresboek, kunt u een bestemming
opgeven door deze te selecteren uit de bestemmingen die verschijnen op het be-
ginscherm van de fax. Geregistreerde IP-faxnummer kunnen worden gebruikt
en afgedrukt als IP-faxnummers van de afzender.
Verwijzing
Pag.245 “Faxbestemming”
Adresboek
229
7
E-mail verzenden met snelkiezen
Door een e-mailadres te registreren in het adresboek, kunt u e-mailbestemmin-
gen opgeven door deze te selecteren vanaf het beginscherm van de fax bij het
verzenden van een document met internetfax.
U kunt ook een e-mailadres opgeven door de bestemming te selecteren die
wordt weergegeven op het beginscherm van de scanner tijdens het verzenden
van een document met de scannerfunctie. Een geregistreerd e-mailadres kan
worden gebruikt als het adres van de afzender en het adres van de afzender
wordt automatisch ingevoerd in het veld “Van" van een e-mailkoptekst.
Verwijzing
Pag.258 “E-mailbestemming”
Gescande bestanden rechtstreeks naar een gedeelde map
verzenden
Na het registreren van de naam van het pad, de gebruikersnaam en het wacht-
woord, kunt u verbinding maken met een gedeelde map door eenvoudigweg de
bestemming te selecteren die wordt weergegeven op het beginscherm van de
scanner bij het verzenden van bestanden met de scannerfunctie naar een gedeel-
de map.
Om de map te delen met Windows, selecteert u het SMB-protocol.
Om de map te registreren voor de FTP-server, selecteert u het FTP-protocol.
Om de map op de NetWare-server te registreren, moet u het NCP-protocol se-
lecteren.
Verwijzing
Pag.263 “Mappen registreren”
Voorkomen dat een niet-geautoriseerde gebruiker toegang heeft
tot gedeelde mappen van het apparaat
Nadat u een beveiligingscode heeft geregistreerd, kunt u het te beveiligen object
opgeven om te voorkomen dat een e-mailbestemming zonder toestemming
wordt gebruikt
U kunt niet-geautoriseerde toegang tot geregistreerde mappen voorkomen.
Verwijzing
Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
230
7
Gebruikers en het gebruik van het apparaat beheren
Door gebruikerscodes te registreren kunt u de volgende functies voor gebrui-
kers beperken en controleren hoe gebruikers iedere functie gebruiken:
Kopieermachine
•Document Server
•Fax
•Scanner
•Printer
Verwijzing
Pag.235 “Verificatie-informatie”
Namen registreren
231
7
Namen registreren
Registreer gebruikersinformatie inclusief de namen van de gebruikers.
De gebruikersnaam is handig bij het selecteren van een bestemming tijdens het
verzenden van faxen of e-mail. U kunt deze ook gebruiken als mapbestemming.
U kunt max. 2000 namen registreren.
Namen registreren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u namen registreert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Druk op [Nieuw progr.].
F Druk op [Wijzigen] rechts van de naam.
Het display Naam invoeren wordt weergegeven.
G Voer de naam in en druk vervolgens op [OK].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
232
7
H Druk onder Titel selecteren op de toets met de classificatie die u wilt ge-
bruiken.
I Druk twee keer op [OK].
J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
De naam kan worden gebruikt voor documenten in de Document Server.
Voor details over de Documentserver raadpleegt u de Kopieer-/Docu-
mentserverhandleiding.
U kunt de volgende toetsen selecteren:
[Frequent]: Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weerge-
geven.
[AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] tot [10]:
Wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel.
U kunt de [Frequent] en nog een pagina voor elke titel selecteren.
Verwijzing
Over dit apparaat
Kopieer-/Documentserverhandleiding
Namen registreren
233
7
Een geregistreerde naam wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een naam wijzigt.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de geregistreerde naam die u wilt wijzigen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
F Om de naam of toetsweergave te wijzigen, drukt u op [Wijzigen] rechts van
de naam of de toetsdisplay.
G Voer de naam of toetsweergave in en druk vervolgens op [OK].
H Om de titel te wijzigen, drukt u in Titel selecteren op de toets met de clas-
sificatie die u wilt gebruiken.
Opmerking
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikers-
code, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
Verwijzing
Over dit apparaat
Een registratienummer wijzigen
A Druk op [Wijzigen] rechts van het “Registratienr.”
B Voer een nieuw registratienummer in met de cijfertoetsen en druk vervol-
gens op de {q}-toets.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
234
7
Een geregistreerde naam verwijderen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een naam verwijdert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de naam die u wilt verwijderen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
F Druk op [Ja].
G Druk op [Afsluiten].
H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verificatie-informatie
235
7
Verificatie-informatie
Hieronder wordt de procedure beschreven van de verificatie van een gebrui-
kerscode.
Belangrijk
De beschikbare functies zijn voor iedere gebruikerscode hetzelfde. Als u ge-
bruikerscodes wijzigt of verwijdert, worden beheergegevens en beperkingen
van deze codes ongeldig.
Door gebruikerscodes te registreren kunt u de volgende functies voor gebrui-
kers beperken en controleren hoe gebruikers iedere functie gebruiken:
Kopieermachine
Document Server
Fax
Scanner
Printer
Opmerking
U kunt maximaal 500 gebruikerscodes invoeren.
Het aantal exemplaren dat van de documenten zijn gemaakt, die in de Docu-
ment Server zijn opgeslagen met de faxfunctie wordt voor elke gebruikersco-
de geteld. Hiermee kunt u het gebruik van elke gebruiker controleren.
Het aantal exemplaren dat met de scannerfunctie gescand is voor elke gebrui-
kerscode wordt geteld. Hiermee kunt u het gebruik van elke gebruiker con-
troleren.
Om de gebruikerscode van de printer automatisch te registreren, dient u in
gebruikerscodeverificatie [Printer: PC Control] te selecteren voor de printer.
Om de gebruikerscode te gebruiken die is ingesteld in Gebruikersinstellin-
gen, moet u de gebruikerscodes instellen die in Gebruikersinstellingen zijn
geregistreerd voor het printerstuurprogramma.
Voor meer informatie over het instellen van gebruikerscodes voor het prin-
terstuurprogramma, raadpleegt u de Help-functie van het Printerstuurpro-
gramma.
Verwijzing
Pag.94 “Beheer gebruikersverificatie”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
236
7
Een gebruikerscode registreren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een gebruikerscode registreert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Druk op de naam waarvan de code moet worden geregistreerd of typ het
geregistreerde nummer met de cijfertoetsen.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info].
G Typ de gebruikerscode met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {q}-
toets.
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop}.
H Druk twee keer op [TVolg.].
Verificatie-informatie
237
7
I Selecteer de functies die bij de gebruikerscode moeten worden gebruikt uit
Beschikbare functies.
J Druk op [OK].
K Druk op [Afsluiten].
L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
U kunt een gebruikerscode met één tot acht cijfers invoeren.
Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Een gebruikerscode wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een gebruikerscode wijzigt.
Belangrijk
Zelfs als u een gebruikerscode wijzigt, zal de waarde van de teller niet wor-
den gewist.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
238
7
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de gebruiker waarvoor u de gebruikerscode wilt wijzigen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info].
G Druk op [Wijzigen] en typ met de cijfertoetsen de nieuwe gebruikerscode in
H Druk op de {q}-toets.
I Om de beschikbare functies te wijzigen drukt u op [Verif. info] en dan twee
maal op [TVolg.].
J Druk op de toets om de functies te selecteren die u wilt inschakelen.
Druk op de toets zodat de toets wordt gemarkeerd en de functie wordt inge-
schakeld. Als u een selectie wilt annuleren, drukt u opnieuw op de gemar-
keerde toets.
K Druk op [OK].
L Druk op [Afsluiten].
M Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Verificatie-informatie
239
7
Een gebruikerscode verwijderen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een gebruikerscode verwijdert.
Belangrijk
Na het verwijderen van de gebruikerscode, wordt de teller automatisch te-
ruggezet.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de naam van wie de code moet worden verwijderd.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info].
G Druk op [Wijzigen] om de gebruikerscode te verwijderen en druk vervol-
gens op {q}.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
240
7
H Druk op [OK].
I Druk op [Afsluiten].
J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
Om een naam geheel uit het adresboek te verwijderen, zie “Een geregis-
treerde naam verwijderen”.
Verwijzing
Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
De teller weergeven voor elke gebruiker
Dit gedeelte beschrijft hoe u de teller voor elke gebruiker kunt weergeven.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
D Selecteer het functiegebruik dat u wilt afdrukken uit [Teller Kopieerapparaat],
[Printteller], [Faxteller] of [Scannerteller].
Tellers voor individueel functiegebruik voor elke gebruikerscode worden
weergegeven.
Verificatie-informatie
241
7
De teller afdrukken voor elke gebruiker
Dit gedeelte beschrijft hoe u de teller voor elke gebruiker kunt afdrukken.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
D Kies een gebruikerscode links op het display.
Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscodes op de pagina te selecte-
ren.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
242
7
E Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder Per gebruiker.
Typ de gebruikerscode en druk op {q} als het een geregistreerde gebruikers-
code betreft.
F Selecteer het functiegebruik dat u wilt afdrukken uit [Teller Kopieerapparaat],
[Printteller], [Faxteller], en [Scannerteller].
G Druk op [Afdrukken].
De teller voor alle gebruikers afdrukken
Dit gedeelte beschrijft hoe u de teller voor alle gebruikers kunt afdrukken.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
Verificatie-informatie
243
7
D Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder Alle gebruikers.
Typ de gebruikerscode en druk op {q} als het een geregistreerde gebruikers-
code betreft.
E Selecteer het functiegebruik dat u wilt afdrukken uit [Teller Kopieerapparaat],
[Printteller], [Faxteller], en [Scannerteller].
F Druk op [Afdrukken].
Het aantal afdrukken wissen
Dit gedeelte beschrijft hoe u de teller wist.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
D Selecteer de gebruikerscode die u wilt wissen.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
244
7
E Om het aantal afdrukken te wissen dat is gemaakt onder een gebruikersco-
de selecteert u de gebruikerscode aan de linkerkant van het display.
Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscodes op de pagina te selecte-
ren.
F Druk op [Wissen] voor Per gebruikerscode.
G Selecteer het functiegebruik dat u wilt verwijderen uit [Teller Kopieerappa-
raat], [Printteller], [Faxteller], en [Scannerteller].
H Druk op [OK].
I Om het aantal afdrukken voor alle gebruikerscodes wissen drukt u op [Wis-
sen] onder Alle gebruikers.
J Selecteer het functiegebruik dat u wilt verwijderen uit [Teller Kopieerappa-
raat], [Printteller], [Faxteller], en [Scannerteller].
K Druk op [OK].
Faxbestemming
245
7
Faxbestemming
Door een faxbestemming te registreren, hoeft u de faxnummers niet steeds op-
nieuw in te voeren en kunt u documenten die in de faxfunctie zijn gescand, ver-
zenden.
U kunt gemakkelijk een faxbestemming selecteren als u “Naam" en “Toets-
display" registreert voor de faxbestemming.
U kunt faxbestemmingen als een groep registreren. Voor meer informatie
over het registreren van een groep, zie "Namen in een groep registreren".
U kunt faxbestemmingen registreren door ze vanuit de herkiesfunctie te se-
lecteren.
Geregistreerde faxnummers kunnen worden gebruikt als faxnummers van de
afzender.
Er zijn twee typen faxbestemmingen, zoals hieronder getoond:
•Faxbestemming
Selecteer deze optie om een fax over het telefoonnetwerk te versturen.
•IP-Fax
Selecteer deze optie om een fax over een TCP/IP-netwerk te versturen.
U kunt de fax niet versturen naar een machine op een ander netwerk, wan-
neer dat netwerk is afgeschermd met een firewall.
U kunt de volgende items in een faxbestemming programmeren:
Faxnummer
Registreert het faxnummer van de bestemming. Een faxnummer kan uit
maximaal 128 cijfers bestaan. U dient elk cijfer in het nummer toe te voegen.
SUB-code
Door een SUB-code te registreren kunt u Vertrouwelijke verzending gebrui-
ken om berichten naar de andere apparaten te verzenden die een vergelijkba-
re functie ondersteunen, genaamd Faxhandleiding.
SEP-code
Door het registreren van een SEP-code kunt u Polling ontvangst gebruiken
om faxen van andere faxapparaten te ontvangen die Polling ontvangst onder-
steunen. Zie Faxhandleiding.
Lijn
Als de optionele extra G3-interface-eenheid geïnstalleerd is, kunt u per be-
stemming het lijntype selecteren.
Internationale TX modus
Wanneer de internationale TX modus wordt ingesteld op [Aan] verzendt het
apparaat nauwkeuriger op een lagere transmissiesnelheid. Hierdoor nemen
communicatietijden echter toe.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
246
7
Faxkoptekst
U kunt ervoor kiezen om een faxkoptekst op faxberichten af te drukken die
anderen ontvangen. De standaardinstelling is “1e naam’.
Label invoegen
Gebruik Label toevoegen om informatie af te drukken zoals de bestemmings-
naam op het vel dat op de bestemming wordt afgedrukt.
Gegevens worden als volgt afgedrukt:
Bestemmingsnaam
De bestemmingsnaam die is ingesteld in [Faxbestemming] wordt afgedrukt
met “Aan" voordat hij verschijnt bovenaan het vel.
Standaardbericht
Een geregistreerde zin bestaande uit twee regels wordt afgedrukt onder
“Bestemmingsnaam".
Om deze functie te gebruiken moet u Label toevoegen instellen op [Aan] wan-
neer u faxbestemmingen programmeert, en tevens op [Labels invoegen] druk-
ken wanneer u faxdocumenten verzendt.
De faxkoptekst en het label invoegen worden ook afgedrukt als wordt ver-
zonden met e-mail met behulp van de faxfunctie.
