Aansluiten van de toestellen
WAARSCHUWING
• Gebruik altijd de speciale rode accudraad en
aarddraad [RD-223] (los verkrijgbaar). Sluit de
accudraad direct aan op de positieve (+) accu-
aansluiting en verbind de aarddraad met het
chassis van de auto.
• Raak de versterker nooit met natte handen aan.
Hierdoor zou u een elektrische schok kunnen
krijgen. Raak de versterker ook niet aan wanneer
het toestel zelf nat is.
• Met het oog op de verkeersveiligheid en vooral
voor uw eigen veiligheid, moet u het volume laag
genoeg zetten zodat u de normale verkeersgeluiden
nog duidelijk kunt horen.
• Controleer de aansluitingen van de
stroomvoorziening en de luidsprekers wanneer de
zekering van de los verkrijgbare accudraad of de
zekering van de versterker doorbrandt. Bepaal de
oorzaak, verhelp het probleem en vervang
vervolgens de zekering door één van dezelfde
afmetingen en met hetzelfde vermogen.
• Om storingen aan de versterker en de luidsprekers
te voorkomen zal een beveiligingsschakeling de
stroomvoorziening aan de versterker onderbreken
(de weergave zal stoppen) bij bepaalde abnormale
situaties. Schakel de stroom voor het systeem in
een dergelijk geval uit en controleer de
aansluitingen van de stroomvoorziening en de
luidsprekers. Bepaal de oorzaak en verhelp het
probleem.
• Neem contact op met uw dealer als u de oorzaak
van het probleem niet kunt bepalen.
• Om bij de installatie en de aansluiting van het
toestel elektrische schokken en kortsluiting te
voorkomen, moet u de negatieve (–) accukabel van
tevoren los te maken.
• Controleer goed of er zich geen onderdelen achter
de plek bevinden waar u eventueel gaat boren bij
de installatie van de versterker. Wees zeer
voorzichtig en zorg ervoor dat alle bedrading en
andere belangrijke onderdelen zoals
brandstofleidingen, remleidingen en elektrische
bedrading onbeschadigd blijft.
PAS OP
• Bij het installeren van dit toestel moet u de
negatieve (–) accukabel losmaken om kortsluiting
en eventuele schade aan het toestel te voorkomen.
• Houd de bedrading op zijn plaats met
kabelklemmen of met isolatieband. Wikkel ter
bescherming ook isolatieband om de bedrading
waar deze de metalen oppervlakken van de auto
raakt.
• Leid de bedrading altijd zo dat deze niet te warm
kan worden, zoals bij een uitblaasopening van de
autoverwarming. Als de isolatie te heet wordt of
doorslijt, zou er kortsluiting met het chassis van de
auto kunnen ontstaan.
• Zorg ervoor dat de bedrading niet in aanraking kan
komen met bewegende onderdelen zoals de
versnellingspook, de handrem en de geleiderails
van de stoelen.
• Maak de bedrading niet korter. Bij inkorten van de
bedrading is het mogelijk dat de
beveiligingsschakeling niet in werking zal kunnen
treden wanneer dat nodig is.
• Tap geen stroom voor andere apparatuur af van de
bedrading door een stukje isolatie te verwijderen
en een andere draad aan de kerndraad te
verbinden. Hierdoor kan de maximale
stroomcapaciteit van de draad overschreden
worden, met als gevolg oververhitting.
6
ENGLISH
ESPAÑOL
DEUTSCH
FRANÇAIS
ITALIANO
NEDERLANDS
NEDERLANDS