WERKING
LET OP
Door gebruik van het systeem bij
uitgeschakelde motor wordt de accu
ontladen.
Met spraakbesturing kunt u het systeem
bedienen zonder dat uw aandacht van de
weg wordt afgeleid om bijvoorbeeld
instellingen te veranderen of om reacties
van het systeem te lezen.
Wanneer u bij geactiveerd systeem één
van de gedefinieerde spraaklabels gebruikt,
zet het spraakbesturingssysteem uw
spraaklabel om in een bedieningssignaal
voor het systeem. Uw spraaklabels nemen
de vorm aan van dialogen of commando's.
U wordt door mededelingen of vragen door
deze dialogen geleid.
Maak uzelf vertrouwd met de functies van
het systeem voordat u het
spraakherkenningsysteem gaat gebruiken.
Ondersteunde commando's
Met het spraakbesturingssysteem kunt u
de volgende systemen in de wagen
bedienen:
• Bluetooth telefoon
• radio
• CD-speler/ CD-wisselaar
• extern apparaat (USB)
• extern apparaat (iPod)
• automatische klimaatregeling
• navigatiesysteem (raadpleeg de
afzonderlijke navigatiehandleiding).
Reactie van het systeem
Wanneer u een gesproken commando
geeft, antwoordt het systeem telkens met
een piep wanneer het gereed is om door
te gaan.
Probeer geen nieuwe commando's te
geven voordat u de piep hebt gehoord. Het
spraakbesturingssysteem herhaalt elk
gesproken commando.
Wanneer u niet precies weet hoe u moet
doorgaan, zeg dan "HELP" voor hulp of
"CANCEL" wanneer u niet wilt doorgaan.
De "HELP" functie biedt u alleen een
verzameling van de beschikbare
commando's. Een gedetailleerde uitleg
over alle mogelijke gesproken commando's
kunt u op de volgende bladzijden vinden.
Gesproken commando's
Alle commando's moeten op natuurlijke
wijze worden uitgesproken, alsof u tot een
passagier spreekt of een telefoongesprek
voert. Uw stemvolume moet afhankelijk
zijn van omgevingsgeluiden in of buiten de
auto, maar schreeuw niet.
SPRAAKGESTUURD
REGELSYSTEEM GEBRUIKEN
Werking van het systeem
De volgorde en de inhoud van de
spraaklabels zijn in de volgende lijst
weergegeven. De tabel toont de volgorde
van de spraaklabels van de gebruiker en
de reacties van het systeem die voor iedere
functie beschikbaar zijn.
<> duidt een nummer of opgeslagen
spraaklabel aan, die door de gebruiker
moet worden opgeslagen.
221
Spraaksturing