61142
9
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/210
Next page
Gebruiksaanwijzing
Digitale Camera
Model Nr. DMC-LX3
VQT1T51
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of
geregistreerde merken van Apple Inc. en worden
onder licentie gebruikt.
Voor Gebruik
- 2 -
Geachte Klant,
Wij willen van de gelegenheid gebruik maken u te bedanken voor de aanschaf van deze
Panasonic Digitale Fotocamera. Lees deze handleiding met aandacht en bewaar hem
binnen handbereik voor toekomstige raadpleging.
Voor Gebruik
Informatie voor Uw Veiligheid
Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht.
Het opnemen van reeds beschreven banden of schijven, of ander gepubliceerd of
uitgezonden materiaal, voor andere doeleinden dan persoonlijk gebruik, kunnen
een overtreding van het auteursrecht vormen. Zelfs voor privé-gebruik kan het
opnemen van bepaald materiaal aan beperkingen onderhevig zijn.
Houdt u er rekening mee dat de huidige bedieningselementen, de onderdelen, de
menu-opties enz. van uw Digitale Camera enigszins af kunnen wijken van de illustraties
die in deze Handleiding voor Gebruik opgenomen zijn.
SDHC Logo is een handelsmerk.
Microsoft product schermshot(s) herdrukt met toestemming van Microsoft Corporatie.
Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze handleiding voorkomen, zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende bedrijven.
WAARSCHUWING:
OM HET RISICO VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF
PRODUCTBESCHADIGING TE VERKLEINEN,
STELT U DIT APPARAAT NIET BLOOT AAN REGEN, VOCHT, DRUPPELS OF
SPETTERS, EN MAG U GEEN VOORWERPEN WAARIN EEN VLOEISTOF ZIT BOVENOP
HET APPARAAT PLAATSEN.
GEBRUIKT U UITSLUITEND DE AANBEVOLEN ACCESSOIRES.
VERWIJDERT U NIET DE AFDEKKING (OF HET ACHTERPANEEL). ER BEVINDEN ZICH
GEEN ONDERDELEN IN HET APPARAAT DIE DOOR DE GEBRUIKER MOETEN
WORDEN ONDERHOUDEN. LAAT ONDERHOUD OVER AAN VAKBEKWAAM
ONDERHOUDSPERSONEEL.
HET STOPCONTACT MOET IN DE NABIJHEID VAN HET APPARAAT
GEÏNSTALLEERD WORDEN EN MAKKELIJK BEREIKBAAR ZIJN.
GEVAAR
Explosiegevaar wanneer de batterij op onjuiste wijze vervangen wordt. Vervang alleen
door een zelfde soort batterij of equivalent, die door de fabrikant aanbevolen worden.
Gooi de gebruikte batterijen weg zoals door de fabrikant voorgeschreven wordt.
Waarschuwing
Gevaar voor brand, explosie en vuur. Niet uit elkaar halen, verhitten boven 60 xC of
verassen.
Het productidentificatielabel bevindt zich aan de onderkant van de apparaten.
- 3 -
Voor Gebruik
Over de batterijoplader
De batterijoplader is in de stand-byconditie wanneer de AC-stroom geleverd wordt.
Het primaire circuit is altijd “onder stroom” zo lang als de batterijoplader aangesloten is op een
elektrische uitlaat.
Over het batterijenpakket
Niet verhitten of aan vlam blootstellen.
De batterij(en) niet in een auto laten liggen, blootgesteld aan direct zonlicht gedurende een
lange tijd met deuren en ramen dicht.
Wat u wel en niet met het toestel mag doen
Het toestel niet erg schudden of stoten.
U kunt hiermee de lens of de LCD-monitor beschadigen, problemen met het toestel
veroorzaken, of het opnemen onmogelijk maken.
We raden het sterk aan het toestel niet in uw broekzak te laten wanneer u zit
en het ook niet in een volle of te kleine tas te proppen, enz.
Dit zou schade aan de LCD-monitor of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen
hebben.
Wees bijzonder voorzicht op de volgende plaatsen die problemen met
het toestel kunnen veroorzaken.
Plaatsen met veel zand of stof.
Plaatsen waar water in het toestel kan komen zoals op een strand of op
plaatsen waar het regent.
De lens en de uitlaten niet aanraken met vuile handen. Ook oppassen
dat er zich geen vloeistoffen, zand en andere er niet toe doende stoffen in de nabijheid
van de lens, knopen, enz. bevinden.
Als er zeewaterdruppels op het toestel komen, een droge doek gebruiken om het
toestellichaam voorzichtig af te drogen.
Over condens (Als de lens bedampt is)
Condens doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of vochtigheid wijzigt zoals
hieronder beschreven wordt. Op condens letten omdat het vlekken op de lens, schimmel of
storing veroorzaakt.
Als er condens in de camera komt, zet u het toestel uit en laat het ongeveer 2 uur met rust. De
aanslag verdwijnt vanzelf als de camera weer op kamertemperatuur komt.
Lees ook de “Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik”. (P179)
WAARSCHUWING!
OM EEN GOEDE VENTILATIE TE VERZEKEREN, DIT APPARAAT NIET IN EEN
BOEKENKAST, EEN INGEBOUWDE KAST OF EEN ANDERE GESLOTEN RUIMTE
INSTALLEREN OF GEBRUIKEN. ZORG ERVOOR DAT DE VENTILATIEWEGEN NIET
DOOR GORDIJNEN OF ANDERE MATERIALEN WORDEN AFGESLOTEN, OM GEVAAR
VOOR ELEKTRISCHE SCHOK OF BRAND TEN GEVOLGE VAN OVERVERHITTING TE
VOORKOMEN.
ZORG DAT DE VENTILATIE-OPENINGEN VAN HET APPARAAT NIET GEBLOKKEERD
WORDEN DOOR KRANTEN, TAFELKLEEDJES, GORDIJNEN, OF IETS DERGELIJKS.
ZET GEEN OPEN VUUR, ZOALS BRANDENDE KAARSEN, OP HET APPARAAT.
DOE LEGE BATTERIJEN WEG OP EEN MILIEUVRIENDELIJKE MANIER.
- 4 -
Inhoud
Voor Gebruik
Informatie voor Uw Veiligheid....................... 2
Beknopte gebruiksaanwijzingen ................... 6
Standaard accessoires ................................. 8
Namen van de onderdelen ........................... 9
De lensdop/draagriem vastmaken.............. 12
Voorbereiding
Opladen van de Batterij .............................. 14
Over de batterij
(Opladen/Aantal opnamen)......................... 16
Een kaart of batterij in het toestel doen ...... 18
Over het ingebouwde geheugen/
de kaart....................................................... 20
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling) ............................................ 22
• Het veranderen van de
klokinstelling .................................... 23
Menu instellen............................................. 24
• Menuonderdelen instellen................ 25
• Gebruik van het snelle menu ........... 27
Over het set-up Menu................................. 28
De [OPNAME] Functie Selecteren.............. 36
• Selecteer de Aspectratio.................. 38
Basiskennis
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen (AE-programmafunctie) ........... 39
• Het focussen .................................... 41
• Wanneer er niet op het onderwerp
scherpgesteld is (zoals wanneer
deze zich niet in het midden van de
samenstelling van het beeld dat u
wilt makenbevindt) ........................... 41
• Golfstoring (camerabeweging)......... 42
• Richtingfunctie ................................. 42
• Het focuspunt groter maken in het
midden (display focuspunt).............. 42
• Programmaschakeling ..................... 43
Beelden maken m.b.v. de
automatische functie
(Intelligente Automatische Functie) ............ 44
• Scènedetectie .................................. 45
• AF-opsporingsfunctie ....................... 46
• Over de flits...................................... 46
• Instellingen in Intelligente
automatische functie........................ 47
Beelden maken met de zoom ..................... 48
• Gebruik van de Optische Zoom/
Gebruik van de Extra Optische Zoom
(EZ)/Gebruik van de Digitale Zoom . 48
Beelden terugspelen
([NORMAAL AFSP.]) .................................. 50
• Bevestig het beeld in [OPNAME]
functie (Overzicht)............................ 51
• Meervoudige schermen afbeelden
(Meervoudig terugspelen) ................ 51
• De terugspeelzoom gebruiken ......... 52
• Schakelen van de [AFSPELEN]
functie .............................................. 53
Beelden wissen .......................................... 54
• Om een enkele opname uit
te wissen.......................................... 54
• Om meerdere beelden (tot 50) te
wissen of alle beelden te wissen...... 54
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor ................................. 56
Beelden maken met de ingebouwde flits.... 59
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen......................................... 59
Close-up’s maken....................................... 65
Opnamen maken met de zelfontspanner ... 67
Belichtingscompensatie.............................. 69
Beelden maken m.b.v.
Auto Bracket/Multi Aspect .......................... 70
• Auto Bracket..................................... 70
• Multi Aspect...................................... 71
Opnamen maken met de burstfunctie ........ 73
Opnamen maken door het specificeren
van de opening / sluitertijd.......................... 75
• AE-openingsvoorrang ...................... 75
• AE-sluitervoorrang ........................... 76
Beeld maken door de belichting
handmatig in te stellen................................ 77
Openingswaarde en sluitertijd .................... 79
Opnamen maken met handmatig
scherpstellen .............................................. 80
• MF ASSIST ...................................... 81
Registreren van Persoonlijke
Menu-instellingen
(Registreren van klantinstellingen) ............. 83
Opnamen maken in Klantfunctie ................ 84
Beelden maken die met de scène die
opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) ............................................ 85
• [PORTRET] ...................................... 86
• [GAVE HUID] ................................... 86
• [ZELFPORTRET] ............................. 86
• [LANDSCHAP] ................................. 87
• [SPORT]........................................... 87
• [NACHTPORTRET].......................... 87
• [NACHTL. SCHAP] .......................... 88
• [VOEDSEL] ...................................... 88
• [PARTY] ........................................... 88
• [KAARSLICHT]................................. 88
• [BABY1]/[BABY2] ............................. 89
• [HUISDIER] ...................................... 90
• [ZONSONDERG.] ............................ 90
• [H. GEVOELIGH.] ............................ 90
• [HI-SPEED BURST] ......................... 91
• [FLITS-BURST] ................................ 91
- 5 -
• [STERRENHEMEL] ......................... 92
• [VUURWERK] .................................. 92
• [STRAND] ........................................ 93
• [SNEEUW] ....................................... 93
• [LUCHTFOTO] ................................. 93
• [SPELDENPRIK].............................. 94
• [ZANDSTRAAL] ............................... 94
Bewegende beelden................................... 95
Nuttige functies op reisbestemmingen........ 98
• Opnemen welke Dag van de
Vakantie en de Locatie van de
Vakantie het is ................................. 98
• Opnamedata/Tijden op Overzeese
Reisbestemmingen (Wereldtijd)..... 101
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken .... 103
• [OPN. MODE] ................................ 103
• [FOTO RES.].................................. 106
• [KWALITEIT] .................................. 107
• [SLIMME ISO] ................................ 108
• [GEVOELIGHEID].......................... 109
• [ISO-LIMIET INST.]........................ 109
• [WITBALANS] ................................ 110
[MEETFUNCTIE] ........................... 113
• [AF MODE]..................................... 114
• [PRE AF] ........................................ 117
• [AF/AE VERGR.]............................ 118
• [I. EXPOSURE] .............................. 119
• [MULTI BELICHT.] ......................... 119
• [DIG. ZOOM].................................. 122
• [STABILISATIE] ............................. 122
• [KORTE SLUITERT.] ..................... 123
[AUDIO OPNAME]......................... 123
• [AF ASS. LAMP] ............................ 124
• [FLITS-SYNCHRO] ........................ 125
• [EXT. ZOEKER] ............................. 126
• [CONVERSIE]................................ 127
• [KLOKINST.] .................................. 127
Gevorderd (Terugspelen)
Beelden Afspelen op de Dubbele Display
(Dubbel Spelen) ................................... 128
Beeld in Opeenvolging Afspelen
(Diavoorstelling)........................................ 130
Beelden Selecteren en deze Afspelen
([CATEGOR. AFSP.]/
[FAVORIET AFSP.]) .............................. 133
• [CATEGOR. AFSP.]....................... 133
• [FAVORIET AFSP.]........................ 134
Bewegende beelden terugspelen/
Beelden met geluid................................... 135
• Bewegende beelden ...................... 135
• Beelden met geluid ........................ 136
Stilstaande beelden maken van
een filmpje ................................................ 137
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken.................................................. 139
• [KALENDER].................................. 139
• [TITEL BEW.] ................................. 141
• [TEKST AFDR.].............................. 143
• [NW. RS.] ....................................... 145
• [BIJSNIJD.]..................................... 146
• [NIV. BEPALEN]............................. 147
• [ASPECT CONV.] .......................... 148
• [ROTEREN]/[LCD ROTEREN] ....... 149
• [FAVORIETEN] .............................. 150
• [DPOF PRINT] ............................... 151
• [BEVEILIGEN]................................ 153
• [AUDIO DUB.] ................................ 154
• [KOPIE] .......................................... 155
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC ................................ 156
Beelden afdrukken.................................... 159
• Een beeld kiezen en uitprinten....... 160
• Meerdere beelden kiezen
en uitprinten ................................... 161
• Printinstellingen.............................. 162
Beelden terugspelen op een
TV-scherm ................................................ 165
• Opnamen terugspelen met de
AV-kabel (bijgeleverd).................... 165
• Opnamen terugspelen op een
TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart......................... 166
• Afspelen op de TV met component
aansluiting...................................... 167
De Conversielens (optioneel)
gebruiken.................................................. 169
Het gebruiken van de
Beschermer/Filter ..................................... 171
Gebruik van de
Externe Flits (optioneel)............................ 173
Gebruik Externe Zoeker (optioneel) ......... 175
Overige
Schermdisplay .......................................... 176
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik...... 179
Waarschuwingen op het scherm .............. 183
Functies die niet ingesteld kunnen
worden of niet zullen werken onder
bepaalde omstandigheden ....................... 186
Problemen oplossen................................. 191
Aantal mogelijke beelden en
beschikbare opnametijd............................ 204
Specificaties ............................................. 208
- 6 -
Voor Gebruik
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen
Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel.
Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes
staan.
De batterij opladen. (P14)
De batterij wordt niet opgeladen voor
de verzending. Laad dus de batterij
eerst op.
plug-in-type
inlaattype
Doe de batterij en de kaart in het
toestel. (P18)
Als u geen kaart gebruikt, kunt u
opnamen opnemen of terugspelen met
het ingebouwde geheugen (P20). P21
raadplegen als u een kaart gebruikt.
Zet het toestel aan om opnamen te
maken.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P39)
1
2
3
OFF ON
Voor Gebruik
- 7 -
Speel de opnamen terug af.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(].
2 Kies de opname die u wil bekijken.
(P50)
4
- 8 -
Voor Gebruik
Standaard accessoires
Controleer of alle accessoires aanwezig zijn voordat u het toestel gebruikt.
1 Batterijpakket
(In de tekst wordt deze aangeduid als batterij)
De batterij opladen voor gebruik.
2 Batterijoplader
(In de tekst wordt deze aangeduid als oplader)
3 AC-Kabel
4 USB-kabel
5 AV-Kabel
6 CD-ROM
Software:
Gebruik om de software te installeren op uw PC.
7 CD-ROM
Gebruiksaanwijzing
8 Schouderriem
9 Batterijhouder
10 Lensdop
11 Lensdopriempje
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
Worden de SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de MultiMediaCard aangeduid als
kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart
gebruikt.
Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
Voor Gebruik
- 9 -
Namen van de onderdelen
1 Lens (P3, 180)
2 Zelfontspannerlampje (P67)
AF-lamp (P124)
3 Flits (P59)
4 Lusje voor draagriem (P13)
Zorg ervoor de riem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt om er
zeker van te zijn dat u het niet laat vallen.
5 Focus-keuzeschakelaar (P65, 80)
6 LCD-monitor (P56, 176)
7 Joystick (P27, 43, 75, 77, 80)
De joystick wordt op twee verschillende manieren gehanteerd: deze kan verplaatst
worden in de op-, neer-, linker en rechter richtings om een handeling uit te voeren,
of deze kan ingedrukt worden om te selecteren. In deze handleiding, wordt dit
afgebeeld zoals afgebeeld in de figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
Voorbeeld: Wanneer de joystick
verplaatst wordt naar 2 (links)
Plaats uw vinger op de rechterkant van
de joystick, en verplaats de joystick naar
links.
of Verplaats 2
De joystick recht indrukken.
of Op drukken
12354
67 8 9
141110 12 13
- 10 -
Voor Gebruik
8 [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar (P24)
9 [AF/AE LOCK] Knop (P118)
10 Statuslampje (P19, 31, 39)
11 [MENU/SET] knop (P22)
12 [DISPLAY] knop (P54)
13 Wisknop (P54)/
Enkelvoudige of burstfunctie knop (P73)
14 Cursorknoppen
2/Zelfontspannerknop (P67)
4Functieknop (P29)
[OPNAME] Functiemenu toeschrijven aan 4 knop. Het is handig om [OPNAME]
Functiemenu te registreren omdat het vaak gebruikt wordt.
