587792
3
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/32
Next page
Uitgave NL – T05
REMKO RVT
RVT 260, RVT 350, RVT 520
Wandairconditioner, split-uitvoering
Bediening · Techniek · Onderdelen
Inhoudsopgave
Voor het in gebruik nemen / gebruik van dit toestel deze handleiding
zorgvuldig lezen!
Deze handleiding is een onderdeel van het toestel en moet altijd
in de directe nabijheid van de plaatsingslocatie resp. bij het toestel
worden bewaard.
Wijzigingen voorbehouden; we aanvaarden geen aansprakelijkheid voor
drukfouten of vergissingen!
Veiligheidsaanwijzingen
4
Bescherming van het milieu en recycling
4
Garantie
4
Transport en verpakking
5
Toestelbeschrijving
5
Bediening
6-12
Buiten werking stellen
13
Verzorging en onderhoud
13-14
Verhelpen van storingen en servicedienst
15-16
Montagehandleiding voor vakpersoneel
17-19
Installatie
20-21
Controle op lekkages
21
Condensaansluiting
22
Elektrische aansluiting
22-23
Elektrisch aansluitschema
23
Elektrisch schakelschema
24
Vóór het in gebruik nemen
24
Koelmiddel bijvullen
24
Inbedrijfstelling
25-26
Toestelafmetingen
26
Technische gegevens
27
Toestelafbeelding
28-31
Onderdeellijsten
28-31
Made by REMKO
3
Veiligheidsaanwijzingen
Lees de gebruikshandleiding
aandachtig door voordat u het
toestel voor de eerste keer in gebruik
neemt. Ze bevat nuttige tips,
aanwijzingen en waarschuwingen
voor de veiligheid van personen en
goederen. . Het niet opvolgen van
de handleiding kan leiden tot gevaar
voor personen, het milieu en het
toestel, en resulteren in het verlies
van eventuele aansprakelijkheid.
■ Bewaar deze handleiding en het
koelmiddelgegevensblad in de
buurt van het toestel.
■ Het opstellen en installeren van
de apparaten en componenten
mag uitsluitend gebeuren door
gespecialiseerd personeel.
■ Het opstellen, aansluiten en
gebruik van de apparaten en
componenten moet gebeuren
volgens de toepassings- en
gebruiksvoorwaarden in deze
handleiding en de geldende
plaatselijke voorschriften.
■ De apparaten voor mobiel
gebruik moeten veilig en
verticaal op een geschikte
ondergrond opgesteld worden.
Apparaten voor stationair
gebruik mogen alleen in vast
geïnstalleerde toestand worden
gebruikt.
■ Ombouw of verandering van
de door REMKO geleverde
toestellen is niet toegestaan en
kan leiden tot storingen.
■ De toestellen en componenten
mogen niet worden gebruikt
op plaatsen met verhoogd
risico op schade. .De minimale
vrije ruimte moet worden
aangehouden.
■ De elektrische
spanningsvoorziening moet
worden aangepast aan de eisen
van de toestellen.
■ De bedrijfszekerheid van de
toestellen en componenten
is alleen bij gebruik conform
het gebruiksdoel en in
volledig gemonteerde
toestand gegarandeerd.
Veiligheidsinrichtingen mogen
niet worden veranderd of
overbrugd.
■ Het bedienen van apparaten
of componenten met zichtbare
gebreken of beschadigingen is
niet toegestaan.
■ Alle onderdelen van de
behuizing en toestelopeningen,
bijv. luchtinlaat- en
uitlaatopeneingen, moeten vrij
zijn van vreemde voorwerpen,
vloeistoffen of gassen.
■ De toestellen en componenten
moeten voldoende
veiligheidsafstand
hebben ten opzichte van
ontvlambare, explosieve,
brandbare, agressieve en
vervuilde omgevingen of
atmosferen.
■ Bij het aanraken van bepaalde
delen van het toestel of
componenten bestaat het risico
op verbranding en letsel.
■ Installatie, reparaties en
onderhoud mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door erkend
gespecialiseerd personeel;
visuele controles en reiniging
mogen in spanningsloze
toestand worden uitgevoerd
door de gebruiker.
■ Bij het installeren, repareren,
onderhouden en het reinigen
van de apparaten moeten
geschikte maatregelen worden
genomen om gevaren voor
personen uit te sluiten, die
kunnen worden veroorzaakt
door het toestel.
■ De apparaten en componenten
mogen niet worden blootgesteld
aan mechanische belastingen,
extreme vochtigheid of direct
zonlicht.
Afvoeren van de verpakking
Alle producten worden voor het
transport zorgvuldig verpakt in
milieuvriendelijke materialen. Lever
een waardevolle bijdrage aan de
vermindering van afval en het
duurzaam gebruik van grondstoffen
en lever het verpakkingsmateriaal
in bij de daarvoor aangewezen
inzamelplaatsen.
Afvoeren van gebruikte
apparaten
Tijdens de productie van het toestel
wordt de kwaliteit voortdurend
gecontroleerd. Er worden uitsluitend
hoogwaardige materialen gebruikt,
die grotendeels kunnen worden
hergebruikt. Draag bij aan de
bescherming van het milieu, door
ervoor te zorgen dat uw gebruikte
toestel alleen op milieuvriendelijke
wijze en volgens de plaatselijke
voorschriften, bijv. door een erkend
bedrijf voor afvalverwerking en
hergebruik, wordt verwerkt of bij
een inzamelpunt wordt ingeleverd.
Garantie
Voorwaarde voor eventuele
garantieclaims is dat de inkoper
of zijn afnemer tijdens de verkoop
en het in gebruik nemen de
bij het toestel meegeleverde
"Garantieverklaring" en het inbedrij
fstellingsprotocol volledig ingevuld
en teruggestuurd heeft naar
REMKO GmbH & Co. KG.
De garantievoorwaarden staan
vermeld in de "Algemene
verkoop- en levervoorwaarden".
In aanvulling hierop kunnen alleen
door de vertegenwoordigers
speciale afspraken worden
gemaakt. Wendt u zich
daarom eerst tot uw directe
vertegenwoordiger.
Bescherming van het
milieu en recycling
REMKO RVT
4
De toestellen worden in een
stabiele transportverpakking
geleverd. Controleer het toestel
direct bij de levering en noteer
eventuele schade of ontbrekende
delen op de pakbon en
informeer de transporteur en uw
vertegenwoordiger.
Voor klachten achteraf wordt kan
geen aansprakelijkheid worden
aanvaard.
De ruimte-airconditioners REMKO
RVT 260-520 bestaan uit een
REMKO RVT...AT buitendeel en
een RVT...IT binnendeel.
Het buitendeel dient bij het koel-
bedrijf voor de afgifte van de door
het binnendeel uit de te koelen
ruimte afgevoerde warmte aan de
buitenlucht. Bij verwarmen kan in
de te verwarmen ruimte aan het
binnendeel door het buitendeel
opgenomen warmte worden
afgegeven.
Bij beide gebruiksmodi past de
capaciteit van de compressor
zich exact aan aan de vraag
en regelt zo de ingestelde
temperatuur met minimale tem
peratuurschommelingen. Door
deze "inverter-techniek"wordt ten
opzichte van conventionele split-
systemen energie bespaard en de
geluidsemissie tot een bijzonder
laag niveau gereduceerd.
Het buitendeel moet in de
buitenlucht worden gemonteerd,
maar kan onder bepaalde
voorwaarden ook binnen worden
gemonteerd. Het binnendeel is
ontworpen voor gebruik binnen
op het bovendeel van de wand.
De Bediening gebeurt via een
infrarood afstandsbediening.
Het buitendeel bestaat
uit een koelcircuit met
compressor, lamellencondensor,
condensorventilator,
omkeerventiel en een
bufferorgaan. De besturing van
het buitendeel gebeurt via de
regeling van het binnendeel.
Het binnendeel bestaat uit
een lamellenverdamper, een
Beschrijving van het
toestel
Transport en
verpakking
De verbinding tussen binnen- en buitendeel wordt verzorgd door
koelmiddelleidingen.
Schema koelcircuit buitendeel - koelen
M
M
Condensorventilator
Aansluitklep
Zuigleiding
Aansluitklep
Aanvoerleiding
Compressor
Bufferorgaan capillaire buisFilterdrogerCondensor
Schema koelcircuit binnendeel - koelen
Condensorventilator
Aansluiting zuigleiding
Aansluiting aanvoerleiding
Verdamper
verdamperventilator, een besturing en een condensopvangbak.
Als accessoires zijn vloerconsoles, wandconsoles, koelmiddelleidingen en
condenspompen leverbaar.
Buitendeel
Systeemopbouw
Afsluiter
Binnendeel
Condensorventilator
Binnengedeelte
Buitengedeelte
Aanvoerleiding
Zuigleiding
Condensleiding
Stuurleiding
elektr. Netzzuleitung
5
Bediening
Infrarood afstandsbediening
De infrarood afstandsbediening zendt
de geprogrammeerde instellingen
vanaf een afstand tot 6 m naar
de ontvanger van het binnendeel.
