104
• Verhoog vervolgens het gas tot de „Mini-Copter MC 120“ zich minstens 50 cm boven de grond bevindt. Op deze hoogte hebt u het
zogenaamde bodemeffect overwonnen en is de Mini-Copter tijdens het vliegen stabieler en kan hij makkelijk worden gecontroleerd.
Probeer een licht afdrijven met de trimhendels voor gier, nick of roll voorzichtig te corrigeren. Zodra de „Mini-Copter MC 120“ voldoende
hoog in de lucht is, reduceert u het gas zover tot de „Mini-Copter MC 120“ zweeft. Houd daarbij ook rekening met de voorschriften in het
hoofdstuk 11.
• Nu beheerst u al het meest cruciale gedeelte en kunt u met langzame en voorzichtige stuurbewegingen aan de gasknuppel aan de „Mini-
Copter MC 120“ wennen.
• Om de „Mini-Copter MC 120“ opnieuw te landen, neemt u wat gas terug tot de „Mini-Copter MC 120“ naar de bodem daalt. Een stevige
landing op de grond is daarbij geen probleem en mag niet met plotselinge bewegingen van de gashendel gecorrigeerd worden.
Probeer zo goed als mogelijk verticaal te landen („helikopterlanding“). Vermijd landingen met hoge horizontale snelheden („vliegtuiglanding“).
Schakel na de landing de motoren uit (gasknuppel terugtrekken).
• Oefen het starten een aantal keren, zodat u een gevoel voor de „Mini-Copter MC 120“ krijgt. Bent u redelijk zeker in het besturen, kunt u
beginnen de vliegrichting met gier, nick en roll te sturen. Voer de besturing steeds langzaam en met gevoel uit en oefen bepaalde
manoeuvres, voordat u aan een nieuwe manoeuvre begint. De eerste vluchten moeten niet meer dan 30 tot 60 seconden duren.
• Als u zich al wat met de vliegeigenschappen van het model vertrouwd hebt gemaakt, kunt u verdere oefeningen uitvoeren. Hierbij moet u
met eenvoudige vliegmanoeuvres, zoals vb. een meter vooruit/achteruit vliegen (nick-functie) beginnen. Vervolgens oefent u het zweven
naar links/rechts (roll-functie). Als u ook hier de nodige oefening hebt, kunt u beginnen cirkels en achteruit te vliegen.
• Als u het vliegen wilt stoppen, moeten na de landing eerst de motoren worden uitgeschakeld. Koppel nu de accu los van het model. Pas
daarna mag de zender uitgeschakeld worden. Als de zender wordt uitgeschakeld, weerklinkt een enkele signaaltoon.