449587
4
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/173
Next page
HANDLEIDING
HET BEGIN
Fijn dat u hebt gekozen voor de Pentax EI-2000 digitale camera. Lees dit document voor
gebruik door om de functies van de camera optimaal te kunnen benutten. Bewaar deze
handleiding op een veilige plaats; het kan een waardevol hulpmiddel om inzicht te
krijgen in alle mogelijkheden van de camera.
Auteursrechten
Met de EI-2000 gemaakte opnamen die voor elk ander doel dan strikt persoonlijk
gebruik zijn bestemd, mogen niet worden gebruikt zonder toestemming volgens de
rechten zoals neergelegd in de auteursrechtwetgeving. Houd altijd rekening met het
volgende: in sommige gevallen is zelfs het fotograferen voor persoonlijk gebruik aan
beperkingen gebonden, zoals bij demonstraties, industriële bedrijvigheid of als
publicatie-elementen. Opnamen die zijn gemaakt met het doel om auteursrechten te
verkrijgen, kunnen ook niet worden gebruikt buiten het gebruiksbereik van het
auteursrecht zoals beschreven in de auteursrechtwetgeving. Ook hiermee dient men
rekening te houden.
Handelsmerken
HP, HP Imaging Technology, HP JetSend en Hewlett-Packard zijn handelsmerken van
Hewlett-Packard Company.
Flash Point, Digita, Digita Desktop, Digita-Digita Desktop en Digita Script zijn
handelsmerken van FlashPoint Technology, Inc.
Adobe en Adobe Photoshop zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
CompactFlash en CF zijn handelsmerken van SanDisk Corporation.
Alle overige merk- of productnamen zijn handelsmerken of wettig gedeponeerde
handelsmerken van hun respectieve bedrijven.
PENTAX is een handelsmerk van Asahi Optical Co., Ltd.
Aan de gebruikers van deze camera
De kans bestaat dat opgenomen gegevens worden gewist of dat de camera niet naar
behoren functioneert bij gebruik in omgevingen zoals installaties die sterke elektro-
magnetische straling of magnetische velden opwekken.
Het paneel met vloeibare kristallen in het LCD is gemaakt met behulp van extreem
hoge-precisietechnologie. Hoewel het percentage werkende pixels 99,99% of hoger is,
dient u er rekening mee te houden dat 0,01% of minder van de pixels niet oplicht of juist
oplicht wanneer dat niet zou moeten. Dit heeft echter geen effect op het opgenomen
beeld.
De illustraties en het weergavescherm van de LCD-monitor in deze handleiding kunnen
afwijken van het feitelijke product.
1
VEILIG GEBRUIK VAN UW CAMERA
Hoewel aan de veiligheid van dit product zeer veel aandacht is besteed, dient u bij
gebruik van de camera speciaal te letten op de waarschuwingen die worden aangegeven
door de volgende symbolen.
Waarschuwing
Deze symbolen geven aan dat de gebruiker
ernstige problemen kan ondervinden als de
waarschuwingen niet in acht worden genomen.
Pas op
Deze symbolen geven aan dat de gebruiker
minder ernstige problemen of fysieke proble-
men kan ondervinden als de waarschuwingen
niet in acht worden genomen.
is een symbool dat duidt op zaken die verboden zijn.
is een symbool dat een waarschuwing accentueert.
Waarschuwing
Probeer de camera niet uit elkaar te halen of het model van de camera te
veranderen. De camera bevat onderdelen die onder hoogspanning staan,
waardoor er gevaar voor elektrische schokken bestaat.
Mocht het binnenwerk van de camera vrijkomen doordat de camera bijvoorbeeld
valt, raak dan nooit de vrijgekomen onderdelen aan, aangezien er gevaar is voor
een elektrische schok.
De camerariem om uw nek doen kan gevaarlijk zijn. Pas vooral op dat kinderen
de riem niet om hun nek doen.
Gebruik uitsluitend een wisselstroomadapter en een batterijoplader met een
voor dit product voorgeschreven vermogen en spanning. Gebruik van een
wisselstroomadapter met andere specificaties dan zijn voorgeschreven voor dit
product, kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
Schakel de wisseltsroomadapter uit tijdens onweer. Dit kan brand of elektrische
schokken veroorzaken.
Pas op
Mocht het product vlam vatten door kortsluiting van een batterij, enz., probeer
dan nooit om het product aan te raken. Probeer in dergelijke gevallen nooit de
batterij uit elkaar te halen of op te laden, aangezien het gevaar bestaat dat het
product vlam vat.
Mocht daarentegen een batterij in de camera exploderen of beginnen te roken,
haal de batterij er dan zo snel mogelijk uit. Pas daarbij vooral op dat u zich niet
brandt.
Sommige delen van de camera worden tijdens het gebruik heet. Wees daarom
voorzichtig: als dergelijke onderdelen lang worden vastgehouden, is er gevaar
voor lichte verbrandingen.
2
Aandachtspunten bij de behandeling
Maak het product niet schoon met organische oplosmiddelen zoals thinner,
alcohol of benzine.
Vermijd plaatsen met een hoge temperatuur en luchtvochtigheid. Met name
auto's kunnen van binnen zeer heet worden.
Berg de camera niet op een plaats op waar gewerkt wordt met bestrijdings-
middelen of chemicaliën. Haal de camera uit de tas en berg deze op in een
goed geventileerde ruimte om schimmelvorming te voorkomen tijdens de
opslag.
Gebruik de camera niet op een plaats waar deze in contact kan komen met
regen, water of een andere vloeistof; de camera is niet weer-, water- of
vloeistofbestendig. Mocht de camera nat worden door regen, waterspatten
of een andere vloeistof, veeg het vocht er dan onmiddellijk af met een droge,
zachte doek.
Stel de camera niet bloot aan zware trillingen, schokken of druk. Wordt de
camera blootgesteld aan de trillingen van een motor, auto, schip, enz., leg de
camera dan ter bescherming op een kussen.
Het LCD (liquid crystal display) wordt zwart bij een temperatuur van ongeveer
60°C, maar wordt weer normaal bij een normale omgevingstemperatuur.
De reactiesnelheid van de vloeistofkristallen bij de weergave wordt traag bij
lage temperaturen. Dit ligt aan de eigenschappen van de vloeistofkristallen en
is geen defect.
Verwijder stof van het objectief en de zoeker met een blaasbalgje of verwijder
stof met een lenskwastje.
Laat de camera om de 1 tot 2 jaar nakijken teneinde de prestaties van de
camera op peil te houden.
Als de camera lange tijd niet is gebruikt, probeer de camera dan eerst uit om
te controleren of deze nog goed werkt. Dat geldt met name bij het maken van
belangrijke opnamen (zoals bij een bruiloft of wanneer u op reis bent). Er kan
geen garantie worden gegeven met betrekking tot indirecte schade (kosten die
het gevolg zijn van het maken van opnamen, verlies van inkomsten die zouden
worden verkregen door het maken van opnamen) die wordt veroorzaakt
doordat dit product niet werkt.
Als de camera wordt blootgesteld aan plotselinge temperatuurschommelingen,
ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera waterdruppels. U kunt in
dergelijke gevallen de camera het beste in een tas of een plastic tas doen en de
camera er pas uithalen als het temperatuurverschil minimaal is geworden.
Deze camera functioneert naar behoren bij een temperatuur van 0°C tot 40°C.
Zorg dat er geen afval, vuil, zand, stof, water, gifgas, zout, enz. in de camera
kan komen, aangezien de camera hierdoor beschadigd zou kunnen raken. Als
er regen of water op de camera komt, veeg deze dan droog.
Wanneer de batterijen moeten worden vervangen, gebruik dan batterijen van
hetzelfde merk en type. Combineer ook geen nieuwe en oude batterijen.
Zie Over de CF-kaart voor een beschrijving van de compact flash-kaart
(CF-kaart). blz. 41
3
GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
Voorafgaand aan De basis zijn er beschrijvingen aangaande veilig
gebruik van deze camera, een lijst van accessoires en een overzicht van
de verschillende onderdelen. Lees deze door alvorens de camera te
gebruiken.
De basis
Beschrijving van functies voor algemeen gebruik:
Alvorens opnamen te maken Dit is een beschrijving van handelingen
voor het plaatsen van de batterijen, de CF-kaart, enz. na aanschaf van
deze camera en voorafgaand aan het maken van opnamen.
Opnamen maken Dit is een beschrijving van de basishandelingen
bij het maken van één opname per keer, uitgaande van het LCD.
Opgenomen beelden weergeven Dit is een beschrijving van de
bedieningsmethode, uitgaande van opgenomen beelden.
Niet-benodigde beelden verwijderen Dit is een beschrijving van de
methode voor weergave van de beelden ter controle en verwijdering
van niet-benodigde beelden.
Aandachtspunten bij gebruik van de camera Dit is een beschrijving
van aandachtspunten betreffende de batterijen en de CF-kaart, en
betreffende de vervanging van opnieuw opgeladen batterijen en de
CF-kaart.
Goede opnamen maken Dit is een beschrijving van nuttige functies
(hoofdzakelijk de bediening van knoppen) waarmee de mogelijkheden
van deze camera optimaal kunnen worden benut.
De bediening in detail
Dit is een gedetailleerde beschrijving van elke functie om de
mogelijkheden van deze camera optimaal te benutten.
OpnamefunctieVoorkeuren (opnamemethode, belichting en ISO-
gevoeligheid, cameravoorkeuren enz.) voor enkelbeeldopnamen,
serieopnamen, intervalopnamen, geluidsopnamen, afdrukken van
datum- en tijdgegevens en tekst, en andere typen voorkeuren.
Presentatiefunctie Diavoorstelling (continue weergave), voorkeuren
voor diavoorstellingen.
Overzichtsfunctie Verwijderen, indelen en oproepen van beelden.
De camera en andere apparatuur Rechtstreeks afdrukken op
printers, weergave op een televisie, aansluiting op personal computers.
De handleiding is als volgt opgezet.
OPERATING MANUAL
De accessoires controleren
4
Objectiefdop
Flitsschoenkapje
Oculairbescherming
Wisselstroomadapter EI-D-AC1/
Wisselstroomstekkeradapter
uitgezonderd Canada
AA-batterijhouder (Alleen in
bepaalde landen geleverd)
Oplaadbare
lithium-ion-batterij
EI-D-LI1
Compact Flash-geheugenkaart
(CF-kaart)
Videokabel (EI-I-VC1)
USB-kabel (EI-I-USB1)
Software (EI-S-SW1)
Riem
• Handleiding
(deze handleiding)
Batterijvervangingsblok
EI-D-BC-1
5
INHOUD
VEILIG GEBRUIK VAN UW CAMERA ..............................................1
Aandachtspunten bij de behandeling ............................................2
GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING ..............................................3
De accessoires controleren..............................................................4
De weergavetaal instellen — Taal ................................................11
DE BASIS 13
DE BASISBEGINSELEN
KORTE UITLEG VAN DE BASISBEDIENING ..............................14
ALVORENS OPNAMEN TE MAKEN ............................................16
Stap 1 De riem bevestigen ............................................................16
Stap 2 Een oplaadbare lithium-ion-batterij plaatsen ....................17
Stap 3 De CF-kaart plaatsen ........................................................20
Stap 4 De camera aanzetten en datum & tijd instellen ................22
De dioptrie gebruiken om de zichtbaarheid van
de zoeker aan te passen ........................................................24
OPNAMEN MAKEN ......................................................................25
Opnamen maken ..........................................................................25
NIET-BENODIGDE BEELDEN VERWIJDEREN ..........................31
Opgenomen beelden controleren ................................................31
Niet-benodigde beelden verwijderen ............................................32
BEELDEN WEERGEVEN OP EEN TELEVISIE ..........................34
De televisie instellen voor weergave ............................................34
Beelden weergeven op de LCD-monitor of een televisie ............35
GEBRUIK VAN DE CAMERA
DE BATTERIJ ................................................................................38
De batterijstatus controleren ........................................................38
De batterij terugplaatsen ..............................................................39
DE CF-KAART ..............................................................................41
De capaciteit van de CF-kaart controleren ..................................41
De CF-kaart vervangen ................................................................42
GOEDE OPNAMEN MAKEN
DE FUNCTIEKNOP GEBRUIKEN ................................................45
Belichting instellen op basis van onderwerp —
Belichtingsfunctiekiezer ..........................................................45
De ingebouwde flitser uitklappen en gereedmaken
om te flitsen — Knop voor uitklappen flitser ...........................47
De flitserfunctieknop voor instelling van de flitserfunctie ............48
De zoomring gebruiken ................................................................49
Opnamen maken met de zelfontspanner
of de afstandsbediening ..............................................................52
Opnamen maken met belichtingsgeheugen —
Belichtingsgeheugenknop ......................................................54
De AF-functie instellen — Knop voor AF-kader ............................55
6
DE BEDIENING IN DETAIL 57
KORT OVERZICHT VAN “DE BEDIENING IN DETAIL ............................................58
VERSCHILLENDE FUNCTIES
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN ..........................................................64
Serieopnamen maken ................................................................................................65
Een bepaald aantal opnamen maken met vaste tussenpozen
Intervalopnamefunctie ..........................................................................................66
Opnamen maken in de geprogrammeerde automatische belichtingsfunctie ..........68
Opnamen maken met automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze ..................69
Opnamen maken met automatische belichting met diafragmavoorkeuze ................71
Opnamen maken met de handmatige belichtingsfunctie ..........................................72
Handmatig scherpstellen Handmatige scherpstelling ..........................................73
Opnamen maken met het belichtingsgeheugen Belichtingsgeheugenknop ........75
Geluid opnemen bij opgenomen beelden Geluidsopname ..................................77
BESTANDSINSTELLINGEN ......................................................................................79
Indeling en grootte van beelden instellen Bestandsinstellingen ..........................79
BELICHTING, WITBALANS EN ISO GEVOELIGHEID INSTELLEN ........................81
Scherpstelbereik voor autofocus instellen AF-bereik ............................................82
Kleurbalans aanpassen op basis van omgevingslicht Witbalans ........................83
Lichtmeetbereik voor automatische belichting instellen ter bepaling
van de belichting Lichtmeting voor automatische belichting ........................84
AF-selectie instellen ....................................................................................................85
ISO-filmgevoeligheidsinstelling ISO-gevoeligheid ................................................86
Opnamen maken met automatische aanpassing van de belichting
EV-bracketing ......................................................................................................87
DATUM- EN TIJDGEGEVENS EN TEKST AFDRUKKEN OP EEN OPNAME ........89
Instelling van de datum en tijd die moeten worden afgedrukt op een opname
Datum en tijd ........................................................................................................89
Instelling van een tekst die moet worden afgedrukt op een opname Tekst ..........91
Instelling van een logo dat moet worden afgedrukt op een opname Logo ..........95
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN ..........................................97
De weergavestatus van de LCD-monitor wijzigen Weergave ..............................98
Het afspeelvolume en de geluidsfunctie wijzigen Geluid ..................................100
Alle gegevens op de CF-kaart wissen De kaart formatteren ..............................101
Het weergaveformaat van de datum wijzigen Datum en tijd instellen ................102
De methode voor het nummeren van beelden instellen Beeldenteller ..............104
De camera een naam geven Cameranaam ........................................................105
De fabrieksinstellingen van de camera herstellen Instelling herstellen ..............106
DE OVERZICHTSFUNCTIE
BEELDEN EEN VOOR EEN WEERGEVEN ............................................................108
CONTINUE WEERGAVE MET AUTOMATISCHE BEELDOPEENVOLGING ........110
Beelden weergeven als diavoorstelling (continue weergave) ................................111
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of gegroepeerde
beelden continu en automatisch weergeven ....................................................114
HET VIDEO-UITGANGSFORMAAT INSTELLEN / DE WEERGAVEMETHODE
VOOR OPNAME-INFORMATIE INSTELLEN ....................................................116
Het video-uitgangsformaat instellen ........................................................................116
De weergavemethode voor opname-informatie instellen ........................................117
7
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
DE BASISBEDIENING VOOR DE OVERZICHTSFUNCTIE ....................................120
Beelden op een lijst controleren ..............................................................................120
Geluid opnemen ........................................................................................................122
OPGENOMEN BEELDEN VERWIJDEREN ............................................................124
Opgenomen beelden een voor een verwijderen ......................................................124
Een aantal geselecteerde beelden verwijderen ......................................................126
Alle beelden verwijderen ..........................................................................................127
Verwijdering van beelden onmogelijk maken Beveiliging ....................................128
BEELDEN INDELEN ................................................................................................131
Beelden indelen naar categorie Categorie ..........................................................132
Beelden indelen in groepen Groep ......................................................................133
OPGENOMEN BEELDEN ZOEKEN ........................................................................139
Beelden zoeken op datum ........................................................................................139
Beelden zoeken op categorie ..................................................................................141
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
OPGENOMEN BEELDEN AFDRUKKEN ................................................................144
Afdrukken met DPOF-compatibiliteit ........................................................................144
Afdrukken op een JetSend-compatibele printer ......................................................148
DE OPGENOMEN BEELDEN WEERGEVEN EN VERWERKEN OP EEN PC ......151
Alvorens de camera aan te sluiten op een PC ........................................................151
De PC-aansluitingsfunctie instellen ..........................................................................151
BEELDEN VERZENDEN NAAR / ONTVANGEN VAN ANDERE CAMERA'S
ALS DIGITA IS GEÏNSTALLEERD ....................................................................154
Beelden verzenden ..................................................................................................154
Beelden ontvangen ..................................................................................................156
EEN EXTERNE FLITSER GEBRUIKEN ..................................................................157
EEN SCRIPT UITVOEREN ......................................................................................159
ADOBE® PHOTOSHOP® 5.0 LIMITED EDITION INSTALLEREN ........................160
ADOBE PHOTOSHOP LS INSTALLEREN ..............................................................160
BIJLAGE 161
TABEL FOUTMELDINGEN / WAARSCHUWINGEN ................................................162
TABEL MET TECHNISCHE GEGEVENS ................................................................164
8
DE VERSCHILLENDE ONDERDELEN
LCD
Dit display toont de huidige instellingen, zoals de
opnamefunctie(enkelbeeldopnamen, serieopnamen,
intervalopnamen, EV-bracketing, opnamen met de
zelfontspanner/afstandsbediening), autofocuskader,
staafgrafiek EV-correctie, flitserinstelling, batterijniveau,
beeldenteller, sluitertijd en diafragma.
Flitserfunctieknop
Druk op deze knop voor instelling van flistfuncties, zoals
rode-ogenreductie, automatisch flitsen en flitsen met
daglichtsynchronisatie bij gebruik van de ingebouwde flitser.
blz. 46
Knop voor AF-kader
Druk op deze knop om te schakelen tussen Breed en Spot,
zodat bij de automatische scherpstelling kan worden
scherpgesteld op het gewenste gebied.
Timer-knop
Gebruik deze knop voor instelling van de functie voor het
maken van opnamen met de zelfontspanner of de draadloze
afstandsbediening.
Opnameknop
Druk op deze knop om te schakelen tussen
enkelbeeldopname, serieopname en intervalopname.
Riembevestiging
Klep compartiment
CF-kaart
Zelfontspanner-LED
Infrarood datazender
Ingebouwde flitser
Microfoon
Zoomring blz. 49
Afstandsbedieningssensor
Ontspanknop
Selectiekiezer
Draai deze knop naar links en rechts om de instellingen te
wijzigen voor de sluitertijd, diafragmawaarde en EV-correctie
of om beelden door te lopen in de overzichtsfunctie en de
presentatiefunctie.
Aan/uit-knop
9
Flitsschoen
Het is mogelijk een externe systeemgekoppelde PENTAX-flitser aan te sluiten.
blz. 157
Belichtingsfunctiekiezer blz. 45
Automatische belichtingsfunctie,
standaardprogramma . . . . . . . . .Bij deze functie wordt het te fotograferen onderwerp automatisch
belicht.
Automatische belichtingsfunctie,
portretprogramma . . . . . . . . . . . .Deze functie is bestemd voor het maken van portretopnamen.
Automatische belichtingsfunctie,
landschapprogramma . . . . . . . . .Deze functie is ideaal voor landschapsopnamen en kiekjes van de
omgeving.
Automatische belichtingsfunctie,
macroprogramma . . . . . . . . . . . .Deze functie komt van pas bij opnamen van heel dichtbij.
Automatische belichtingsfunctie,
actieprogramma . . . . . . . . . . . . .Bij deze functie wordt een kortere sluitertijd gekozen om een
bewegend onderwerp vast te leggen.
Automatische belichtingsfunctie,
nachtopnameprogramma . . . . . . .Deze functie komt van pas bij het maken van een portretopname
tegen een nachtelijke achtergrond.
Geprogrammeerde
automatische belichting . . . . . . .Voor te fotograferen onderwerpen worden automatisch de belichting
en het standaardprogramma van de automatische belichtingsfunctie
ingesteld. Ook diafragma en sluitertijd worden automatisch ingesteld.
Automatische belichtingsfunctie
met sluitertijdvoorkeuze . . . . . . .U kunt opnamen maken waarbij het diafragma wordt aangepast aan
de vaste sluitertijd.
Automatische belichtingsfunctie
met diafragmavoorkeuze . . . . . . .U kunt opnamen maken waarbij de sluitertijd wordt aangepast aan
het vaste diafragma.
Handmatige belichtingsfunctie . .Bij deze functie stelt u zelf de sluitertijd en het diafragma in.
Connector AV-uitgang
Opgenomen beelden en geluiden kunnen worden weergegeven op een televisie
enz. door de camera met een videokabel aan te sluiten op de video-uitgang van
een televisie enz. blz. 34
Connector gelijkstroomingang
De camera kan op netvoeding werken door aansluiting van een wisselstroom-
adapter.
USB-connector
Opgenomen beelden kunnen worden overgebracht naar een personal computer
door de camera met een USB-kabel aan te sluiten op een personal computer.
blz. 152
Knop voor uitklappen flitser
Druk op deze knop om de ingebouwde flitser te gebruiken.
Dioptrieknop p.24
Zoeker
LCD-monitor
Op de LCD-monitor worden onderwerpen die worden
gefotografeerd weergegeven, worden opgenomen beelden
weergegeven via de presentatie- of bewerkingsfuncties en
worden selecties/voorkeuren weergegeven via het menu.
Zijklep
10
Menuknop
Wanneer de menuknop wordt ingedrukt in de opname-, presentatie- of
overzichtsfunctie, verschijnt er een menu met de voor elke functie
beschikbare voorkeuren.
Weergaveknop
Druk op deze knop om beelden weer te geven op de LCD-monitor.
Geluidsopnameknop blz. 77
Belichtingscorrectie /AV-knop blz. 87
Door de selectiekiezer te draaien terwijl u op deze knop drukt, kunt u de
EV-correctie instellen op de automatische belichtingsfunctie met het
standaardprogramma, sluitertijdvoorkeuze of diafragmavoorkeuze. Ook
is het mogelijk om het diafragma handmatig in te stellen.
Vergrendelingsknop automatische belichting
Het is mogelijk de huidige belichting 20 seconden lang vast te houden
en opnamen te maken met vergrendelde belichting.
Verzendknop
Luidspreker
LED voor kaarttoegang
De LED voor kaarttoegang knippert wanneer
er gegevens op de CF-kaart worden
opgeslagen. Als de LED voor kaarttoegang
knippert, mag de CF-kaart NOOIT worden
uitgenomen.
Linker soft-toets/middelste soft-
toets/rechter soft-toets
Deze toetsen worden gebruikt bij selectie van
de soft-toets die onder op de LCD-monitor
wordt weergegeven.
Klep batterijcompartiment
Vergrendelknop batterijcompartiment
Statiefaansluiting
Vierwegbesturing
De vierwegbesturing dient om functies in het menu te selecteren en de
beelden af te wisselen die worden weergegeven via de weergave- of
bewerkingsfuncties.
Functiekiezer
Opnamefunctie ...............maken van opnamen.
Presentatiefunctie............opgenomen geluiden en beelden worden
een voor een of als doorlopende
diavoorstelling weergegeven op een
camera of via een aansluiting op de
televisie. blz. 108
Overzichtsfunctie ............op de CF-kaart opgeslagen beelden
kunnen naast elkaar worden weergegeven.
Niet-benodigde beelden kunnen worden
verwijderd en beelden kunnen worden
gegroepeerd. blz. 120
PC-aansluitingsfunctie ...beelden kunnen worden bewerkt door de
camera aan te sluiten op een personal
computer.
blz. 151
11
De weergavetaal instellen — Taal
Hiermee wordt de taal (Engels/Duits/Frans/Spaans/Italiaans/Japans) ingesteld waarin menu's en
meldingen worden weergegeven.
1 Het scherm [Language] (taal) weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als de menuknop wordt ingedrukt en er driemaal op
rechts (s) op de vierwegbesturing wordt gedrukt,
verschijnt het menu [Preferences] (voorkeuren).
3Druk op omlaag () op de vierwegbesturing om
[Language] (taal) te markeren en druk op de linker
soft-toets om [Edit] (bewerken) te selecteren.
Het scherm [Language] (taal) verschijnt.
2 [Language] (taal) instellen
1Gebruik omhoog en omlaag (▼▲) op de vierweg-
besturing om de gewenste taal te markeren. Wanneer
de linker soft-toets wordt ingedrukt om [Select]
(selecteren) te kiezen, wordt de geselecteerde taal
ingesteld en verschijnt het menu [Preference]
(voorkeuren).
2As [Exit] (afsluiten)wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, wordt de opnamestatus hersteld.
Belangrijk
Schakel de camera altijd uit met de aan/uit-knop. Verwijder
geen batterijen en haal de stekker van de wisselstroomadapter
nooit uit de camera wanneer deze nog aan staat.
Menu [Preferences] (voorkeuren)
Scherm [Language] (taal)
12
De basisbeginselen
DE BASIS
DE BASISBEGINSELEN
Korte uitleg van de basisbediening ..........................................................................14
Alvorens opnamen te maken......................................................................................16
Opnamen maken ...................................................................................................... 25
Niet-benodigde beelden verwijderen ........................................................................31
Beelden weergeven op een televisie ........................................................................34
GEBRUIK VAN DE CAMERA
De batterijen ..............................................................................................................38
De CF-Kaart................................................................................................................41
GOEDE OPNAMEN MAKEN
Gebruik van de functieknop ......................................................................................45
13
14
Korte uitleg van de basisbediening
Dit is een korte samenvatting van het hoofdstuk over de basisbediening.
Raadpleeg de betreffende bladzijden voor verdere informatie over de bedieningsmethoden.
Alvorens opnamen te maken.
blz. 16
Dit zijn de stappen die u moet ondernemen voordat u voor de eerste
keer opnamen maakt.
Stap 1 De riem bevestigen.
Stap 2 Batterijen plaatsen.
Stap 3 De CF-kaart plaatsen.
Stap 4 Datum en tijd instellen.
De basisbeginselen
Opnamen maken Opnamefunctie blz. 25
Beschrijft de specifieke bediening voor de functies die met name belangrijk zijn bij het
maken van opnamen.
Gemaakte opnamen controleren Overzichtsfunctie
blz. 31
Beelden weergeven op de LCD-monitor. blz. 31
Op de CF-kaart opgeslagen beelden weergeven op de LCD-monitor en
gemaakte opnamen controleren.
Niet-benodigde beelden verwijderen. blz. 32
Op de LCD-monitor weergegeven, niet-benodigde beelden verwijderen.
Opgenomen beelden weergeven op een televisie
Presentatiefunctie blz. 34
Aansluiten op een televisie. blz. 34
Een beschrijving van het aansluiten van de camera op een televisie.
Weergave op een televisie. blz. 35
Een beschrijving van de weergave van beelden op een televisie.
Het video-uitgangsformaat instellen. blz. 37
Selecteer een video-uitgangsformaat: NTSC of PAL.
15
De functieknoppen gebruiken om
goede opnamen te maken
Belichting instellen op basis van onderwerp Belichting
blz. 45
Het is mogelijk de beste belichting in te stellen door op basis van het onderwerp
een belichtingsfunctie te selecteren: portret, landschap, macro, actie of
nachtopname.
De zoomring gebruiken blz. 49
Met de zoomring kan het vergrotingsniveau van het onderwerp worden gewijzigd.
Met de digitale zoomfunctie kan het vergrotingsniveau van opnamen worden
uitgebreid tot 1,2×, 1,5× of 2,0×.
Overschakelen op een ander autofocuskader blz. 55
Geeft het bereik van de autofocus weer (breed/spot).
Opnamen maken met de ingebouwde flitser blz. 46
Door op de knop voor het uitklappen van de flitser te drukken, kunt u de flitser
gebruiken. U kunt dan tevens flitsen met daglichtsynchronisatie of rode-
ogenreductie instellen door op de flitserknop te drukken.
Opnamen maken met de zelfontspanner of de
afstandsbediening blz. 52
Gebruik deze functie bij het maken van opnamen waarop u zelf staat met behulp
van een statief, enz. door de zelfontspanner of de optionele afstandsbediening te
gebruiken.
De zichtbaarheid van de zoeker aanpassen blz. 24
De zichtbaarheid van de zoeker kan worden aangepast aan iemands
gezichtsvermogen.
Belichtingsfunctiekiezer
Zelfontspanner-LED
Zoomring
Dioptrieknop
Knop voor uitklappen flitser
Flitserknop
16
ALVORENS OPNAMEN TE MAKEN
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de batterijen en de CF-kaart plaatst en hoe u de datum en tijd instelt.