U kunt een standaardbericht programmeren dat afwijkt van de berichten die
in het apparaat zijn geregistreerd. Zie Faxhandleiding
U kunt de volgende items in een IP-faxbestemming programmeren:
IP-Fax
De IP-faxbestemming registreren. U kunt maximaal 128 tekens gebruiken
voor het registreren van de naam. U moet deze instelling invoeren wanneer
u een IP-fax gebruikt.
Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie is geselecteerd.
SUB-code
Door een SUB-code te registreren kunt u Vertrouwelijke verzending gebrui-
ken om berichten naar de andere apparaten te verzenden die een vergelijkba-
re functie ondersteunen, genaamd Faxhandleiding.
SEP-code
Door het registreren van een SEP-code kunt u Polling ontvangst gebruiken
om faxen van andere faxapparaten te ontvangen die Polling ontvangst onder-
steunen. Zie Faxhandleiding.
Protocol selecteren
Selecteer het protocol voor de IP-faxverzending.
Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie is geselecteerd.
Verwijzing
Pag.282 “Namen in een groep registreren”
Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”
Faxbestemming
247
7
Faxbestemming
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een faxnummer registreert.
Een faxbestemming vastleggen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam van de faxbestemming die u wilt registreren. Druk op de
naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
F Druk op [Faxbestemm.].
G Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK] on-
der Faxnr.
H Geef optionele instellingen op zoals “SUB-code”, “SEP-code” en “Interna-
tionale TX-modus”.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
248
7
I Druk op [OK].
Opmerking
Wanneer een groep geregistreerd is, kunt u deze faxbestemming ook aan
de groep toevoegen. Voor meer informatie over het registreren van een
groep, zie ’Namen in een groep registreren’.
Om de naam te registreren, zie "Namen registreren”.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Pag.249 “Een faxbestemming als een afzender gebruiken”
Pag.250 “De lijn wijzigen”
Pag.250 “De SUB-code wijzigen”
Pag.250 “De SEP-code wijzigen”
Pag.251 “De internationale TX-modus instellen”
Pag.251 “De faxkoptekst selecteren”
Pag.251 “Label invoegen instellen”
Pag.284 “Namen in een groep registreren”
Een faxbestemming wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam van de faxbestemming die u wilt wijzigen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
Faxbestemming
249
7
F Druk op [Faxbestemm.].
G Wijzig de instellingen.
H Druk op [OK].
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Pag.249 “Het faxnummer wijzigen”
Pag.250 “De lijn wijzigen”
Pag.250 “De SUB-code wijzigen”
Pag.250 “De SEP-code wijzigen”
Pag.251 “De internationale TX-modus instellen”
Pag.251 “De faxkoptekst selecteren”
Pag.251 “Label invoegen instellen”
Een faxbestemming als een afzender gebruiken
A Druk op [Bescherming].
B Druk op [Afzender] rechts van Gebruikersnaam gebruiken als.
Het faxnummer wijzigen
A Druk op [Wijzigen] onder Faxnummer.
B Voer het nieuwe faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op
[OK].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
250
7
De lijn wijzigen
A Druk op [Select. Regel].
B Selecteer de lijn en druk vervolgens op [OK].
De SUB-code wijzigen
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SUB Code].
B Druk op [Wijzigen] onder TX SUB-code.
C Typ de nieuwe SUB-code in en druk vervolgens op [OK].
D Voor het wijzigen van een wachtwoord drukt u op [Wijzigen] onder Wacht-
woord (SID).
E Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
F Druk op [OK].
De SEP-code wijzigen
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SEP Code].
B Druk op [Wijzigen] onder RX SEP-code.
C Typ de nieuwe SEP-code in en druk vervolgens op [OK].
D Voor het wijzigen van een wachtwoord drukt u op [Wijzigen] onder Wacht-
woord (PWD).
E Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
F Druk op [OK].
Faxbestemming
251
7
De internationale TX-modus instellen
A Druk op [Wijzigen] onder Internationale TX-modus.
B Selecteer [Uit] of [Aan] en druk vervolgens op [OK].
De faxkoptekst selecteren
U kunt de faxkoptekst registreren in Faxinformatie programmeren in de sys-
teeminstellingen voor Faxfuncties.
A Druk op [Wijzigen] onder Faxkoptekst.
B Selecteer [1e naam] of [2e naam] en druk vervolgens op [OK].
Verwijzing
Pag.158 “Faxinformatie registreren”
Label invoegen instellen
Wanneer Label invoegen is ingesteld op AAN, dan worden de naam van de ont-
vanger en standaardberichten op het faxbericht afgedrukt bij ontvangst aan het
andere einde.
A Druk op [Wijzigen] onder Label invoegen.
B Druk op [Aan].
C Druk op [Wijzigen] onder regel 2.
D Selecteer het nieuwe standaardbericht of druk op [Handm. invoer] om het
nieuwe bericht in te voeren.
E Voer het nieuwe bericht in en druk vervolgens op [OK].
F Druk op [OK].
G Druk op [Wijzigen] onder regel 3.
H Selecteer het nieuwe standaardbericht en druk dan op [OK].
I Druk op [OK].
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
252
7
Een faxbestemming verwijderen
Belangrijk
Als u een bestemming verwijdert wat als bezorgingsbestemming is ingesteld,
kunnen berichten naar het geprogrammeerde Persoonlijke vakje niet worden
bezorgd. Controleer de instellingen in de faxfunctie voordat u eventuele be-
stemmingen verwijdert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de naam van de faxbestemming die u wilt verwijderen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.].
G Druk op [Wijzigen] onder Faxnummer.
H Druk op [All.verwijd.].
Faxbestemming
253
7
I Druk twee keer op [OK].
J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te verwijderen, zie “Een geregis-
treerde naam verwijderen”.
Verwijzing
Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
IP-faxbestemming
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een IP-faxbestemming registreert.
Opmerking
Voor meer informatie over het verzenden van een IP-fax, zie de Faxhandlei-
ding.
Verwijzing
Faxhandleiding
De IP-faxbestemming registreren.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam van de IP-faxbestemming die u wilt vastleggen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
F Druk op [Faxbestemm.].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
254
7
G Druk op [Select. Regel] en selecteer vervolgens [H.323] of [SIP].
H Druk op [Wijzigen] onder ”Faxbestemming’.
I De IP-faxbestemming invoeren.
J Druk twee keer op [OK].
Opmerking
Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Pag.236 “Een gebruikerscode registreren”
Pag.282 “Namen in een groep registreren”
Over dit apparaat
Een geregistreerde IP-faxbestemming wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
Faxbestemming
255
7
E Selecteer de naam van de IP-faxbestemming die u wilt wijzigen.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.].
G Druk op [Wijzigen] onder ”Faxbestemming”.
H Typ de nieuwe bestemming en druk vervolgens op [OK].
I Druk op [OK].
J Druk op [OK].
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Over dit apparaat
De IP–faxbestemming als de afzender gebruiken
A Druk op [Bescherming].
B Druk op [Afzender] onder [Gebruik naam als].
De IP-faxbestemming wijzigen
A Druk op [Wijzigen] onder [Gebruik naam als].
B Typ de nieuwe bestemming en druk vervolgens op [OK].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
256
7
Een protocol selecteren
A Druk op [Select. Regel].
B Selecteer [H.323] of [SIP].
De SUB-code programmeren
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SUB Code].
B Druk op [Wijzigen] onder TX SUB-code.
C Typ de SUB-code in en druk vervolgens op [OK].
D Voor het invoeren van een wachtwoord drukt u op [Wijzigen] onder Wacht-
woord (SID).
E Gebruik de cijfertoetsen om het wachtwoord in te voeren en druk vervol-
gens op [OK].
F Druk op [OK].
De SUB-code programmeren
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SUB Code].
B Druk op [Wijzigen] onder RX SEP-code.
C Typ een SUB-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
D Voor het invoeren van een wachtwoord drukt u op [Wijzigen] onder Wacht-
woord (PWD).
E Gebruik de cijfertoetsen om het wachtwoord in te voeren en druk vervol-
gens op [OK].
F Druk op [OK].
De internationale TX-modus instellen
A Druk op [Wijzigen] onder Internationale TX-modus.
B Selecteer [Uit] of [Aan] en druk vervolgens op [OK].
De faxkoptekst selecteren
A Druk op [Wijzigen] onder Faxkoptekst.
B Selecteer [1e naam] of [2e naam] en druk vervolgens op [OK].
Faxbestemming
257
7
Een geregistreerde IP-faxbestemming verwijderen
Als u een bestemming verwijdert wat als bezorgingsbestemming is ingesteld,
kunnen berichten naar het geprogrammeerde Persoonlijke vakje niet worden
bezorgd. Controleer de instellingen in de faxfunctie voordat u eventuele bestem-
mingen verwijdert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de naam van de IP-faxbestemming die u wilt verwijderen. Druk
op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.].
G Druk op [Wijzigen] onder “Faxbestemming”.
H Druk op [All.verwijd.].
I Druk twee keer op [OK].
J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
258
7
E-mailbestemming
Door een e-mailbestemming te registreren, hoeft u niet elke keer het e-mailadres
in te voeren en kunt u gescande bestanden van de scanner of de faxfunctie per
e-mail versturen.
U kunt gemakkelijk een e-mailbestemming selecteren als u een “Naam" en
“Toetsweergave" registreert als de e-mailbestemming.
U kunt e-mailbestemmingen als een groep registreren.
U kunt het e-mailadres gebruiken als het afzenderadres wanneer u scanbe-
standen in de scannerstand vertuurt. Als u dit wilt doen, dient u een beveili-
gingscode op het adres van de afzender in te stellen om niet-geautoriseerde
toegang te voorkomen.
Opmerking
U kunt een e-mailadres van een LDAP-server selecteren en deze registreren
in het adresboek. Zie Scannerhandleiding.
U kunt het apparaat zo instellen dat het een Verzend-resultatenrapport per e-
mail verzendt, telkens wanneer er een document verzonden is. Zie Faxhand-
leiding.
Verwijzing
Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”
Zie Faxhandleiding.
Een e-mailbestemming registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E-mailbestemming
259
7
E Selecteer de naam van wie u het e-mailadres wilt vastleggen. Druk op de
naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
F Druk op [E-mail].
G Druk op [Wijzigen].
H Voer het e-mailadres in.
I Druk op [OK].
J Selecteer [E-mail / Internet faxbestemming] of [Alleen Internet faxbestemming].
K Als u internetfax wilt gebruiken, geef dan op of u ’Verzenden via SMTP-
server’ wilt gebruiken.
L Druk op [OK].
Opmerking
U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor het e-mailadres.
Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Pag.236 “Een gebruikerscode registreren”
Pag.284 “Namen in een groep registreren”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
260
7
Een e-mailbestemming wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam van wie u het e-mailadres wilt wijzigen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [E-mail].
G Druk op [Wijzigen] onder e-mailadres.
H Voer het e-mailadres in en druk op [OK].
E-mailbestemming
261
7
I Druk op [OK].
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Over dit apparaat
Het e-mailadres als afzender gebruiken.
A Druk op [Bescherming].
B Druk op [Afzender] onder [Gebruik naam als].
Een e-mailbestemming verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de naam van wie u het e-mailadres wilt verwijderen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [E-mail].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
262
7
G Druk op [Wijzigen] onder e-mailadres.
H Druk op [All.verwijd.].
I Druk twee keer op [OK].
J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te verwijderen, zie “Een geregis-
treerde naam verwijderen”.
Verwijzing
Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
Mappen registreren
263
7
Mappen registreren
Door een gedeelde map te registreren, kunt u rechtstreeks bestanden daarin
scannen.
Er bestaan drie soorten protocollen die u kunt gebruiken:
•SMB
Voor het verzenden van bestanden naar gedeelde Windows-mappen.
•FTP
Dit wordt gebruikt indien u bestanden naar een FTP-server wilt sturen.
•NCP
Gebruikt u bij het verzenden van bestanden naar NetWare-server.
Opmerking
Voor meer informatie over protocollen, servernamen en mapniveaus kunt u
contact opnemen met uw netwerkbeheerder.
U kunt voorkomen dat niet-geautoriseerde gebruikers toegang hebben tot
mappen op het apparaat. Zie ’Een beveiligingscode registreren’.
U kunt alleen SMB, FTP of NCP selecteren. Als u een protocol wijzigt na het
voltooien van uw instellingen, worden alle eerdere invoeren gewist.
SMB gebruiken om verbinding te maken
Opmerking
Om een map in een FTP-server te registreren, zie “FTP gebruiken voor het
verbinden”.
Om een map in een NetWare-server te registreren, zie “NCP gebruiken voor
het verbinden”.
Verwijzing
Pag.270 “FTP gebruiken om verbinding te maken”
Pag.276 “NCP gebruiken voor het verbinden”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
264
7
Een map registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam van de map die u wilt registreren. Druk op de naamtoets
of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.].
G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van Mapverificatie.
H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam.
I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op
[OK].
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord.
K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op
[OK].
Mappen registreren
265
7
M Druk op [Map].
N Druk op [SMB].
O Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
P Druk op [Afsluiten].
Q Druk op [OK].
R Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam.
U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord.
U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens.
Om een map op te geven, dient u handmatig het pad in te voeren of de map
te lokaliseren door op het netwerk te zoeken.
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer
het opnieuw.
Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd, is het SMB-gebruikersnaam en -
wachtwoord van toepassing die u hebt opgegeven in standaardinstelling
gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden) voor Bestandsoverdracht.
Als Gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw be-
heerder.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Pag.266 “De map handmatig lokaliseren”
Pag.266 “De map opsporen met In het netwerk bladeren”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
266
7
De map handmatig lokaliseren
A Druk op [Wijzigen] onder Pad.
B Voer het pad in waar de map zich bevindt.
C Druk op [OK].
Als de notatie van het ingevoerde pad niet juist is, verschijnt er een melding.
