624159
289
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/310
Next page
i
22
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANELEN BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE OF GESTUURDE
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Display.
6. Knop weergavebeheer.
Herhaalt informatie over het
onderhoud.
Voor de nulstelling van de
geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
7. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling
van de lichtsterkte van de
dashboardverlichting.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan
(km/h of mph).
A. Snelheidsbegrenzer
(km/h of mph) of
Snelheidsregelaar.
B. Opschakelindicator.
C. Gestuurde handgeschakelde
zesversnellingsbak of
automatische transmissie.
D. Dagteller.
(km of miles)
E. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
vervolgens:
Kilometerteller.
(km of miles)
Deze drie functies worden na
het aanzetten van het contact
achtereenvolgens weergegeven.
Display
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.
i
23
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANELEN BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK,
GESTUURDE HANDGESCHAKELDE ZESVERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Klein display.
6. Groot middelste display.
7. Knop weergavebeheer.
Activeert een handmatige CHECK
en geeft informatie over het
onderhoud.
Nulstelling van de geselecteerde
functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
8. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling
van de lichtsterkte van de
dashboardverlichting.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan
(km/h of mph).
A. Dagteller.
(km of miles)
B. Kilometerteller.
(km of miles).
C. Motorolieniveaumeter,
onderhoudsindicator.
(km of miles)
Deze twee functies worden
weergegeven bij het aanzetten
van het contact en verdwijnen
vervolgens na enkele seconden.
Displays
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.
De volgende functies worden afhanke-
lijk van de geselecteerde functie weer-
gegeven.
-
Waarschuwingspictogrammen/CHECK.
- Detectie te lage bandenspanning.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Opschakelindicator.
- Gestuurde hangeschakelde
versnellingsbak met zes versnellingen
of automatische transmissie.
- Navigatiesysteem/boordcomputer.
i
24
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANELEN PEUGEOT CONNECT 3D NAV BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x
1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h
of mph).
A. Dagteller.
(km of miles)
B. Kilometerteller.
(km of miles).
C. Motorolieniveaumeter,
onderhoudsindicator.
(km of miles)
Deze twee functies worden
weergegeven bij het aanzetten
van het contact en verdwijnen
vervolgens na enkele seconden.
De volgende functies worden afhanke-
lijk van de geselecteerde functie weer-
gegeven.
- Waarschuwingspictogrammen/CHECK.
- Detectie te lage bandenspanning.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Opschakelindicator.
- Gestuurde hangeschakelde
versnellingsbak met zes versnellingen
of automatische transmissie.
- Navigatiesysteem/boordcomputer.
- Parameters van de auto.
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
Displays
5. Klein display.
6. Groot middelste display 16x9
Peugeot Connect 3D Nav .
7. Knop weergavebeheer.
Activeert een handmatige CHECK
en geeft informatie over het
onderhoud.
Nulstelling van de geselecteerde
functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
8. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de
lichtsterkte van de dashboardverlichting.
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.
i
25
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
* Volgens land van bestemming.
Het bedieningspaneel van het instrumentenpaneel
van de Peugeot Connect 3D Nav
Bediening
U beschikt over vier toetsen om het
grote display 16x9 van het instrumen-
tenpaneel te bedienen:
1. toegang tot het algemene menu,
bevestigen van de keuze,
2. naar boven verplaatsen in het menu,
3. naar beneden verplaatsen in het
menu,
4. terugkeren naar het vorige scherm,
het menu verlaten.
Algemeen menu
Druk op toets 1 voor toegang tot
het algemene menu en om één van
de volgende functies te kiezen:
- "Parameters van de auto",
- "Taalkeuze",
- "Keuze van de eenheden".
Druk op toets 2 of 3 om op het
scherm te verplaatsen.
Druk opnieuw op toets 1 om de
keuze te bevestigen.
Het algemene menu en de bijbeho-
rende functies zijn uitsluitend toe-
gankelijk bij stilstaande auto, via de
toetsen 1 tot en met 4 .
Boven een bepaalde snelheid ver-
schijnt een melding op het display
die aangeeft dat toegang tot het al-
gemene menu onmogelijk is.
De weergave van de boordcom-
puter is uitsluitend toegankelijk bij
rijdende auto, via de toetsen 2 en 3
(zie paragraaf "Boordcomputer").
Met behulp van de toetsen kunnen:
- bij stilstaande auto , de uitrusting
van de auto en de parameters
van het display (taal, eenheden)
worden ingesteld,
- bij rijdende auto , de actieve
functies achtereenvolgend worden
weergegeven (boordcomputer,
navigatie...).
Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten
behoeve van het rijden en het comfort
inschakelen:
- het inschakelen van de ruitenwisser
achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie hoofdstuk
"Zicht"),
- follow-me-home en instapverlichting
(zie hoofdstuk "Zicht"),
-
sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk
"Zicht"),
- bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk
"Rijden").
Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van de
taal kiezen: Deutsch, English, Espanol,
Français, Italiano, Nederlands, Portu-
gues, Türkçe * .
Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen:
temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
!
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes kunnen constant
branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes heeft
beide mogelijkheden. Of het con-
stant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje).
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Verklikkerlampjes tijdens het rijden
De volgende verklikkerlampjes geven
aan dat de desbetreffende functie is in-
geschakeld.
Richtingaanwijzer links.
Handrem aangetrokken.
Richtingaanwijzer rechts.
Grootlicht.
Dimlicht.
Voorgloeien dieselmotor.
Wacht tot dit pictogram is verdwe-
nen voordat u de motor start.
Mistlampen vóór.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
de waarschuwingslampjes enkele se-
conden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Gemeenschappelijke
verklikkerlampjes tijdens het rijden
Mistachterlicht.
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Voet op het rempedaal.
Houd, wanneer uw auto is uitgerust met
een gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met 6 versnellingen of een
automatische transmissie, het rempe-
daal ingetrapt om de motor te starten.
Specifi eke verklikkerlampjes tijdens
het rijden
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergegeven
wanneer u het tijdens het rijden auto-
matisch vergrendelen van de portieren
en de achterklep hebt geactiveerd.
Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de snelheids-
begrenzer hebt ingeschakeld.
Wanneer dit pictogram wordt
weergegeven, kunt u de
snelheidslimiet van de snel-
heidsbegrenzer instellen.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de snel-
heidsregelaar hebt inge-
schakeld.
Wanneer dit pictogram wordt
weergegeven, kunt u de snel-
heid van de snelheidsregelaar
instellen.
Automatische transmissie.
Dit pictogram geeft de gese-
lecteerde stand van de selec-
tiehendel aan (R, N, A of M).
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers hebt
geactiveerd.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt geactiveerd.
Dit pictogram geeft de inge-
schakelde versnelling in de
automatische of handgescha-
kelde stand aan (1 t/m 6).
Dit pictogram geeft het ge-
selecteerde programma aan
(automatisch of sport).
Dit pictogram geeft de inge-
schakelde versnelling in de
automatische of handgescha-
kelde stand aan.
Dit pictogram geeft het ge-
selecteerde programma aan
(automatisch, sport, sneeuw
of handmatig).
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak met 6 versnellingen.
Dit pictogram geeft de geselec-
teerde stand van de selectie-
hendel aan (P, R, N of D).
28
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Pictogrammen uitgeschakelde
functies
De volgende pictogrammen geven aan
dat de desbetreffende functie handma-
tig is uitgeschakeld.
Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
De airbag aan passagierszijde
is na het starten van de auto
automatisch ingeschakeld.
De airbag kan met een speciale scha-
kelaar die zich aan de passagierszijde
op het dashboard bevindt, worden uit-
geschakeld. Dit wordt aangegeven door
de permanente weergave van dit picto-
gram op het instrumentenpaneel of op
het pictogrammendisplay veiligheids-
gordels/airbag aan passagierszijde.
Uitschakeling elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Met een speciale toets op het dash-
board kunnen deze systemen worden
uitgeschakeld. Dit wordt bevestigd door
dit controlelampje en het lampje van de
toets, die blijven branden.
Vanaf ongeveer 50 km/h wordt het sy-
steem automatisch weer ingeschakeld.
Gemeenschappelijke pictogrammen
uitgeschakelde functies
Specifi eke pictogrammen
uitgeschakelde functies
Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u het tijdens het
rijden automatisch vergrende-
len van de portieren en de ach-
terklep hebt uitgeschakeld.
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers vóór
hebt uitgeschakeld.
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsbegrenzer hebt
uitgeschakeld.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsregelaar hebt uit-
geschakeld.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt uitgeschakeld.
!
29
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden een van de volgende verklikker-
lampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem en
moet de bestuurder actie ondernemen.
Centraal
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje
brandt in combinatie met een
ander waarschuwingslampje:
- lekke band,
- remsysteem,
- stuurbekrachtiging,
- oliedruk,
- koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Service.
Het verklikkerlampje service
gaat branden in het geval van
een storing in een systeem zon-
der specifi ek verklikkerlampje.
De melding op het multifunctionele dis-
play geeft aan welke functie het betreft.
Remsysteem.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische
remdrukregelaar (REF)
(het verklikkerlampje ABS
brandt in dat geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
In het geval van een storing waar-
bij een waarschuwingslampje gaat
branden, moet de aanvullende in-
formatie via een melding op het
multifunctionele display worden
gelezen.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-
netwerk.
Waarschuwingslampjes
Gemeenschappelijke
waarschuwingslampjes
Controleer:
- of alle portieren, de achterklep, de
achterruit en de motorkap gesloten
zijn,
- het motorolieniveau,
- het niveau van de
ruitensproeiervloeistof,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- of het roet lter niet is vervuild (diesel).
Raadpleeg in andere gevallen het
PEUGEOT-netwerk.
Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het an-
tiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
!
30
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Laag brandstofniveau.
Zodra dit lampje gaat bran-
den is er nog ongeveer 6 liter
brandstof in de tank aanwezig.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voor-
komen dat u met een lege tank strandt.
Zolang er niet voldoende brandstof
wordt getankt, gaat dit lampje branden
zodra het contact wordt aangezet.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer
60 liter .
Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags of de pyrotech-
nische gordelspanners.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt/weer losgemaakt.
Dit lampje gaat branden als de be-
stuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of
weer heeft losgemaakt. Volgens uitvoering
en/of land van bestemming is het mogelijk
dat voor de voorpassagier alleen het los-
maken van de gordel wordt gedetecteerd.