Stap 1 De riem bevestigen
1Haal het uiteinde van de riem van onderuit door een
kant van de riembevestiging en maak deze vast aan
de gesp.
2Haal de riem op dezelfde manier door de andere
riembevestiging.
Gebruik van de riemzakjes.
De riem is voorzien van twee zakjes, die
heel handig zijn voor het opbergen van het
oculairkapje en de (optionele) afstands-
bediening.
17
ALVORENS OPNAMEN TE MAKEN
DE BASISBEGINSELEN
Stap 2 Een oplaadbare lithium-ion-batterij plaatsen
Plaats een oplaadbare lithium-ion-batterij die volledig is opgeladen (raadpleeg de instructies bij de batterij).
Raadpleeg DE BATTERIJ voor controle van het batterijniveau en behandeling van de batterij.
blz. 38
Lithium-ion-batterij plaatsen
1Open de klep van het batterijcompartiment onder
op de camera en open het batterijcompartiment
(zie tekening).
2Plaats de batterij (zie tekening). Druk op de batterij tot
u een klik hoort.
Let bij plaatsing goed op de richting van de batterij.
3Sluit de klep van het batterijcompartiment stevig.
18
De AA-batterijhouder
1Open de klep van het batterijcompartiment onder
op de camera en open het batterijcompartiment
(zie tekening).
2Plaats de (optionele) AA-batterijhouder (zie tekening).
Batterijhouders worden in bepaalde landen geleverd.
3Druk op de AA-batterijhouder tot de knop voor het
uitnemen van de batterijen vastzit.
Knop voor uitnemen batterijen
19
ALVORENS OPNAMEN TE MAKEN
DE BASISBEGINSELEN
Batterijen plaatsen
4Plaats AA-batterijen (zie tekening).
5Sluit de klep van het batterijcompartiment stevig.
20
Stap 3 De CF-kaart plaatsen
Voor het maken van opnamen is een CF-kaart vereist.
Belangrijk
Een CF-kaart mag alleen worden geplaatst of uitgenomen als de cameravoeding is uitgeschakeld.
Wij adviseren u gebruik te maken van CF-kaarten van Pentax en SanDisk Corporation.
Voor informatie over controle van de capaciteit van de CF-kaart of verdere behandeling:
raadpleeg CF-kaarten. ( blz. 41)
1Open de klep voor de CF-kaart.
2Druk de kaart met het vlak waarop het
driehoeksymbool staat op het objectief gericht.
Druk de CF-kaart volledig in de CF-kaarthouder.
3Sluit de klep voor de CF-kaart.
21
ALVORENS OPNAMEN TE MAKEN
DE BASISBEGINSELEN
De CF-kaart uitnemen
Volg de onderstaande procedures voor het vervangen of uitnemen van de CF-kaart.
1 Open de klep voor de CF-kaart.
2 Breng de knop voor het uitnemen van de
CF-kaart omlaag (zie tekening).
3 Druk de knop voor het uitnemen van de
CF-kaart in.
4 De CF-kaart schuift uit de gleuf en kan
worden uitgenomen.
5 Breng de knop voor het uitnemen van de CF-
kaart terug naar zijn oorspronkelijke positie
en sluit de klep voor de CF-kaart.
De meeste commerciële CF-kaarten die hetzelfde formaat hebben, kunnen als zodanig
worden gebruikt. Bij sommige CF-kaarten verschijnt de melding [Card requires formatting]
(kaart moet worden geformatteerd) op de LCD-monitor. Verschijnt deze melding, formatteer
de CF-kaart dan. blz. 101
22
Stap 4 De camera aanzetten en datum & tijd instellen
Wanneer u de camera voor het eerst gebruikt of wanneer er een tijd geen batterij in de camera heeft gezeten,
verschijnt het scherm [Set Date & Time]. Stel de datum en tijd in op basis van de volgende procedures.
1Schuif de aan/uit-knop naar rechts.
Op de LCD-monitor verschijnt het scherm [Set Date &
Time].
Als het scherm [Set Date & Time] wordt weergegeven
en u wilt een opname maken, drukt u op de rechter
soft-toets en selecteert u het soft-menu [Exit]. Het
scherm [Set Date & Time] verdwijnt en u kunt
opnamen maken met de camera. De datum en tijd
worden echter niet correct ingesteld.
Belangrijk
Zet de camera alleen uit met de aan/uit-knop.
Verwijder nooit een batterij en haal nooit de stekker van de
wisselstroomadapter uit de camera zolang deze aan staat.
1
Zet de camera aan
Scherm [Set Date & Time]
De twee laatste cijfers voor het jaar
worden oplichtend weergegeven. Dit
witte gedeelte wordt cursorgenoemd.
Aan/uit-knop
23
ALVORENS OPNAMEN TE MAKEN
DE BASISBEGINSELEN
1Druk op de pijl-omlaag van de vierwegbesturing om
de laatste twee cijfers voor het jaar weer te geven.
Hoeft er niets te veranderen, ga dan naar de volgende
procedure.
2Druk op de rechterpijl van de vierwegbesturing om de
cursor te verplaatsen naar de maand-positie.
3Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag van de
vierwegbesturing om de huidige maand weer te geven
en druk op de rechterpijl van de vierwegbesturing.
Door op de pijl-omhoog te drukken, wordt de vorige
maand weergegeven. Door op de pijl-omlaag te
drukken, wordt de volgende maand weergegeven.
Op deze manier
kunt u de gewenste
maand weergeven.
2
Een datum en tijd instellen
Vierwegbesturing
24
4Stel op dezelfde manier datum, uur en minuten in en
druk op de rechter soft-toets om Exit te selecteren.
De huidige datum en tijd zijn nu ingesteld.
De dioptrie gebruiken om de zichtbaarheid van de zoeker aan te passen
De zichtbaarheid van de zoeker kan worden aangepast aan het gezichtsvermogen van
verschillende gebruikers.
1Kijk door de zoeker.
2Draai de dioptrieknop naar de stand waarin het
AF-kader in de zoeker het beste zichtbaar is.
Rechter soft-toets
Stel het uur en de
minuut in als 24-uurs
weergave.
1
De zichtbaarheid van de
zoeker aanpassen
25
DE BASISBEGINSELEN
OPNAMEN MAKEN
OPNAMEFUNCTIEn
Opnamen maken
Aan de hand van de volgende eenvoudige stappen kunt u opnamen maken.
1Plaats de batterij.
2Plaats de geheugenkaart.
Alvorens opnamen te maken blz. 16
1Schuif de aan/uit-knop naar rechts om de camera aan
te zetten.
Stel de datum en tijd in wanneer de datum- en
tijdindicatie verschijnt. Zie De camera aanzetten en
datum & tijd instellen. p.22
2Draai de functiekiezer tot het opnamefunctiesymbool
[ ] zich tegenover het witte streepje bevindt.
3Draai de belichtingsfunctiekiezer tot zich
tegenover het richtteken bevindt.
1
De camera gereedmaken
2
De camera aanzetten en de
opnamefunctie selecteren
Opnamefunctie
Functiekiezer
Weergaveknop
26
Opnamen maken terwijl u naar de LCD-monitor kijkt
Wanneer de weergaveknop wordt ingedrukt, verschijnt
het onderwerp op de LCD-monitor. Houd er wel
rekening mee dat het batterijverbruik aanzienlijk is
wanneer er opnamen worden gemaakt terwijl het
onderwerp wordt weergegeven op de LCD-monitor.
blz. 98
1Controleer het LCD.
Wanneer er niets is ingesteld, is op het LCD het
volgende af te lezen: de drive-functie, de instelling van
het AF-kader, het batterijsymbool en het aantal
opnamen dat kan worden gemaakt.
LCD en voorkeuren
Er kunnen ook andere symbolen dan het batterijsymbool en het beeldentellersymbool op
het LCD staan. Dit betekent dat de flitserfunctieknop, de timer-knop of de
belichtingscorrectie/AV-knop is ingedrukt.
Weergaveveld voor timer-voorkeuren
Hier staat de instelling van de timer-voorkeuren
aangegeven. Met de timer-knop kan worden gekozen
voor gebruik van de zelfontspanner of de
afstandsbediening. blz. 52
Weergaveveld voor flitserfunctiegegevens
Wanneer op de knop voor het uitklappen van de flitser
wordt gedrukt om de flitser gebruiksgereed te maken,
kunnen de flitserfuncties of rode-ogenreductie, enz.
worden ingesteld. blz. 48
Weergaveveld voor EV-correctie/handmatige belichtingsfunctie
Toont de staafgrafiek bij het maken van opnamen in de
geprogrammeerd automatische belichtingsfunctie,
de automatische belichtingsfunctie met diafragmavoorkeuze,
de automatische belichtingsfunctie met sluitertijdvoorkeuze en
de handmatige belichtingsfunctie.
blz. 68
3
Het LCD aflezen
Drive-functie
Toont de drive-functie, zoals
enkelbeeldopnamen, serieopnamen
en intervalopnamen.
Beeldenteller
Deze geeft aan hoeveel
opnamen er kunnen worden
gemaakt met de geïnstalleerde
CF-kaart.
Batterijstatus
Geeft aan hoeveel stroom de
batterijen nog bevatten.
De weergave van resterende
batterijvoeding. blz. 38
Instelling AF-kader
Geeft het bereik van de autofocus weer (breed/spot).
27
OPNAMEN MAKEN - OPNAMEFUNCTIE
DE BASISBEGINSELEN
1Kijk door de zoeker en richt op het onderwerp.
Het AF-kader midden in de zoeker is het gebied
waarbinnen automatisch op het onderwerp wordt
scherpgesteld. Zorg dat het onderwerp waarop u wilt
scherpstellen, zich binnen het AF-kader bevindt.
Zorg dat het onderwerp zich binnen het horizontale,
lange kader bevindt wanneer het brede AF-kader
is ingesteld, of in het vierkante kader wanneer het
spot AF-kader is ingesteld. Het AF-kader wordt
ingesteld met de AF-kaderknop. blz. 55
Om het onderwerp verder weg te plaatsen, draait u
de zoomring naar links(Wt). Om het onderwerp
dichterbij te brengen, draait u de zoomring naar
rechts (sT).
Deze camera heeft een digitale zoomfunctie, die het
mogelijk maakt het vergrotingsniveau van opnamen uit
te breiden tot 1,2x, 1,5x of 2x wanneer u een opname
maakt via de LCD-monitor.
Zie blz. 50 voor de digitale zoomfunctie.
4
Kijk door de zoeker en richt
op het onderwerp
AF-kader - breed
AF-kader - spot
Toont de beeldenteller.
28
De functie voor automatische registratie en omwisseling van de beeldstand.
De functie voor automatische registratie en omwisseling van de beeldstand kan de stand
waarin u de camera vasthoudt automatisch registreren en een verticaal genomen
opname opslaan als verticaal beeld. Hierdoor kan verlies van beeldkwaliteit worden
voorkomen dat optreedt wanneer het beeld wordt gedraaid en opgeslagen als JPEG-
bestand door middel van beeldbewerkingssoftware op een computer. In sommige
gevallen kan de camera de beeldstand niet correct detecteren, afhankelijk van de stand
van de camera en andere factoren.
1Druk de ontspanknop tot halverwege in.
De opnamegegevens (scherpstelinformatie, sluitertijd,
diafragma, belichtingsgeheugen en flitserstatus)
worden weergegeven in de zoeker.
Zodra u uw vinger van de ontspanknop haalt, is deze
niet meer half ingedrukt.
Diafragma
Sluitertijd
Indicatie scherpstelling
Deze indicatie verschijnt wanneer de camera heeft
scherpgesteld op het onderwerp. Wanneer de
indicatie knippert, is er niet scherpgesteld op het
onderwerp. U kunt echter wel een opname maken.
Indicatie flitserstatus
Deze indicatie knippert wanneer
gebruik van de flitser vereist is,
bijvoorbeeld binnenshuis. Druk op
de knop voor het uitklappen van
de flitser om de flitser
gebruiksgereed te maken.
blz. 47
Deze indicatie knippert wanneer
de flitser bezig is op te laden.
De ontspanknop kan niet worden
ingedrukt. Wacht tot de indicatie
niet meer knippert en druk de
ontspanknop in.
5
Wanneer de ontspanknop
tot halverwege wordt
ingedrukt
Een verticaal vastgelegd beeld
Het beeld wordt gedraaid door middel van beeldbewerkingssoftware
en opgeslagen in JPEG-indelingverlies van beeldkwaliteit.
Het beeld wordt automatisch
omgezet in een verticaal beeld
29
OPNAMEN MAKEN - OPNAMEFUNCTIE
DE BASISBEGINSELEN
1 Controleer de opnamegegevens in de zoeker en druk de
ontspanknop helemaal in.
U hoort een klik en de opname wordt gemaakt.
Onderwerpen waar het autofocussysteem moeite
mee heeft
Het autofocussysteem kan moeite hebben met scherpstellen
op onderwerpen met weinig contrast, zoals de lucht of witte
muren, op fijne patronen of net- of gaasstructuren, snel
bewegende objecten of opnamen door een raam met gordijn
ervoor. Om dit te verhelpen, kunt u eerst scherpstellen op
een object waarop makkelijk kan worden scherpgesteld op
dezelfde afstand als het eigenlijke onderwerp en de
ontspanknop tot halverwege indrukken. Vervolgens kunt u de
beelduitsnede opnieuw bepalen en de ontspanknop
helemaal indrukken om de opname te maken.
1 Wanneer de LED voor kaarttoegang knippert, worden de
gemaakte opnamen opgeslagen op de CF-kaart. De
volgende opname kan worden gemaakt zodra [Ready] wordt
weergegeven als u opnamen maakt terwijl het
voorbeeldscherm op de LCD-monitor wordt weergegeven.
Instantcontrolescherm
Nadat er een opname is gemaakt, wordt het beeld enkele
seconden op de LCD-monitor weergegeven. Dit scherm
wordt 'instantcontrolescherm' genoemd.
Het instantcontrolescherm is aanvankelijk ingesteld op een
weergave van drie seconden. Deze weergavetijd wordt
ingesteld in de [Camera Preferences]. U kunt er ook voor
kiezen het instantcontrolescherm niet weer te geven.
blz. 98
Een beeld verwijderen.
Druk op de middelste soft-toets wanneer het beeld wordt
weergegeven op de LCD-monitor en selecteer [Delete]
(verwijderen).
Als de tekst [Delete?] verschijnt, drukt u snel op de linker
soft-toets en selecteert u [Delete].
Opgenomen beelden kunnen worden verwijderd via de
bewerkingsfunctie. Controleer de gemaakte opnamen
zorgvuldig om te bepalen welke opnamen kunnen
verdwijnen en verwijder de opnamen in de overzichtsfunctie.
blz. 124
6
Een opname maken
7
Opgenomen beelden
opslaan
Linker soft-toets Rechter soft-toets
Middelste soft-toets
30
Opnamen maken tijdens gebruik van de LCD-monitor.
Weergave op de LCD-monitor.
Druk op de weergaveknop om het onderwerp weer te geven op de LCD-monitor.
Wanneer [Ready] boven in het monitorscherm zichtbaar is, kan de opname worden
genomen.
Belangrijk
Bij het maken van opnamen terwijl de LCD-monitor in
gebruik is, kan er licht in de zoeker vallen en de opname
beïnvloeden. Gebruik het meegeleverde oculairkapje om
dit te voorkomen.
Houd er rekening mee dat het maken van opnamen terwijl het live-weergavescherm wordt
gebruikt, veel van de batterijen vergt.
De begininstellingen van de camera zijn zodanig dat het live-weergavescherm niet wordt
weergegeven wanneer de camera wordt aangezet. Wijzig de [Preferences] (voorkeuren) om
het live-weergavescherm te activeren wanneer de camera wordt aangezet. blz. 98
Bediening van de soft-toetsen van het live-weergavescherm
Op het live-weergavescherm worden soft-toetsen weergegeven. De volgende
handelingen kunnen worden verricht door selectie van de verschillende soft-toetsen.
Linker soft-toets [AF]... Door op de linker soft-toets te drukken, schakelt u tussen AF en
MF. In de handmatige scherpstelfunctie kunt u scherpstellen op een onderwerp met
behulp van de linker- en rechterpijl van de vierwegbesturing. blz. 73
Middelste soft-toets [Overlay]... De weergave van het statusweergaveveld en de soft-
toetsen op de LCD-monitor kan worden in- of uitgeschakeld door te drukken op de
middelste soft-toets.
Er wordt een beeld weergegeven van ongeveer hetzelfde formaat als de gemaakte opname.
Rechter soft-toets [Status]... Het statusscherm kan worden weergegeven en de huidige
opname-instellingen, zoals opnameformaat, beeldkwaliteit enz., kunnen worden
afgelezen.
Live-
weergavescherm
Statusweergaveveld
Hierin verschijnen berichten als [Ready] (gereed), en
voorkeursinstellingen als macro (een tulpsymbool),
oneindig, en zelfontspanner.
Weergaveveld soft-toetsen
Weergaveknop
31
DE BASISBEGINSELEN
NIET-BENODIGDE BEELDEN VERWIJDEREN
OVERZICHTSFUNCTIE n
Opgenomen beelden controleren
Beelden controleren op de LCD-monitor.
1Controleer of de CF-kaart is geïnstalleerd.
2Schuif de aan/uit-knop naar rechts en zet de camera aan.
3Draai de functiekiezer tot
zich tegenover het witte streepje
bevindt.
Op de CF-kaart opgeslagen beelden weergeven op de LCD-
monitor.
1
De overzichtsfunctie
activeren
Overzichtsweergaveveld
Hierin kunnen maximaal vier opgeslagen beelden
worden weergegeven.
Weergaveveld voorkeursymbolen
Hierin worden door middel van symbolen de
volgende voorkeursinstellingen weergegeven:
enkelbeeld, serieopname, intervalopname,
geluidsopname, groep en categorie.
Weergaveveld basisgegevens
Hierin worden de volgende gegevens
weergegeven: beeldenteller, datum en tijd, groep,
beveiligd/niet-beveiligd.
Cursor
Gebruik de linker- en rechtertoets van de
vierwegbesturing en verplaats het gewenste beeld
naar de cursor.
Vergrotingsweergaveveld
Hierin wordt het beeld op de
cursorpositie vergroot weergegeven.
Weergaveveld soft-toetsen
Hierin verschijnen soft-toetsen die kunnen worden gebruikt bij
bewerkingsfuncties zoals [Mark / Unmark] (selecteren/selectie
opheffen), [Delete] (verwijderen), [Expand] (uitbreiden), [Collapse]
(inklappen, bij het onderbrengen van beelden in groepen) enz.
32
1Gebruik de linker- en rechterpijl ts van de
vierwegbesturing om de cursor naar het beeld te
brengen dat u wilt uitvergroten.
Het beeld op de cursorpositie wordt uitvergroot.
Menu's of onderdelen kunnen worden geselecteerd met de selectiekiezer aan de
voorzijde van de camera of met de linker- en rechterpijl ts van de vierwegbesturing.
Niet-benodigde beelden verwijderen
1Zet de camera aan en selecteer de overzichtsfunctie.
De methode is beelden controleren blz. 124
2
De beelden weergeven
1
De overzichtsfunctie
activeren
33
NIET-BENODIGDE BEELDEN VERWIJDEREN - OVERZICHTSFUNCTIE
DE BASISBEGINSELEN
1Druk op de linker- en rechterpijl ts van de
vierwegbesturing tot de cursor wijst op de te
verwijderen beelden.
Het beeld waar de cursor op wijst, wordt uitvergroot.
1Druk op de middelste soft-toets en selecteer [Delete]
(verwijderen).
Er verschijnt een bericht waarin om bevestiging van de
verwijdering wordt verzocht.
Om te verwijderen.
Druk op de linker soft-toets en selecteer [Delete]
(verwijderen).
Om verwijdering te annuleren.
Druk op de rechter soft-toets en selecteer [Cancel]
(annuleren).
Andere functies van de overzichtsfunctie
U kunt een aantal geselecteerde beelden tegelijk verwijderen. blz. 126
U kunt ook alle beelden in één keer verwijderen. blz. 127
Bij gebruik van een functie uit een bepaalde categorie is het geselecteerde beeld
voorzien van het symbool van die categorie. Zo'n beeld kan worden opgeroepen vanuit
de betreffende categorie. blz. 141
3
Beelden verwijderen
2
Doorloop de beelden tot de
cursor wijst op het te
verwijderen beeld
34
BEELDEN WEERGEVEN OP EEN TELEVISIE
PRESENTATIEFUNCTIE n
De televisie instellen voor weergave
Sluit de camera met een videokabel aan op de televisie om beelden te kunnen weergeven op de televisie.
De standaardinstelling voor het video-uitgangsformaat is NTSC. Om het PAL-formaat in te
stellen, raadpleegt u blz. 37, 117.
1Zet de camera uit.
2Open de zijklep en verbind de connector van de
videokabel met de connector van de AV-uitgang.
1Zorg dat de televisie uit staat.
2Sluit de videoconnector (geel) van de videokabel aan
op de connector van de video-ingang (geel) van de
televisie.
3Sluit de audioconnector (rood) van de videokabel aan
op de connector van de audio-ingang (mono) van de
televisie.
Raadpleeg voor aansluiting van de TV-
ingangsconnector de handleiding bij de televisie.
1
De videokabel aansluiten
op de camera
2
De videokabel aansluiten
op de televisie
Zijklep
Connector AV-uitgang
Videokabel
35
BEELDEN WEERGEVEN OP EEN TELEVISIE - PRESENTATIEFUNCTIE
DE BASISBEGINSELEN
1Zet de camera aan.
2Zet de televisie aan en kies het videokanaal.
Raadpleeg voor de keuze van het videokanaal de
handleiding bij de televisie.
Beelden weergeven op de LCD-monitor of een televisie
Opgenomen beelden weergeven op de LCD-monitor of een televisie.
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer tot
zich tegenover het witte streepje bevindt.
Op de CF-kaart opgeslagen beelden worden dan
weergegeven op de televisie.
Wanneer de videokabel is aangesloten, wordt de
LCD-monitor van de camera niet geactiveerd.
3
Presentatiefunctie voor
weergave op een televisie
1
Presentatiefunctie
activeren
36
1Door de toetsen t en s van de vierwegbesturing te
gebruiken, wisselt u de beelden af.
Druk op de weergaveknop als u geen beeldinformatie
en soft-toetsen wilt weergeven.
Druk op de middelste soft-toets om het weergegeven
beeld te vergroten.
Met behulp van de vierwegbesturing kunt u de
uitvergrote beelden doorlopen.
Met behulp van de pijlen (omhoog, omlaag, links en
rechts) van de vierwegbesturing kunt u de uitvergrote
beelden doorlopen.
In de presentatiefunctie is er ook een functie waarmee
de beelden automatisch achter elkaar worden
weergegeven als diavoorstelling. blz. 110
2
Het vorige of volgende
beeld weergeven
37
BEELDEN WEERGEVEN OP EEN TELEVISIE - PRESENTATIEFUNCTIE
DE BASISBEGINSELEN
Wijziging van het video-uitgangsformaat.
De standaardinstelling voor het video-uitgangsformaat is NTSC. Om het PAL-formaat in te
stellen, volgt u de onderstaande aanwijzingen.
1 Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de presentatiefunctie
.
2 Druk op de menuknop om het menuscherm weer te geven.
3 Druk op de pijl-omlaag om [Video] te markeren.
4 Druk op de linker soft-toets om [Edit] (bewerken) te selecteren.
Het scherm [Video Preferences] verschijnt.
5 Gebruik de linker- en rechterpijl (ts) van de vierwegbesturing om het in te stellen
uitgangsformaat weer te geven.
6 Als u op de rechter soft-toets drukt om [Exit] (afsluiten) te selecteren, keert u terug naar
het menuscherm.
7 Als u op het menuscherm op de rechter soft-toets drukt om [Exit] (afsluiten) te
selecteren, wordt het video-uitgangsformaat ingesteld.
GEBRUIK VAN DE CAMERA
38
DE BATTERIJ
De batterijstatus controleren
De batterijstatus kan worden gecontroleerd op het LCD. Plaats een opgeladen batterij of een
nieuwe batterij als wordt aangegeven dat de batterij bijna leeg is.
Er wordt veel van de batterij gevergd wanneer er opnamen worden gemaakt terwijl er beelden
worden weergegeven op de LCD-monitor, of bij langdurig gebruik van de LCD-monitor in de
bewerkings- of de presentatiefunctie. Bij gebruik van de LCD-monitor in de bewerkings- of de
presentatiefunctie verdient het dan ook aanbeveling een wisselstroomadapter te gebruiken.
Bij aansluiting van de wisselstroomadapter dient de camera zelf te zijn uitgeschakeld.
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan. Op het LCD wordt de
batterijstatus aangegeven.
De weergave van de batterijstatus
De batterijstatus kan worden gecontroleerd aan de
hand van het batterijsymbool op het LCD.
Als het batterijsymbool volledig is
opgevuld, is de batterij nog voldoende
geladen.
Als het batterijsymbool half gevuld is,
resteert de helft of minder van de
batterijvoeding.
Als alleen het kader van het
batterijsymbool zichtbaar is, is de
batterij bijna leeg. Laad in dat geval de
batterij op.
Als alleen het kader van het batterij-
symbool zichtbaar is en knippert, blijft
dit drie seconden knipperen. Daarna
wordt de camera uitgeschakeld. Laad in
dat geval de batterij op.
1
De camera gereedmaken
Batterijsymbool
39
DE BATTERIJ
GEBRUIK VAN DE CAMERA
De indicatie [Battery low] (batterij bijna leeg) op de
LCD-monitor (wanneer deze in gebruik is) geeft aan
dat de batterij bijna leeg is. Laad in dat geval de
batterij op.
Wanneer de indicatie [Batteries depleted] (batterij
leeg) op de LCD-monitor verschijnt (wanneer deze
in gebruik is), knippert het batterijsymbool drie
seconden, waarna de camera wordt uitgeschakeld.
Laad in dat geval de batterij op.
De batterij terugplaatsen
Wanneer de batterij leeg is, dient u deze op te laden en terug te plaatsen (zie de handleiding).
1Open de klep van het batterijcompartiment onder
op de camera met de daarvoor bestemde knop
(zie tekening).
2Plaats de batterij (zie tekening).
Druk op de batterij tot u een klik hoort.
1
De batterij plaatsen
40
3Sluit de klep van het batterijcompartiment stevig.
Gebruikt u een AA-batterijhouder, raadpleeg dan
blz. 18.
Als het scherm [Set Date & Time] verschijnt.
Wanneer het scherm met de voorkeuren voor datum
en tijd zichtbaar is na vervanging van de batterijen,
stelt u de datum en tijd opnieuw in. Raadpleeg
hiervoor de procedure onder De camera aanzetten en
datum & tijd instellen ( blz. 22).
Behandeling van de batterij
Wanneer de camera wordt gebruikt bij lage temperaturen, nemen de prestaties af en kan het
bericht [Battery low] (batterij bijna leeg) sneller op het LCD en de LCD-monitor verschijnen.
Het verdient daarom aanbeveling een nieuwe batterij bij de hand te hebben, zodat u de
batterij snel kunt vervangen als u de camera bij lage temperaturen gebruikt. Prestatieverlies
kan worden voorkomen door de vervangingsbatterij op te warmen.
Als de camera langere tijd niet wordt gebruikt, haal de batterij er dan uit alvorens de camera
op te bergen. Als de camera wordt opgeborgen met de batterij erin, bestaat de kans dat de
batterij gaat lekken en het batterijcompartiment van de camera beschadigt.
41
GEBRUIK VAN DE CAMERA
DE CF-KAART
De capaciteit van de CF-kaart controleren
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan. Op het LCD verschijnt het aantal
opnamen dat kan worden gemaakt.
Beeldenteller
De beeldenteller op het LCD toont het aantal beelden
dat kan worden opgeslagen op de CF-kaart.
De beeldenteller wordt automatisch aangepast bij de
verwijdering van beelden, zodat altijd duidelijk is
hoeveel opnamen er nog kunnen worden gemaakt.
Wanneer de beeldenteller [0] aangeeft, gaat er een
waarschuwingslampje knipperen, Om meer opnamen te
maken, moet u de CF-kaart vervangen of niet-
benodigde beelden verwijderen. ( blz. 32).
Als bij gebruik van de LCD-monitor de melding
[Memory Card Full] verschijnt, vervang dan de
CF-kaart of verwijder niet-benodigde beelden
( blz. 32).
De aanduiding van het aantal resterende opnamen
hangt af van het beeldformaat, de beeldkwaliteit
( blz. 80) en de capaciteit van de CF-kaart.
De volgende tabel kan dienen als richtlijn.
* De volgende tabel is gebaseerd op gebruik van de camera met een 8MB CF-kaart. Good,
Better en Best worden gecomprimeerd en opgeslagen in de indeling JPEG. TIFF wordt in
ongecomprimeerde vorm opgeslagen in de indeling TIFF.