Druk op [Afsluiten], en voer dan het pad opnieuw in.
Opmerking
Voer het pad zo in: “\\ServerNaam\ShareNaam\PadNaam”.
U kunt ook IPv4-adres invoeren.
U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens.
De map opsporen met In het netwerk bladeren
A Druk op [Bladeren door netwerk].
De computers van de klant op hetzelfde netwerk als het apparaat, verschij-
nen.
Netwerk toont alleen clientcomputers waartoe u toegang heeft.
B Selecteer een computer van de klant.
Hieronder worden de gedeelde mappen weergegeven.
U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen.
C Selecteer de map die u wilt registreren.
D [OK].
Mappen registreren
267
7
Als een log-in scherm verschijnt
Dit gedeelte beschrijft hoe u inlogt op het apparaat als het log-in scherm ver-
schijnt terwijl u probeert een map te openen door in het netwerk te bladeren.
Als u geen mapverificatie heeft opgegeven of als er een onjuiste gebruikersnaam
of onjuist wachtwoord voor de mapverificatie is ingevoerd, dan verschijnt het
inlogscherm.
A Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op
[OK].
Voer de log-in gebruikersnaam in die voor mapverificatie is opgegeven.
B Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Het pad naar de geselecteerde map verschijnt.
Als er een bericht verschijnt, druk dan op [Afsluiten] en voer de log-in gebrui-
kersnaam en het wachtwoord opnieuw in.
Een map wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam van de map die u wilt wijzigen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Map].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
268
7
G Selecteer de items die u wilt wijzigen.
Wanneer u een map opgeeft, voer dan direct het pad in of selecteer het door
een verwijzing naar het netwerk te maken. Voor meer informatie raadpleegt
u "De map handmatig opsporen" en "De map opsporen met In het netwerk
bladeren".
H Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
I Druk op [OK].
J Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Het protocol wijzigen
A Druk op [FTP] of [NCP].
B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja].
Door het protocol te wijzigen worden alle instellingen die onder het vorige
protocol zijn gemaakt, verwijderd.
C Voer elk item opnieuw in.
Verwijzing
Pag.270 “Een map registreren”
Mappen registreren
269
7
Een geregistreerde map verwijderen
A [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de naam van de map die u wilt verwijderen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Map].
G Druk op het protocol dat op dit moment niet is geselecteerd.
Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
H Druk op [Ja].
I Druk op [OK].
J Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te verwijderen, zie “Een geregis-
treerde naam verwijderen”.
Verwijzing
Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
270
7
FTP gebruiken om verbinding te maken
Opmerking
Om een map te registreren in een gedeelde folder die in Windows is geconfi-
gureerd, zie “SMB gebruiken voor het verbinden”.
Om een map in een NetWare-server te registreren, zie “NCP gebruiken voor
het verbinden”.
Verwijzing
Pag.263 “SMB gebruiken om verbinding te maken”
Pag.276 “NCP gebruiken voor het verbinden”
Een map registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam van de map die u wilt registreren.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.].
G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van Mapverificatie.
H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam.
Mappen registreren
271
7
I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op
[OK].
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord.
K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op
[OK].
M Druk op [Map].
N Druk op [FTP].
O Druk op [Wijzigen] onder Servernaam.
P Voer de servernaam in en druk vervolgens op [OK].
Q Druk op [Wijzigen] onder Pad.
R Voer het pad in.
S Druk op [OK].
T Druk op [Wijzigen] onder “Poortnummer”
U Voer poort nr. in
V Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
W Druk op [Afsluiten].
X Druk op [OK].
Y Druk op [Afsluiten].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
272
7
Opmerking
Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam.
U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord.
U kunt een servernaam invoeren met maximaal 64 tekens.
U kunt een absoluut pad invoeren met deze indeling: “/gebruiker/ho-
me/gebruikersnaam’; of een relatief pad met deze indeling: “directo-
ry/subdirectory’.
Indien u het pad leeg laat, wordt aangenomen dat de login-directory de
huidige werkende directory is.
U kunt ook IPv4-adres invoeren.
U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens.
Om het poortnummer te wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Poortnum-
mer. Voer het poortnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op
{q}.
U kunt 1 tot 65535 invoeren.
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer
het opnieuw.
Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd, dan zijn de FTPB-gebruikers-
naam en het FTP-wachtwoord van toepassing die u heeft opgegeven in
Standaardgebruikersnaam/-wachtwoord (verzenden) van de instellingen
Bestandsoverdracht. Zie ’Bestandsoverdracht’ voor meer informatie.
Als Gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw be-
heerder.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Pag.266 “De map handmatig lokaliseren”
Pag.266 “De map opsporen met In het netwerk bladeren”
Mappen registreren
273
7
Een map wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam van de map die u wilt wijzigen en druk dan op [Map].
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Map].
G Selecteer de items die u wilt wijzigen.
H Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
I Druk op [OK].
J Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
274
7
Het protocol wijzigen
A Druk op [SMB] of [NCP].
B Er verschijnt een bevestigingsbericht. Druk op [Ja].
Door het protocol te wijzigen worden alle instellingen die onder het vorige
protocol zijn gemaakt, verwijderd.
C Voer elk item opnieuw in.
Verwijzing
Pag.264 “Een map registreren”
Items wijzigen onder FTP
A Druk op [Wijzigen] onder Poortnummer.
B Voer het nieuwe poortnummer in en druk vervolgens op {q}.
C Druk op [Wijzigen] onder Servernaam.
D Typ de nieuwe servernaam en druk vervolgens op [OK].
E Druk op [Wijzigen] onder “Pad”.
F Typ het nieuwe pad en druk vervolgens op [OK].
Mappen registreren
275
7
Een map verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer de naam van de map die u wilt verwijderen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Map].
G Druk op het protocol dat op dit moment niet is geselecteerd.
Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
H Druk op [Ja].
I Druk op [OK].
J Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Om een naam geheel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwij-
deren”.
Verwijzing
Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
276
7
NCP gebruiken voor het verbinden
Opmerking
Om een map te registreren in een gedeelde folder die in Windows is geconfi-
gureerd, zie “SMB gebruiken voor het verbinden”
Om een map in een FTP-server te registreren, zie “FTP gebruiken voor het
verbinden”
Verwijzing
Pag.263 “SMB gebruiken om verbinding te maken”
Pag.270 “FTP gebruiken om verbinding te maken”
Een map registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer
met de cijfertoetsen.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.].
G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van Mapverificatie.
H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam.
I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op
[OK].
Mappen registreren
277
7
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord.
K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op
[OK].
M Druk op [Map].
N Druk op [NCP].
O ’Verbindingstype’ selecteren.
Als u een map in een NDS-boomstructuur wilt opgeven, druk dan op [NDS].
Als u een map op een NetWare-server wilt opgeven, druk dan op [Bindery].
P Geef de map op.
Q Druk op [OK].
R Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam.
U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord.
Als u "Verbindingstype" heeft ingesteld op [NDS], voer dan de gebruikers-
naam in, gevolgd door de naam van de context waar het gebruikersobject
zich bevindt. Als de gebruikersnaam “gebruiker" is en de contextnaam is
“context", voer dan “user.context" in
Om een map op te geven, dient u handmatig het pad in te voeren of de map
te lokaliseren door op het netwerk te zoeken.
Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd, dan zijn de NCP-gebruikers-
naam en het NCP-wachtwoord van toepassing die u heeft opgegeven in
Standaardgebruikersnaam/-wachtwoord (verzenden) van de instellingen
Bestandsoverdracht. Zie ’Bestandsoverdracht’ voor meer informatie.
Als Gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw be-
heerder.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Pag.278 “De map handmatig lokaliseren”
Pag.278 “De map opsporen met de functie In het netwerk bladeren”
Over dit apparaat
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
278
7
De map handmatig lokaliseren
A Druk op [Wijzigen] onder Pad.
B Voer het pad in waar de map zich bevindt.
C [OK].
D Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
E Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Als u ’Verbindingstype’ instelt op [NDS], de naam van de NDS-boomstruc-
tuur is ’boomstructuur’, de naam van de context met het volume is ’con-
text’, de volumenaam is ’volume’ en de mapnaam is ’map’, dan zal het pad
zijn: ’\\boomstructuur\volume. context\map’.
Als u ’Verbindingstype’ instelt op [Bindery], en als de NetWare-servernaam
isserver, de volumenaam isvolume en de mapnaam ismap, dan zal
de padnaam zijn: ’\\server\volume\map’.
U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens.
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer
het opnieuw.
De map opsporen met de functie In het netwerk bladeren
A Druk op [Bladeren door netwerk].
B Als u ’Verbindingstype’ heeft ingesteld op [NDS], dan verschijnt een lijst
met items in de NDS-boomstructuur. Als u ’Verbindingstype’ heeft inge-
steld op [Bindery], dan verschijnt een lijst met items op de NetWare-server.
C Zoek naar de bestemmingsmap in de NDS-boomstructuur of NetWare-ser-
ver.
U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen.
D Selecteer de map die u wilt registreren.
E [OK].
Opmerking
Alleen de mappen die u kunt openen, verschijnen in [Bladeren door netwerk].
Als de talen die worden gebruikt op het apparaat en de bestemming die u
wilt bekijken van elkaar verschillen, dan verschijnen de items in de lijst
wellicht niet correct.
Er kunnen maximaal 100 items in de lijst worden weergegeven.
Mappen registreren
279
7
Een geregistreerde map wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de gebruiker van de geregistreerde map die u wilt wijzigen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Map].
G ’Verbindingstype’ selecteren.
Als u een map in een NDS-boomstructuur wilt opgeven, druk dan op [NDS].
Als u een map op een NetWare-server wilt opgeven, druk dan op [Bindery].
H Geef de map op.
Om een map op te geven, dient u handmatig het pad in te voeren of de map
te lokaliseren door op het netwerk te zoeken.
I Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
J Druk op [OK].
K Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde
naam wijzigen”.
Verwijzing
Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
280
7
Het protocol wijzigen
A Druk op [SMB] of [FTP].
B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja].
Door het protocol te wijzigen worden alle instellingen die onder het vorige
protocol zijn gemaakt, verwijderd.
C Voer elk item opnieuw in.
Verwijzing
Pag.264 “Een map registreren”
Pag.270 “Een map registreren”
Een map verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Druk op [Verwijderen].
E Selecteer een gebruiker van de map die u wilt verwijderen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Map].
G Druk op het protocol dat op dit moment niet is geselecteerd.
Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
Mappen registreren
281
7
H Druk op [Ja].
I Druk op [OK].
J [Afsluiten].
Opmerking
Om een naam geheel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwij-
deren”.
Verwijzing
Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
282
7
Namen in een groep registreren
U kunt namen registreren in een groep voor een eenvoudig beheer van e-maila-
dressen en mappen voor elke groep.
Om namen aan een groep toe te voegen, moeten groepen vooraf zijn geregis-
treerd.
Belangrijk
Indien u de Scan to Folder-functie gebruikt, kunt u geen gescande bestanden
sturen naar een groep waarvoor meer dan 50 mappen zijn geregistreerd.
Het maximumaantal bestemmingen dat in een groep kan worden geregis-
treerd is 500.
Opmerking
U kunt een beveiligingscode instellen om niet-geautoriseerde toegang tot de
mappen die geregistreerd zijn in een groep, te voorkomen. Zie voor meer in-
formatie “Een beveiligingscode registreren’.
Verwijzing
Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”
Een groep registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Druk op [Nieuw progr.].
Namen in een groep registreren
283
7
F Druk op [Wijzigen] onder Groepnaam.
G Voer de groepsnaam in en druk vervolgens op [OK].
De naam op de toets wordt automatisch ingesteld.
H Druk, indien nodig, op de titeltoets onder Titel selecteren.
I Als u de toetsweergave wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Toets-
weergave. Voer de toetsweergave in en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [OK].
Opmerking
U kunt de volgende toetsen selecteren:
[Frequent]: Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weerge-
geven.
[AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] tot [10]
Wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel.
U kunt de [Frequent] en nog een pagina voor elke titel selecteren.
Verwijzing
Over dit apparaat
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
284
7
Namen in een groep registreren
Namen die zijn geregistreerd in het adresboek kunnen in een groep worden geplaatst.
Wanneer u nieuwe namen registreert, kunt u tegelijkertijd ook groepen registreren.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam die u in een groep wilt registreren.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Toev aan grp].
G Selecteer de groep waar u de naam aan wilt toevoegen.
Namen in een groep registreren
285
7
De groeptoets die u heeft geselecteerd wordt gemarkeerd en de naam wordt
hieraan toegevoegd.
H Druk op [OK].
Een groep toevoegen aan een andere groep
U kunt een groep toevoegen aan een andere groep.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de groep die u in een andere groep wilt plaatsen.
Druk op de groeptoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoet-
sen in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Toev aan grp].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
286
7
G Selecteer de groep waaraan u deze wilt toevoegen.
De groeptoets die u heeft geselecteerd wordt gemarkeerd en de groep wordt
hieraan toegevoegd.
H Druk op [OK].
Namen weergeven die in een groep zijn geregistreerd
U kunt de namen of groepen van iedere groep controleren.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
Namen in een groep registreren
287
7
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de groep waar de leden staan geregistreerd die u wilt controleren.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Geprogr. Gebr./Groep].
Alle namen die zijn geregistreerd zullen worden getoond.
G Druk op [OK].
Een naam verwijderen uit een groep
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam die u uit een groep wilt verwijderen.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen
in.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Toev aan grp].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
288
7
G Selecteer de groep waaruit u de naam wilt verwijderen.
De groeptoets die u heeft geselecteerd wordt gemarkeerd en de naam wordt
hieraan toegevoegd.
H Druk op [OK].
Een groep in een andere groep verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
Namen in een groep registreren
289
7
E Selecteer de groep van waaruit u wilt verwijderen.
Druk op de groeptoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoet-
sen.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Toev aan grp].
