loodrecht staande alsook op 45° gekanteld
in het tafelinzetstuk (11) vrij draait.
Let op! Het verwisselen en richten van het
zaagblad (7) dient naar behoren te worden
uitgevoerd.
8.8 Transport (fig. 1-3)
Vastzetgreep (13) aanhalen om de
draaitafel (16) te vergrendelen.
Ontgrendelhefboom (3) bedienen,
machinekop (5) omlaagdrukken en
arręteren d.m.v. de borgbout (25). De zaag
is dan in de onderste stand vergrendeld.
Trekfunctie van de zaag in de achterste
stand fixeren d.m.v. de vastzetschroef voor
trekgeleiding (24).
Machine aan de vaststaande zaagtafel (17)
dragen.
Om de machine opnieuw op te bouwen gaat
u te werk zoals beschreven onder 7.2.
8.9 Bedrijf laser (fig. 21-23, pos. 33)
Inschakelen: Aan/Uit-schakelaar (34) naar
de stand “1” brengen. Een laserlijn wordt op
het te bewerken stuk geprojecteerd die
exact aanduidt langs waar het snijden dient
te gebeuren.
Uitschakelen: Aan/Uit-schakelaar (34)
naar de stand “0” brengen.
Instellen van de laser: De laser is in de
fabriek d.m.v. de schroef (37) ingesteld en
vastgeplakt. Een verdere afstelling van de
laser tijdens het bedrijf hoeft niet. Let op!
Niet in de laserstraal kijken
Verwisselen van batterijen: Laser (33)
uitschakelen. Deksel (36) van het
batterijvak verwijderen. Batterijen uitnemen
en vervangen door nieuwe (2 x 1,5 Volt type
R03, LR 03 Micro, AAA). Bij het installeren
van de batterijen op de juiste polariteit
letten. Batterijvak (35) terug sluiten.
9. Vervangen van de
netaansluitkabel
Als de netaansluitkabel van dit apparaat wordt
beschadigd, dient deze door de fabrikant of
door de dienst na verkoop of een
overeenkomstig gekwalificeerde persoon te
worden vervangen om te voorkomen dat
iemand in gevaar wordt gebracht.
10. Reiniging, onderhoud en
bestellen van wisselstukken
Trek vóór alle schoonmaakwerkzaamheden de
netstekker uit het stopcontact.
10.1 Reiniging
Hou de veiligheidsinrichtingen, de
ventilatiespleten en het motorhuis zo veel
mogelijk vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel
met een schone doek af of blaas het met
perslucht bij lage druk schoon.
Het is aan te bevelen het toestel
onmiddellijk na elk gebruik schoon te
maken.
Maak het toestel regelmatig met een
vochtige doek en wat zachte zeep schoon.
Gebruik geen reinigings- of oplosmiddelen;
die zouden de kunststofdelen van het
apparaat kunnen aantasten. Zorg ervoor dat
geen water binnen in het toestel terecht kan
komen.
10.2 Koolborstels
Bij bovenmatige vonkvorming laat u de
koolborstels door een erkende elektricien
nazien. Let op! De koolborstels mogen enkel
door een erkende elektricien worden
vervangen.
10.3 Onderhoud
Binnen in het toestel zijn er geen andere te
onderhouden onderdelen.
36
NL