Dit lampje gaat ook branden als de veilig-
heidsgordels van één of meer achterpas-
sagiers zijn losgemaakt (uitsluitend bij de
zitplaatsen achter op de 2e zitrij van de
SW met glazen panoramadak).
Water in brandstoffi lter * .
Dit lampje gaat branden indien
er water in het brandstoffi lter
(diesel) zit.
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep of de
achterruit is nog geopend:
Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken...).
Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Specifi eke waarschuwingslampjes
* Volgens land van bestemming.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder.
- bij een snelheid lager dan 10 km/h
brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h
brandt dit lampje constant, in
combinatie met een geluidssignaal.
Rijd nooit door tot de tank hele-
maal leeg is, hierdoor kunnen het
emissieregelsysteem en het injec-
tiesysteem beschadigd raken.
i
!
31
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
De weergave van een pictogram
wordt soms gecombineerd met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display.
Specifi eke waarschuwingslampjes
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Afhankelijk van de ernst van de storing
kan een pictogram oranje of rood wor-
den weergegeven.
Sommige pictogrammen kunnen
worden gekoppeld aan verklikker-
lampjes op het instrumentenpaneel.
Als een pictogram wordt weerge-
geven in combinatie met het picto-
gram STOP , moet de auto zo snel
mogelijk op een veilige plaats wor-
den stilgezet.
Bochtverlichting.
Dit pictogram knippert in het
geval van een storing in het sy-
steem van de bochtverlichting.
Motoroliedruk.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het smeersysteem van de
motor. Zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats stil.
Service.
Dit pictogram wordt weergegeven
in het geval van een storing in een
van de volgende systemen:
Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het motormanagementsy-
steem.
Motoroliepeil.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een te laag
motoroliepeil. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Koelvloeistoftemperatuur.
Dit pictogram wordt weerge-
geven in het geval van een te
hoge koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Koelvloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weerge-
geven in het geval van een te
laag koelvloeistofniveau. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Laden van de accu.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het laadcircuit van de accu
(gecorrodeerde of losgeraakte accupo-
len, dynamoriem slap of gebroken...).
- het motormanagementsysteem,
- de emissieregeling.
!
32
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Airbags.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in één van de airbags of de py-
rotechnische gordelspanners.
Remsysteem.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische
remdrukregelaar (REF) (het
verklikkerlampje ABS brandt
in dat geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder.
Stuurbekrachtiging.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de stuurbekrachtiging. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep of de
achterruit is nog geopend:
Waarschuwing kans op
gladheid.
Dit pictogram waarschuwt u voor
weersomstandigheden waarbij
gladheid kan ontstaan (buiten-
temperaturen lager dan 3°C).
Rijd voorzichtig.
Handrem.
Dit pictogram wordt tijdens
het rijden weergegeven als de
handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Elektronische startblokkering.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de elektronische startblokke-
ring of wanneer de batterij van de af-
standsbediening leeg is.
Laag brandstofniveau.
Zodra dit lampje gaat bran-
den is er nog ongeveer 6 liter
brandstof in de tank aanwezig.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voor-
komen dat de auto stil valt.
Zolang er niet voldoende brandstof
wordt getankt, gaat dit lampje branden
zodra het contact wordt aangezet.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Ruitensproeiervloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weergegeven
als bij het bedienen van de ruiten-
wisserschakelaar het niveau van
de ruitensproeiervloeistof te laag is.
Vul het reservoir van de ruiten- en kop-
lampsproeiers bij de eerstvolgende ge-
legenheid bij.
-
bij een snelheid lager dan 10 km/h wordt
dit pictogram oranje weergegeven,
-
bij een snelheid hoger dan 10 km/h
wordt dit pictogram rood weergegeven.
Rijd nooit door tot de tank hele-
maal leeg is, hierdoor kunnen het
emissieregelsysteem en het injec-
tiesysteem beschadigd raken.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Water in brandstoffi lter * .
Dit lampje gaat branden in het
geval van de aanwezigheid
van water in het brandstoffi lter
(diesel).
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Automatische
koplampverstelling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de automatische koplamp-
verstelling.
Roetfi lter (diesel).
Dit lampje gaat in combinatie
met het lampje Service bran-
den als het roetfi lter vervuild
is of als het brandstofadditiefreservoir
bijna leeg is.
Ga om het roetfi lter te regenereren, als
de omstandigheden het toelaten, met
een snelheid van meer dan 60 km/h rij-
den tot het lampje dooft.
Als het lampje Service blijft branden,
is het brandstofadditiefniveau te laag.
Laat het brandstofadditiefreservoir door
het PEUGEOT-netwerk bijvullen.
Te lage bandenspanning.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als de bandenspanning van
één of meer banden te laag is.
Controleer zo snel mogelijk de banden-
spanning.
Lekke band.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als één of meer banden lek
zijn. Zet de auto zo snel moge-
lijk op een veilige plaats stil.
Verwissel de lekke band en laat deze re-
pareren door het PEUGEOT-netwerk .
Detectie te lage bandenspanning.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als een of meer banden-
spanningssensoren afwezig of
defect zijn of in het geval van een sto-
ring in het detectiesysteem.
Het pictogram kan ook worden weergege-
ven wanneer het reservewiel, dat niet van
een sensor is voorzien, op de plaats van
het wiel met de lekke band is gemonteerd.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de automatische verlichting.
Schakel de verlichting in met de licht-
schakelaar.
Parkeerhulp met
grafi sche weergave en/of
geluidssignalen.
Dit pictogram wordt, tijdens het
vooruit- en/of achteruitrijden, weerge-
geven in het geval van een storing in de
parkeerhulp.
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak met 6 versnellingen
of automatische transmissie.
Dit pictogram verschijnt in het geval van
een storing in de gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met 6 versnellingen of de automati-
sche transmissie. Een noodprogramma zorgt er
dan voor dat de 3e versnelling ingeschakeld blijft.
Dit pictogram kan ook verschijnen als een portier
geopend wordt.
Ongeldige waarde.
Dit pictogram verschijnt in het
geval van een storing in het
programma van de gestuurde
handgeschakelde versnel-
lingsbak met 6 versnellingen of
de automatische transmissie.
Stand P of N.
Dit pictogram wordt weergegeven om
aan te geven dat de selectiehendel in
de stand P of N moet worden gezet
om de motor te kunnen starten.
* Afhankelijk van het land van bestemming.
34
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich
bevindt in:
- zone A , is de temperatuur in orde,
- zone B , is de temperatuur te
hoog. Het verklikkerlampje te
hoge koelvloeistoftemperatuur
1 gaat branden in combinatie met
het verklikkerlampje STOP , een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de mo-
tor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
De temperatuur en de druk in het koel-
circuit beginnen na enkele minuten rij-
den te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
wacht tot de motor is afgekoeld,
draai de dop twee omwentelingen
los om de druk te laten dalen,
verwijder vervolgens de dop,
vul bij tot aan het merkteken
"MAXI".
i
35
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor minstens 15 mi-
nuten niet heeft gedraaid.
Motorolieniveaumeter
De motorolieniveaumeter geeft aan of
het motoroliepeil in orde is.
Bij het aanzetten van het contact wordt
eerst de onderhoudsindicator weerge-
geven en vervolgens gedurende enkele
seconden het motorolieniveau.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Storing motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
Als de aanduiding "OIL" knippert in
combinatie met het verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display, is
het motorolieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok.
Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet
olie worden bijgevuld om te voorkomen
dat ernstige motorschade ontstaat.
Als de aanduiding "OIL --" knippert,
duidt dit op een storing in de mo-
torolieniveaumeter. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles"
voor de plaats van de peilstok en het
bijvullen van motorolie voor het motor-
type van uw auto.
2 merktekens op de peilstok:
- A = maxi; het oliepeil
mag nooit boven het
niveau A uitkomen
(kans op schade aan de
motor),
- B = mini; als het oliepeil
niet boven het niveau
B uitkomt, moet het
voor de motor van uw
auto voorgeschreven
type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
36
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan hoe-
veel kilometer u nog verwijderd bent
van de eerstvolgende onderhoudscon-
trole volgens het onderhoudsschema
van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhouds-
intervalindicator op basis van twee pa-
rameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onderhouds-
sleutel branden. De kilometerteller geeft
de resterende kilometers tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel ; de tel-
ler geeft weer de kilometerstand en de
stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort on-
derhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, ver-
schijnt er geen onderhoudsinformatie
op het display.
i
i
37
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit:
zet het contact af,
druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze ingedrukt,
zet het contact aan; de
kilometerteller begint terug te tellen,
laat de knop los als het display
"=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
De factor tijd kan worden meege-
wogen bij de nog af te leggen ki-
lometers, afhankelijk van de rijge-
woonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het interval van twee jaar is
overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
5 seconden de sleutel knipperen om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden .
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhouds-
informatie weergeven.
Druk op de knop voor nulstelling
van de dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
38
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilo-
meterstand van de auto aan.
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven
bij het afzetten van het contact, bij het
openen van het bestuurdersportier en
bij het vergrendelen en ontgrendelen
van de auto.
Dagteller
De dagteller geeft het aantal gereden
kilometers weer nadat de bestuurder de
teller op 0 heeft gezet.
Druk bij aangezet contact op de
knop tot de dagteller op 0 staat.
Handmatige controle
Met deze functie kunt u de staat van
de auto (waarschuwingen en de status
"Geactiveerd" of "Uitgeschakeld" van te
confi gureren functies) en de informatie
over het onderhoud controleren.
Druk bij draaiende motor kort op de
knop "CHECK/000" van het instru-
mentenpaneel om de handmatige
controle te starten.
Als er geen enkele storing wordt
gesignaleerd, verschijnt de melding
"CHECK OK" op het grote centrale
display van het instrumentenpaneel.
Als een "ernstige" storing wordt gesigna-
leerd, verschijnen alleen de desbetref-
fende waarschuwingspictogrammen op
het grote centrale display van het instru-
mentenpaneel. Laat het systeem contro-
leren door het PEUGEOT-netwerk.
Als er een "kleine" storing wordt ge-
signaleerd, verschijnen de desbetref-
fende waarschuwingspictogrammen en
vervolgens de melding "CHECK OK"
op het grote centrale display van het
instrumentenpaneel. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
39
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de dashboardver-
lichting handmatig aanpassen aan het licht
van de omgeving. De dimmer van de dash-
boardverlichting kan alleen worden gebruikt
als de verlichting van de auto is ingescha-
keld, uitgezonderd de verlichting overdag.
