129
Bijlage
Probleem
Oorzaak
Oplossing
Niet
scherpgesteld op
onderwerp
Onderwerp waarop
moeilijk kan worden
scherpgesteld
Onderwerpen waarop moeilijk
automatisch kan worden scherpgesteld:
objecten met weinig contrast (blauwe
lucht, witte muren, enz.), donkere
objecten, objecten met subtiele patronen,
snel bewegende objecten, landschappen
door een raam of net, enz. Stel scherp op
een ander object op dezelfde afstand
(houd de ontspanknop tot halverwege
ingedrukt), richt opnieuw op het
onderwerp en druk de ontspanknop
helemaal in. U kunt ook de handmatige
scherpstelfunctie gebruiken.
Onderwerp bevindt zich
niet in scherpstelgebied
Plaats onderwerp in AF-kader
(scherpstelgebied) in midden van
LCD-monitor. Als het onderwerp
buiten het scherpstelgebied valt,
richt u de camera op het onderwerp
en stelt u het beeld scherp (houd de
ontspanknop tot halverwege
ingedrukt). Kader het beeld
vervolgens opnieuw uit en druk de
ontspanknop helemaal in.
Onderwerp is te dichtbij
Stel scherpstelfunctie in op
(macro) of (supermacro). (blz. 37)
Scherpstelfunctie is
ingesteld op (macro)
of (supermacro).
Normale opnamen worden niet
scherp weergegeven als de
scherpstelfunctie is ingesteld op
(macro) of (supermacro).
Flitser gaat niet af
Flitserfunctie is uitgeschakeld
Opnamefunctie is in-
gesteld op , de serie-
opnamefunctie of de
oneindig-land-
schapfunctie.
Stel in op Auto of . (blz. 39)
In deze functies werkt de flitser niet.