De toetsen van de groepen waarin de groep is geregistreerd worden gemar-
keerd.
G Selecteer de groep van waaruit u wilt verwijderen.
De groeptoets is niet meer geselecteerd en de groep is hieruit verwijderd.
H [OK].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
290
7
Een Groepsnaam wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Druk op het groepsnummer dat u wilt wijzigen.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Om de groepsnaam en de toetsweergave te wijzigen drukt u op [Wijzigen]
onder Groepsnaam of Toetsweergave.
G Voer de nieuwe groepsnaam of toetsweergave in en druk vervolgens op
[OK].
H Om de titel te wijzigen drukt u op de titeltoets onder Titel selecteren.
I Om het registratienummer te wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Registra-
tienummer.
J Voer het nieuwe registratienummer in met de cijfertoetsen.
K Druk op de toets {q}.
L Druk op [OK].
Namen in een groep registreren
291
7
Een groep verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
D Druk op [Verwijderen].
E Druk op [Ja].
F Druk op een groepstoets die u wilt verwijderen.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
G Druk op [Ja].
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
292
7
Een beveiligingscode registreren
U kunt het verzenden van afzendernamen of het openen van mappen stopzetten
door een beveiligingscode in te stellen.
U kunt deze functie gebruiken om het volgende te beveiligen:
•Mappen
U kunt niet-geautoriseerde toegang tot mappen voorkomen.
Afzendernamen
U kunt misbruik van afzendernamen voorkomen.
Verwijzing
Pag.236 “Een gebruikerscode registreren”
Een beveiligingscode voor een enkele gebruiker registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Selecteer de naam voor wie u de beveiligingscode wilt registreren.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
Een beveiligingscode registreren
293
7
F Druk op [Bescherming].
G Druk op [Bestemming] of [Afzender] onder Naam gebruiken als
Zowel [Bestemming] als [Afzender] kunnen tegelijkertijd worden geselecteerd.
H Druk op [Wijzigen] onder Beveiligingscode.
I Typ een beveiligingscode met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {q}.
J Druk op [OK].
K Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Geef een beveiligingscode van maximaal acht cijfers op. U kunt “Beveili-
ging” ook instellen zonder een beveiligingscode.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
294
7
Een beveiligingscode voor een groep gebruikers registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Druk op de groeptoets die u wilt registreren of typ het geregistreerde num-
mer met de cijfertoetsen.
F Druk op [Bescherming].
G Druk op [Mapbestemming] onder Beveiligingsobject.
H Druk op [Wijzigen] onder Beveiligingscode.
I Typ een beveiligingscode met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de
{q}-toets.
J Druk op [OK].
K Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Geef een beveiligingscode van maximaal acht cijfers op. U kunt “Beveili-
ging” ook instellen zonder een beveiligingscode.
SMTP en LDAP verificatie registreren
295
7
SMTP en LDAP verificatie registreren
SMTP-verificatie
Voor elke gebruiker die in het Adresboek is geregistreerd kunt u een log-in ge-
bruikersnaam en een log-in wachtwoord registreren voor gebruik bij het openen
van een SMTP-server.
Om een SMTP-server te gebruiken, moet deze vooraf zijn geprogrammeerd.
Belangrijk
Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor SMTP-verificatie, dan zijn de
gebruikersnaam en het wachtwoord van toepassing die u hebt opgegeven in
SMTP-verificatie van de instellingen voor Bestandsoverdracht. Zie ’Bestands-
overdracht’ voor meer informatie.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer
met de cijfertoetsen
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info].
G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van SMTP-verificatie.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
296
7
H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam.
I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op
[OK].
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord.
K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op
[OK].
M [OK].
Opmerking
Om de naam te registreren, zie "Namen registreren”.
U kunt maximaal 191 tekens invoeren voor de gebruikersnaam.
Wanneer u POP gebruikt voor SMTP-verificatie, kunt maximaal 63 karak-
ters invoeren.
U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord.
Om de instellingen voor de SMTP-verificatie te wijzigen, herhaalt u stap
B
tot
M
.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Pag.16 “Netwerkinstellingen”
Over dit apparaat
SMTP en LDAP verificatie registreren
297
7
LDAP-verificatie
Voor elke gebruiker die in het adresboek is opgeslagen, kunt u een gebruikers-
naam en wachtwoord voor het aanmelden opslaan wat moet worden gebruikt
voor toegang tot de LDAP-server.
Om een LDAP-server te gebruiken, moet deze vooraf zijn geprogrammeerd.
Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie.
Belangrijk
Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor LDAP-verificatie, dan zijn de
gebruikersnaam en het wachtwoord van toepassing die u in LDAP-server
programmeren/wijzigen van de instellingen voor Beheerderstoepassingen
hebt opgegegeven. Voor details, zie ’LDAP-serverinstellingen’.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.].
C Druk op [Adresboekmanagement].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikersco-
de, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer
met de cijfertoetsen.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.].
G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van LDAP-verificatie.
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
298
7
H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam.
I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op
[OK].
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord.
K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op
[OK].
M Druk op [OK].
Opmerking
Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor LDAP-verificatie, zijn uw
gebruikersnaam en wachtwoord van toepassing die u hebt opgegeven in
LDAP-server programmeren/wijzigen van de beheerdersinstellingen.
U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor de gebruikersnaam.
Om de instellingen voor de LDAP-verificatie te wijzigen, herhaalt u stap
B
tot
M
.
Verwijzing
Pag.231 “Namen registreren”
Over dit apparaat
299
8. Andere
gebruikersinstellingen
Met aanvankelijke instellingen kunt u tussen talen wisselen en het aantal afge-
drukte papieren controleren door de teller weer te geven.
Voor meer informatie over hoe u betreffende instellingen opent, raadpleegt u
’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’.
Verwijzing
Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Onderhoud
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in Onderhoud.
Met [Onderhoud] kunt u kleurafwijking en helling corrigeren.
Automatische kleurkalibratie
Als een bepaalde kleur overheerst of de kleur van de kopie wijkt af van die
van het origineel, pas dan de balans van geel, magenta, cyaan en zwart aan.
Kleurregistratie
Als uit de documenten in kleur blijkt dat er een verplaatsing heeft plaatsge-
vonden, voer dan een automatische kleurregistratie uit.
Opmerking
Voor details over ’Automatische kleurkalibratie’ en ’Kleurregistratie’, zie
Probleemoplossing.
Verwijzing
Problemen oplossen
Andere gebruikersinstellingen
300
8
De taal van het display wijzigen
U kunt de taal die op het display wordt gebruikt, wijzigen. De standaardinstel-
ling is Engels.
A Druk op [Français].
De taal wordt gewijzigd in Frans.
B Druk op [Sortie].
Het menu wordt in het Frans weergegeven.
Informatie
301
8
Informatie
Met de informatiefunctie kunt u telefoonnummers controleren die u gebruikt
voor reparaties of het bestellen van verbruiksartikelen zoals toner. Neem contact
op met uw leverancier om het volgende te verifiëren:
Verbruiksartikelen
Telefoonnummer voor bestellingen
•Toner
•Nieten
Nieten (midden)
TX stempelnaam
Onderhoud/reparatie van het apparaat
Telefoonnummer
Serienummer van de machine
Verkoper
Telefoonnummer
A Druk op [Informatie].
De informatie wordt weergegeven.
B Druk op [Informatie afdrukken].
Andere gebruikersinstellingen
302
8
C Druk op de toets {Start}.
De informatie wordt afgedrukt.
D Druk twee keer op [Afsluiten].
Teller
303
8
Teller
De teller voor Totaal weergegeven
U kunt de totale tellerwaarde weergeven die voor alle functies wordt gebruikt.
A Druk op [Teller].
B Als u de tellerlijst wilt afdrukken, drukt u op [Tellerlijst afdrukken].
C Druk op de toets {Start}.
De tellerlijst wordt afgedrukt.
Andere gebruikersinstellingen
304
8
305
9. Bijlage
Specificaties voor de hoofdeenheid
Configuratie:
Desktop
Type beeldvormer:
OPC-drum
Scannen van het origineel:
Solidstate scanner met CCD
Kopieerproces:
Droog elektrostatisch overdrachtsysteem
Ontwikkeling:
Droog twee-componenten ontwikkelingssysteem met magnetische borstel
Fixeren:
Olieloze band fuseren
Resolutie:
600 dpi
Glasplaat:
Type stationaire belichting van originelen
Referentiepositie origineel:
Hoek linksboven
Opwarmtijd:
Type 1,2: 45 seconden of minder (23 °C)
Originelen:
Vel/boek/objecten
Maximaal formaat origineel:
A3L, 11" × 17"L
Formaat kopieerpapier:
•Laden: A3L-A5K, 11"×17"L-7
1
/
4
"×10
1
/
2
"L
•Handinvoer:A3L-A6L, 11"×17"L-7
1
/
4
"×10
1
/
2
"L
Handinvoer (aangepast formaat): Verticaal: 90,0-305,0mm, 3,55"-12,00"
Horizontaal: 148,0-600,0mm, 5,83"-23,62"
Duplexeenheid: A3L-A5K, 11"×17"L-10
1
/
2
"L
•LCT: A4K, 8
1
/
2
" × 11"K
Bijlage
306
9
Papiergewicht:
Papierlade: 60-216g/m
2
, 16-57lb.
Handinvoer: 60-257g/m
2
, 16-68lb.
Duplex: 64-169g/m
2
, 17-45lb.
Niet-reproduceerbare gebieden:
Bovengrens: 4,5±1,5mm, 0,18"-0,06"
Ondergrens: 0,5-6,0mm, 0"-0,24"
Linkergrens: 0,5-4,0mm, 0"-0,16"
Rechtergrens: 0,5-4,0mm, 0"-0,16"
Tijd voor eerste kopie:
Type 1, 2:
Kleur: 9,7 seconden of minder
Z&W: 6,7 seconden of minder
Kopieersnelheid: (type 1) Kleur / Z&W
12/12 kopieën/minuut (A3L, 11" × 17"L)
25/25 kopieën/minuut (A4K, 8
1
/
2
" × 11"K)
Kopieersnelheid: (type 2) Kleur / Z&W
15/15 kopieën/minuut (A3L, 11" × 17"L)
30/30 kopieën/minuut (A4K, 8
1
/
2
" × 11"K)
Reproductieratio
Vaste reproductieratio’s:
•Vergroting
Volledig formaat
Metrische versie Inch-versie
400% 400%
200% 200%
141% 155%
122% 129%
115% 121%
Metrische versie Inch-versie
100% 100%
Specificaties voor de hoofdeenheid
307
9
•Verkleining
In-/uitzoomen: van 25 tot 400% in stappen van 1%
Maximale continue kopieeropdracht:
999 vellen
Papiercapaciteit:
Lade 1,2: 550 vellen (80g/m
2
, 20lb.)
Handinvoer: 100 vellen papier (80g/m
2
, 20lb.)
Stroomverbruik:
Alleen hoofdeenheid
Volledig systeem
Het complete systeem bestaat uit de hoofdeenheid, boekjesfinisher, bulklade,
bestandsomzetter, IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface-eenheid en USB-
hostinterface-eenheid.
Afmetingen (B × D × H tot glasplaat):
650×659×740mm, 25,6"×26,0"×30,0"
Ruimte voor de hoofdeenheid (B × D):
Type 1,2: 855×659mm, 33,7"×26,0"
Metrische versie Inch-versie
93% 93%
82% 85%
75% 78%
71% 73%
65% 65%
50% 50%
25% 25%
Type 1 Type 2
Opwarmen ongeveer 1,60 kW ongeveer 1,60 kW
Stand-by ongeveer 0,20 kW ongeveer 0,20 kW
Tijdens afdrukken ongeveer 1,10 kW ongeveer 1,10 kW
Maximaal ongeveer 1,60 kW ongeveer 1,60 kW
Type 1 Type 2
Opwarmen ongeveer 1,60 kW ongeveer 1,60 kW
Stand-by ongeveer 0,20 kW ongeveer 0,20 kW
Tijdens afdrukken ongeveer 1,10 kW ongeveer 1,10 kW
Maximaal ongeveer 1,60 kW ongeveer 1,60 kW
Bijlage
308
9
Geluidsniveau:
Niveau geluidssterkte:
Alleen hoofdeenheid
Volledig systeem
Niveau geluidsdruk:
Alleen hoofdeenheid
Volledig systeem
Geluidssterkteniveau en geluidsdrukniveau zijn huidige waarden ge-
meten in overeenstemming met ISO 7779.
Geluidssterkteniveau en geluidsdrukniveau worden gemeten vanuit de
positie van de omstander.
Het complete systeem bestaat uit de hoofdeenheid, automatische papie-
rinvoer, papiereenheid met 2 laden, verbindingseenheid, boekjesfinis-
her en perforatiekit voor de boekjesfinisher.
Gewicht:
Type 1, 2: ongeveer 105 kg, 231,5lb.
HDD:
40 GB of meer
Capaciteit voor de Document Server
16,8 GB
Capaciteit voor geheugenopslag
3,4-8,7 GB
Capaciteit voor overige zaken
8,7 GB of meer
Type 1 Type 2
Stand-by minder dan 40 dB (A) minder dan 40 dB (A)
Kopiëren minder dan 65 dB (A) minder dan 65 dB (A)
Type 1 Type 2
Stand-by minder dan 40 dB (A) minder dan 40 dB (A)
Kopiëren minder dan 70 dB (A) minder dan 70 dB (A)
Type 1 Type 2
Stand-by minder dan 26 dB (A) minder dan 26 dB (A)
Kopiëren minder dan 51 dB (A) minder dan 51 dB (A)
Type 1 Type 2
Stand-by minder dan 26 dB (A) minder dan 26 dB (A)
Kopiëren minder dan 59 dB (A) minder dan 60 dB (A)
Specificaties voor de hoofdeenheid
309
9
Automatische documentinvoer
Breng deze omlaag over de originelen voor het kopiëren.