Goed Beter Best TIFF
Volledig beeldformaat Ong. 26 Ong. 13 Ong. 6 Ong. 1
(1600 x 1280)
beelden beelden beelden beeld
1/4 beeldformaat Ong. 78 Ong. 47 Ong. 26 Ong. 5
(800 x 640)
beelden beelden beelden beelden
1
De camera gereedmaken
Beeldenteller
42
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt. Beeldformaat/kwaliteit
Het beeldformaat is de resolutie waarop een opname wordt gemaakt. Hoe hoger de
resolutie, des te meer geheugen er wordt gebruikt. Beeldformaat instellen blz. 41
De beeldkwaliteit hangt samen met het compressieniveau, in de volgorde goed, beter,
best. Hoe lager het compressieniveau, des te meer geheugen er nodig is bij de opslag.
Bij een hoog compressieniveau is de hoeveelheid geheugen laag, maar is er verlies aan
beeldkwaliteit. Beeldformaat instellen blz. 79
De CF-kaart vervangen
Vervang de CF-kaart wanneer deze vol is.
Wij adviseren u gebruik te maken van CF-kaarten van Pentax en SanDisk Corporation.
1Zet de camera uit. Bij het plaatsen of uitnemen van de
CF-kaart moet de camera altijd zijn uitgeschakeld.
2Open de klep voor de CF-kaart.
3Breng de knop voor het uitnemen van de CF-kaart
omlaag en duw deze in de richting van de pijl om de
kaart uit te nemen.
1
De kaart uitnemen
Knop voor uitnemen van CF-kaart
43
DE CF-KAART
GEBRUIK VAN DE CAMERA
1Druk de kaart met het vlak waarop het
driehoeksymbool staat op het objectief gericht.
Druk de kaart verder tot de knop voor het uitnemen
van de CF-kaart en de kaart zich op één lijn bevinden.
2Breng de knop voor het uitnemen van de CF-kaart
terug naar zijn oorspronkelijke positie en sluit de klep
van de CF-kaart.
De meeste commerciële CF-kaarten die hetzelfde
formaat hebben, kunnen als zodanig worden gebruikt.
Bij sommige kaarten verschijnt de melding [Card
requires formatting] (kaart moet worden geformatteerd)
op de LCD-monitor. Verschijnt deze melding,
formatteer de CF-kaart dan. blz. 101
2
De nieuwe CF-kaart
plaatsen
44
Behandeling van de CF-kaart
¡De CF-kaart mag alleen worden geplaatst of uitgenomen als de cameravoeding is
uitgeschakeld.
¡Een CF-kaart die wordt uitgenomen, kan nog heet zijn als er net opnamen mee zijn
gemaakt.
¡Neem nooit een CF-kaart uit en schakel de camera nooit uit tijdens het gegevens-
opslagproces of tijdens communicatie met een ander apparaat. Hierdoor kunnen
gegevens op de kaart of de kaart zelf worden beschadigd.
¡Buig een CF-kaart nooit en stel deze nooit bloot aan harde schokken; houd een
geheugenkaart nooit in water en laat deze nooit achter op een plaats met een hoge
temperatuur.
¡Formatteer een ongebruikte geheugenkaart of een kaart die is gebruikt in een andere
camera, altijd alvorens deze in gebruik te nemen blz. 101.
¡Probeer nooit een CF-kaart uit te nemen die wordt geformatteerd. De kaart zou daardoor
fatale schade oplopen.
¡Pas op: in de volgende situaties kunnen op de CF-kaart opgeslagen gegevens worden
gewist. Houd er rekening mee dat Pentax geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor
gewiste gegevens.
Verkeerde behandeling van de CF-kaart door de gebruiker.
CF-kaart op plaats waar deze aan statische elektriciteit of elektromagnetische storing
kan worden blootgesteld.
Gedurende langere tijd niet gebruikte kaart.
Kaart uitgenomen of camera uitgeschakeld terwijl de LED voor kaarttoegang knippert.
¡De CF-kaart heeft een beperkte levensduur. Opgeslagen gegevens kunnen beschadigd
raken als de kaart gedurende langere tijd niet wordt gebruikt. Zorg dat van de benodigde
gegevens regelmatig een reservekopie wordt gemaakt op een PC, enz.
¡Gebruik of bewaar de kaart niet op plaatsen waar deze aan statische elektriciteit of
elektromagnetische storing kan worden blootgesteld.
¡Buig de kaart niet, laat deze niet vallen en stel de kaart niet bloot aan sterke schokken.
¡Gebruik of bewaar de kaart niet op plaatsen waar de kans op plotselinge
temperatuurschommelingen of condensvorming aanwezig is, of in direct zonlicht.
LED voor
kaarttoegang
45
GOEDE OPNAMEN MAKEN
DE FUNCTIEKNOP GEBRUIKEN
Belichting instellen op basis van onderwerp Belichtingsfunctiekiezer
Het is mogelijk een automatische belichtingsfunctie te selecteren op basis van het onderwerp.
De gebruiker kan echter ook zelf belichtingsinstellingen kiezen.
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar het
opnamefunctiesymbool .
3Draai de belichtingsfunctiekiezer naar het zwarte
streepje dat overeenkomt met de opnamecondities.
De Picture-functie
Als de Picture-functie is ingesteld, kunnen de
onderdelen van het menu [Photo Assist] niet worden
ingesteld.
Alle onderdelen worden automatisch ingesteld op
basis van de opnamecondities.
Automatische belichtingsfunctie met
standaardprogramma
Bij deze functie wordt het te fotograferen onderwerp
automatisch belicht wanneer de ontspanknop tot
halverwege wordt ingedrukt.
Automatische belichtingsfunctie met
portretprogramma
Bij deze functie produceert het tele-objectief een
scherpe portretopname tegen een onscherpe
achtergrond.
Automatische belichtingsfunctie met
landschapprogramma
Een opname van een volledig landschap op het
scherm kan veel helderder worden gemaakt door een
lagere ISO-gevoeligheid en een kleiner diafragma te
kiezen.
Automatische belichtingsfunctie met
macroprogramma
Bestemd voor situaties zoals het van dichtbij
fotograferen van bloemen of wanneer u zo dicht
mogelijk bij het onderwerp wilt komen. De
brandpuntsafstand is 2 cm aan de telekant en 20 cm
voor de overige bereiken.
Door gebruiker instelbare belichtingsfuncties
Automatische belichtingsfuncties
Functiekiezer
1
De camera gereedmaken
GOEDE OPNAMEN MAKEN
46
Automatische belichtingsfunctie met
actieprogramma
Door een kortere sluitertijd en een hogere ISO-gevoeligheid
te kiezen, kunnen opnamen van snelle bewegingen worden
gemaakt.
Automatische belichtingsfunctie met
nachtopnameprogramma
Kies deze functie als er weinig licht is, zoals bij
nachtopnamen. Het is mogelijk evenwichtige foto's te maken
van mensen en een donkere achtergrond door de flitser te
gebruiken voor een correcte belichting van het onderwerp
op de voorgrond, en een lange sluitertijd voor de belichting
van de donkere achtergrond.
Andere belichtingsfuncties
raadpleeg De bediening in detail voor handmatige
instelling en bedieningsprocedures bij het maken van
opnamen.
Geprogrammeerde automatische
belichtingsfunctie
Sluitertijd en diafragma kunnen automatisch worden
ingesteld.
Automatische belichtingsfunctie met
sluitertijdvoorkeuze
Door de sluitertijd in te stellen met de selectiekiezer, kunt u
opnamen maken met een variabel diafragma op basis van
een vaste sluitertijd. blz. 69
Automatische belichtingsfunctie met
diafragmavoorkeuze
Door het diafragma in te stellen met de selectiekiezer, kunt u
opnamen maken met een variabele sluitertijd op basis van
een vast diafragma. blz. 71
Handmatige belichtingsfunctie
In deze functie stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma
zelf in. blz. 72
Wanneer de sluitertijd 1/2 tot 4 seconden is in de
automatische belichtingsfunctie met sluitertijdvoorkeuze,
de automatische belichtingsfunctie met diafragmavoorkeuze
of de handmatige belichtingsfunctie, is de belichtingstijd
ongeveer tweemaal de sluitertijd vanwege de ruisreductie
die wordt uitgevoed voor het beeld. Houd de camera
gedurende deze tijd stevig vast en beweeg hem niet. Als
de camera zodanig is geconfigureerd dat het sluitergeluid
hoorbaar is, gaat de belichting nog door op het moment dat
het sluitergeluid stopt.
In alle belichtingsfuncties behalve de handmatige
belichtingsfunctie vindt er een intern proces in de camera
plaats om het juiste contrast te produceren zonder dat het
beeld te licht of te donker wordt. Omdat bij de handmatige
belichtingsfunctie zo'n intern proces niet plaatsvindt, kunt u
deze functie gebruiken om opzettelijk de lichte partijen
lichter te maken of de donkere partijen donkerder.
47
DE FUNCTIEKNOP GEBRUIKEN
GOEDE OPNAMEN MAKEN
De ingebouwde flitser uitklappen en gereedmaken om te flitsen— Knop voor uitklappen flitser
Druk op de knop voor het uitklappen van de flitser om de ingebouwde flitser uit te klappen en
gereed te maken om te flitsen.
De flitser werkt alleen als de ingebouwde flitser is uitgeklapt.
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar het
opnamefunctiesymbool .
1Druk op de knop voor het uitklappen van de flitser.
De ingebouwde flitser klap uit en is gereed om te
flitsen.
De flitserfunctie van de ingebouwde flitser kan worden
ingesteld door op de flitserfunctieknop te drukken.
Het is mogelijk gebruik te maken van een
systeemgekoppelde externe Pentax-flitser met een
automatische flitsfunctie of een systeemgekoppelde
externe flitser die is ingesteld op de handmatige
functie. Raadpleeg gebruik van systeemgekoppelde
externe Pentax-flitsers blz. 157 aangaande de
gebruiksaanwijzingen.
1
De camera gereedmaken
2
De flitser gereedmaken
48
De flitserfunctieknop voor instelling van de flitserfunctie
Dankzij de flitserfunctieknop kunt u opnamen maken met rode-ogenreductie of ervoor zorgen
dat de flitser bij elke opname afgaat.
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar het
opnamefunctiesymbool .
3Druk op de knop voor het uitklappen van de flitser om
de flitser gereed te maken.
1Controleer het LCD.
Wanneer op het LCD staat, is de automatische
flitserfunctie actief en gaat de flitser af wanneer dat
nodig is.
Welke flitserfunctie wordt ingesteld, hangt af van de
gebruikte belichtingsfunctie.
2Druk eenmaal op de flitserfunctieknop.
Op het LCD verschijnt het symbool voor rode-
ogenreductie.
Effectief flitsbereik
ISO
Objectief
bij 8,2mm bij 25,8mm
Automatisch 0,3~3,9m 0,3~2,5m
400
0,3~3,9m 0,3~5,0m
1
De camera gereedmaken
2
Een flitserfunctie kiezen
Automatisch flitsen
49
DE FUNCTIEKNOP GEBRUIKEN
GOEDE OPNAMEN MAKEN
LCD en instelling van flitserfunctie
Bij een druk op de flitserfunctieknop verschijnt op het
LCD een symbool dat de instelling van de flitser
aangeeft.
In de volgende tabel worden de verschillende
flitsersymbolen en de flitsomstandigheden beschreven.
0
Automatische flitser.
Flitser gaat af indien nodig.
1
Automatische flitsen + rode-ogenreductie.
Flitser gaat af indien nodig.
Voordat de hoofdflitser afgaat, wordt een kleinere flits afgegeven om het
rode-ogen verschijnsel te verminderen (rode-ogenreductie).
2
Flitsen met daglichtsynchronisatie. De flitser gaat altijd af, zelfs bij
voldoende licht of tegenlicht.
3
Symbolen voor rode-ogenreductie & flitsen met daglichtsynchronisatie.
Rode-ogenreductie en flitsen met daglichtsynchronisatie.
De flitser gaat altijd af en de rode-ogenreductie is actief wanneer de flitser
afgaat.
* Wanneer op de flitserfunctieknop wordt gedrukt terwijl wordt weergegeven, schakelt de
camera over op automatisch flitsen.
Als P (programma), TV (sluitertijdvoorkeuze), AV
(diafragmavoorkeuze) of M (handmatige belichting) is
ingesteld met de belichtingsfunctiekiezer, kunnen de
functies Automatisch flitsen en Automatisch flitsen +
rode-ogenreductie niet worden ingesteld, zelfs niet met
de flitserfunctieknop.
Alleen flitsen met daglichtsynchronisatie of flitsen met
daglichtsynchronisatie + rode-ogenreductie kan
worden ingesteld.
De zoomring gebruiken
Met de zoomring kan het scherpstelbereik worden aangepast naar de telestand en de
groothoekstand. Deze camera heeft een digitale zoomfunctie, die het mogelijk maakt het
vergrotingsniveau van opnamen uit te breiden tot 1,2 ×, 1,5 × of 2 × wanneer u een opname
maakt via de LCD-monitor.
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar het
opnamefunctiesymbool .
1
De camera gereedmaken
Aantal keren dat flitserfunctie-
knop wordt ingedrukt
Symbool op
LCD
Flitserfunctie
50
1Telekant: draai de zoomring naar rechts (sT).
2Groothoekkant: draai de zoomring naar links (Wt).
1Druk op de weergaveknop om de LCD-monitor weer te
geven.
De digitale zoomfunctie kan alleen worden gebruikt bij
als de LCD-monitor is geactiveerd. Het vergrotings-
niveau kan niet worden gecontroleerd in de zoeker.
2Beweeg de zoomring naar rechts (sT) om de sterkste
vergroting in te stellen.
2
Het vergrotingsniveau van
het onderwerp instellen op
de telestand of de
groothoekstand
3
Telestand met de digitale
zoom
Naar rechts (sT):
tele
Naar links ( Wt):
groothoek
51
DE FUNCTIEKNOP GEBRUIKEN
GOEDE OPNAMEN MAKEN
3Haal uw vinger van de zoomring en draai de zoomring
nogmaals naar rechts (sT). De digitale zoomfunctie is
nu actief en op de LCD-monitor verschijnt het symbool
voor digitaal zoomen.
4Als de zoomring nogmaals naar rechts (sT) wordt
gedraaid, kan het vergrotingsniveau in fasen worden
gewijzigd tot 1,5 x of 2 x.
5Om het normale zoombereik te herstellen, stelt u het
vergrotingsniveau in op 1,2 x door de omgekeerde
procedure te volgen. Haal uw vinger van zoomring en
draai de zoomring weer naar links (Wt).
Als de digitale zoomfunctie actief is, kunt u deze op de
volgende manieren annuleren.
Zet de camera uit.
Druk op de menuknop.
Schakel de LCD-monitor uit.
Draai de functiekiezer.
symbool van digitale zoom
1,5 x
2 x
1,2 x voor de eerste verandering
52
Opnamen maken met de zelfontspanner of de afstandsbediening
Hierna volgt een beschrijving van het gebruik van de zelfontspanner en de afstandsbediening
voor het maken van opnamen van het hele gezin, bij gebruik van een statief, enz.
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Bevestig de camera op het statief, enz.
3Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar het
opnamefunctiesymbool .
Opnamen maken met de zelfontspanner
1Druk eenmaal op de timer-knop.
Op het LCD verschijnt het zelfontspannersymbool.
2Bepaal de beelduitsnede door de zoeker.
3Druk de ontspanknop tot halverwege in om scherp te
stellen en druk de ontspanknop daarna volledig in.
De zelfontspanner-LED brandt 7 seconden en knippert
daarna nog 3 seconden voordat de opname wordt
gemaakt.
Belangrijk
Bij het maken van opnamen terwijl de LCD-monitor in
gebruik is, kan er licht in de zoeker vallen en de opname
beïnvloeden. Gebruik het meegeleverde oculairkapje om
dit te voorkomen.
1
De camera gereedmaken
Zelfontspannersymbool
Zelfontspanner-LED
53
DE FUNCTIEKNOP GEBRUIKEN
GOEDE OPNAMEN MAKEN
Opnamen maken met de (optionele) afstandsbediening
1Maak de afstandsbediening klaar voor gebruik.
2Druk tweemaal op de timer-knop. Op het LCD
verschijnt het afstandsbedieningsymbool en de
instant-ontspanfunctie van de camera wordt
geactiveerd. In deze functie wordt de sluiter
ontspannen zodra de ontspanknop van de
afstandsbediening wordt ingedrukt.
Als de zelfontspannerknop driemaal wordt ingedrukt,
wordt de camera ingesteld op ontspannen na drie
seconden. In deze functie ontspant de sluiter drie
seconden nadat de ontspanknop van de
afstandsbediening is ingedrukt.
3Bepaal de beelduitsnede in de zoeker.
4Neem afstand van de camera, richt de
afstandsbediening op de camera en druk op de
ontspanknop van de afstandsbediening. De sluiter van
de camera zal ontspannen al naar gelang de
ingestelde afstandsbedieningsfunctie.
Belangrijk
Bij het maken van opnamen terwijl de LCD-monitor in
gebruik is, kan er licht in de zoeker vallen en de opname
beïnvloeden. Gebruik het meegeleverde oculairkapje om
dit te voorkomen.
Zorg ervoor dat de afstand tussen de camera en de
afstandsbediening niet meer dan 5 meter bedraagt.
De afstandsbediening bevat een batterij en kan
ongeveer 30.000 worden gebruikt. Is de batterij leeg,
neem dan contact op met het dichtstbijzijnde Pentax
servicecentrum. Voor een vervangingsbatterij wordt
een geringe vergoeding berekend.
Timer-knop
Afstandsbedieningsymbool
Instant-ontspanfunctie Functie voor ontspannen
met 3 sec. vertraging
54
Opnamen maken met belichtingsgeheugen Belichtingsgeheugenknop
Wanneer de achtergrond te licht of te donker is, kunt u de correcte belichting van het
hoofdonderwerp vasthouden.
Wanneer de AF-selectie is ingesteld op Single AF (aanvangsinstelling), kan de belichting
worden vastgehouden door de ontspanknop tot halverwege in te drukken.
Wanneer de belichtingsfunctiekiezer is ingesteld op automatische belichting met
standaardprogramma ( ), is de belichtingsgeheugenknop uitgeschakeld en is het
belichtingsgeheugen niet beschikbaar.
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar het
opnamefunctiesymbool.
1Kijk door de zoeker en stel de gewenste belichting in.
2Activeer het belichtingsgeheugen door de ontspan-
knop tot halverwege in te drukken. De belichting wordt
vastgehouden en de aangepaste sluitertijd, het
diafragma en het belichtingsgeheugensymbool ( )
blijven zichtbaar in de zoeker.
De belichting wordt vastgehouden gedurende twintig
seconden nadat de ontspanknop tot halverwege is
ingedrukt.
3Breng een onderwerp binnen het AF-kader in de
zoeker en druk de ontspanknop tot halverwege in om
scherp te stellen.
4Wanneer het onderwerp zich binnen het AF-kader in
de zoeker bevindt, kan de opname worden gemaakt
met de vastgehouden belichting door de ontspanknop
helemaal in te drukken.
1
De camera gereedmaken
2
De belichting vasthouden
Belichtingsgeheugensymbool
55
DE FUNCTIEKNOP GEBRUIKEN
GOEDE OPNAMEN MAKEN
Alle opnamen die worden gemaakt binnen twintig
seconden nadat het belichtingsgeheugen is
geactiveerd, krijgen dezelfde belichting.
Om het belichtingsgeheugen te annuleren, drukt u
nogmaals op de belichtingsgeheugenknop of doet u
20 seconden niets met de camera tot het belichtings-
geheugensymbool ( ) verdwijnt.
De AF-functie instellen Knop voor AF-kader
Selecteer een breed of een spot AF-kader in de autofocusfunctie. De standaardinstelling is breed.
Gebruik het spot AF-kader als u wilt scherpstellen op een bepaald (klein) onderwerp.
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar het
opnamefunctiesymbool.
1Controleer de huidige instelling voor het AF-kader op
het LCD.
2Druk op de knop voor het AF-kader.
Afwisselend wordt het brede AF-kader en het spot
AF-kader weergegeven.
1
De camera gereedmaken
2
Overschakelen op een
ander AF-kader
AF-kader - breed
AF-kader - spot
56
1Kijk door de zoeker en richt op het onderwerp.
Het AF-kader “” midden in de zoeker is het
gebied waarbinnen automatisch op het onderwerp
wordt scherpgesteld.
Zorg dat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen
zich binnen het horizontale, lange kader “”
bevindt als het brede AF-kader is ingesteld.
Zorg dat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen
zich binnen het vierkante kader “” bevindt als het
spot AF-kader is ingesteld.
De LCD-monitor kan omhoog worden gebracht tot de positie waarin deze haaks op de
camerabody staat. Dat is handig bij het maken van opnamen op heupniveau of zelfs
grondniveau.
Pas op: de achterkant van de LCD-monitor of het tegenoverliggende deel van de
camerabody kan bij aanraking heet zijn.
3
Scherpstellen op een
onderwerp
AF-kader - breed
AF-kader - spot
57
DE BEDIENING IN DETAIL
KORT OVERZICHT VAN DE BEDIENING IN DETAIL ....................................................58
VERSCHILLENDE FUNCTIES
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN............................................................64
BESTANDSINSTELLINGEN........................................................................................79
BELICHTING, WITBALANS EN ISO-GEVOELIGHEID INSTELLEN ..........................81
DATUM- EN TIJDGEGEVENS EN TEKST AFDRUKKEN OP EEN OPNAME ............89
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN..............................................97
DE OVERZICHTSFUNCTIE
BEELDEN EEN VOOR EEN WEERGEVEN ..............................................................108
CONTINUE WEERGAVE MET AUTOMATISCHE BEELDOPEENVOLGING............110
VIDEO-UITGANGSFORMAAT INSTELLEN/ BEELDINFORMATIE INSTELLEN
WEERGAVEMETHODE ............................................................................................116
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
DE BASISBEDIENING VOOR DE OVERZICHTSFUNCTIE ......................................120
OPGENOMEN BEELDEN VERWIJDEREN ..............................................................124
BEELDEN INDELEN ................................................................................................131
OPGENOMEN BEELDEN ZOEKEN ........................................................................139
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
OPGENOMEN BEELDEN AFDRUKKEN..................................................................144
DE OPGENOMEN BEELDEN WEERGEVEN EN VERWERKEN OP EEN PC ..........151
BEELDEN VERZENDEN NAAR/ONTVANGEN VAN
ANDERE CAMERA'S ALS DIGITA IS GEÏNSTALLEERD..........................................154
EEN EXTERNE FLITSER GEBRUIKEN ....................................................................157
EEN SCRIPT UITVOEREN ........................................................................................159
ADOBE
PHOTOSHOP
5.0 LIMITED EDITION INSTALLEREN ............................160
58
Kort overzicht van De bediening in
detail
De bediening in detail beschrijft de menu-instellingen die verschijnen bij gebruik van de menuknoppen.
Basisbediening van het instellingenmenu
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn
geplaatst.
2Zet de camera aan.
3Draai de functiekiezer om de gewenste functie
te selecteren.
Het instellingenmenu is verschillend voor de
opnamefunctie, de presentatiefunctie en de
overzichtsfunctie.
4Druk op de menuknop
Het menu voor elke functie verschijnt op de
LCD-monitor.
1Druk op de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing om menuonderdelen te
selecteren.
Het scherm van het instellingenmenu weergeven
Vierweg-
besturing
LCD-monitorMenuknop
Opnamefunctie Presentatiefunctie Overzichtsfunctie
¡
Instellingsonderdelen weergeven
Menuonderdeel:
Instellingsonderdeel:
Soft-menu:
b.v. menuonderdelen van de opnamefunctie
ts
59
2Druk op (▲▼) van de vierwegbesturing om
onderdelen te selecteren.
3Selecteer het soft-menu [Edit] (bewerken) door
op de linker soft-toets te drukken.
De inhoud van het instellingsonderdeel wordt
weergegeven.
1Selecteer de inhoud van de instelling.
2Als u op de rechter soft-toets drukt om [Exit]
(afsluiten) te selecteren, wordt de
geselecteerde inhoud ingesteld.
* Afhankelijk van de inhoud van de instelling
kunnen sommige onderdelen worden ingesteld
door [Select] te kiezen.
* Wanneer op het instellingenscherm het soft-
menu [Default] (standaard) wordt weergegeven,
kunnen de fabrieksinstellingen worden hersteld
door op de linker soft-toets te drukken nadat de
instellingen zijn gewijzigd.
3Als de menuknop wordt ingedrukt, wordt de
inhoud van de instelling bekrachtigd en keert
u terug naar de betreffende functie.
Instelling van de verschillende onderdelen
£
b.v. wanneer het instellingsonderdeel [File Setting]
is geselecteerd.
De cursor wordt verplaatst
naar de verschillende
instellingsonderdelen door te
drukken op (▲▼) van de
vierwegbesturing. Druk op de
linker soft-toets om [Select] te
selecteren.
Links en rechts van de inhoud
van de instelling verschijnen
een naar links t en s naar
rechts wijzend driehoekje. De
inhoud van de instelling wordt
weergegeven door te drukken
op (ts) van de vierweg-
besturing.
60
Menu [Capture Settings]
(opname-instellingen)
[File] (bestand)
..........Bestandstype (JPEG/TIFF), Kwaliteitsniveau (alleen
JPEG), resolutie enz. blz. 79
[Timelapse]
(intervalopname)
........Interval en aantal opnamen voor intervalopname
blz. 66
Menu [Photo Assist] (fotohulp)
[AF-bereik]
..................Instelling van autofocusbereik op normaal (0,5m-
oneindig) of macro (0,02m-0,6m). blz. 82
[White Balance]
(witbalans)
..................Witbalans instellen voor verschillende
lichtbronnen. blz. 83
[Lichtmeetsysteem]..Instelling van het bereik voor de bepaling van de
belichting. Integraalmeting, meting met nadruk op
midden en spotmeting zijn beschikbaar. blz. 84
[AF-selectie] ..............Instelling van de AF-selectie op AF-vergrendeling
(scherpstellen door ontspanknop tot halverwege in te
drukken, sluiter kan niet worden ontspannen als niet
op onderwerp is scherpgesteld) of Continue AF
(continu scherpstellen op onderwerp, sluiter kan ook
worden ontspannen als niet op onderwerp is
scherpgesteld). blz. 85
[ISO-gevoeligheid] ..Instelling van ISO-gevoeligheid op ISO25, ISO50,
ISO100, ISO200, ISO400. blz. 86
[EV-bracketing] ........De functie EV-bracketing maakt drie opnamen met
verschillende belichtingen als de ontspanknop wordt
ingedrukt. Bij instelling van 0,5EV of 1,0EV worden er
drie opnamen gemaakt: een met de huidige
belichtingsinstelling, een met +0,5EV/1,0EV en een
met -0,5EV/1,0EV. blz. 87
Menu [Image Stamp] (beeldstempel)
[Date & Time]
(datum/tijd)
................Instellen of de datum & tijd moeten worden afgedrukt
op een opname. Zo ja, instelling van het type afdruk,
positie, achtergrond, kleur, enz. blz. 90
[Text] (tekst) ..............Instellen of er tekst moet worden afgedrukt op een
opname. Zo ja, instelling van de letters, positie,
achtergrond, kleur, enz. blz. 91
[Logo] ..........................Instellen of opgeslagen beeldgegevens als logo
moeten worden afgedrukt op een opname. Zo ja,
instelling van de positie blz. 95
De meegeleverde CF-kaart bevat echter geen
logobestand.
De onderdelen van het menu [Photo
Assist] zijn alleen beschikbaar als de
belichtingsfunctiekiezer is ingesteld op
P (geprogrammeerde automatische
belichting), TV (automatische
belichting met sluitertijdvoorkeuze),
AV (automatische belichting met
diafragmavoorkeuze) of M
(handmatige belichting).