[OVERZICHT]/[OPN. MODE]/[GEVOELIGHEID]/[WITBALANS]/[MEETFUNCTIE]/[AF
MODE]/[I. EXPOSURE]
1/Flitsinstelknop (P59)
3/Belichtingscompensatie (P69)/
Auto bracket (P70)/Multi aspect (P71)/Flitswerking instellen (P62)
15 Aspectratio-keuzeschakelaar (P38, 95)
16 Microfoon (P95, 123, 154)
17 Speaker (P135)
18 Zoomhendeltje (P48)
19 [FOCUS] knop (P42, 46, 82, 115)
20 Flits-open-knop (P59)
21 Hot Shoe (P173, 175)
22 Instelknop (P36)
23 Ontspanknop (P39, 95)
24 Toestel AAN/UIT (P22)
In deze handleiding, worden de cursorknoppen beschreven als afgebeeld in de
figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
of
Druk op 4
15 16 17 18 19
20 21 22 23 24
Voor Gebruik
- 11 -
25 [COMPONENT OUT] aansluiting (P167)
26 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P156,
159, 165)
27 [DC IN] aansluiting (P156, 159)
Gebruik altijd een originele Panasonic
AC-adapter (optioneel).
Dit toestel kan de batterij niet opladen
zelfs wanneer de AC-adapter (optioneel)
eraan verbonden is.
28 Klep op aansluiting
29 Lensringvoorkant (P169, 171)
30 Objectiefcilinder
31 Statiefbevestiging
Zet het statief goed vast als u het toestel
erop bevestigt.
32 Kaart/Batterijklep (P18)
33 Vrijgavehendeltje (P18)
25
26
27
28
29
30
3231 33
- 12 -
Voor Gebruik
De lensdop/draagriem vastmaken
Lensdop
Als u de camera uitzet, draagt of opnamen afspeelt, maakt u lensdop vast om de lens te
beschermen.
Steek het riempje door de opening op de
lensdop.
Steek hetzelfde riempje door de opening op de
camera.
Bevestig de lensdop.
Maak de lensdop los voordat u de camera aanzet
om opnamen te maken.
Deze eenheid niet ophangen of rondslingeren met
het lensdopriempje bevestigd.
Verlies de lensdop niet.
1
2
3
Voor Gebruik
- 13 -
Draagriem
Wij raden aan de draagriem aan de camera te bevestigen om te voorkomen dat de camera
valt.
Steek de riem door de opening in de
draagriemring.
Haal de riem eerst door de ring
en haal deze dan door de stopgesp en
trek de riem aan.
A Trek de riem 2 cm of meer aan.
Maak de riem vast aan de andere kant van de
camera maar zonder de riem te verdraaien.
Controleer of de riem goed vastzit aan de camera.
Bevestig de riem zo dat het “LUMIX” LOGO aan de
buitenkant zit.
1
2
- 14 -
Voorbereiding
Voorbereiding
Opladen van de Batterij
Gebruik hiervoor de oplader.
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij op met de oplader.
Laad de batterij op bij in een temperatuur tussen 10 oC en 35 oC. (Dit moet ook de temperatuur
van de batterij zelf zijn.)
Steek de batterij in de goede
richting.
Steek de stekker van de oplader
in het stopcontact.
De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over
zoals op de afbeelding rechts.
Het laden start als het lampje
[CHARGE] A groen oplicht.
plug-in-type
inlaattype
Maak de batterij los als deze
opgeladen is.
Het laden is gedaan als het lampje
[CHARGE] A uitgaat (na ongeveer
130 min maximum).
1
2
3
Voorbereiding
- 15 -
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterij is te heet of te koud. Het zal langer duren dan normaal om de batterij op te laden.
Het kan ook zijn dat de batterij niet helemaal opgeladen wordt.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek.
Aantekening
Als u hebt opgeladen, trekt u de stekker uit het stopcontact.
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
De batterij kan weer opgalden worden ook wanneer deze nog niet helemaal leeg is, maar het is
niet aan te raden dat de batterij vaak even bijgeladen wordt terwijl de batterij vrijwel helemaal
opgeladen is. (De batterij heeft eigenschappen die zijn werkingsduur zullen reduceren en de
batterij zullen doen opzwellen.)
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
- 16 -
Voorbereiding
Over de batterij (Opladen/Aantal opnamen)
Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. (De
statusindicator knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij opnieuw op of vervang
deze met een volle batterij.
Levensduur van de batterij
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50% wanneer de LCD-monitor aan staat.
¢
Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
De geleverde batterij gebruiken.
Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].)
Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
¢ Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power
LCD-functie.
(P29)
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd tussen de opnamen. Als
de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal opnamen af. (bijv.
Als u om de 2 minuten opnamen maakt, neemt het aantal mogelijke opnamen af tot
ongeveer 95.)
Aantal beelden
Ongeveer
380 opnamen
(Met CIPA-standaard in programma-AE-functie)
Opnametijd
Ongeveer
190 min.
Voorbereiding
- 17 -
Het aantal opnamen en de terugspeeltijd zal variëren afhankelijk van de
werkingsomstandigheden en opslagcondities van de batterij.
Opladen
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als
hierboven.
De opnametijd zal enigszins variëren afhankelijk van de status van de batterij en de
omstandigheden in de oplaadomgeving.
Wanneer het opladen met succes voltooid is, gaat de [CHARGE] indicator uit.
Aantekening
De batterij kan uitzetten en minder lang werken naarmate u deze vaker oplaadt. Voor een lang
meegaande batterij raden wij aan deze niet te vaak op te laden als de batterij nog niet helemaal
leeg is.
De prestatie van de batterij kan tijdelijk verminderen en de bedrijfstijd kan korter worden bij
lagere temperaturen (b.v. skiën/snowboarden).
Terugspeeltijd Ongeveer 360 min.
Oplaadtijd Ongeveer 130 min maximum
- 18 -
Voorbereiding
Een kaart of batterij in het toestel doen
Controleer of het toestel uit staat.
Sluit de flits.
We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Zet deze er helemaal in en let op
de richting waarin u deze erin doet. Trek
de hendel A in de richting van de pijl om
de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze er
vervolgens rechtop uit.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet
aanraken.
De kaart kan beschadigd worden als deze niet
goed in het toestel zit.
1
2
Voorbereiding
- 19 -
1:Sluit de kaart/batterijklep.
2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
Aantekening
Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) uit zijn gegaan
omdat anders de instellingen verkeerd opgeslagen kunnen worden.
De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
Voordat u de kaart of de batterij verwijdert, het toestel uitzetten en wachten totdat de
statusindicator helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen
werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen raken of zouden de opgenomen beelden
verloren kunnen gaan.)
3
- 20 -
Voorbereiding
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
Geheugengrootte: Ongeveer 50 MB
Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P155)
De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit
apparaat.
Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
k
>ð (toegangsaanduiding
¢
)
Als u de kaart gebruikt
(Toegangaanduiding
¢
)
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart)
worden gemaakt.
Ingebouwd geheugen
Voorbereiding
- 21 -
De volgende soorten kaarten kunnen met dit apparaat gebruikt worden.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
¢ De SDHC-geheugenkaart is een geheugenkaartstandaard die bepaald is door de
SD-associatie in 2006 voor hoog vermogen-geheugenkaarten die meer dan 2 GB kunnen
bevatten.
¢ U kunt een SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen die compatibel zijn met
SDHC-geheugenkaarten maar u kunt geen SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen
die alleen compatibel zijn met SD-geheugenkaarten. (Lees altijd de gebruiksaanwijzing
voordat u het toestel gebruikt.)
U kunt alleen kaarten gebruiken met SDHC-logo (die overeenstemming aangeeft met
SD-standaard) als u kaarten gebruikt met 4 GB of groter vermogen.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.co.jp/pavc/global/cs
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterij of kaart ervan niet en koppel de AC-adapter
(optioneel) niet los wanneer de toegangsaanduiding brandt [wanneer beelden gelezen of
gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt (P34)].
Verder het toestel niet blootstellen aan vibraties of stoten. De kaart of de gegevens op de
kaart zouden beschadigd kunnen raken en dit apparaat zou niet langer normaal kunnen
werken.
De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken of verloren
gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart
stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P34)
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
Kaart
Soort kaart Eigenschappen
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT12 of
FAT16 formaat in overeenstemming
met de SD-standaard)
Snelle opname en grote schrijfsnelheid
Schrijfbescherming-schakelaar A
voorzien (Wanneer deze schakelaar op
de [LOCK] positie staat, is er geen
verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen
gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar
teruggezet wordt naar zijn originele positie.)
SDHC-geheugenkaart (4 GB, 8 GB,
16 GB, 32 GB)
¢
(Geformatteerd m.b.v. het FAT32
formaat in overeenstemming met de
SD-standaard)
MultiMediaCard Alleen stilstaande beelden.
2
A
- 22 -
Voorbereiding
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Op [MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk op [MENU/SET].
Het [AUB KLOK INSTELLEN] bericht verschijnt. (Dit bericht verschijnt niet in
[AFSPELEN] functie.)
Op [MENU/SET] drukken.
Op 2/1 drukken om de items (jaar, maand,
dag, uur, minuut, displayvolgorde
afbeelden of formaat tijddisplay) te
selecteren en dan op 3/4 drukken om in te
stellen.
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P101)
:Annuleren zonder de klok in te stellen.
Selecteer ofwel [24UURS] of [AM/PM] voor het formaat
van de tijddisplay.
AM/PM wordt afgebeeld wanneer [AM/PM] geselecteerd is.
Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt middernacht
afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur ’s middags afgebeeld als PM 12:00. Dit
displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders.
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B Cursorknoppen
OFF ON
1
2
3
MENU
/SET
4
:
:
5
Voorbereiding
- 23 -
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen
weergeeft die uitgevoerd zijn.
Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de
Het veranderen van de
klokinstelling
procedure hieronder te volgen.
Selecteer [KLOKINST.] in het [OPNAME] of [SET-UP] menu, en druk op 1. (P25)
Deze kan veranderd worden in stappen 5 en 6 om de klok in te stellen.
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten
gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Aantekening
De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens
opname.
U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P143) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
Het veranderen van de klokinstelling
6
- 24 -
Voorbereiding
Menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken
voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u
de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak
te gebruiken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
[MODE] afspelen functiemenu
(P50, 128 op 134)
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
Dit menu laat u de
instelling selecteren
van de
afspeelmethodes
zoals afspelen of
diavoorstelling van
alleen de beelden die
ingesteld zijn als
[FAVORIETEN].
( [AFSPELEN] functiemenu (P139 op 155) ! [OPNAME] functiemenu (P103 tot 127)
Dit menu laat u
draaiingen,
beschermingen,
bewerkingen of
DPOF-instellingen,
enz. van de
opgenomen beelden
maken.
Dit menu laat u de
kleuren, de
gevoeligheid, het
aantal pixels en
andere aspecten van
de beelden zien die u
aan het maken bent.
[SET-UP] menu (P28 tot 35)
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor
u maken om het toestel te hanteren.
Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf de
[OPNAMEFUNCTIE] of [AFSPEELFUNCTIE] stand.
Voorbereiding
- 25 -
Functies die niet ingesteld kunnen worden of niet zullen werken onder bepaalde
omstandigheden
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
Voor details, verwijzen naar P186.
Deze sectie beschrijft hoe de instellingen van programma-AE-functie te selecteren en
dezelfde instelling gebruikt kan worden voor het [AFSPELEN] menu en ook het [SET-UP]
menu.
Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanaf [
Ø] tot [š] in de programma-AE-functie
3/4/2/1 in de stappen kunnen ook gehanteerd worden met de joystick.
Menuonderdelen instellen
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
C Instelknop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
Wanneer u de [AFSPELEN] functiemenu-instellingen
selecteert, de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(] zetten en verdergaan naar
stap
4.
Stel de functieknop in op [ ].
Druk op [MENU/SET] om het menu af te
beelden.
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in
een menu-onderdeel door het zoomhendeltje te
verplaatsen.
1
2
3
OFF ON
4
MENU
/SET
- 26 -
Voorbereiding
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Overschakelen naar het [SET-UP] menu
1 Op 2 drukken.
2 Druk op 4 om het [SET-UP]
menupictogram [ ] te kiezen.
3 Op 1 drukken.
Selecteer een menu-item erna en stel het in.
Op 3/4 drukken om [AF MODE] te kiezen.
Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
om naar het tweede scherm te gaan.
Op 1 drukken.
Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze
afgebeeld kunnen worden.
Op 3/4 drukken om [š] te kiezen.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
5
6
7
8
MENU
/SET
9
Voorbereiding
- 27 -
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
U kunt de volgende items in detail instellen door op [DISPLAY] te drukken.
[WITBALANS] (P110)/[AF MODE] (P114)
Gebruik van het snelle menu
Druk op de joystick en houdt deze naar
beneden in opnamefunctie totdat [Q.MENU]
afgebeeld wordt
Druk op 3/4/2/1 om het menuonderdeel te
kiezen en de instelling en druk dan op
[MENU/SET] om het menu te sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
1
2
A
- 28 -
Voorbereiding
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [AUTO REVIEW] en [BESPARING] zijn belangrijke onderdelen. Controleer
de instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD],
[REISDATUM], [TOON] en [TAAL] ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P25 raadplegen.
Raadpleeg P22 voor details.
Raadpleeg P101 voor details.
Raadpleeg P98 voor details.
U [KLOKINST.] De datum en de tijd instellen.
[WERELDTIJD]
De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen.
[BESTEMMING]:
U reisbestemming
[HOME]:
Uw woongebied
[REISDATUM]
De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen.
[REIS-SETUP]
[OFF]/[SET]
[LOCATIE]
[OFF]/[SET]
r [TOON]
Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in.
r [TOONNIVEAU]:
[s] (Geluid uit)
[t] (Laag)
[u] (Hoge)
[SHUTTER VOL.]:
[ ] (Geluid uit)
[ ] (Laag)
[] (Hoge)
[PIEPTOON]:
[]/[]/[]
[SHUTTER TOON]:
[]/[]/[]
1
2 3
1 2
3
Voorbereiding
- 29 -
Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
Raadpleeg P83 voor details.
Raadpleeg P51 voor details over het overzicht.
Raadpleeg P103 voor details over het [OPNAME] Functiemenu.
De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te
maken.
Als u niets op het scherm ziet door zonlicht of ander licht dat erop schijnt, raden wij aan het licht
af te schermen met uw hand of iets anders.
Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power LCD-functie.
u [VOLUME] Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
[GEH VOORK INST]
Er kunnen tot 4 huidige toestelinstellingen geregistreerd worden
als standaard instellingen.
(Alleen in de opnamefunctie)
[Fn KNOPINST.]
[OPNAME] Functiemenu toeschrijven aan 4 knop. Het is handig
om [OPNAME] Functiemenu te registreren omdat het vaak
gebruikt wordt.
[OVERZICHT]/[OPN. MODE]/[GEVOELIGHEID]/[WITBALANS]/
[MEETFUNCTIE]/[AF MODE]/[I. EXPOSURE]
(Alleen in de opnamefunctie)
[LCD SCHERM] De helderheid van de LCD-monitor in 7 stappen aanpassen.
[LCD MODE]
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker om de
LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent.
[OFF]
[AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
[SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar
tijdens het opnemen ook buiten.
LCD
- 30 -
Voorbereiding
De [PATROON] instelling is vastgesteld op [ ] in de intelligente automatische functie.
Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we het
compenseren aan van de belichting naar negatief
(P69) door na het histogram (P57) te verwijzen en het
beeld dan opnieuw te maken. Het beeld zou zo van
betere kwaliteit kunnen blijken.
Er zouden witte verzadigde zones kunnen zijn als de
afstand tussen het toestel en het onderwerp te klein is
wanneer u opnamen maakt met de flits.
Als [HIGHLIGHT] ingesteld is op [ON] in dit geval, zal de zone die direct verlicht wordt door de
fotoflits wit verzadigd worden en in het zwart en wit knipperen.
[RICHTLIJNEN]
Stel het patroon in van de richtlijnen die afgebeeld worden
wanneer u beelden maakt. U kunt ook instellen of u de
beeldinformatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de
richtlijnen afgebeeld worden. (P56)
[OPNAME INFO.]:
[OFF]/[ON]
[PATROON]:
[]/[]
[HISTOGRAM]
Dit biedt u de mogelijkheid om in te stellen om wel of niet het
histogram af te beelden. (P57)
[OFF]/[ON]
[HIGHLIGHT]
Wanneer de automatische overzicht- of overzichtsfunctie
geactiveerd is, verschijnen er verzadigde gebieden die in zwart
en wit knipperen.
[OFF]/[ON]
[ON]
[OFF]
Voorbereiding
- 31 -
Raadpleeg P81 voor details.