Modus:
ADF-modus, batchmodus, SADF-modus, Gemengde formaten-modus, Ori-
ginelen met een afwijkende maat modus Auto detectie (A4, 8
1
/
2
" × 11")
Formaat origineel:
A3L-A5KL 11"×17"L-5
1
/
2
"×8
1
/
2
KL Verticaal: 128-297mm, 5,1"-11,7"
Horizontaal: 128-1260mm, 5,1"-49,6"
Maximum aantal originelen:
50 vellen (80g/m
2
, 9,07kg.)
Afmetingen (B × D × H):
550× 491 × 120mm; 21,7" × 19,4" × 49,7"
Gewicht:
Ca. 10kg, 22,1lb.
Bijlage
310
9
Specificaties voor opties
Deksel van de glasplaat
Breng deze omlaag over de originelen voor het kopiëren.
500-vel finisher
Papierformaat:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L,
8
1
/
2
"×11"KL, 51/
2
"×8
1
/
2
"L
Papiergewicht:
52-128g/m
2
, 14-34lb.
Stapelcapaciteit:
500 vellen: A4KL, B5JISKL, A5KL, 8
1
/
2
"×11"KL, 5
1
/
2
"×8
1
/
2
"L
250 vellen: A3L, B4JISL 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L
Papierformaat voor nieten:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L, 8
1
/
2
"×11"KL
Nietcapaciteit:
30 vellen: A3L, B4JISL, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L (80g/m
2
, 20lb.)
50 vellen: A4KL, B5JISKL, 8
1
/
2
"×11"KL (80g/m
2
, 20lb.)
Papiergewicht voor nieten:
64-90g/m
2
, 17-24lb.
Nietpositie:
1 nietje - 2 posities
2 nietjes - 2 posities
Stroomverbruik:
50W of minder (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid)
Afmetingen (B × D × H):
411× 521 × 261mm; 16,2" × 20,6" × 10,3"
•Gewicht:
Ca. 12kg, 26,5lb.
1000-vel finisher
Finisher-bovenuitvoer:
Papierformaat:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, B6JISL, A6L, 11"×17"L,
8
1
/
2
"×14"L, 8
1
/
2
"×13"L, 8
1
/
2
"×11"KL, 8
1
/
4
"×14"L, 8
1
/
4
"×13"L,
8"×13"L, 5
1
/
2
"×8
1
/
2
"KL, 7
1
/
4
"×10
1
/
2
"KL
Papiergewicht:
52-260g/m
2
, 14-69lb.
Specificaties voor opties
311
9
Stapelcapaciteit:
250 vellen: A4KL, 8
1
/
2
"×11"KL of kleiner (80g/m
2
, 20lb.)
50 vellen: B4JISL, 8
1
/
2
"×14"L of groter (80g/m
2
, 20lb)
Finisher staffellade:
Papierformaat:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L,
8
1
/
2
"×13"L, 8
1
/
2
"×11"KL, 8
1
/
4
"×14"L, 8
1
/
4
"×13"L, 8"×13"L,
5
1
/
2
"×8
1
/
2
"KL, 7
1
/
4
"×10
1
/
2
"KL
Papiergewicht:
52-163g/m
2
, 14-43lb.
Stapelcapaciteit:
Geen nieten:
1.000 vellen: A4KL, 8
1
/
2
"×11"KL of kleiner (80g/m
2
, 20lb.)
500 vellen: B4JISL, 8
1
/
2
"×14"L of groter (80g/m
2
, 20lb)
Nieten:
2-9 vellen: 100 sets (A4K, 8
1
/
2
"×11"K) (80g/m
2
, 20lb.)
10-50 vellen: 100–20 sets (A4K, 8
1
/
2
"×11"K) (80g/m
2
, 20lb.)
2-9 vellen: 100 sets (A4L, B5JISKL, 8
1
/
2
"×11"L) (80g/m
2
, 20lb.)
10-50 vellen: 50–10 sets (A4L, B5JISKL, 8
1
/
2
"×11"L) (80g/m
2
, 20lb.)
2-9 vellen: 50 sets (A3L, B4JISL, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L) (80g/m
2
,
20lb.)
10-30 vellen: 50-10 sets (A3L, B4JISL, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L)
(80g/m
2
, 20lb.)
Nietcapaciteit:
30 vellen: B4JISL, 8
1
/
2
"×14"L of groter (80g/m
2
, 20lb)
50 vellen: A4KL, 8
1
/
2
"×11"KL of kleiner (80g/m
2
, 20lb.)
Nietpapierformaat:A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, 11"×17"L,
8
1
/
2
"×14"L, 8
1
/
2
"×13"L, 8
1
/
2
"×11"KL, 8
1
/
4
"×14"L, 8
1
/
4
"×13"L,
8"×13"L, 7
1
/
4
"×10
1
/
2
"KL
Papiergewicht voor nieten:
64-90g/m
2
, 17-28lb.
Nietpositie:
1 nietje - 2 posities
2 nietjes - 1 positie
Stroomverbruik:
Ca. 50W (stroom geleverd door hoofdeenheid)
Afmetingen (B × D × H):
520× 520 × 790mm; 20,5" × 20,5" × 31,2"
•Gewicht:
Ca. 25kg, 55,1lb.
Bijlage
312
9
Boekjefinisher
Finisher-bovenuitvoer:
Papierformaat:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, A6L, B6JISL, 11"×17"L,
8
1
/
2
"×14"L, 8
1
/
2
"×11"KL, 8
1
/
2
"×5
1
/
2
"L
Papiergewicht:
52-105g/m
2
, 14-28lb.
Stapelcapaciteit:
100 vellen: A4KL, B5JISKL, A5KL, A6L, B6JISL, 11"×17"L,
8
1
/
2
"×11"KL, 8
1
/
2
"×5
1
/
2
"L
50 vellen: A3L, B4JISL, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L
Finisher staffellade:
Papierformaat:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, A6L, B6JISL, 11"×17"L,
8
1
/
2
"×14"L, 8
1
/
2
"×11"KL, 8
1
/
2
"×5
1
/
2
"L
Papiergewicht:
52-250g/m
2
, 14–66,5lb.
Stapelcapaciteit:
Geen nieten:
1.000 vellen: A4KL, B5JISKL, A5KL, 8
1
/
2
"×11"KL (80g/m
2
,
20lb.)
500 vellen: A3L, B4JISL, 8
1
/
2
"×14"L, 11"×17"L (80g/m
2
, 20lb.)
Nieten:
2-9 vellen: 100 sets (A4KL, B5JISKL, 8
1
/
2
"×11"KL) (80g/m
2
, 20lb.)
10-50 vellen: 100–20 sets (A4KL, B5JISKL, 8
1
/
2
"×11"KL) (80g/m
2
,
20lb.)
2-9 vellen: 50 sets (A3L, B4JISL, 8
1
/
2
"×14"L, 11"×17"L) (80g/m
2
,
20lb.)
10–30 vellen: 50–10 sets (A3L, B4JISL, 8
1
/
2
"×14"L, 11"×17"L)
(80g/m
2
, 20lb.)
Nietcapaciteit:
2-30 vellen: A3L B4JISL, 8
1
/
2
"×14"L, 11"×17"L (80g/m
2
, 20lb.)
2-50 vellen: A4KL, B5JISKL, A5JISKL, 8
1
/
2
"×11"KL (80g/m
2
,
20lb.)
Papierformaat voor nieten:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L,
8
1
/
2
"×11"KL
Papiergewicht voor nieten:
60-90g/m
2
, 17-24lb.
Specificaties voor opties
313
9
Nietpositie
1 nietjes - 2 posities
2 nietjes - 2 posities
Zadelsteek
Papierformaat:
A3L, B4JISL , A4L, B5JISL , 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L, 8
1
/
2
"×11"L
Zadelsteekcapaciteit:
2-10 vellen
Stapelcapaciteit:
2-5 vellen: 20 sets
6–10 vellen: 10 sets
•Vouwen:
Vouwen in het midden
Papiergewicht:
64-90g/m
2
, 17-24lb.
Positie:
1 positie
Stroomverbruik:
60W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid)
Afmetingen (B × D × H)
535× 600 × 930mm; 21" × 23,7" × 36,7"
•Gewicht:
Ca. 48kg, 105,9lb.
Perforatiekit (boekjesfinisher)
Papierformaat:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5K, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L,
8
1
/
2
"×11"KL
Papiergewicht:
52-163g/m
2
, 14-43,4lb.
Bijlage
314
9
2-lade papiereenheid
Papierformaat:
A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5K, 11"×17"L, 8
1
/
2
"×14"L,
8
1
/
2
"×11"KL, 8
1
/
4
"×14"L, 7
1
/
4
"×10
1
/
2
"KL, 8"×13"L, 8
1
/
2
"×13"L,
8
1
/
4
"×13"L, 8KL, 16KKL
Papiergewicht:
60-216g/m
2
, 16-57lb.
Papiercapaciteit:
1.100 vellen (80g/m
2
, 20lb.) ×2 laden
Stroomverbruik:
Maximaal 50W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid)
Afmetingen (B × D × H):
580× 620 × 260mm; 22,9" × 24,5" × 10,3"
•Gewicht:
Ca. 25kg 55,2lb.
Bulklade
Papierformaat:
A4K, 8
1
/
2
" × 11"K
Papiergewicht:
60-105g/m
2
, 16-28lb.
Papiercapaciteit:
2.000 vellen (80g/m
2
, 20lb.)
Stroomverbruik:
Maximaal 50W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid)
Afmetingen (B × D × H, optionele eenheid):
580× 620 × 260mm; 22,9" × 24,5" × 10,3"
•Gewicht:
Ca. 25kg, 55,2lb.
Verbindingseenheid
•Afmetingen:
415× 412 × 111mm; 16,4" × 16,3" × 4,4"
•Gewicht:
Ca. 5kg, 11lb.
Informatie over geïnstalleerde Software
315
9
Informatie over geïnstalleerde Software
expat
De software, inclusief controller en dergelijke (hierna te noemen ’software’
die op dit product is geïnstalleerd, maakt gebruik van de expat onder de vol-
gende voorwaarden.
De producent biedt garantie en ondersteuning voor de software van het pro-
duct met inbegrip van de expat en de producent vrijwaart de oorspronkelijke
ontwikkelaar en bezitter van de auteursrechten van deze verplichtingen.
Informatie over de expat is te lezen op:
http://expat.sourceforge.net/
Copyright (c) 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Centre, Ltd. and Clark
Cooper.
Copyright © 2001, 2002 Expat maintainers.
Permission is hereby granted, free of charge, to any person obtaining a copy of
this software and associated documentation files (the "Software"), to deal in the
Software without restriction, including without limitation the rights to use, co-
py, modify, merge, publish, distribute, sublicense, and/or sell copies of the Soft-
ware, and to permit persons to whom the Software is furnished to do so, subject
to the following conditions:
The above copyright notice and this permission notice shall be included in all co-
pies or substantial portions of the Software.
THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS", WITHOUT WARRANTY OF ANY
KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO THE
WARRANTIES OF MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A PARTICULAR
PURPOSE AND NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL THE AU-
THORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE LIABLE FOR ANY CLAIM, DAMA-
GES OR OTHER LIABILITY, WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT,
TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM, OUT OF OR IN CONNECTION
WITH THE SOFTWARE OR THE USE OR OTHER DEALINGS IN THE SOFT-
WARE.
Bijlage
316
9
NetBSD
1. Copyright Notice of NetBSD
For all users to use this product:
This product contains NetBSD operating system:
For the most part, the software constituting the NetBSD operating system is not
in the public domain; its authors retain their copyright.
The following text shows the copyright notice used for many of the NetBSD
source code. For exact copyright notice applicable for each of the files/binaries,
the source code tree must be consulted.
A full source code can be found at http://www.netbsd.org/.
Copyright © 1999, 2000 The NetBSD Foundation, Inc.
All rights reserved.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modifica-
tion, are permitted provided that the following conditions are met:
A Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer.
B Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice,
this list of conditions and the following disclaimer in the documentation
and/or other materials provided with the distribution.
C All advertising materials mentioning features or use of this software must
display the following acknowledgment:
This product includes software developed by The NetBSD Foundation, Inc.
and its contributors.
D Neither the name of The NetBSD Foundation nor the names of its contribu-
tors may be used to endorse or promote products derived from this software
without specific prior written permission.
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE NETBSD FOUNDATION, INC. AND
CONTRIBUTORS ’’AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES,
INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MER-
CHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE
DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE FOUNDATION OR CONTRIBU-
TORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL,
EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT
LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES;
LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWE-
VER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CON-
TRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR
OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFT-
WARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
Informatie over geïnstalleerde Software
317
9
2.Authors Name List
All product names mentioned herein are trademarks of their respective owners.
The following notices are required to satisfy the license terms of the software
that we have mentioned in this document:
This product includes software developed by the University of California,
Berkeley and its contributors.
This product includes software developed by Jonathan R. Stone for the
NetBSD Project.
This product includes software developed by the NetBSD Foundation, Inc.
and its contributors.
This product includes software developed by Manuel Bouyer.
This product includes software developed by Charles Hannum.
This product includes software developed by Charles M. Hannum.
This product includes software developed by Christopher G. Demetriou.
This product includes software developed by TooLs GmbH.
This product includes software developed by Terrence R. Lambert.
This product includes software developed by Adam Glass and Charles Hannum.
This product includes software developed by Theo de Raadt.
This product includes software developed by Jonathan Stone and Jason R.
Thorpe for the NetBSD Project.
This product includes software developed by the University of California, La-
wrence Berkeley Laboratory and its contributors.
This product includes software developed by Christos Zoulas.
This product includes software developed by Christopher G. Demetriou for
the NetBSD Project.
This product includes software developed by Paul Kranenburg.
This product includes software developed by Adam Glass.