Voor elke functie weergegeven menuonderdelen
Opnamefunctie
61
Menu [Preferences] (voorkeuren)
[Display] (weergave)
Instelling van de volgende onderdelen: helderheid
van de LCD-monitor, weergavetijd bij instantcontrole
om een opname onmiddellijk nadat die is genomen
weer te geven, of een opname nadat die is gemaakt
moet worden weergegeven op de LCD-monitor, en
een tijd voor activering van de sluimerstand als de
camera niet wordt gebruikt. blz. 98
[Sound] (geluid)........Instelling van de volgende onderdelen: het volume
van opgenomen geluiden en geluiden voor het
starten en de ontspanknop van de camera
(systeemgeluiden) en het al dan niet activeren van
de systeemgeluiden. blz. 100
[Format Card]
(kaart formatteren)
....Hierdoor wordt alles op de CF-kaart gewist.
blz. 101
[PC Connect Mode]
[PC Connect Mode]
(PC-aansluitingsfunctie)
(PC-aansluitingsfunctie)
Instellen of er een USB-schijfeenheid of een Digita
Device moet worden gebruik bij aansluiting van de
camera op een personal computer. blz. 151
[Date & Time]
(datum/tijd)
................De huidige datum & tijd instellen. blz. 102
[Image Counter]
(beeldenteller)
..........Instellen of de beeldenteller moet beginnen met 1
of verder moet tellen op basis van een cumulatief
getal wanneer een lege CF-kaart wordt
gebruikt. blz. 104
[Camera Name]
(cameranaam)
..........Invoer van een naam voor de camera. blz. 105
[Language] (taal)......De taal instellen waarin menu's en berichten worden
weergegeven (Engels/Frans/Italiaans/Spaans/Duits/
Japans) blz. 106
[Reset Settings]
(fabrieksinstellingen
herstellen)
..................Alle fabrieksinstellingen herstellen behalve
[Language] (taal), [Date & Time] (datum/tijd) &
[video output system] (video-uitgangssysteem).
blz. 106
Presentatiefunctie
Menu [Play Settings] (weergave-instellingen)
[Slideshow]
(diavoorstelling)
........Instelling van de volgende onderdelen: inhoud,
weergave-interval, al dan niet gebruiken van geluid,
en al dan niet herhalen bij de weergave van
opgenomen beelden als diavoorstelling op de LCD-
monitor van de camera of op een televisie.
blz. 108
[Playback Rate]
(weergavesnelheid)
..Instellen van het weergave-interval bij de weergave
van opnamen die zijn gemaakt met de
intervalopname- of serieopnamefunctie. blz. 114
[Video] ........................Instelling van video-uitgangsformaat (NTSC/PAL) bij
aansluiting op een televisie. blz. 116
[Overlay] ....................Instelling van de weergave van beeldinformatie op
het presentatiescherm: standaard of met details
(ISO-gevoeligheid, brandpuntsafstand en al dan niet
weergave van EV-correctiefunctie). blz. 117
62
Voor elke functie weergegeven menuonderdelen
Overzichtsfunctie
Menu [Edit] (bewerken)
[Delete] (verwijderen)
Het op het bewerkingsscherm geselecteerde
beeld verwijderen. blz. 126
[Group] (groep) ........Een op het bewerkingsscherm geselecteerd
beeld een naam geven om een nieuwe groep
te maken of het beeld toe te voegen aan een
bestaande groep. blz. 133
[Protect] (beveiligen) Het op het bewerkingsscherm
geselecteerde beeld beveiligen, zodat het
niet kan worden verwijderd, of de beveiliging
opheffen. blz. 129
[Categorize]
(categoriseren)
..........Het op het bewerkingsscherm geselecteerde
beeld indelen in een bepaalde categorie.
blz. 131
Menu [Print Order Form] (printopdrachtmenu)
[Add Images]
(beelden toevoegen)
....Bij het afdrukken van op het
bewerkingsscherm geselecteerde beelden
kunt u instellen of u een indexafdruk of
standaardafdrukken wilt en kunt u het aantal
exemplaren instellen. blz. 145
[View Order]
(printopdracht
bekijken)
......................De afdrukopdracht weergeven. blz. 146
[Erase Order]
(opdracht wissen)
....Alle afdrukopdrachten verwijderen.
blz. 147
Menu [Transmit] verzenden
[Camera Camera]
....Beelden verzenden naar of ontvangen van
een andere Pentax EI-2000 camera of een
andere digitale camera met het Digita-
besturingssysteem. blz. 155
[Camera Printer]
......Overbrengen van beelden in deze camera
naar een Hewlett Packard JetSend-
compatibele printer om af te drukken.
blz. 148
Menu [Find] (zoeken)
[By date] (op datum) ....Beelden zoeken en weergeven binnen het
opgegeven datumbereik op het
bewerkingsscherm. blz. 139
[By category]
(op categorie)................Beelden in bepaalde categorieën zoeken en
weergeven op het bewerkingsscherm.
blz. 141
63
VERSCHILLENDE FUNCTIES
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN..............................................................64
Serieopnamen maken ............................................................................................65
Een bepaald aantal opnamen maken met vaste tussenpozen
Intervalopnamefunctie............................................................................................66
Opnamen maken met de geprogrammeerde automatische belichtingsfunctie ..68
Opnamen maken met de automatische belichtingsfunctie
met sluitertijdvoorkeuze..........................................................................................69
Opnamen maken met de automatische belichtingsfunctie met
diafragmavoorkeuze ..............................................................................................71
Opnamen maken met de handmatige belichtingsfunctie......................................72
Handmatig scherpstellen Handmatige scherpstelling......................................73
Opnamen maken met belichtingsgeheugen Belichtingsgeheugenknop ........75
Geluid opnemen op opgenomen beelden Geluidsopname ............................77
BESTANDSINSTELLINGEN ..........................................................................................79
Indeling en grootte van beelden instellen Bestandsinstellingen ......................79
BELICHTING, WITBALANS EN ISO-GEVOELIGHEID INSTELLEN............................81
Instelling van het scherpstelbereik voor autofocus AF-bereik ..........................82
Kleurbalans aanpassen op basis van omgevingslicht Witbalans ....................83
Lichtmeetbereik voor automatische belichting instellen ter bepaling van de
belichting Lichtmeetbereik voor automatische belichting ................................84
Autofocus-selectie selecteren................................................................................85
ISO-filmgevoeligheidsinstelling ISO-gevoeligheid............................................86
Opnamen maken met automatische belichtingsaanpassing EV-bracketing....87
DATUM- EN TIJDGEGEVENS EN TEKST AFDRUKKEN OP EEN OPNAME..............89
Instelling van de datum en tijd die moeten worden afgedrukt op een opname
Datum en tijd ..........................................................................................................89
Instelling van een tekst die moet worden afgedrukt op een opname Tekst ......91
Instelling van een logo dat moet worden afgedrukt op een opname Logo ......95
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN ..............................................97
De weergavestatus van de LCD-monitor wijzigen Weergave ..........................98
Het afspeelvolume en functiegeluid wijzigen Geluid ......................................100
Alle gegevens op de CF-kaart wissen De kaart formatteren ..........................101
Het weergaveformaat van de datum wijzigen Datum en tijd instellen ............102
De methode voor het nummeren van beelden wijzigen Beeldenteller ..........104
De camera een naam geven Cameranaam ....................................................105
De fabrieksinstellingen van de camera herstellen Instellingen herstellen ......106
64
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN
Met deze camera kunnen opnamen beeld voor beeld worden gemaakt (enkelbeeldopname) door de
ontspanknop in te drukken. Daarnaast heeft de camera de volgende opnamemethoden. Het is ook
mogelijk bij een opname geluid op te nemen.
Serieopnamen blz. 65
Zolang de ontspanknop wordt ingedrukt, worden er continu opnamen gemaakt.
Intervalopnamen blz. 66
Als de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt het opgegeven aantal opnamen gemaakt met het
opgegeven interval.
Opnamen maken met de geprogrammeerde automatische belichtingsfunctie blz. 68
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma automatisch in.
Opnamen maken met de automatische belichtingsfunctie met sluitertijdvoorkeuze blz. 69
De camera stelt automatisch het diafragma in op basis van de geselecteerde sluitertijd.
Opnamen maken met de automatische belichtingsfunctie met diafragmavoorkeuze blz.
71
De camera stelt automatisch de sluitertijd in op basis van het geselecteerde diafragma.
Opnamen maken met de handmatige belichtingsfunctie - Handmatige belichtingsfunctie
blz. 72
Het is mogelijk opnamen te maken door zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig in te
stellen. Alleen bij deze functie kan een externe flitser worden gebruikt.
Geluid opnemen
Bij het maken van een opname kan ook geluid worden opgenomen.
U kunt geluid opnemen in een grote ruimte of door de camera te richten op een microfoon,
bijvoorbeeld als op een verjaardag iedereen hiep hiep hoera! of gefeliciteerd! roept.
65
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Serieopnamen maken
Zolang de ontspanknop wordt ingedrukt, worden er continu opnamen gemaakt.
Bij serieopnamen worden er continu opnamen gemaakt zolang de ontspanknop wordt
ingedrukt (tot de CF-kaart vol is).
Bij serieopnamen worden er zo snel mogelijk achter elkaar opnamen gemaakt, maar er kunnen
verschillen optreden in de tussenpozen vanwege de verwerking door camera en het opladen
van de flitser.
1 Overschakelen op de serieopnamefunctie
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Druk op de drive-knop tot het symbool voor
serieopnamen ( ) op het LCD verschijnt.
Druk op de weergaveknop als u opnamen wilt maken
via de LCD-monitor.
2 Serieopnamen
1Zorg dat het gewenste onderwerp zich binnen het
AF-kader in de zoeker bevindt en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
2Controleer of het AF-symbool in de zoeker verschijnt,
druk de ontspanknop verder in en houd deze
ingedrukt tot de serie compleet is.
3Laat de ontspanknop los als de serie klaar is.
Het laatste beeld van de reeks wordt weergegeven
op het instantcontrolescherm.
Om op het instantcontrolescherm weergegeven
beelden te verwijderen, drukt u op de middelste soft-
toets en kiest u het soft-menu [Delete] (verwijderen).
Zolang [Ready] (gereed) op de LCD-monitor staat,
kunnen er continu opnamen worden gemaakt.
Drive-knop Serieopnamesymbool
Instantcontrolescherm
66
Een bepaald aantal opnamen maken met vaste tussenpozen Intervalopnamefunctie
Het opgegeven aantal opnamen wordt gemaakt met een vast interval.
1 Het instellingenscherm [Timelapse]
(intervalopname) weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Druk op de menuknop om het menu [Capture Settings]
(opname-instellingen) weer te geven.
3Markeer de tekst [Timelapse] (intervalopname).
4Druk op de linker soft-toets om [Edit] (bewerken) te
selecteren.
Het scherm [Timelapse Settings] (instellingen
intervalopname) verschijnt.
2 Aantal beelden en interval instellen
1Gebruik de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing om het totale aantal op te nemen
beelden weer te geven bij # Images.
Het aantal beelden kan worden ingesteld van 2 tot
1000. Als er bij het starten van de belichting
onvoldoende ruimte is op de CF-kaart voor het
opgegeven aantal beelden, verschijnt de melding
[Not Enough Memory] (te weinig geheugen). Stel een
aantal in dat volgens de weergave op het LCD
mogelijk is.
2Markeer de tekst [Interval].
3Gebruik de linker- en rechterpijl (
ts) van de vierweg-
besturing om het in te stellen interval weer te geven.
4Druk na de instelling op de rechter soft-toets om
[Exit] (afsluiten) te selecteren.
Het menu [Capture Settings] verschijnt weer op het
scherm.
5Selecteer met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten).
Het scherm met opname-instellingen verschijnt weer.
Menu [Capture Settings] (opname-instellingen)
Scherm [Timelapse Settings]
67
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
3 Overschakelen op de intervalopnamefunctie
1Druk tweemaal op de drive-knop om de interval-
opnamefunctie ( ) weer te geven op het LCD.
Druk op de weergaveknop als u opnamen wilt maken
via de LCD-monitor.
4 Intervalopname starten
1Zorg dat het gewenste onderwerp zich binnen het
AF-kader in de zoeker bevindt en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
2Controleer of het AF-symbool in de zoeker staat en
druk de ontspanknop helemaal in.
De eerste opname wordt gemaakt. Op de LCD-monitor
verschijnt het opgenomen beeld en een timer die
terugtelt (de tijd gemeten op basis van het aantal
beelden en het vaste interval). Ook het aantal reeds
gemaakte opnamen wordt getoond.
De intervalopname kan op elk gewenst moment
worden afgebroken door op de rechter soft-toets te
drukken om [Stop] te selecteren.
3Als de intervalopname klaar is, verschijnt het eerste
opgenomen beeld op het instantcontrolescherm.
Alle met de intervalopnamefunctie gemaakte beelden
worden op de CF-kaart opgeslagen als groep.
Selecteer [Delete] door op de middelste soft-toets te
drukken om met de intervalopnamefunctie opgenomen
beelden te verwijderen terwijl het
instantcontrolescherm zichtbaar is.
Bij het maken van opnamen in de
intervalopnamefunctie is de functie voor automatische
uitschakeling van de camera niet actief.
Belangrijk
Bij het fotograferen van een onderwerp via de LCD-
monitor kan er licht in de zoeker vallen en de opname
beïnvloeden. Gebruik het meegeleverde oculairkapje om
te voorkomen dat er licht in de zoeker valt.
Drive-knop Symbool intervalopnamefunctie
Het scherm tijdens het maken van
opnamen
Aantal beeldenTimer-weergave
68
Opnamen maken in de geprogrammeerde automatische belichtingsfunctie
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma automatisch in.
1 De geprogrammeerde automatische
belichtingsfunctie instellen
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Draai de belichtingsfunctiekiezer naar [ ]
(geprogrammeerde automatische belichtingsfunctie).
3Maak de beelduitsnede in het AF-kader van de
zoeker en druk de ontspanknop tot halverwege in.
De sluitertijd en het diafragma worden weergegeven in
de zoeker.
4Om de combinatie van sluitertijd en diafragma te
wijzigen (programmaverschuiving), draait u de
selectiekiezer.
De sluitertijd en het diafragma worden weergegeven
op het LCD en in de zoeker.
Als de kiezer naar rechts wordt gedraaid, wordt een
langere sluitertijd en een kleiner diafragma ingesteld.
Als de kiezer naar links wordt gedraaid, wordt een
kortere sluitertijd en een groter diafragma ingesteld.
Kijk naar het onderwerp in de zoeker en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
De huidige sluitertijd en diafragmawaarde worden
weergegeven in de zoeker.
5Als de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, worden
opnamen gemaakt met de ingestelde sluitertijd en
diafragmawaarde.
Selectiekiezer
69
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
De belichting aanpassen
Om de belichting aan te passen, draait u de selectiekiezer terwijl u de belichtingscorrectieknop
/ indrukt. De staafgrafiek voor de belichting verschijnt met een symbool op de ingestelde
positie.
Het symbool in de zoeker geeft aan dat de EV-correctie actief is.
Om de belichting in de plus-richting (overbelichting) aan te passen, draait u de kiezer naar rechts.
Om de belichting in de min-richting (onderbelichting) aan te passen, draait u de kiezer naar links.
De belichting kan alleen worden aangepast in de volgende belichtingsfuncties:
[ ] geprogrammeerde automatische belichting, [ ] automatische belichting
met sluitertijdvoorkeuze of [ ] automatische belichting met
diafragmavoorkeuze.
Opnamen maken met automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze
Het diafragma wordt automatisch ingesteld op basis van de ingestelde sluitertijd.
1 Automatische belichting met
sluitertijdvoorkeuze instellen als
belichtingsfunctie
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Draai de belichtingsfunctiekiezer naar [ ]
(automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze).
De huidige instellingen worden weergegeven op het
LCD.
Belichtingscorrectie/AV-knop
Staafgrafiek belichting
70
2 De sluitertijd instellen
1Draai de selectiekiezer om de sluitertijd te wijzigen.
De aangepaste sluitertijd wordt weergegeven op het
LCD en in de zoeker.
Voor een kortere sluitertijd draait u de kiezer naar
rechts.
Voor een langere sluitertijd draait u de kiezer naar
links.
2Zorg dat het gewenste onderwerp zich binnen het
AF-kader in de zoeker bevindt en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
Het diafragma, gebaseerd op de sluitertijd, wordt
weergegeven in de zoeker.
3Als de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, wordt
de opname gemaakt met een diafragma dat is
gebaseerd op de ingestelde sluitertijd.
Als er geen diafragma kan worden geselecteerd op
basis van de ingestelde sluitertijd, knippert de
diafragmawaarde. Wijzig de sluitertijd zodanig dat de
diafragmawaarde niet meer knippert.
Om de belichting aan te passen, draait u de
selectiekiezer terwijl u de belichtingscorrectie/AV-knop
indrukt. De belichting aanpassen blz. 69
Selectiekiezer
71
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Opnamen maken met automatische belichting met diafragmavoorkeuze
De sluitertijd wordt automatisch geselecteerd op basis van het ingestelde diafragma.
1 Automatische belichting met
diafragmavoorkeuze instellen als
belichtingsfunctie.
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Draai de belichtingsfunctiekiezer naar [ ]
(automatische belichting met diafragmavoorkeuze).
De huidige instellingen worden weergegeven op het
LCD.
2 Het diafragma instellen
1Draai de selectiekiezer om het diafragma te wijzigen.
Het geselecteerde diafragma wordt weergegeven op
het LCD en in de zoeker.
Voor een kleiner diafragma draait u de kiezer naar
rechts.
Voor een groter diafragma draait u de kiezer naar
links.
Om de belichting aan te passen, draait u de
selectiekiezer terwijl u de belichtingscorrectie/AV-knop
indrukt. De belichting aanpassen blz. 69
2Zorg dat het gewenste onderwerp zich binnen het
AF-kader in de zoeker bevindt en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
De correcte sluitertijd, gebaseerd op het
geselecteerde diafragma, verschijnt in de zoeker.
3Als de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, wordt
de opname gemaakt met een sluitertijd die is
gebaseerd op het ingestelde diafragma.
Selectiekiezer
72
Opnamen maken met de handmatige belichtingsfunctie
Het is mogelijk opnamen te maken waarbij zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig wordt ingesteld.
1 Handmatige belichting instellen als
belichtingsfunctie
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Draai de belichtingsfunctiekiezer naar [ ]
(handmatige belichting).
De huidige instellingen worden weergegeven op het
LCD.
De staafgrafiek voor de belichting aflezen
Als de handmatige belichtingsfunctie is ingesteld, verschijnt de staafgrafiek voor de
belichting.
De streepjes in de staafgrafiek geven de ruimte aan tussen de correcte belichting voor
het onderwerp en de ingestelde belichting. Hoe minder streepjes er zijn, des te beter
benadert de ingestelde belichting de correcte belichting. De juiste belichting is ±0. Er is
sprake van overbelichting (+) wanneer de ruimte meer dan 0 is en van onderbelichting
(-) wanneer de ruimte minder dan 0 is.
Het minteken knippert bij een onderbelichting van -3EV, het plusteken knippert bij een
overbelichting van +3EV.
U kunt controleren of de belichting correct is.
Controleer de belichting met ( ) en ( ) onder in de zoeker.
Correcte belichting... de symbolen ( ) verschijnen niet.
Overbelichting... ( ) knippert bij een overbelichting van +3EV.
Onderbelichting... ( ) knippert bij een onderbelichting van -3EV.
Staafgrafiek
73
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
2 De sluitertijd instellen
1Draai de selectie kiezer om de sluitertijd in te stellen.
De geselecteerde sluitertijd wordt weergegeven op het
LCD en in de zoeker.
Voor een langere sluitertijd draait u de kiezer naar
rechts.
Voor een kortere sluitertijd draait u de kiezer naar links.
3 Het diafragma instellen
1Om het diafragma in te stellen, draait u de selectie-
kiezer terwijl u de belichtingscorrectie/AV-knop indrukt.
Het geselecteerde diafragma wordt weergegeven op
de LCD monitor en in de zoeker.
Voor een kleiner diafragma draait u de kiezer naar
rechts.
Voor een groter diafragma draait u de kiezer naar
links.
4 Opnamen maken
1Zorg dat het gewenste onderwerp zich binnen het
AF-kader in de zoeker bevindt en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
De ingestelde sluitertijd en diafragmawaarde worden
weergegeven in de zoeker.
2Als de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, wordt
de opname gemaakt met de ingestelde sluitertijd en
diafragmawaarde.
Handmatig scherpstellen Handmatige scherpstelling
U kunt handmatig scherpstellen.
1 De LCD-monitor weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Druk op de weergaveknop om de LCD-monitor weer te
geven.
Bij handmatige scherpstelling dient de LCD-monitor te
worden gebruikt voor het maken van opnamen.
74
2 Overschakelen op handmatige scherpstelling
1Druk op de linker soft-toets om [AF] te selecteren.
[MF] wordt weergegeven in het soft-menu en de
handmatige scherpstelfunctie wordt ingesteld.
De beschikbare scherpstelbereiken zijn: 0,1 m, 0,2 m,
0,3 m, 0,5 m, 0,7 m, 1 m, 1,5 m, 3 m, 10 m, oneindig.
De waarde 0,1 m is beschikbaar bij de maximale tele-
instelling.
3 De opname-afstand instellen
1Stel de opname-afstand in met behulp van de linker-
en rechterpijl (ts) van de vierwegbesturing.
4 Opnamen maken
1Controleer of de scherpstelling van het onderwerp
correct is en druk de ontspanknop helemaal in.
Handmatige scherpstelfunctie
Opname-afstand
75
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Opnamen maken met het belichtingsgeheugen Belichtingsgeheugenknop
Het belichtingsgeheugen is een functie die ervoor zorgt dat de camera de huidige belichting
onthoudt. De functie werkt goed in combinatie met spotmeting.
Wanneer het te fotograferen onderwerp zich niet midden op het scherm bevindt en de achtergrond
te licht of te donker is, kan de opname worden gemaakt door de optimale belichting voor het
onderwerp vast te houden, ongeacht het feit of de achtergrond te licht of te donker is.
Wanneer automatische belichting met standaardprogramma (lachend gezichtje) is ingesteld
als belichtingsfunctie, handmatige belichtingsfunctie, is de belichtingsgeheugenknop
uitgeschakeld. Druk de ontspanknop tot halverwege in om de belichting vast te houden.
1 De camera gereedmaken
1Controleer of de batterij en de CF-kaart zijn geplaatst.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie.
2 De belichting vasthouden
In de Picture-functie
1Selecteer een geprogrammeerde automatische
belichtingsfunctie, uitgezonderd de automatische
belichtingsfunctie met standaardprogramma.
De belichtingsinstellingen worden weergegeven in
de zoeker.
2Richt de camera op het onderwerp waarvan u de
belichting wilt vasthouden in het geheugen.
Om de belichting te controleren, drukt u de
ontspanknop tot halverwege in, zodat de sluitertijd en
het diafragma zichtbaar worden.
3Druk eenmaal op de belichtingsgeheugenknop.
De belichting (sluitertijd en diafragma) wordt
vastgehouden in het geheugen en het belichtings-
geheugensymbool ( ) verschijnt in de zoeker.
4Richt de camera op het te fotograferen onderwerp
en druk de ontspanknop in terwijl het belichtings-
geheugensymbool zichtbaar is.
76
Bij geprogrammeerde automatische belichting
( ), automatische belichting met sluitertijd-
voorkeuze ( ), automatische belichting met
diafragmavoorkeuze ( )
1Stel de belichtingsfunctiekiezer in op geprogrammeerde
automatische belichting ( ), automatische belichting
met sluitertijdvoorkeuze ( ) of automatische belichting
met diafragmavoorkeuze ( ).
De sluitertijd en diafragmawaarde worden weergegeven
in de zoeker.
2Richt de camera op het onderwerp dat u wilt
fotograferen.
3Stel een sluitertijd in als automatische belichting met
sluitertijdvoorkeuze is ingesteld, of stel een diafragma
in als automatische belichting met
diafragmavoorkeuze is ingesteld.
4Druk eenmaal op de belichtingsgeheugenknop.
De belichting (sluitertijd en diafragma) wordt
vastgehouden in het geheugen en het belichtings-
geheugensymbool ( ) verschijnt in de zoeker.
5Richt de camera op het te fotograferen onderwerp en
druk de ontspanknop in terwijl het belichtings-
geheugensymbool zichtbaar is.
Alle opnamen die worden gemaakt terwijl het
belichtingsgeheugensymbool zichtbaar is, krijgen
dezelfde belichting.
Bij een druk op de belichtingsgeheugenknop wordt de
belichting twintig seconden vastgehouden in het
geheugen. Om het belichtingsgeheugen te annuleren,
drukt u nogmaals op de belichtingsgeheugenknop of
doet u 20 seconden lang niets met de camera, tot het
belichtingsgeheugensymbool ( ) verdwijnt.
77
DE VERSCHILLENDE OPNAMEMETHODEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Het belichtingsgeheugen kan niet alleen worden geactiveerd met de belichtings-
geheugenknop, maar ook door de ontspanknop tot halverwege in te drukken.
Het belichtingsgeheugen kan echter niet worden geactiveerd door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken wanneer de belichtings-
geheugenfunctie al is geactiveerd met de belichtingsgeheugenknop. Druk in dat
geval de ontspanknop tot halverwege in om de belichting vast te houden.
Om het belichtingsgeheugen te gebruiken in combinatie met de zelfontspanner,
moet u de belichtingsgeheugenknop gebruiken, niet de ontspanknop. De
belichtingsgeheugenfunctie wordt geannuleerd wanner u uw vinger van de
ontspanknop haalt.
Geluid opnemen bij opgenomen beelden Geluidsopname
Meteen na het maken van opnamen kan er geluid worden opgenomen (terwijl het instant-
controlescherm wordt weergegeven).
Het is mogelijk na het maken van opnamen geluid op te nemen en opnieuw op te nemen in de
presentatiefunctie of de overzichtsfunctie. ( blz. 122)
Het is mogelijk alleen geluid op te nemen in de overzichtsfunctie ( blz. 123) naast het
opnemen van geluid onmiddellijk na het maken van opnamen.
1 Geluid opnemen onmiddellijk na het maken
van opnamen (geluidsopname in opnamefunctie)
1Draai de functiekiezer om de opnamefunctie te
selecteren ( ).
2Bereid het maken van een opname voor.
3Maak een opname.
Het opgenomen beeld wordt weergegeven op het
instantcontrolescherm.
4Als u op de geluidsopnameknop drukt, gaat het
microfoonsymbool knipperen en begint de opnametijd
te lopen.
De microfoon aan de voorzijde van de camera neemt
geluid op.
Geluidsopnameknop
Geluidsopnamescherm
78
5Druk op de geluidsopnameknop om de opname te
stoppen.
Het instantcontrolescherm verschijnt weer.
Om het opgenomen geluid af te spelen, selecteert u
met de linker soft-toets het soft-menu [Play] (afspelen)
terwijl het instantcontrolescherm na de opname
zichtbaar is.
U kunt zowel geluid als beeld, of alleen geluid,
verwijderen door het soft-menu [delete] te selecteren
met de middelste soft-toets terwijl het
instantcontrolescherm zichtbaar is na het maken van
een opname.
Als [Ready] wordt weergegeven, worden het
opgenomen beeld en geluid opgeslagen op de
CF-kaart.
U kunt maximaal 45 seconden geluid opnemen.
Instantcontrolescherm na opname
79
BESTANDSINSTELLINGEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
BESTANDSINSTELLINGEN
Bestandsinstellingen instellen voor enkelbeeldopnamen, serieopnamen en intervalopnamen.
Intervalopnamen instellen blz. 66
Indelingen voor opslag van beelden
JPEG (indeling met compressie), TIFF (indeling zonder compressie)
Kwaliteitsniveau (mate van compressie) van beeld bij opslag in indeling JPEG
Goed, Beter, Best
Beeldresolutie
Volledig (1600 × 1280 pixels), 1/4 (800 × 640 pixels)
Kleur
Volledig, Z-W, Sepia
Indeling en grootte van beelden instellen Bestandsinstellingen
Bestandsinstellingen instellen voor enkelbeeldopnamen, serieopnamen en intervalopnamen.
De bestandsinstelling wordt in de camera vastgehouden en blijft dus altijd gelden,
ook wanneer de camera wordt uitgezet. Selecteer [Default] (standaard) op het scherm
[File Settings] om de fabrieksinstelling te herstellen.
1 Het scherm [File Settings]
(bestandsinstelling)
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Capture Settings] (opname-instellingen).
3Controleer of de tekst [File] is gemarkeerd en druk op
de linker soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [File Settings] verschijnt.
Menu [Capture Settings]
80
2 Bestandsinstellingen
1Gebruik de pijl-omhoog en de pijl-omlaag (▲▼) van
de vierwegbesturing om instellingsonderdelen te
markeren. Met de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing stelt u de inhoud in.
2Als u op de rechter soft-toets [Exit] drukt na instelling van
de gewenste onderdelen, verschijnt het menu [Capture
Settings].
Met de linker soft-toets kunt u [Default] (standaard)
selecteren; hierdoor wordt de fabrieksinstelling
hersteld.
3Als het soft-menu [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd
met de rechter soft-toets, verschijnt het menu met de
bestaande opname-instellingen. U kunt nu opnamen
maken met de gekozen bestandsinstellingen.
Bestandstype
Selecteer het bestandstype voor het opnemen van beelden.
[TIFF]: Opslag van bestanden zonder compressie.
[JPEG]: Opslag van bestanden met compressie.
Kwaliteitsniveau
Wanneer [JPEG] is ingesteld als bestandstype, kunt u [Good], [Better], of [Best]. instellen als
kwaliteitsniveau Dit is niet mogelijk wanneer [TIFF] is ingesteld als bestandstype.
Bij de opslag van beelden als bestandstype [JPEG] bepaalt de mate van compressie het
kwaliteitsniveau. Hoe sterker de mate van compressie, hoe minder opslagcapaciteit er nodig
is, maar ook hoe meer kwaliteitsverlies er optreedt.
Mate van compressie: (hoger) Good>Better>Best (lager)
Kwaliteitsniveau: (ruwer) Good>Better>Best (hoger)
Resolutie
Stel de beeldresolutie in voor het maken van opnamen.
[Full Size]: opnamen maken van 1600 × 1280 pixels
[1/4 Size]: opnamen maken van 800 × 640 pixels
Kleur
Stel de kleurfunctie in voor het maken van opnamen: [Full], [B&W] of [Sepia].
Bestandsinstellingen en het aantal opnamen dat kan worden gemaakt
Bij het instellen van de bestandsinstellingen kan het aantal opnamen dat kan worden
gemaakt, veranderen.
Wanneer u het bestandstype [TIFF] (zonder compressie) en de resolutie [Full Size] hebt
ingesteld, kunt u opnamen maken op het beste kwaliteitsniveau, maar kunnen er minder
beelden worden opgeslagen op de CF-kaart.
