Afstandsbediening
1 PAUSE ;
Onderbreken van het afspelen.
2 SCAN
Automatisch afspelen van het begin van ieder
nummer.
3 PROG.
Openen van het geheugen bij het vastleggen van
een programma.
4 DISC
– Kiezen van een andere cd tijdens het afspelen.
– Kiezen van een cd om het afspelen mee te
beginnen.
– Kiezen van cd's bij het programmeren, Peak Search
of Edit.
5 TRAY OPEN
Openen en sluiten van het cd-vak.
6 SHUFFLE
Afspelen in een willekeurige volgorde.
7 CIJFERTOETSEN 1-0
– Kiezen van een ander nummer.
– Kiezen van een nummer om het afspelen mee te
beginnen.
– Kiezen van nummers bij het samenstellen van een
programma.
8 REPEAT
Herhalen van het afspelen.
9 – VOLUME +
Instellen van het geluidsniveau wanneer de
wisselaar via de uitgang ANALOG of DIGITAL OUT
aangesloten is op een versterker of hifi-systeem
zonder eigen afstandsbediening. Tevens voor het
instellen van het geluidsniveau voor de
hoofdtelefoon.
10 í PREV. / NEXT ë
– Kiezen van een ander nummer tijdens het afspelen.
– Kiezen van een nummer om het afspelen mee te
beginnen.
– Kiezen van nummers tijdens het programmeren.
– Snel opzoeken van een passage tijdens het
afspelen.
– Kiezen van de opnamestand bij de EDIT-functie.
– Kiezen van de opnametijd bij de EDIT-functie.
11 STOP 9
– Stoppen van het afspelen.
– Wissen van een programma, Peak Search of Edit.
12 PLAY 2
– Starten van het afspelen.
– Teruggaan naar het begin van een nummer.
De batterijen van de afstandsbediening gaan ongeveer
een jaar mee; gebruik als vervanging alleen batterijen
van het type RO3, UM4 of AAA.