This product includes software developed by Jonathan Stone.
This product includes software developed by Jonathan Stone for the NetBSD
Project.
This product includes software developed by Winning Strategies, Inc.
This product includes software developed by Frank van der Linden for the
NetBSD Project.
This product includes software developed for the NetBSD Project by Frank
van der Linden
This product includes software developed for the NetBSD Project by Jason R.
Thorpe.
The software was developed by the University of California, Berkeley.
This product includes software developed by Chris Provenzano, the Univer-
sity of California, Berkeley, and contributors.
Bijlage
318
9
Sablotron
Sablotron (Version 0.82) Copyright © 2000 Ginger Alliance Ltd. All Rights Re-
served
a) The application software installed on this product includes the Sablotron soft-
ware Version 0.82 (hereinafter, "Sablotron 0.82"), with modifications made by the
product manufacturer. The original code of the Sablotron 0.82 is provided by Gin-
ger Alliance Ltd., the initial developer, and the modified code of the Sablotron 0.82
has been derived from such original code provided by Ginger Alliance Ltd.
b) The product manufacturer provides warranty and support to the application
software of this product including the Sablotron 0.82 as modified, and the pro-
duct manufacturer makes Ginger Alliance Ltd., the initial developer of the Sa-
blotron 0.82, free from these obligations.
c) The Sablotron 0.82 and the modifications thereof are made available under the
terms of Mozilla Public License Version 1.1 (hereinafter, "MPL 1.1"), and the ap-
plication software of this product constitutes the "Larger Work" as defined in
MPL 1.1. The application software of this product except for the Sablotron 0.82
as modified is licensed by the product manufacturer under separate agree-
ment(s).
d) The source code of the modified code of the Sablotron 0.82 is available at:
http://support-download.com/services/device/sablot/notice082.html
e) The source code of the Sablotron software is available at: http://www.ginge-
rall.com
f) MPL 1.1 is available at: http://www.mozilla.org/MPL/MPL-1.1.html
JPEG LIBRARY
The software installed on this product is based in part on the work of the In-
dependent JPEG Group.
Informatie over geïnstalleerde Software
319
9
SASL
CMU libsasl
Tim Martin
Rob Earhart
Rob Siemborski
Copyright (c) 2001 Carnegie Mellon University. All rights reserved.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modifica-
tion, are permitted provided that the following conditions are met:
A Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer.
B Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice,
this list of conditions and the following disclaimer in the documentation
and/or other materials provided with the distribution.
C The name "Carnegie Mellon University" must not be used to endorse or pro-
mote products derived from this software without prior written permission.
For permission or any other legal details, please contact:
Office of Technology Transfer
Carnegie Mellon University
5000 Forbes Avenue
Pittsburgh, PA 15213-3890
(412) 268-4387, fax: (412) 268-7395
tech-transfer@andrew.cmu.edu
D Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowle-
dgment:
"This product includes software developed by Computing Services at Carne-
gie Mellon University (http://www.cmu.edu/computing/)."
CARNEGIE MELLON UNIVERSITY DISCLAIMS ALL WARRANTIES WITH
REGARD TO THIS SOFTWARE, INCLUDING ALL IMPLIED WARRANTIES
OF MERCHANTABILITY AND FITNESS, IN NO EVENT SHALL CARNEGIE
MELLON UNIVERSITY BE LIABLE FOR ANY SPECIAL, INDIRECT OR CON-
SEQUENTIAL DAMAGES OR ANY DAMAGES WHATSOEVER RESULTING
FROM LOSS OF USE, DATA OR PROFITS, WHETHER IN AN ACTION OF
CONTRACT, NEGLIGENCE OR OTHER TORTIOUS ACTION, ARISING OUT
OF OR IN CONNECTION WITH THE USE OR PERFORMANCE OF THIS
SOFTWARE.
Bijlage
320
9
MD4
Copyright (C) 1990-2, RSA Data Security, Inc. All rights reserved.
License to copy and use this software is granted provided that it is identified as
the "RSA Data Security, Inc. MD4 Message-Digest Algorithm" in all material
mentioning or referencing this software or this function.
License is also granted to make and use derivative works provided that such
works are identified as "derived from the RSA Data Security, Inc. MD4 Message-
Digest Algorithm" in all material mentioning or referencing the derived work.
RSA Data Security, Inc. makes no representations concerning either the mer-
chantability of this software or the suitability of this software for any particular
purpose. It is provided "as is" without express or implied warranty of any kind.
These notices must be retained in any copies of any part of this documentation
and/or software.
MD5
Copyright (C) 1991-2, RSA Data Security, Inc. Created 1991. All rights reserved.
License to copy and use this software is granted provided that it is identified as
the "RSA Data Security, Inc. MD5 Message-Digest Algorithm" in all material
mentioning or referencing this software or this function.
License is also granted to make and use derivative works provided that such
works are identified as "derived from the RSA Data Security, Inc. MD5 Message-
Digest Algorithm" in all material mentioning or referencing the derived work.
RSA Data Security, Inc. makes no representations concerning either the mer-
chantability of this software or the suitability of this software for any particular
purpose. It is provided "as is" without express or implied warranty of any kind.
These notices must be retained in any copies of any part of this documentation
and/or software.
Informatie over geïnstalleerde Software
321
9
Samba(Ver 3.0.4)
Voor SMB-transmissie gebruikt dit apparaat Samba ver 3.0.4 (hierna aangeduid
als Samba 3.0.4).
Copyright © Andrew Tridgell 1994-1998
This program is free software; you can redistribute it and/or modify it under the
terms of the GNU General Public License as published by the Free Software
Foundation; either version 2 of the License, or (at your option) any later version.
This program is distributed in the hope that it will be useful, but WITHOUT
ANY WARRANTY; without even the implied warranty of MERCHANTABILI-
TY or FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. See the GNU General Public
License along with this program; if not, write to the Free Software Foundation,
Inc., 675 Mass Ave, Cambridge, MA 02139, USA.
Opmerking
De broncode voor SMB-verzending met deze machine kan van de volgende
website worden gedownload:
http://support-download.com/services/scbs
RSA BSAFE
®
This product includes RSA BSAFE
©
cryptographic or security protocol soft-
ware from RSA Security Inc.
RSA and BSAFE are registered trademarks of RSA Security Inc. in the United
States and/or other countries.
RSA Security Inc. All rights reserved.
Bijlage
322
9
Open SSL
Copyright (c) 1998-2004 The OpenSSL Project. All rights reserved.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modifica-
tion, are permitted provided that the following conditions are met:
1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer.
2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice,
this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or
other materials provided with the distribution.
3. All advertising materials mentioning features or use of this software must display
the following acknowledgment: "This product includes software developed by the
OpenSSL Project for use in the OpenSSL Toolkit. (http://www.openssl.org/)"
4. The names "OpenSSL Toolkit" and "OpenSSL Project" must not be used to en-
dorse or promote products derived from this software without prior written per-
mission. For written permission, please contact openssl-core@openssl.org.
5. Products derived from this software may not be called "OpenSSL" nor may
"OpenSSL" appear in their names without prior written permission of the
OpenSSL Project.
6. Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowle-
dgment: "This product includes software developed by the OpenSSL Project for
use in the OpenSSL Toolkit (http://www.openssl.org/)"
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OpenSSL PROJECT ``AS IS’’ AND ANY
EXPRESSED OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO,
THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A
PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE OpenS-
SL PROJECT OR ITS CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT,
INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (IN-
CLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS
OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUP-
TION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER
IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR
OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE,
EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
Informatie over geïnstalleerde Software
323
9
This product includes cryptographic software written by Eric Young
(eay@cryptsoft.com). This product includes software written by Tim Hudson
(tjh@cryptsoft.com).
Original SSLeay License
Copyright (C) 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft.com) All rights reserved.
This package is an SSL implementation written by Eric Young
(eay@cryptsoft.com).
The implementation was written so as to conform with Netscapes SSL.
This library is free for commercial and non-commercial use as long as the follo-
wing conditions are aheared to. The following conditions apply to all code found
in this distribution, be it the RC4, RSA, lhash, DES, etc., code; not just the SSL code.
The SSL documentation included with this distribution is covered by the same co-
pyright terms except that the holder is Tim Hudson (tjh@cryptsoft.com).
Note that any information and cryptographic algorithms used in this software
are publicly available on the Internet and at any major bookstore, scientific libra-
ry, and patent office worldwide. More information can be found e.g. at
"http://www.cs.hut.fi/crypto".
The legal status of this program is some combination of all these permissions
and restrictions. Use only at your own responsibility. You will be responsible for
any legal consequences yourself; I am not making any claims whether posses-
sing or using this is legal or not in your country, and I am not taking any respon-
sibility on your behalf.
NO WARRANTY
BECAUSE THE PROGRAM IS LICENSED FREE OF CHARGE, THERE IS NO
WARRANTY FOR THE PROGRAM, TO THE EXTENT PERMITTED BY APPLI-
CABLE LAW. EXCEPT WHEN OTHERWISE STATED IN WRITING THE COPY-
RIGHT HOLDERS AND/OR OTHER PARTIES PROVIDE THE PROGRAM "AS
IS" WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESSED OR IMPLIED,
INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MER-
CHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. THE ENTIRE
RISK AS TO THE QUALITY AND PERFORMANCE OF THE PROGRAM IS
WITH YOU. SHOULD THE PROGRAM PROVE DEFECTIVE, YOU ASSUME
THE COST OF ALL NECESSARY SERVICING, REPAIR OR CORRECTION.
Bijlage
324
9
IN NO EVENT UNLESS REQUIRED BY APPLICABLE LAW OR AGREED TO IN
WRITING WILL ANY COPYRIGHT HOLDER, OR ANY OTHER PARTY WHO
MAY MODIFY AND/OR REDISTRIBUTE THE PROGRAM AS PERMITTED ABO-
VE, BE LIABLE TO YOU FOR DAMAGES, INCLUDING ANY GENERAL, SPECIAL,
INCIDENTAL OR CONSEQUENTIAL DAMAGES ARISING OUT OF THE USE OR
INABILITY TO USE THE PROGRAM (INCLUDING BUT NOT LIMITED TO LOSS
OF DATA OR DATA BEING RENDERED INACCURATE OR LOSSES SUSTAINED
BY YOU OR THIRD PARTIES OR A FAILURE OF THE PROGRAM TO OPERATE
WITH ANY OTHER PROGRAMS), EVEN IF SUCH HOLDER OR OTHER PARTY
HAS BEEN ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGES.
2)
The 32-bit CRC compensation attack detector in deattack.c was contributed by
CORE SDI S.A. under a BSD-style license.
Cryptographic attack detector for ssh - source code
Copyright (c) 1998 CORE SDI S.A., Buenos Aires, Argentina.
All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or wit-
hout modification, are permitted provided that this copyright notice is retained.
THIS SOFTWARE IS PROVIDED ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED
WARRANTIES ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL CORE SDI S.A. BE
LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLA-
RY OR CONSEQUENTIAL DAMAGES RESULTING FROM THE USE OR MI-
SUSE OF THIS SOFTWARE.
Ariel Futoransky <futo@core-sdi.com>
<http://www.core-sdi.com>
3)
One component of the ssh source code is under a 3-clause BSD license, held by
the University of California, since we pulled these parts from original Berkeley
code.
Copyright (c) 1983, 1990, 1992, 1993, 1995
The Regents of the University of California. All rights reserved.
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modifica-
tion, are permitted provided that the following conditions are met:
1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer.
Informatie over geïnstalleerde Software
325
9
2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice,
this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or
other materials provided with the distribution.
3. Neither the name of the University nor the names of its contributors may be
used to endorse or promote products derived from this software without speci-
fic prior written permission.
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE REGENTS AND CONTRIBUTORS
``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT
NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY
AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO
EVENT SHALL THE REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY
DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSE-
QUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCURE-
MENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR
PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON
ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILI-
TY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN
ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF
THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
4)
Remaining components of the software are provided under a standard 2-term
BSD licence with the following names as copyright holders:
Markus Friedl
Theo de Raadt
Niels Provos
Dug Song
Kevin Steves
Daniel Kouril
Wesley Griffin
Per Allansson
Jason Downs
Solar Designer
Todd C. Miller
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modifica-
tion, are permitted provided that the following conditions are met:
1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer.
2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice,
this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or
other materials provided with the distribution.
Bijlage
326
9
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE AUTHOR ``AS IS AND ANY EX-
PRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO,
THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR
A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE
AUTHOR BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPE-
CIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT
NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES;
LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWE-
VER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CON-
TRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR
OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFT-
WARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
5)
Portable OpenSSH contains the following additional licenses:
c) Compatibility code (openbsd-compat)
Apart from the previously mentioned licenses, various pieces of code in the
openbsd-compat/ subdirectory are licensed as follows:
Some code is licensed under a 3-term BSD license, to the following copyright
holders:
Todd C. Miller
Theo de Raadt
Damien Miller
Eric P. Allman
The Regents of the University of California
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modifica-
tion, are permitted provided that the following conditions are met:
1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer.
2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice,
this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or
other materials provided with the distribution.
3. Neither the name of the University nor the names of its contributors may be
used to endorse or promote products derived from this software without speci-
fic prior written permission.
Informatie over geïnstalleerde Software
327
9
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE REGENTS AND CONTRIBUTORS
``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT
NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY
AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO
EVENT SHALL THE REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY
DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSE-
QUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCURE-
MENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR
PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON
ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILI-
TY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN
ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF
THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
Open LDAP
The OpenLDAP Public License Version 2.8, 17 August 2003
Redistribution and use of this software and associated documentation ("Soft-
ware"), with or without modification, are permitted provided that the following
conditions are met:
1. Redistributions in source form must retain copyright statements and notices,
2. Redistributions in binary form must reproduce applicable copyright state-
ments and notices, this list of conditions, and the following disclaimer in the do-
cumentation and/or other materials provided with the distribution, and
3. Redistributions must contain a verbatim copy of this document.
The OpenLDAP Foundation may revise this license from time to time. Each re-
vision is distinguished by a version number. You may use this Software under
terms of this license revision or under the terms of any subsequent revision of
the license.