Wanneer u het bestandstype [JPEG], het kwaliteitsniveau [Good] en de resolutie [1/4
Size] hebt ingesteld, kan het maximale aantal beelden worden opgeslagen op de
geheugenkaart, maar is de beeldkwaliteit het laagst. blz. 42
Scherm [File Settings]
81
BELICHTING, WITBALANS EN ISO-GEVOELIGHEID INSTELLEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
BELICHTING, WITBALANS EN ISO GEVOELIGHEID
INSTELLEN
In het menu [Photo Assist] (fotohulp) kunt u het AF-bereik, de witbalans, de lichtmeting bij
automatische belichting, de AF-selectie, de ISO-gevoeligheid en EV-bracketing instellen.
Belangrijk
De onderdelen van het menu [Photo Assist] zijn alleen beschikbaar als de belichtingsfunctiekiezer
is ingesteld op P (geprogrammeerde automatische belichting), TV (automatische belichting met
sluitertijdvoorkeuze), AV (automatische belichting met diafragmavoorkeuze) of M (handmatige
belichting). Wanneer de kiezer is ingesteld op een van de Picture-functies, wordt het menu licht
weergegeven en kunnen de onderdelen niet worden ingesteld.
AF bereik
Stelt het scherpstelbereik in voor automatische scherpstelling in de macrofunctie (0,02 m tot 0,6 m
bij de maximale telestand) en de normale instelling (0,2 m tot 0,6 m voor de rest van het bereik).
blz. 82
Witbalans
De kleurbalans aanpassen op basis van het omgevingslicht blz. 83
Lichtmeting bij automatische belichting
Instelling van de lichtmeting bij automatische belichting. blz. 84
Integraalmeting, lichtmeting met nadruk op het midden en spotmeting zijn beschikbaar.
AF-selectie
Stel de AF-selectie in: AF-vergrendeling (scherpstelling door de ontspanknop tot halverwege in te
drukken met vergrendeling van het brandpunt) of continue AF (continu scherpstellen op een
onderwerp). blz. 85
ISO-gevoeligheid
Stel de ISO-gevoeligheid in: ISO25, ISO50, ISO100, ISO200 of ISO400. blz. 86
EV-bracketing
De functie EV-bracketing zorgt dat er drie opeenvolgende opnamen worden gemaakt met
verschillende belichtingen. blz. 87
82
Scherpstelbereik voor autofocus instellen AF-bereik
Stelt het scherpstelbereik in voor de autofocus (0,02 m tot 0,6 m voor de maximale telestand; 0,2 m
tot 0,6 m voor de rest van het bereik).
Bij het maken van opnamen terwijl de handmatige scherpstelling actief is ( blz. 73), zijn de
betreffende instellingen uitgeschakeld. Deze instellingen betreffen alleen P (geprogrammeerde
automatische belichting), TV (automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze), AV
(automatische belichting met diafragmavoorkeuze) en M (handmatige belichting). In het
standaardprogramma van de automatische belichting wordt het bereik automatisch ingesteld,
los van de hier gemaakte instellingen.
1 Het scherm [AF Range] weergeven.
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en op de rechterpijl s
van de vierwegbesturing drukt, verschijnt het menu
[Photo Assist] (fotohulp).
3Controleer of de tekst [AF Range] gemarkeerd is en
selecteer [Edit] door op de linker soft-toets te drukken.
Het scherm [Auto Focus Range] verschijnt.
2 Het autofocusbereik selecteren
1Gebruik de toetsen pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼)
van de vierwegbesturing om het in te stellen onderdeel
te markeren en druk op de linker soft-toets om [Select]
te kiezen.
Het geselecteerde AF-bereik en het menu [Capture
Mode] verschijnt.
2Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
U kunt nu opnamen maken met het ingestelde
AF-bereik.
Stel het scherpstelbereik weer in op Normaal als u
klaar bent met macro-opnamen.
De ontspanknop kan worden bediend, zelfs wanneer
niet op het onderwerp is scherpgesteld binnen het
normale scherpstelbereik; in de macrofunctie kan de
ontspanknop alleen worden bediend als op het
onderwerp is scherpgesteld.
Menu [Photo Assist] (fotohulp)
De huidige instelling van het AF-bereik
Vinkje
Scherm [Auto Focus Range]
83
BELICHTING, WITBALANS EN ISO-GEVOELIGHEID INSTELLEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Kleurbalans aanpassen op basis van omgevingslicht Witbalans
Past de kleur van opnamen aan het omgevingslicht aan.
Bij het maken van opnamen onder TL-licht of normale verlichting (gloeilampen) kan de hele opname
een groene of rode zweem vertonen. Met de witbalans past u de kleur van de opname aan het
omgevingslicht aan
Deze instellingen betreffen alleen P (geprogrammeerde automatische belichting), TV
(automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze), AV (automatische belichting met
diafragmavoorkeuze) en M (handmatige belichting). In het standaardprogramma van de
automatische belichting wordt de witbalans automatisch ingesteld, los van de hier gemaakte
instellingen.
Auto
Past de witbalans automatisch aan.
Daylight (daglicht)
Stel de witbalans hierop in voor opnamen bij natuurlijk zonlicht.
Tungsten (kunstlicht)
Stel de witbalans hierop in voor opnamen bij normale verlichting (gloeilampen).
Fluorescent (TL-licht)
Stel de witbalans hierop in voor opnamen bij TL-verlichting (fluorescerend licht).
5500K
Stel de witbalans in op 5500K bij het maken van opnamen bij verlichting met een kleurtemperatuur
van 5500K.
1 Het scherm [White Balance] (witbalans)
weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing drukt, verschijnt het menu
[Photo Assist] (fotohulp).
3Markeer met de pijl-omlaag () van de
vierwegbesturing de tekst [White Balance] en druk op
de linker soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [White Balance] (witbalans) verschijnt.
2 De lichtomstandigheden selecteren
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing om de van toepassing zijnde
lichtomstandigheden te markeren.
2Druk op de linker soft-toets om het soft-menu [Select]
te selecteren.
De geselecteerde witbalans wordt ingesteld en het
menu Photo Assist (fotohulp) verschijnt weer.
3Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
U kunt nu opnamen maken met de ingestelde
witbalans.
Vinkje
De huidige instelling
van de witbalans
Scherm [White Balance] (witbalans)
Menu [Photo Assist] (fotohulp)
84
Lichtmeetbereik voor automatische belichting instellen ter bepaling van de belichting
Lichtmeting voor automatische belichting
Stel bij de instelling van de belichting het lichtmeetbereik voor automatische belichting in op het scherm.
Deze instellingen betreffen alleen P (geprogrammeerde automatische belichting), TV
(automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze), AV (automatische belichting met
diafragmavoorkeuze) en M (handmatige belichting). In het standaardprogramma van de
automatische belichting wordt de integraalmeting ingesteld, los van de hier gemaakte
instellingen.
Integraalmeting
Stelt de belichting in op basis van het hele scherm.
Lichtmeting met nadruk op het midden
Stelt de belichting in op basis van het grote middengebied van het scherm.
Spotmeting
Stelt de belichting in op basis van een klein middengebied van het scherm.
1 Het scherm [AE Metering] (Lichtmeting voor
automatische belichting) weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing drukt, verschijnt het menu
[Photo Assist] (fotohulp).
3Gebruik de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om de tekst [AE Metering] te markeren en druk op de
linker soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [AE Metering] (AE-lichtmeting) verschijnt.
2 [AE Metering] (AE-lichtmeting) instellen
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▼▲) van de
vierwegbesturing om het in te stellen lichtmeetbereik te
markeren en druk op de linker soft-toets om [Select] te
kiezen.
Het geselecteerde lichtmeetbereik wordt ingesteld en
het scherm [Photo Assist] (fotohulp) verschijnt weer.
2Druk op de rechter soft-toets om [Exit] (afsluiten) te
selecteren. De opnamestatus wordt hersteld.
U kunt nu opnamen maken met het ingestelde
lichtmeetbereik.
Menu [Photo Assist] (fotohulp)
Scherm [AE Metering] (AE-lichtmeting)
Vinkje
De huidige instelling
van het lichtmeetbereik
85
BELICHTING, WITBALANS EN ISO-GEVOELIGHEID INSTELLEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
AF-selectie instellen
Stel de AF-selectie in bij het maken van opnamen in de autofocusfunctie.
Deze instellingen betreffen alleen P (geprogrammeerde automatische belichting),
TV (automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze), AV (automatische belichting met
diafragmavoorkeuze) en M (handmatige belichting). In het standaardprogramma van
de automatische belichting wordt AF-vergrendeling ingesteld, los van de hier gemaakte
instellingen.
Scherpstelvergrendeling
Wanneer de flitser bezig is op te laden, kan de ontspanknop pas worden bediend als het opladen
gereed is.
Door de ontspanknop tot halverwege in te drukken, kunt u scherpstellen op een onderwerp en
deze scherpstelling vasthouden.
Continue AF
De ontspanknop kan ook tijdens het opladen van de flitser worden bediend.
Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt, kunt u continu scherpstellen op een onderwerp.
1 Het scherm [Focus Lock] weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing drukt, verschijnt het menu
[Photo Assist] (fotohulp).
3Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om de tekst [Focus Lock] te markeren en druk op de
linker soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Focus Lock] verschijnt.
2 Scherpstelvergrendeling instellen
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing om het in te stellen AF-type te
markeren en druk op de linker soft-toets om [Select]
te kiezen.
De geselecteerde scherpstelvergrendeling wordt
ingesteld en het menu [Photo Assist] (fotohulp)
verschijnt weer.
2Als u [Exit] (afsluiten) selecteert met de rechter soft-
toets, wordt de opnamestatus hersteld.
U kunt nu opnamen maken met de ingestelde
scherpstelvergrendeling.
Menu [Photo Assist] (fotohulp)
Scherm [Focus Lock]
Vinkje
De huidige instelling van de
scherpstelvergrendeling
86
ISO-filmgevoeligheidsinstelling ISO-gevoeligheid
De ISO-gevoeligheid kan net als bij gewone films worden ingesteld.
Deze instellingen betreffen alleen P (geprogrammeerde automatische belichting),
TV (automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze), AV (automatische belichting met
diafragmavoorkeuze) en M (handmatige belichting). In het standaardprogramma van de
automatische belichting wordt de automatische filmgevoeligheidsinstelling ingesteld,
los van de hier gemaakte instellingen.
De instelling van de ISO-gevoeligheid.
Instelling van een grotere ISO-gevoeligheid betekent een kortere belichtingstijd, maar ook een
lagere beeldkwaliteit.
De standaardinstelling van de ISO-gevoeligheid is 100. Daarnaast zijn ISO 25, 50, 200 en 400
beschikbaar.
1 Het scherm [ISO Speed] (ISO-gevoeligheid)
weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing drukt, verschijnt het menu
[Photo Assist] (fotohulp).
3Gebruik de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om de tekst [ISO Speed] (ISO-gevoeligheid) te
markeren en druk op de linker soft-toets om [Edit] te
selecteren.
Het scherm [ISO Speed] verschijnt.
2 De [ISO Speed] (ISO-gevoeligheid) instellen
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing om de gewenste ISO-gevoeligheid
te markeren en druk op de linker soft-toets om [Select]
te kiezen.
De geselecteerde ISO-gevoeligheid wordt ingesteld en
het menu [Photo Assist] (fotohulp), verschijnt weer.
2Als u [Exit] (afsluiten) selecteert met de rechter
softtoets, wordt de opnamestatus hersteld.
U kunt nu opnamen maken met de ingestelde
ISO-gevoeligheid.
Menu [Photo Assist] (fotohulp)
Scherm [ISO Speed] (ISO-gevoeligheid)
Vinkje
De huidige instelling van
de ISO-gevoeligheid
87
BELICHTING, WITBALANS EN ISO-GEVOELIGHEID INSTELLEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Opnamen maken met automatische aanpassing van de belichting EV-bracketing
De functie EV-bracketing zorgt dat er drie opeenvolgende opnamen worden gemaakt met
verschillende belichtingen. Bij de eerste opname wordt de belichting niet aangepast (±0),
de tweede opname wordt onderbelicht () en de derde opname wordt overbelicht (+).
EV-bracketing is alleen beschikbaar voor de volgende belichtingsfuncties:
P (geprogrammeerde automatische belichting), TV (automatische belichting met
sluitertijdvoorkeuze), AV (automatische belichting met diafragmavoorkeuze) en
M (handmatige belichting).
0,5 EV-stap
Nadat de ontspanknop is ingedrukt, worden achtereenvolgens drie opnamen gemaakt: een
opname zonder aangepaste belichting, een onderbelichte opname (-0,5 EV) en een overbelichte
opname (+0,5 EV).
1,0 EV-stap
Nadat de ontspanknop is ingedrukt, worden achtereenvolgens drie opnamen gemaakt: een
opname zonder aangepaste belichting, een onderbelichte opname (-1,0 EV) en een overbelichte
opname (+1,0 EV).
Bij instelling van de functie EV-bracketing kan alleen de ontspanknop worden bediend; de
overige functies zijn uitgeschakeld. Zorg ervoor dat alle voor de opname benodigde
instellingen zijn verricht alvorens EV-bracketing te activeren.
1 Het scherm [EV Bracket] weergeven.
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing drukt, verschijnt het menu
[Photo Assist] (fotohulp).
3Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om de tekst [EV Bracket] te markeren en druk op de
linker soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [EV Bracket] verschijnt.
2 [EV Bracket] instellen
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van
de vierwegbesturing om de tekst [0.5EV step] of
[1.0EV step] te markeren en druk op de linker
softtoets om [Select] te kiezen.
Menu [Photo Assist] (fotohulp)
Scherm [EV Bracket]
Vinkje
88
Bij instelling van de functie EV-bracketing kan alleen de
ontspanknop worden bediend; de overige functies zijn
uitgeschakeld.
Om de functie EV-bracketing te annuleren, drukt u op
de middelste soft-toets om [Spot Script] te selecteren
terwijl het scherm [EV Bracket] zichtbaar is. Het menu
[Photo Assist] verschijnt weer. Druk op de rechter soft-
toets om [Exit] te selecteren. De opnamestatus wordt
dan hersteld.
3 Opnamen maken met de functie EV-
bracketing
1Druk eenmaal op de ontspanknop.
Nadat er een opname is gemaakt zonder belichtings-
aanpassing, worden er nog twee opnamen gemaakt
met een onder- en overbelichting van 0,5EV of 1,0EV.
Nadat de opnamen zijn gemaakt, verschijnt het menu
[Photo Assist] weer.
2Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
Elke keer als een reeks van drie opnamen is gemaakt
met EV-bracketing, wordt de functie uitgeschakeld.
Wilt u verdergaan met EV-bracketing, selecteer de
functie dan opnieuw in het menu.
Controle in de presentatiefunctie
De informatie over de opname-instellingen kan worden gecontroleerd op de LCD-monitor
in de presentatiefunctie.
Niet-aangepaste belichting 1,0EV onderbelichting +1,0EV overbelichting
89
DATUM- EN TIJDGEGEVENS EN TEKST AFDRUKKEN OP EEN OPNAME
VERSCHILLENDE FUNCTIES
DATUM- EN TIJDGEGEVENS EN TEKST AFDRUKKEN OP
EEN OPNAME
Via het menu [Image Stamp] (beeldstempel) kunt u een datum/tijd, letters (tekst) of een logo
aanbrengen op een opname.
Als er eenmaal een datum/tijd of tekst is aangebracht op een opname, kunt u die niet meer
verwijderen, omdat de gegevens samen met de beelden worden opgeslagen.
Datum en tijd aanbrengen blz. 90
Stel de volgende kenmerken in voor de datum en tijd: type, positie, achtergrond van letters,
kleur van letters en achtergrondkleur.
Tekst aanbrengen blz. 91
Stel de volgende kenmerken in voor de tekst: invoerstijl, positie, achtergrond van letters, kleur
van letters en achtergrondkleur.
Een logo aanbrengen blz. 92
Zoek een op een CF-kaart opgeslagen logobestand op en stel de positie in waarop het logo
moet worden aangebracht. Deze functie is echter na aanschaf van de camera niet meteen
beschikbaar, omdat een nieuwe CF-kaart geen logobestand bevat.
Instelling van de datum en tijd die moeten worden afgedrukt op een opname Datum en tijd
U kunt de datum en tijd van de opname aanbrengen op een opname.
Formaat van de aan te brengen datum/tijd [Type]
Positie van de aan te brengen datum/tijd [Placement]
Rechtsboven Midden Linksonder Rechtsonder Linksboven
Type achtergrond voor de datum/tijd [Transparency] (transparantie)
Kleur van de aan te brengen datum/tijd
Rood Groen Blauw Cyaan Magenta Geel Zwart Wit
Kleur van de achtergrond (indien aanwezig)
Rood Groen Blauw Cyaan Magenta Geel Zwart Wit
Maand/dag/jaar,
uren : minuten
[Date]
maand/dag/jaar
[Time]
uren : minuten
[None]
Geen datum/tijd
[Opaque] De datum/tijd wordt van een
ondoorzichtige achtergrond voorzien
[Semi] De datum/tijd wordt van een
half doorzichtige achtergrond voorzien
[Clear] geen achtergrond voor
datum/tijd
90
1 Het scherm [Date/Time Stamp] (datum/tijd
aanbrengen) weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie( ).
2Druk op de menuknop en daarna tweemaal op de
rechterpijl (s) van de vierwegbesturing om het menu
[Image Stamp] weer te geven.
3Controleer of de tekst [Date & Time] gemarkeerd is en
druk op de linker soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Date/Time Stamp] verschijnt.
2 Het formaat van de aan te brengen datum/tijd
instellen
1Is de tekst [Type] gemarkeerd, gebruik dan de linkeren
rechterpijl (ts) van de vierwegbesturing om aan te
geven welk type datum/tijd moet worden aangebracht.
2Als u op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
drukt, wordt de tekst [Placement] gemarkeerd.
3Als u, nadat de gewenste instellingen zijn verricht, op
de rechter soft-toets drukt om [Exit] te selecteren,
verschijnt het menu [Image Stamp] weer.
Als u de aanvankelijke instellingen wilt herstellen, drukt
u op de linker soft-toets om [Default] (standaard) te
selecteren.
4Als u op de rechter soft-toets drukt om [Exit] (afsluiten)
te selecteren, wordt de opnamestatus hersteld.
Nu kunt u de datum/tijd aanbrengen op een opname
op basis van de gekozen instellingen.
Type
Hier kunt u aangeven welk type datum/tijd moet worden aangebracht.
[Date & Time]
(datum en tijd) ...... Zowel [date] (maand/dag/jaar) als [time] (uren : minuten) worden aangebracht.
[Date] .................... Alleen [date] (maand/dag/jaar) wordt aangebracht.
[Time] .................. Alleen [time] (uren : minuten) wordt aangebracht.
[None] .................. Er wordt geen datum of tijd aangebracht.
Het weergaveformaat van [Date] of [Time] wijzigen
Als u de volgorde van jaar, maand en dag in de aan te brengen datum wilt wijzigen (b.v.
maand/dag/jaar, jaar/maand/dag, enz.) of de tijdsindicatie (12-uurs of 24-uurs indicatie), gaat u
naar het scherm [Set Up Date and Time] (datum/tijd instellen). blz. 102
Menu [Image Stamp] (beeldstempel)
Scherm [Date/Time Stamp] (datum/tijdstempel)
vóór instelling
Scherm [Date/Time Stamp] (datum/tijdstempel)
na instelling
91
DATUM- EN TIJDGEGEVENS EN TEKST AFDRUKKEN OP EEN OPNAME
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Positie
U kunt de positie van de aan te brengen datum/tijd instellen. Bij elke druk op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing verschijnen de volgende positie-opties in deze volgorde:
[Rechtsboven] / [Midden] / [Linksonder] / [Rechtsonder] / [Linksboven]
Achtergrond van letters
Bij het aanbrengen van de datum/tijd op een opname kunt u bepalen wat er met de achtergrond
(het deel van het beeld op de positie waar de datum/tijd komt) moet gebeuren.
[Opaque]
(ondoorzichtig)....De op een opname aan te brengen datum/tijd wordt voorzien van een
achtergrond (of achtergrondkleur).
[Semi ] (half) ......De op een opname aan te brengen datum/tijd wordt voorzien van een half
doorzichtige achtergrond (of achtergrondkleur).
[Clear]
(doorzichtig)........De op een opname aan te brengen datum/tijd wordt niet voorzien van een
achtergrond (of achtergrondkleur). Alleen de datum/tijd wordt aangebracht.
Kleur van letters
U kunt de kleur van de aan te brengen datum/tijd instellen. Bij elke druk op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing verschijnen de volgende kleuropties in deze volgorde:
[Red] (rood)/ [Green] (groen)/ [Blue] (blauw) / [Cyan] (cyaan) / [Magenta] (magenta) /
[Yellow] (geel) / [Black] (zwart) / [White] (wit)
Achtergrondkleur
Wanneer u [Background] (achtergrond) selecteert voor de achtergrond van letters, kunt u de
achtergrondkleur van de datum/tijd instellen. Bij elke druk op de rechterpijl (s) van de
vierwegbesturing verschijnen de volgende kleuropties in deze volgorde:
[Red] (rood)/ [Green] (groen)/ [Blue] (blauw) / [Cyan] (cyaan) / [Magenta] (magenta) /
[Yellow] (geel) / [Black] (zwart) / [White] (wit)
Instelling van een tekst die moet worden afgedrukt op een opname Tekst
U kunt een passende tekst, zoals een naam van een persoon of plaats, aanbrengen op een opname.
Aan te brengen letters invoeren [Text Stamp] (tekststempel)
[1]: cijfers [A]: hoofdletters [a]: kleine letters [%]: symbolen [À]: Europese tekens
Stempelpositie - [Placement] (positie)
Rechtsboven Midden Linksonder Rechtsonder Linksboven
Type achtergrond van de aan te brengen letters - Transparency (transparantie)
Kleur van de aan te brengen letters
Rood Groen Blauw Cyaan Magenta Geel Zwart Wit
Achtergrondkleur (als er een achtergrond is)
Rood Groen Blauw Cyaan Magenta Geel Zwart Wit
[Opaque] ondoorzichtige
achtergrond achter tekst.
[Semi] half-doorzichtige
achtergrond.
[Clear] geen achtergrond
achter tekst.
92
1 Het scherm [Image Stamp] (beeldstempel)
weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie( ).
2Als u op de menuknop drukt en daarna tweemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Image Stamp].
3Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Text] te markeren en druk op de linker soft-toets
om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Text Stamp] (tekststempel) verschijnt.
2 De aan te brengen letters invoeren
1Als de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing worden gebruikt terwijl de tekst [Off]
(uit) is gemarkeerd, wordt de tekst [On] (aan)
gemarkeerd.
2Druk op de linker soft-toets om [Edit] (bewerken) te
selecteren.
Het scherm [New Text Stamp] verschijnt.
3Druk op de linker soft-toets om het type letters te
selecteren dat moet worden ingevoerd.
Beschikbare typen letters voor invoer
Als u op de linker soft-toets drukt, verschijnt er een
lijst met de volgende typen letters voor de invoer.
U kunt maximaal 31 letters invoeren (inclusief letters
met de maximale grootte).
[A] : Hoofdletters (A-Z)
[a] : Kleine letters (a-z)
[1] : Cijfers (1-0)
[%] : Symbolen (!, No., $, %, &, etc.)
[À] : Europese tekens
Lijst van in te voeren letters
Weergaveveld voor invoerletters
Menu [Image Stamp] (beeldstempel)
Scherm [Text Stamp] (tekststempel) vóór invoer
Scherm met tekststempel [On] (aan)
Scherm [New Text Stamp]
93
DATUM- EN TIJDGEGEVENS EN TEKST AFDRUKKEN OP EEN OPNAME
VERSCHILLENDE FUNCTIES
4Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing om de in te voeren letter weer te
geven .
5Als u op de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing
drukt, verschijnt de letter in het weergaveveld voor
invoerletters.
Om de letter te verwijderen uit het weergaveveld voor
invoerletters, drukt u op de linkerpijl (t) van de
vierwegbesturing; de laatst ingevoerde letter wordt
dan verwijderd.
6Nadat u de letters hebt ingevoerd, drukt u op de
rechter soft-toets om [Exit] (afsluiten) te selecteren.
De ingevoerde letters worden weergegeven onder de
tekststempel [On].
3 Het stempelformaat instellen
1Als u op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
drukt, wordt de tekst [Placement] gemarkeerd.
2Gebruik de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing om de stempelpositie te selecteren.
3Herhaal deze procedure om ook de achtergrond van
de letters, de kleur van de letters en de
achtergrondkleur te selecteren.
4Nadat de gewenste instellingen zijn verricht, drukt u
op de rechter soft-toets om [Exit] (afsluiten) te
selecteren. Het scherm [Image Stamp] (beeldstempel)
verschijnt weer.
Als u de aanvangsstatus wilt herstellen, drukt u op de
linker soft-toets om [Default] (standaard) te selecteren.
In dat geval is de instelling van de tekststempel [Off],
maar wordt de inhoud van de invoertekst opgeslagen.
5Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld. U kunt nu
de ingevoerde letters aanbrengen op een opname op
basis van de instellingen.
Ingevoerde letters
Scherm [Text Stamp] (tekststempel) na instelling
94
Positie
U kunt de positie van de aan te brengen letters instellen. Bij elke druk op de rechterpijl (s) van
de vierwegbesturing verschijnen de volgende positie-opties in deze volgorde:
[Linksboven] / [Rechtsboven] / [Midden] / [Linksonder] / [Rechtsonder]
Achtergrond van letters (transparentie)
Bij het aanbrengen van de datum/tijd op een opname kunt u bepalen wat er met de achtergrond
(het deel van het beeld op de positie waar de datum/tijd komt) moet gebeuren.
[Opaque]
(ondoorzichtig).... De op een opname aan te brengen letters worden voorzien van een achtergrond
(of achtergrondkleur).
[Semi] (half) ........ De op een opname aan te brengen letters worden voorzien van een half-
doorzichtige achtergrond (of achtergrondkleur).
[Clear]
(doorzichtig)........ De op een opname aan te brengen letters worden niet voorzien van een
achtergrond (of achtergrondkleur). Alleen de letters worden aangebracht.
Kleur van letters
U kunt de kleur van de aan te brengen datum/tijd instellen. Bij elke druk op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing verschijnen de volgende kleuropties in deze volgorde:
[Red] (rood)/ [Green] (groen)/ [Blue] (blauw) / [Cyan] (cyaan) / [Magenta] (magenta) /
[Yellow] (geel) / [Black] (zwart) / [White] (wit)
Achtergrondkleur
Wanneer u [Background] (achtergrond) selecteert voor de achtergrond van letters, kunt u de
achtergrondkleur van de datum/tijd instellen. Bij elke druk op de rechterpijl (s) van de
vierwegbesturing verschijnen de volgende kleuropties in deze volgorde:
[Red] (rood)/ [Green] (groen)/ [Blue] (blauw) / [Cyan] (cyaan) / [Magenta] (magenta) /
[Yellow] (geel) / [Black] (zwart) / [White] (wit)
95
DATUM- EN TIJDGEGEVENS EN TEKST AFDRUKKEN OP EEN OPNAME
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Instelling van een logo dat moet worden afgedrukt op een opname Logo
U kunt een op de CF-kaart opgeslagen logo aanbrengen op een opname.
Als u de camera net hebt aangeschaft, kan de functie nog niet worden gebruikt, omdat een nieuwe
CF-kaart geen logobestand bevat.
Bij de volgende procedure is ervan uitgegaan dat op de CF-kaart een logobestand is opgeslagen.
Een logobestand opzoeken
Zoek het logobestand op de CF-kaart op.
Stempelpositie
Rechtsboven Midden Linksonder Rechtsonder Linksboven
1 Het scherm [Logo Stamp] (logostempel)
weergeven
1Plaats de CF-kaart met het logobestand.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
3Als u op de menuknop drukt en daarna tweemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Image Stamp].
4Markeer de tekst [Logo] en druk op de linker soft-toets
om [Edit] (bewerken) te selecteren.
Het scherm [Logo Stamp] (logostempel) verschijnt.
2 Een logo selecteren
1Als de tekst [Logo Stamp] [Off] (uit) is gemarkeerd,
kunt u met de rechter- en linkerpijl (ts) van de
vierwegbesturing [Logo Stamp] [On] (aan) markeren.
2Als u op de linker soft-toets drukt om [Edit] te
selecteren, verschijnt het scherm [Logo File].
3Markeer het aan te brengen logobestand en druk op
de linker soft-toets om [Select] te kiezen.
De geselecteerde bestandsnaam wordt weergegeven
en het scherm [Logo Stamp] verschijnt.
Menu [Image Stamp] (beeldstempel)
Scherm [Logo Stamp] (logostempel) vóór instelling
Scherm met [Logo Stamp] [On]
96
3 Het stempelformaat van het logo instellen
1Als u op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
drukt, wordt de tekst [Placement] gemarkeerd.
2Gebruik de rechter- en linkerpijl (ts) van de
vierwegbesturing om de positie voor het logostempel
te selecteren.
