6
!
i
i
i
VEILIGHEID
95
CONTROLESYSTEEM
BANDENSPANNING
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit
systeem is uitgerust en het vervangen
van een band moeten worden uitge-
voerd door een PEUGEOT-servicepunt.
Wanneer bij het verwisselen een wiel
is gemonteerd dat niet door uw auto
wordt gedetecteerd (voorbeeld: mon-
tage van winterbanden), dient het
systeem door een PEUGEOT-ser-
vicepunt opnieuw geïnitialiseerd te
worden.
Ondanks dit systeem moet de ban-
denspanning (zie de paragraaf
"Identificatie") nog regelmatig wor-
den gecontroleerd. De banden-
spanning heeft een belangrijke
invloed op het weggedrag van de
auto en de slijtage van de banden,
vooral onder zware rijomstandig-
heden (zware lading, hoge rijsnel-
heden).
De bandenspanning dient minimaal
één keer per maand gecontroleerd
te worden, bij koude banden. Denk
eraan ook de bandenspanning van
het reservewiel te controleren.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem kan tijdelijk worden verstoord
door radiogolven in hetzelfde fre-
quentiegebied.
Elk ventiel is voorzien van een sensor,
die een waarschuwingssignaal uitzendt
als de bandenspanning te laag is
(snelheid hoger dan 20 km/h).
Dit verklikkerlampje gaat branden op
het instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display die aan-
geeft welke band(en) het betreft.
Controleer zo snel mogelijk de banden-
spanning.
Dit dient te worden uitgevoerd bij koude banden.
Te lage bandenspanning
Dit verklikkerlampje en het ver-
klikkerlampje STOP gaan bran-
den op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluidssig-
naal en een melding op het mul-
tifunctionele display die aangeeft
welke band(en) het betreft.
Stop onmiddellijk, maar vermijd
abrupte manoeuvres met het stuur
en de remmen.
Vervang de beschadigde band (lek-
ke band of veel te lage bandenspan-
ning) en laat de bandenspanning zo
snel mogelijk controleren.
Lekke band
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer
dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waak-
zaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder
niet door het systeem kunnen worden vervangen.
Sensor(en) niet gedetecteerd of
defect
Dit verklikkerlampje gaat bran-
den op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het
multifunctionele display die aangeeft
van welk(e) wiel(en) de bandenspan-
ning niet meer gecontroleerd wordt of
duidt op een storing in het systeem.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt
om de defecte sensor(en) te vervangen.
Deze melding wordt ook weergege-
ven als één van de wielen niet op
de auto aanwezig is (bij reparatie)
of als er één of meerdere wielen
zonder sensor op de auto worden
gemonteerd.
Het reservewiel is niet voorzien van
een sensor.