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om de [BATT. BESP.] te
annuleren.
[BATT. BESP.] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie.
[BATT. BESP.] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op [15SEC.] of
[30SEC.].
De statusindicator licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop
om de LCD-monitor weer aan te zetten.
[AUTO LCD UIT] werkt niet terwijl u het menu of de terugspeelzoom hanteert.
AV- en HD-output staat uit terwijl de LCD-monitor uitstaat.
[MF ASSIST]
Als u manueel scherpstelt, verschijnt een hulpscherm (MF Assist)
in het middel van het scherm om u te helpen bij het scherpstellen.
[OFF]:
[MF1]:
Het midden van het schermbeeld wordt uitvergroot.
[MF2]:
Het midden van het scherm wordt vergoot over het hele scherm.
q [BESPARING]
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze
menu’s in te stellen.
Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te
voorkomen.
p [BATT. BESP.]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel
niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd
tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
- 32 -
Voorbereiding
De automatische overzichtsfunctie wordt geactiveerd ongeacht de instelling ervan wanneer u
auto bracket (P70)/multi aspect (P71), [MULTI-FILM] (P105), [HI-SPEED BURST] (P91) en
[FLITS-BURST] (P91) in scènefunctie, burst-functie (P73) gebruikt en wanneer u stilstaande
beelden opneemt met geluid (P135). (De beelden kunnen niet vergroot worden.)
In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
Als [HIGHLIGHT] (P30) ingesteld is op [ON], verschijnen er witte verzadigde zones die
knipperen in het zwart en in het wit wanneer de automatische overzichtsfunctie geactiveerd is.
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P158)
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P34) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te
stellen.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt
maar dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Bovendien wordt [FAVORIETEN] (P150) in [AFSPELEN]
functiemenu ingesteld op [OFF], en wordt [LCD ROTEREN] (P149) ingesteld op [ON].
De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P89) en [HUISDIER] (P90) in
scènefunctie.
De instelling voor [GEH VOORK INST] (P83).
De [REISDATUM] (P98) instelling. (Vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)
De instelling voor [WERELDTIJD] (P101).
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
o [AUTO REVIEW]
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
[OFF]
[1SEC.]
[2SEC.]
[HOLD]: De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
[ZOOM]: De opname verschijnt 1 seconde, wordt dan
uitvergroot tot 4k en verschijnt nogmaals 1 seconde.
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
w [RESETTEN]
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer
teruggezet naar de begininstellingen.
Voorbereiding
- 33 -
Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
x [USB MODE]
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
| [VIDEO UIT]
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
[TV-ASPECT]
De verschillende TV-typen instellen.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[W]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
[m/ft]
Verander de unit die afgebeeld wordt voor de focusafstand in
handmatige focus, of opneembaar bereikdisplay.
[m]: De afstand wordt afgebeeld in meter.
[ft]: De afstand wordt afgebeeld in feet.
- 34 -
Voorbereiding
Gebruikt een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) wanneer u
formatteert. Schakel het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
Als het ingebouwde geheugen of de kaart niet geformatteerd kan worden, neemt u contact op
met het dichtstbijzijnde servicecentrum.
} [SCÈNEMENU]
Stel het scherm in dat zal verschijnen wanneer er een
scènefunctie geselecteerd is.
[OFF]: Het opnamevenster voor de op dit ogenblik
geselecteerde scènefunctie verschijnt.
[AUTO]: De menupagina [SCÈNE MODE] verschijnt.
[VERSIE DISP.] Het is mogelijk te controleren welke versie van bedrijfswaren op
het toestel zit.
[FORMATEREN]
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd.
Het formatteren wist onherroepelijk alle gegevens, dus
controleer zorgvuldig de gegevens voordat u formatteert.
Voorbereiding
- 35 -
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
A Demonstratie camerabewegingsdetectie
B Demonstratie bewegingsdetectie
In terugspeelfunctie, kan [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] niet
afgebeeld worden.
Druk op [DISPLAY] om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] te
sluiten. Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten.
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.] is een benadering.
[AUTO DEMO] heeft geen mogelijkheid tot TV-output.
~ [TAAL] De taal op het scherm instellen.
[DEMOFUNCTIE]
Selecteer dit om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] of de
mogelijkheden van het toestel af te beelden.
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.]
[AUTO DEMO]: De mogelijkheden van het toestel worden
afgebeeld als een diavoorstelling.
DEMO
A
B
- 36 -
Voorbereiding
Functieschakeling
De [OPNAME] Functie Selecteren
Wanneer de [OPNAME] functie geselecteerd is, kan het toestel ingesteld worden op de
Intelligente automatische functie waarin de optimale instellingen vastgesteld worden in
overeenkomst met het onderwerp dat opgenomen moet worden en met de
opnameomstandigheden of op de scènefunctie die u in staat stelt beelden te maken die
overeenkomen met de scène die opgenomen wordt.
Zet het toestel aan.
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
Schakelen tussen functies door aan
de instelknop te draaien.
Lijn een gewenste functie uit met deel B.
Draai de functieknop langzaam maar zeker
om elke functie af te stellen. (
De
functieknop draait 360
o)
Het scherm
C wordt afgebeeld op de
LCD-monitor wanneer de functieknop gedraaid
wordt.
OFF ON
1
2
A
P
S
C
1
C
2
M
SCN
3
Voorbereiding
- 37 -
Basiskennis
AE-programmafunctie (P39)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
¦
Intelligente automatische functie (P44)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
gebruikt worden door het toestel.
Gevorderd
Openingsvoorrang AE-functie (P75)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld
hebt.
Sluitervoorrang AE-functie (P76)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld
hebt.
Handmatige belichtingsfunctie (P77)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u
handmatig hebt ingesteld.
Klantfunctie (P84)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen.
$
Bewegende beeldfunctie (P95)
Met deze functie maakt u opnamen van bewegende beelden.
Û
Scènefunctie (P85)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
- 38 -
Voorbereiding
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de
beelden te kiezen die het best bij het afdrukken of
het terugspelen past.
Schakelen van de keuzeschakelaar van de
aspectratio.
De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom
voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P200)
Selecteer de Aspectratio
[4:3]
[3:2] (Alleen stilstaande
beelden)
[16:9]
[ASPECTRATIO] van een 4:3
TV
[ASPECTRATIO] van een
35 mm filmcamera
[ASPECTRATIO] van een
high-definition TV, enz.
Basiskennis
- 39 -
[OPNAME] functie: ³
Basiskennis
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen
(AE-programmafunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu
te veranderen.
De statusindicator 3 gaat branden wanneer u dit
apparaat aanzet 2. (Deze gaat na ongeveer
1 seconde uit.)
(1: Ontspanknop)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [ ].
Stel de focus-keuzeschakelaar in op [AF].
Om de instelling te veranderen wanneer u
beelden maakt, naar
Het functiemenu
[OPNAME] gebruiken
(P103) verwijzen.
Dit toestel voorzichtig vasthouden met
beide handen, armen stil houden en uw
benen een beetje spreiden.
A AF assistentielamp
Richt de AF-zone op het punt waar u op
wilt scherpstellen.
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
Het focusbereik is 50 cm tot .
Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog
dichter bereik,
Close-up’s maken (P65) raadplegen.
OFF ON
1
2
3
4
5
- 40 -
Basiskennis
Instelling van de kleurtint van het beeld m.b.v. het [OPNAME] functiemenu (P103)
Wanneer u beelden maakt m.b.v. de Ingebouwde flits (P59)
Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P48)
Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P69)
Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P110)
Aantekening
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
De voorkant van de lens niet aanraken.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
De kaartaanduiding wordt (P20) rood als er opnamen
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
De fotoflits of de AF-lamp niet bedekken met uw
vingers of andere voorwerpen.
6
Basiskennis
- 41 -
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone (normaal)
C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D Focusbereik
E Lensopening
¢
F Sluitertijd
¢
G ISO-gevoeligheid
¢ Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
rood. (Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
1 De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
2 De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw
proberen voordat u de ontspanknop volledig
indrukt.
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie
te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt. (P114)
Onderwerp en opnameomstandigheid
waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is.
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Het focussen
Focus
Wanneer er
scherpgesteld is op
het object
Wanneer er niet
scherpgesteld is
op het object
Aanduiding voor
de scherpstelling
Aan Knippert
AF-zone Wit>Groen Wit>Rood
Geluid Biept 2 keer Biept 4 keer
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
1/1251/125F2.0F2.0
ISOISO
80 80
1/125F2.0
ISO
80
1/1251/1251/125F2.0F2.0
ISOISO
80 80
F2.0
ISO
80
- 42 -
Basiskennis
Wanneer de beeldbibberalert [ ] verschijnt, [STABILISATIE] (P122), een statief of de
zelfontspanner (P67) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY], [KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of
[VUURWERK] in de scènefunctie (P85)
Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.]
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P149) ingesteld is op [ON])
Het beeld wordt misschien niet verticaal afgebeeld als u het gemaakt hebt met een naar boven
of naar beneden gericht toestel.
Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
Deze eenheid zal het focuspunt herinneren tijdens de opname, en kan vergroot worden
met dat punt als een centrum.
Druk op [FOCUS] tijdens het beeld afspelen
Focuspunt zou niet in het midden kunnen zijn van
verbreding wanneer het zich aan de rand van het beeld
bevindt.
Raadpleeg De terugspeelzoom gebruiken (P52) voor
werking tijdens het zoomen.
Deze zal terugkeren naar de originele vergroting als
[FOCUS] weer ingedrukt wordt tijdens het zoomen.
Focuspunt is vergroot tijdens zoom in automatisch overzicht.
Volgende beelden kunnen niet vergroot worden omdat er geen focuspunt is:
Beeld dat gemaakt is zonder scherp stellen
Beeld dat gemaakt is met handmatige focus
Beeld dat gemaakt is met een ander toestel
Golfstoring (camerabeweging)
Richtingfunctie
Het focuspunt groter maken in het midden (display focuspunt)
Basiskennis
- 43 -
In programma AE-functie kunt u de ingestelde
openingswaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de
belichting te wijzigen. Dit heet
programmaschakeling.
U kunt de achtergrond waziger maken door de
openingswaarde kleiner te maken of een bewegend
voorwerp met meer beweging opnemen door de
sluitertijd langzamer in te stellen als u een opname
maakt in de AE-programmafunctie.
Druk de ontspanknop halfweg in en gebruik dan de joystick om de “programmaschakeling” te
activeren terwijl de openingswaarde en de sluitertijd op het scherm verschijnen (ong.
10 seconden).
De aanduiding voor programma shift A verschijnt op het scherm wanneer programma shift
wordt ingeschakeld.
De programmaschakeling wordt geannuleerd als u de camera uitzet of de joystick naar boven
en naar onder wordt bewogen totdat de aanduiding voor de programmaschakeling verdwijnt.
Voorbeeld van programmaschakeling
(A): Lensopening
(B): Sluitertijd
1 Programmmaschakelingnummer
2 Programmaschakelinggrafiek
3 Programmaschakelinglimiet
Aantekening
Als de belichting niet goed is wanneer u de ontspanknop tot de helft indrukt, worden de
openingswaarde en sluitertijd rood.
Programma schakeling is geannuleerd en het toestel keert terug naar normaal programma
AE-functie als er meer dan 10 seconden voorbijgaan nadat programmaschakeling geactiveerd
is. De instelling van de programmaschakeling is echter opgeslagen in het geheugen.
Afhankelijk van de helderheid van het object kan het zijn dat de programmaschakeling niet
werkt.
Programmaschakeling
1/30
1/30
F4.0
F4.0
6
6
(B)
(A)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1 1
/
2
1
/
4
1
/
8
1
/
15
1
/
30
1
/
60
1
/
125
1
/
250
1
/
500
1
/
1000
1
/
2000
2
2.8
4
5.6
8
11
㧔'X㧕
- 44 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/[QUICK AF]/
[I. EXPOSURE]/Digitale Rode-ogencorrectie/Achterlichtcompensatie
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
A Instelknop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
Stel de functieknop in op [ñ].
[MF] kan niet ingesteld worden in [ñ]
(P80)
.
Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P69)
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
De toegangsaanduiding (P20) gaat branden wanneer er
beelden op het ingebouwde geheugen (of de kaart)
opgenomen worden.
1
2
3
4
Basiskennis
- 45 -
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel merkt dat toestelschudding
minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de sluitertijd ingesteld
worden op een maximum van 8 seconden. Opletten het toestel niet te bewegen terwijl u
beelden maakt.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer
ingesteld is op op AF-opsporing
(P115).
Gezichtherkenning
Wanneer [ ] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een
persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden (P115).
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De afstand naar het onderwerp, Het contrast van het onderwerp, Wanneer het
onderwerp beweegt, Wanneer de zoom gebruikt wordt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van
geringe helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
Compensatie achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dit geval, zal het onderwerp donker worden, zodat deze functie het achterlicht
compenseert door het geheel van het beeld automatisch helderder te maken.
Scènedetectie
¦
> [i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
Alleen wanneer [] geselecteerd is
[i-NACHTL. SCHAP]
Alleen wanneer [Œ] geselecteerd is
- 46 -
Basiskennis
Het is mogelijk om de focus in te stellen op het gespecificeerde onderwerp. De focus zal
het onderwerp automatisch blijven volgen zelfs wanneer deze beweegt. Raadpleeg P115
voor details.
Stel de [TRACKING AF] in het [OPNAME] functiemenu in op [ON]. ([ ] is afgebeeld op het
scherm.)
Breng het onderwerp naar de AF-opsporingframe
en druk op
[AF/AE LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen.
AF-opsporingframe zal geel worden.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp
gekozen worden.
Druk weer op [AF/AE LOCK] om vrij te geven.
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P59)
Wanneer [] geselecteerd is, wordt [ ], [ ] of [ ] ingesteld afhankelijk van het
type onderwerp en helderheid.
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, zal de digitale rode-ogencorrectie (P61) aangaan en
wordt de flits twee keer geactiveerd.
Flitsfuncties kunnen niet geschakeld worden m.b.v. 1 () in de intelligente automatische
functie.
AF-opsporingsfunctie
Over de flits
AF/AE
LOCK
Basiskennis
- 47 -
Alleen de volgende functies kunnen ingesteld worden in deze functie.
[OPNAME] functiemenu
[FOTO RES.]
¢
(P106)/[TRACKING AF] (P115)
¢ De instellingen die geselecteerd kunnen worden verschillen van wanneer andere [OPNAME]
functies gebruikt worden.
[SET-UP] menu
[KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[REISDATUM]/[TOON]/[TAAL]
De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
De volgende functies kunt u niet gebruiken.
Flitswerking instellen/Auto bracket/Multi aspect/Witbalans, fijnafstelling/[AF/AE VERGR.]/
[MULTI BELICHT.]/[DIG. ZOOM]/[AUDIO OPNAME]/[KORTE SLUITERT.]/[HISTOGRAM]/
[HIGHLIGHT]
De andere items op het [SET-UP] menu kunnen ingesteld worden in een functie zoals de
Programma-AE-functie. Wat ingesteld is zal weerkaatst worden in de Intelligente automatische
functie.
Instellingen in Intelligente automatische functie
Onderdeel Instellingen
[Fn KNOPINST.] (P29) o
[RICHTLIJNEN] (P30) ([OPNAME INFO.]: [OFF])
[BESPARING]
([BATT. BESP.]) (P31)
[5MIN.]
[AUTO REVIEW] (P32) [2SEC.]
Focusbereik Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie.
[1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ] (P65)
De maximale close-upafstand (de kortste afstand waarop het
onderwerp genomen kan worden) verschilt afhankelijk van
de zoomvergroting.
Zelfontspanner (P67) 10 seconden
[OPN. MODE] (P103) [STANDAARD]
[KWALITEIT] (P107) A (Ingesteld op [] wanneer beeldgrootte [ ]
(0,3M ) is)
[SLIMME ISO] (P108) [ON] (De maximum ISO -gevoeligheid: ISO800)
[ISO-LIMIET INST.] (P109) 800
[WITBALANS] (P110) [AWB]
[MEETFUNCTIE] (P113)
C
[AF MODE] (P114) š (Instellen op [ ] wanneer een gezicht niet
opgespoord kan worden)
[PRE AF] (P117)
[I. EXPOSURE] (P119) [STANDARD]
[STABILISATIE] (P122) [AUTO]
[AF ASS. LAMP] (P124) [ON]
[FLITS-SYNCHRO] (P125) [1ST]
M
- 48 -
Basiskennis
[OPNAME] functie:
Beelden maken met de zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichter bij te doen lijken of uitzoomen om
landschappen in brede hoek op te nemen. Om voorwerpen nog dichter [maximum van
4,5k] bij te doen lijken , de beeldgrootte niet instellen op de hoogste instelling voor elke
aspectratio (4:3/3:2/16:9).
Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op
[ON] in [OPNAME] menu.
Zoomtypes
Gebruik van de Optische Zoom/Gebruik van de Extra Optische Zoom
(EZ)/Gebruik van de Digitale Zoom
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Het zoomhendeltje op Breed zetten.
