54
Aansluiten van de toestellen
WAARSCHUWING
• Met het oog op de verkeersveiligheid en vooral
voor uw eigen veiligheid, moet u het volume laag
genoeg zetten zodat u de normale verkeersgeluiden
nog duidelijk kunt horen.
• Controleer de aansluitingen van de
stroomvoorziening en de luidsprekers wanneer de
zekering van de accudraad of de zekering van de
versterker doorbrandt. Bepaal de oorzaak, verhelp
het probleem en vervang vervolgens de zekering
door één van dezelfde afmetingen en met hetzelfde
vermogen.
• Om storingen aan de versterker en de luidsprekers
te voorkomen zal een beveiligingsschakeling de
stroomvoorziening aan de versterker onderbreken
(de weergave zal stoppen) bij bepaalde abnormale
situaties. Schakel de stroom voor het systeem in
een dergelijk geval uit en controleer de
aansluitingen van de stroomvoorziening en de
luidsprekers. Bepaal de oorzaak en verhelp het
probleem.
• Neem contact op met uw dealer als u de oorzaak
van het probleem niet kunt bepalen.
• Om bij de installatie en de aansluiting van het
toestel elektrische schokken en kortsluiting te
voorkomen, moet u de negatieve (–) accukabel van
tevoren los te maken.
• Controleer goed of er zich geen onderdelen achter
de plek bevinden waar u eventueel gaat boren bij
de installatie van de versterker. Wees zeer
voorzichtig en zorg ervoor dat alle bedrading en
andere belangrijke onderdelen zoals
brandstofleidingen, remleidingen en elektrische
bedrading onbeschadigd blijft.
PAS OP
• Dit toestel is uitsluitend geschikt voor een systeem
met een 12 Volts accu met negatieve aarding.
Controleer daarom het voltage van de accu voor u
dit toestel in een recreatievoertuig, een truck of
een bus installeert.
• Voor u dit toestel gaat installeren moet u de
negatieve ≠ accukabel losmaken om kortsluiting
en eventuele schade aan het toestel te voorkomen.
• Raadpleeg de handleiding van de betreffende
apparatuur voor de aansluiting van de
eindversterker en zorg ervoor dat de vereiste
verbindingen op de juiste manier worden gemaakt.
• Houd de bedrading op zijn plaats met
kabelklemmen of met isolatieband. Wikkel ter
bescherming ook isolatieband om de bedrading
waar deze de metalen oppervlakken van de auto
raakt.
• Zorg ervoor dat de bedrading niet in aanraking kan
komen met bewegende onderdelen zoals de
versnellingspook, de handrem en de geleiderails
van de stoelen. Leid de bedrading altijd zo dat
deze niet te warm kan worden, zoals bij een
uitblaasopening van de autoverwarming. Als de
isolatie te heet wordt of doorslijt, zou er
kortsluiting met het chassis van de auto kunnen
ontstaan.
• Leid de doorzichtig/rode draad niet door een gat in
het motorcompartiment om deze aan te sluiten op
de accu. Hierdoor zal de isolatie van de draad
beschadigd raken, hetgeen kan leiden tot een zeer
gevaarlijke kortsluiting.
• Maak de bedrading niet korter. Bij inkorten van de
bedrading is het mogelijk dat de
beveiligingsschakeling niet in werking zal kunnen
treden wanneer dat nodig is.
• Tap geen stroom voor andere apparatuur af van de
bedrading door een stukje isolatie te verwijderen
en een andere draad aan de kerndraad te
verbinden. Hierdoor kan de maximale
stroomcapaciteit van de draad overschreden
worden, met als gevolg oververhitting.
• Bij het vervangen van zekeringen moet u
uitsluitend zekeringen gebruiken met het
voorgeschreven vermogen zoals aangegeven op de
houder van de zekering.
• De doorzichtig/zwarte draad is de aarding. Zorg
ervoor dat deze draad apart wordt geaard van
hoogvermogen producten zoals eindversterkers.
Als u deze producten samen aardt en de aarding
losraakt, kunnen de producten beschadigd raken en
bestaat er brandgevaar.
• Wanneer de signaalbron van dit toestel wordt
ingeschakeld, zal er een bedieningssignaal worden
geproduceerd via de blauw/witte draad. U kunt
deze aansluiten op de systeem-
afstandsbedieningsaansluiting van een externe
eindversterker (max. 300 mA 12 V gelijkstroom).
• Wanneer u een externe eindversterker gebruikt met
dit toestel, moet u oppassen dat u de blauw/witte
draad niet aansluit op de stroomaansluiting van de
eindversterker.
• Om onjuiste verbindingen te voorkomen zijn de
ingangen van de IP-BUS aansluiting en die van de
Optische aansluiting blauwgekleurd, en de
corresponderende uitgangen zwart. Verbind de
aansluitingen en stekkers met dezelfde kleur met
elkaar.
• Het is mogelijk dat de snoeren voor dit product
en die voor andere producten verschillend
gekleurd zijn ook al hebben ze dezelfde
functie.Wanneer u dit product op andere
apparatuur aansluit moet u daarom de
handleidingen van alle betrokken apparatuur
raadplegen en de snoeren die dezelfde functie
hebben met elkaar verbinden.