Bij een druk op de rechterpijl (s) van de
vierwegbesturing verschijnen de volgende opties
voor de positie van het logo in deze volgorde:
[Linksboven] / [Rechtsboven] / [Midden] /
[Linksonder] / [Rechtsonder]
3Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, verschijnt het menu [Image Stamp].
Als u de aanvankelijke instellingen wilt herstellen, drukt
u op de linker soft-toets om [Default] (standaard) te
selecteren.
4Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
Nu kunt u het logo aanbrengen op een opname
op basis van de gekozen instellingen.
97
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN
Instelling van de helderheid van de LCD-monitor, afspeelvolume van geluid en nummering van de opnamen.
De weergave van de LCD-monitor wijzigen. blz. 98
Instelling van de helderheid van het scherm, weergaveduur van het instant controlescherm, al dan
niet weergeven van het live-weergavescherm bij het maken van opnamen en de tijd die het duurt
voordat het systeem overgaat op de sluimerstand.
Het afspeelvolume en functiegeluid wijzigen. blz. 100
Instelling van het afspeelvolume van opgenomen geluid en aanwezigheid van systeemgeluiden,
zoals geluiden die worden afgegeven wanneer de camera wordt aangezet of wanneer de
ontspanknop wordt gebruikt.
Alle gegevens op de CF-kaart wissen. blz. 101
Wissen van alle gegevens die zijn opgeslagen op de CF-kaart.
De PC-aansluitingsfunctie instellen blz. 102
Bij aansluiting van de camera op een PC met een USB-kabel kan worden ingesteld of de PC deze
camera moet herkennen als een van de schijfeenheden van de PC.
Het weergaveformaat van datum en tijd instellen blz. 102
De datum en tijd corrigeren en de weergavemodus voor datum en tijd wijzigen.
De methode voor de nummering van beelden instellen. blz. 104
Instellen of de nummering met [1] begint, telkens wanneer een lege CF-kaart wordt geplaatst, of
dat als beeldnummer het aantal keren wordt ingesteld dat er een opname is gemaakt vanaf de
eerste keer dat de camera wordt bediend (doorlopende telling), onafhankelijk van de
geïnstalleerde CF-kaart.
De camera een naam geven blz. 105
Een naam toekennen aan de camera, bijvoorbeeld de naam van de eigenaar.
De fabrieksinstellingen van de camera herstellen blz. 106
Alle informatie terugzetten op de aanvangsinstellingen, behalve [Language] (taal), [Set Date &
Time] (datum/tijd instellen) en [Video Preferences] (videovoorkeuren).
98
De weergavestatus van de LCD-monitor wijzigen Weergave
Instelling van de helderheid van het scherm, de weergaveduur van het instant controlescherm en
het al dan niet weergeven van het live-weergavescherm bij inschakeling van de camera.
Helderheid van het scherm
Instelling van de helderheid van de LCD-monitor. ([1]-[7])
[1] Het scherm wordt op de donkerste stand ingesteld.
[4] Standaard helderheid van het scherm.
[7] Het scherm wordt op de lichtste stand ingesteld.
Instantcontrole
Instelling van de weergaveduur van het instantcontrolescherm (onmiddellijke weergave van
gemaakte opnamen) dat verschijnt na het maken van een opname.
[1 sec] - [10 sec] De tijd kan worden ingesteld in eenheden van 1 seconde.
[10 sec] - [30 sec] De tijd kan worden ingesteld in eenheden van 5 seconden.
[Off] Na een opname wordt er geen instant controlescherm weergegeven.
Live-weergavescherm
Instellen of het live-weergavescherm moet worden weergegeven bij het maken van opnamen.
[Off] (uit) Er wordt geen live-weergavescherm weergegeven, tenzij in de opnamefunctie op de
weergaveknop wordt gedrukt.
[On] (aan) Wanneer de functiekiezer wordt ingesteld op de opnamefunctie, wordt een
liveweergavescherm weergegeven.
Houd er rekening mee dat de batterijen snel leegraken wanneer er opnamen worden gemaakt
terwijl het live-weergavescherm wordt weergegeven.
Sluimerstand
Hiermee wordt ingesteld hoe lang het duurt voordat het systeem automatisch overgaat op de
sluimerstand wanneer de camera niet wordt gebruikt.
[30 sec], [1 min], [2 min], [5 min] ... Het systeem gaat over op de sluimerstand nadat de
ingestelde tijd is verstreken.
5 minuten nadat het systeem is overgegaan op de sluimerstand, wordt de camera automatisch
uitgeschakeld. Bij het maken van intervalopnamen is de functie voor automatische
uitschakeling echter niet actief.
99
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
1 Het weergavescherm weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en daarna driemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Preferences].
3Controleer of de tekst [Display] (weergave) is
gemarkeerd en druk op de linker soft-toets om [Edit]
(bewerken) te selecteren.
Het scherm [Display] verschijnt.
2 De weergave van de LCD-monitor instellen
1Markeer de tekst [Brightness Level] (helderheids-
niveau) en gebruik de linker- en rechterpijl (ts)
van de vierwegbesturing om de helderheid van de
LCD-monitor te selecteren.
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Instant Review] (instantcontrole) te markeren.
3Gebruik dezelfde procedure om [Live View] (live-
weergave) en [Sleep Timeout] (sluimerstand) te
selecteren.
4Nadat de gewenste instellingen zijn verricht, drukt u
op de rechter soft-toets om [Exit] (afsluiten) te
selecteren. Het menu [Preferences] (voorkeuren)
verschijnt dan weer.
5Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
Als u de fabrieksinstellingen van het systeem wilt
herstellen, drukt u op de linker soft-toets om [Default]
(standaard) te selecteren.
Menu [Preference]
Weergavescherm
100
Het afspeelvolume en de geluidsfunctie wijzigen Geluid
Hiermee wordt het volgende ingesteld: het afspeelvolume, het volume van het systeemgeluid en het
al dan niet gebruiken van systeemgeluiden zoals een geluid bij het starten van de camera en een
geluid voor het bedienen van de sluiter.
Het volume wijzigen
([1] [4] (normaal) [7]).
[1] Stelt het laagste volume in.
[7] Stelt het hoogste volume in.
Systeemgeluid
[Off] Er worden geen systeemgeluiden afgegeven.
[On] Er worden systeemgeluiden afgegeven.
1 Het scherm [Sound] (geluid) weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en daarna driemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Preferences].
3Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Sound] te markeren en druk op de linker soft-toets
om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Sound] verschijnt.
2 Het volume instellen en instellen of er al dan
niet systeemgeluiden worden gebruikt
1Markeer de tekst [Volume Level] en gebruik de linker-
en rechterpijl (ts) van de vierwegbesturing om het
volumeniveau te selecteren.
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [System Sounds] (systeemgeluiden) te markeren
3Gebruik de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing om de aan- of afwezigheid van
systeemgeluiden te selecteren.
4Als u op de rechter soft-toets drukt om [Exit] (afsluiten)
te selecteren, verschijnt het menu [Preferences].
5Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
Als u de aanvangsinstelling wilt herstellen, drukt u op
de linker soft-toets om [Default] (standaard) te
selecteren.
Menu [Preferences] (voorkeuren)
Scherm [Sound] (geluid)
101
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
Alle gegevens op de CF-kaart wissen De kaart formatteren
Alle op de CF-kaart opgeslagen gegevens wissen
Neem de CF-kaart nooit uit de camera tijdens het formatteren. Hierdoor kan de CF-kaart
beschadigd raken en onbruikbaar worden.
Bij een formattering worden alle beveiligde beelden gewist. Bewaar daarom altijd een
reservekopie van beelden die u nog nodig hebt op een PC.
1 De kaart formatteren
1Plaats de CF-kaart die moet worden geformatteerd.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
3Als u op de menuknop drukt en daarna driemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Preferences].
4Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Format Card] te markeren en druk op de linker
soft-toets om [Format] te selecteren.
Er verschijnt een scherm met het verzoek om de
formattering te bevestigen.
5Om de formattering uit te voeren, drukt u op de
middelste soft-toets om [Format] te selecteren.
Om de formattering te annuleren, drukt u op de rechter
soft-toets om [Cancel] (annuleren) te selecteren.
6De formattering wordt uitgevoerd en na afloop
verschijnt het menu [Preferences] weer.
7Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
Menu [Preferences] (voorkeuren)
102
Het weergaveformaat van de datum wijzigen Datum en tijd instellen
Het weergaveformaat van de datum en tijd instellen en de datum en tijd wijzigen
Het weergaveformaat instellen
Maand/Dag/Jaar 24-uurs weergave, Maand/Dag/Jaar 12-uurs weergave Dag/Maand/Jaar 24-uurs
weergave, Dag/Maand/Jaar 12-uurs weergave, Jaar/Maand/Dag 24-uurs weergave,
Jaar/Maand/Dag 12-uurs weergave
De datum en tijd wijzigen
De datum en tijd wijzigen die op de camera staan ingesteld.
1 Het scherm [Set Date & Time] weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en daarna driemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Preferences].
3Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Date & Time] te markeren en druk op de linker
soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Set Date & Time] verschijnt.
2 Het weergaveformaat instellen
1Druk op de linker soft-toets om [Format] te selecteren
op het scherm [Set Date & Time].
Het scherm [Format] verschijnt. Het onderdeel met
een vinkje is het momenteel ingestelde
weergaveformaat.
Menu [Preferences] (voorkeuren)
Scherm [Set Date & Time]
103
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
2Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing het in te stellen weergaveformaat te
selecteren en druk op de linker soft-toets om [Select]
te kiezen.
Het geselecteerde weergaveformaat wordt ingesteld
en het scherm [Set Date & Time] verschijnt.
3 De datum en tijd wijzigen
In het volgende voorbeeld wordt wijziging van
[Jaar/maand/dag, 24-uurs weergave] beschreven.
1Controleer of het jaar (weergegeven als de laatste
twee jaarcijfers) gemarkeerd is. Moet dit worden
gewijzigd, gebruik dan de pijl-omhoog en pijl-omlaag
(▼▲) van de vierwegbesturing om het huidige jaar in
te stellen.
2Druk op de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing
om de maand te markeren.
3Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▼▲) van de
vierwegbesturing om de huidige maand in te stellen.
4Verander datum, uur en minuten volgens dezelfde
procedures.
5Zijn de datum en tijd gewijzigd, druk dan op de
rechter soft-toets om [Exit] (afsluiten) te selecteren.
De gewijzigde datum en tijd worden weergegeven
en het menu [Preferences] verschijnt.
6Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
Scherm [Format]
Vinkje Huidige instelling van
weergaveformaat
Scherm [Set Date & Time]
Huidige instelling van datum en tijd
104
De methode voor het nummeren van beelden instellen Beeldenteller
Instellen of de nummering met [1] begint, telkens wanneer een lege CF-kaart wordt geplaatst, of
dat als beeldnummer het aantal keren wordt ingesteld dat er een opname is gemaakt vanaf de
eerste keer dat de camera wordt bediend (doorlopende telling), onafhankelijk van de geïnstalleerde
CF-kaart.
De methode voor het nummeren van beelden instellen
[Reset When Empty] (terugzetten bij lege kaart) (elke keer dat er een CF-kaart wordt geplaatst,
worden opgenomen beelden genummerd vanaf 1),
[Continuous Counter] (doorlopende teller) (met deze camera opgenomen beelden worden
opeenvolgend genummerd).
1 Het scherm [Image Counter] weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie (
)
.
2Als u op de menuknop drukt en daarna driemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Preferences].
3Druk op de pijl-omlaag van de vierwegbesturing om
[Image Counter] te markeren en druk op de linker
softtoets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Image Counter] verschijnt.
2 De nummeringsmethode instellen
1Markeer de in te stellen nummeringsmethode.
[Reset When Empty] (terugzetten bij lege kaart)
Elke keer dat er een lege CF-kaart zonder opgeslagen
beelden wordt geplaatst, worden opgenomen beelden
genummerd vanaf [1].
[Continuous Counter] (doorlopende teller)
Het aantal keren dat er een opname wordt gemaakt
vanaf de eerste keer dat de camera wordt gebruikt,
wordt ingesteld als beeldenteller (doorlopende teller),
onafhankelijk van de geplaatste CF-kaart.
2Als u op de linker soft-toets drukt om [Select] te
kiezen, verschijnt het menu [Preferences].
3Als u op de rechter soft-toets drukt om [Exit] te
selecteren, worden de beelden genummerd op basis
van de ingestelde methode.
Menu [Preferences] (voorkeuren)
Scherm [Image Counter] (beeldenteller)
105
DE INSTELLING VAN CAMERAFUNCTIES WIJZIGEN
VERSCHILLENDE FUNCTIES
De camera een naam geven — Cameranaam
Een eigenaar toekennen aan de camera.
1 Het scherm [Camera Name] (cameranaam)
weergeven
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en daarna driemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Preferences].
3Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Camera Name] te markeren en druk op de linker
soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Camera Name] verschijnt.
2 Een cameranaam invoeren
1Als u reeds ingevoerde tekens wilt wissen, drukt u
op de linkerpijl (t) van de vierwegbesturing om de
tekens een voor een te wissen.
Standaard is als naam [Digita Camera] ingesteld.
2Druk op de linker toets om het type in te voeren letters
te selecteren.
De verschillende typen tekens die kunnen worden
ingevoerd.
Als u op de linker soft-toets drukt, verschijnt het
volgende overzicht van de soorten in te voeren tekens.
[A] : Hoofdletters (A-Z)
[a] : Kleine letters (a-z)
[1] : Cijfers (1-0)
[%] : Symbolen (!, Nr., $, %, &, etc.)
[À] : Europese tekens
Menu [Preferences] (voorkeuren)
Scherm [Camera Name] (cameranaam)
106
3Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▼▲) van de
vierwegbesturing om het in te voeren teken weer te
geven in het kader .
4Bij een druk op de rechterpijl (s) van de vierweg-
besturing wordt het teken weergegeven in het
weergaveveld van de invoerletter.
5Als u na invoer van de cameranaam op de rechter
soft-toets drukt om [Exit] te selecteren, verschijnt het
menu [Preferences] weer.
6Als u met de rechter soft-toets [Exit] (afsluiten)
selecteert, wordt de opnamestatus hersteld.
De fabrieksinstellingen van de camera herstellen Instelling herstellen
De ingestelde informatie herstellen in de oorspronkelijke staat.
1 De fabrieksinstellingen herstellen
1Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
2Als u op de menuknop drukt en daarna driemaal op
de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing, verschijnt
het menu [Preferences].
3Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Reset Settings] (instellingen herstellen) te
markeren en druk op de linker soft-toets om [Reset] te
selecteren
Er verschijnt een melding met een verzoek om het
herstellen te bevestigen.
4Om alle fabrieksinstellingen te herstellen, drukt u op
de middelste soft-toets om [Reset] (herstellen) te
selecteren.
De instellingen worden hersteld in hun oorspronkelijke
staat en het menu [Preferences] (voorkeuren)
verschijnt.
Om het herstellen te annuleren, drukt u op de rechter
soft-toets om het [Cancel] (annuleren) te selecteren.
Het menu [Preferences] verschijnt.
5Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, wordt de opnamestatus hersteld.
Bij het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de
ingestelde informatie voor [Language] (taal), [Set Date
& Time] (datum/tijd instellen) en [Video Preferences]
(videovoorkeuren) niet hersteld. Opgenomen beelden
worden niet gewist.
Menu [Preferences] (voorkeuren)
Scherm voor bevestiging van herstellen instellingen
107
DE OVERZICHTSFUNCTIE
BEELDEN EEN VOOR EEN WEERGEVEN ..............................108
CONTINUE WEERGAVE MET AUTOMATISCHE
BEELDOPEENVOLGING............................................................110
Beelden weergeven als diavoorstelling
(continue weergave) ..............................................................111
Met de intervalopnamefunctie opgenomen
beelden of gegroepeerde beelden continu en
automatisch weergeven ........................................................114
HET VIDEO-UITGANGSFORMAAT INSTELLEN / DE
WEERGAVEMETHODE VOOR OPNAME-INFORMATIE
INSTELLEN ................................................................................116
Het video-uitgangsformaat instellen ....................................116
De weergavemethode voor opname-informatie instellen ....117
108
BEELDEN EEN VOOR EEN
WEERGEVEN
De op de CF-kaart opgeslagen beelden een voor een weergeven.
Raadpleeg de basisversie [Beelden weergeven op een televisie] ( blz. 34) voor het
weergeven van beelden op een TV-scherm. Hier wordt alleen beschreven hoe u beelden
weergeeft op de LCD-monitor van de camera.
1 Het presentatiescherm weergeven
1Plaats de CF-kaart waarop de beelden zijn
opgeslagen die u wilt weergeven.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
presentatiefunctie ( ).
Het presentatiescherm verschijnt.
3Druk op de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing
om het volgende beeld weer te geven.
Er zijn twee manieren om met de
intervalopnamefunctie opgenomen beelden of
gegroepeerde beelden weer te geven. Of alleen het
voorste beeld wordt weergegeven en alle overige
beelden niet, of alle beelden worden weergegeven. De
eerste manier heet [Collapse] (eerste beeld) en de
tweede manier [Expand] (alle beelden). Wanneer
alleen het eerste beeld wordt weergegeven, drukt u op
de rechter soft-toets om [Expand] te selecteren.
2 Beelden vergroten
1Druk op de middelste soft-toets om het soft-menu
[Zoom] te selecteren. Beelden worden dan uitvergroot.
Gebruik de vier pijlen van de vierwegbesturing om
delen van het uitvergrote beeld die niet zichtbaar te
zijn weer te geven.
2Druk op de middelste soft-toets om [Zoom Out]
(uitzoomen) te selecteren. De oorspronkelijke
weergave wordt hersteld.
De weergave [Zoom Out] wordt uitgeschakeld als
het beeld wordt verschoven. Druk in dat geval op
de middelste soft-toets om [Zoom Out] te markeren
en druk nogmaals op de middelste soft-toets om
[Zoom Out] te selecteren.
109
BEELDEN EEN VOOR EEN WEERGEVEN
DE OVERZICHTSFUNCTIE
3 Geluid afspelen
1Als er geluid is opgenomen, bevat het linker soft-menu
de tekst [Play] [U]. Druk op de linker soft-toets om
[Play] [U] te selecteren. De opgenomen geluiden
worden dan afgespeeld.
Wanneer het gaat om beelden die zijn gemaakt met de
intervalopnamefunctie of om gegroepeerde beelden,
verschijnt [Play] [U] niet in het soft-menu, zelfs als er
geluid is opgenomen. Geluiden kunnen niet worden
afgespeeld als beelden een voor een worden
weergegeven.
De bediening op het presentatiescherm
Op het presentatiescherm weergegeven informatie
In het informatieveld kunnen ook de instellingen worden weergegeven voor ISO-
gevoeligheid, opname-afstand, lichtmeting bij automatische belichting en witbalans,
door de weergave [Overlay] in te stellen op details. ( blz. 117)
De weergave van het presentatiescherm veranderen
U kunt bepalen of het informatieveld en het soft-menu op het presentatiescherm moeten
worden weergegeven door op de menuknop te drukken.
Als er geluid is opgenomen
Informatieveld
Beeldnummer, datum/tijd van opname, diafragma, sluitertijd,
symboolteken, opnamefunctie (enkelbeeldopname/ serieopname/
intervalopname).
Soft-menu
[Play] (weergeven), [Zoom] of [Expand]/[Collapse]
(alle beelden/eerste beeld) wordt weergegeven.
Het informatieveld en het soft-
menu weergeven.
Weergave van het informatieveld
en het soft-menu annuleren
Weergave van het soft-menu.
ISO-gevoeligheid Witbalans
Brandpuntsafstand
(gelijkwaardig aan conversiewaarden voor 35mm-film camera's)
Lichtmeting bij automatische belichting
110
CONTINUE WEERGAVE MET AUTOMATISCHE
BEELDOPEENVOLGING
Er zijn twee manieren om beelden continu weer te geven met automatisch beeldopeenvolging.
Beelden weergeven als diavoorstelling.
Alle op de CF-kaart opgeslagen beelden of gecategoriseerde beelden weergeven door
automatische beeldopeenvolging.
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of gegroepeerde beelden continu
weergeven.
Een reeks met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of in de normale presentatiefunctie
gegroepeerde beelden afspelen door middel van automatische beeldopeenvolging.
Beelden weergeven als diavoorstelling (continue weergave ) blz. 111
Alle beelden continu weergeven.
Gecategoriseerde beelden continu weergeven.
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of gegroepeerde beelden continu weergeven
blz. 114
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden weergeven.
Gegroepeerde beelden continu weergeven.
]]\ \ \
Start
]]\ \ \
Start
]]\ \ \
Start
]]\ \ \
Start
111
CONTINUE WEERGAVE MET AUTOMATISCHE BEELDOPEENVOLGING
DE OVERZICHTSFUNCTIE
Beelden weergeven als diavoorstelling (continue weergave)
De op de CF-kaart opgeslagen beelden kunnen continu worden weergegeven voor alle categorieën of
afzonderlijke categorieën.
1 Het presentatiescherm weergeven
1Plaats de CF-kaart waarop de beelden zijn
opgeslagen die u als diavoorstelling wilt bekijken.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar
de presentatiefunctie ( ).
Het presentatiescherm verschijnt.
2 Het scherm [Slideshow] (diavoorstelling)
weergeven
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Play Settings] (weergave-instellingen).
2Controleer of [Slideshow] gemarkeerd is en druk op
de linker soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Slideshow] verschijnt.
3 Instellingsonderdeel
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing om in te stellen onderdelen te
markeren en gebruik de linker- en rechterpijl (ts) om
de inhoud te selecteren.
Content (inhoud)
Kies [All] om alle beelden of [Category] om alleen
gecategoriseerde beelden weer te geven als
diavoorstelling.
[All] alle op de CF-kaart opgeslagen beelden
worden weergegeven als diavoorstelling.
[Category] alleen beelden uit een bepaalde
categorie worden weergegeven als diavoorstelling.
Bij selectie van [Category] verschijnt het overzicht
van categorieën eronder. Druk op de pijl-omlaag ()
van de vierwegbesturing om categorieën te markeren.
Gebruik de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing om een bepaalde categorie te
selecteren.
112
Duration (duur)
Stel [Duration] (duur) in voor de weergave van
beelden als diavoorstelling. De standaardinstelling
is 2 seconden.
Als er geluid is opgenomen, volgt het volgende
scherm nadat het geluid is afgespeeld.
Sound (geluid)
Stel in of opgenomen geluiden of systeemgeluiden al
dan niet worden afgespeeld.
Loop (lus)
Stel in of de weergave van beelden moet worden
herhaald nadat alle bij [Content] (inhoud) aangegeven
beelden zijn weergegeven ([On] (aan) of [Off]).
4 De diavoorstelling starten
1Druk op de linker soft-toets om [Start] te selecteren.
De diavoorstelling gaat van start met de ingestelde
inhoud.
2Als u op de linker soft-toets drukt om [Cancel] te
selecteren, wordt de diavoorstelling geannuleerd en
verschijnt het instellingenscherm [Slideshow] weer.
113
CONTINUE WEERGAVE MET AUTOMATISCHE BEELDOPEENVOLGING
DE OVERZICHTSFUNCTIE
Het scherm [Slideshow] (diavoorstelling)
Informatie op het scherm [Slideshow] (diavoorstelling)
In het informatieveld kunnen ook de instellingen worden weergegeven voor ISO-
gevoeligheid, opname-afstand, lichtmeting bij automatische belichting en witbalans,
door de weergave [Overlay] in te stellen op details.
( blz. 117)
De weergave van het scherm [Slideshow] (diavoorstelling) wijzigen
U kunt bepalen of het informatieveld en het soft-menu op het presentatiescherm moeten
worden weergegeven door op de menuknop te drukken.
Het informatieveld en het soft-
menu worden weergegeven.
Het informatieveld en het soft-menu
worden niet weergegeven.
Weergave van het soft-menu.
Informatieveld
Beeldnummer, datum/tijd van opname, diafragma, sluitertijd,
symboolteken, opnamefunctie (enkelbeeldopname/
serieopname/ intervalopname, categorie.
Soft-menu
Soft-menu's worden weergegeven.
ISO-gevoeligheid Witbalans
Brandpuntsafstand
(gelijkwaardig aan conversiewaarden voor 35mm-film camera's)
Lichtmeting bij automatische belichting
114
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of gegroepeerde beelden continu en automatisch weergeven
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of gegroepeerde beelden kunnen continu en
automatisch worden weergegeven door een weergaveduur in te stellen.
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of gegroepeerde beelden kunnen continu en
automatisch een voor een worden weergegeven met de functie Slideshow (diavoorstelling).
De weergavesnelheid instellen
1 Het scherm [Presentation] weergeven
1Plaats de CF-kaart waarop de beelden zijn
opgeslagen die u wilt weergeven.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar
de presentatiefunctie ( ).
Het presentatiescherm verschijnt.
2 Het instellingenscherm [Playback Rate]
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Play Settings] (weergave-instellingen).
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Playback Rate] (weergavesnelheid) te markeren
en druk op de linker soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Playback Rate] (weergavesnelheid)
verschijnt.
3 De weergavesnelheid instellen
1Controleer of [Timelapse] is gemarkeerd en stel
met behulp van de linker- en rechterpijl (ts)
van de vierwegbesturing de weergavesnelheid
(1-10 seconden) in voor beelden die zijn opgenomen
met de intervalopnamefunctie.
2Gebruik de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Group] te markeren en gebruik de linker- en
rechterpijl (ts) van de vierwegbesturing om de
weergavesnelheid (1-10 seconden) in te stellen voor
de gegroepeerde beelden.
3Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, verschijnt het menu [Play Settings] weer.
4Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, verschijnt het presentatiescherm weer. Met
de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of
gegroepeerde beelden kunnen dan worden
weergegeven met de ingestelde weergavesnelheid.
115
CONTINUE WEERGAVE MET AUTOMATISCHE BEELDOPEENVOLGING
DE OVERZICHTSFUNCTIE
De hier ingestelde weergavesnelheid betreft de
weergaveduur van beelden op de LCD-monitor
voordat wordt overgeschakeld op het volgende beeld.
Als er geluid is opgenomen, verschijnt het volgende
beeld nadat het geluid is afgespeeld.
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of gegroepeerde beelden weergeven
1 Beelden selecteren
1Plaats de CF-kaart waarop de beelden zijn
opgeslagen die u wilt weergeven.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
presentatiefunctie ( ).
Het presentatiescherm verschijnt.
3Gebruik de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing om met de intervalopnamefunctie
opgenomen beelden of gegroepeerde beelden te
selecteren.
2 Presentatie van de beelden
1Druk op de linker soft-toets om [Play] (weergeven) te
selecteren. De met de intervalopnamefunctie
opgenomen beelden of gegroepeerde beelden
worden automatisch weergegeven met de ingestelde
weeergavesnelheid.
Wanneer alle met de intervalopnamefunctie
opgenomen beelden of gegroepeerde beelden zijn
weergegeven, wordt het eerste beeld weergegeven.
Druk op de linker soft-toets om [Cancel] te selecteren
als u de weergave wilt stoppen.
116
HET VIDEO-UITGANGSFORMAAT INSTELLEN /
DE WEERGAVEMETHODE VOOR OPNAME-
INFORMATIE INSTELLEN
Selecteer NTSC of PAL als video-uitgangsformaat wanneer de camera op een televisie wordt
aangesloten voor de weergave van beelden.
Het video-uitgangsformaat instellen
[NTSC], [PAL]
De weergavemethode voor opname-informatie instellen
[Standard].... Beeldnummer, datum/tijd van opname, opnamefunctie, diafragma, sluitertijd en
symboolteken.
[Details]....... Beeldnummer, datum/tijd van opname, opnamefunctie, diafragma, sluitertijd en
symboolteken, ISO-gevoeligheid, opname-afstand, lichtmeting bij automatische
belichting en witbalans.
Het video-uitgangsformaat instellen
Selecteer NTSC of PAL als video-uitgangsformaat wanneer de camera op een televisie wordt
aangesloten voor de weergave van beelden.
1 Het scherm [Video Preferences] weergeven
1Plaats de CF-kaart waarop de beelden zijn
opgeslagen die u wilt weergeven.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
presentatiefunctie ( ).
3Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu [Play
Settings] (weergave-instellingen).
4Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Video] te markeren en druk op de linker soft-toets
om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Video Preferences] verschijnt.
2 Instelling van het video-uitgangsformaat
1Gebruik de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing om het in te stellen video-
uitgangsformaat te markeren.
2Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, verschijnt het menu [Play Settings] weer.
3Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, verschijnt het presentatiescherm weer en
kunt u de beelden weergeven op de aangesloten
televisie met het ingestelde video-uitgangsformaat.
117
HET VIDEO-UITGANGSFORMAAT INSTELLEN / DE WEERGAVEMETHODE VOOR OPNAME-INFORMATIE INSTELLEN
DE OVERZICHTSFUNCTIE
De weergavemethode voor opname-informatie instellen
De methode voor weergave van opname-informatie op het presentatiescherm instellen.
1 Het scherm [Overlay] weergeven
1Plaats de CF-kaart met de opgeslagen beelden.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
presentatiefunctie ( ).
3Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Play Settings] (weergave-instellingen).
4Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Overlay] te markeren en druk op de linker soft-
toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Overlay] verschijnt.
2 De weergavemethode instellen
1Gebruik de linker- en rechterpijl (▲▼) van de
vierwegbesturing om de in te stellen
weergavemethode te markeren. Als [Exit] wordt
geselecteerd door op de linker soft-toets te drukken,
verschijnt het menu [Play Settings] weer.
2Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, verschijnt het presentatiescherm weer en
wordt de opname-informatie weergegeven volgens
de ingestelde weergavemethode.
[Standard]
[Details]
Beeldnummer
Symboolteken
Diafragma
Sluitertijd
Opnamefunctie
Datum Tijd
Beeldnummer Datum Tijd
Symboolteken
Diafragma
ISO-gevoeligheid
Sluitertijd Brandpuntsafstand
(gelijkwaardig aan conversiewaarden
voor 35mm-film camera's)
Opnamefunctie
Witbalans
Lichtmeting bij automatische
belichting
118
119
BEELDEN RANGSCHIKKEN
MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
DE BASISBEDIENING VOOR DE OVERZICHTSFUNCTIE ..............120
Beelden op een lijst controleren....................................................120
Geluid opnemen ............................................................................122
OPGENOMEN BEELDEN VERWIJDEREN........................................124
Opgenomen beelden een voor een verwijderen ..........................124
Geselecteerde beelden verwijderen..............................................126
Alle beelden verwijderen ..............................................................127
Verwijdering van beelden onmogelijk maken Beveiliging ........128
BEELDEN INDELEN ..........................................................................131
Beelden indelen naar categorie Categorie ..............................132
Beelden indelen in groepen Groep ..........................................133
OPGENOMEN BEELDEN ZOEKEN ..................................................139
Beelden zoeken op datum ............................................................139
Beelden zoeken op categorie ......................................................141
120
DE BASISBEDIENING VOOR DE
OVERZICHTSFUNCTIE
De op de CF-kaart opgeslagen beelden controleren op een lijst.
Voor beelden die zijn geselecteerd met de cursor, kan geluid worden opgenomen.
Beelden op een lijst controleren
De op de CF-kaart opgeslagen beelden controleren op een lijst.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de te controleren beelden
bevat.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
2 De opgenomen beelden controlere
1Als u op de linkerpijl van de vierwegbesturing drukt,
worden de beelden een voor een weergegeven van
links naar rechts.
Als u op de rechterpijl van de vierwegbesturing drukt,
worden de beelden een voor een weergegeven van
rechts naar links.
Beeldoverzicht verbergen
Met de intervalopnamefunctie opgenomen beelden of gegroepeerde beelden kunnen op twee
manieren worden weergegeven op de LCD-monitor in de presentatiefunctie of de overzichtsfunctie.
[Collapse]
(eerste beeld) weergave van een representatief beeld (het eerste beeld in de intervalopnamefunctie)
van een reeks opnamen die zijn gemaakt in de intervalopnamefunctie of een aantal
gegroepeerde beelden.
[Expand]
(alle beelden) weergave van alle opnamen die zijn gemaakt in de intervalopnamefunctie of een
aantal gegroepeerde beelden tegelijk.
121
DE BASISBEDIENING VOOR DE OVERZICHTSFUNCTIE
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
b.v. Als alle beelden worden weergegeven op het
overzichtscherm...
1Verschuif de beelden tot de cursor wijst op een van
de beelden die zijn opgenomen met de interval-
opnamefunctie of de gegroepeerde beelden.
In het soft-menu staat nu [Collapse] (eerste beeld).
2Druk op de rechter soft-toets om [Collapse] te
selecteren.
De weergave van alle beelden worden gereduceerd
tot het eerste beeld.
3Als u op de rechter soft-toets drukt om [Expand]
(overzicht) te selecteren, verschijnt. het overzicht-
scherm 1 weer en worden alle beelden weergegeven.
Het overzichtscherm.
Op het overzichtscherm wordt de volgende beeldinformatie weergegeven.
Gegroepeerde beelden
Instellingsinformatie:
Weergave van een groepsnaam voor beelden die zijn
gegroepeerd en een sleutelsymbool als beelden zijn
beveiligd.
Het lijstveld:
Weergave van vier beelden
tegelijk. Met behulp van de
linker- en rechterpijl (ts)
van de vierwegbesturing kunt
u beelden wisselen.
Weergave van symbolen:
Weergave d.m.v. symbolen van
typen beelden (enkelbeeldopname,
serieopname, intervalopname,
gegroepeerde beelden), geluids-
opname en categorie-informatie.
Vergroting:
Vergroting van beelden die zijn
geselecteerd met de cursor. Met
behulp van deze functie kan de
stand (verticaal of horizontaal)
van een beeld makkelijker
worden bepaald.
Beeldnummer:
Weergave van beeldnummers.
Datum & tijd:
Weergave van de datum en tijd
waarop beelden zijn opgenomen.
122
Geluid opnemen
Voor beelden die worden weergegeven op het overzichtscherm, kan geluid worden opgenomen.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart met de beelden waarbij u geluid
wilt opnemen.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De beelden dien zijn opgeslagen op de CF-kaart,
worden weergegeven.
2 Geluid opnemen
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het beeld
waarbij u geluid wilt opnemen.
2Door op de geluidsopnameknop te drukken, start u de
geluidsopname.
3Druk nogmaals op de geluidsopnameknop om de
opname te beëindigen.
De opname wordt beëindigd en verschijnt er scherm
waarin om bevestiging van de opname wordt verzocht.
4Om het opgenomen geluid te bevestigen, drukt u op
de linker soft-toets om [Play] (afspelen) te selecteren.
5Om het opgenomen geluid op te slaan, drukt u op de
rechter soft-toets om [Exit] te selecteren.
Symbool geluidsopname en opnametijd
Geluidsopnameknop
123
DE BASISBEDIENING VOOR DE OVERZICHTSFUNCTIE
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
Om het opgenomen geluid te wissen, drukt u op de
middelste soft-toets om [Delete] (wissen) te selecteren.
U kunt geluid opnemen door op de geluidsopname-
knop te drukken om de opname te starten en
nogmaals op de knop te drukken om de opname te
stoppen, maar u kunt geluidsopnamen ook als volgt
starten en stoppen.
1Houd e geluidsopnameknop ongeveer een seconde
ingedrukt. Het microfoonsymbool begint te
knipperen en de registratie van de opnametijd
begint.
2Als u de geluidsopnameknop loslaat, wordt de
opname beëindigd.
Opgenomen geluid kan meteen na de opname worden
afgespeeld maar niet nadat andere beelden zijn
weergegeven of een andere functie is geactiveerd.
124
OPGENOMEN BEELDEN
VERWIJDEREN
U kunt beelden een voor een verwijderen of een aantal beelden tegelijk.
Daarnaast kunt u geselecteerde beelden beveiligen, zodat ze niet kunnen worden verwijderd.
Wilt u alle op de CF-kaart opgeslagen beelden verwijderen, raadpleeg dan Alle gegevens op
de CF-kaart verwijderen - Kaart formatteren.
blz
. 101
Geselecteerde beelden een voor een verwijderen. blz. 124
Alleen het beeld waar de cursor op wijst verwijderen.
Geselecteerde beelden verwijderen blz. 126
Een aantal geselecteerde beelden verwijderen.
Alle beelden verwijderen. blz. 127
Alle op de CF-kaart opgeslagen beelden tegelijk verwijderen.
Verwijdering van beelden onmogelijk maken. blz. 128
Beelden beveiligen die niet mogen worden verwijderd.
Opgenomen beelden een voor een verwijderen
Van de op het overzichtscherm weergegeven beelden alleen het beeld verwijderen waar de cursor op wijst.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de te verwijderen beelden
bevat.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm
2 Beelden verwijderen
1Druk op de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing tot de cursor wijst op de te
verwijderen beelden.
Beveiligde beelden (met een sleutelsymbool
rechtsonder op het scherm) kunnen nooit worden
verwijderd.
Wilt u beveiligde beelden verwijderen, hef dan de
beveiliging op ( blz. 128).
125
OPGENOMEN BEELDEN VERWIJDEREN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
2Druk op de middelste soft-toets om [Delete]
(verwijderen) te selecteren.
Het scherm voor bevestiging van de verwijdering van
beelden verschijnt.
3Druk op de linker soft-toets om [Delete] (verwijderen)
te selecteren. De beelden waar de cursor op wijst
worden verwijderd en het overzichtscherm verschijnt
weer.
Om de verwijdering van een beeld te annuleren, drukt
u op de rechter soft-toets om [Cancel] (annuleren) te
selecteren.
Alleen opgenomen geluid wissen
Als er geluid is opgenomen bij een beeld, is het mogelijk om alleen het geluid te wissen.
1 Loop door de beelden tot de cursor wijst op het beeld waarvan u het geluid wilt
wissen.
2 Druk op de middelste soft-toets om [Delete] (wissen) te selecteren.
Het scherm voor bevestiging van het wissen van het geluid verschijnt.
3 Als [Delete Sound] wordt geselecteerd door op de middelste soft-toets te drukken,
kan alleen het opgenomen geluid worden gewist.
126
Een aantal geselecteerde beelden verwijderen
Alle op het overzichtscherm geselecteerde beelden verwijderen.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de te verwijderen beelden
bevat.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
2 Beelden selecteren
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het beeld
dat u wilt verwijderen en druk op de linker soft-toets
om [Mark] te kiezen.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
2Selecteer alle beelden die u wilt verwijderen door de
bovenstaande procedure te herhalen.
Om de markering van de geselecteerde beelden op te
heffen, drukt u op de linker soft-toets om [Unmark]
(markering opheffen) te selecteren.
Beveiligde beelden (met een sleutelsymbool
rechtsonder op het scherm) kunnen wel worden
geselecteerd, maar nooit worden verwijderd.
Wilt u beveiligde beelden verwijderen, hef dan de
beveiliging op.
3 Geselecteerde beelden verwijderen
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Markeer [Delete] en druk op de middelste soft-toets
om [Delete] te selecteren.
Het scherm voor bevestiging van de verwijdering van
de geselecteerde beelden verschijnt.
3Druk op de linker soft-toets om [Delete] (verwijderen)
te selecteren. De geselecteerde beelden worden
verwijderd en het overzichtscherm verschijnt weer.
Wilt u de verwijdering annuleren, druk dan op de
rechter soft-toets om [Cancel] (annuleren) te
selecteren.
127
OPGENOMEN BEELDEN VERWIJDEREN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
Alle beelden verwijderen
Alle op het overzichtscherm weergegeven beelden verwijderen door ze allemaal te selecteren.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de te verwijderen beelden
bevat.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De beelden dien zijn opgeslagen op de CF-kaart,
worden weergegeven.
2 Alle beelden selecteren
1Houd de linker soft-toets ingedrukt. Wanneer het soft-
menu [Mark] verandert in [Mark All], haalt u uw vinger
van de linker soft-toets.
2Alle op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
geselecteerd en in het soft-menu verschijnt [Unmark]
(markering opheffen).
Om de selectie van alle beelden op te heffen, houdt u
de linker soft-toets ingedrukt en haalt u uw vinger van
de linker soft-toets wanneer het soft-menu verandert
van [Unmark] in [Unmark All].
Beveiligde beelden (met een sleutelsymbool
rechtsonder{F!} op het scherm) kunnen wel worden
geselecteerd, maar nooit worden verwijderd. Wilt u
beveiligde beelden verwijderen, hef dan de beveiliging
op. ( blz. 130)
Alle beelden tegelijk selecteren/deselecteren
Als er veel beelden moeten worden verwijderd, is het
handig om alle beelden te selecteren door de linker
soft-toets ingedrukt te houden en vervolgens de
selectie van beelden die u wilt houden op te heffen.
128
3 Alle beelden verwijderen
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Controleer of [Delete] is gemarkeerd en druk op de
middelste soft-toets om [Delete] te selecteren.
Het scherm voor bevestiging van de verwijdering van
alle beelden verschijnt.
3Als [Delete] wordt geselecteerd door op de linker soft-
toets te drukken, worden alle beelden verwijderd en
verschijnt de melding [No images in camera.].
Als u de verwijdering wilt annuleren, drukt u op de
rechter soft-toets om [Cancel] te selecteren.
Verwijdering van beelden onmogelijk maken Beveiliging
Het is mogelijk beelden te beveiligen, zodat ze niet kunnen worden verwijderd, zelfs niet bij
verwijderingsacties. Het is ook mogelijk beveiligde beelden te verwijderen door de beveiliging te
annuleren.
Als de CF-kaart wordt geformatteerd, worden ook beveiligde beelden verwijderd.
Beelden beveiligen
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de te beveiligen beelden
bevat.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De beelden dien zijn opgeslagen op de CF-kaart,
worden weergegeven.
129
OPGENOMEN BEELDEN VERWIJDEREN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
2 Selecteer het beeld dat u wilt beveiligen
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het beeld
dat u wilt beveiligen en druk op de linker soft-toets om
[Mark] te selecteren.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
2Selecteer alle beelden die u wilt beveiligen door de
bovenstaande procedure te herhalen.
Als u de beveiliging wilt annuleren, drukt u op de
linker soft-toets om [Unmark] te selecteren.
3 Geselecteerde beelden beveiligen
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Protect] te markeren en druk op de
middelste soft-toets om [Protect] te selecteren.
De geselecteerde beelden worden beveiligd en het
beveiligingssymbool (sleutel) wordt rechtsonder in het
overzichtscherm weergegeven.
Beveiligingssymbool (sleutel)
130
Beveiliging opheffen
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de beelden bevat waarvan u de
beveiliging wilt opheffen.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
2 Beelden selecteren waarvan u de beveiliging
wilt opheffen
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het beeld
waarvan u de beveiliging wilt opheffen en druk op de
linker soft-toets om [Mark] te selecteren.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
2Selecteer alle beelden waarvan u de beveiliging wilt
opheffen door de bovenstaande procedure te
herhalen.
Om de selectie van een aantal geselecteerde beelden
op te heffen, drukt u op de linker soft-toets om
[Unmark] (markering opheffen) te selecteren.
3 Beveiliging opheffen
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Protect] te markeren en druk op de linker soft-
toets om [Unprotect] te selecteren.
De beveiliging van de geselecteerde beelden wordt
opgeheven en het beveiligingssymbool (sleutel)
verdwijnt uit de rechteronderhoek van het
overzichtscherm.
131
BEELDEN INDELEN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
BEELDEN INDELEN
Op de CF-kaart opgeslagen beelden kunnen worden ingedeeld in categorieën door er een symbool
van een bepaalde categorie aan te koppelen, of worden samengebracht in een groep.
Beelden indelen in categorieën blz. 132
Categorie - Beelden met [Scenery] (landschappen) ( )
Categorie - Beelden met [Pets] (huisdieren) ( )
Groepsindeling - Groep blz. 133
Groepsnaam [GARDEN] (tuin)
Groepsnaam [NANA]
Scherm met eerste beeld Scherm met overzicht
Gegroepeerde beelden
Scherm met eerste beeld Scherm met overzicht
Gegroepeerde beelden
132
Beelden indelen naar categorie Categorie
Op de CF-kaart opgeslagen beelden indelen in categorieën door er een symbool van een bepaalde
categorie aan te koppelen.
Hierbij worden beelden ingedeeld in categorieën door aan elk beeld een symbool te koppelen. Dit is
niet mogelijk bij beeldgroepen.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart met de beelden die u wilt indelen in
categorieën.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
2 Beelden selecteren voor categorisering
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het te
categoriseren beeld en druk op de linker soft-toets
om [Mark] te selecteren.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
2Selecteer alle beelden die u wilt indelen in categorieën
door de bovenstaande procedure te herhalen.
Om de markering van de geselecteerde beelden op te
heffen, drukt u op de linker soft-toets om [Unmark]
(markering opheffen) te selecteren.
3 Het scherm [Categorize] weergeven
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Categorize] te markeren en druk op de linker soft-
toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Categories] verschijnt.
4 Beelden indelen
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing om de categorie te markeren waarin
u het beeld wilt onderbrengen, en druk op de linker
soft-toets om [Select] te kiezen.
133
BEELDEN INDELEN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
2Het symbool van de geselecteerde categorie wordt
ingesteld voor het beeld en het overzichtscherm
verschijnt weer.
In categorieën ondergebrachte beelden kunnen op het
overzichtscherm in verschillende categorieën worden
weergegeven middels de zoekopdrachten.
( blz. 141)
Beelden indelen in groepen Groep
Op de CF-kaart opgeslagen beelden kunnen worden ondergebracht in één groep, die u een naam
kunt geven en opslaan. Aan een bestaande groep kunnen eerder opgenomen beelden worden
toegevoegd.
Registratie van een nieuwe groep blz. 133
Registratie van geselecteerde beelden in een groep door toekenning van een nieuwe groepsnaam.
Weergave van alle beelden reduceren tot eerste beeld blz. 136
Weergave van gegroepeerde beelden: eerste beeld of alle beelden.
Beelden toevoegen aan een geregistreerde groep blz. 137
Geselecteerde beelden toevoegen aan een geregistreerde groep.
Een groep opheffen blz. 138
Een geselecteerde groep opheffen.
Registratie van een nieuwe groep
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de beelden bevat die u wilt
registreren in een groep.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
Categoriesymbool
134
2 Beelden selecteren voor registratie in een
groep
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het beeld
dat u wilt registreren in een groep en druk op de linker
soft-toets om [Mark] te selecteren.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
2Selecteer alle beelden die u wilt registreren een groep
door de bovenstaande procedure te herhalen.
Om de markering van geselecteerde beelden op te
heffen, drukt u op de linker soft-toets om [Unmark]
(markering opheffen) te selecteren.
3 Het invoerscherm [Group Name] weergeven
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Group] (groep) te markeren.
Wanneer u voor het eerst een groepsnaam invoert
3Druk op de linker soft-toets om [Create] (maken) te
selecteren. Het invoerscherm [Group Name] verschijnt
dan.
Wanneer er al groepsnamen zijn geregistreerd
3Druk op de linker soft-toets om [Add] (toevoegen) te
selecteren. Het scherm [Add To Group] (toevoegen
aan groep) verschijnt.
4Als u [Create New] selecteert door op de middelste
soft-toets te drukken, verschijnt het scherm [Group
Name].
135
BEELDEN INDELEN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
4 Een groepsnaam invoeren
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van
de vierwegbesturing om de in te voeren tekens te
selecteren en druk op de rechterpijl (s) van de
vierwegbesturing.
De geselecteerde tekens worden ingevoerd.
2Herhaal deze procedure als u nog meer groepsnamen
wilt invoeren.
Een groepsnaam mag bestaan uit maximaal 8 letters
van het alfabet.
Door op de linkerpijl (t) van de vierwegbesturing te
drukken, wist u het laatst ingevoerde teken.
3Als u klaar bent met de invoer van groepsnamen,
drukt u op de rechter soft-toets om [Exit] (afsluiten) te
selecteren.
Het geselecteerde beeld wordt geregistreerd in de
ingevoerde groep en het scherm [Edit] verschijnt weer.
Groepsnaam
136
De weergave van beelden in een groep
Gegroepeerde beelden kunnen op twee manieren worden weergegeven op het overzichtscherm:
alleen het eerste beeld wordt weergegeven (collapse) of alle opgeslagen beelden worden
weergegeven (Expand).
1 Alleen het eerste beeld van gegroepeerde
beelden weergeven
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op een van
de gegroepeerde beelden.
In het soft-menu staat nu [Collapse] (eerste beeld).
2Druk op de rechter soft-toets om [Collapse]
(eerste beeld) te selecteren. De weergave van de
gegroepeerde beelden wordt gereduceerd tot het
eerste beeld.
2 Weergave van het eerst beeld uitbreiden tot
alle beelden
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het eerste
gegroepeerde beeld.
In het soft-menu verschijnt [Expand].
2Druk op de rechter soft-toets om [Expand] (alle
beelden) te selecteren. De weergave van het eerste
beeld wordt uitgebreid tot alle beelden.
Gegroepeerde beelden
137
BEELDEN INDELEN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
Beelden toevoegen aan een geregistreerde groep
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de beelden bevat die u wilt
toevoegen aan een groep.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
2 Beelden selecteren voor toevoeging aan een
groep
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het beeld
dat u wilt toevoegen aan een groep en druk op de
linker soft-toets om [Mark] te selecteren.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
2Selecteer alle beelden die u wilt toevoegen aan een
groep door de bovenstaande procedure te herhalen.
Om de markering van geselecteerde beelden op te
heffen, drukt u op de linker soft-toets om [Unmark]
(markering opheffen) te selecteren.
3 Het scherm [Add To Group] weergeven
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Gebruik de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Group] te markeren en druk op de linker soft-toets
om [Add] te selecteren.
Het scherm [Add To Group] (toevoegen aan groep)
verschijnt.
4 De groep selecteren waaraan u beelden wilt
toevoegen
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing om de groep te selecteren waaraan
u beelden wilt toevoegen.
2Druk op de linker soft-toets om [Select] te selecteren.
Het geselecteerde beeld wordt toegevoegd aan de
opgegeven groep en het menuscherm [Edit] verschijnt
weer.
Als u de toevoeging wilt annuleren, drukt u op de rechter
soft-toets om [Exit] te selecteren.
Scherm [Add To Group]
138
3Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, verschijnt het overzichtscherm weer.
Een groep opheffen
Opheffing van een geregistreerde groep.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart met de beelden waarvan u de
groepering wilt opheffen.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
2 Een groep beelden selecteren waarvan u de
groepering wilt opheffen
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op een van
de beelden in de groep die u wilt opheffen. Door één
beeld van de groep te selecteren, kunt u de hele
groep opheffen.
3 Een groep opheffen
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Group] (groep) te markeren.
3Druk op de middelste soft-toets om [Dissolve] te
selecteren.
[Dissolve] verdwijnt en de gemarkeerde groep wordt
opgeheven.
4Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, verschijnt het overzichtscherm weer.
139
OPGENOMEN BEELDEN ZOEKEN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
OPGENOMEN BEELDEN ZOEKEN
U kunt op de CF-kaart opgeslagen beelden zoeken en weergeven door een datum of categorie op te
geven.
Beelden zoeken op datum
Weergave van beelden die zijn gezocht op een opgegeven datum.
Beelden zoeken op categorie
Weergave van beelden die zijn gezocht op een opgegeven categorie.
Beelden zoeken op datum
Van de op een CF-kaart opgeslagen beelden kunt u alleen die beelden zoeken en weergeven die een
bepaalde datum hebben.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de beelden bevat waarnaar u
wilt zoeken.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De beelden dien zijn opgeslagen op de CF-kaart,
worden weergegeven.
2 Het scherm [By Date] weergeven
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Druk driemaal op de rechterpijl (s) van de
vierwegbesturing om het menu [Find] (zoeken)
weer te geven.
3Controleer of [By Date] is gemarkeerd.
Het scherm [Find By Date] (zoeken op datum)
verschijnt.
140
3 Zoekgegevens invoeren
1Het jaar bij [From] (vanaf) is gemarkeerd.
Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van
de vierwegbesturing om het jaar aan te geven
waarin de opname is gemaakt.
Als u [Year] hebt aangegeven, drukt u op de
rechterpijl (s) van de vierwegbesturing om [Month]
te markeren. Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag
(▲▼) van de vierwegbesturing om [Month] aan te
geven op dezelfde manier als [Year].
Geef [Day] aan op dezelfde manier als [Year] en
[Month]. Nadat u op deze manier een datum hebt
opgegeven, drukt u op de rechterpijl (s) van de
vierwegbesturing om [Year] of [From:] te markeren.
2Om één datum aan te geven, geeft u bij [From:] en
[To:] dezelfde jaar/maand/dag op.
In deze handleiding wordt de methode voor
datuminvoer alleen beschreven voor het aanvankelijk
ingestelde datumweergaveformaat (jaar/maand/dag).
Het weergaveformaat jaar/maand/dag kan worden
ingesteld door [Date] (datum) te selecteren in het
menu Preferences (voorkeuren) in de opnamefunctie.
4 De zoekactie starten
1Druk op de linker soft-toets om [Find] (zoeken) te
selecteren.
Beelden binnen het opgegeven datumbereik worden
weergegeven op een scherm met een zoeklijst.
2Om terug te gaan naar het overzichtscherm, drukt u
op de middelste soft-toets om [Show All] (alles tonen)
te selecteren.
Sluit het zoeklijstscherm af en ga terug naar het
overzichtscherm.
Op het zoeklijstscherm kunnen op dezelfde wijze
bewerkingen worden uitgevoerd als op het overzicht-
scherm.
141
OPGENOMEN BEELDEN ZOEKEN
BEELDEN RANGSCHIKKEN MET DE OVERZICHTSFUNCTIE
Beelden zoeken op categorie
U kunt op de CF-kaart opgeslagen beelden zoeken en weergeven door een bepaalde categorie op te
geven.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de beelden bevat waarnaar u
wilt zoeken.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
3De beelden dien zijn opgeslagen op de CF-kaart,
worden weergegeven.
2 Het scherm [By Category] weergeven
1Als u op de menuknop drukt, verschijnt het menu
[Edit] (bewerken).
2Druk driemaal op de rechterpijl (s) van de
vierwegbesturing om het menu [Find] (zoeken)
weer te geven.
3Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [By Category] te markeren en druk op de linker
soft-toets om [Edit] te selecteren.
Het scherm [Find By Category] (zoeken op categorie)
verschijnt.
3 De categorie waarop moet worden gezocht
aangeven
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van de
vierwegbesturing om de categorie waarop u wilt
zoeken te markeren.
2Druk op de linker soft-toets om [Select] te selecteren.
De beelden van de opgegeven categorie verschijnen
op het zoeklijstscherm.
3Om terug te gaan naar het overzichtscherm, drukt u
op de middelste soft-toets om [Show All] (alles tonen)
te selecteren.
Sluit het zoeklijstscherm af en ga terug naar het
overzichtscherm.
142
Op het zoeklijstscherm kunnen op dezelfde wijze
bewerkingen worden uitgevoerd als op het
overzichtscherm.
Wanneer er geen beelden voldoen aan de criteria die
zijn opgegeven bij [By Date] of [By Category],
verschijnt de melding [No images matched search
criteria].
Als u andere zoekcriteria wilt gebruiken, drukt u op
de rechter soft-toets om [Search Again] te selecteren.
Het scherm [Find] verschijnt dan weer.
Als u niet verder wilt zoeken, drukt u op de linker soft-
toets om [Show All] te selecteren. Het overzichtscherm
verschijnt dan weer.
143
AFDRUKKEN OF VERWERKEN
MET ANDERE APPARATEN
OPGENOMEN BEELDEN AFDRUKKEN ..........................................144
Afdrukken met DPOF-compatibiliteit ..........................................144
Afdrukken op een JetSend-compatibele printer ........................148
DE OPGENOMEN BEELDEN WEERGEVEN
EN VERWERKEN OP EEN PC ..................................................151
Alvorens de camera aan te sluiten op een PC ..........................151
De PC-aansluitingsfunctie instellen ............................................151
BEELDEN VERZENDEN NAAR / ONTVANGEN VAN ANDERE
CAMERA'S ALS DIGITA IS GEÏNSTALLEERD ..........................154
Beelden verzenden ....................................................................154
Beelden ontvangen ....................................................................156
EEN EXTERNE FLITSER GEBRUIKEN ............................................157
EEN SCRIPT UITVOEREN ................................................................159
ADOBE
PHOTOSHOP
5.0
LIMITED EDITION INSTALLEREN ..............................................160
144
OPGENOMEN BEELDEN AFDRUKKEN
Op een CF-kaart opgeslagen beelden kunnen worden afgedrukt zoals ingevoerd door DPOF-
compatibele printers of de afdrukservice van een fotolab. Ze kunnen ook rechtstreeks worden
afgedrukt op HP JetSend-compatibele printers.
DPOF (een afkorting van Digital Print Order Format) is een formaat dat nodig is voor het
vastleggen van afdrukspecificatiegegevens (de beelden die u wilt afdrukken, het aantal af te
drukken exemplaren, het al dan niet afdrukken van datumgegevens). Deze informatie is nodig
om beelden af te drukken die zijn opgenomen met een digitale camera of om ze te laten
afdrukken door een afdrukservice van een fotolab.
U kunt de afdrukspecificatiegegevens op een CF-kaart opslaan in het DPOF-formaat en
overbrengen naar DPOF-compatibele printers of naar de afdrukservice van een fotolab.
De beelden worden dan afgedrukt zoals aangegeven in de printopdracht.
Afdrukken met DPOF-compatibiliteit blz. 144
Aangeven dat gemaakte opnamen moeten worden afgedrukt op DPOF-compatibele printers of
door de afdrukservice van een fotolab.
Afdrukken op een JetSend-compatibele printer. blz. 148
Beelden afdrukken met de CF-kaart in de camera geplaatst.
Afdrukken met DPOF-compatibiliteit
Als u de door deze camera gemaakte opnamen laat afdrukken op DPOF-compatibele printers of door
de afdrukservice van een fotolab, kunt u het volgende instellen: de af te drukken beelden, het aantal
exemplaren en het type afdruk (indexafdruk of standaardafdruk). Deze informatie kan worden
opgeslagen op de CF-kaart.
Afdrukken met DPOF-compatibiliteit
Geef aan welke beelden moeten worden afgedrukt, het aantal exemplaren en het type afdruk
(indexafdruk of standaardafdruk) en sla de informatie op de CF-kaart op.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart die de af te drukken beelden bevat.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie( ).