Eigenschap Optische zoom
Extra optische zoom
(EZ)
Digitale zoom
Maximum
vergroting
2,5k 4,5k
¢1
10k [inclusief optische zoom
2,5k]
17,9k [inclusief extra optische
zoom 4,5k]
Beeldkwaliteit
Geen verslechtering Geen verslechtering
Hoe hoger het
vergrotingsniveau, hoe groter
de verslechtering.
Condities Geen
[FOTO RES.] met
(P106) is geselecteerd.
[DIG. ZOOM] (P122) op het
[OPNAME] menu is ingesteld
op [ON].
Schermdisplay
A [ ] is afgebeeld.
B Het digitale zoombereik
wordt afgebeeld.
De AF-zone wordt breder
wanneer de ontspanknop tot
de helft ingedrukt wordt in het
digitale zoombereik
¢2
.
T
W
T
W
A
T
W
T
W
B
Basiskennis
- 49 -
Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal er een schatting verschijnen van het
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. (Voorbeeld: 0,5 m )
¢1 Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO]
instelling.
¢2 De zoomaanduiding op het scherm kan tijdelijk stoppen met bewegen als u het
zoomhendeltje op de uiterste Telestand zet. U kunt het digitale zoombereik instellen door het
zoomhendeltje continu op Tele te zetten of het zoomhendeltje één keer los te laten en het
vervolgens weer op Tele te zetten.
Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [ ] (3 miljoen pixels), wordt de 10M
(10,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen
pixels) –zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect.
Aantekening
De digitale zoom kan niet ingesteld worden wanneer õ geselecteerd is.
De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
“EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P67) aan om opnamen te maken.
- 50 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
Op 2/1 drukken om het beeld te
kiezen.
A Bestandsnummer
B Beeldnummer
Snelheid van beeld verder/terug
spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
Snel vooruit spoelen/Snel achteruit spoelen
Houd 2/1 ingedrukt tijdens het terugspelen.
Het bestandsnummer A en het beeldnummer B wijzigen alleen elk afzonderlijk. 2/1 loslaten
zodra het nummer van het gewenste terug te spelen beeld verschijnt om het beeld terug te
spelen.
Als u op 2/1 blijft drukken, neemt het aantal (terug) afgespeelde beelden toe.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar A naar [(].
Het Normaal afspelen is automatisch ingesteld in
de volgende gevallen.
Waneer de functie geschakeld werd van de
[OPNAME] naar [AFSPELEN].
Wanneer het toestel aangezet werd terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op
[(] stond
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
2: Snel achteruit
1: Snel vooruit
1
A
B
2
Basiskennis
- 51 -
U kunt het beeld bevestigen in [OPNAME] functie. U kunt ook verplaatsen tussen twee
beelden m.b.v. 2/1, gebruik zoom afspelen (P52), of beelden wissen (P54).
1 Selecteer de [Fn KNOPINST.] op het [SET-UP] menu, en druk vervolgens op 1.
2 Druk op 3/4 om [OVERZICHT] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET].
U kunt nakijken door op 4 in [OPNAME] functie te drukken als deze ingesteld is.
Het zoomhendeltje op [L] (W) zetten.
1 scherm>12 schermen>30 schermen>Schermdispla
y (P139)
A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen
beelden
Zet het zoomhendeltje naar [Z] (T) om terug te keren naar
het vorige scherm.
Beelden worden niet gedraaid voor de display.
Om terug te keren naar normaal terugspelen
1 Op 3/4/2/1 drukken om een beeld te kiezen.
Er zal een icoon afgebeeld worden afhankelijk van het opgenomen beeld en de
instellingen.
2 Druk op [MENU/SET].
Het gekozen beeld verschijnt.
Bevestig het beeld in [OPNAME] functie (Overzicht)
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
A
- 52 -
Basiskennis
Aantekening
Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system”
opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association”
en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de
DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
U kunt tevens de opname-informatie enz. wissen op de LCD-monitor tijdens terugspeelzoom
door op [DISPLAY] te drukken.
Gebruik de bijwerkfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P146)
Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
De terugspeelzoom gebruiken
Het zoomhendeltje op [
Z] (T) zetten.
1k>2k>4k>8k>16k
Wanneer u de zoomhendel naar [L] (W) draait na het
uitvergroten van het beeld, wordt de vergroting lager.
Wanneer u de vergroting verandert, verschijnt de aanduiding
van de zoompositie A gedurende ongeveer 1 seconde en kan
de positie van de vergrootte sectie verwijderd worden door op
3/4/2/1 te drukken.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt de
aanduiding van de zoomstand gedurende ongeveer
1 seconde.
Het focuspunt zal vergroot worden wanneer er op [FOCUS]
gedrukt wordt. (P42)
U kunt het volgende beeld nakijken in vergroot zicht door op
2/1 van de joystick te drukken.
A
Basiskennis
- 53 -
Schakelen van de [AFSPELEN] functie
1
Druk op [MENU/SET] tijdens afspelen.
2 Op 1 drukken.
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[NORMAAL AFSP.] (P50)
Alle beelden worden afgespeeld.
[DUBBEL AFSP.] (P128)
Beelden afspelen op de Dubbele Display
[DIASHOW] (P130)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[CATEGOR. AFSP.] (P133)
De in categorieën gegroepeerde beelden worden afgespeeld.
[FAVORIET AFSP.] (P134)
¢
Uw favoriete beelden worden afgespeeld.
¢ [FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is.
MENU
/SET
- 54 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden zullen gewist
worden.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en druk dan
op [].
A [DISPLAY] knop
B [
] knop
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen
Op [] drukken.
Op 3/4 drukken om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ALLES WISSEN] > stap 5.
Op 3/4/2/1 drukken om het beeld te
kiezen en vervolgens op [DISPLAY]
drukken. (Herhaal deze stap.)
[ ] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u opnieuw
op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling gewist.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
1
2
MENU
/SET
1
2
3
DISPLAY
4
5
Basiskennis
- 55 -
Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P150) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of [ALLES
WISSEN BEHALVEÜ], druk dan op 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden. ([ALLES
WISSEN BEHALVEÜ] kan niet geselecteerd worden als er geen beelden ingesteld zijn
als [FAVORIETEN].)
Aantekening
Het toestel niet uitschakelen terwijl u aan het wissen bent (d.w.z. terwijl [] afgebeeld wordt).
Gebruik een voldoende opgeladen batterij of de AC-adapter (optioneel).
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVE Ü] zal het wissen halverwege stoppen.
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Als beelden niet conform de DCF-standaard zijn of beschermd zijn (P153), zullen deze niet
gewist worden als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] geselecteerd is.
- 56 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor
Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor
B [DISPLAY] knop
Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd. Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P52), als u
bewegende beelden terugspoelt (P135) en tijdens een diavoorstelling
(P130), kunt u alleen kiezen tussen "Normale weergave G" of "Geen
weergave I".
In opnamefunctie
In terugspeelfunctie
¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal histogram afgebeeld
worden.
¢2 Stel het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in
[SET-UP] menu in. U kunt ook instellen of u de opname-informatie wel of niet afgebeeld wilt
hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden.
¢3 Het is pas mogelijk te schakelen tussen schermen wanneer [EXT. ZOEKER] (P126) in het
[OPNAME] functiemenu ingesteld is op [ON]. Het scherm staat normaal gesproken uit.
Elementen zoals de focusicoon (P41) en de icoon van de flitsoplading branden echter.
Aantekening
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P85)
C Normaal display
¢
1
D Non-display
E Non-display (Opnamerichtlijn)
¢1, 2
F Scherm niet afgebeeld
¢3
G Normaal display
H Display met
opname-informatie
¢
1
I Non-display

6666
1/9
1/9
1/9
100
_
0001
100
_
0001
100
_
0001
ISO
ISO
80
80
AWB
AWB
ISO
80
AWB
1/9
1/9
1/9
100
_
0001
100
_
0001
100
_
0001
F2.0 1/100
F2.0 1/100
F2.0 1/100
Gevorderd (Opname van beelden)
- 57 -
Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale
en verticale richtlijnen of het kruispunt van deze
lijnen, kunt u opnamen maken met goed
ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het object te bekijken.
Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het
aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
1 Donkere zone, middelmatige tint, en heldere zone worden gelijkmatig uitgebalanceerd,
het geschikt makend om een beeld te maken.
2 Het beeld zal onderbelicht worden met donkerdere zone. De beelden met vooral
donkere zones, zoals nachtlandschap, zullen ook een histogram als deze hebben.
3 Het beeld zal overbelicht worden met helderdere zone. De beelden met vooral witte
zones zullen ook een histogram als deze hebben.
Voorbeeld van histogram
A []:Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
B []:Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt
positioneren.
1 Juiste belichting
2 Onderbelichting
3 Overbelicht
¢ Histogram
100
_
0001
1/91/9
100100
_
00010001
1/9
F2.8 1/100F2.8 1/100F2.0 1/100
100
_
0001
AWBAWB
ISOISO
80 80
AWB
ISO
80

100
_
0001
1/91/9
100100
_
00010001
1/9
F4.8 1/200F4.8 1/200F4.0 1/200
100
_
0001
AWBAWBAWB
100
_
0001
1/91/9
100100
_
00010001
1/9
F2.0 1/50F2.0 1/50F2.0 1/50
100
_
0001
AWBAWBAWB
ISOISO
80 80
ISO
80
ISOISO
80 80
ISO
80
- 58 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0EV] is tijdens belichtingcompensatie of
in handmatige belichtingfunctie
Als de flits geactiveerd is
In [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de scènefunctie (P85)
Als de flits gesloten is
Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
Als de belichting niet goed is ingesteld
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en
terugspeelfunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 59 -
[OPNAME] functie:
Beelden maken met de ingebouwde flits
A De flits openen
Druk op de openknop van de flits.
B De flits sluiten
Druk op de flits totdat deze klikt.
Sluit de flits altijd als u deze niet
gebruikt.
De flitsinstelling is vastgesteld op
[Œ] terwijl de flits gesloten wordt.
De flits instellen voor opnamen.
Open de flits.
Op 1 [] drukken.
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
U kunt ook op 1 [] drukken om te selecteren.
Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen
worden,
Beschikbare flitsinstellingen voor de
opnamefuncties
raadplegen. (P61)
Op [MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
OPEN
1
2
3
- 60 -
Gevorderd (Opname van beelden)
¢ De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits is afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
: AUTO
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
:
AUTO/Rode-
ogenreductie
¢
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
opname.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen in
slecht belichte omstandigheden.
: Vast ingesteld
op AAN
:
Vast ingesteld op
AAN/Rode-
ogenreductie
¢
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
De flitsinstelling is ingesteld op [ ] alleen wanneer u [PARTY]
of [KAARSLICHT] instelt in scènefunctie. (P85)
:
Langzame synchr./
Rode-
ogenreductie
¢
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
Œ: Vast ingesteld
op UIT
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 61 -
Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([ ], [ ], [ ])
geselecteerd, zal deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en
reduceren.
¢ Het zou niet in staat kunnen zijn de rode ogen te corrigeren, afhankelijk van de
opnameomstandigheden. Het zou ook andere onderwerpen afgezien van rode ogen kunnen
corrigeren.
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
¢ Wanneer [] geselecteerd is, wordt [ ], [ ] of [ ] ingesteld afhankelijk van het
type onderwerp en helderheid.
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
Œ
Œ
ñ
±
¢
————±
3
———±¥±
±±±± ±
:
±¥±——±
±±±± ±
;
±¥±——±
±±±——±
í
¥ ± ——±
±±±——±
ï
—————¥
n
—————±
9
¥ ± ——±
*
±¥±——±
ô
—————¥
+
±¥±——± ——¥ ———
0
±¥±——±
5
—————¥
,
—————¥
4
—————¥
-
¥ ± ——±
6
——¥ ——±
.
———¥ ±
8
¥ ± ——±
/
—————¥
7
—————¥
1
¥ ± ——±¥ ± ——±
2
———¥±± ¥ ± ——±
- 62 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
¢ Wanneer de [ISO-LIMIET INST.] (P109) ingesteld is op [AUTO].
In [H. GEVOELIGH.] (P90) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO1600] en [ISO6400] en verandert het flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 1,15 m tot ongeveer 21,2 m
Tele: Ongeveer 90 cm tot ongeveer 15,1 m
In [FLITS-BURST] (P91) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO80] en [ISO3200] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 80 cm tot ongeveer 5,6 m
Tele: Ongeveer 30 cm tot ongeveer 4,0 m
Stel de flitsoutput af
Stel de flitsoutput af wanneer het onderwerp klein is, of de terugkaatsing zeer hoog of laag is.
1 Druk verschillende keren op 3 (È) om [FLITSER] af te
beelden en druk vervolgens op 2/1 om de flitsoutput in te
stellen.
U kunt afstellen van [j2 EV] tot [i2 EV] in stappen van
[1/3 EV].
Kies [0 EV] om de oorspronkelijke flitswerking in te stellen.
2 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt het menu ook sluiten door de ontspanknop half in te drukken.
Aantekening
Wanneer de flitsoutput afgesteld wordt, verschijnt de flitsoutputwaarde links bovenaan het
scherm.
De flitswerkinginstellingen worden opgeslagen ook als u de camera uitzet.
De output-aanpassing van de flits kan niet gebruikt worden tijdens de [FLITS-BURST]
scènefunctie-stand.
ISO-gevoeligheid
Beschikbaar flitsbereik
Breed Tele
AUTO 80 cm tot 8,3 m
¢
30 cm tot 5,9 m
¢
ISO80 80 cm tot 2,3 m 30 cm tot 1,6 m
ISO100 80 cm tot 2,6 m 30 cm tot 1,8 m
ISO200 80 cm tot 3,7 m 30 cm tot 2,6 m
ISO400 80 cm tot 5,3 m 40 cm tot 3,7 m
ISO800 80 cm tot 7,4 m 60 cm tot 5,3 m
ISO1600 1,15 m tot 10,6 m 90 cm tot 7,5 m
ISO3200 1,60 m tot 14,9 m 1,30 m tot 10,7 m
Gevorderd (Opname van beelden)
- 63 -
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
¢1 Dit kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling (P123).
¢2 Wanneer Intelligente ISO ingesteld is (P108)
¢3 [SPORT], [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in scènefunctie (P85)
Lees P79 voor de AE-openingsvoorrang, AE-sluitervoorrang of handmatige-belichtingsfunctie.
¢2, 3: De sluitertijd wordt maximaal 1 seconde in de volgende gevallen.
Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
Er zullen verschillen zijn in de bovenstaande sluitertijden in de scènefuncties.
[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]: 8 of 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een
seconde
¢4
[KAARSLICHT]: 1 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde
¢4
[FLITS-BURST]: 1/30ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde
[STERRENHEMEL]: 15 seconden, 30 seconden, 60 seconden
[VUURWERK]: 1/4ste van een seconde, 2 seconden
¢4
Alle andere scènefuncties: 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde
¢4 De maximum sluitertijd wordt geselecteerd wanneer de hoeveelheid beeldbibber minimaal is
terwijl [STABILISATIE] ingesteld is of wanneer [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF].
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
1/30
¢1
tot 1/2000ste
1 tot 1/2000ste
1 of 1/4e tot 1/2000ste
¢2
Œ
1
¢1
op 1/2000ste
1 of 1/4e tot 1/2000ste
¢
2, 3
- 64 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van
de objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht.
Sluit de flits niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn
met AUTO/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen.
Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
Tijdens het opladen van de flits knippert het lampje van de flitsaanduiding en wordt het rood; u
kunt in dit geval geen opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
Wanneer de sluitertijd snel is, zou het flitseffect niet voldoende kunnen zijn.
Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Wanneer de [CONVERSIE] (P127) ingesteld is op [ ], is de flits vastgesteld op [Œ].
Wanneer de externe flits geïnstalleerd is, zal deze prioriteit hebben. Zie P173 voor meer
informatie over de externe flits.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 65 -
[OPNAME] functie:
Close-up’s maken
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van
bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 1 cm van
de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
Schuif de focus-keuzeschakelaar naar
[AF#].
In macro-functie, [ ] wordt afgebeeld.
Maak de beelden.
Focusbereik
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
AF
AF
MF
1
2
T
W
1 cm
30 cm
- 66 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
De macrofunctie zal voorrang geven aan elk object dat zich dicht bij de camera bevindt. Als dus
de afstand tussen de camera en het object meer dan 50 cm bedraagt,duurt het langer om
scherp te stellen op dit object in de macrofunctie dan in de Programma-AE-functie.
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 67 -
[OPNAME] functie:
Opnamen maken met de zelfontspanner
Op 2 [ë] drukken.
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
U kunt ook op 2 [ë] drukken om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
1
2
3
4
- 68 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje
knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P124) zodat het toestel
beter op het object scherp kan stellen.
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] is vastgesteld op 3.
Het aantal beelden dat gemaakt wordt in [FLITS-BURST] in scènefunctie is vastgesteld op 5.
Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 2 seconden in Intelligente automatische functie.
Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 10 seconden in [ZELFPORTRET] in scènefunctie.
Zelfontspanner kan niet gebruikt worden tijdens het in [HI-SPEED BURST] scènefunctie staan.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 69 -
[OPNAME] functie:
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Te werk gaan met de joystick
Kantel de joystick naar 2 om [È] te selecteren en
verplaats vervolgens 3/4 om de belichting te
compenseren.
A Waarde belichtingcompensatie
Selecteer [È] alleen om terug te keren naar de originele belichting
(0 EV).
Druk de ontspanknop tot de helft in om te eindigen.
Aantekening
EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die
door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
Onderbelichting
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
Druk op 3 [È] totdat [BELICHTING] verschijnt en
corrigeer de belichting met 2/1.
Kies [0 EV] om terug te keren naar de originele belichting.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
1
2
A
- 70 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie:
Beelden maken m.b.v. Auto Bracket/Multi Aspect
In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de
belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met
de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met auto bracket d1 EV
Auto Bracket
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1 EV i1 EV
Druk op 3 [È] totdat [AUTO BRACKET] verschijnt,
stel het compensatiebereik in van de belichting met
2/1.
Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF] (0).
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
1
2
Gevorderd (Opname van beelden)
- 71 -
Door de ontspanknop een keer in te drukken worden er automatisch drie beelden gemaakt
met aspectratio’s van [4:3], [3:2] en [16:9] (met een enkel sluitergeluid).
Druk op [DISPLAY] om [MULTI-ASPECT] vanuit de
auto bracket af te beelden.
Er wordt geschakeld tussen auto bracket en multi aspect elke
keer dat [DISPLAY] ingedrukt wordt.
Op 2/1 drukken om [ON] te kiezen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De combinaties van beeldresoluties zijn als volgt.
Bijv. als instelling 6,5M (3:2) is
7M (4:3), 6,5M (3:2) en 6M (16:9).
¢
Wanneer de multi aspect-optie geselecteerd is, kan het aantal pixels niet lager ingesteld
worden dan de bovenstaande waarden. Als de waarden eerder ingesteld zijn, worden
deze tijdelijk veranderd naar de bovenstaande waarden.
Multi Aspect
[4:3] -. [3:2] -. [16:9]
10M 9,5M 9M
7M 6,5M 6M
5M 4,5M 4,5M
3M
¢
3M
¢
2,5M
¢
1
2
3
- 72 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [ ] op het scherm.
Wanneer u multi aspect instelt, verschijnt [ ] op het scherm.
Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie
links onderaan op het scherm.
De auto bracket/multi aspect instelling wordt geannuleerd als u het toestel uitzet of [BATT.
BESP.] geactiveerd is.
Wanneer auto bracket/multi aspect ingesteld is, wordt de automatische overzichtsfunctie
geactiveerd ongeacht de instelling van de automatische overzichtsfunctie. (Het beeld wordt niet
vergroot.) U kunt de automatische overzichtsfunctie niet instellen in het [SET-UP] menu.
De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
Wanneer auto bracket ingesteld staat, is de flits [Œ].
Wanneer auto bracket/multi aspect ingesteld staat, zullen burstfunctie en [MULTI-FILM]
(P105) instellingen geannuleerd worden.
In de AE-sluitervoorrangfunctie en met manuele belichting wordt de auto bracket uitgeschakeld
als u de sluitertijd instelt op meer dan 1 seconde.
De laatst ingestelde zal de prioriteit hebben. (auto bracket en multi aspect kunnen niet
tegelijk ingesteld worden.)
Gevorderd (Opname van beelden)
- 73 -
[OPNAME] functie:
Opnamen maken met de burstfunctie
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Druk op [ ˜/ ] om het selectiemenu af te
beelden van de burstfunctie en druk vervolgens
op 3/4 om de burstfunctie te kiezen.
A [˜/]knop
Op [MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu
te sluiten.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt
het geselecteerde item automatisch ingesteld.
Een opname maken.
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de burstfunctie te activeren.
¢ De burstsnelheid is constant dezelfde ongeacht de transfersnelheid van de kaart.
De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of meer is en wanneer de flits niet geactiveerd is.
[OFF] ˜ ò
Burstsnelheid (opnamen/
seconde)
—2,5
¢
Ongeveer 2
Aantal opnamen
A —max. 4
Hangt af van de
resterende ruimte in het
ingebouwde geheugen/
de kaart.
—max. 8
max. 3 max. 3
1
2
3
- 74 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Burstfunctie ingesteld op onbegrensd
De burstsnelheid wordt de helft langzamer. De exacte snelheidsafname hangt af van de
kaart, de resolutie en de kwaliteit.
U kunt opnamen maken totdat het ingebouwde vermogen of de kaart vol is.
De focus wordt vast ingesteld tijdens de eerste opname.
Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [˜], worden de belichting en de witbalans ook voor
de daaropvolgende beelden vastgesteld op de instellingen die gebruikt worden voor het eerste
beeld. Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [
ò], worden deze elke keer dat u een beeld
maakt afgesteld.
Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3.
Als u een bewegend voorwerp volgt tijdens opnamen in een landschap, binnenshuis en weer
buitenshuis, met een groot verschil tussen licht en schaduw, kan het zijn dat de belichting er
even over doet om stabiel te worden. Als u de burstfunctie in deze situatie gebruikt, kan de
belichting niet erg goed zijn.
De burstsnelheid (beelden per seconde) kan afnemen afhankelijk van de opname-omgeving
zoals op donkere plaatsen of als de ISO-gevoeligheid hoog is, enzovoort.
De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt.
Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven
van de gegevens even duren.
[Œ] is ingesteld voor de flits wanneer burst ingesteld is.
Wanneer burstfunctie ingesteld staat, zullen multi aspect en [MULTI-FILM] instellingen
geannuleerd worden.
Aantal van burstfunctie is vastgesteld op 3 beelden wanneer de externe flits gebruikt
wordt.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 75 -
[OPNAME] functie: ±´
Opnamen maken door het specificeren van de
opening / sluitertijd
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Stel de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar in op [!], en stel
vervolgens de functieknop in op [ ].
Zet de joystick naar voor 3/4 om de
openingswaarde in te stellen.
Een opname maken.
AE-openingsvoorrang
1
2
3
- 76 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Stel de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar in op [!], en stel
vervolgens de functieknop in op [ ].
Zet de joystick naar voor 3/4 om de
sluitertijd in te stellen.
Een opname maken.
Aantekening
Lees P79 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
De helderheid op de LCD-monitor en die van de opnamen kunnen verschillen. Controleer de
opnamen met de terugspeelfunctie of de automatische terugspeelfunctie.
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als het object te helder is. Stel deze in op
een lagere waarde als het subject te dof is.
De openingswaarde en de sluitertijd die op het scherm staan, worden rood als de belichting
niet goed is.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
[ ] kan niet ingesteld worden voor AE-sluitervoorrang
AE-sluitervoorrang
1
2
3
Gevorderd (Opname van beelden)
- 77 -
[OPNAME] functie: ²
Beeld maken door de belichting handmatig in te
stellen
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
Stel de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar in op [!], en stel
vervolgens de functieknop in op [²].
Zet de joystick naar voor 3/4/2/1 om de
openingswaarde en de sluitertijd in te
stellen.
Focus kan handmatig ingesteld worden wanneer
[ ] afgebeeld wordt. (P80)
Druk de ontspanknop half in.
De hulpfunctie voor de handmatige belichting A
verschijnt ongeveer 10 seconden lang om de
belichting te signaleren.
Stel de openingswaarde en de sluitersnelheid weer
in als de belichting niet goed is.
Maak de opname.
Hulp bij handmatige belichting
De hulp bij de handmatige belichting is slechts bij benadering correct. Wij raden aan de
gemaakte opnamen te controleren met de terugspeelfunctie.
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere opening in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere opening in.
1
2
3
4
- 78 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Lees P79 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
De helderheid op de LCD-monitor en die van de opnamen kunnen verschillen. Controleer de
opnamen met de terugspeelfunctie of de automatische terugspeelfunctie.
Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en sluitertijd op het scherm rood als
u de ontspanknop half indrukt.
[ ] want flits kan niet ingesteld worden.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 79 -
Openingswaarde en sluitertijd
AE-openingsvoorrang
AE-sluitervoorrang
Handmatige belichting
Aantekening
De openingswaarden in de tabel boven zijn de waarden die gelden als de zoomhendel op
Breed staat.
Afhankelijk van de zoomuitvergroting kunt u sommige openingswaarden niet kiezen.
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
Sluitertijd (Sec.)
F8.0
8 tot 1/2000
F7.1 F6.3 F5.6
F5.0 F4.5 F4.0
F3.5 F3.2 F2.8
F2.5 F2.2 F2.0
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
Lensopening
8654
F2.0 tot F8.0
3.2 2.5 2 1.6
1.3 1 1/1.3 1/1.6
1/2 1/2.5 1/3.2 1/4
1/5 1/6 1/8 1/10
1/13 1/15 1/20 1/25
1/30 1/40 1/50 1/60
1/80 1/100 1/125 1/160
1/200 1/250 1/320 1/400
1/500 1/640 1/800 1/1000
1/1300 1/1600 1/2000
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
F2.0 tot F8.0 60 tot 1/2000
- 80 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie:
Opnamen maken met handmatig scherpstellen
Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens
en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
Stel de focus-keuzeschakelaar in op [MF].
[ ] wordt afgebeeld tijdens de handmatige
focusfunctie.
Duw de joystick naar 3/4 om scherp te
stellen op het onderwerp.
De MF-hulp verdwijnt ongeveer 2 seconden nadat
u de joystick hebt losgelaten.
Het focusbereikverdwijnt ongeveer 5 seconden
nadat u de joystick hebt losgelaten.
Maak de opname.
A MF-assistentie
B Focusbereik
AF
AF
MF
1
1
п
m
2
2
3
Gevorderd (Opname van beelden)
- 81 -
Als u de joystick naar voor zet 3/4 als [MF ASSIST] op [MF1] of [MF2], staat wordt de
MF-hulp (assist) geactiveerd en wordt het schermbeeld breder om beter scherp te kunnen
stellen op het object.
Selecteer [MF ASSIST] op het [SET-UP] menu.
Op 3/4 drukken om [MF1] of [MF2] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Veranderen van de zoomzone
De uitvergrootte zone kan veranderd worden
terwijl het scherm uitgerekt is m.b.v.
MF-hulpfunctie. Dit is handig wanneer u de
focuspositie wilt veranderen om opnamen te
maken.
1 De MF-hulpfunctie afbeelden met 3/4
op de joystick.
2 Verander de uit te breiden zone met de
cursorknoppen 3/4/2/1.
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Met de onderstaande handelingen wordt de
MF-assistentie weer in de oorspronkelijke
stand gezet.
De opnamemaat of –aspect veranderen.
Het toestel uitzetten.
MF ASSIST
[MF1] Het midden van het schermbeeld wordt uitvergroot. U kunt scherpstellen
terwijl u rekening houdt met de compositie van het hele beeld op het
scherm.
[MF2] Het midden van het scherm wordt vergroot totdat het beeld het hele
scherm beslaat. Dit is handig voor het scherp stellen van
breedbeeldopnamen waarin veranderingen van de focus moeilijk te
volgen zijn.
[OFF] Het scherm wordt niet vergroot.
1
2
3
- 82 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Technieken voor handmatig scherpstellen
1 Focus door de joystick naar 3/4 te
kantelen.
2 Kantel deze nog een beetje in dezelfde
richting.
3 Verplaats de joystick nu in de andere
richting om scherp te stellen op het
object.
Eén Opname AF
U kunt scherpstellen op het onderwerp met
automatische focus door [MF] te selecteren met
Focus-keuzeschakelaar en vervolgens op de [FOCUS]
knop te drukken.
Dit is handig voor de prefocus.
Prefocus
Dit beidt de mogelijkheid aan het toestel om van te voren scherp gesteld te zijn op een
willekeurig punt. Dit is handig wanneer het moeilijk is om een scherpe focus te verkrijgen
m.b.v. autofocus of het onderwerp snel beweegt.
Deze functie is geschikt als de afstand tussen de camera en het object vastligt.
Aantekening
U kunt ook handmatige focus gebruiken tijdens bewegend beeldfunctie, maar de focus kan niet
afgesteld worden tijdens opname.
Als u scherpstelt in de Breed-functie en dan de zoomhendel op Tele draait, kan de
scherpstelling niet goed zijn. In dit geval dient u opnieuw scherp te stellen.
De MF-assistentie verschijnt niet wanneer u de digitale zoom gebruikt.
De afstand naar het onderwerp die afgebeeld wordt op het scherm in handmatige focus is een
benadering van de focuspositie. Gebruik het MF-assistentiescherm voor een uiteindelijke
controle van de focus.
Annuleer de energiebesparingsfunctie en stel dan opnieuw scherp.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 83 -
[OPNAME] functie:
Registreren van Persoonlijke Menu-instellingen
(Registreren van klantinstellingen)
Het is mogelijk om maximaal 4 instellingen van huidige toestelinstelling te registreren als
standaard instellingen.
Stel de functieknop in op de gewenste functie en selecteer de gewenste menu-instellingen van
te voren.
Selecteer [GEH VOORK INST] op het [SET-UP] menu.
Druk op 3/4 om de standaard instelling
te registreren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
De standaard instellingen geregistreerd in [ ]
kunnen gebruikt worden met de [ ] van de
funtieknop. Dit zal handig zijn als de standaard
instelling die vaak gebruikt wordt geregistreerd is,
aangezien deze gebruikt kan worden door simpelweg de functieknop in te stellen.
De standaardinstellingen die geregistreerd zijn in [ ], [ ], of [ ] kunnen
geselecteerd worden in de [ ] van de functieknop. Er kunnen tot 3 standaard
instellingen geregistreerd worden, selecteer daarom die, die overeenkomt met de
vereisten.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Wanneer [JA] geselecteerd is, wordt er over de
eerder opgeslagen instellingen heen geschreven.
U kunt de volgende menuonderdelen niet opslaan
omdat ze andere opnamefuncties beïnvloeden.
[KLOKINST.]
[REISDATUM]
[SCÈNEMENU]
[RESETTEN]
[NR. RESET]
[BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] verjaardag- en naaminstellingen in scènefunctie
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
1
MENU
/SET
2
MENU
/SET
3
4
- 84 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie:
Opnamen maken in Klantfunctie
U kunt één van uw eigen standaard instellingen selecteren die opgeslagen zijn met [GEH
VOORK INST], om het overeen te doen komen met de omstandigheden van het maken
van het beeld.
Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de
standaard instellingen.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [ ] of [ ].
A Standaard instellingen van de display
Wanneer ingesteld is op [ ]
>U kunt beelden maken met de standaard instellingen de
geregistreerd zijn in de [ ]. ([ ] wordt afgebeeld op het
scherm)
Wanneer ingesteld is op [ ]
>Naar stappen 3 en 4
Druk op 3/4 om de standaard instellingen te
selecteren die u wilt gebruiken, en druk
vervolgens op [MENU/SET].
In [ ] op [DISPLAY] drukken om de instellingen af te beelden
voor elk menu-item. (Druk op 2/1 om te wisselen tussen
schermen en drukt vervolgens op [DISPLAY] om terug te keren
naar het selectiescherm.
Alleen de hoofdmenu-items worden afgebeeld.
Druk op [MENU/SET] om de instellingen in
te voeren.
Het opslaan van de geselecteerde standaard
instellingen wordt afgebeeld op het scherm.
Wanneer de menu-instellingen worden
gewijzigd
Zelfs als de menuinstellingen tijdelijk veranderd worden terwijl [ ], [ ], [ ] of
[ ] geselecteerd is, zal wat geregistreerd is onveranderd blijven.
Om te veranderen wat geregistreerd is, over de geregistreerde gegevens heen schrijven
m.b.v. [GEH VOORK INST] (P83) op het set-upmenu.
Aantekening
U kunt de instellingen van de volgende menu-onderdelen niet registreren als voorkeursfunctie.
Als ze worden veranderd, worden andere opnamefuncties ook beïnvloed.
[KLOKINST.], [REISDATUM], [SCÈNEMENU], [RESETTEN] en [NR. RESET] in het
[SET-UP] menu
[BABY1]Geboortedatum en naam instellen voor /[BABY2] of [HUISDIER] in de scènefunctie
1
2
3
4
Gevorderd (Opname van beelden)
- 85 -
[OPNAME] functie: ¿
Beelden maken die met de scène die opgenomen
wordt overeenkomen (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [¿].
Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste
scènemenu te kiezen.
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een
menu-onderdeel door het zoomhendeltje te verplaatsen.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
Over de informatie
Als u op [DISPLAY] drukt wanneer u een scènefunctie selecteert in
stap
3, wordt er uitleg over elke scènefunctie afgebeeld. (Als u opnieuw
op [DISPLAY] drukt, keert het scherm terug naar het
scènefunctiemenu.)