Actief
Druk op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te variëren.
Als de verlichting de zwakste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los
en druk hem opnieuw in om de
verlichting weer feller te maken.
of
Als de verlichting de sterkste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los
en druk hem opnieuw in om de
verlichting weer zwakker te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet wor-
den ingesteld als de verlichting van de
auto is uitgeschakeld of, bij auto's met
verlichting overdag, in de dagstand
staat.
40
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Weergave op het display
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur * (de tempera-
tuur knippert bij kans op gladheid),
- controle van te openen carrosserie-
delen (portieren, achterklep,...),
- informatie van de boordcomputer
(zie het einde van dit hoofdstuk).
Het display kan tijdelijk waarschuwings-
meldingen (bijv.: "Storing emissierege-
ling") of informatie (bijv.: "Achterklep
open") weergeven. Deze kunnen wor-
den gewist door op de toets "ESC" te
drukken.
MONOCHROOM DISPLAY A (ZONDER
PEUGEOT CONNECT SOUND)
Toetsen Algemeen menu
Het display kan met behulp van drie
toetsen worden bediend:
- "ESC" om de uitgevoerde handeling
af te breken,
- "MENU" om een overzicht van
de menu's of hulpmenu's weer te
geven,
- "OK" om het gewenste menu of
hulpmenu te selecteren.
Druk op de toets "MENU" om een
overzicht van de diverse menu's
in het algemene menu weer te
geven:
- confi guratie van de auto,
- opties,
- instellingen display,
- talen,
- eenheden.
Druk op de toets "OK" om het
gewenste menu te selecteren.
* Uitsluitend bij auto's met airconditioning.
!
41
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Confi guratie van de auto
Opties
Als het menu "Opties" is geselecteerd,
kan de status van de verschillende func-
ties worden weergegeven (geactiveerd,
gedeactiveerd, storing).
Talen
Als het menu "Talen" is geselecteerd,
kan de taal van de weergave van het
display worden gewijzigd (Français, Ita-
liano, Nederlands, Portugues, Portugu-
es-Brasil, Deutsch, English, Español).
Instellingen display
Als het menu "Instellingen disp." is ge-
selecteerd, kunnen de volgende para-
meters worden ingesteld:
- jaar,
- maand,
- dag,
- uren,
- minuten,
- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur.
Eenheden
Als het menu "Eenheden" is geselec-
teerd, kunnen de eenheden van de vol-
gende parameters worden gewijzigd:
- temperatuur (°C of °F),
- brandstofverbruik (l/100 km, mpg
of km/l).
Selecteer een parameter en druk
op de toets "OK" om de waarde te
wijzigen.
Wacht ongeveer 10 seconden tot de
gewijzigde waarde is opgeslagen
of druk op de toets "ESC" om de
uitgevoerde handeling af te breken.
Vervolgens keert het display terug naar
het vorige scherm.
Als het menu "Confi g. auto" is geselec-
teerd, kunnen de volgende functies ge-
activeerd of gedeactiveerd worden:
- het inschakelen van de ruitenwisser
achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie het
hoofdstuk "Zicht"),
- de follow-me-home verlichting en
instapverlichting (zie het hoofdstuk
"Zicht"),
- verlichting overdag (zie het hoofdstuk
"Zicht"),
- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk
"Rijden").
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als de
auto stilstaat.
42
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
MONOCHROOM DISPLAY A
Toetsen
Weergave op het display
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur * (er verschijnt
een melding bij kans op gladheid),
- controle van te openen carrosserie-
delen (portieren, achterklep...),
- informatie van de autoradio (radio,
CD...),
- de boordcomputerfuncties (zie het
einde van dit hoofdstuk).
Het display kan tijdelijk waarschuwings-
meldingen (bijv.: "Storing emissierege-
ling") of informatie (bijv.: "Achterklep
open") weergeven. Deze kunnen wor-
den gewist door op de toets "ESC" te
drukken.
Algemeen menu
Druk op de toets "MENU" om het
algemene menu weer te geven en
op de toets " " of " " om door de
items op het display te scrollen:
- radio-CD,
- confi guratie van de auto,
- opties,
- instellingen display,
- talen,
- eenheden.
Druk op de toets "OK" om het
gewenste menu te selecteren.
Druk op het bedieningspaneel van de
Peugeot connect sound:
op de toets "MENU" voor toegang
tot het algemene menu ,
op de toets " " of " " om door de
items op het display te scrollen,
op de toets "MODE" om de permanent
weergegeven toepassing te wijzigen
(boordcomputer, audio...),
op de toets " " of " " om de waarde
van een instelling te wijzigen,
op de toets "OK" om te bevestigen,
of
op de toets "ESC" om de uitgevoerde
handeling af te breken.
Radio-CD
Als de Peugeot connect sound is inge-
schakeld en het menu "Radio-CD" is
geselecteerd, kunnen de functies van
de radio (RDS, REG), de CD-speler of
de CD-wisselaar (introscan, willekeurig
afspelen, herhalen van CD) worden ge-
activeerd of gedeactiveerd.
Raadpleeg voor meer informatie over de
radio/CD-speler het gedeelte Peugeot
connect sound van het hoofdstuk "Audio
en telematica".
* Uitsluitend bij auto's met airconditioning.
!
43
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als de
auto stilstaat.
Instellingen display
Als het menu "Instellingen disp." is ge-
selecteerd, kunnen de volgende para-
meters worden ingesteld:
- jaar,
- maand,
- dag,
- uren,
- minuten,
- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur.
Talen
Als het menu "Talen" is geselecteerd,
kan de taal van de weergave van het
display worden gewijzigd (Français, Ita-
liano, Nederlands, Portugues, Portugues-
Brasil, Deutsch, English, Español).
Eenheden
Als het menu "Eenheden" is geselec-
teerd, kunnen de eenheden van de vol-
gende parameters worden gewijzigd:
- temperatuur (°C of °F),
- brandstofverbruik (l/100 km, mpg of
km/l).
Selecteer een parameter en druk op
de toets " " of " " om de waarde
te wijzigen.
Druk op de toets " " of " " om de
vorige of volgende parameter te
selecteren.
Druk op de toets "OK" om de
gewijzigde waarde op te slaan en
terug te keren naar het vorige scherm
of druk op de toets "ESC" om de
uitgevoerde handeling af te breken.
Confi guratie van de auto
Opties
Als het menu "Opties" is geselecteerd,
kan de status van de verschillende func-
ties worden weergegeven (geactiveerd,
gedeactiveerd, storing).
Als het menu "Confi g. auto" is geselec-
teerd, kunnen de volgende functies ge-
activeerd of gedeactiveerd worden:
- het inschakelen van de ruitenwisser
achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie het
hoofdstuk "Zicht"),
- de follow-me-home verlichting en
instapverlichting (zie het hoofdstuk
"Zicht"),
- verlichting overdag (zie het hoofdstuk
"Zicht"),
- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk
"Rijden").
44
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
MONOCHROOM DISPLAY C
Algemeen menu
Weergave op het display
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur * (de tempera-
tuur knippert bij kans op gladheid),
- controle van te openen carrosserie-
delen (portieren, achterklep...),
- audiofuncties (radio, CD...),
- informatie van de boordcomputer
(zie het einde van dit hoofdstuk).
Het display kan tijdelijk waarschuwings-
meldingen (bijv.: "Storing emissierege-
ling") of informatie (bijv.: "Automatische
verlichting actief") weergeven. Deze
kunnen worden gewist door op de toets
"ESC" te drukken.
Menu "Audiofuncties"
Toetsen
Druk op het bedieningspaneel van de
Peugeot connect sound:
op de toets "MENU" voor toegang
tot het algemene menu ,
op de toets " " of " " om door de
items op het display te scrollen,
op de toets "MODE" om de permanent
weergegeven toepassing te wijzigen
(boordcomputer, audio...),
op de toets " " of " " om de waarde
van een instelling te wijzigen,
op de toets "OK" om te bevestigen,
of
op de toets "ESC" om de uitgevoerde
handeling af te breken.
Druk op de toets "MENU" om het
algemene menu weer te geven:
- audiofuncties,
- diagnose auto,
- persoonlijke instellingen - con guratie,
- telefoon (handsfree set).
Druk op de toets « » of « » om
het gewenste menu te selecteren en
bevestig door op de toets "OK" te
drukken.
* Uitsluitend bij auto's met airconditioning.
Als de Peugeot connect sound is inge-
schakeld en dit menu is geselecteerd,
kunnen de functies van de radio (RDS,
REG, RadioText), de CD-speler of de
CD-wisselaar (introscan, willekeurig af-
spelen, herhalen van CD) worden geac-
tiveerd of gedeactiveerd.
Raadpleeg voor meer informatie over
de audiofuncties het gedeelte Peuge-
ot Connect Sound van het hoofdstuk
"Audio en telematica".
45
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Menu "Diagnose auto"
Druk op de toets "MENU" om het
algemene menu weer te geven.
Druk op de pijlen en vervolgens
op de toets "OK" om het menu
"Diagnose auto" te selecteren.
Selecteer in het menu "Diagnose
auto" de volgende functie:
Logboek waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de actieve waar-
schuwingsmeldingen door ze achter-
eenvolgens op het multifunctionele
display te laten verschijnen.
Via dit menu kunt u verschillende in-
formatie met betrekking tot de auto
raadplegen, zoals het logboek waar-
schuwingsmeldingen.
Parameters van de auto instellen
Via dit menu kunnen verschillende sy-
stemen van de auto geactiveerd of uit-
geschakeld worden:
- het inschakelen van de ruitenwisser
achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie het
hoofdstuk "Zicht"),
- follow-me-home verlichting en
instapverlichting (zie het hoofdstuk
"Zicht"),
- sfeerverlichting (zie het hoofdstuk
"Zicht"),
- verlichting overdag (zie het hoofdstuk
"Zicht"),
- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk
"Rijden").
Menu "Persoonlijke
instellingen -
configuratie"
Als dit menu is geselecteerd, kunnen
de volgende functies worden geselec-
teerd:
- parameters van de auto,
- confi guratie van het display,
- taalkeuze.
!
46
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als de
auto stilstaat.