Bijlage
328
9
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OPENLDAP FOUNDATION AND ITS
CONTRIBUTORS ``AS IS’’ AND ANY EXPRESSED OR IMPLIED WARRAN-
TIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF
MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE
DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE OPENLDAP FOUNDATION, ITS
CONTRIBUTORS, OR THE AUTHOR(S) OR OWNER(S) OF THE SOFTWARE BE
LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY,
OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO,
PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DA-
TA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND
ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABI-
LITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN
ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE
POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
The names of the authors and copyright holders must not be used in advertising
or otherwise to promote the sale, use or other dealing in this Software without
specific, written prior permission. Title to copyright in this Software shall at all
times remain with copyright holders.
OpenLDAP is a registered trademark of the OpenLDAP Foundation.
Copyright 1999-2003 The OpenLDAP Foundation, Redwood City, California,
USA. All Rights Reserved. Permission to copy and distribute verbatim copies of
this document is granted.
329
INDEX
1-zijdig 2-zijdig auto-marge:
BtotB
, 115
1-zijdig 2-zijdig auto-marge:
OtotB
, 115
2-zijdig afdrukken
, 144
4-Kleuren grafische modus
, 206
A
Aanpassen: Documentserver-
opslagtoets
, 109
Aanpassen: toets kopieerfunctie
, 108
Aansluiten op de Ethernet-interface
, 8
Aansluiten op de IEEE 1284-interface
, 11
Aansluiten op de IEEE 1394-interface
, 10
Aansluiten op de IEEE 802.11b (draadloos
LAN)-interface
, 12
Aansluiten op de interface
, 7
Aansluiten op de USB-interface
, 9
Aantal scanneroproepen verzendt
opnieuw
, 88
Aant. cijfers voor bestanden met één
pagina
, 222
Aanvankelijke set-up van een bijzondere
afzender programmeren
, 184
Achtergrond ADS (Kleur)
, 133
Achtergrondnummering
, 120
Achtergrondverlichting van ADS (Alle
kleuren)
, 220
A.C.S.-gevoeligheid
, 133
A.C.S.-gevoeligheidsniveau
, 219
A.C.S.-prioriteit
, 133
Activeer Batch
, 130
Adresboek: Groep programmeren/
wijzigen/wissen
, 90
Adresboek: Titel bewerken
, 92
Adresboek: Titel omschakelen
, 93
Adresboek: Volgorde wijzigen
, 90
Adresboek afdrukken:
Bestemmingslijst
, 92
Adresboekbeheer
, 89
Afdrukken& Scannerlogboek
wissen
, 218
Afdrukprioriteit
, 60
Afdrukstand
, 213
Afdruk zonder marges
, 211
Algemene eigenschappen /
Faxeigenschappen
, 135
Algemene eigenschappen /
Kopieerapparaat /
Documentservereigenschappen
, 105
Algemene instellingen /
Scannereigenschappen
, 217
Algemene instellingen /
Systeeminstellingen
, 59
Alle logboeken verwijderen
, 97
Alle opgeslagen afdruktaken
verwijderen
, 206
Alle tijdelijke afdruktaken
verwijderen
, 206
AOF (altijd Aan)
, 96
Apparaat IPv6 adres
, 72
Apparaatnaam
, 75
Aut. best.verw. in Documentserver
, 95
Automatisch doorgaan
, 207
Automatische densiteitprioriteit
, 105
Automatische kleurkalibratie
, 299
Automatische ladewissel
, 107
Automatische reset timer
kopieermachine/Document Server
, 70
Automatische timer Uit
, 69
B
Bedieningspaneel, 2
Beheer beheerdersverificatie
, 95
Beheerdereigenschappen /
Systeeminstellingen
, 89
Beheerder programmeren/wijzigen
, 95
Beheer gebruikersverificatie
, 94
Bestandsdoorzending Fax RX
, 82
Bestandsoverdracht /
Systeeminstellingen
, 82
Bestemmingslijst van bezorgingsserver
bijwerken
, 217
Beveiligingsmethode
, 79
Bewerken / Kopieerapparaat /
Documentserver
, 114
Bezorgingsinstellingen SMTP RX-
bestand
, 143
Bezorgingsoptie
, 82
Bidirectionele communicatie
, 76
Bidirectionele SCSI-afdruk
, 78
Bijzondere afzender die anders moeten
worden behandeld
, 174
Bijzondere afzender programmeren/
wijzigen
, 179
Blanco pagina afdrukken
, 209
Boxinstelling
, 137
Boxinstelling: lijst afdrukken
, 137
Boxinstellingen
, 188
Briefpapierinstelling
, 131, 210
330
C
Capture IP-adres van de server, 82
Centreerteken
, 144
Communicatiemodus
, 79
Communicatie paginateller
, 136
Compressie (grijs/kleur/alle
kleuren)
, 221
Compressie (Zwart-wit)
, 221
Configuratiepagina
, 203
Controleer de draadloze LAN-
verbinding
, 14
Courier-lettertype
, 214
D
Datum instellen, 70
Datumstempel
, 125
DDNS-configuratie
, 73
DDNS-configuration (IEEE 1394)
, 77
De boxlijst afdrukken
, 201
De configuratiepagina afdrukken
, 204
De configuratiepagina interpreteren
, 204
De doorzendfunctie verlaten
, 165
De gebruikersnaam en het wachtwoord
invoeren
, 101
De gebruikersparameters wijzigen
, 173
De geregistreerde SMB-mapbestemming
wijzigen
, 267
De LDAP-server programmeren
, 99
Densiteit (achtergrondnummering)
, 120
De taal van het display wijzigen
, 300
De telefoonlijn aansluiten
, 57
De teller afdrukken voor elke
gebruiker
, 241
De teller op nul zetten
, 243
De teller voor alle gebruikers
afdrukken
, 242
De teller weergeven voor elke
gebruiker
, 240
De verbinding testen
, 101
De zoekbasis invoeren
, 99
Direct kiezen tijd
, 137
Displayprioriteit bestemmingslijst 1
, 218
Displayprioriteit bestemmingslijst 2
, 218
Display timer
, 69
DNS-configuratie
, 73
Document Server
, 134
Domeinnaam
, 73
Domeinnaam (IEEE 1394)
, 78
Doorzendboxen programmeren/
wijzigen
, 196
Doorzendboxen verwijderen
, 200
Doorzenden
, 142, 162, 177
Doorzendteken
, 165
Draadloos LAN-signaal
, 80
E
Een beveiligingscode voor een enkele
gebruiker registreren
, 292
Een beveiligingscode voor een groep
gebruikers registreren
, 294
Een bijzondere afzender
verwijderen
, 187
Een eindontvanger programmeren
, 163
Een e-mailbestemming registreren
, 258
Een e-mailbestemming verwijderen
, 261
Een e-mailbestemming wijzigen
, 260
Een faxbestemming als een afzender
gebruiken
, 249
Een faxbestemming vastleggen
, 247
Een faxbestemming verwijderen
, 252
Een faxbestemming wijzigen
, 248
Een FTP-mapbestemming
registreren
, 270
Een FTP-mapbestemming
verwijderen
, 275
Een FTP-mapbestemming wijzigen
, 273
Een gebruikerscode registreren
, 236
Een gebruikerscode verwijderen
, 239
Een gebruikerscode wijzigen
, 237
Een geregistreerde naam
verwijderen
, 234
Een geregistreerde naam wijzigen
, 233
Een groep in een andere groep
verwijderen
, 288
Een groep registreren
, 282
Een Groepsnaam wijzigen
, 290
Een groep verwijderen
, 291
Een identificatienaam invoeren
, 99
Een naam verwijderen uit een groep
, 287
Een NCP-mapbestemming
registreren
, 276
Een NCP-mapbestemming
verwijderen
, 280
Een poortnummer invoeren
, 100
Een scanformaat verwijderen
, 157
Een servernaam invoeren
, 99
Een SMB-mapbestemming
registreren
, 264
Effectief protocol
, 73
E-mailaccount faxen
, 88
E-mailadres beheerder
, 85
E-mailbericht programmeren/wijzigen/
wissen
, 87
E-mailbestemming
, 258
E-mail communicatiepoort
, 86
E-mailopslag in server
, 86
Ethernet-snelheid
, 74
331
F
Fabrieksinstellingen herstellen, 80
Factor voor marge creëren
, 113
Faxbestemming
, 245, 247
Faxeigenschappen / Algemene
eigenschappen
, 135
Faxeigenschappen /
Ontvangstinstellingen
, 142
Faxeigenschappen / Oorspronkelijke
instellingen
, 148
Faxeigenschappen /
Scaninstellingen
, 138
Faxeigenschappen /
Verzendinstellingen
, 139
Faxinformatie programmeren
, 150
Faxinformatie registreren
, 158, 159
Faxinformatie verwijderen
, 161
Faxnummer wijzigen
, 249
Firmware versie
, 96
Formaat (achtergrondnummering)
, 120
Formaat (datumstempel)
, 125
Formaat (paginanummering)
, 127
Foutenlogboek
, 203
Foutenlogboek afdrukken
, 207
Functieprioriteit
, 60
Functie reset timer
, 61
G
Gateway programmeren/wijzigen/
verwijderen
, 151
Geautoriseerde ontvangst
, 176
Gebr.stempel
, 123
Gebruikerscode
, 235
Gebruikersinstellingen openen
(systeeminstellingen)
, 3
Gebruikersnamen en bestemmingsnamen
registreren
, 231
Gebruikerstekst programmeren/
wijzigen/verwijderen
, 59
Gegevensbeveiliging voor kopiëren
, 97
Gegevensindeling
, 215
Geheugenbeveiliging
, 178
Geheugengebruik
, 208
Geheugeninstelling automatisch
wissen
, 97
Geheugenoverloop
, 207
Geheugenslot-ID registreren
, 149
Geheugen vol automatisch scannen
herstarten
, 130
Geluidsignaal: origineel aanwezig
, 107
Geluidsniveau aanpassen
, 136
Geluid Touch Screen
, 60
Ger. sort.: Autom. papier doorgaan
, 130
Geruit merkteken
, 144
H
H.323 inschakelen, 150
H.323-instellingen
, 150
Handinvoer instellingsprioriteit
, 211
Hele geheugen wissen
, 97
Het aantal afdrukken wissen
, 243
Het telefoonlijntype selecteren
, 57
Hex Dump
, 204
Hoge compressie PDF-niveau
, 221
Hostinterface /
Printereigenschappen
, 212
Hostnaam
, 75
Hostnaam (IEEE 1394)
, 77
I
IEEE 1394, 77
IEEE 802.11b
, 15, 79
Indeling (datumstempel)
, 125
Informatie
, 301
Informatieboxen programmeren/
wijzigen
, 193
Informatieboxen verwijderen
, 195
Instellingen die nodig zijn voor gebruik
van de documentserver
, 42
Instellingen die nodig zijn voor gebruik
van de documentserver / Ethernet
, 42
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van de
netwerkbezorgingsscanner / IEEE 1394
(IPv4 boven 1394)
, 36
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van de
netwerkbezorgingsscanner / IEEE
802.11b (draadloos LAN)
, 37
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van de netwerk-TWAIN-
scanner / IEEE 802.11b (draadloos
LAN)
, 41
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van de Printer/LAN-fax
, 16
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van de Printer/LAN-fax/
Ethernet
, 16
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van Documentserver / IEEE
1394 (IPv4 boven 1394)
, 43
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van Documentserver / IEEE
802.11b (draadloos LAN)
, 44
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van e-mailfunctie / IEEE 1394
(IPv4 boven 1394)
, 27
332
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van e-mailfunctie / IEEE
802.11b (draadloos LAN)
, 29
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van functie Scan to Folder /
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
, 32
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van functie Scan to Folder /
IEEE 802.11b (draadloos LAN)
, 33
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van Internetfaxfax / IEEE 1394
(IPv4 boven 1394)
, 22
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van Internetfax / IEEE 802.11b
(draadloos LAN)
, 24
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van netwerk-TWAIN-scanner /
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)
, 40
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van Printer/LAN-fax / IEEE
1394 (IPv4 boven 1394)
, 18
Instellingen die nodig zijn voor het
gebruik van Printer/LAN-fax / IEEE
802.11b (draadloos LAN)
, 19
Instellingen
ontvangstbestanden
, 142, 154
Instellingen voor Document Server
, 134
Instellingen voor uitvoerlade
, 63
Interface-instellingen /
Systeeminstellingen
, 72
Internet faxinstellingen
, 149
Intervaltijd opn.verz. scanner
, 88
Invoeraccent
, 76
Invoer/Uitvoer / Kopieerapparaat /
Documentserver
, 130
Inv./Uitv. buffer
, 212
Inv./Uitv. Interval
, 212
IPv4-adres apparaat
, 72
IPv4-adres (IEEE 1394)
, 77
IPv4 Gateway-adres
, 72
IPv4 over 1394
, 78
IPv6 Gateway-adres
, 72
IPv6 Staatloze automatische
adresconfiguratie
, 73
K
Kanaal, 79
Kleurafbeelding aanpassen /
Kopieerapparaat /
Documentserver
, 133
Kleurgevoeligheid
, 133
Kleurinstelling
, 215, 216
Kleurprofiel
, 215, 216
Kleurregistratie
, 299
Kopieerapparaat / Documentserver /
Bewerken
, 114
Kopieerapparaat /
Documentservereigenschappen /
Algemene eigenschappen
, 105
Kopieerapparaat /
Documentservereigenschappen /
Reproductiefactor
, 110
Kopieerapparaat / Documentserver /
Invoer/Uitvoer
, 130
Kopieerapparaat / Documentserver /
Kleurafbeelding aanpassen
, 133
Kopieerapparaat / Documentserver /
Stempelen
, 120
Kopieerrichting in duplexmodus
, 107
Kopieervolgorde in combimodus
, 116
Kopiëren op tussenblad in
combinatie
, 117
L
Lade papierformaat: lade 2-4, 65
Lade wisselen
, 211
LDAP-server programmeren/wijzigen/
verwijderen
, 96, 98
LDAP-verificatie
, 297
LDAP-verificatie registreren
, 295, 297
LDAP zoeken
, 96
Lettertypebreedte
, 213
Lettertypebron
, 213
Lettertype (datumstempel)
, 125
Lettertypenummer
, 213
Lettertype (paginanummering)
, 127
Lijst afdrukken
, 81
Lijst- / proefafdruk beveiligd
, 206
Logboekinstelling verzenden
, 97
333
M
Mapbestemming, 263
Mappen registreren
, 263
Map verzendresultaatrapport
, 146
Marge achterkant: Bovenkant/
Onderkant
, 115
Marge achterzijde: Links/Rechts
, 114
Marge lettertype: Links/Rechts
, 114
Marge voorkant: Bovenkant/
Onderkant
, 114
Max. e-mailformaat
, 139, 221
Max. kopieerhoeveelheid
, 107
Max. Ontvangst e-mailformaat
, 86
Meerdere lijsten
, 203
Melding Opwarmen
, 60
Menulijst
, 203
Middenbreedte wissen
, 116
N
Naam afzender autom. specificeren, 88
Namen in een groep registreren
, 284
Namen registreren
, 231
Namen weergeven die in een groep zijn
geregistreerd
, 286
NCP-bezorgingsprotocol
, 74
Netwerk
, 72
Netwerkinstellingen
, 16
Nietpositie selecteren
, 131
Niveau netwerkbeveiliging
, 97
NW-frametype
, 74
O
Omschakelen naar ontvangstmodus, 142
Onderhoud
, 299
Onderhoud / Printereigenschappen
, 206
Ontvangstbestand
afdrukhoeveelheid
, 145, 176
Ontvangstinstellingen /
Faxeigenschappen
, 142
Ontvangstinterval e-mail
, 86
Ontvangst met geheugenslot
, 147
Ontvangstprotocol
, 85
Ontvangstrapport e-mail
, 155
Ontvangsttijd afdrukken
, 145
Oorspronkelijke afdruktakenlijst
, 208
Oorspronkelijke instellingen /
Faxeigenschappen
, 148
Opgeslagen afdruktaken automatisch
verwijderen
, 208
Opgeslagen e-mailbestand methode
, 223
Opgeslagen ontvangstbestand
gebruikersinstelling
, 143
Opleggen (datumstempel)
, 126
Opleggen (paginanummering)
, 129
Origineelrichting in duplexmodus
, 106
Origineelschaduw wissen in
combimodus
, 115
Origineeltype-display
, 106
Over adresboek
, 225
P
Paginanummering, 127
Paginanummering in Combineren
(paginanummering)
, 128
Papierdisplay
, 106
Papierformaat
, 209
Papierformaat: handinvoerlade
, 66
Papierformaat handinvoer printer
, 65
Papierlade
, 145, 178
Papierlade-instellingen /
Systeeminstellingen
, 64
Papierlade prioriteit: fax
, 64
Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat
, 64
Papierlade prioriteit: printer
, 64
Papiersoort: lade 1-4
, 66
Parallelle communicatiesnelheid
, 76
Parallelle interface
, 76
Parallelle Timing
, 76
Parameterinstell.