Aantekening
Om de scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en dan op 1 drukken en
terugkeren naar stap
3 hierboven.
Lees P63 voor informatie over de sluitertijd.
De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
[SLIMME ISO]/[GEVOELIGHEID]/[ISO-LIMIET INST.]/[I. EXPOSURE]/[MULTI BELICHT.]/
[MEETFUNCTIE]/[OPN. MODE]/[KORTE SLUITERT.]
[I. EXPOSURE] wordt automatisch geactiveerd in de volgende scènefuncties.
[PORTRET]/[GAVE HUID]/[ZELFPORTRET]/[LANDSCHAP]/[SPORT]/[NACHTPORTRET]/
[PARTY]/[KAARSLICHT]/[BABY1]/[BABY2]/[ZONSONDERG.]/[H. GEVOELIGH.]
1
2
3
4
- 86 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden
maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte
ook verzacht.
Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Kies dit om een opname van uzelf te maken.
Zelfportrettechnieken
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in beeld
staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in
om de foto te maken.
Het object is niet scherpgesteld als de zelfontspanneraanduiding
knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te
stellen.
Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het
gebruik aan van de 2 seconden zelfontspanner.
[PORTRET]
[GAVE HUID]
[ZELFPORTRET]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 87 -
Aantekening
Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 70 cm.
U kunt opnamen van uzelf maken met (P123). Als u dit doet, zal de zelfontspanneraanduiding
gaan branden terwijl u het geluid opneemt.
D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de
scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P122)
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot .
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m
of meer.
[SLIMME ISO] is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO800].
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
Technieken voor nachtportretten
Open de flits (de flitsinstelling zal [ ] zijn, terwijl er een verplichte flits aangegeven
wordt).
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een beeld maakt.
We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u een opname maakt.
Aantekening
Het focusbereik is 0,8 m (Breed)/1,2 m (Tele) tot 5 m.
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[LANDSCHAP]
[SPORT]
[NACHTPORTRET]
- 88 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
Technieken voor nachtlandschappen
Wanneer het toestel ingesteld is op [STABILISATIE] en er is zeer weinig beeldbibber of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd tot 8 seconden langzamer kunnen
worden. We raden aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken voor het maken van een
beeld.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot .
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ]
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
Technieken voor opnamen van feesten
Gebruik de flits. (U kunt instellen op [ ] of [ ].)
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Aantekening
Het focusbereik wordt hetzelfde als de macrofunctie.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[NACHTL. SCHAP]
[VOEDSEL]
[PARTY]
[KAARSLICHT]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 89 -
Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u
de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P143).
Verjaardag/Naaminstelling
1 Op 3/4 drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
2 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 De verjaardag of naam invoeren.
Verjaardag:
2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag).
3/4: Instelling.
[MENU/SET]: Verlaten.
Naam: Voor gedetailleerde informatie over hoe er tekens ingevoerd moeten worden,
de [TITEL BEW.] sectie lezen over P141.
Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
het instellingscherm automatisch.
4 Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap
2 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
Aantekening
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO-viewer-
bijgesloten software op de CD-ROM (bijgeleverd).
Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ]
[SLIMME ISO] is geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO400].
Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
Als de kwaliteit ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] en er beelden gemaakt worden, is de
naam niet geregistreerd op de beelden.
De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[BABY1]/[BABY2]
- 90 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze
tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten
afdrukken met [TEKST AFDR.] (P143).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P89 raadplegen.
Aantekening
De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
[SLIMME ISO] is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO800].
De begininstelling voor [AF MODE] is [ ].
Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ]
Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de
mooie rode kleur van de zon opnemen.
Deze functie minimaliseert de golfstoring (cameraschudding) van de onderwerpen, en
stelt u in staat beelden te maken van deze onderwerpen in kamers die niet fel verlicht zijn.
(Selecteer dit voor hoge-gevoeligheid processering. De gevoeligheid schakelt automatisch
naar tussen [ISO1600] en [ISO6400].)
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ]
[HUISDIER]
[ZONSONDERG.]
[H. GEVOELIGH.]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 91 -
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te
leggen.
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
De burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnamecondities.
Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt wordt bepaald door de
omstandigheden waarin de opname wordt gemaakt en het type en/of de staat van de kaart die
wordt gebruikt.
Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt neemt direct na het
formatteren toe.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
De sluitertijd wordt 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ]
De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
De ISO-gevoeligheid schakelt automatisch over naar een waarde tussen [ISO500] en
[ISO800]. De ISO-gevoeligheid wordt echter verhoogd om een high-speed sluitertijd te krijgen.
Stilstaande beelden worden continu gemaakt met flits. Dit is handig om continue
stilstaande beelden te maken op donkere plekken.
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
De burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnamecondities.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ]
De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid, en flitsniveau zijn vastgesteld op de
instellingen voor het eerste beeld.
[SLIMME ISO] is geactiveerd en maximum niveau van ISO-gevoeligheid wordt [ISO3200].
Zie de Aantekening op P63 wanneer u de flits gebruikt.
[HI-SPEED BURST]
Maximum Bursttijd Ongeveer 6 beelden/seconde (Ingebouwd geheugen)
Aantal opnamen
Ongeveer 35 (ingebouwd geheugen)/ongeveer 35 tot 100
¢
(kaart)
¢ het maximum is 100.
[FLITS-BURST]
Aantal opnamen max. 5 beelden (terwijl u op de ontspanknop drukt)
- 92 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Druk op 3/4 om het aantal seconden te selecteren en
druk dan op [MENU/SET].
Het is ook mogelijk om het aantal seconden te veranderen m.b.v.
het snelle menu. (P27)
2 Beelden maken.
Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te
beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt.
Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB WACHTEN ...] net zolang
als de ingestelde sluitertijd duurt om de signalen te verwerken.
Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname terwijl de
aftelling op het scherm staat.
Technieken voor opnamen van
sterrenhemels
De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden
verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
Technieken voor opnamen van vuurwerk
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.
Functie beeldstabilisator [OFF]: 2 seconden
Als u [AUTO], [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 1/
4t of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een
beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz)
U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
De AF-zone verschijnt niet.
De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
[STERRENHEMEL]
[VUURWERK]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 93 -
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel
enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Raak de camera niet aan met natte handen.
Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.
Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een
besneeuwde bergtop.
Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
Techniek voor Luchtfotos
Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen
wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk
de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object
en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot .
Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
[STRAND]
[SNEEUW]
[LUCHTFOTO]
- 94 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Beeld wordt donkerder gemaakt en met zachte focus rond de onderwerpen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de
beeldgrootte.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/
30 cm (Tele) tot ]
Gezichtsdetectie zou niet goed kunnen werken in de donkere zones rond de randen van het
scherm.
Beeld is gemaakt met een korrelige, gezandstraalde structuur.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de
beeldgrootte.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/
30 cm (Tele) tot ]
De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO1600].
[SPELDENPRIK]
[ZANDSTRAAL]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 95 -
[OPNAME] functie: n
Gevorderd (Opname van beelden)
Bewegende beelden
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Selecteer de aspectratio m.b.v. de
keuzeschakelaar van de aspectratio.
U kunt geen bewegend beeld opnemen in
[3:2].
Stel de functieknop in op [n].
Druk de opspanknop half in om scherp te
stellen en druk hem dan helemaal in om
opnamen te maken.
A Geluidsopname
De beschikbare opnametijd B verschijnt op het display
rechts boven en de voorbije opnametijd C staat
onderaan rechts.
Nadat u de ontspanknop helemaal ingedrukt heeft,
deze onmiddellijk loslaten. Als de knop ingedrukt
gehouden wordt, zal het geluid gedurende een paar
seconden niet opgenomen worden wanneer opnemen
start.
Is de scherpte ingesteld dan gaat de betreffende
aanduiding branden.
De scherpstelling en zoom zijn vastgesteld op de
instelling wanneer opnemen start (het eerste frame).
Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen
niet worden opgenomen zonder geluid.)
De ontspanknop helemaal indrukken om de opname te stoppen.
Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
1
2
3
4
5
- 96 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Wanneer u de beeldkwaliteit instelt op [ ], [ ] of [ ], raden we aan een
hoge-snelheidkaart te gebruiken waar “10MB/s” of groter afgebeeld staat op de verpakking.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om [FOTOMODE] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
fps “frames per seconde”; Dit verwijst naar het aantal frames gebruikt in 1 seconde.
U kunt zachtere beeldopnamen maken met “30 fps” en “24 fps”.
U kunt langere beeldopnamen maken met “10 fps” maar de kwaliteit is wel minder.
[ ] kan genoten worden op de TV als hoge kwaliteit- bewegend beeld m.b.v. de
componentkabel (DMW-HDC2; optioneel). Raadpleeg
Afspelen op de TV met
component aansluiting
(P167) voor details.
Met [ ] blijft het bestand klein. Daarom is deze grootte geschikt voor verzending
per e-mail.
¢Kan niet opgenomen worden in het ingebouwde geheugen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De aspectratio en de beeldkwaliteit wijzigen
Onderdeel Beeldgrootte fps Aspectratio
¢
1280k720 pixels 24
16:9
¢
848k480 pixels 30
¢
640k480 pixels 30
4:3
320k240 pixels
30
10
1
2
3
4
Gevorderd (Opname van beelden)
- 97 -
Aantekening
Wanneer u een geheugenkaart gebruikt, kan [3:2] niet geselecteerd worden in bewegend
beeldfunctie. Wanneer u het ingebouwde geheugen gebruikt, kunnen [16:9] en [3:2] niet
geselecteerd worden in bewegend beeldfunctie.
P206 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Als bewegende beelden die met dit toestel opgenomen zijn, teruggespeeld worden op andere
apparatuur, kan het zijn dat de kwaliteit van beelden en geluiden achteruit gaat of dat beelden
niet teruggespeeld kunnen worden. Het kan ook gebeuren dat bepaalde opslaginformatie niet
correct op het scherm wordt weergegeven.
LUMIX-model verkocht na August 2008 heeft geluidsverbetering gekregen, daarom kan deze
niet teruggespeeld worden op de eerdere modellen.
Dit apparaat kan geen bewegende beelden opslaan op MultiMediaCard.
In bewegende beeldfunctie, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
[š] en [ ] in [AF MODE]
Richtingfunctie
Overzicht
[MODE2] en [AUTO] op de functie van de optische beeldstabilisator
U kunt continu bewegende opnamen opmaken tot 2 GB.
Alleen de maximum beschikbare opnametijd voor 2 GB verschijnt op het scherm.
(DMC-LX3PL/DMC-LX3SG/DMC-LX3GC/DMC-LX3GJ)
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende een maximum tijd van
15 minuten. Verder is continue opname groter dan 2 GB niet mogelijk. (Voorbeeld: [10m 30s]
met [ ])
Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm.
(DMC-LX3EG/DMC-LX3E)
- 98 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie:
Nuttige functies op reisbestemmingen
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P25 raadplegen.
Als u een vertrekdatum en de locatie van de vakantie van te voren instelt, wordt het aantal
dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (welke dag van de vakantie het is) opgenomen
wanneer u het beeld maakt. U kunt het aantal dagen dat voorbij is afbeelden wanneer u de
beelden afspeelt en deze af laten drukken op de opgenomen beelden met [TEKST AFDR.]
(P143).
Het aantal dagen die verstreken zijn sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO-viewer-”-bijgeleverde software op de CD-ROM (bijgeleverd).
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P22)
Selecteer [REISDATUM] van het [SET-UP] menu en
druk vervolgens op 1.
Op 3 drukken om [REIS-SETUP] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op
[MENU/SET].
Op 3/4/2/1 drukken om de vertrekdatum
(jaar/maand/dag) in te stellen, en druk dan op
[MENU/SET].
Opnemen welke Dag van de Vakantie en de Locatie
van de Vakantie het is
1
2
3
4
Gevorderd (Opname van beelden)
- 99 -
Op 3/4/2/1 drukken om de aankomstdatum
(jaar/maand/dag) in te stellen, en druk dan op
[MENU/SET].
Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
Op 4 drukken om [LOCATIE] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op
[MENU/SET].
De locatie invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, de [TITEL BEW.]
sectie lezen op P141.
Twee keer op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Een opname maken.
Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer
5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of
als er een reisdatum is ingesteld.
Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [] rechts onderaan op het scherm.
5
6
7
8
9
10
- 100 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de
terugkomstdatum is. Als u de reisdatum wilt annuleren vóór het einde van de vakantie,
[OFF] selecteren op het scherm dat getoond wordt in stap
3 of 7 en vervolgens twee maal
op [MENU/SET] drukken. Als de [REIS-SETUP] ingesteld is op [OFF] in stap
3, zal
[LOCATIE] ook ingesteld worden op [OFF].
Aantekening
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] (P101) instelt op de reisbestemming,
wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden, ook niet als u de reisdatum of de einddatum hebt ingesteld. Ook als u
[REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt gemaakt, zal op het scherm niet vermeld
worden op welke dag van de vakantie u deze opnamen hebt gemaakt.
Voor de datum voor de vertrekdatum, wordt [-] (minus) afgebeeld in het oranje en wordt de dag
van de vakantie niet opgeslagen.
Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (min) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen
worden)
De tekst ingesteld als [LOCATIE] kan later bewerkt worden met [TITEL BEW.].
De namen voor [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] van de scènefunctie zullen niet opgenomen
worden wanneer [LOCATIE] ingesteld is.
[LOCATIE] kan niet opgenomen worden wanneer u bewegende beelden maakt.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 101 -
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P25 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
beelden die u maakt.
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P22)
Opnamedata/Tijden op Overzeese Reisbestemmingen (Wereldtijd)
Selecteer [WERELDTIJD] vanuit het [SET-UP]
menu en druk vervolgens op 1.
Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de aanschaf
ervan, verschijnt het [GELIEVE DE THUISZONE
INSTELLEN] bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
thuiszone in op het scherm in stap
3.
Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 2/1 om uw thuiszone te selecteren en
druk dan op [MENU/SET].
A Huidige tijd
B Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time)
Als in uw eigen gebied het zomeruur wordt gebruikt [ ],
drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om terug te keren naar de
originele tijd.
Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit
niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf
de klok één uur vooruit.
1
2
3
A
B
- 102 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen 1, 2 en 3.
Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
Het pictogram van de reisbestemming [
] verschijnt als u beelden afspeelt die u tijdens uw reis
hebt gemaakt.
Op 3 drukken om [BESTEMMING] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op
het scherm.
Druk op 2/1 om de zone te selecteren van uw
reisbestemming en druk dan op [MENU/SET] om
in te stellen.
D Huidige tijd van het bestemmingsgebied
E Tijdsverschil
Als de daglichtbesparingstijd [ ] gebruikt wordt op de
reisbestemming, op 3drukken. (De tijd wordt één uur vooruit
gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de originele tijd terug te
zetten.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
4
C
5
E
D
6
Gevorderd (Opname van beelden)
- 103 -
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Elk type film voor filmcamera’s heeft zijn eigen kleurtint en contrastkenmerken. In
filmfunctie, kunt u de kleur toon van de beelden selecteren uit 9 types op dezelfde
manieren als dat u verschillende films zou selecteren voor filmcamera’s.
Selecteer verschillende instellingen in filmfunctie om overeen te komen met de
opnamesituatie en uw beeld van de opname.
Toepasbare functies:
¢ U kunt het ook gebruiken in bewegend beeldfunctie.
Aantekening
U kunt [VERZADIGING] niet afstellen in de zwart en witinstellingen in filmfunctie.
Er kunnen geen filmfunctie-afstellingen gemaakt worden in scènefunctie.
1 Druk op 2/1 om een film te selecteren.
Druk op [DISPLAY] om de beschrijvingen af te beelden van de
filmfuncties (druk er nog een keer op om terug te keren naar het
eerder scherm).
2 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
[OPN. MODE]
[ ][STANDAARD]
¢
: Dit is de standaard instelling.
[ ][DYNAMISCH]
¢
: De verzadiging en het contrast van de opgeslagen kleuren
worden vergroot.
[ ][NATUUR]: Helderder rood, groen en blauw. Versterkt natuurschoon.
[ ][ZACHT]
¢
: Het contrast wordt verlaagd voor soepelere en duidelijkere
kleur.
[ ][LEVENDIG]: Hogere verzadiging en contrast dan dynamisch.
[ ][NOSTALGISCH]: Lagere verzadiging en contrast. Weerkaatsende tijdsovergang.
[ ][STANDAARD]
()
¢
:
Dit is de standaard instelling.
[ ][DYNAMISCH] ( ): Het contrast is vergroot.
[ ][ZACHT] ( ): Maakt het beeld soepeler zonder de huidstructuur te verliezen.
[ ][MIJN FILM 1]
[ ][MIJN FILM 2]: De opgeslagen instelling wordt gebruikt.
[ ][MULTI-FILM]: Met één druk op de ontspanknop wordt automatisch het beeld
opgenomen naar een geselecteerd aantal films (tot een
maximum van drie films).
