POWX5130 NL
Copyright © 2022 VARO P a g i n a | 8 www.varo.com
8.5 DC-zekering
De DC-zekering schakelt de DC-batterijlader uit wanneer het laadsysteem overbelast wordt,
wanneer er een probleem is met de batterij of wanneer de aansluiting tussen de batterij en de
generator niet in orde is.
8.6 Oilalarmsysteem
Het oliealarmsysteem werd ontworpen om motorbeschadiging te voorkomen die veroorzaakt
wordt door een te laag oliepeil in het carter. Vóór het oliepeil in het carter onveilig laag wordt,
zal het oliealarmsysteem de motor automatisch uitschakelen (de motorschakelaar blijft in de
ON-stand). Het oliealarmsysteem mag de oliecontrole vóór elk gebruik niet vervangen.
Wanneer de motor stilvalt en niet opnieuw start, controleer dan eerst het oliepeil vóór u op
andere plaatsen de fout zoekt.
8.7 AC-zekering/onderbreker
De AC-zekering/onderbreker zal automatisch uitschakelen wanneer er een kortsluiting of
aanmerkelijke overbelasting optreedt aan de stopcontacten van de generator. Wanneer de
AC-zekering/onderbreker automatisch uitschakelt, controleer dan of het aangesloten toestel
goed werkt en het nominaal vermogen van de generator niet overschrijdt vóór u de AC-
zekering/onderbreker terug INschakelt. U kunt met de AC-zekering/onderbreker de
stroomlevering van de generator AAN- of UITzetten.
8.8 Digitale meter (Fig. 2)
De digitale meter toont hetvolgende in een herhaalde lus:
U: Voltage
F: Frequentie
: Totale werktijd (uur)
: Huidige werktijd (uur, min)
9 CONTROLE VÓÓR GEBRUIK
9.1 Motorolie
Motorolie is een belangrijke factor m.b.t. de motorprestaties en de
levensduur ervan. Detergentvrije en 2-taktmotorolie zullen de motor
beschadigen en worden niet aangeraden.
▪ Controleer het oliepeil vóór elk gebruik met de generator op een vlakke ondergrond en
uitgeschakelde motor.
▪ Gebruik 4-taktmotorolie.
▪ SAE 10W-30 wordt aanbevolen voor algemeen gebruik bij alle temperaturen. Andere
viscositeiten die in de tabel te vinden zijn, kunnen gebruikt worden wanneer de
gemiddelde temperatuur in uw omgeving zich binnen de opgegeven bereiken bevindt (Fig.
3-> A: SAE Viscositeitsgraden, B: omgevingstemperatuur).
1. Verwijder de olievuldop en wrijf de peilstok proper (Fig. 4).
2. Controleer het oliepeil door de peilstok in de nek van de vulopening te steken zonder
hem vast te schroeven.
3. Wanneer het peil laag is, vul dan aanbevolen olie bij tot aan de bovenkant van de vulnek
(Fig. 5).
9.2 Benzine (Fig 6, 7)
▪ Controleer het benzinepeil en vul de tank bij wanneer het laag staat.
▪ Vul voorzichtig bij om morsen van benzine te vermijden. Vul niet hoger bij dan tot de
schouder van het benzinefilter.