5
Zet een pan op een kookzone
Gebruik een pan die minimaal even groot is als
de kookzone.
Bij gebruik van kleinere pannen kan er
overgekookt voedsel op de kookzone terecht
komen. Dit is moeilijk te verwijderen.
Schakel de kookzone in
Voor het aankoken kunt u het beste de
hoogste stand kiezen. Als het gerecht begint
te dampen schakelt u terug naar een lagere
stand.
Het restwarmte-indicatielampje gaat branden
zodra de glasplaat op temperatuur is. Het
lampje blijft ook branden als u de kookzone
uitschakelt. Het dooft pas als de glasplaat een
veilige temperatuur bereikt heeft.
Comfortabel koken
■ De aangegeven waarden zijn gemiddelden
en gebaseerd op hoeveelheden voor
4 personen. Bij grotere hoeveelheden, het
gebruik van slechte pannen of het koken
zonder deksel zult u een hogere stand
kiezen. Bij kleinere hoeveelheden een
lagere.
■ Schakel 5-10 minuten voordat de kooktijd
verstreken is de kookzone uit. Laat de
deksel op de pan. Door van de restwarmte
gebruik te maken bespaart u energie.
BEDIENING
4
BEDIENING
Koken op een ceramische
kookvlak
De kookzone is voorzien van een
temperatuurbegrenzer. Deze schakelt de
kookzone uit wanneer de glasplaat een te
hoge temperatuur bereikt.
Dit kan het geval zijn wanneer u:
■ Ongeschikte pannen gebruikt, bijv. met
bolle, holle, of sterk reflekterende bodem.
■ Het toestel inschakelt zonder dat er een
pan op staat.
Nadat de kookzone is afgekoeld schakelt hij
zichzelf weer in.
Bedieningsknop
Op de bedieningsknop zijn 6 standen
aangegeven. U kunt echter elke gewenste
tussenstand instellen.
De symbolen rond de bedieningsknop geven
aan welke kookzone wordt bediend.deksel op
de pan.
6-standen bedieningsknop
6 standen knop
Stand 6
■ Aan de kook brengen van alle gerechten.
Slinken van bladgroenten. Aanbraden van
vlees. Bakken van biefstuk, vis en
aardappelen.
Stand 5
■ Bakken van flensjes. Wentelteefjes,
frituren.
Stand 4
■ Bakken van pannenkoeken, drie in de pan.
Stand 3
■ Doorbakken van vis en klein vlees.
Doorbraden van groot vlees, uien fruiten.
Stand 2
■ Doorkoken van gerechten met een kooktijd
van meer 10 minuten. Smoren van
groenten. Ontdooien van diepgevroren
bladgroenten.
Stand 1
■ Trekken van bouillon, vlees stoven,
warmhouden van gerechten, doorkoken
van kleine hoeveelheden.
Stand 0
■ Op deze stand is het element
uitgeschakeld. Doorkoken van gerechten
met een kooktijd korter dan 10 minuten,
nadat het gerecht eerst op een hogere
stand aan de kook is gebracht.