55
11.4 Omgevingscondities:
De telefoon is een precisietoestel. Laat de
telefoon nooit vallen en berg deze op een
veilige plek op bij het niet gebruiken.
Vermijd extreem hoge en lage temperaturen.
Laat bijvoorbeeld de telefoon nooit achter in
een auto die onbeschermd in de zon staat.
De telefoon is niet waterdicht. Voorkom dat
de telefoon in aanraking komt met water.
11.5 Pacemakers:
Houd in rust en tijdens het telefoneren een
minimale afstand aan van 15 cm tussen de
telefoon en uw pacemaker.
11.6 Gehoorapparatuur:
Bij het gebruik van oudere types gehoorap-
paratuur kan storing optreden tijdens het
gebruik van uw telefoon.
11.7 ACCU:
De telefoon werkt op een oplaadbare accu.
Indien de bedrijfstijd van de telefoon bedui-
dend afneemt, dan kan de accu aan ver-
vanging toe zijn. Nieuwe accu’s zijn bij de
servicedienst van Profoon verkrijgbaar (zie