11
•
Problematische materialen zoals acryl, nylon, zijde of wol kunt u het beste strijken met een
strijkdoek om afdrukken van de strijkzool (F) te voorkomen.
• Bij gemengde vezels stelt u de temperatuur in op de stof die de laagste temperatuur no-
dig heeft, bijvoorbeeld bij een mengsel van katoen en nylon geeft nylon het laagste niveau
aan. Stel in dat geval de temperatuur in op nylon.
• Test de instellingen evt. op een klein oppervlak van de stof (achterkant, binnenkant).
• U kunt het beste een oude handdoek gebruiken, als u de stof voor de eerste keer strijkt.
• Let er bij alle gevoelige stoffen op dat de stoomknop op het strijkijzer meteen aan het be-
gin van het strijken ingedrukt wordt.
• Bij wollen stoffen is het voldoende om de stof met stoom op te frissen. Het weefsel wordt
daardoor weer fris en de vezels blijven elastisch. Een direct contract van het weefsel met
de zool van het strijkijzer is meestal niet nodig.
• In het algemeen wordt op de goede stofkant (buitenkant) gestreken, tenzij de glans die
daardoor ontstaat, niet gewenst is. Een uitzondering zijn ook T-shirts met opdruk, draai de
binnenkant naar buiten. Loden stoffen en fluweel kunnen aan de goede kant en in vezel-
richting gestreken worden.
• Als u wasgoed- of strijkstijfsel gebruikt, moet deze alleen op de achterkant van de stof ge-
sproeid worden, dus op de kant waarop niet gestreken wordt, zodat er geen stijfselresten
aan de strijkzool kunnen blijven plakken. Strijkzolen die vervuild zijn door wasgoed- of
strijkstijfsel maken het strijken moeilijker.