Een storingsvrije ontvangst van de
gegevens is alleen mogelijk als de
afstandsbediening op de ontvanger
wordt gericht en er geen voorwerpen
zijn die de overdracht belemmeren.
Vooraf moeten de meegeleverde
batterijen (2 stuks, type AAA) in de
afstandsbediening worden geplaatst.
Trek daarvoor de klep van het
batterijvak los en plaats de batterijen
met de polen in de juiste stand (zie
markeringen).
Het binnentoestel kan comfortabel worden bediend met de meegeleverde infrarood afstandsbediening. De correct
overdracht van de gegevens wordt door het binnentoestel bevestigd met een pieptoon. Als het programmeren via
de infrarood afstandsbediening niet mogelijk mocht zijn, kan het binnentoestel ook handmatig worden bediend.
Storingen worden door een
code weergegeven.
(zie hoofdstuk "Verhelpen van
storingen en servicedienst")
LET OP!
Vervang lege batterijen direct
door een nieuwe set, omdat
anders het gevaar bestaat dat
de batterijen gaan lekken. Bij
langere stilstandperioden wordt
aangeraden de batterijen te
verwijderen.
OPMERKING
Display op het binnendeel
De display gaat op basis van de betreffende instellingen branden. Tijdens
gebruik brandt de aan / uit indicatie, de gekozen modus en wordt de
werkelijke temperatuur aangegeven.
Handmatige bediening
Het binnentoestel kan handmatig in
gebruik worden genomen. Na het
openen van het luchtinlaatrooster
kan de daarbinnen gelegen
schakelaar worden bediend en
de automatische modus worden
ingeschakeld.
In de automatische modus gelden
de volgende instellingen:
Koelen: 24°C,
Ventilatorsnelheid AUTO
Verwarmen: 26°C,
Ventilatorsnelheid AUTO
Swingbedrijf aan
Door het bedienen van een toets
op de infrarood afstandsbediening
wordt het handmatige gebruik
onderbroken.
Display op binnendeel
Luchtcirculatiemodus
Weergave
Ventilatortoerental
Ontvanger
Modus koelen
AAN / UIT
Ontvochtigingsmodus
Automatische
modus
Display voor
instelwaarde
en weergave
Modus verwarmen
max. 6 m
Maximale afstand is 6 m
De display kan uit- en ingeschakeld worden
(zie "Toetsen op de afstandsbediening")
REMKO RVT
6
Toetsen op de
afstandsbediening
ON/OFF toets
Met deze toets kunt u het
toestel in gebruik nemen.
TEMP UP/DN toets
Met deze toets wordt de
gewenste temperatuur binnen
een bereik van 16 °C tot 30 °C
in stappen van 1 °C ingesteld.
FAN SPEED toets
Met deze toets wordt het
gewenste ventilatortoerental
ingesteld. Er zijn vier niveaus
beschikbaar: Automatisch,
hoog, gemiddeld en laag
ventilatorniveau
MODE toets
Met deze toets wordt de
gebruiksmodus gekozen. Het
binnendeel beschikt over 5
modi:
Automatische modus:
In deze modus werkt het
toestel in de koelmodus of in de
verwarmingsmodus.
Koelmodus:
In deze modus wordt de warme
ruimtelucht afgekoeld naar de
gewenste temperatuur.
Ontvochtigingsmodus:
In deze modus wordt de
ruimte vooral ontvochtigd, de
ingestelde temperatuur wordt
vastgehouden.
Luchtcirculatiemodus:
In deze modus wordt de
ruimtelucht gecirculeerd.
Voorkeuze van de temperatuur
is niet mogelijk.
Verwarmingsmodus:
In deze modus wordt de warme
ruimtelucht verwarmd tot de
gewenste temperatuur.
SWING toets
Deze toets activeert direct
de oscillerende functie van
de lamellen voor een betere
luchtverdeling in de ruimte.
SLEEP Taste
Na het bedienen van deze toets
stijgt in het koelbedrijf de
insteltemperatuur binnen één
uur automatisch met 1 °C, bij
verwarmingsbedrijf wordt de
insteltemperatuur binnen één
uur met 1 °C verlaagd.
T-ON toets
Met deze toets wordt de
automatische inschakeltijd van
het toestel binnen de volgende
24 uur geprogrammeerd.
Toetsen van de afstandsbediening RVT 520
Door het tweemaal indrukken
van de toets SWING kan het
display worden uitgeschakeld.
Door het nogmaals tweemaal
indrukken van de toets SWING
kan het display weer worden
in geschakeld.
OPMERKING
T-OFF toets
Met deze toets wordt de
automatische uitschakeltijd van
het toestel binnen de volgende
24 uur geprogrammeerd.
CANCEL toets
Door het indrukken van deze
toets worden de instellingen
van de timer-functie gereset.
RESET toets
Met deze toets wordt de
afstandsbediening gereset naar
de fabrieksinstellingen.
CLOCK toets
Door het indrukken van deze
toets wordt de klokinstelling
geactiveerd.
H-DN / H-UP toets. Door het
indrukken van deze toets wordt
de klok ingesteld.
Toetsen op de afstandsbediening RVT350
Toetsen op de afstandsbediening
7
De overdracht van de instellingen wordt door een symbool in het display aangegeven.
Door het indrukken van de CLOCK toets kan de klok worden
geprogrammeerd. Op de display knippert "AM" en via de toets TEMP
+/- wordt de actuele tijd ingesteld. Nogmaals indrukken van de CLOCK
toets sluit het programmeren af, de display knippert dan niet meer.
De toets TEMP +/- maakt het verlagen en verhogen van de gewenste
insteltemperatuur mogelijk. In de automatische modus is geen
temperatuurinstelling mogelijk.
Door het indrukken van de ON / OFF- toets activeert en deactiveert u
uw airconditioner. In het display verschijnen de vóór de uitschakeling van
het toestel geprogrammeerde instellingen en instelwaarden.
Met deze toets wordt de ventilatorsnelheid ingesteld. Er kan
worden gekozen tussen een laag, gemiddeld, hoog en automatisch
ventilatortoerental.
CLOCK Toets werking
CLOCK
TEMP p
CLOCK
ON/OFF Toets werking
ON/OFF ON/OFF
TEMP +/- Toetsen werking
TEMP p
TEMP q
FAN Toets werking
FAN
SPEED
FAN
SPEED
FAN
SPEED
FAN
SPEED
Toetsen op de afstandsbediening
REMKO RVT
8
In de automatische modus kiest de regeling automatisch tussen
verwarmings- en koelbedrijf. Ligt de ruimtetemperatuur boven
25°C, dan begint het binnendeel de ruimtelucht af te koelen. Ligt
de ruimtetemperatuur onder 20°C, dan begint het binnendeel de
ruimtelucht te verwarmen.
Gebruik de toets MODE om uit de verschillende gebruiksmodi te kiezen.
Er zijn 5 modi beschikbaar:
1. Automatisch automatische keuze van koelen of verwarmen
2. Koelen vooral een zomer-gebruiksmodus
3. Ontvochtigen zomer- of wintergebruiksmodus
4. Ventileren alleen voor luchtcirculatie
5. Verwarmen vooral een wintergebruiksmodus
In de modus koelen wordt de ruimtelucht afgekoeld naar de ingestelde
temperatuur. De gewenste ruimtetemperatuur wordt met de TEMP +/-
toets in stappen van 1 °C ingesteld.
Ligt de ruimtetemperatuur 1°C boven de ingestelde temperatuur, dan
begint het binnendeel de ruimtelucht af te koelen. De inverter-regeling
controleert het verschil tussen de ingesteld temperatuur en de werkelijke
temperatuur in de ruimte. Bij een groot verschil wordt de koelcapaciteit
verhoogd. Bij een gering verschil wordt de koelcapaciteit verlaagd. De
temperatuur van de uittredende lucht en de ruimtetemperatuur worden
zo constant gehouden.
Mocht de ingestelde ruimtetemperatuur ca. 2 °C worden onderschreden,
dan schakelt de regeling de koeling uit. Ter bescherming van de
compressor schakelt de regeling de koeling pas na een wachttijd van 3
minuten weer in.
MODE Toets werking
MODE
Automatisch Koelen Ontvochtigen Verwarmen
Ventileren
MODE MODE MODE MODE
Modus AUTOMATISCH
werking
KOELEN
of
VERWARMEN
MODE
De insteltemperatuur ligt
onder de ruimtetemperatuur
De insteltemperatuur ligt
boven de ruimtetemperatuur
Modus KOELEN werking
KOELBEDRIJF
MODE
> 6 min.> 3 min.
> 6 min.
30 sec. 30 sec.
Insteltemperatuur
Insteltemperatuur -2°C
Ventilatorbedrijf IT
Ventilatorbedrijf AT
Compressorbedrijf AT
Werkelijke temperatuur
Start koelbedrijf
Koelbedrijf
Stop koelbedrijf
Werkingsdiagram
Bedrijf
Stop
9
In de modus verwarmen heeft u de mogelijkheid de ruimte in de lente en
herfst te verwarmen. De gewenste ruimtetemperatuur wordt met de
TEMP +/- toets in stappen van 1 °C ingesteld.