, 166
Parameterinstelling
, 148
Parameterinstelling: lijst afdrukken
, 148
PCL-config./Lettertypepagina
, 203
PCL-menu / Printereigenschappen
, 213
PDF-config./Lettertypepagina
, 204
PDF-groepswachtwoord
, 216
PDF-menu / Printereigenschappen
, 216
PDF-wachtwoord wijzigen
, 216
Persoonlijke boxen programmeren/
wijzigen
, 188
Persoonlijke boxen verwijderen
, 191
Ping-opdracht
, 75
POP3 / IMAP4-instellingen
, 85
POP voor SMTP
, 84
Printereigenschappen /
Hostinterface
, 212
Printereigenschappen / Onderhoud
, 206
Printereigenschappen / PCL-menu
, 213
Printereigenschappen / PDF-menu
, 216
Printereigenschappen / PS-menu
, 215
Printereigenschappen / Systeem
, 207
Printereigenschappen / Testafdruk
, 203
334
Printertaal, 209
Prioriteit origineel fototype
, 106
Prioriteit origineeltype
, 105
Programma gesloten netwerkcode
, 148
Programmeer/Wijzig/Verwijder
Standaardbericht
, 140
PS-config./Lettertypepagina
, 204
PS-menu / Printereigenschappen
, 215
R
Randbreedte wissen, 115
R/E-factorprioriteit
, 112
Regels per pagina
, 213
Reproductiefactor
, 111
Reproductiefactor / Kopieerapparaat /
Documentservereigenschappen
, 110
Reservebestand TX-instelling
, 141
Reservekopie / Adresboek herstellen
, 93
Resolutie
, 214, 215, 216
Richting: Boekje, Tijdschrift
, 116
S
SADF automatische resettijd, 130
Scanformaat programmeren/wijzigen/
wissen
, 138, 156
Scaninstellingen /
Faxeigenschappen
, 138
Scaninstellingen /
Scannereigenschappen
, 219
Scanlogboek afdrukken
, 218
Scanlogboek verwijderen
, 218
Scannereigenschappen / Algemene
instellingen
, 217
Scannereigenschappen /
Scaninstellingen
, 219
Scannereigenschappen /
Verzendinstellingen
, 221
Scheidingslijn in combimodus
, 119
Scheidingslijn van
afbeeldingherhaling
, 117
Scheidingslijn van dubbele kopie
, 118
SCSI-afdruk (SBP-2)
, 78
Selecteer perforatietype
, 131
Setup draadloos LAN
, 13
Setup IEEE 802.11b
, 13
Signaalcontrole
, 76
SIP inschakelen
, 150
SIP-instellingen
, 151
SMB-computernaam
, 74
SMB gebruiken om verbinding te
maken
, 263
SMB-werkgroep
, 74
SMTP-server
, 83
SMTP-verificatie
, 83, 295
SMTP-verificatie registratie
, 295
Snelbedieningstoets (1-3)
, 135
Snelkoppeling R/E
, 110
SNMPv3-communicatie toestaan
, 75
Speciale afzender programmeren
, 142
Specificaties
, 305
Specificaties voor de hoofdeenheid
, 305
Specificeer lade voor regels
, 145
SSID-instelling
, 79
SSL-communicatie starten
, 100
SSL- / TLS-communicatie toestaan
, 75
Standaardprintertaal
, 211
Stand Gebr./Wachtwoord
(Verzenden)
, 86
Status signaalselectie
, 76
Stempelen / Kopieerapparaat /
Documentserver
, 120
Stempelformaat
(paginanummering)
, 127
Stempelindeling:1-4
(Gebruikersstempel)
, 124
Stempelindeling (vooraf ingestelde
stempel)
, 122
Stempelinstelling (datumstempel)
, 126
Stempelkleur:1-4
(Gebruikersstempel)
, 125
Stempelkleur
(achtergrondnummering)
, 120
Stempelkleur (datumstempel)
, 126
Stempelkleur (vooraf ingestelde
stempel)
, 123
Stempelpositie achterzijde duplexkopie
(paginanummering)
, 127
Stempelpositie op tussenblad
(paginanummering)
, 128
Stempelpositie (paginanummering)
, 128
Stempel Programmeren/Verwijderen
(Gebruikersstempel)
, 123
Stempeltaal (vooraf ingestelde
stempel)
, 121
Sub papierformaat
, 209
Symbolenset
, 214
Systeeminstellingen / Algemene
eigenschappen
, 59
Systeeminstellingen /
Beheerdereigenschappen
, 89
Systeeminstellingen /
Bestandsoverdracht
, 82
Systeeminstellingen / Papierlade-
instellingen
, 64
Systeeminstellingen /
Timerinstellingen
, 69
Systeem / Printereigenschappen
, 207
Systeemstatus/Taaklijst
tijdsweergave
, 62
335
T
Taakscheiding, 207
Taal E-mailinformatie
, 222
Tekengrootte
, 213
Teller
, 303
Tellertoets beheer
, 95
Teller Weergeven/Afdrukken
, 93
Testafdruk / Printereigenschappen
, 203
Tijdelijke afdruktaken automatisch
verwijderen
, 207
Tijd instellen
, 71
Timer automatisch afmelden
, 71
Timer automatische faxreset
, 70
Timer automatische printerreset
, 70
Timer automatische scannerreset
, 70
Timer automatische systeemreset
, 69
Timer energiespaarstand
, 69
Timerinstellingen /
Systeeminstellingen
, 69
Titel van snelkiestabel
omschakelen
, 136, 217
Toetsherhaling
, 62
Toon taakeinde
, 107
Transmissiesnelheid
, 80
Tussenbladlade
, 68
TWAIN-standby-tijd
, 217
Type LAN
, 75
U
Uitgebreide beveiligingsfunctie, 95
Uitvoer: Documentserver
, 62
Uitvoer: Fax
, 62
Uitvoer: kopieerapparaat
, 61
Uitvoer: Printer
, 62
V
Van CR naar LF, 214
Verbeterd verificatiebeheer
, 94
Verdelen & Verzenden e-mail
, 222
Vereenvoudigd scherm:
Finishingsoorten
, 132
Vereiste instellingen om de functie Scan to
Folder / Ethernet te gebruiken
, 31
Vereiste instellingen om de functie Scan to
Folder te gebruiken
, 31
Vereiste instellingen voor het gebruik van
de e-mailfunctie / Ethernet
, 26
Vereiste instellingen voor het gebruik van
de netwerkbezorgingsscanner
, 34
Vereiste instellingen voor het gebruik van
de netwerkbezorgingsscanner /
Ethernet
, 34
Vereiste instellingen voor het gebruik van
de netwerk-TWAIN-scanner
, 38
Vereiste instellingen voor het gebruik van
de netwerk-TWAIN-scanner /
Ethernet
, 38
Vereiste instellingen voor het gebruik van
internetfax
, 20
Vereiste instellingen voor het gebruik van
Internetfax / Ethernet
, 20
Vergroot A4-breedte
, 214
Verificatie-informatie
, 235, 295
Verificatie instellen
, 100
Verw. alle best. in Documentserver
, 95
Verzendinstellingen /
Faxeigenschappen
, 139
Verzendinstellingen /
Scannereigenschappen
, 221
Vooraf ingestelde stempel
, 121
Voorbladkopie in combimodus
, 116
Voorbladlade
, 67
Voorzieningen gebruiken om
netwerkinstellingen te maken
, 45
W
Wachttijd gereserveerde taak, 209
Wachttijd voor volgend(e) origine(e)l(en):
SADF
, 220
Wachttijd voor volgend orig.:
glasplaat
, 219
Weergave kopie-aantal
, 60
Weergeven/Wissen/Afdrukken teller per
gebruiker
, 94
WINS-configuratie
, 73
WINS-configuration (IEEE 1394)
, 78
Z
Zoek bestemming, 136, 217
Zoekopties instellen
, 102
Zoekvoorwaarden instellen
, 102
336 DU NL B230-7861
Verklaring van conformiteit
“Dit product voldoet aan de vereisten van de EMC-richtlijn 89/336/EEC en diens aanvullende richtlijnen
en de Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC en diens aanvullende richtlijnen.”
Conform IEC 60417 gebruikt dit toestel de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar:
a betekent STROOM AAN.
b betekent STROOM UIT.
c betekent STAND-BY.
Handelsmerken
Microsoft
®
, Windows
®
en Windows NT
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation
in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Acrobat
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.
NetWare is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation.
Alle andere productnamen die worden vermeld, worden slechts gebruikt om het product te identificeren
en kunnen handelsmerken zijn van de betreffende bedrijven. Wij maken geen enkele aanspraak op de
rechten van de betreffende merken.
De juiste benamingen voor besturingsprogramma’s van Windows zijn als volgt:
De productnaam voor Windows
®
95 is Microsoft
®
Windows
®
95
De productnaam voor Windows
®
98 is Microsoft
®
Windows
®
98
De productnaam voor Windows
®
Me is Microsoft
®
Windows
®
Millennium Edition (Windows Me)
De productnamen voor Windows
®
2000 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows
®
2000 Advanced Server
Microsoft
®
Windows
®
2000 Server
Microsoft
®
Windows
®
2000 Professional
De productnamen voor Windows
®
XP zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows
®
XP Professional
Microsoft
®
Windows
®
XP Home Edition
De productnamen voor Windows Server™ 2003 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows Server™ 2003 Standard Edition
Microsoft
®
Windows Server™ 2003 Enterprise Edition
Microsoft
®
Windows Server™ 2003 Web Edition
De productnamen voor Windows
®
NT zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows NT
®
Server 4.0
Microsoft
®
Windows NT
®
Workstation 4.0
Copyright © 2006
Gebruiksaanwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
DU NL B230-7861
339


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Ricoh Aficio MP C2000 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Ricoh Aficio MP C2000 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 4,45 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Ricoh Aficio MP C2000

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - English - 210 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - English - 292 pages

Ricoh Aficio MP C2000 User Manual - English - 320 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - English - 162 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - English - 170 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - German - 222 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - German - 294 pages

Ricoh Aficio MP C2000 User Manual - German - 358 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - German - 174 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - Dutch - 294 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - Dutch - 222 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - Dutch - 168 pages

Ricoh Aficio MP C2000 Quick start guide - French - 276 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info