Tijdelijke plaatsing
Voordat u de raam-/deursensor installeert, kunt u deze tijdelijk op de gewenste locatie
plaatsen en de correcte werking controleren door op M
N te drukken.
Belangrijk:
R Bevestig de sensoreenheid aan het raam- of deurkozijn en bevestig de magneeteenheid
aan het raam of de deur.
R De raam-/deursensor werkt niet correct als de “
”-markeringen te ver uit elkaar zijn of
niet naar elkaar wijzen.
R Bevestig beide eenheden zodanig dat de “
”-markeringen naar elkaar wijzen en binnen
25,4 mm van elkaar zijn.
Juiste werking bevestigen
Nadat de raam-/deursensor tijdelijk op de gewenste locatie is geplaatst, drukt u op M
N
terwijl het raam of de deur is gesloten. De LED-indicator van de raam-/deursensor gaat als
volgt branden.
Indicator Status
Groen, brandt De installatielocatie is goed.
Rood, brandt
De “
”-markeringen op de sensoreenheid en magneeteenheid
zijn te ver uit elkaar. Bevestig de sensoreenheid en magneeteen-
heid opnieuw zodat ze recht naar elkaar wijzen en niet verder
dan 25,4 mm uit elkaar zijn.
Rood, knippert De sensoreenheid bevindt zich buiten het bereik van de hub.
Raadpleeg de informatie op pagina 10.
Opmerking:
R Afhankelijk van de staat en het materiaal van het oppervlak waaraan de sensoreenheid
en magneeteenheid worden geïnstalleerd, kan de LED-indicator ook rood gaan branden
als de “
”-markeringen recht naar elkaar wijzen en niet meer dan 25,4 mm uit elkaar zijn.
11
Instellen