Ligt de ruimtetemperatuur 1°C onder de ingestelde temperatuur, dan begint
het binnendeel de ruimtelucht te verwarmen.
De inverter-regeling controleert het verschil tussen de ingesteld temperatuur
en de werkelijke temperatuur in de ruimte.
Bij een groot verschil wordt de verwarmingscapaciteit verhoogd.
Bij een gering verschil wordt de verwarmingscapaciteit verlaagd.
De temperatuur van de uittredende lucht en de ruimtetemperatuur worden zo
constant gehouden.
Mocht de ingestelde ruimtetemperatuur desondanks ca. 2 °C worden
overschreden, dan schakelt de regeling het verwarmen uit. Ter bescherming
van de compressor schakelt de regeling het verwarmen pas na een wachttijd
van 3 minuten weer in.
In de verwarmingsmodus wordt de ventilatormotor van het binnendeel
vertraagd ingeschakeld, om het uittreden van koude lucht te voorkomen.
De lamellen van het buitendeel kunnen bij een lage buitentemperatuur
bevriezen.
Door het omkeren van het koelcircuit wordt met regelmatige tussenpozen een
ontdooiing uitgevoerd. Tijdens de ontdooiperiode geeft het display "H1" weer.
In de modus ontvochtigen moet de ruimtetemperatuur ingesteld worden
op 24°C. Door de lage koelmiddeltemperatuur wordt het dauwpunt van de
lucht op de lamellenwisselaar onderschreden. Het overtollige vocht in de
lucht condenseert op de lamellenwisselaar, de ruimte wordt ontvochtigd.
Het ventilatortoerental moet op automatisch zijn ingesteld om een
maximale ontvochtiging te kunnen bereiken. De ventilator wordt tijdens
automatisch bedrijf met regelmatige tussenpozen in- en uitgeschakeld.
Modus ONTVOCHTIGEN werking
ONTVOCHTIGINGSBEDRIJF
MODE
30 sec.
Insteltemperatuur
Insteltemperatuur -2°C
Ventilatorbedrijf IT
Ventilatorbedrijf AT
Compressorbedrijf AT
Werkelijke temperatuur
Start
Ontvochtigingsbedrijf
Ontvochtigingsbedrijf
Stop
Ontvochtigingsbedrijf
Werkingsdiagram
Bedrijf
Stop
Laag ventilatorniveau
In de modus ventileren wordt de lucht gecirculeerd.
De ruimtetemperatuur kan in deze modus niet worden veranderd.
Het koel- of verwarmingsbedrijf is niet geactiveerd.
Modus VENTILEREN werking
VENTILEREN
MODE
Modus VERWARMEN werking
REMKO RVT
10
Met deze toets wordt de oscillerende functie van de luchtuitblaaslamellen
ingesteld. Voor het gericht positioneren van de luchtuitblaaslamellen
moet de toets nogmaals worden ingedrukt. Door de swing-functie wordt
de luchtverdeling in de ruimte verbeterd.
Met deze toets wordt een programmering geactiveerd, waarmee
de insteltemperatuur in de koelmodus na één uur met 1 °C en na 2
uur met 2 °C wordt verhoogd. In de verwarmingsmodus wordt de
doeltemperatuur na één uur met 1 °C en na 2 uur met 2 °C verlaagd.
Het display op het binnendeel dooft.
VERWARMINGSBEDRIJF
Werking modus verwarmen
MODE
> 6 min.> 3 min.
> 6 min.
30 sec. 30 sec.
Insteltemperatuur +5 °C
Insteltemperatuur +2°C
Ventilatorbedrijf IT
Ventilatorbedrijf AT
Compressorbedrijf AT
Werkelijke temperatuur
Stop
verwarmingsbedrijf
Verwarmingsbedrijf
Start
verwarmingsbedrijf
Werkingsdiagram
Bedrijf
Stop
Omkeerklep
30 sec. 30 sec.
Tijdens de ontdooicyclus worden de verdamperventilator van het
binnendeel en de condensorventilator van het buitendeel uitgeschakeld.
Na het beëindigen van de cyclus worden de ventilatoren ingeschakeld op
het laatst ingestelde niveau.
< 7 min.
Ontdooiperiode
15 sec.
60 sec.
Ventilatorbedrijf IT
Ventilatorbedrijf AT
Compressorbedrijf AT
Bedrijf
Stop
Omkeerklep
30 sec.
30 sec.
30 sec.
3 min.
SWING Toets werking
SWING
SWING
SLEEPING
SLEEPING
SLEEP Toets werking
11
Met deze toetsen wordt een in- resp. uitschakeltijd geprogrammeerd.
Door het indrukken van de T-ON toets resp. T-OFF, wordt de timer
geactiveerd en dooft de klokweergave. Het timersymbool ON resp.
OFF knippert. Door het indrukken van de TEMP +/- toets wordt de
gewenste in- resp. uitschakeltijd ingesteld. Na het instellen moet de
betreffende timer toets nogmaals worden ingedrukt. Daarvoor moet de
afstandsbediening op het binnendeel worden gericht. De bevestiging
gebeurt door een signaaltoon. Het timersymbool ON resp. OFF knippert
dan niet meer. De timeraanduiding op de afstandsbediening gaat
branden.
Als het geprogrammeerde tijdstip is bereikt, schakelt het toestel zichzelf
automatisch in resp. uit. Wordt het binnendeel automatisch ingeschakeld
en worden de modus, de temperatuur en de ventilatorsnelheid van de
laatste instellingen geactiveerd.
Het voortijdig wissen van de in- en uitschakeltijden gebeurt door het
indrukken van de CANCEL toets. De timeraanduiding op het binnendeel
dooft dan.
T-ON/T-OFF Toetsen
werking
TIMER Toetsen
T-ON / T-OFF
T-ON toets - inschakelvertraging
T-ON
T-ON
TEMP
UP / DN
Inschakel-
vertraging
RESET Toets
Werking
RESET
5 sec.
Tijdinstelling klok
Door het indrukken van de dieper liggende RESET toets kan de
afstandsbediening worden gereset.
Daarna moet de klok weer worden geprogrammeerd (zie "CLOCK toets").
T-OFF toets - uitschakelvertraging
T-OFF
TEMP
UP / DN
Uitschakel-
vertraging
T-OFF
Handmatige luchtverdeling
Aan de luchtuitblaaszijde bevinden
zich individueel instelbare lamellen
voor de horizontale luchtverdeling.
Interne, bewegende onderdelen
bijv. ventilator, leveren
tijdens het gebruik potentieel
letselgevaar op! Alleen bij
uitgeschakeld swingbedrijf
wijzigingen uitvoeren.
LET OP!
HANDMATIGE LUCHTVERDELING
REMKO RVT
12
Buiten werking stellen
Tijdelijk buiten gebruik
stellen
1. Laat het binnendeel 2 tot 3
uur in ventilatie- of koelbedrijf
draaien bij maximale
temperatuurinstelling, zodat het
restvocht wordt afgevoerd uit
het toestel.
2. Stel de installatie met de
afstandsbesturing buiten
gebruik.
3. Schakel de netvoeding van de
apparaten uit.
4. Controleer het toestel op
zichtbare beschadigingen en
reinig deze zoals is beschreven
"Verzorging en onderhoud".
Permanent
buiten gebruik stellen
Voer de apparaten en
componenten af volgens de
regionaal geldende voorschriften,
bijv. door een geautoriseerd
gespecialiseerd bedrijf voor
afvalverwerking en recycling of
naar een inzamelpunt.
De firma REMKO GmbH & Co.
KG of haar vertegenwoordigers
verwijzen u graag naar een
gespecialiseerd bedrijf in uw buurt.
Verzorging en onderhoud
Regelmatige verzorging en
onderhoud garanderen een
storingvrij gebruik en een lange
levensduur van de toestellen.
Verzorgings- en
onderhoudswerkzaamheden
mogen alleen in spanningsvrije
toestand plaatsvinden.
LET OP!
Verzorging
■
Houd het binnendeel en
buitendeel vrij van vuil,
begroeiing en andere
afzettingen.
■
Reinig de apparaten alleen met
een vochtige doek. Gebruik
geen scherpe, schavende
of oplosmiddel bevattende
reinigingsmiddelen. Gebruik
geen waterstralen.
■
Reinig vóór langere
stilstandperioden de lamellen
van het binnendeel en
buitendeel.
■
Dek het buitendeel af met
kunststoffolie, om het indringen
van vuil in het toestel te
verhinderen.
Onderhoud
■
Wij raden u aan een
onderhoudscontract voor
jaarlijkse onderhoudsbeurt af te
sluiten met een gespecialiseerd
bedrijf.
