POWXG3026 NL
Copyright © 2019 VARO P a g i n a | 23 www.varo.com
9.2.3 Grastrimmen met een trimkop
9.2.3.1 Trimmen (Fig. 11)
Hou de trimkop onder een hoek net boven de grond. Het is het uiteinde van de draad die het
werk doet. Laat de draad op zijn eigen tempo werken. Duw de draad nooit in het te maaien
gebied.
De draad kan gemakkelijk gras en onkruid tegen muren, afrasteringen, bomen en boorden
verwijderen, maar kan ook de gevoelige schors van bomen en struiken of afrasteringpalen
beschadigen.
Verklein het gevaar voor het beschadigen van planten door de draad tot 10 – 12 cm in te
korten en de motorsnelheid te verlagen.
9.2.3.2 Ruimen (Fig. 12)
Bij het ruimen, wordt alle ongewenste plantengroei verwijderd. Hou de trimkop net boven de
grond en kantel hem. Laat het uiteinde van de draad de grond rond bomen, palen, beelden,
e.d. raken.
OPGELET! Deze techniek verhoogt de slijtage van de draad.
De draad verslijt sneller en moet vaker worden toegevoerd wanneer u tegen stenen, baksteen,
beton, metalen afrasteringen, enz. werkt dan wanneer hij in contact komt met bomen en
houten afrasteringen.
Tijdens het trimmen en het ruimen mag u geen volgas geven zodat de draad langer meegaat
en de trimkop minder snel verslijt.
9.2.3.3 Maaien (Fig. 13)
De trimmer is ideaal voor het maaien van gras dat moeilijk met een grasmaaier te bereiken is.
Hou de draad parallel met de grond tijdens het maaien. Vermijd dat u de trimkop tegen de
grond drukt omdat dit het grasveld en het gereedschap kan beschadigen.
Laat tijdens normale maaiwerken de trimkop niet constant met de grond in contact komen. Dit
soort contact kan beschadiging en slijtage veroorzaken aan de trimkop.
9.2.3.4 Vegen (Fig. 14)
Het ventilatoreffect van de draaiende draad kan gebruikt worden om snel en makkelijk op te
ruimen. Hou de draad parallel met en boven het op te vegen gebied en beweeg het
gereedschap van links naar rechts en omgekeerd.
Tijdens het maaien en vegen moet u volgas gebruiken om de beste resultaten te verkrijgen.
9.2.4 Met de heggenschaar werken (Fig. 15)
▪ Bewaar altijd een veilige houding, gebruik twee handen om de trimmer vast te houden en
schakel hem in.
▪ Trim beide kanten van de haag. Begin aan de onderkant. Dit voorkomt dat trimafval in het
gebied terechtkomt dat nog getrimd moet worden.
▪ Beweeg het mes lichtjes doorheen het oppervlak van de haag. Probeer niet om te diep te
trimmen.
▪ Trim de bovenkant van de haag.
▪ Gebruik bij oudere hagen die aanzienlijk gesnoeid moeten worden een snoeischaar om
dikkere takken te snoeien en werk af met de haagschaar.
▪ Gebruik de haagschaar nooit vooraleer u gecontroleerd hebt of de beugel vaststaat.