Menu "Telefoon"
Confi guratie display
Als dit menu is geselecteerd, kunnen de
volgende parameters worden geselec-
teerd:
- instellen lichtsterkte-video,
- instellen datum en tijd,
- kiezen van eenheden.
Taalkeuze
Als dit menu is geselecteerd, kan de taal
van de weergave van het display wor-
den gewijzigd (Deutsch, English, Espa-
ñol, Français, Italiano, Nederlands, Por-
tugues, Portugues-Brasil, Türkçe ** ).
Voorbeeld: instellen van de tijdsduur
van de follow me home-verlichting
Druk op de toets " " of " "
en vervolgens op "OK" om het
gewenste menu te selecteren.
Druk op de toets " " of " " en
vervolgens op "OK" om het item
"Follow me home" te selecteren.
Druk op de toets " " of " " om de
gewenste waarde in te stellen (15,
30 of 60 seconden) en druk op de
toets "OK" om te bevestigen.
Druk op de toets " " of " " en
vervolgens op "OK" om "OK" te
selecteren en bevestigen of op de
toets "ESC" om de uitgevoerde
handeling af te breken.
Als de Peugeot Connect Sound is inge-
schakeld en dit menu is geselecteerd,
kunt u uw Bluetooth handsfree set con-
gureren (koppelen), de verschillende
indexen van de telefoon raadplegen
(lijst gesprekken, diensten, ...) en uw
gesprekken beheren (opnemen, ophan-
gen, wisselgesprek, discretiefunctie...).
Raadpleeg voor meer informatie over
de telefoonfunctie het gedeelte Peugeot
connect sound in het hoofdstuk "Audio
en telematica".
** Volgens land van bestemming.
i
47
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Raadpleeg de paragraaf "Toegang
tot het wegklapbare display" voor
meer informatie over het openen,
sluiten en afstellen van het weg-
klapbare display.
Weergave op het display
Zodra het display is uitgeklapt, geeft het
automatisch en direct de volgende in-
formatie weer:
- de tijd,
- de datum,
- de hoogte,
- de buitentemperatuur (bij kans op
gladheid knippert de weergegeven
temperatuur),
- controle van te openen carrosserie-
delen,
- waarschuwingsmeldingen en mel-
dingen over de status van de func-
ties van de auto, die tijdelijk worden
weergegeven,
- de audiofuncties,
- de informatie van de boordcomputer,
- de informatie van het navigatiesy-
steem.
Om met het bedieningspaneel van de
Peugeot Connect Nav één van de func-
ties te selecteren:
druk op de toets "RADIO" , "MUSIC" ,
"NAV" , "TRAFFIC" , "SETUP" of
"PHONE" om toegang te krijgen tot het
desbetreffende menu,
draai aan de draaiknop om een item
te selecteren,
druk op de draaiknop om de selectie
te bevestigen,
of
druk op de toets "ESC" om de
uitgevoerde handeling af te breken
en terug te keren naar het vorige
scherm.
WEGKLAPBAAR KLEURENDISPLAY
16X9 (MET PEUGEOT CONNECT NAV)
Bediening
Raadpleeg voor meer informatie over
deze functies het hoofdstuk "Audio en
telematica" of het specifi eke boekje dat
u bij de boorddocumentatie hebt ont-
vangen.
!
48
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Druk op de toets "SETUP" om naar
het menu "SETUP" te gaan. Dit
menu biedt toegang tot de volgende
functies:
- "Taal",
- "Datum en tijd",
- "Weergave",
- "Parameters auto",
- "Eenheden",
- "Parameters systeem".
Talen
Via dit menu kunt u de taal van het dis-
play instellen: Deutsch, English, Espa-
ñol, Français, Italiano, Nederlands, Pol-
ski, Portugues, Türkçe * .
Datum en tijd
Via dit menu kunt u de datum en tijd,
het formaat van de datum en het for-
maat van de tijd instellen (zie hoofdstuk
"Audio en telematica" of het specifi eke
boekje dat u bij de boorddocumentatie
hebt ontvangen).
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als de
auto stilstaat.
Parameters systeem
Via dit menu kunt u de fabrieksinstel-
lingen herstellen, de versie van de soft-
ware weergeven en doorlopende tekst
activeren.
Parameters auto
Via dit menu kunt u verschillende func-
ties ten behoeve van het rijden en het
comfort in- of uitschakelen:
- het inschakelen van de ruitenwisser
achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie hoofdstuk
"Zicht"),
- follow me home- en instapverlich-
ting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk
"Zicht"),
-
bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk
"Rijden").
Weergave
Via dit menu kunt u de helderheid van
het display, de kleuren van het display
en de kleur van de kaart instellen (dag/
nacht of automatisch).
Eenheden
Via dit menu kunt u de eenheden kie-
zen: temperatuur (°C of °F) en verbruik
(km/l, l/100 of mpg).
Menu "SETUP"
* Volgens land van bestemming.
i
49
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
WEGKLAPBAAR HD-
KLEURENDISPLAY 16X9 (MET
PEUGEOT CONNECT 3D NAV)
Weergave op het display
Als het display is uitgeklapt, geeft het
automatisch en direct de volgende in-
formatie weer:
- de tijd,
- de datum,
- de hoogte,
- de buitentemperatuur (bij kans op
gladheid knippert de weergegeven
temperatuur),
- de audiofuncties,
- de parkeerhulp,
- de informatie van de telefoon en de
indexen,
- de informatie van het navigatiesy-
steem.
Om met het bedieningspaneel van de
Peugeot Connect 3D Nav één van de
functies te selecteren:
druk op de toets "RADIO" , "MEDIA" ,
"NAV" , "TRAFFIC" , "ADDR BOOK"
of "SETUP" om toegang te krijgen tot
het desbetreffende menu,
draai aan de draaiknop om een item
te selecteren,
druk op de draaiknop om de selectie
te bevestigen,
of
druk op de toets "ESC" om de
uitgevoerde handeling af te breken
en terug te keren naar het vorige
scherm.
Raadpleeg de paragraaf "Toegang
tot het wegklapbare display" voor
meer informatie over het openen,
sluiten en afstellen van het weg-
klapbare display.
Raadpleeg voor meer informatie over
deze functies het gedeelte Peugeot
Connect 3D Nav van het hoofdstuk
"Audio en telematica".
Bediening
!
50
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
* Volgens land van bestemming.
Menu "SETUP"
Talen en spraakfuncties
Via dit menu kunt u:
- de taal van het display instellen
(Deutsch, English, Español, Fran-
çais, Italiano, Nederlands, Pol-
ski, Portugues, Portugues-Brasil,
Türkçe * ),
- de parameters van de spraakherkenning
selecteren (inschakelen/uitschakelen,
adviezen voor het gebruik, herkennen
van de eigen stem, ...),
- het volume van de gesproken com-
mando's instellen.
Datum en tijd
Via dit menu kunt u de datum en tijd,
het formaat van de datum en het for-
maat van de tijd instellen (zie het ge-
deelte Peugeot Connect 3D Nav van
het hoofdstuk "Audio en telematica").
Weergave
Via dit menu kunt u de helderheid van
het display, de kleuren van het display
en de kleur van de kaart instellen (dag/
nacht of automatisch).
Eenheden
Via dit menu kunt u de eenheden voor
de temperatuur (°C of °F) en de afstand
(km of mijl) kiezen.
Parameters systeem
Via dit menu kunt u de fabrieksinstel-
lingen herstellen, de versie van de soft-
ware weergeven en doorlopende tekst
activeren.
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als de
auto stilstaat.
Druk op de toets "SETUP" om naar
het menu "SETUP" te gaan. Dit
menu biedt toegang tot de volgende
functies:
- "Taal en spraakfuncties",
- "Datum en tijd",
- "Weergave",
- "Eenheden",
- "Systeemparameters".
i
i
51
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Dit display wordt automatisch uit- en in-
geklapt.
Het is echter ook mogelijk om het dis-
play uit te klappen, in te klappen of af te
stellen met de volgende knoppen:
- uitklappen of inklappen met de knop A ,
- afstellen van de hoek met de knop B .
Het display is ook voorzien van een be-
veiliging tegen beknellen.
Uitklappen van het display
Druk als het display is ingeklapt op
de knop A om het uit te klappen.
Het display klapt automatisch uit bij het
aanzetten van het contact, het inscha-
kelen van het audio- en telematicasy-
steem, een uitgaand telefoongesprek,
het geven van een gesproken com-
mando en het ontvangen van een waar-
schuwingsmelding die gekoppeld is aan
het pictogram STOP.
Inklappen van het display
Druk als het display is uitgeklapt op
de knop A om het in te klappen.
Als het audio- en telematicasysteem is
uitgeschakeld, wordt het display onge-
veer drie seconden na het afzetten van
het contact automatisch ingeklapt.
Wanneer u wenst dat het display
automatisch wordt uit- of ingeklapt
als het audio- en telematicasysteem
wordt in- of uitgeschakeld, mag het
display niet worden ingeklapt gedu-
rende de werking van het audio- en
telematicasysteem.
Als het display is uitgeklapt, kunt u het
op verschillende manieren nauwkeurig
afstellen:
druk op het besbetreffende gedeelte
van de knop B om het display
naar u toe of richting de voorruit te
bewegen,
of
beweeg het display voorzichtig met
de hand in de gewenste richting.
Afstellen van het display
Beveiliging tegen beknellen
Als het display bij het uitklappen of in-
klappen op een obstakel stuit, stopt het
display onmiddellijk met bewegen en
beweegt het vervolgens enkele millime-
ters terug.
Druk na het verwijderen van het obsta-
kel nogmaals op de knop om het dis-
play uit of in te klappen.
Opslaan van de stand van het
display
In het systeem zijn vier voorkeursstan-
den voor het display opgeslagen.
Als het scherm wordt ingeklapt, slaat
het systeem de laatste stand van het
scherm op.
Als het display weer wordt uitgeklapt,
kiest het systeem de voorkeursstand
die het dichtst bij de opgeslagen stand
van het display komt.
Wanneer u het display laat inklap-
pen terwijl het audio- en telemati-
casysteem is ingeschakeld, zal het
display automatisch weer uitklappen
bij een uitgaand telefoongesprek,
het geven van een gesproken com-
mando of het ontvangen van een
waarschuwingsmelding die gekop-
peld is aan het pictogram STOP.