Aard van werkzaamheden
Controle/Onderhoud/Inspectie
Inbedrijfstelling
Maandelijks
Halfjaarlijks
Jaarlijks
Algemeen
Spanning en stroom controleren
Werking compressor controleren
Werking ventilator controleren
Vervuiling lamellenwisselaar
Hoeveelheid koelmiddel controleren
Condensafvoer controleren
Isolatie controleren
Bewegende delen controleren
Zo garandeert de
bedrijfszekerheid van de
installatie op ieder moment!
TIP
13
Reinigen van de
condenspomp (accessoire)
Eventueel bevindt zich in het
binnendeel een ingebouwde
separate condenspomp, die het
ontstane condens naar een hoger
gelegen afvoer pompt.
Volg de verzorgings- en
onderhoudsvoorschriften uit de
separate bedieningshandleiding
Reinigen van de behuizing van
het binnendeel
1. Onderbreek de
voedingsspanning naar het
toestel.
2. Open het aanzuigrooster van
de afdekking naar boven en
klap de arreteringsstang naar
boven.
3. Reinig het rooster en de
afdekking met een zachte
vochtige doek.
4. Schakel de spanningstoevoer
weer in.
Luchtfilter van binnendeel
Reinig het luchtfilter ten minste om
de 2 weken. Verkort deze periode
bij sterk verontreinigde lucht.
Reinigen van filter op het
binnendeel
1. Onderbreek de voedingsspanning
naar het toestel.
2. Open de voorzijde van het
toestel, door het rooster
naar omhoog te klappen
en vast te laten klikken.
Bij de RVT 520 moet u de
geopende voorzijde met
behulp van de in het toestel
liggende arreteringsstang
vastzetten.(Afbeelding 1).
3. Duw het filter iets naar boven
en trek het filter er naar onder
toe uit.
4. Reinig het filter met behulp van
een normale stofzuiger. Draai
daarvoor de verontreinigde zijde
naar boven.(Afbeelding 2).
5. U kunt de verontreinigingen
ook voorzichtig met
lauwwarm water en een
mild reinigingsmiddel
verwijderen. Draai daarvoor de
verontreinigde zijde naar onder.
6. Laat het filter bij het gebruik
van water eerst volledig in de
open lucht drogen, voordat u
deze weer in het toestel plaatst.
7. Plaats het filter voorzichtig
weer. Let er daarbij op dat deze
goed op zijn plaats zit.
8. Sluit de voorzijde in
omgekeerde volgorde als
hierboven is beschreven.
9. Schakel de spanningstoevoer
weer in.
10.
Schakel het toestel weer in.
2 Reinigen met de stofzuiger
1
Rooster met arreteringsstang vastzetten
REMKO RVT
14
Verhelpen van storingen en servicedienst
De toestellen en componenten worden met de modernste productiemethoden geproduceerd en veelvuldig op storingsvrije
werking gecontroleerd. Mochten er desondanks toch storingen optreden, controleert u dan alstublieft de werking
volgens de onderstaande lijst. Bij installaties met binnendeel en buitendeel dient u eveneens het hoofdstuk "Verhelpen
van storingen en servicedienst" in de beide bedieningshandleidingen op te volgen. Als alle controles van de werking zijn
uitgevoerd en het toestel nog steeds niet storingsvrij werkt, neem dan contact op met uw vertegenwoordiger!
Storing Mogelijke oorzaak Controleren Oplossing
Het toestel schakelt
niet in of schakelt
zichzelf uit.
Stroomstoring, onderspanning.
Werken alle andere
elektrische apparaten?
Spanning controleren
en eventueel wachten op
herinschakeling.
Netzekering defect.
Hoofdschakelaar uitgeschakeld.
Werkt alle verlichting?
funktionstüchtig?
Netzekering vervangen
Hoofdschakelaar inschakelen.
Netvoedingsleiding beschadigd.
Werken alle andere
elektrische apparaten?
Laten repareren door
een gespecialiseerd bedrijf.
Wachttijd na inschakelen te kort.
Volgde er een herstart na
ca. 5 minuten?
Langere wachttijd
inplannen.
Gebruikstemperatuubereik
onder- resp. overschreden.
Werken de ventilatoren van
binnendeel en buitendeel?
Rekening houden met
temperatuurbereiken van binnen-
deel en buitendeel.
Overspanning
door onweer.
Zijn er recent regionale
blikseminslagen geweest?
Uitschakelen van de netzekering
en herinschakelen.
Controle door een
gespecialiseerd bedrijf.
Thermostaatcontact van de
compressor geactiveerd
Compressor te heet
Contact opnemen met
gespecialiseerd bedrijf
Storing van de externe
condenspomp
Is de pomp uitgeschakeld
door een storing?
Pomp controleren
eventueel reinigen
Alleen bij RVT 350
thermocontact in klemmenblok
op buitendeel geactiveerd
Stroomopname van buitendeel
controleren
Contact opnemen met
gespecialiseerd bedrijf
Het toestel reageert
niet op de
afstandsbediening
Zendafstand te groot /
ontvangst gestoord
Hoort u bij het indrukken van
een toets een pieptoon
Afstand verminderen tot minder
dan 6 m en plek waar u staat
veranderen
Afstandsbediening defect
Werkt het toestel
in handmatig bedrijf?
Afstandsbediening vervangen
Ontvangst- resp. zendgedeelte
krijgt teveel
zonlicht
Werkt het onder schaduw
wel?
Zendgedeelte resp.
ontvangsgedeelte
in schaduw plaatsen
Elektromagnetische velden
storen de overdracht
Werkt het wel na
het uitschakelen van eventuele
storingsbronnen?
Geen signaaloverdracht
bij gelijktijdig gebruik van
storingsbronnen
Toets van de AB klemt /
dubbele toetsbediening
Verschijnt het "zend"-symbool
in de display?
Toets ontgrendelen / slechts één
toets tegelijk bedienen
Batterijen van de
afstandsbediening
leeg
Zijn er nieuwe batterijen
geplaatst? In de indicatie niet
volledig?
Nieuwe batterijen plaatsen
Storing in de werking
Raadpleeg eveneens het vervolg van deze storingzoektabel op de volgende pagina
15
Storing Mogelijke oorzaak Controleren Oplossing
Het toestel werkt
met verminderde
resp. zonder
koelcapaciteit.
Filter is verontreinigd /
luchtinlaat- / uitlaatopening
geblokkeerd door vreemde
voorwerpen.
Zijn de filters
gereinigd?
Reinig de filters
Ramen en deuren geopend /
warmte- resp. koudebelasting
is verhoogd.
Zijn er bouwkundige
aanpassingen/
is de toepassing gewijzigd?
Ramen en deuren sluiten /
extra installatie monteren
Koelbedrijf niet ingesteld
Is het "koel"-symbool in het
display geactiveerd?
Instelling van het toestel
corrigeren
Geen warmteafgifte mogelijk
door buitendeel
Werkt de ventilator van het
buitendeel, zijn de
wisselaarlamellen vrij?
Ventilator of winterregeling
controleren, luchtweerstand
verminderen
Lekkage in het koelcircuit
Is er rijpvorming zichtbaar op
de wisselaarlamellen va het
binnendeel?
Laten repareren door
een gespecialiseerd bedrijf.
Binnendeel zuigt de uitgeblazen
lucht direct weer aan
Luchtuitlaat controleren
Belemmeringen uit luchtuitlaat
verwijderen SWING-bedrijf
uitschakelen.
Uit het toestel
druppelt
condenswater
Afvoerbuis van opvang-
bak verstopt / beschadigd
Is een ongehinderde afvoer van
condens gegarandeerd?
Reinig de afvoerbuis en de
opvangbak
Externe condenspomp resp.
vlotter defect
Staat de opvangbak vol
water en werkt de
pomp niet?
Pomp door gespecialiseerd
bedrijf laten vervangen
Er staat niet afgevoerd condens
in de condensleiding
Is de condensleiding verlegd met
voldoende verval en niet
verstopt?
De condensleiding met verval
verleggen, resp. reinigen
Condens kan niet worden
afgevoerd.
Zijn de condensleidingen
vrij en met verval verlegd?
Werken de condenspomp en de
vlotterschakelaar?
De condensleiding met verval
verleggen, resp. reinigen.
Defecte vlotterschakelaar resp.
condenspomp vervangen.
Gebruiks- & storingsmeldingen
Weergave Oorzaak Wat moet u doen?
HI Verwarmen: ondooifase van buitendeel Normale bedrijfstoestand
E4 Compressor stationairloopbeveiliging Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
E5 Onderspanningsbeveiliging (<170V) Installatie spanningsvrij schakelen en herinschakelen
E6 Communicatiefout tussen buitendeel en binnendeel Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
F1 Circulatiesensor defect / kortgesloten Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
F2 Vorstbeveiligingssensor defect / kortgesloten Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
F3 Omgevingstemperatuursensor defect / kortgesloten Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
F4 Sensor condensortemperatuur defect / kortgesloten Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
F5 Heetgassensor defect Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
H3 Compressor overlastbeveiliging Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
H4
Bij RVT 350: Gebruikslimieten van buitendeel of binnendeel
overschreden
Installatie uitschakelen
H4
Bij RVT 260, RVT 520: condensortemperatuursensor
kortgesloten
Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
H5
Vermogensprint IPM beveiligingsafschakeling toestel heeft
geen capaciteit
Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
Storing in de werking (vervolg)
REMKO RVT
16
Montagehandleiding voor vakpersoneel
Belangrijke aanwijzingen vóór
het installeren
■
Breng het toestel zo dicht
mogelijk bij de montagelocatie
in de originele verpakking.