De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
145
OPGENOMEN BEELDEN AFDRUKKEN
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
2 Een beeld selecteren
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het af te
drukken beeld en druk op de linker soft-toets om
[Mark] te selecteren.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
2Herhaal deze procedure tot alle af te drukken beelden
zijn geselecteerd.
Om de selectie van een beeld op te heffen, drukt u op
de linker soft-toets om [Unmark] (markering opheffen)
te selecteren.
Bij de selectie van beelden kunt u de beelden het
beste rangschikken op hetzelfde aantal exemplaren en
het type afdruk (index of standaard).
Als van een reeks intervalopnamen of een groep
beelden alleen het eerste beeld wordt weergegeven,
worden alle beelden van die reeks/groep afgedrukt.
Als u afzonderlijke beelden wilt afdrukken, drukt u op
de rechter soft-toets om [Expand] te selecteren.
Selecteer vervolgens de gewenste beelden.
3 Het scherm [Add Images] weergeven
1Druk op de menuknop en daarna op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing om het menu [Print Order
Form] weer te geven.
2Controleer of [Add Images] is gemarkeerd en druk op
de linker soft-toets om [Add] te selecteren.
Het scherm [Add to Order] verschijnt.
146
4 Het formaat en het aantal af te drukken
exemplaren instellen
1Markeer [Copies] en gebruik de linker- en rechterpijl
(ts) van de vierwegbesturing om het aantal af te
drukken exemplaren op te geven.
Het aantal beelden kan worden ingesteld van 0 tot 99.
De standaardinstelling is 1 en het vorige ingestelde
aantal verschijnt niet opnieuw.
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Size] (formaat) te markeren en gebruik de linker-
en rechterpijl (ts) van de vierwegbesturing om een
formaat te selecteren.
[Index] .......... De geselecteerde beelden worden
afgedrukt als overzicht.
[Standard] .... De geselecteerde beelden worden
afgedrukt op het standaardformaat.
3Druk op de linker soft-toets om [Add] te selecteren.
De printopdrachtinformatie wordt opgeslagen op de
CF-kaart en het menu [Print Order Form] verschijnt.
4Als [Exit] (afsluiten) wordt geselecteerd met de rechter
soft-toets, verschijnt het overzichtscherm weer
Herhaal deze procedures voor de selectie van
beelden, het aantal exemplaren en het afdruktype
(index of standaard).
De printopdrachtinformatie controleren
Controleer de printopdrachtinformatie, zoals het beeldnummer, het aantal exemplaren en het
afdruktype (index of standaard).
1 Het overzichtscherm weergeven.
1Plaats de CF-kaart waarop de printopdrachtinformatie
is opgeslagen.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
2 Het scherm [View Order] weergeven.
1Druk op de menuknop en daarna op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing om het scherm [Print Order
Form] weer te geven.
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [View Order] weer te geven en druk op de linker
soft-toets om [Select] te kiezen.
Het scherm [View Order] verschijnt.
147
OPGENOMEN BEELDEN AFDRUKKEN
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
3 De printopdrachtinformatie controleren
1Op het scherm [Print Order Form] worden het
beeldnummer, het aantal exemplaren en het
afdrukformaat ([Standard] of [Index]) weergegeven.
Controleer of de geselecteerde printopdrachtinformatie
correct is.
2Druk na controle van de printopdrachtinformatie op de
rechter soft-toets om [Exit] te selecteren en terug te
gaan naar het scherm [Print Order Form].
3Druk op de rechter soft-toets om [Exit] te selecteren.
Het overzichtscherm verschijnt dan weer.
De printopdrachtinformatie annuleren
Alle op de CF-kaart opgeslagen printopdrachtinformatie annuleren.
1 Het overzichtscherm weergeven
1Plaats de CF-kaart waarop de printopdrachtinformatie
is opgeslagen.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie( ).
De op de CF-kaart opgeslagen beelden worden
weergegeven op het overzichtscherm.
2 De printopdrachtinformatie annuleren
1Druk op de menuknop en daarna op de rechterpijl (s)
van de vierwegbesturing om het menu [Print Order
Form] weer te geven.
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Erase Order] (opdracht wissen) te markeren en
druk op de linker soft-toets om [Erase] te selecteren.
Er verschijnt een scherm waarin u wordt verzocht de
annulering van de printopdrachtinformatie te
bevestigen.
3Druk op de middelste soft-toets om [Cancel]
(annuleren) te selecteren om de printopdracht-
informatie te annuleren.
Alle printopdrachtinformatie op de CF-kaart wordt
geannuleerd en het menuscherm [Printer Order Form]
verschijnt weer.
Wilt u de annulering afbreken, druk dan op de rechter
soft-toets om [Cancel] te selecteren.
4Druk op de rechter soft-toets om [Exit] (afsluiten) te
selecteren en terug te gaan naar het overzichtscherm.
148
Afdrukken op een JetSend-compatibele printer
Hierna wordt uitgelegd hoe beelden op de CF-kaart van deze camera worden afgedrukt op een
JetSend-compatibele printer.
Afdrukken volgens de hierna beschreven procedure is alleen mogelijk op JetSend-compatibele
printers.
In deze handleiding wordt alleen de afdrukprocedure beschreven met de Photo Smart
P1000/P1100 van Hewlett Packard als voorbeeld. De procedure kan per printer verschillen.
Raadpleeg de handleiding bij uw printer voor de te volgen procedure.
Afdrukken vergt veel van de batterijen.
Het verdient dan ook aanbeveling gebruik te maken van een speciale wisselstroomadapter.
Bij aansluiting van een wisselstroomadapter moet de voeding van de camera zelf worden
uitgeschakeld.
1 Het afdrukken voorbereiden
1Zet de printer aan en doe het papier waarop moet
worden afgedrukt in de papierlade.
Raadpleeg de handleiding bij uw printer voor de
precieze handelwijze.
2Plaats de CF-kaart waarop de af te drukken beelden
zijn opgeslagen in de camera.
3Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
De op de CF-kaart opgeslagen beelden verschijnen
op het scherm.
2 Beelden selecteren
1Loop door de beelden tot de cursor wijst op het af te
drukken beeld en druk op de linker soft-toets om
[Select] te kiezen.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
149
OPGENOMEN BEELDEN AFDRUKKEN
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
2Herhaal deze procedure tot alle af te drukken beelden
zijn geselecteerd.
Druk op de linker soft-toets om [Unmark] (markering
opheffen) te selecteren als u de selectie van een beeld
wilt opheffen.
Bij de selectie van beelden kunt u de beelden het
beste rangschikken op hetzelfde aantal exemplaren
en het type afdruk (index of standaard).
Als van een reeks intervalopnamen of een groep
beelden alleen het eerste beeld wordt weergegeven,
worden alle beelden van die reeks/groep afgedrukt.
Als u afzonderlijke beelden wilt afdrukken, drukt u op
de rechter soft-toets om [Expand] te selecteren.
Selecteer vervolgens de gewenste beelden.
3 Het menu [Transmit] weergeven
1Druk op de menuknop en daarna tweemaal op de
rechterpijl (s) van de vierwegbesturing om het menu
[Transmit] weer te geven.
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [Camera-Printer] te markeren.
Het is mogelijk alleen het beeld waar de cursor op
wijst af te drukken door te drukken op de verzendknop
van de camera.
Verzendknop
150
4 Het afdrukken starten
1Plaats de infrarood datazender van de camera
tegenover de infrarood (IR)-poort van de printer.
2Druk op de linker soft-toets om [Send] (verzenden) te
selecteren.
Het bericht [Connecting...] (verbinding maken)
verschijnt op de LCD-monitor van de camera.
Het bericht [Connecting...] verschijnt op het LCD
(Liquid Crystal Display) van de printer. Als de
verbinding tot stand is gebracht, verschijnt de melding
Select [Print] or [Save].
3Druk op de knop [Print] (afdrukken) van de printer.
4Geef een papiertype en een papierformaat op als het
betreffende bericht op de LCD-monitor verschijnt.
Raadpleeg de handleiding bij de printer aangaande
het verrichten van deze instellingen.
5Nadat de printerconfiguratie is ingesteld, richt u de IR-
datazender van de camera opnieuw op de IR-poort
van de printer en drukt u op de knop [OK/YES].
Het bericht [Printing] (bezig met afdrukken) verschijnt
en het afdrukken begint.
Plaats de camera en de printer precies tegenover
elkaar.
Plaats de zender van de camera en de ontvanger
van de printer dicht bij en tegenover elkaar.
Infrarood datazender.
Infrarood(IR)-poort
binnen straal van 50 cm
151
DE OPGENOMEN BEELDEN WEERGEVEN EN VERWERKEN OP EEN PC
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
DE OPGENOMEN BEELDEN WEERGEVEN
EN VERWERKEN OP EEN PC
Door middel van de speciale USB-kabel kan deze camera worden aangesloten op een PC.
Opgenomen beelden kunnen worden bewerkt en afgedrukt op de PC.
Alvorens de camera aan te sluiten op een PC
Een PC waarop de camera kan worden aangesloten middels de speciale USB-kabel, moet aan de
volgende eisen voldoen. Controleer dit alvorens de camera aan te sluiten.
Systeemeisen
Windows-computer met een standaard USB-poort waarop Windows 98 of 2000 is geïnstalleerd,
of een Macintosh-computer waarop Mac OS 8.6 of hoger is geïnstalleerd.
Belangrijk
Niet geschikt voor Windows 95.
Werkt u met Windows 98, installeer dan het USB-stuurprogramma. Raadpleeg de bijbehorende
handleiding voor de USB Driver Installation Guide and Software EI-S-SW 1 voor de installatie.
Voor de aansluiting wordt de speciale USB-kabel (EI-I-USB1) aanbevolen.
De PC-aansluitingsfunctie instellen
Bij aansluiting van deze camera op een PC met een USB-kabel moet de PC-aansluitingsfunctie
zodanig worden ingesteld dat de PC de camera kan herkennen als een van de schijfeenheden van
het systeem.
1 De opnamefunctie activeren
1Plaats de CF-kaart.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
152
2 Het scherm [PC Connect Mode] weergeven
1Druk op de menuknop en daarna driemaal op de
rechterpijl (s) van de vierwegbesturing om het menu
[Preferences] weer te geven.
2Druk op de pijl-omlaag () van de vierwegbesturing
om [PC Connect Mode] (PC-aansluitingsfunctie) te
markeren en druk op de linker soft-toets om [Edit] te
selecteren.
Het scherm [PC Connect Mode] verschijnt.
3 De PC-aansluitingsfunctie instellen
1Gebruik de pijl-omhoog en pijl-omlaag (▲▼) van
de vierwegbesturing om [USB Disk Drive] (USB-
schijfeenheid) te markeren.
2Als u op de linker soft-toets drukt om het soft-menu
[Select] te selecteren, wordt de geselecteerde PC-
aansluitingsfunctie ingesteld en verschijnt het menu
[Preferences] (voorkeuren) weer.
3Als u op de rechter soft-toets drukt om [Exit] (afsluiten)
te selecteren, wordt de opnamestatus hersteld.
De PC-aansluitingsfunctie [Digita Device] (Digita-
apparaat) is momenteel niet beschikbaar.
De camera aansluiten op een PC
Hierna wordt uitgelegd hoe de camera wordt aangesloten op een PC.
1 Een USB-kabel aansluiten op een PC
1Zet de PC aan.
2Sluit de speciale USB-kabel aan op de PC.
153
DE OPGENOMEN BEELDEN WEERGEVEN EN VERWERKEN OP EEN PC
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
2 Een USB-kabel aansluiten op de camera
1Plaats de CF-kaart met de beelden die u op de PC wilt
bewerken in de camera.
2Open de zijklep van de camera en sluit een USB-kabel
aan op de USB-connector.
3Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
PC-functie [PC-symbool].
Deze camera wordt door een PC herkend als een van
de schijfeenheden.
Raadpleeg de handleiding bij de PC of bij uw
beeldbewerkingssoftware aangaande het importeren
van beelden.
154
BEELDEN VERZENDEN NAAR / ONTVANGEN
VAN ANDERE CAMERA'S ALS DIGITA IS
GEÏNSTALLEERD
U kunt ook beelden verzenden naar/ontvangen van andere camera's waarop Digita is geïnstalleerd.
U kunt ook beelden verzenden naar/ontvangen van een andere EI-2000 camera of andere
compatibele camera's met een infrarood datazender waarop Digita is geïnstalleerd.
Het verzenden/ontvangen van gegevens vergt veel van de batterijen. Het verdient aanbeveling
hierbij gebruik te maken van een wisselstroomadapter. Bij aansluiting van een
wisselstroomadapter moet eerst de voeding van de camera zelf worden uitgeschakeld.
Beelden verzenden
Op de CF-kaart opgeslagen beelden verzenden naar een andere camera waarop Digita is
geïnstalleerd.
1 Het verzenden voorbereiden
1Plaats de CF-kaart waarop de te verzenden beelden zijn
opgeslagen.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
De op de CF-kaart opgeslagen beelden verschijnen
op het overzichtscherm.
2 Beelden selecteren
1Gebruik de linker- en rechterpijl (ts) van de
vierwegbesturing om de beelden te doorlopen tot de
cursor wijst op het te verzenden beeld en druk op de
linker soft-toets om [Mark] te selecteren.
De rechteronderhoek van het geselecteerde beeld
wordt afgeknipt en in het soft-menu verschijnt
[Unmark] (markering opheffen).
2Herhaal deze procedure om alle te verzenden
beelden te selecteren.
Om de markering van geselecteerde beelden op te
heffen, drukt u op de linker soft-toets om [Unmark]
(markering opheffen) te selecteren.
Als van een reeks intervalopnamen of een groep
beelden alleen het eerste beeld wordt weergegeven,
worden alle beelden van die reeks/groep verzonden.
Als u afzonderlijke beelden wilt afdrukken, drukt u op
de rechter soft-toets om [Expand] te selecteren.
Selecteer vervolgens de gewenste beelden.
155
BEELDEN VERZENDEN NAAR / ONTVANGEN VAN ANDERE CAMERA'S ALS DIGITA IS GEÏNSTALLEERD
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
3 Het menu [Transmit] weergeven
1Druk op de menuknop en daarna tweemaal op de
rechterpijl (s) van de vierwegbesturing om het menu
[Transmit] weer te geven.
2Controleer of [Camera-Camera] is gemarkeerd.
4 De verzending starten
1Plaats de infrarood datazender van de verzendende
camera tegenover die van de ontvangende camera.
2Druk op de linker soft-toets om [Send] (verzenden)
te selecteren.
Er verschijnt een bericht ter bevestiging van de
voorbereiding op de ontvangende camera.
3Zorg dat de ontvangende camera zich in de
ontvangstfunctie bevindt en druk op de linker soft-
toets om [Continue] (verdergaan) te selecteren.
Het bericht [Receiving camera ready?] (ontvangende
camera klaar?) verschijnt op de LCD-monitor en de
geselecteerde beelden worden verzonden.
Belangrijk
Als bij de verzending beschadigde gegevens
worden gevonden, wordt de overdracht afgebroken.
De resterende beelden worden niet verzonden.
Plaats de twee camera's tegenover elkaar.
Plaats de camera's zo dicht mogelijk bij elkaar
en zorg dat de infrarood datazenders van beide
camera's zich tegenover elkaar bevinden.
De infrarood datazender
binnen straal
van 50 cm
156
Beelden ontvangen
Beelden ontvangen die worden verzonden door een andere met Digita uitgeruste camera.
Zorg dat er op de CF-kaart voldoende capaciteit is om te ontvangen beelden op te slaan. Als
er te weinig capaciteit over is op de geheugenkaart, is het niet mogelijk beelden te ontvangen.
1 De ontvangst van beelden voorbereiden
1Plaats een CF-kaart met voldoende capaciteit om de
te ontvangen beelden op te slaan.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
overzichtsfunctie ( ).
De op de CF-kaart opgeslagen beelden verschijnen
op het overzichtscherm.
Wanneer er op de CF-kaart al beelden staan, worden
de ontvangen beelden opgeslagen na het laatste op
de CF-kaart opgeslagen beeld, in volgorde van
opnamedatum.
2 De ontvangst starten
1Druk op de menuknop en daarna tweemaal op de
rechterpijl (s) van de vierwegbesturing om het menu
[Transmit] weer te geven.
2Controleer of [Camera-Camera] is gemarkeerd.
3Plaats de infrarood datazender van de verzendende
camera tegenover die van de ontvangende camera.
4Zorg dat de verzendende camera zich in de
verzendwachtfunctie bevindt en druk op de middelste
soft-toets om [Receive] (ontvangen) te selecteren.
Het bericht [Waiting for connection...] (wacht op
verbinding) verschijnt op de LCD-monitor.
5Druk op de linker soft-toets van de verzendende
camera om [Continue] (verdergaan) te selecteren.
De beelden worden dan ontvangen.
Plaats de twee camera's tegenover elkaar.
Plaats de camera's zo dicht mogelijk bij elkaar
en zorg dat de infrarood datazenders van beide
camera's zich tegenover elkaar bevinden.
De infrarood datazender
binnen straal
van 50 cm
157
EEN EXTERNE FLITSER GEBRUIKEN
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
EEN EXTERNE FLITSER GEBRUIKEN
Op deze camera kan een externe flitser worden bevestigd en gebruikt.
Als externe flitser kan een automatische of een hand-
bediende flitser worden gebruikt. De DDL-flitserfunctie is
bij deze camera niet beschikbaar. Om een DDL-flitser te
gebruiken, stelt u de flitserfunctie in op automatisch (A) of
handmatig (M).
1 Een externe flitser bevestigen
1Verwijder het flitsschoenkapje boven op de camera.
2Bevestig de externe flitser op het flitsschoentje.
Raadpleeg de handleiding bij de flitser aangaande de
specifieke flitserfuncties van de flitser.
Flitsschoenkapje
158
2 Handmatige belichting instellen als
belichtingsfunctie
1Plaats de CF-kaart.
2Zet de camera aan en draai de functiekiezer naar de
opnamefunctie ( ).
3Draai de belichtingsfunctiekiezer naar de handmatige
belichtingsfunctie.
Bij handmatige belichting kunt u de externe flitser
gebruiken. De externe flitser kan niet worden gebruikt
in andere belichtingsfuncties.
Handmatige belichting instellen als belichtingsfunctie.
3 Opnamen maken met de externe flitser
1Zet de flitser aan.
Raadpleeg de handleiding bij de externe flitser
aangaande het gebruik van de flitser.
2Stel de sluitertijd en het diafragma in. Volg hiervoor de
procedure voor handmatige belichting. blz. 72
Er kan een sluitertijd van minder dan 1/1000 seconde
worden ingesteld.
Het is niet mogelijk de ingebouwde flitser en een
externe flitser tegelijk te gebruiken.
Informatie over de externe flitser kan niet worden
gecontroleerd op het LCD of in de zoeker van deze
camera.
3Als de ontspanknop wordt ingedrukt, gaat de externe
flitser af.
159
EEN SCRIPT UITVOEREN
AFDRUKKEN OF VERWERKEN MET ANDERE APPARATEN
EEN SCRIPT UITVOEREN
Een op de CF-kaart opgeslagen script uitvoeren.
Het besturingssysteem Digita biedt de mogelijkheid om een scriptprogramma te maken
op basis van de Digita Script-taal. Zo kunt u een reeks handelingen automatiseren en de
camerafuncties uitbreiden door een scriptprogramma uit te voeren dat is opgeslagen op
de CF-kaart van de camera.
1 De scriptmenu's weergeven
1Plaats de CF-kaart waarop het scriptprogramma staat.
2Zet de camera aan.
3Als u op de menuknop drukt, verschijnt het
menuscherm voor elke functie.
4Druk op de rechterpijl (s) van de vierwegbesturing
om het scriptmenu weer te geven.
2 Het script uitvoeren
1Markeer het uit te voeren script.
2Druk op de linker soft-toets om [Start] te selecteren.
Het geselecteerde script wordt uitgevoerd.
Wilt u de uitvoering van het script opheffen, druk
dan op de middelste soft-toets om [Stop Script] te
selecteren.
160
Adobe
Photoshop
5.0 Limited Edition installeren
Adobe
®
Photoshop
®
5.0 Limited Edition installeren
Adobe Photoshop LS installeren
De toepassing wordt op de vaste schijf geïnstalleerd vanaf de installatie cd; het programma kan niet
worden uitgevoerd vanaf de cd. Het installatieprogramma maakt standaard een nieuwe map aan met
de nieuwe Adobe Photoshop LE-bestanden. Installeer Photoshop LE niet in dezelfde map als een
eerdere versie van Photoshop of Photoshop LE.
Zo installeert u het programma Adobe Photoshop:
1. Plaats de installatie cd-rom in het cd-romstation.
2. Open de Adobe-map. Selecteer de gewenste taal.
3. Open de map Photoshop LE en dubbelklik op het bestand Setup.exe.
4. Zie verder de instructies in het tekstdocument Install.
161
BIJLAGE
TABEL FOUTMELDINGEN / WAARSCHUWINGEN ..........................162
TABEL MET TECHNISCHE GEGEVENS ..........................................164
162
TABEL FOUTMELDINGEN /
WAARSCHUWINGEN
Wanneer bij gebruik van de camera de foutmeldingentabel verschijnt op de LCD-monitor of in de
Live-weergave, kunnen de volgende oorzaken worden gegeven. U kunt het beste de aanbevelingen
bij de foutbeschrijvingen opvolgen.
Melding
Group names beginning with BR or TL
are reserved. Would you like to enter a
new group name?
Memory Card Full.
No card in camera.
No Memory Card.
No images in camera.
No images matched search criteria.
Unable to receive all of the images.
Unable to send all of the images.
Too Much Light.
Low Light.
Oorzaak en oplossing
Bij het maken van een nieuwe groep probeert u een groepsnaam
te registreren die begint met BR of TL. Selecteer het softmenu
[Create New] (nieuw maken) en registreer een groepsnaam die
met andere letters dan BR of TL begint.
Er is onvoldoende geheugen om het gewenste aantal beelden
op te slaan in de intervalopnamefunctie. Plaats een nieuwe
geheugenkaart of verwijder niet-benodigde beelden.
Er is geen geheugenkaart geïnstalleerd in de camera. Installeer
een geheugenkaart in de camera.
Er is geen geheugenkaart geïnstalleerd in de camera. Installeer
een geheugenkaart in de camera.
Er zijn geen beelden opgeslagen op de geheugenkaart die
kunnen worden weergegeven op het bewerkingsscherm.
In de bewerkingsfunctie is een zoekactie uitgevoerd, maar er
werden geen beelden gevonden die overeenstemmen met de
opgegeven datum of categorie. Selecteer het softmenu [Find]
(zoeken) en verander het zoekcriterium.
Bij het verzenden en ontvangen van beelden tussen twee
camera's worden er geen beelden ontvangen omdat een van de
camera's niet juist gericht is. Plaats de infrarood datazenders van
beide camera's tegenover elkaar en probeer nogmaals te zenden
en te ontvangen.
Bij het verzenden en ontvangen van beelden tussen twee
camera's worden er geen beelden verzonden omdat een van de
camera's niet juist gericht is. Plaats de infrarood datazenders van
beide camera's tegenover elkaar en probeer nogmaals te zenden
en te ontvangen.
U probeert een opname te maken bij extreem heldere
lichtomstandigheden.
U probeert een opname te maken terwijl het te donker is zonder
de flitser te gebruiken. Stel de automatische flitsfunctie of een
van de andere flitsfuncties in.
163
TABEL FOUTMELDINGEN / WAARSCHUWINGEN
BIJLAGE
Melding
Card requires formatting. Formatting
will delete everything on the memory
card.
Camera could not display this image.
This group name already exists. Do
you wish to enter a new group name
or continue with the current group
name?
No Thumbnail.
The receiving camera does not have
enough memory to receive images.
Camera did not establish connection.
Be sure IR ports are correctly aligned
and try again.
Transfer interrupted. Some images
were not sent.
Battery depleted.
Battery Low.
Unable to focus.
Oorzaak en oplossing
De geïnstalleerde geheugenkaart is geformatteerd voor gebruik
op een PC. De geheugenkaart moet worden geformatteerd voor
gebruik in de camera. Bij selectie van het softmenu [Format]
worden de gegevens in de geheugenkaart gewist en wordt de
kaart geformatteerd.
De gegevens die zijn ingevoerd middels beeldbewerkings-
software op een PC, worden opgeslagen in de geheugenkaart.
Gegevens die zijn bewerkt op een PC, kunnen niet worden
weergegeven in de presentatiefunctie.
Bij het maken van een nieuwe groep probeert u een reeds
bestaande naam te registreren. Selecteer het softmenu
[Create New] (nieuw maken) om een groep met een andere
naam te registreren.
Op de geheugenkaart zijn gegevens opgeslagen die zijn bewerkt
middels beeldbewerkingssoftware op een PC. Op een PC
bewerkte gegevens kunnen niet worden weergegeven in de
bewerkingsfunctie.
Bij het verzenden en ontvangen van beelden tussen twee
camera's is er te weinig geheugen in de ontvangende camera
om het aantal beelden te ontvangen. Verwijder niet-benodigde
beelden of vervang de geheugenkaart.
Bij het verzenden en ontvangen van beelden tussen twee
camera's worden er geen beelden ontvangen omdat een van de
camera's niet juist gericht is. Plaats de infrarood datazenders van
beide camera's tegenover elkaar en probeer nogmaals te zenden
en te ontvangen.
Bij verzending van beelden om af te drukken op een printer
konden de beelden niet correct worden verzonden, omdat de
camera niet juist is geplaatst t.o.v. de printer. Plaats de infrarood
datazender van de camera tegenover de printer en probeer de
beelden nogmaals te verzenden.
De batterijen zijn bijna leeg. Vervang ze door nieuwe batterijen.
De batterijen zijn leeg. Vervang ze door nieuwe batterijen.
De scherpstelindicatie in de zoeker knippert en er kan niet
correct worden scherpgesteld op het onderwerp. Het onderwerp
valt buiten de scherpstelling of u probeert scherp te stellen op een
onderwerp dat niet geschikt is voor de autofocusfunctie.
Verander de scherpstelafstand of het onderwerp waarop moet
worden scherpgesteld.
164
TABEL MET TECHNISCHE GEGEVENS
Type Digital still-spiegelreflexcamera met ingebouwd zoomobjectief, autofocus,
automatische belichting en automatische flitser.
Sensor 2,24 megapixel (totaal aantal pixels), 2/3 inch frame transfer CCD met
filter voor primaire kleuren.
Kleurdiepte 12 bits x 3 kleuren.
Opnamepixels 1600 x 1280 pixels (volledig), 800 x 640 pixels (1/4).
Gevoeligheid Automatisch, vast (gelijk aan ISO 25, 50, 100, 200, 400).
Bestandsindelingen Exif 2.1 (JPEG), TIFF (zonder compressie), DPOF.
Kwaliteitsniveaus Goed, Beter, Best en TIFF zonder compressie.
Opslagmedia CompactFlash (CF)-kaart Type I en Type II. Niet compatibel met
Microdrive.
Beeldopslagcapaciteit Belichtingscapaciteit bij gebruik van 8MB CF-kaart.
Opnamepixels Goed Beter Best TIFF
Volledig (ong.) 26 13 6 1
1/4 (ong.) 78 47 26 5
Objectief Pentax power zoom 8,2mm-25,8mm (gelijk aan 34mm-107mm bij 35mm-
formaat) f/2,5-f/3,9, 8 elementen in 7 groepen (1 asferisch element).
49 mm filterformaat.
Scherpstelsysteem
Type DDL autofocussysteem met contrastdetectie.
Functies AF-vergrendeling (bij scherpstelvergrendelingsfunctie), continue AF en
handmatige scherpstelling.
Scherpstelkaders Breed en spot.
Scherpstelbereik Autofocus : normaal 0,5m tot oneindig.
Macro: 0,02 m tot 0,6 m bij maximale telestand; 0,2 m tot 0,6 m voor de
rest van het bereik.
Handmatige scherpstelling: van 0,1m tot oneindig.
Belichtingsregeling
Lichtmeetsysteem DDL-lichtmeting. Keuze uit: integraalmeting, lichtmeting met nadruk op
het midden en spotmeting.
Belichtingsfuncties Picture-functies (standaard, portret, landschap, macro, actie en
nachtopname), geprogrammeerde automatische belichting, automatische
belichting met diafragmavoorkeuze, automatische belichting met
sluitertijdvoorkeuze en handmatige belichting.
Belichtingscorrectie
±3 EV (stappen van 0,5 EV).
EV-bracketing
3 opnamen in stappen van 0,5 of 1,0 EV.
Sluiter Elektronische centraalsluiter met elektronische CCD-sluiter en
geprogrammeerde automatische belichting. Sluitertijd: ong. 1/1000 sec.
tot 4 sec.
Opnamefuncties Enkelbeeld, serieopname, intervalopname, afstandsbediening en
zelfontspanner.
Flitser Ingebouwde, uitklapbare automatische DDL-. Gaat in automatische
functies automatisch af bij te weinig licht. Flitser-aan- en flitser-uit-functie.
Bij rode-ogenreductie wordt één voorflits afgegeven. Flitsschoentje voor
externe flitser.
Witbalans Automatisch, Daglicht, Kunstlicht, TL- licht en 5500K vast.
167
Aantekeningen
Aantekeningen
168
4


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Pentax slr el-2000 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Pentax slr el-2000 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 16,88 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info