Toegang tot het wegklapbare
display
52
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
BOORDCOMPUTER
Druk herhaaldelijk op de toets op
het uiteinde van de ruitenwisser-
schakelaar om de verschillende
informatie van de boordcomputer
weer te geven.
De boordcomputer kan de volgende in-
formatie weergeven:
De boordcomputer geeft tijdens het rij-
den verschillende informatie (actiera-
dius, brandstofverbruik...).
Druk langer dan 2 seconden op de
toets om de afgelegde afstand, het
gemiddelde brandstofverbruik en de
gemiddelde snelheid op 0 te zetten.
Monochroom display A
Op 0 stellen
Weergave van de informatie
- actieradius,
- momenteel brandstofverbruik,
- afgelegde afstand,
- gemiddeld brandstofverbruik,
- gemiddelde snelheid.
Druk nogmaals op de toets om terug
te keren naar de oorspronkelijke
weergave.
i
53
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
- de momentele informatie:
actieradius,
momenteel
brandstofverbruik,
nog af te leggen
afstand.
Monochroom display C
Weergave van de informatie
Met monochroom display C of groot
display op het instrumentenpaneel
Groot display 16x9 Peugeot Connect
3D Nav op het instrumentenpaneel
- traject "1" met:
afgelegde afstand,
gemiddeld
brandstofverbruik,
gemiddelde snelheid,
voor het eerste traject.
- traject "2" met:
afgelegde afstand,
gemiddeld
brandstofverbruik,
gemiddelde snelheid,
voor het tweede
traject.
BOORDCOMPUTER
De boordcomputer geeft tijdens het rij-
den verschillende informatie (actiera-
dius, brandstofverbruik, ...).
Groot display op het instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitrusting van uw
auto verschijnt de informatie van de
boordcomputer op het multifunctio-
nele display, of op het grote display
op het instrumentenpaneel.
Als u nogmaals op de toets drukt,
wordt er niets op het display
weergegeven.
Druk nogmaals op de toets om terug
te keren naar de standaardweergave.
Druk op de knop op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgend de verschillende
standen van de boordcomputer
weer te geven.
M et groot display 16x9 Peugeot Connect
3D Nav op het instrumentenpaneel
Druk op de pijltjestoetsen omhoog en
omlaag van het bedieningspaneel van
de Peugeot Connect 3D Nav om ach-
tereenvolgend de verschillende standen
van de boordcomputer weer te geven.
!
i
i
54
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Traject op 0 zetten
Met monochroom display C of groot
display op het instrumentenpaneel
Druk de toets langer dan 2 seconden
in zodra het gewenste traject wordt
aangegeven.
Met groot display 16x9 Peugeot Connect
3D Nav op het instrumentenpaneel
Enkele definities...
Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, verschijnen streepjes op het
display. Na het tanken van minimaal
5 liter brandstof wordt de actieradius
opnieuw berekend en weergegeven als
deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
als tijdens het rijden de streepjes
continu worden weergegeven.
Deze functie wordt alleen weerge-
geven bij snelheden vanaf 30 km/h.
Deze waarde kan variëren door
een gewijzigde rijstijl of het rijden
op een helling, waardoor het mo-
mentele brandstofverbruik aan-
zienlijk kan wijzigen.
Actieradius
(km of miles)
De actieradius geeft aan
hoeveel kilometer u nog met
de resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden, berekend op basis van het
gemiddelde verbruik over de laatste af-
gelegde kilometers.
Momenteel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde brand-
stofverbruik over de laatste se-
conden.
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde ver-
bruik sinds de laatste nul-
stelling van de boordcom-
puter.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Deze afstand wordt bere-
kend sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Dit is de gemiddelde snelheid
sinds de laatste nulstelling van
de boordcomputer (contact aan).
Nog af te leggen afstand
(km of miles)
Dit is de nog af te leggen af-
stand tot de eindbestemming.
Deze afstand wordt op elk moment tij-
dens het navigeren berekend of wordt
ingevoerd door de gebruiker.
Bij het ontbreken van de afstand verschij-
nen er streepjes in plaats van cijfers.
Druk langer dan 2 seconden op de
toets
"OK" van het bedieningspaneel
van de Peugeot Connect 3D Nav
als het gewenste traject wordt
weergegeven.
De trajecten " 1" en " 2" zijn onafhanke-
lijk en hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt wor-
den voor een dagelijks verbruik en traject
"2" voor een maandelijks verbruik.
i
i
56
COMFORT
Als de auto lange tijd in de zon
heeft gestaan en de temperatuur in
het interieur hoog is opgelopen, zet
dan de ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnel-
heid voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed
ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede
de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot
tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de
lterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het toegevoegde
speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de
inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in
het onderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditio-
ning kan ertoe leiden dat er zich
een klein plasje water onder de
auto vormt. Dit is een normaal ver-
schijnsel.
i
57
COMFORT
2. Luchtopbrengstregeling
Draai de knop in één van
de vijf standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om
de temperatuur naar be-
hoefte in te stellen.
Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.
De verwarming/ventilatie en aircondi-
tioning werken uitsluitend bij draaiende
motor.
4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de lucht-
toevoer af te sluiten bij stank en stof-
overlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer
van buitenlucht weer in om te voorko-
men dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Wanneer de knop van de lucht-
opbrengstregeling in de stand
0 staat (uitschakeling van het
systeem), wordt het thermische
comfort niet meer geregeld. Er
blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom ge-
handhaafd.
3. Luchtverdeling
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat
de luchtrecirculatie is inge-
schakeld.
Druk nogmaals op de toets om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het lampje gaat uit.
VERWARMING / VENTILATIE
HANDBEDIENDE
AIRCONDITIONING
58
COMFORT
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zo-
mers te verlagen,
- in de winter bij temperaturen boven
3°C beslagen ruiten snel te ontwa-
semen.
Uit
Druk nogmaals op de toets "A/C" . Het
groene lampje van de toets gaat uit.
Aan
Druk op de toets "A/C" . Het groene
lampje van de toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als
de aanjagerknop 2 in de stand "0"
staat.
ONTWASEMEN - ONTDOOIEN
VOORRUIT EN ZIJRUITEN
Deze opdruk op het bedie-
ningspaneel geeft aan in wel-
ke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en de zij-
ruiten snel te ontwasemen of
te ontdooien.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem
Zet de knoppen van de luchttem-
peratuur en de aanjagersnelheid in
de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
Zet de knop van de luchttoevoer in
de stand "Toevoer van buitenlucht"
(lampje van de knop gedoofd).
Zet de knop van de luchtverdeling in
de stand "Voorruit".
Met handbediende
airconditioning
Zet de knoppen van de luchttem-
peratuur en de aanjagersnelheid in
de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
Zet de knop van de luchttoevoer in
de stand "Toevoer van buitenlucht"
(controlelampje op de knop gedoofd).
Zet de knop van de luchtverdeling in
de stand "Voorruit".
Schakel de airconditioning in door
de toets "A/C" in te drukken; het
desbetreffende groene controle-
lampje gaat branden.
58
COMFORT
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zo-
mers te verlagen,
- in de winter bij temperaturen boven
3°C beslagen ruiten snel te ontwa-
semen.
Uit
Druk nogmaals op de toets "A/C" . Het
groene lampje van de toets gaat uit.
Aan
Druk op de toets "A/C" . Het groene
lampje van de toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als
de aanjagerknop 2 in de stand "0"
staat.
ONTWASEMEN - ONTDOOIEN
VOORRUIT EN ZIJRUITEN
Deze opdruk op het bedie-
ningspaneel geeft aan in wel-
ke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en de zij-
ruiten snel te ontwasemen of
te ontdooien.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem
Zet de knoppen van de luchttem-
peratuur en de aanjagersnelheid in
de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
Zet de knop van de luchttoevoer in
de stand "Toevoer van buitenlucht"
(lampje van de knop gedoofd).
Zet de knop van de luchtverdeling in
de stand "Voorruit".
Met handbediende
airconditioning
Zet de knoppen van de luchttem-
peratuur en de aanjagersnelheid in
de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
Zet de knop van de luchttoevoer in
de stand "Toevoer van buitenlucht"
(controlelampje op de knop gedoofd).
Zet de knop van de luchtverdeling in
de stand "Voorruit".
Schakel de airconditioning in door
de toets "A/C" in te drukken; het
desbetreffende groene controle-
lampje gaat branden.
i
59
COMFORT
De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de verwarming of aircondi-
tioning.
ONTWASEMING - ONTDOOIING
ACHTERRUIT
Schakel, zodra de omstandighe-
den het toelaten, de achterruit-
en buitenspiegelverwarming uit
omdat een geringer stroomver-
bruik leidt tot een verlaging van
het brandstofverbruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automatisch
wordt uitgeschakeld, wordt de achter-
ruitverwarming weer ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
Aan
De ontwaseming - verwarming van de
achterruit werkt uitsluitend bij draaiende
motor.
Druk op deze toets om de achterruit
en de buitenspiegels (afhankelijk
van de uitvoering) te ontwasemen.
Het controlelampje van de toets
gaat branden.
uit
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig stroom-
verbruik te voorkomen.
U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het contro-
lelampje van de toets gaat uit.
i i
60
COMFORT
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van
de passagiers verdeeld.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compen-
seert automatisch en zo snel mo-
gelijk het temperatuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instel-
len.
Draai de knop 2 of 3 naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de rui-
ten condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...).
Automatische werking
Druk op de toets "AUTO" .
Het lampje van de toets
gaat branden.
2. Regeling bestuurderszijde
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de luchtrecir-
culatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Druk nogmaals op de toets "zicht"
of op de toets "AUTO" om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht" gaat uit en dat van
de toets "AUTO" gaat branden.
1. Automatisch programma "comfort"
3. Regeling passagierszijde
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.
!
i
61
COMFORT
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de au-
tomatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige func-
ties worden automatisch geregeld.
Druk op de toets "AUTO" om het
systeem weer volledig automatisch
te laten functioneren.
Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen.
6. Regeling luchtverdeling
Druk op één of meer toet-
sen om de luchtstroom te
verdelen naar:
7. Regeling luchtopbrengst
Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts
om deze te verhogen.
8. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Uitschakelen van het systeem
Draai de knop van de luchtopbrengst
naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning en
het ventilatiesysteem worden dan uitge-
schakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.
Draai de knop van de luchtop-
brengst naar rechts of druk op de
toets "AUTO" om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
van de toets gaat branden.