Zo voorkomt u transportschade.
■
Controleer de inhoud van de
verpakking op volledigheid
en het toestel op zichtbare
transportschade. Meld
eventuele gebreken direct door
aan uw vertegenwoordiger en
de expediteur.
■
Til het toestel op aan de hoeken
en niet aan de koelmiddel- of
condensaansluitingen.
■
De koelmiddelleidingen
(aanvoer- en zuigleiding),
kleppen en koppelingen
moeten dampdiffusiedicht
worden geïsoleerd. Eventueel
moet ook de condensleiding
worden
geïsoleerd.
■
Kies een montagelocatie
waar een vrije luchtinlaat en
luchtuitlaat is gegarandeerd.
Zie paragraaf "Minimale vrije
ruimte".
■
Installeer het toestel niet direct
in de buurt van apparaten met
intensieve warmtestraling.
De montage in de buurt van
warmtestraling verminderd de
prestaties van het toestel.
■
Open de afsluiters in de
koelmiddelleidingen pas na
het volledig beëindigen van de
installatiewerkzaamheden.
■
Sluit de open koel-
middelleidingen af met
geschikte doppen, resp.
plakband tegen het indringen
van vocht en knik of druk de
koelmiddelleidingen nooit dicht.
■
Vermijd onnodige
buiging. U vermindert
zo het drukverlies in de
koelmiddelleidingen en
garandeert daarmee de
onbelemmerde terugvoer van
de compressorolie.
■
Tref bijzondere maatregelen
met betrekking tot de terugvoer
van de olie, als het buitendeel
hoger ligt dan het binnendeel.
Zie paragraaf olieterugvoermaa
tregelen.
■
Overschrijdt de enkele lengte
van de koelmiddelleiding
5 meter, dan moet koelmiddel
worden bijgevuld. De
hoeveelheid koelmiddel kunt
u vinden in het hoofdstuk
"Koelmiddel bijvullen".
■
Gebruik uitsluitend de in de
leveromvang meegeleverde
wartelmoeren voor de
koelmiddelleidingen en
verwijder deze pas direct
vóór het koppelen van de
koelmiddelleidingen.
■
Voer de elektrische
aansluitingen uit volgens
de geldende DIN- en VDE
voorschriften.
■
Bevestig de elektrische
leidingen steeds goed in de
elektrische aansluitklemmen.
Anders kan er brand ontstaan.
Wanddoorvoer
■ Er moet voor ieder toestel een
gat in de wand worden gemaakt
met een diameter van min. 70
mm diameter en 10 mm verval
van binnen naar buiten.
■
Wij raden u aan het gat
binnenin te bekleden of bijv.
te voorzien van een PVC-buis,
zodat beschadigingen aan de
leidingen worden voorkomen.
■
Na de montage moeten de
wanddoorvoeren met een
geschikt afdichtmiddel worden
afgesloten Gebruik geen
cement- of kalkhoudende
stoffen!
Montagemateriaal
Het binnendeel wordt met 4
tijdens inbouw zelf te leveren
bouten op een wandhouder
bevestigd.
Het buitendeel wordt met
4 bouten op een wandhouder aan
de wand of met een vloerconsole
op de vloer bevestigd.
Leidingen door de opening in de wand
Stuurleiding
Condensleiding
Aanvoerleiding
Zuigleiding
PVC-buis
Installeer het buitendeel met
pluggen die geschikt zijn voor
de betreffende wandkwaliteit.
OPMERKING
17
Keuze van de installatielocatie
Het binnendeel is ontworpen
voor een horizontale montage op
de wand boven deuren. Deze is
echter ook op het bovenste deel
van de wand (min. 1,75 m vanaf
vloerniveau) toepasbaar.
Het buitendeel is ontworpen voor
horizontaal staande montage buiten.
De opstellocatie van het toestel
moet waterpas, vlak en stevig
zijn. Daarnaast moet het toestel
worden beveiligd tegen omvallen.
Het buitendeel kan zowel buiten
als binnen een gebouw worden
opgesteld. Bij de montage buiten
moet u de volgende aanwijzingen
voor bescherming van het toestel
tegen weersinvloeden opvolgen.
Regen
Het toestel moet bij vloer-
of dakopstelling met een
bodemvrijheid van minimaal 10 cm
worden gemonteerd Bij apparaten
voor het koelen en verwarmen
verhoogt een hogere opstelling de
geleverde verwarmingscapaciteit.
Een vloerconsole is leverbaar als
accessoire.
Zonlicht
De lamellenwissselaar (condensor)
van het buitendeel is een warmte
afgevend onderdeel.
Zonnestraling verhoogt de
temperatuur van de lamellen extra en
vermindert daarmee de warmteafgifte
van de lamellenwisselaar.
Het buitendeel moet indien mogelijk
aan de noordzijde van het betreffende
gebouw worden opgesteld.
Indien nodig moet een
schaduwleverende voorziening
worden geplaatst. Deze kan ook
bestaan uit een afdak.
De uitstromende warme lucht mag
echter door deze voorzieningen
niet worden belemmerd.
Wind
Als het toestel vooral wordt
geïnstalleerd in winderige
omgevingen, dan moet er op
worden gelet dat de uitstromende
warme lucht wordt afgevoerd met
meest voorkomende windrichting.
Als dit niet mogelijk is, plaats dan
een windscherm (afbeelding 3).
Let er op dat het windscherm de
luchttoevoer van het toestel niet
beïnvloedt.
Sneeuw
In gebieden met sterke sneeuwval
moet u het toestel op een wand
monteren.
De montage moet dan minimaal
20 cm boven de verwachte
sneeuwhoogte plaatsvinden,
om het indringen van sneeuw in
het buitendeel te verhinderen.
(afbeelding 4). Een wandconsole is
leverbaar als accessoire.
Opstelling
binnen een gebouw
■
Zorg voor voldoende
warmteafvoer, als het
buitendeel in de kelder, op het
dak, in nevenruimten of hallen
wordt opgesteld (afbeelding 5).
■
Installeer een extra ventilator
die dezelfde luchtverplaatsing
scapaciteit heeft als het in de
ruimte te plaatsen buitendeel
en eventuele drukverliezen door
luchtkanalen kan compenseren.
■
Garandeer een continue
ongehinderde luchttoevoer
van buiten, indien mogelijk
door tegenoverliggende
luchtopening met afmetingen
die voldoende zijn.
■
Volg de statische en andere
bouwtechnische voorschriften
en voorwaarden met betrekking
tot het gebouw op en voorzie
eventueel in geluiddemping.
Wind
3 Beschutting tegen wind
Warme lucht
Koude
verse lucht
Licht-
schacht
Buitendeel
Warme lucht
Licht-
schacht
Extra
ventilator
5 Opstelling binnen een gebouw
20 cm
Sneeuw
4 Minimale afstand tot sneeuw
REMKO RVT
18
Minimale vrije ruimte
De minimale vrije ruimte dient voor onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden en eveneens voor een optimale luchtverdeling.
Aansluitvarianten
van binnendeel
Montage van wandhouder
De wandhouders voor de apparaten moet met geschikte bouten en
pluggen worden bevestigd.
De montagepunten zijn weergegeven in de volgende afbeelding.
Olieterugvoermaatregelen
Als het buitendeel op een
hoger niveau geplaatst als het
binnendeel, dan moeten geschikte
olieterugvoermaatregelen worden
getroffen. Dit gebeurt in de regel
door het maken van een
oliehevel-elleboog, die per 2,5
stijgende meter moet worden
geïnstalleerd.
Olieterugvoermaatregelen
Buitendeel
Oliehevel-elleboog
in de zuigleiding
naar het buitendeel
1 x per 2,5
stijgende meter
Radius:
50 mm
max. 8/10 m
Buitendeel
Minimale vrije ruimte / alle maten in mm
Luchtinlaat
Luchtuitlaat
200
100
100
400
700
De volgenden aansluitvarianten
kunnen worden gebruikt voor
de koelmiddel-, condens- en
stuurleidingen.
120
200
120
1500
120
Aansluitvarianten
1 Aan-/afvoer op de wand rechts
2 Aan-/afvoer door de wand rechts
3 Aan-/afvoer door de wand links
4 Aan-/afvoer op de wand links
1
2
3
4
Montagepunten van wandhouder
168
215
512
430
45
210
255
650
650
35
Alle waarden in mm
RVT 350 IT RVT 520 IT
160
170
495
460
40
RVT 260 IT
19
De apparaten zijn vanuit de
fabriek gevuld met gedroogde
stikstof voor controle op
lekkage.
De onder druk staande stikstof
ontsnapt bij het losdraaien van
de wartelmoeren.
LET OP!
