1716
pannen
bediening
Veiligheid kookpannen
Elke kookzone is voorzien van een sensor die ononderbroken de temperatuur
van de bodem van de kookpan controleert om elk risico op oververhitting bij
bijvoorbeeld een drooggekookte pan te vermijden.
Veiligheid metalen voorwerpen
Een klein voorwerp zoals een te kleine kookpan (kleiner dan 12 cm), een vork of
een lepel wordt door de kookplaat niet als een kookpan gedetecteerd. Het
display van de zone knippert en de kookplaat wordt niet ingeschakeld.
Luchtcirculatie onder de inductiekookplaat.
Oververhittingsbeveiligingen
Het toestel kan oververhit raken, wanneer:
■ de pan de warmte niet goed geleidt;
■ vet of olie op een hoge stand verhit wordt;
■ er onvoldoende luchtcirculatie is (zie ook beluchting bij het in-
stallatievoorschrift).
In geval van oververhitting leidt dit bij de desbetreffende kookzone,
respectievelijk alle kookzones, tot een van de volgende reacties:
■ de kookplaat zal het toegevoerde vermogen iets laten afnemen;
■ wanneer dit niet helpt zal de kookplaat uitschakelen en een F8 in de displays
laten zien.
Wanneer de kookplaat voldoende is afgekoeld kunt u deze weer inschakelen.
Voorkom dat de oververhittingsbeveiliging van het toestel geactiveerd wordt
door:
■ pannen te gebruiken die de warmte goed geleiden;
■ vet of olie op een lagere stand te verhitten;
■ voldoende luchtcirculatie.
Neem contact op met de servicedienst of een erkend vakman indien de
oververhittingsbeveiliging desondanks opnieuw geactiveerd wordt.
De kookplaat optimaal gebruiken
Het warmteverlies is minimaal omdat de warmte in de pan zelf opgewekt wordt.
Bij kleinere pannen wordt alleen dat deel van de zone geactiveerd dat contact
maakt met de panbodem. Een bijkomend voordeel is dat de handgrepen van
de pan niet warm worden door stralingswarmte langs de pan.
1. Warmteverlies en hete
handgrepen bij een
conventionele kookplaat.
2. Geen warmteverlies en koude
handgrepen bij inductiekoken.
Zandkorreltjes kunnen krasjes veroorzaken die niet meer te verwijderen zijn.
■ Zet alleen pannen met een schone bodem op het kookvlak.
■ Til pannen altijd op als u ze verplaatst.
■ Gebruik de kookplaat niet als werkvlak.
Schuif de panbodem over een (vochtige) doek, voordat u de pan op het
kookvlak zet. Dit voorkomt dat er zandkorreltjes en dergelijke op het kookvlak
terechtkomen.
Til pannen altijd op;
schuif er nooit mee.
Kook altijd met het deksel op de
pan om energieverlies te
voorkomen.
Bij inductiekoken wordt gebruik gemaakt van een magnetisch veld om warmte
op te wekken. Daarom moet de panbodem ijzer bevatten en dus magnetisch
zijn. De kookzones van de kookplaat hebben de volgende diameters:
linksachter 16 cm, rechtsachter en rechtsvoor 18 cm, linksvoor 21 cm en de
warmhoudzone 13 cm. De kookplaat past zich echter automatisch aan bij
gebruik van kleinere of grotere pannen. Bij kleinere pannen is er dus geen
energieverlies, maar het vermogen is lager dan bij grotere pannen.