5. Airconditioning aan/uit
Vermijd het te lang rijden met inge-
schakelde luchtrecirculatie of een
uitgeschakeld systeem om te voor-
komen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
- de voorruit en de zijruiten (ontwase-
men of ontdooien),
- de voorruit, de zijruiten en de venti-
latieroosters,
- de voorruit, de zijruiten, de ventila-
tieroosters en de beenruimte van de
passagiers,
- de ventilatieroosters en de been-
ruimte van de passagiers,
- de ventilatieroosters,
- de beenruimte van de passagiers,
- de voorruit, de zijruiten en de been-
ruimte van de passagiers.
De lampjes van de luchtopbrengst, tus-
sen de twee propellers, gaan afhanke-
lijk van de ingestelde waarde geleidelijk
branden.
Druk de toets, zodra de luchtrecircula-
tie niet meer nodig is, nogmaals in om
de toevoer van buitenlucht te hervatten
en het beslaan van de ruiten te voorko-
men. Het lampje van de toets gaat uit.
Om het interieur maximaal te ver-
koelen of te verwarmen is het mo-
gelijk de minimale waarde 14 of de
maximale waarde 28 te overschrij-
den.
Draai de knop 2 of 3 naar links
totdat "LO" verschijnt of naar
rechts totdat "HI" verschijnt.
9. Centrale regeling/gescheiden
regeling
Druk op deze toets om de
instellingen van de passa-
gierszijde af te stemmen op
die van de bestuurderszij-
de (centrale regeling). Het
lampje van de toets gaat
branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Druk de toets nogmaals in zodra
dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. Het lampje van de toets
"A/C" gaat branden .
i
63
COMFORT
VOORSTOELEN
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.
Verstellen in lengterichting
Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
stand te verkrijgen.
Hoogte- en hoekverstelling van de
zitting
Duw de achterzijde van de schake-
laar omhoog of omlaag om de ge-
wenste hoogte te verkrijgen.
Duw de voorzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste
hoek te verkrijgen.
Rugleuningverstelling
Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
hoek te verkrijgen.
Elektrisch verstelbare
bestuurdersstoel
De elektrische instellingen kunnen
tot 1 minuut na het afzetten van het
contact worden uitgevoerd.
Zet het contact aan om de elektri-
sche verstelling weer te activeren.
!
i
64
COMFORT
Toegang tot de achterbank (3-deurs)
Trek de hendel omhoog om de rug-
leuning naar voren te klappen en
schuif de stoel vooruit.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Hoogteverstelling hoofdsteun
Trek de hoofdsteun gelijktijdig naar
voren en omhoog om hem hoger te
zetten.
Druk op de pal A en trek de hoofdsteun
omhoog om hem te verwijderen.
Steek om de hoofdsteun terug te
zetten de pennen van de hoofd-
steun recht in de openingen van de
rugleuning tot de hoofdsteun op zijn
plaats blijft.
Druk gelijktijdig op de pal A en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten.
Voor de veiligheid is het frame van
de hoofdsteun gekarteld om te
voorkomen dat de hoofdsteun zakt
in het geval van een aanrijding.
De juiste stand van de hoofd-
steun is als de bovenzijde van
de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd. De hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en correct zijn
afgesteld.
Lendensteun verstellen
Draai aan de knop om de lenden steun
in de gewenste stand te zetten.
Aanvullende instellingen
Controleer of het terugschuiven van
de stoel in de oorspronkelijke stand
niet wordt verhinderd; deze stand
is noodzakelijk om de stoel te ver-
grendelen in de lengterichting.
i
65
COMFORT
Tafelstand van de
passagiersstoel vóór
Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelverwarming
voor elke voorstoel apart regelbaar.
Met de draaiknop naast de voorstoel
kan de stoelverwarming ingescha-
keld worden en kan een verwarmings-
stand worden geselecteerd:
0 : Uit.
1 : Laag.
2 : Gemiddeld.
3 : Hoog.
Als deze stoel net als de achterstoelen
in de tafelstand staat, kunnen lange
voorwerpen vervoerd worden.
Trek de hendel omhoog om de rug-
leuning neer te klappen op de zitting.
Klap de hendel van de rugleuning-
verstelling om om de rugleuning vol-
ledig neer te klappen.
Trek nogmaals aan de hendel om
de rugleuning te ontgrendelen en
zet de rugleuning omhoog.
De rugleuning komt na het omhoog
zetten weer in de oorspronkelijke
stand terug.
Vergeet niet, alvorens u deze han-
delingen uitvoert, het opklaptafeltje
aan de achterzijde van de rugleu-
ning in te klappen.
i
!
66
COMFORT
Opslaan van zitposities in het
geheugen
Dit systeem slaat de elektrische instel-
lingen van de bestuurdersstoel en de
buitenspiegels op. U kunt twee standen
opslaan met de toetsen aan de zijkant
van de bestuurdersstoel en nog twee
andere standen met behulp van de twee
sleutels met afstandsbediening.
Oproepen van een opgeslagen
zitpositie
Bij het ontgrendelen van de auto nemen
de bestuurdersstoel en de buitenspie-
gels de in het geheugen van de sleu-
tel met afstandsbediening opgeslagen
stand in.
Opslaan van een zitpositie
Het opslaan van een andere stand
annuleert de vorige, in het geheu-
gen opgeslagen stand.
Als bij afgezet contact een opgesla-
gen stand een aantal keer achter
elkaar is opgeroepen, zal om het
ontladen van de accu te voorko-
men de functie worden uitgescha-
keld totdat de motor wordt gestart.
Met de afstandsbediening op de
sleutels
Als de auto met de afstandsbediening
wordt vergrendeld, wordt de stand van
de bestuurdersstoel en de buitenspie-
gels opgeslagen in de sleutel.
In elke sleutel met afstandsbediening
kan een specifi eke zitpositie worden
opgeslagen.
Contact aan
Druk kort op de toets 1 of 2 om de
desbetreffende zitpositie op te roe-
pen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de
opgeslagen zitpositie is ingenomen.
Tijdens het rijden
Houd de toets 1 of 2 ingedrukt tot
het geluidssignaal aangeeft dat de
zitpositie is ingenomen.
Met de toetsen M / 1 / 2
Zet het contact aan.
Zet uw stoel en de buitenspiegels in
de gewenste stand.
Druk op de toets M en vervolgens
binnen 4 seconden op de toets
1 of 2 .
Een geluidssignaal geeft aan dat de
zitpositie is opgeslagen.
i
65
COMFORT
Tafelstand van de
passagiersstoel vóór
Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelverwarming
voor elke voorstoel apart regelbaar.
Met de draaiknop naast de voorstoel
kan de stoelverwarming ingescha-
keld worden en kan een verwarmings-
stand worden geselecteerd:
0 : Uit.
1 : Laag.
2 : Gemiddeld.
3 : Hoog.
Als deze stoel net als de achterstoelen
in de tafelstand staat, kunnen lange
voorwerpen vervoerd worden.
Trek de hendel omhoog om de rug-
leuning neer te klappen op de zitting.
Klap de hendel van de rugleuning-
verstelling om om de rugleuning vol-
ledig neer te klappen.
Trek nogmaals aan de hendel om
de rugleuning te ontgrendelen en
zet de rugleuning omhoog.
De rugleuning komt na het omhoog
zetten weer in de oorspronkelijke
stand terug.
Vergeet niet, alvorens u deze han-
delingen uitvoert, het opklaptafeltje
aan de achterzijde van de rugleu-
ning in te klappen.
!
i
68
COMFORT
Neerklappen van de achterbank
Kantel om beschadiging van de achter-
bank te voorkomen altijd eerst de zit-
ting naar voren voordat u de rugleu-
ning neerklapt:
schuif de voorstoel indien nodig
naar voren,
til de zitting 1 op door hem aan de
achterzijde met de hand omhoog te
brengen,
kantel de zitting 1 volledig tegen de
rugleuning van de voorstoel,
Terugplaatsen van de
achterbank
Bij het terugplaatsen van de achterbank:
zet de rugleuning 3 rechtop en ver-
grendel deze,
klap de zitting 1 terug,
zet de hoofdsteunen weer in de
hoogste stand of plaats deze terug.
controleer of de veiligheidsgordel
langs de rand van de rugleuning
loopt,
zet de hoofdsteunen in de laagste
stand of verwijder deze zo nodig,
trek de hendel 2 naar voren om de
rugleuning 3 te ontgrendelen,
klap de rugleuning 3 neer.
Let erop dat bij het terugplaatsen
van de achterbank de veiligheids-
gordels niet klem komen te zitten
en dat de gesphouders op de juiste
plek komen te zitten.
De zitting 1 kan worden verwijderd
voor extra laadruimte.
!
70
COMFORT
Verwijderen Plaatsen
Voer de volgende handelingen uit als
de stoel is weggeklapt:
trek aan de rode band D om de
voorste stoelbevestigingen te ont-
grendelen,
til de stoel op aan het handvat E en
verwijder deze uit de auto.
Gebruik de banden voor het ver-
stellen van de stoelen nooit om de
stoel te verwijderen, te plaatsen of
te dragen; gebruik het hiervoor be-
stemde handvat E (gewicht van de
stoel: ongeveer 18 kg).
Als de stoel uit de auto is verwij-
derd, moet deze voor het behoud
van de elektronische systemen in
de stoel, op een schone en droge
plaats worden opgeslagen.
Vergrendeld Ontgrendeld
Kantel de weggeklapte stoel naar
achteren; de voorste en achterste
bevestigingen worden automatisch
vergrendeld.
Trek aan één van de banden B om
de rugleuning te ontgrendelen en
klap deze omhoog.
Zorg ervoor dat de verankeringspun-
ten van de stoel vrij zijn en de stoel on-
gehinderd vergrendeld kan worden.
Draag de stoel aan het handvat E .
Plaats de voorkant van de stoel in
de desbetreffende verankerings-
punten.
Trek aan handgreep C om te contro-
leren of de achterste bevestigingen
goed ontgrendeld zijn.
!
71
COMFORT
EXTRA STOELEN
Tafelstand
Zet de hoofdsteun in de laagste stand.
Trek aan de band A , links aan de
achterzijde van de stoel.
Klap de rugleuning op de zitting.