Installatie van het toestel
Het toestel wordt met de
wandhouder bevestigd, waarbij
rekening wordt gehouden met de
luchtuitlaatzijde aan de onderkant.
1. Markeer de bevestigingspunten
op de statisch geschikte delen
van het gebouw volgens de
opgegeven afmetingen van de
wandhouder.
2. Verwijder eventueel de
uitbreekopeningen in de
behuizing.
3. Sluit de koelmiddel-,
elektrische-, en condensleiding
aan op het binnendeel, zoals
verderop beschreven is.
4. Hang het binnendeel licht
naar achter gekanteld in
de wandhouder en druk
vervolgens de onderkant tegen
de houder aan (afbeelding 6).
5. Controleer nogmaals of het
toestel waterpas hangt.
Installatie
De installatie mag alleen door
geautoriseerd en gespecialiseerd
personeel worden uitgevoerd.
OPMERKING
6 OPHANGEN VAN HET
Aansluiten van de
koelmiddelleidingen
De gebouwaansluiting van de
koelmiddelleidingen gebeuren op de
achterzijde van de toestellen.
Eventueel moet op het binnendeel
een verloopnippel naar een grotere
resp. kleinere diameter worden
gemonteerd. Deze nippels worden
seriematig meegeleverd in de
verpakking van het binnendeel.
Na het beëindigen van de
montage moeten de koppelingen
dampdiffusiedicht worden geïsoleerd.
De volgende aanwijzingen
beschrijven het installeren van het
koelcircuit en de montage van het
binnendeel en het buitendeel.
1. Zoek de benodigde
leidingdoorsnede op in de tabel
"Technische gegevens"
2. Installeer het binnendeel en sluit
de koelmiddelleiding aan volgens
de bedieningshandleiding van
het binnendeel.
3. Gebruik voor het buigen van
de koperleidingen geschikte
buiggereedschappen om het
knikken van de leidingen te
voorkomen.
4. Let bij de montage op
de buigradius van de
koelmiddelleidingen en buig
dezelfde plek op de leiding
nooit twee keer.
Brosheid en scheurgevaar
kunnen hiervan het gevolg zijn.
5. Verleg de koelmiddelleidingen
van binnendeel naar buitendeel.
Zorg voor voldoende
bevestiging en neem eventueel
de olieterugvoermaatregelen!
6. Installeer het buitendeel met
de wand- resp. vloerconsole op
een statisch geschikt deel van
het gebouw.
Volg de installatie-aanwijzingen
van de consoles op.
7. Zorg ervoor dat er geen
contactgeluiden worden
overgedragen op del van het
gebouw. Overdracht
van contactgeluiden
wordt gereduceerd door
trillingsdempers!
8. Verwijder de vanuit de fabriek
aangebrachte beschermkappen
en wartelmoeren van de
aansluitingen van de afsluiters
en gebruik deze bij de verdere
montage.
9. Zorg ervoor dat de
wartelmoeren op de leidingen
aanwezig zijn, voordat u de
koelmiddelleidingen voorziet
van een kraag.
10.
Bewerk de verlegde
koelmiddelleidingen zoals
weergegeven
(afbeelding 7+8).
11.
Controleer of de kraag de juiste
vorm heeft (afbeelding 9).
12.
Sluit eerst de koppeling van
de koelmiddel- leidingen aan
de afsluiters met de hand aan,
zodat de aansluitvlakken goed
aansluiten.
REMKO RVT
20
Extra aanwijzingen voor het
installeren.
■
Als de enkele lengte van de
koppelleiding langer is dan
5 m, dan moet bij het voor
de eerste keer in gebruik
nemen van de installatie
koelmiddel worden bijgevuld.
Zie hoofdstuk "Koelmiddel
bijvullen"
Er mogen alleen gereedschappen
worden gebruikt, die goed
gekeurd zijn voor het gebruik
in de koeltechniek. Pijpsnijder,
ontbramer, buigtang en
felsgereedschap.
OPMERKING
13.
Bevestig daarna de koppelingen
definitief met twee steeksleutels
met de juiste sleutelwijdte.
Houd tijdens het vastschroeven
altijd tegen met een steeksleutel
(afbeelding 10).
14.
Voorzie de beide geïnstalleerde
koelmiddelleidingen, inclusief
de koppelingen van een
geschikte warmte isolatie.
15.
Gebruik alleen voor het
temperatuurbereik geschikte en
diffusiedichte isolatieslangen.
Felsgereedschap
8
Koelmiddelleidingen voorzien van kraag
Koelmiddelleiding
Ontbramer
7
Ontbramen van koelmiddelleidingen
9 Correcte kraag
Controle op lekkages
Als alle verbindingen zijn gemaakt,
dan wordt het manometerstation
als volgt aangesloten aan de schr
aderklepaansluitingen, voorzover
aanwezig:
rood = kleine klep
= aanvoerdruk.
blauw = grote klep
= zuigdruk.
Na het aansluiten wordt de lektest
met gedroogde stikstof uitgevoerd.
Voor de controle op lekkages
worden de gemaakte verbindingen
bespoten met lekzoekspray. Als
er bellen zichtbaar zijn, is de
verbinding niet correct uitgevoerd.
Draai de koppeling verder aan of
maak een nieuwe kraag aan de
leiding.
Na een succesvolle lektest
wordt de overdruk uit de
koelmiddelleidingen verwijderd en
wordt er een vacuümpomp met
een absolute eindverschildruk van
10 mbar in bedrijf gesteld, om een
luchtledige ruimte te creëren in
de leidingen. Daarnaast wordt zo
ook het aanwezige vocht uit de
leidingen verwijderd.
Er moet een vacuüm van
min. 20 mbar abs. worden
geleverd!
LET OP!
De tijdsduur voor het bereiken
van het vacuüm is afhankelijk
van het leidingvolume van het
binnendeel en de lengte van de
koelmiddelleidingen, de procedure
vergt echter ten minste 60 minuten.
Als vreemde gassen en vocht
volledig uit het systeem zijn
verwijderd, worden de kleppen van
het manometerstation gesloten
en de afsluiters van het buitendeel
geopend, zoals is beschreven in het
hoofdstuk "In gebruik nemen"
Vastdraaien 1. Steeksleutel
Tegenhouden
2e Steeksleutel
10 Koppeling vastdraaien
1
4
12-16 Nm
3
8
28-32 Nm
1
2
40-44 Nm
5
8
64-68 Nm
21
Alle elektrische
installatiewerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd
dor een gespecialiseerd
bedrijf. De montage van de
elektrische aansluitingen moet
spanningsvrij gebeuren.
LET OP!
Condensaansluiting
Op basis van de
dauwpuntonderschreiding op het
register van het buitendeel ontstaat er
tijdens verwarmingsbedrijf condens.
Onder het register bevindt zich
een opvangbak, die met een
afvoer moet worden verbonden.
De onderbekleding van de behuizing
van het buitendeel is uitgevoerd
als opvangbak. Hierin moet de in
de leveromvang meegeleverde
condensaansluiting worden geplaatst.
■
De aan te brengen
condensleiding moet verlegd
worden met een verval van ten
minste 2 % (afbeelding 11).
Eventueel een dampdiffusiedichte
isolatie aanbrengen.
■
Bij gebruik van het toestel
bij een buitentemperatuur
onder 0 °C moet worden gelet
op een vorstvrije verlegging
van de condensleiding. De
onderbekleding van de behuizing
moet eveneens vorstvrij worden
gehouden om een permanente
afvoer van condens te
Elektrische aansluiting
Bij de apparaten moet een
netvoedingsleiding voor de
spanningstoevoer naar het
binnendeel en een stuurleiding naar
het buitendeel worden geïnstalleerd
en worden afgezekerd.
In de leveromvang van de
apparaten vindt u een vijf
meter lange, vieraderige
stuurleiding voor het verbinden
van de het binnendeel met
het buitendeel. Binnen de
stuurleiding naar het buitendeel
bevindt zich een dataleiding,
die de communicatie tussen het
binnendeel en het buitendeel
verzorgt. Via deze leiding wordt
de capaciteitsaanpassing voor de
koel- resp. geregeld en worden
storingsmeldingen doorgegeven
aan het binnendeel.
Aansluiten van binnendeel
■
Wij raden u aan een hoofd- /
onderhoudsschakelaar in de
buurt van het binnendeel te
installeren.
■
De spanningtoevoer gebeurt aan
de binnendelen, het buitendeel
wordt via de stuurleiding
vanaf het binnendeel naar het
buitendeel verzorgd.
■
Die klemmenstroken van de
aansluitingen bevinden zich aan
de achterzijde van het toestel.
Na het installeren kunnen
metingen, na het verwijderen
van de afdekking, vanaf de
voorzijde worden uitgevoerd.
2% Verval
De condensslang is seriematig geschikt
voor aansluiting aan de linkerzijde
(van voor gezien).
RVT
260-520 IT
11
Minimale verval van de condensleiding
garanderen. Indien nodig moet
er een leidingverwarmingslint
worden aangebracht.
■
Na het verleggen van de leiding
moet worden gelet op een vrije
afvoer van het condens en
een permanente lekdichtheid
worden gewaarborgd.
