POWXG1066 NL
Copyright © 2023 VARO P a g i n a | 8 www.varo.com
8.3 Aanwijzingen voor het scherpslijpen
▪ Na het scherpslijpen moeten alle snijdschakels even lang en breed zijn.
▪ De ketting is versleten en moet door een nieuwe zaagketting vervangen worden indien er
nog maar ca. 4 mm van de snijdtand over is.
▪ Let erop dat de verend gelagerde zichtbeschermende rit vrij beweegbaar is en niet klemt.
Draai de bevestigingsschroeven voor de zichtbeschermende ruit (6) niet vast aan.
8.3.1 Zaagketting inleggen:
▪ Draai de fixeerschroef (9) los en leg de zaagketting in de geleiderail (12). De snijdkanten
moeten naar de slijpschijf (8) wijzen.
▪ Klap de aanslag (10) naar beneden en trek de zaagketting zo ver naar achter totdat de
scherp te slijpen snijdtand (25) tegen de aanslag ligt (zie afbeelding 1).
8.3.2 Scherpslijphoek instellen:
− Stel met de draaitafel (14) de vereiste scherpslijphoek α aan de hand van de schaal (4) in.
8.3.3 Aanslag justeren:
▪ Beweeg de slijpkop (2) neerwaarts. Breng met behulp de justeerschroef (11) de snijdtand
tot aan de slijpschijf totdat de snijdtand (25) tegen de slijpschijf (8) ligt.
▪ Bevestig de kettingschakel met behulp van de fixeerschroef (9).
▪ Stel de diepteaanslag met behulp van de verstelschroef (16) zodanig in, dat de slijpschijf
(8) de tandbodem aanraakt.
8.3.4 Scherpslijpen:
▪ Schakel het apparaat in (zie „In- en uitschakelen“).
▪ Door een zachte druk op de handgreep (3) beweegt u de slijpkop (2) neerwaarts en slijpt u
de snijdtand scherp.
▪ Om de ketting verder te transporteren, schakelt u het apparaat uit. Draai de fixeerschroef
(9) los en bevestig de volgende scherp te slijpen kettingschakel met behulp van de
gejusteerde aanslag (10) en de fixeerschroef (9).
Slijp eerst de tanden van één zijde de ketting scherp. Verstel dan de
scherpslijphoek en slijp de tanden van de andere zijde scherp.
8.3.5 Afstand van de dieptebegrenzer nakijken:
De zagende onderdelen van de ketting zijn de snijdschakels, die uit een snijdtand (25) en een
dieptebegrenzende neus (26) bestaan.
De hoogteafstand tussen deze beide bepaalt de afstand A van de dieptebegrenzer.
1. Controleer telkens na het derde scherpslijpen de afstand A van de
dieptebegrenzer in overeenstemming met de door de fabrikant van
de zaagketting verstrekte gegevens.
2. Vijl de hoogte van de neus van de dieptebegrenzer met een vlakke vijl bij en rond na de
terugstelling de neus van de dieptebegrenzer een beetje af. De oorspronkelijke vorm moet
behouden worden.