Wegklappen
Voer de volgende handelingen uit als
de stoel in de tafelstand staat:
verwijder het oprolmechanisme van
de bagageafdekking,
til de beugel B aan de achterzijde
van de stoel op om de achterste
stoelbevestigingen te ontgrendelen,
til de stoel op, klap deze om en be-
vestig vervolgens de ingebouwde
band C aan de pen van de hoofd-
steun van de stoel van de 2
e
zitrij.
Verwijderen
Voer de volgende handelingen uit als
de stoel is weggeklapt:
trek aan de rode band D om de
voorste stoelbevestigingen te ont-
grendelen,
til de stoel op en houd deze aan het
handvat E vast,
plaats de doppen in de veranke-
ringspunten zodat een vlakke laad-
vloer ontstaat.
Gebruik de banden voor het ver-
stellen van de stoel nooit om de
stoel te verwijderen, te plaatsen of
te dragen. Gebruik het hiervoor be-
stemde handvat E (gewicht van de
stoel: ongeveer 15 kg).
De twee stoelen van de 3
e
zitrij zijn
identiek en kunnen gebruikt worden om
af en toe extra passagiers te vervoeren.
De stoelen kunnen neergeklapt (tafel-
stand), weggeklapt en verwijderd wor-
den, waardoor het interieur aan ieders
wensen aangepast kan worden.
72
COMFORT
Plaatsen
Verwijder eerst de doppen uit de
verankeringspunten op de vloer.
Draag de stoel aan het handvat E .
Plaats de voorkant van de stoel in
de desbetreffende verankerings-
punten.
Til de beugel B op om te controleren
of de achterste stoelbevestigingen
ontgrendeld zijn.
Kantel de weggeklapte stoel naar
achteren; de voorste en achterste
stoelbevestigingen worden automa-
tisch vergrendeld.
Zet de rugleuning omhoog.
i
!
73
COMFORT
Voorbeelden van stoelopstellingen
7 zitplaatsen
Het wijzigen van de opstelling van
de stoelen dient te gebeuren als de
auto stilstaat (zie paragraaf "Ach-
terstoelen" et "Stoelen 3
e
zitrij" van
de SW met glazen panoramadak).
Bijzonderheden
De buitenste stoelen van de 2
e
zitrij kun-
nen meer naar binnen worden geplaatst
als de middelste stoel verwijderd is.
De stoelen van de 2
e
zitrij kunnen op de
3
e
zitrij geplaatst worden.
Daarentegen kunnen de stoelen van
de 3
e
zitrij niet op de 2
e
zitrij geplaatst
worden.
5 zitplaatsen met de zitplaatsen van
de 3
e
zitrij weggeklapt
Vervoer geen passagiers op de
3
e
zitrij, als de stoelen van de 2
e
zit-
rij in de portefeuillestand staan.
Dankzij het slimme ontwerp van uw auto
en van de stoelen kunt u de stoelen op
diverse manieren opstellen.
MULTIFUNCTIONALITEIT
VAN DE STOELEN
EN VERSCHILLENDE
STOELOPSTELLINGEN
74
COMFORT
5 zitplaatsen
5 zitplaatsen met de zitplaatsen van
de 2
e
zitrij meer naar binnen geplaatst
Vervoeren van lange voorwerpen
Vervoeren van grote voorwerpen
!
i
i
75
COMFORT
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan
ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-
houden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed
in te schatten.
SPIEGELS
Buitenspiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen
voor het benodigde zicht naar achteren
bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren
van de auto. De buitenspiegels kunnen
ook worden ingeklapt voor het parkeren
in een smalle straat.
Inklappen
Van buitenaf: vergrendel de auto
met de afstandsbediening of de
sleutel.
Vanuit het interieur: trek bij aange-
zet contact de schakelaar A naar
achteren.
Het automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegels kan
worden gedeactiveerd door het
PEUGEOT-netwerk.
Klap de elektrisch bediende spie-
gels nooit handmatig in of uit.
Verstellen
Uitklappen
Van buitenaf: ontgrendel de auto
met de afstandsbediening of de
sleutel.
Vanuit het interieur: trek bij aange-
zet contact de schakelaar A naar
achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt
met behulp van de schakelaar A , wor-
den ze niet automatisch uitgeklapt als
de auto wordt ontgrendeld. Trek nog-
maals de schakelaar A naar achteren
om de buitenspiegels uit te klappen.
Zet de knop A naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te se-
lecteren.
Duw de knop B in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.
Zet de knop A weer in het midden.
Ontwaseming - ontdooiing
Als uw auto voorzien is van
spiegelverwarming, kunt u deze
inschakelen door bij draaiende
motor op de toets van de
achterruitverwarming te drukken (zie
paragraaf "Ontwaseming - Ontdooiing
achterruit").
!
76
COMFORT
Verstellen
Stel de spiegel af als deze in de
dagstand staat.
Stel de spiegels om veiligheidsre-
denen zo af, dat de dode hoek mi-
nimaal is.
Binnenspiegel met handbediende
dag-/nachtstand
Dag-/nachtstand
Trek aan het hendeltje om de spie-
gel in de nachtstand te zetten.
Duw het hendeltje naar voren om
de spiegel terug te zetten in de dag-
stand.
Automatisch kantelen
buitenspiegels bij het achteruitrijden
De buitenspiegels kunnen bij het ach-
teruit inparkeren naar de grond worden
gericht.
Inschakelen
Schakel bij draaiende motor de ach-
teruitversnelling in.
Beweeg de schakelaar A naar
rechts of links om de desbetreffende
buitenspiegel te selecteren.
De geselecteerde buitenspiegel wordt
in de geprogrammeerde stand gericht.
Programmeren
Schakel bij draaiende motor de ach-
teruitversnelling in.
Selecteer en verstel achtereenvol-
gens de linker en rechter buiten-
spiegel.
De ingestelde standen worden direct
opgeslagen.
Uitschakelen
Haal de versnellingsbak uit de ach-
teruitversnelling en wacht tien se-
conden.
of
Zet de schakelaar A in de middelste
stand.
De buitenspiegel keert terug naar de
oorspronkelijke stand.
De buitenspiegel keert ook terug naar
de oorspronkelijke stand:
- zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h,
- als de motor wordt afgezet.
Binnenspiegel
Verstelbare spiegel voor het zicht recht
achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een
nachtstand (antiverblindingsstand).
!
i
77
COMFORT
STUURWIELVERSTELLING
Zorg dat de auto stilstaat en trek
aan de hendel om het stuurwiel te
ontgrendelen.
Verstel het stuurwiel in hoogte en
diepte voor een optimale zithouding.
Druk de hendel goed vast om het
stuurwiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om veilig-
heidsredenen uitsluitend uit bij stil-
staande auto.
Automatisch dimmende
binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
nachtstand (antiverblindingsstand) waar-
door het spiegelglas automatisch donker
wordt: de bestuurder heeft hierdoor min-
der last van de verlichting van achterop-
komend verkeer, zonneschijn, ...
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in
de dagstand gezet voor een maxi-
maal zicht naar achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid
licht die vanaf de achterzijde van de auto
op de spiegel valt, meet, gaat de binnen-
spiegel geleidelijk en automatisch over
van de dag- in de nachtstand.
!
i
79
TOEGANG TOT DE AUTO
De supervergrendeling blokkeert
het van buitenaf en van binnenuit
openen van de portieren.
Als de supervergrendeling is inge-
schakeld, is ook de vergrendelings-
schakelaar in het interieur buiten
werking.
Schakel daarom nooit de superver-
grendeling in als er zich iemand in
de auto bevindt.
Supervergrendeling met de
afstandsbediening
Supervergrendeling met de sleutel
Het in- en uitklappen van de buiten-
spiegels met de afstandsbediening
kan worden uitgeschakeld door het
PEUGEOT-netwerk.
Druk op het gesloten hang-
slot om de auto volledig te
vergrendelen of druk langer
dan 2 seconden op het ge-
sloten hangslot om ook de
ruiten te sluiten (volgens
uitvoering).
Druk binnen 5 seconden nogmaals
op het gesloten hangslot om de su-
pervergrendeling van de auto in te
schakelen.
De supervergrendeling wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer 2 secon-
den branden van de richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
ingeklapt (volgens uitvoering).
Draai de sleutel rechtsom in het
slot van het bestuurdersportier om
de auto volledig te vergrendelen en
houd de sleutel langer dan 2 secon-
den in deze stand om ook de ruiten
te sluiten (volgens uitvoering).
Draai binnen 5 seconden de sleu-
tel nogmaals rechtsom om de su-
pervergrendeling van de auto in te
schakelen.
Inklappen van de sleutel
Druk op de knop A om de sleutel in
te klappen.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op af-
stand lokaliseren, wat vooral praktisch
is bij weinig licht. De auto dient hiervoor
wel vergrendeld te zijn.
Druk op het gesloten hangslot op de
afstandsbediening.
Hierna zullen gedurende enkele secon-
den de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een specifi eke code beschikt.
Om te kunnen starten, moet bij het aan-
zetten van het contact de code van de
sleutel worden herkend door de start-
blokkering.
Deze elektronische startblokkering
blokkeert het motormanagementsy-
steem zodra het contact wordt afgezet
en voorkomt zo het starten van de mo-
tor bij een inbraak.
Diefstalbeveiliging
Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
De auto kan dan niet gestart worden. Raad-
pleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-net-
werk.
!
i
79
TOEGANG TOT DE AUTO
De supervergrendeling blokkeert
het van buitenaf en van binnenuit
openen van de portieren.
Als de supervergrendeling is inge-
schakeld, is ook de vergrendelings-
schakelaar in het interieur buiten
werking.
Schakel daarom nooit de superver-
grendeling in als er zich iemand in
de auto bevindt.
Supervergrendeling met de
afstandsbediening
Supervergrendeling met de sleutel
Het in- en uitklappen van de buiten-
spiegels met de afstandsbediening
kan worden uitgeschakeld door het
PEUGEOT-netwerk.
Druk op het gesloten hang-
slot om de auto volledig te
vergrendelen of druk langer
dan 2 seconden op het ge-
sloten hangslot om ook de
ruiten te sluiten (volgens
uitvoering).
Druk binnen 5 seconden nogmaals
op het gesloten hangslot om de su-
pervergrendeling van de auto in te
schakelen.
De supervergrendeling wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer 2 secon-
den branden van de richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
ingeklapt (volgens uitvoering).
