21
de laagste temperatuur gestreken moeten worden.
• Wanneer het textiel uit verschillende vezelsoorten bestaat, kies dan
altijd de temperatuur die geldt voor de gevoeligste stof van deze
samenstelling. (Bijvoorbeeld: als een stuk textiel bestaat uit "60%
polyester en 40% katoen", kies dan de temperatuur voor polyester (1)
en gebruik dan dus ook geen stoom.)
Als u niet weet uit welke vezelsoorten het textiel bestaat, zoek dan een
plek op die niet zichtbaar zal zijn als u het artikel draagt of gebruikt en
probeer daar uit welke temperatuur geschikt is. (Begin dan bij een
tamelijk lage temperatuur.)
• Zuiver wollen stoffen (100% wol) kunt u persen met stoom. Zet dan bij
voorkeur de stoomregelaar in de hoogste stand en gebruik een droge
perslap.
Bij het strijken van wollen stoffen met stoom kunnen glimmende
plekken ontstaan. Dit kunt u voorkomen door het kledingstuk
binnenstebuiten te keren en de binnenzijde te strijken.
• Fluweel en andere weefsels die snel glimplekken vertonen, strijkt u
altijd in één richting (met de vleug mee) en zonder drukken.
Zorg dat het strijkijzer steeds in beweging blijft.
• Synthetische stoffen en zijde strijkt u bij voorkeur aan de binnenzijde
om glimplekken te voorkomen. Gebruik dan niet de sproeier: anders
kunnen vlekken ontstaan.
Temperatuur instellen
- Zet het strijkijzer op zijn achterkant.
- Stel de in het strijkvoorschrift of in de tabel aangegeven
strijktemperatuur in met de temperatuurregelaar. (Zie fig. 3.)
- Steek de stekker in het stopcontact.
- Als het temperatuurcontrolelampje (H) eerst is uitgegaan en daarna
weer is gaan branden, kunt u beginnen met strijken.
Als u met hoge temperatuur gestreken hebt en vervolgens de
temperatuurregelaar in een lagere stand zet, begin dan pas weer met
strijken wanneer het controlelampje opnieuw gaat branden.
Sproeien (types HI 220/222/232/234/252/254)
Door enkele keren op de sproeiknop te drukken, kunt u het strijkgoed bij
elke strijktemperatuur bevochtigen (fig. 4).
Zorg ervoor dat er voldoende water in het waterreservoir is.