Aan de rechter zijde (van voor gezien) bevindt zich een tweede
condensaansluiting die afgesloten is in de condensopvangbak.
Deze aansluiting kan niet worden gebruikt.
Condensaansluiting
niet bruikbaar
Condensslang Condenaansluiting op
de condensopvangbak
Condensaansluiting binnendeel RVT 260-520 IT
Condensaansluiting buitendeel RVT 260-520 AT
Opening voor de
condensaansluiting
Condensopvangbak
van buitendeel
Condensaansluiting
REMKO RVT
22
Aansluiten van buitendeel
Bij het aansluiten van de leiding
gaat u als volgt te werk:
1. Verwijder de afdekking van de
zijwand.
2. Kies de doorsnede van de
aansluitleiding volgens de
voorschriften.
3. Sluit de leidingen volgens het
aansluitschema aan op de
klemmen.
4. Zet de leiding vast in de
trekontlasting en bouw het
toestel weer samen.
Elektrisch aansluitschema
■
Wordt bij het toestel een als accessoire leverbare condenspomp
toegepast, dan is er voor het gebruik van het uitschakelcontact van
de pomp eventueel een extra relais nodig voor het verhogen van het
schakelvermogen voor het afschakelen van de compressor.
■
Als de leidingen in omgevingen worden verlegd met sterke
magnetische velden, dan moeten de stuurleidingen uitgevoerd
worden als afgeschermde leidingen.
■
De elektrische afzekering van de installatie gebeurt volgens de
technische gegevens.
Aansluiten van binnendeel
Aan te brengen
aansluitleiding
stuurdataleiding /
nulleider / aardleiding /
faseleiding
Afdekking
Netvoedingsleiding /
L 1 / N / PE/
Aansluiting RVT 260 IT / RVT 260 AT
Aansluiting RVT 350 IT / RVT 350 AT
Buitendeel Binnendeel Netleiding
Nulleider
Faseleiding
Aardleiding
230 V~,
50 Hz,
L1 / N / PE
Dataleiding
(1)
3
3
2
2
(1)
Alle elektrische stekker- en
klemverbindingen moeten
gecontroleerd worden op een
stevige bevestiging en goed
contact en eventueel worden
nagetrokken.
LET OP!
RVT 260 IT, RVT 350 IT
Afdekking
Netvoedingsleiding /
L 1 / N / PE/
RVT 520 IT
Buitendeel Binnendeel Netleiding
Nulleider
Faseleiding
Aardleiding
230 V~,
50 Hz,
L1 / N / PE
Dataleiding
(1)
3
3
2
2
(1)
Aansluiting RVT 520 IT / RVT 520 AT
23
Elektrisch schakelschema
Vóór het in gebruik nemen
Na een succesvolle lektest
moet de vacuümpomp via het
manometerstation worden
aangesloten op de klepaansluitingen
van het buitendeel (zie hoofdstuk
"Controle op lekkages") en moet er
een vacuüm worden gerealiseerd.
Voor in gebruik nemen van het toestel
voor de eerste keer en na ingrepen
in het koelmiddelcircuit moeten
de volgende controles worden
uitgevoerd en in het inbedrijfstellingsp
rotocol worden gedocumenteerd:
■
Controle van alle
koelmiddelleidingen en -
kleppen met lekzoekspray of
zeepwater op lekkages en
onbedoelde verwisseling van
zuig- en aanvoerleiding. Bij
stilstand van het toestel.
Koelmiddel bijvullen
De toestellen zijn voorzien van een
basis koelmiddelvulling.
Daarnaast moet er bij
koelmiddelleidingen van meer
dan 5 meter enkele lengte per
circuit een extra vulhoeveelheid
koelmiddel worden bijgevuld,
volgens de hiernaast gegeven
tabel:
RVT 260-520
Leidinglengte
Extra vulhoeveelheid
per meter
Tot en met 5 m
-
5 m tot max. 10 m 22 g/m
■
Controle van de
koelmiddelleidingen en isolatie
op beschadigingen.
■
Controle van de elektrische
verbinding tussen binnendeel
en buitendeel op de juiste
polariteit.
■
Controle van alle bevestigingen,
ophangingen etc. op een goede
houdkracht en correcte stand.
Let er op dat het toegepaste
koelmiddel altijd in vloeibare
vorm wordt gevuld!
LET OP!
RVT 260 IT, RVT 520 IT RVT 520 AT
RVT 350 IT RVT 350 AT
RVT 260 AT
REMKO RVT
24
Inbedrijfstelling
■
De inbedrijfstelling mag
alleen door speciaal
geschoold gespecialiseerd
personeel uitgevoerd en moet
gedocumenteerd worden.
De inbedrijfstelling moet
volgens de inbedrijfstellingsve
rklaring plaatsvinden en moet
dienovereenkomstig worden
gedocumenteerd.
Nadat alle onderdelen aangesloten
en gecontroleerd zijn, kan de
installatie in bedrijf worden gesteld.
Voor het waarborgen van de juiste
werking moet voor de overdracht
aan de gebruiker een functietest
worden uitgevoerd, om eventuele
onregelmatigheden tijdens het
gebruik van het toestel te kunnen
vaststellen.
Functietest en
proefdraaien
Controle van de volgende punten:
■
Lekdichtheid van de
koelmiddelleidingen.
■
Gelijkmatige loop van
compressor en ventilator.
■
Afgifte van koude lucht bij
binnendeel en warme lucht bij
buitendeel tijdens koelbedrijf.
■
Functietest van binnendeel en
alle programma's.
■
Controle van de
oppervlaktetemperatuur van
de zuigleiding en bepalen
van oververhitting van de
verdamper. Houd voor
de temperatuurmeting
de thermometer op de
zuigleiding en trek van de
gemeten temperatuur de
op de manometer afgelezen
kookpunttemperatuur af.
■
Documenteer de gemeten
temperatuur in het inbedrijfstelli
ngsprotocol.
Functietest van de
bedrijfsmodus koelen.
1. Verwijder de afsluitdoppen van
de kleppen.
2. Begin met het inbedrijfstellen,
door de afsluiters van het
buitendeel kort te openen, tot
de manometer een druk van ca.
4 bar aangeeft.
3. Controleer de lekdichtheid van
alle gemaakte verbindingen
met lekzoekspray en geschikte
lekdetectie-apparatuur.
4. Heeft u geen lekkages
geconstateerd, open dan de
afsluiters door deze met een
zeskantsleutel tegen de klok in
te verdraaien tot de aanslag.
Als lekkages zijn geconstateerd,
dan moet het koelmiddel
worden afgezogen en moet de
defecte verbinding opnieuw
worden gemaakt. Het opnieuw
creëren van een vacuüm en
het drogen is daarbij beslist
noodzakelijk!
5. Schakel de externe
hoofdschakelaar resp. zekering
in.
6. Schakel het toestel met de
afstandsbediening in en kies
de koelmodus, het maximale
ventilatortoerental en de
laagste insteltemperatuur.
7. Meet alle noodzakelijke
waarden, vul deze in op
het inbedrijfstellingspr
otocol en controleer de
veiligheidsfuncties.
8. Controleer de toestelbesturing
op basis van de in hoofdstuk
"Bediening"" beschreven
functies. Timer,
temperatuurinstelling,
ventilatorsnelheden en het
omschakelen naar de ventilatie-
resp. ontvochtigingsmodus.
9. Controleer de werking van
de condensleiding, door
gedestilleerd water te gieten in
de condensopvangbak.
Het wordt aanbevolen hierbij
een fles met tuit te gebruiken,
waarmee u het water in de
opvangbak kan laten stromen.
10.
Controleer tijdens
het proefdraaien alle
regel-, besturings- en
veiligheidsinrichtingen
op werking en correcte
instellingen.
11.
Controleer de toestelbesturing
van het binnendeel op basis van
de in bedieningshandleiding
beschreven functies.
Timer, temperatuurinstellingen
en alle modus-instellingen.
12.
Meet de oververhitting,
buiten-, binnen-, uitlaat- en
verdampingstemperaturen en
vul de meetwaarden in op het
inbedrijfstellingsprotocol.
13.
Verwijder de manometer en
sluit de klepaansluitingen
af met de daarbij horende
doppen.
Door de inschakelvertraging
start de compressor pas enkele
minuten later.
LET OP!
25
Toestelafmetingen
Maat- en constructiewijzigingen, die het gevolg zijn van voortschrijdende techniek, zijn voorbehouden.
1. Schakel de spanningsverzorging
in.
2. Schakel het toestel via de
afstandsbediening is en kies
de verwarmingsmodus, het
maximale ventilatortoerental en
hoogste insteltemperatuur.
Functietest van bedrijfsmodus
verwarmen (alleen bij koel- /
verwarmbuitendelen)
3. Meet alle noodzakelijke
waarden, vul deze in op
het inbedrijfstellingspr
otocol en controleer de
veiligheidsfuncties.
4. Controleer de toestelbesturing
op basis van de in hoofdstuk
"Bediening"" beschreven
functies.