Draai de sleutel rechtsom in het
slot van het bestuurdersportier om
de auto volledig te vergrendelen en
houd de sleutel langer dan 2 secon-
den in deze stand om ook de ruiten
te sluiten (volgens uitvoering).
Draai binnen 5 seconden de sleu-
tel nogmaals rechtsom om de su-
pervergrendeling van de auto in te
schakelen.
Inklappen van de sleutel
Druk op de knop A om de sleutel in
te klappen.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op af-
stand lokaliseren, wat vooral praktisch
is bij weinig licht. De auto dient hiervoor
wel vergrendeld te zijn.
Druk op het gesloten hangslot op de
afstandsbediening.
Hierna zullen gedurende enkele secon-
den de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een specifi eke code beschikt.
Om te kunnen starten, moet bij het aan-
zetten van het contact de code van de
sleutel worden herkend door de start-
blokkering.
Deze elektronische startblokkering
blokkeert het motormanagementsy-
steem zodra het contact wordt afgezet
en voorkomt zo het starten van de mo-
tor bij een inbraak.
Diefstalbeveiliging
Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
De auto kan dan niet gestart worden. Raad-
pleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-net-
werk.
!
i
82
TOEGANG TOT DE AUTO
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen in-
braak en diefstal. Het systeem bestaat
uit een omtrek- en een interieurbevei-
liging en is voorzien van een anti-in-
braakfunctie.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Breng geen wijzigingen aan het
alarmsysteem aan, dit kan leiden
tot storingen.
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de auto.
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt geactiveerd; het con-
trolelampje van de knop A zal één keer
per seconde knipperen.
De omtrekbeveiliging wordt 5 seconden
na het indrukken van de vergrendel-
knop van de afstandsbediening inge-
schakeld.
De interieurbeveiliging wordt 45 secon-
den na het indrukken van de vergren-
delknop van de afstandsbediening in-
geschakeld.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carros-
seriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand probeert
in te breken door een portier, de achter-
klep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er be-
wegingen in het interieur worden waar-
genomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een
stukje open wilt laten of als er een huis-
dier in de auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de kabels van de sirene, de bedienings-
eenheid of de accu door te knippen.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het con-
trolelampje van de knop A gaat uit.
Als een portier of de achterklep
niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld maar zal de
omtrekbeveiliging, evenals de in-
terieurbeveiliging na 45 seconden
worden ingeschakeld.
i
i
!
84
TOEGANG TOT DE AUTO
Nadat het afzetten van het contact
kunnen de ruiten nog ongeveer
45 seconden worden bediend, ten-
zij binnen deze 45 seconden een
portier wordt geopend en de auto
wordt vergrendeld .
Probeer een ruit, wanneer deze
niet met het bedieningspaneel van
het bestuurdersportier kan worden
bediend, te bedienen met het be-
dieningspaneel van het desbetref-
fende portier, en omgekeerd.
ELEKTRISCH BEDIENBARE
RUITEN
De ruiten zijn voorzien van een bevei-
liging tegen beknellen en de elektrisch
bedienbare ruiten achter kunnen wor-
den geblokkeerd voor de veiligheid van
kinderen op de achterbank.
1. Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde.
2. Schakelaar ruitbediening
passagierszijde.
3. Schakelaar ruitbediening
rechts achter.
4. Schakelaar ruitbediening
links achter.
5. Blokkeerschakelaar elektrisch
bedienbare ruiten achter.
Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet
wil sluiten, voer dan direct het vol-
gende uit:
druk op de schakelaar tot de
ruit volledig is geopend,
trek vervolgens direct de scha-
kelaar omhoog tot de ruit volle-
dig is gesloten,
houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uit-
geschakeld.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeel-
telijk weer open.
- automatisch
Duw of trek de schakelaar
voorbij het zware punt. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent
of sluit de ruit volledig.
Bedien de schakelaar opnieuw om
het openen of sluiten te stoppen.
Eentraps ruitbediening
U hebt twee mogelijkheden:
- handmatig
Duw of trek de schakelaar tot het
zware punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Om defect raken van de motoren
van de ruitbediening te voorkomen,
treedt wanneer een ruit tien keer in
korte tijd volledig wordt geopend
en gesloten een beveiliging in wer-
king die alleen het sluiten van de
ruit toestaat.
Als de ruit in dat geval wordt geslo-
ten, zal de ruitbediening na ongeveer
40 minuten weer beschikbaar zijn.
!
86
TOEGANG TOT DE AUTO
PORTIEREN
Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
Van binnenuit
Trek aan de portiergreep van het
voorportier om het te openen; de auto
wordt dan volledig ontgrendeld.
Trek aan de portiergreep van het
achterportier om het te openen; al-
leen het desbetreffende portier wordt
ontgrendeld.
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:
- bij draaiende motor , gaat dit
lampje branden in combinatie
met een melding die enkele
seconden op het multifuncti-
onele display verschijnt,
- tijdens het rijden (snelheid ho-
ger dan 10 km/h), gaat dit lampje
branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding die ge-
durende enkele seconden op het
multifunctionele display verschijnt.
Openen
Van buitenaf
Uitvoering met supervergrendeling
De portieren kunnen niet van bin-
nenuit worden geopend als de su-
pervergrendeling is ingeschakeld.
88
TOEGANG TOT DE AUTO
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
of te ontgrendelen bij een lege accu of
in het geval van een storing in de cen-
trale vergrendeling.
Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Openen
Ontgrendel de auto volledig met de
afstandsbediening of de sleutel, trek
aan de handgreep en trek de ach-
terklep omhoog.
ACHTERKLEP
- bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een
eventuele storing in de centrale ver-
grendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te ko-
men.
Steek een kleine schroevendraaier
in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige portieren
Ontgrendelen van de overige portieren
Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.
Sluiten
Trek de achterklep omlaag met be-
hulp van de handgreep aan de bin-
nenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
88
TOEGANG TOT DE AUTO
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
of te ontgrendelen bij een lege accu of
in het geval van een storing in de cen-
trale vergrendeling.
Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Openen
Ontgrendel de auto volledig met de
afstandsbediening of de sleutel, trek
aan de handgreep en trek de ach-
terklep omhoog.
ACHTERKLEP
- bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een
eventuele storing in de centrale ver-
grendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te ko-
men.
Steek een kleine schroevendraaier
in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige portieren
Ontgrendelen van de overige portieren
Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.
Sluiten
Trek de achterklep omlaag met be-
hulp van de handgreep aan de bin-
nenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
i
i
89
TOEGANG TOT DE AUTO
ACHTERKLEP
Openen
Trek, nadat de auto met de afstands-
bediening of de sleutel volledig is
ontgrendeld en als de achterruit is
gesloten, aan handgreep A en trek
de achterklep omhoog.
Sluiten
Trek de achterklep met behulp van
de handgreep aan de binnenzijde
omlaag.
ACHTERRUIT
Openen
Als de achterklep is gesloten kan de
achterruit als volgt ontgrendeld / op
een kier gezet worden:
- druk de schakelaar B in,
- of druk langer dan 2 seconden
op de centrale toets van de
afstandsbediening.
Til de achterruit met behulp van de
voet C van de ruitenwisseram om-
hoog.
Sluiten
Beweeg de achterruit omlaag door
deze aan de ruitenwisserarm vast te
houden en sluit de achterruit.
Als de achterruit niet goed is gesloten:
- gaat bij draaiende motor het
verklikkerlampje branden en
verschijnt gedurende enkele
seconden een melding op
het multifunctionele display,
- gaat tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een geluidssig-
naal en gedurende enkele seconden een
melding op het multifunctionele display.
- gaat bij draaiende motor het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er gedurende enke-
le seconden een melding op
het multifunctionele display,
- gaat tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een geluidssig-
naal en gedurende enkele seconden een
melding op het multifunctionele display.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
De achterklep en achterruit kunnen
niet gelijktijdig worden geopend.
Als de achterruit is ontgrendeld,
werkt de centrale vergrendeling
niet.
297
VRAAG
OPLOSSING
ANTWOORD
De optie
"Verkeersbericht" is
aangevinkt, maar de
les op de route worden
niet direct gemeld.
Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de
verkeersinformatie te ontvangen.
Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt
ontvangen (weergave van de pictogrammen van
de verkeersinformatie op de kaart).
In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen, ...)
verkeersinformatie beschikbaar.
Het berekenen van de
route lijkt soms langer te
duren dan normaal.
Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is
afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie.
Het systeem kan tijdelijk trager worden als gelijktijdig met het berekenen
van de route een CD naar de Jukebox gekopieerd wordt.
Wacht met het starten van de navigatie tot het
kopiëren van de CD is voltooid of breek het
kopiëren af.
De hoogte wordt niet
weergegeven.
Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren
voordat er meer dan 3 satellieten correct worden ontvangen.
Wacht tot het systeem volledig is opgestart.
Controleer of het GPS van ten minste 3 satellieten
een signaal ontvangt (druk lang op de toets
SETUP, selecteer vervolgens "GPS-bereik").
De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de
omgeving (tunnel, ...) en het weer.
Dit is een normaal verschijnsel. De werking van
het systeem is afhankelijk van de ontvangst van
het GPS-signaal.
De routeberekening
wordt niet voltooid.
De vermijdcriteria zijn wellicht in tegenspraak met de huidige locatie
(uitsluiting van tolwegen tijdens het rijden op een tolweg).
Controleer de vermijdcriteria.
Ik word gewaarschuwd
voor een itspaal die
niet op mijn route ligt.
De geluidswaarschuwing
voor itspalen werkt niet.
Het systeem waarschuwt voor alle komende fl itspalen op de route binnen
een bepaald bereik. Het detecteert ook fl itspalen op nabijgelegen straten of
paralelwegen.
De geluidswaarschuwing is niet actief.
Het waarschuwingssignaal is afgesteld op de laagste volume.
Zoom in op de kaart om de exacte locatie van de
itspaal te kunnen bepalen.
Activeer de geluidswaarschuwing in Menu
Navigatie, Instellingen, Instellen risicozones.
U kunt het volume van de waarschuwing afstellen
wanneer u langs een itspaal rijdt.
289


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Peugeot 308 SW - 2009 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Peugeot 308 SW - 2009 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 25,38 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Peugeot 308 SW - 2009

Peugeot 308 SW - 2009 User Manual - English - 329 pages

Peugeot 308 SW - 2009 User Manual - German - 313 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info