B
&
W
B
&
W
B
&
W
- 104 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Afstellen van elke filmfunctie op de gewenste instelling
1 Druk op 2/1 om een film te selecteren.
2 Druk op 3/4 om een item te selecteren en op 2/1 om af te
stellen.
Geregistreerde instellingen worden opgeslagen zelfs als het toestel
uitstaat.
3 Druk op 3/4 om [GEHEUGEN] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
4 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
U kunt 2 instellingen registeren. ([MIJN FILM 1] en [MIJN FILM 2])
(Na het registreren, wordt de naam van de filmfunctie die eerder
geregistreerd werd, afgebeeld.)
[STANDAARD] is geregistreerd in [MIJN FILM 1] en [STANDAARD] ( ) is geregistreerd
in [MIJN FILM 2] op het moment van aankoop.
5 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
[CONTRAST]
[_]
Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere
vlakken op het beeld.
[`]
Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere
vlakken op het beeld.
[SCHERPTE]
[_] Het beeld is zeer scherp.
[`] Het beeld is onscherp.
[VERZADIGING]
[_] De kleuren van het beeld zijn levendig.
[`] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
[RUISREDUCTIE]
[_]
Versterkte geruisvermindering. De beeldresolutie kan
een beetje minder worden.
[`]
Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met een
betere resolutie maken.
B
&
W
Gevorderd (Opname van beelden)
- 105 -
Selecteer de film die u zou willen gebruiken met [MULTI-FILM]
1 Op 2/1 drukken om [MULTI-FILM] te kiezen en vervolgens op 4 drukken.
2 Druk op 3/4 om multifilms 1 tot 3 te selecteren en druk op
2/1 om de films eruit te pakken die u wenst te gebruiken
als de multifilms.
Met één druk op de ontspanknop wordt automatisch het beeld
opgenomen naar een geselecteerd aantal films (tot een maximum
van drie films).
Aantekening
In filmfunctie, zou het toestel iets kunnen doen wat overeenkomt met trekprocessering of
duwprocessering om een beeld te creëren met bijzondere kenmerken. De sluitertijd zou zeer
langzaam kunnen worden op dit moment.
Er zou ruis zichtbaar kunnen worden wanneer u beelden maakt op donkere plekken. Om
beeldruis te voorkomen, raden we het instellen van [RUISREDUCTIE] naar [_] of het instellen
van items met uitzondering van [RUISREDUCTIE] naar [`] aan voor het maken van beelden.
Wanneer u de filmfunctie afstelt, wordt de filmfunctienaam afgebeeld in het oranje op de
LCD-monitor.
- 106 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies:
Aspectratio [4:3].
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie.
Aspectratio [3:2].
Aspectratio [16:9].
[FOTO RES.]
(10M) 3648k2736 pixels
(7M )
¢
3072k2304 pixels
(5M ) 2560k1920 pixels
(3M ) 2048k1536 pixels
(2M )
¢
1600k1200 pixels
(0,3M ) 640k480 pixels
(9,5M) 3776k2520 pixels
(6,5M )
¢
3168k2112 pixels
(4,5M ) 2656k1768 pixels
(3M )
¢
2112k1408 pixels
(2,5M ) 2048k1360 pixels
(9M) 3968k2232 pixels
(6M )
¢
3328k1872 pixels
(4,5M ) 2784k1568 pixels
(2,5M )
¢
2208k1248 pixels
(2M ) 1920k1080 pixels
Gevorderd (Opname van beelden)
- 107 -
Aantekening
“EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen.
De extra optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[SPELDENPRIK], of [ZANDSTRAAL] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor
[ ] niet afgebeeld.
Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
P203 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies:
¢1 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels van de elke aspectratio ( , ,
).
¢2 als u een RAW-bestand wist van het toestel, zal het overeenkomstige JPEG-beeld ook
gewist worden.
Aantekening
Als er een RAW-beeld opgenomen wordt met het ingebouwde geheugen, zal het tijd vergen om
de beeldgegevens te schrijven.
Als u een RAW-bestand wist van het toestel, zal het overeenkomstige JPEG-beeld ook gewist
worden.
P203 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
U kunt geavanceerdere opnamebewerking genieten als u RAW files gebruikt. U kunt RAW files
opslaan in een fileformaat (JPEG, TIFF etc.) dat afgebeeld kan worden op uw PC etc., deze
ontwikkelen en bewerken m.b.v. de software “SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft
Laboratory op de CD-ROM (meegeleverd).
[ ] geeft een kleine gegevensgrootte voor dezelfde file als [ ] of [ ].
De volgende functies zijn beschikbaar wanneer de kwaliteit ingesteld is op [ ], [ ] of
[].
[KALENDER]
[ROTEREN]
[BEVEILIGEN]
[KWALITEIT]
[A]: Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[]: Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
[]: RAW file (Wanneer het beeld bewerkt moet worden met een PC in hoge
kwaliteit)
¢
1
[]: RAW+JPEG (Fijn)
¢
2
[]: RAW+JPEG (standaard)
¢
2
- 108 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
Raadpleeg P62 voor het flitsbereik.
Afhankelijk van de helderheid en van de beweging van het voorwerp, kunt u beweging
misschien niet voorkomen.
Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
De maximum ISO-gevoeligheid zal ingesteld worden op de waarde ingesteld in [ISO-LIMIET
INST.] wanneer ingesteld op [ON]. Wanneer de [ISO-LIMIET INST.] ingesteld is op [AUTO], zal
deze automatisch ingesteld worden binnen het bereik tot [ISO800] afhankelijk van de
helderheid.
[SLIMME ISO]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 109 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Toepasbare functies:
[AUTO]/[80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]
Aantekening
Wanneer we instellen op [AUTO], wordt de ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld op een
waardemaximum ingesteld met [ISO-LIMIET INST.].
ISO-gevoeligheid zal automatisch afstellen afhankelijk van de helderheid binnen de
maximum-instelling van [ISO400] ([ISO1000] wanneer de flits gebruikt wordt) wanneer [AUTO]
geselecteerd is voor [ISO-LIMIET INST.].
De instelling is niet beschikbaar wanneer [SLIMME ISO] gebruikt wordt. ([ ] is afgebeeld.)
Het wordt aangeraden om de ISO-gevoeligheid lager in te stellen, de [RUISREDUCTIE] af te
stellen onder [OPN. MODE] richting de positieve kant of de instelling af te stellen voor elk van
de items behalve [RUISREDUCTIE] richting de negatieve kant als de ruis predominant is.
(P103)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
De meest gepaste gevoeligheid binnen het ingestelde bereik zal ingesteld worden
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Toepasbare functies:
[AUTO]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]
Aantekening
De bovenste grens van de ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden.
Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Dit zal werken wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [AUTO] of [SLIMME ISO]
ingesteld is op [ON].
[GEVOELIGHEID]
ISO-gevoeligheid
80 3200
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is
Sluitertijd Langzaam Snel
Ruis Minder Verhoogd
[ISO-LIMIET INST.]
- 110 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Toepasbare functies:
¢ Deze kan niet geselecteerd worden in de bewegend beeldfunctie.
Aantekening
De optimale witbalans zal varieren afhankelijk van het type halogeenlicht waaronder
opgenomen wordt, gebruik daarom [AWB], [ ] of [ ].
De witbalans zou niet afgesteld kunnen worden voor het onderwerp waar de flits geen bereik
heeft wanneer de flits gebruikt wordt.
De witbalans wordt opgeslagen zelfs als het toestel uitstaat, maar [WITBALANS] voor de
scènefunctie ingesteld is op [AWB] wanneer de scènefunctie veranderd wordt.
[WITBALANS]
[AWB]: Automatische afstelling
[V]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î]: Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[]
¢
: Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
[Ñ]: Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[ ]:
Wanneer
de vooringestelde witbalans gebruikt wordt
[]:
[]: Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur gebruikt wordt
1
2
1
2
Gevorderd (Opname van beelden)
- 111 -
De witbalans handmatig instellen
1 Selecteer [ ] of [ ] en druk dan op 1.
2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object
en druk dan op [MENU/SET].
De witbalans fijn afstellen [ ]
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
U kunt instellen vanaf het snelle menu. (P27)
1 Selecteer [WITBALANS] en druk dan op 1
Druk weer op 1 als [], [], of [ ] geselecteerd is.
2 Druk op 3/4/2/1 om de witbalans af te stellen en druk
dan op [MENU/SET].
Aantekening
Als u de witbalans fijn afstelt op A (amber), zal de icoon van de witbalans op de LCD-monitor
oranje worden. Als u de witbalans fijn afstelt op B (blauw), zal de icoon van de witbalans op de
LCD-monitor blauw worden.
Als u de witbalans fijn afstelt op G_ (groen) of M` (magenta), verschijnt er [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op de LCD-monitor.
Selecteer het middenpunt als u de witbalans niet fijn aan het afstellen bent.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
Het fijne afstellingniveau van de witbalans keert terug naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
Wanneer u de witbalans opnieuw instelt in [ ] of [ ]
Wanneer u opnieuwde kleur- temperatuur handmatig instelt in [ ]
2 :
A (AMBER: ORANJE)
1 :
B (BLAUW: BLAUWACHTIG)
3 : G_ (GROEN: GROENACHTIG)
4 : M` (MAGENTA: ROODACHTIG)
1
2
1 2
1
2
- 112 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 TV scherm
6 Zonlicht
7 Wit fluorescerend licht
8 Gloeilamp
9 Zonsopgang en zonsondergang
10 Kaarslicht
Kl Kelvintemperatuur en kleuren
Instellen van de kleur temperatuur
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van
natuurlijke beelden in verschillende lichtomstandigheden. De
lichtkleur wordt gemeten als een nummer in graden Kelvin. Wanneer
de kleurtemperatuur hoog wordt, wordt het beeld blauwachtig en
wanneer de kleurtemperatuur laag wordt, wordt het beeld roodachtig.
1 Selecteer [ ] en druk dan op 1.
2 Druk op 3/4 om de kleur temperatuur [MENU/SET] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K].
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
Gevorderd (Opname van beelden)
- 113 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Toepasbare functies:
Aantekening
Wanneer [C] geselecteerd is en [AF MODE] ingesteld is op [š], zal het toestel de belichting
afstellen om geschikt te zijn voor het gezicht van de persoon.
[MEETFUNCTIE]
[C]: Multipel
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet
door de helderheid op het hele beeld automatisch te
berekenen. Wij raden aan om zoveel mogelijk deze methode
te gebruiken.
[ ]: Middenmeting
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op
het object in het midden van het volledige beeld en de rest van
het beeld aan dit middelste beeld aan te passen.
[Ù]: Spot
Dit is de methode waarbij het object direct in het meetbereik te
meten A.
- 114 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies:
Aantekening
Het toestel is aan het scherpstellen op alle AF-zones wanneer meervoudige AF-zones (max.
5 zones) tegelijkertijd gaan branden in [ ]. Als u de focuspositie wilt bepalen om beelden te
maken, de AF-functie naar [ƒ], [Ø] of [Ù] schakelen.
Als de AF-functie ingesteld is op [ ], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het beeld
scherpgesteld wordt.
De AF-functie naar [ƒ] of [Ø] schakelen als het moeilijk is scherp te stellen met behulp van
[Ù].
Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en
vervolgens een beeld maken.
De AF-functie kan niet worden ingesteld in de [VUURWERK]-scènefunctie.
In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
In [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en [LUCHTFOTO] in de
scènefunctie.
In de bewegende-beeldenfunctie.
[AF MODE]
[š]: Gezichtsherkenning
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De
focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het
best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in
het beeld bevindt. (max. 15 zones)
[]: AF-opsporing
Focus en belichting kunnen afgesteld worden op een
gespecificeerd onderwerp. De focus zal het onderwerp blijven
volgen ook wanneer deze beweegt.
(Dynamische opsporing)
[]:
Meervoudige-zone-focus
sing
Het toestel stelt scherp op maximaal 5 focuszones per
AF-zone. Dit werkt wanneer het object zich niet in het midden
van het scherm bevindt.
[ƒ]: 1-zone-focussing
(Hoge snelheid)
Het toestel stelt snel scherp es op het object in de AF-zone in
het midden van het scherm.
[Ø]: 1-zone-focussing
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het
midden van het scherm.
[Ù]: Punt-focussing
Het toestel stelt scherp op een beperkte en nauwe zone op
het scherm.
M
M
M
Gevorderd (Opname van beelden)
- 115 -
Over [š]
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de
gezichten vindt.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame
groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. [AF MODE] wordt naar [ ] geschakeld.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
Wanneer het gezicht op een hoek is
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Wanneer er een snelle beweging is
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
Wanneer het toestel schudt
Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
Over [ƒ]
U kunt sneller scherpstellen op het object dan in de andere AF-functies.
Het beeld kan even stoppen met bewegen voordat er scherpgesteld wordt wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt. Dit is geen storing.
Opzetten van [ ] (AF-opsporing)
1 Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingsframe en druk op [AF/AE
LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen.
De AF-zone zal continu scherp stellen op
de beweging van het onderwerp wanneer
het onderwerp eenmaal herkend is.
(
Dynamische opsporing)
AF-opsporing wordt uitgezet wanneer er
weer op [AF/AE LOCK] gedrukt wordt.
Voor het
vergrendelen
Vergrendeld
2 Maak de opname.
M
- 116 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp
verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval
gemaakt worden met [Ø] in [AF MODE].
Het is niet mogelijk om [ ] in te stellen in [STERRENHEMEL], [VUURWERK],
[SPELDENPRIK] of [ZANDSTRAAL] in scènefunctie of in de bewegend beeldfunctie.
[ ] werkt niet in AF-opsporing.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ]
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein is
Waneer de opnameplaats te donker of te helder is
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.
Wanneer er zich golfstoring voordoet
Wanneer u de zoom gebruikt
Over AF-zoneselectie
U kunt de AF-zone selecteren door op [FOCUS] te drukken wanneer [ ], [ƒ], [Ø] of
[Ù] geselecteerd is.
Het is ook mogelijk te schakelen naar het selectiescherm van de AF-zone door op 1 te
drukken wanneer AF-functie geselecteerd is met 3/4.
U kunt instellen vanaf het snelle menu. (P27)
Wanneer u [ƒ], [Ø] of [Ù] selecteert
1 Op 3/4/2/1drukken om de AF-zone te
verplaatsen.
U kunt instellen op onwillekeurige positie van
het scherm. (Er kan niet ingesteld worden aan
de rand van het scherm)
Na het verplaatsen van de AF-zone, op
[DISPLAY] drukken om deze terug te doen
keren naar het midden.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Wanneer u [ ] selecteert
1 Druk op 3/4/2/1 om AF-zone te
selecteren zoals afgebeeld in de figuur
rechts.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Aantekening
De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen met de AF-zone wanneer u
[Ù] gebruikt in [MEETFUNCTIE].
Positie van de AF-zone zal terugkeren naar de beginstaat wanneer het toestel ingesteld wordt
op Intelligente automatische functie, Wanneer de stroombezuinigingsfunctie geactiveerd is, of
Wanneer dit apparaat uitgeschakeld is.
M
M
Gevorderd (Opname van beelden)
- 117 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Het toestel zal de focus automatisch afstellen afhankelijk van de instellingen.
Toepasbare functies:
Over [ ] en [ ]
[ ] zal de focus automatisch afstellen wanneer de beeldbibber van het toestel klein
wordt. [ ] zal de focus ten aller tijden afstellen (continue AF-operatie).
Het toestel zal de focus automatisch afstellen en de focusafstelling wordt sneller wanneer
de ontspanknop ingedrukt wordt. Dit is handig wanneer u geen fotokans wilt missen.
Aantekening
De batterij raakt sneller op dan normaal.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
Wanneer [PRE AF] ingesteld is op , zou het even kunnen duren om scherp te stellen als u
de zoomhendel van Breed op Tele zet of plotseling de camera van een object dat ver weg is,
richt op een object dichtbij.
[PRE AF]
[OFF]:
[ ]: Snelle AF [ ] wordt afgebeeld op het scherm.
[ ]: Continu AF [ ] wordt afgebeeld op het scherm.
- 118 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Een beeld maken met focus of belichting vergrendeld.
Dit is een techniek voor het instellen van de focus en de belichting vooraf wanneer het
onderwerp zich buiten de focuszone bevindt of wanneer het contrast te scherp is en de
juiste belichting niet verkregen kan worden.
Toepasbare functies:
Instellen van de AF/AE-vergrendeling
1 De AF-zone op het object richten.
2 Druk op [AF/AE LOCK] om de focus en de belichting vast te stellen.
3 Verplaats het toestel om het beeld samen te stellen en druk de ontspanknop helemaal
in.
De AF/AE-vergrendeling annuleren
De instelling wordt geannuleerd door weer op de [AF/AE LOCK] te drukken.
Aantekening
Belichting wordt ingesteld zelfs als de helderheid van het onderwerp verandert in [AE].
Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te
drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Vergrendeling wordt geannuleerd wanneer het zoomen uitgevoerd wordt na het vergrendelen.
