GEBRUIKSAANWIJZING
16
√ Als het voertuig met méér dan één computermodule is uitgerust (bijvoorbeeld een aandrijvings
controlemodule [PCM], en een transmissie controlemodule [TCM]), dan identificeert de codelezer ze
met hun, door de fabrikant toegekende, identificatienaam (ID) (bijv. Motor of Module $ A4).
Om de diagnose te stellen:
1. Druk vanaf het startscherm op de ENTER toets voor het Hoofdmenu.
2. Gebruik de UP/DOWN toets om vanaf het Hoofdmenu, Diagnose te selecteren.
Hoofdmenu
Diagnose
Gegevens beoordelen
Gegevens afdrukken
Code zoeken
Systeemconfiguratie
Informate tool
3. Kies JA om de vorige registratie te wissen en een nieuwe uit te voeren.
Diagnose
Bestaande registratie
wissen en de gegevens
van deze test
opslaan?
<JA> NEE
√ Als de vorige registratie niet gewist moet worden, kies NEE.
√ Als er geen gegevens bestaan, wordt dit bericht niet getoond.
De codelezer bewaart maar EEN enkele registratie. Als de gegevens van voorafgaande tests niet
worden gewist, kan de informatie van de huidige test niet worden opgeslagen.
OPMERCING
: Beoordeel de opgeslagen gegevens volledig voordat u ze wist.
4. Gebruik de UP/DOWN toets om een besturingsmodule te kiezen vanwaar u de gegevens terug
kunt halen, wanneer er méér dan één module wordt gedetecteerd.
Besturingsmodule
Motor
A/T