COMFORT
2. Luchtopbrengstregeling
Draai de knop in één van
de vijf standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om
de temperatuur naar be-
hoefte in te stellen.
Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.
De verwarming/ventilatie en aircondi-
tioning werken uitsluitend bij draaiende
motor.
4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de lucht-
toevoer af te sluiten bij stank en stof-
overlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer
van buitenlucht weer in om te voorko-
men dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Wanneer de knop van de lucht-
opbrengstregeling in de stand
0 staat (uitschakeling van het
systeem), wordt het thermische
comfort niet meer geregeld. Er
blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom ge-
handhaafd.
3. Luchtverdeling
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat
de luchtrecirculatie is inge-
schakeld.
Druk nogmaals op de toets om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het lampje gaat uit.