2.2 De laadprocedure
De laadprocedure
De batterij kan zowel op de fi ets als buiten de fi ets worden geladen.
De laadprocedure dient als volgt te worden uitgevoerd:
• Open afdekkap van laadconnector, in de aangegeven pijlrichting (afb 2.7).
• Plaats de lader op een vlakke en stevige ondergrond (afb 2.8).
• Steek de laadplug in de laadconnector. (Afb 2.9) en de stekker van de lader in een 220V stopcontact.
• De laadindicator (afb 2.10) op de batterij gaat vervolgens langzaam knipperen.
• De batterij is volgeladen als de laadindicator op de batterij groen blijft branden.
• Nadat de lader is losgekoppeld van de batterij gaat de laadindicator uit.
• De mate van vulling van de batterij kan worden afgelezen op de display bevestigd op het stuur
(zie hoofdstuk 4) nadat de batterij in de slede is geschoven.
2.7 2.8 2.9 2.10
In het geval van het laden met de batterij
in de fi ets de display vooraf uitzetten.