NEDERLANDS – 15
1.3.3 TRAPFREQUENTIESENSOR
Voor het installeren van de trapfrequentiesensor en de crankmagneet hebt u een mesje nodig.
1. Zoek een geschikte plaats
voor de trapfrequentiesensor
op de diagonale buis van
het frame. De afstand tussen
de sensor en de bevestigde
fi etscomputer mag maximaal
80 cm zijn. De sensor kan
ook bevestigd worden op de
zadelpen.
2. Plaats het rubberen deel
op de trapfrequentiesensor
(A) en haal de tie raps door
de trapfrequentiesensor en
de gaten in het rubberen deel
(B).
3. Maak een geschikte plaats
voor de sensor schoon, en
droog en bevestig de sensor
op de diagonale buis van het
frame. Schuif de sensor iets
naar boven als de sensor de
crank raakt (bij het ronddraaien). Trek de tie raps zachtjes
aan (dus nog niet volledig strak).
4. De crankmagneet moet
verticaal aan de binnenkant
van de crank worden
bevestigd. Voordat u de
magneet aan de crank
bevestigt, moet u eerst het
oppervlakte grondig schoon en droog maken. Bevestig de
magneet op de crank en gebruik de tape om alles goed vast
te zetten.
3.
2 B.
1.
max 80 cm /
2’6’’
2 A.
4.
16 – NEDERLANDS
5. Plaats de crankmagneet en de sensor zodanig ten
opzichte van elkaar dat ze vlak langs elkaar bewegen
zonder elkaar aan te raken.
De afstand tussen de trapfrequentiesensor en de
crankmagneet mag maximaal 4 mm zijn. De afstand is
juist wanneer een tie rap precies tussen de magneet en
de sensor past. Belangrijk is dat de onderste hoek van de
sensor bij het ronddraaien naar de magneet is gericht,
ook wanneer de sensor bevestigd is op de zadelpen. Dit
specifi eke gebied van de sensor wordt op het plaatje
aangegeven met een pijl. Als de crankmagneet en de
sensor eenmaal op de juiste manier zijn bevestigd, trekt u
de tie raps stevig aan en knipt u de uiteinden af.
5.
max 4 mm /
0’16’’
Voordat u gaat fi etsen, moet u de wielgrootte van de fi ets
instellen in de fi etscomputer en de trapfrequentiefunctie
inschakelen. Zie pagina 45-48 voor meer informatie.