Timer, temperatuurinstelling,
ventilatorsnelheden.
Afsluitende maatregelen
■
Monteer alle gedemonteerde
delen.
■
Geef de gebruiker instructie
over het gebruik van de
installatie.
830
285
205
045
092
850
540
285 120
770
Alle waarden in mm
Alle waarden in mm
RVT 350 IT
RVT 260 AT, RVT 350 AT
1005
300
255
RVT 520 IT
586
033
915
545
345 150
850
RVT 520 AT
770
250
190
RVT 260 IT
REMKO RVT
26
Technische gegevens
Model RVT 260 RVT 350 RVT 520
Nominale koelcapaciteit
1)
kW 2,61 (1,11-2,99) 3,45 5,22
Nominale verwarmingscapaciteit
2)
kW 3,01 (1,62-3,41) 3,98 5,98
Energie-efficiëntieklasse koelen
1)
A A B
Energie-efficiëntieklasse verwarmen
2)
A B C
Energie-efficiëntieratio koelen EER
1)
3,39 3,32 3,03
Energie-efficiëntieratio verwarmen COP
2)
3,63 3,46 3,22
Toepassingsbereik (ruimtevolume), ca. 80 110 160
Koelmiddel R 410A
Spanningsvoorziening V/Hz 230/1~/50
Nominale elektr. krachtafname koelen
1)
kW 0,77 1,04 1,72
Nominale elektr. krachtafname verwarmen
2)
kW 0,83 1,15 1,86
Nominaal elektr. stroomverbruik koelen
1)
A 4,02 5,68 9,29
Nominaal elektr. stroomverbruik verwarmen
2)
A 4,05 5,74 9,68
Koelmiddelaansluiting aanvoerleiding Inch (mm) 1/4 (6,35)
Koelmiddelaansluiting zuigleiding Inch (mm) 1/2 (12,7)
Bijbehorend binnentoestel
RVT 260 IT RVT 350 IT RVT 520 IT
Werkbereik °C +16 tot +30
Luchtvolumestroom per niveau m³/h 365 / 383 / 490 460 / 480 / 550 690 / 710 / 800
Beschermingsgraad IP
X0
Geluidsdrukniveau per niveau
3)
dB(A) 31 / 34 / 38 32 / 35 / 39 38 / 40 / 42
Afmetingen hoogte mm 250 285 319
Breedte mm 770 830 1020
Diepte mm 190 205 234
Gewicht kg 9,0 11,0 13,0
Bijbehorend buitendeel
RVT 350 AT RVT 350 AT RVT 520 AT
Werkbereik koelen °C +21 bis +45
Werkbereik verwarmen °C -7 bis +21
Luchtvolumestroom, max. m³/h 1750 1840 2430
Beschermingsgraad IP X4
Geluidsdrukniveau, max.
3)
dB(A) 45 47 49
Koelmiddel, basishoeveelheid kg 1,2 1,35 1,6
Koelmiddel, extra hoeveelheid> 5 m g/m 22
Koelmiddelleiding, lengte max. m 15
Koelmiddelleiding, hoogte max. m 8
Afmetingen hoogte mm 540 540 680
Breedte mm 770 770 913
Diepte mm 290 290 378
Gewicht kg 40,0 43,0 52,0
Serienummer 716... 717... 715...
EDV-Nr. 1619005 1619010 1619015
1) Luchtinlaattemperatuur TK 27°C / FK 19°C, buitentemperatuur TK 35 °C, FK 24 °C, max. luchtvolumestroom
2) Luchtinlaattemperatuur TK 20°C, buitentemperatuur TK 7 °C, FK 6 °C, max. luchtvolumestroom
3) Afstand 1 m, in de vrije ruimte
27
Overzichtstekening RVT 260-520 IT
REMKO RVT
28
Maat- en constructiewijzigingen, die het gevolg zijn van voortschrijdende techniek, zijn voorbehouden.
1
13
3
4
9
14
15
5
8
6
7
10
11
12
16
2
Onderdeellijst
Nr. Omschrijving RVT 260 IT RVT 350 IT RVT 520 IT
1 Luchtinlaatrooster 1109200 1109216 1109232
2 Luchtfilter, set 1109201 1109217 1109233
3 Besturingsprint, display 1109202 1109218 1109234
4 Voorwand 1109203 1109219 1109235
5 Swingmotor 1109204 1109220 1109236
6 Uitstroomlamellen, set 1109205 1109221 1109237
7 Condensopvangbak 1109206 1109222 1109238
8 Condensslang 1109207 1109223 1109239
9 Lamellenverdamper 1109208 1109224 1109240
10 Circulatieluchtsensor 1109209 1109225 1109241
11 Vorstbeveiligingssensor 1109210 1109226 1109242
12 Ventilatorrad 1109211 1109227 1109243
13 Ventilatormotor 1109212 1109228 1109244
14 Besturingsprint 1109213 1109229 1109245
15 Transformator 1109214 1109230 1109246
16 IR-afstandsbediening 1109215 1109231 1109247
29
Bij onderdeelbestellingen naast het EDV-nr. graag ook altijd het toestelnummer (zie typeplaatje) aangeven!
Overzichtstekening RVT 260-520 AT
REMKO RVT
30
Maat- en constructiewijzigingen,
die het gevolg zijn van voortschrijdende techniek, zijn voorbehouden.
Onderdeellijst
Nr. Omschrijving RVT 260 AT RVT 350 AT RVT 520 AT
1 Voorwand 1109248 1109265 1109286
2 Ventilatorblad, condensor 1109249 1109266 1109287
3 Ventilatormotor, condensor 1109250 1109267 1109288
4 Lamellencondensor 1109251 1109268 1109289
5 Afdekplaat 1109252 1109269 1109290
6 Zijdeel 1109253 1109270 1109291
7 Compressor, cpl. 1109254 1109271 1109292
8 Vloerplaat 1109255 1109272 1109293
9 Condensator condensorventilator 3 uF 1109256 - 1109294
10 Afsluiter, zuigleiding 1109257 1109273 1109295
11 Afsluiter, aanvoerleiding 1109258 1109274 1109296
12 Klepafdekking 1109259 1109275 1109297
13 Omkeerklep 1109260 1109276 1109298
Onderdelen zonder afbeelding
Besturingsprint AP4 - 1109277 -
Besturingsprint 110921 - 1109299
Vermogensprint IPM - 1109278 1109300
Vermogensthyristor met koellichaam - 1109279 1109301
Condensator condensorventilator 20 uF - 1109280 -
Condensator condensorventilator 100 uF - 1109281 -
Condensator condensorventilator 1000 uF - - 1109302
Condensator condensorventilator 2200 uF - 1109282 -
Smoorspoel 16,5mH - 1109283 -
Smoorspoel 0,35mH - - 1109303
Smoorspoel L0004 1109262 1109284 -
Temperatuursensoren, set 1109263 1109285 1109304
Netfilter 1109264 - 1109305
31
Bij onderdeelbestellingen naast het EDV-nr. graag ook altijd het toestelnummer (zie typeplaatje) aangeven!
Technische wijzigingen voorbehouden, informatie onder voorbehoud!
Advies
Door intensieve scholing brengen
wij de vakkennis van onze
adviseurs steeds op de nieuwste
stand. Dat heeft ons de reputatie
opgeleverd, meer te zijn dan een
betrouwbare leverancier:
REMKO, een partner, die helpt
bij het oplossen van problemen.
De verkoopafdeling
REMKO heeft niet alleen een
goed uitgebouwd netwerk van
vertegenwoordigingen in het
binnen- en buitenland, maar ook
bijzonder hooggekwalificeerde
vakmensen voor de verkoop.
REMKO-medewerkers in de
buiten- en binnendienst zijn meer
dan alleen verkoper: zij moeten
voor onze klanten vooral een
adviseur zijn op het gebied van
koel- en verwarmingstechniek.
De servicedienst
Onze apparaten werken
nauwkeurig en betrouwbaar.
Mocht er toch een keer een
storing optreden, dan is de
REMKO servicedienst snel
op locatie. Ons uitgebreide
net van gespecialiseerde
vertegenwoordigers garandeert u
steeds een snelle en betrouwbare
service.
REMKO GmbH & Co. KG
Koel- en verwarmingstechniek
Im Seelenkamp 12 · 32791 Lag
Postbus 1827 · 32777 Lage
Telefoon +49 5232 606-0
Telefax +49 5232 606-260
E-mail info@remko.de
Internet www.remko.de
Hotline
Advies, verkoop koeltechniek
+49 5232 606-160
Advies, verkoop
verwarmingstechniek
+49 5232 606-100
Verkoop onderdelen
+49 5232 606-210
Export
+49 5232 606-130
Service
+49 5232 606-200
REMKO DOOR HEEL EUROPA
en dicht bij u in de buurt!
Maak gebruik van onze ervaring en adviezen
3


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for REMKO RVT350 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of REMKO RVT350 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 2,19 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of REMKO RVT350

REMKO RVT350 User Manual - German - 32 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info