Voer het vergrendelen opnieuw uit.
[AF/AE VERGR.]
[AF]: Alleen de focus is ontgrendeld.
[ ] is afgebeeld wanneer de focus afgesteld is.
[AE]: Alleen de belichting is vergrendeld.
[ ], openingswaarde en sluitertijd worden afgebeeld wanneer de
belichting afgesteld is.
[AF/AE]: Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
[ ], openingswaarde en sluitertijd worden afgebeeld wanneer de focus
en belichting afgesteld zijn.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 119 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot
verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te
brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
Aantekening
[LOW], [STANDARD] of [HIGH] vertegenwoordigt het maximum bereik van het effect.
Wanneer deze ingesteld is op [LOW], [STANDARD] of [HIGH], wordt [ ] afgebeeld op het
scherm.
Wanneer ISO-gevoeligheid ingesteld is op [ISO80] of [ISO100], zou de ISO-gevoeligheid hoger
kunnen worden dan [ISO80] of [ISO100] wanneer de [I. EXPOSURE] ingesteld is.
Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
[ ] wordt geen in het scherm wanneer [I. EXPOSURE] effectief is.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
M.b.v. deze functie kunt u het soort effect verkrijgen dat verkregen wordt wanneer een
beeld twee of drie keer belicht wordt.
Toepasbare functies:
1 Kies [START] en druk dan op [MENU/SET].
2 Bepaal de samenstelling en maak het
eerste beeld.
Na het maken van het beeld, de ontspanknop tot de helft indrukken
om het volgende beeld te maken.
Druk op 3/4 om het item te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] voor één van de volgende operaties.
[I. EXPOSURE] (Intelligente belichtingsafstelling)
[MULTI BELICHT.]
[VOLG.]: Ga verder naar het volgende beeld.
[NIEUW]: Ga terug naar het eerste beeld.
[EXIT]: Neem het beeld op van de eerste foto en eindig de sessie van
beelden maken met meervoudige belichting.
- 120 -
Gevorderd (Opname van beelden)
3 Bepaal de samenstelling en maak het tweede beeld.
Na het maken van het eerste beeld, zullen het eerste en het tweede
gemaakte beeld over elkaar heen gelegd en afgebeeld worden.
Na het maken van het beeld, de ontspanknop tot de helft indrukken
om het volgende beeld te maken.
Druk op 3/4 om het item te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] voor één van de volgende operaties.
4 Bepaal de samenstelling en maak het derde beeld.
Na het maken van het beeld, zullen de beelden van de eerste,
tweede en derde foto’s over elkaar heen gelegd en afgebeeld
worden.
Druk op 3 om [NIEUW] te kiezen en druk vervolgens op
[MENU/SET] om terug te keren naar het derde beeld.
5 Op 4 drukken om [EXIT] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De beelden worden tot het derde gemaakte beeld opgenomen en zal de sessie beelden
maken met meervoudige belichting voltooid worden.
[VOLG.]: Ga verder naar het volgende beeld.
[NIEUW]: Ga terug naar het tweede beeld.
[EXIT]: Neem beelden op tot de tweede gemaakte foto en eindig de sessie
van het maken van beelden met meervoudige belichting.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 121 -
Over automatische instelling van controle krijgen
[AUTO GAIN] kiezen op het scherm dat getoond wordt in stap
1 kiezen en instellen.
Aantekening
De afgebeeld opname-informatie die afgebeeld wordt voor beelden die gemaakt zijn met
meervoudige belichtingen is de opname-informatie voor het laatst gemaakte beeld.
Als [MENU/SET] ingedrukt wordt terwijl u beelden maakt, worden de gefotografeerde beelden
opgenomen en zal de sessie van beelden maken met meervoudige belichting voltooid worden.
Beeld wordt niet gemaakt tot voltooiing.
Sommige functies hebben restricties. U zult niet in staat zijn de volgende functies te gebruiken:
Burstfunctie/[AUTO BRACKET]/[MULTI-ASPECT]/Extra optische zoom/[I. EXPOSURE]/
Digitale zoom/[AUDIO OPNAME]
[FOTO RES.] is vastgesteld wanneer [START] geselecteerd is.
De zoompositie en witbalans zijn vastgesteld wanneer het eerste beeld gemaakt wordt.
[ON]: Het helderheidniveau wordt afgesteld volgens het aantal gemaakte beelden
en de beelden worden over elkaar heen gelegd.
[OFF]: De belichting compenseren om overeen te komen met het onderwerp zodat
alle over elkaar heen gelegde belichtingseffecten precies goed zullen zijn.
- 122 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Deze kan onderwerpen nog meer uitvergroten dan de optische zoom of extra optische
zoom.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
P48 raadplegen voor gedetailleerde informatie.
Als het toestel schudden (beeldbibber) een probleem is tijdens het zoomen, wordt het
aangeraden dat [STABILISATIE] ingesteld wordt op [AUTO] of [MODE 1].
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden
opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend
golfstoringvrije beelden te maken.
Toepasbare functies:
Aantekening
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
Wanneer er veel camerabeweging is.
Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
In het digitale zoombereik.
Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
De instelling is vastgesteld op [MODE2] met [ZELFPORTRET] in scènefunctie en op [OFF] in
[STERRENHEMEL] in scènefunctie.
In de bewegende beeldenfunctie, kan [AUTO] of [MODE2] niet ingesteld worden.
[DIG. ZOOM]
[STABILISATIE]
[OFF]
[AUTO]: De optimum beeldbibber-compensatie is geselecteerd afhankelijk van de
omstandigheid.
[MODE1]: Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie.
[MODE2]: De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt
wordt.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 123 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
U kunt een beeld helder maken op donkere plekken door [KORTE SLUITERT.] langzamer
in te stellen. U kunt deze ook sneller instellen om de wazigheid van het onderwerp te
verminderen.
Toepasbare functies:
[1/250], [1/125], [1/60], [1/30], [1/15], [1/8], [1/4], [1/2], [1]
Aantekening
Deze moet normaal gesproken ingesteld zijn op [1/8 ] om beelden te maken. (Wanneer u een
minimum sluitertijd selecteert die niet [1/8], verschijnt [ ] op het scherm.)
Het op een langzamere sluitertijd instellen van [KORTE SLUITERT.] zou de kans op
beeldbibber kunnen doen toenemen, daarom raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor het maken van beelden.
Het op een hogere snelheid instellen van [KORTE SLUITERT.] zou het beeld donkerder
kunnen maken, daarom raden we aan het beeld op te nemen in een goed verlichte zone. Als er
geen correcte belichting verkregen kan worden, zal [ ] in het rood knipperen wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Geluid kan tegelijk opgenomen worden met het beeld. U kunt de conversatie tijdens het
filmen of de situatie als een memo opnemen.
Toepasbare functies:
Als u op [MENU/SET] drukt tijdens het geluidsopname, wordt het geluidsopname geannuleerd.
Aantekening
Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde microfoon.
Geluidsopname met dit apparaat zou niet teruggespeeld kunnen worden op andere apparatuur.
[KORTE SLUITERT.]
Instelling minimum sluitertijd 1/250– 1
Helderheid
Donkerder Helderder
Beweging
Minder Meer
[AUDIO OPNAME]
[OFF]: Er zal geen geluid opgenomen worden.
[ON]: [B] wordt afgebeeld op het scherm.
Het geluid zal opgenomen worden zo snel als het beeld opgenomen wordt.
(Dit zal binnen 5 seconden stoppen)
- 124 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan
het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
Toepasbare functies:
[AF ASS. LAMP]
[OFF]: De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]: Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, zal de AF-assistentielamp
branden terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Grotere AF-zones
worden nu afgebeeld.)
Aantekening
Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF]
zetten. In dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 125 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
[2ND] (2de synchro) activeert de flits net voordat de sluiter sluit wanneer u beelden maakt
van bewegende onderwerpen zoals auto’s m.b.v. een langzame sluitertijd.
Toepasbare functies:
Aantekening
Deze normaal instellen op [1ST].
[2ND] wordt afgebeeld in de flitsicoon op de LCD-monitor als u [FLITS-SYNCHRO] instelt op
[2ND].
Wanneer er een snelle sluitertijd ingesteld is, kan het effect van [FLITS-SYNCHRO]
verslechteren.
[FLITS-SYNCHRO] kan gebruikt worden met een externe flits.
[FLITS-SYNCHRO]
[1ST]: De normale methode wanneer u beelden maakt met
de flits.
[2ND]: De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en het
beeld wordt dynamisch.
- 126 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Wanneer u de externe zoeker (optioneel) gebruikt, kunt u het beeld schakelen naar een
geschikte display.
Toepasbare functies:
Aantekening
De display op de LCD-monitor wordt geschakeld door op [DISPLAY] te drukken een paar keer.
Raadpleeg P56 voor het schakelen van de display op de LCD-monitor.
Het scherm is normaal gesproken uit. Elementen zoals de focusicoon (P41) en de icoon van de
flitsoplader branden echter.
Zie P175 voor details over hoe de externe zoeker te installeren.
Stel in op [OFF] wanneer u de externe zoeker niet gebruikt.
De standaard instelling voor AF-functie is [Ø].
[EXT. ZOEKER]
[OFF]:
[ON]: LCD-monitor staat uit
Gevorderd (Opname van beelden)
- 127 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
U kunt het gezichtsveld verbreden wanneer u beelden van landschappen o.i.d. maakt door
een brede conversielens (optioneel) te gebruiken.
Toepasbare functies:
Aantekening
Wanneer [ ] ingesteld is, is het toestel permanent vastgesteld in de Brede-hoekpositie. De
beeldkwaliteit zal ingesteld worden op optimaal voor de brede conversielens.
Raadpleeg P169 voor details over het bevestigen van de lens.
[CONVERSIE] moet op [OFF] staan als u geen conversielens gebruikt.
Lees de gebruiksaanwijzingen van de lens voor details.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P25 raadplegen.
Om het jaar, de maand en de tijd in te stellen.
Deze werkt precies op dezelfde manier als [KLOKINST.] in het [SET-UP] menu.
Raadpleeg P22 voor details.
[CONVERSIE]
[OFF]:
[]: Wanneer de brede conversielens erop gezet wordt.
[KLOKINST.]
- 128 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[AFSPELEN] functie: ¸
Gevorderd (Terugspelen)
Beelden Afspelen op de Dubbele Display (Dubbel
Spelen)
U kunt twee opgenomen beelden afbeelden op het scherm om deze te vergelijken.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(] en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Op 1 drukken.
Verplaats 3/4 om [DUBBEL AFSP.] te selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET].
U kunt geen [DUBBEL AFSP.] selecteren als er geen opgenomen beelden zijn of
slechts 1 opgenomen beeld is.
Verplaats 3/4/2/1 om een beeld te kiezen.
1 De oranje frameschakelaars naar
de bovenkant gericht. (U kunt het
beeld bovenaan selecteren.)
2 De oranje frameschakelaars naar
de onderkant gericht. (U kunt het
beeld onderaan selecteren.)
3 Het vorige beeld wordt afgebeeld.
4 Het volgende beeld wordt
afgebeeld.
A Vergroting
B Reductie
1
2
2
3
4
2008.12.1
1/10
T
MENU
EXIT
Gevorderd (Opname van beelden)
- 129 -
Wanneer de vergroting veranderd wordt, wordt de aanduiding van de zoompositie
afgebeeld gedurende ongeveer 1 seconde en vervolgens kunt u de positie verplaatsen
van het vergrootte gedeelte door 3/4/2/1 te verplaatsen.
U kunt niet hetzelfde beeld tegelijkertijd afbeelden op de dubbele display.
Tijdens dubbel spelen kan het geselecteerde beeld gewist worden door op [] te
drukken.
Op [MENU/SET] drukken om dubbel afspelen te beëindigen.
Het geselecteerde beeld wordt nu afgespeeld het scherm vullend (normaal afspelen).
Aantekening
Wanneer [LCD ROTEREN] ingesteld is op [ON], zullen beelden die opgenomen zijn terwijl het
toestel verticaal gehouden werd of beelden die geroteerd zijn verticaal afgebeeld worden.
5
- 130 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[AFSPELEN] functie: ¸
Beeld in Opeenvolging Afspelen (Diavoorstelling)
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
Verder kunt u de gegroepeerde beelden afspelen per categorie of alleen die beelden
afspelen die u ingesteld heeft als uw favoriete,n als een diavoorstelling.
Deze afspeelmethode wordt aangeraden wanneer u het toestel aangesloten heeft op een
TV die ingesteld is voor het bekijken van de beelden die u gemaakt heeft.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(] en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Op 1 drukken
Op 3/4 drukken om [DIASHOW]te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
Wanneer [ALLE] of [FAVORIETEN] geselecteerd is in stap 4
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[FAVORIETEN] kan alleen geselecteerd worden wanneer
[FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P150) op [ON] staat
en er al beelden ingesteld zijn als favorieten.
Op 3 drukken om [START] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Druk op 4 om de diavoorstelling te eindigen.
Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling
eindigt.
1
2
3
4
5
6
Gevorderd (Opname van beelden)
- 131 -
Wanneer of [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is in stap 4
Operaties die uitgevoerd worden tijdens
diavoorstelling
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
Het menuscherm wordt hersteld wanneer [] ingedrukt wordt.
Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen
categorie te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken om in te stellen.
Voor details over categorieën, verwijzen naar P133.
Op 3 drukken om [START] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Druk op 4 om de diavoorstelling te eindigen.
Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling
eindigt.
A Spelen/Pauze
B Stop
C Terug naar vorig beeld
¢
D Verder naar volgend beeld
¢
¢ Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in de pauzefunctie.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
5
6
7
- 132 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling
door [EFFECT] of [SET-UP] te selecteren op het
diavoorstellingmenuscherm.
[EFFECT]
Dit beidt u de mogelijkheid de schermeffecten of muziekeffecten te
selecteren wanneer u van het ene beeld naar het andere beeld
overschakelt.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO]
Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een
schermeffect.
[AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is. De
beelden worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
[SET-UP]
[DUUR] of [HERHALEN] kan ingesteld worden.
[DUUR] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [EFFECT]
instelling.
[AUDIO] zal alleen afgebeeld worden wanneer het [EFFECT] ingesteld is op [OFF]. Geluid zal
gespeeld worden samen met het stilstaande beeld met geluid door [AUDIO] op [ON] in te
stellen.
Aantekening
Bewegende beelden kunnen niet teruggespeeld worden als een diavoorstelling.
Het is niet mogelijk nieuwe muziekeffecten toe te voegen.
Onderdeel Instellingen
[DUUR] 1SEC./2SEC./3SEC./5SEC.
[HERHALEN] ON/OFF
[MUZIEK]/[AUDIO] ON/OFF
Gevorderd (Opname van beelden)
- 133 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden Selecteren en deze Afspelen ([CATEGOR.
AFSP.]/[FAVORIET AFSP.])
Deze functie biedt u de mogelijkheid beelden te zoeken per scènefunctie of andere
categorieën (zoals [PORTRET], [LANDSCHAP] of [NACHTL. SCHAP]) en beelden te
sorteren naar elk van de categorieën. U kunt dan de beelden in elke categorie
terugspelen.
Voer stappen 1 en 2 op pagina 130 uit.
Op 3/4 drukken om [CATEGOR. AFSP.]te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te
selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om in
te stellen.
Als er een beeld gevonden wordt in een categorie, wordt de
categorie-icoon blauw.
Het kan even duren om het beeld te zoeken als er veel beelden
op de kaart staan of het ingebouwde geheugen.
Als u op [] drukt tijdens het zoeken, zal dit halverwege stoppen.
Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
Stilstaande beelden die gecreëerd zijn vanuit een bewegend beeld kunnen niet
afgespeeld worden vanuit de bewegende beeldencategorie in categorie afspelen.
[CATEGOR. AFSP.]
[CATEGORIE]
Opname-informatie bijv.
scènefuncties
[CATEGORIE]
Opname-informatie bijv.
scènefuncties
*
[PORTRET],
[i-PORTRET],
[GAVE HUID],
[ZELFPORTRET],
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[BABY1]/[BABY2]
[SPORT], [PARTY],
[KAARSLICHT],
[VUURWERK],
[STRAND], [SNEEUW],
[LUCHTFOTO]
,
[LANDSCHAP],
[i-LANDSCHAP],
[ZONSONDERG.],
[LUCHTFOTO]
Î [BABY1]/[BABY2]
í [HUISDIER]
1 [VOEDSEL]
.
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP],
[i-NACHTL. SCHAP],
[STERRENHEMEL]
[REISDATUM]
Í [BEWEGEND BEELD]
1
2
3
- 134 -
Gevorderd (Opname van beelden)
U kunt de beelden terugspelen die u ingesteld heeft als [FAVORIETEN] (P150) (Alleen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteldis op [ON] en er beelden zijn die ingesteld zijn op
[FAVORIETEN]).
Voer stappen 1 en 2 op pagina 130 uit.
Op 3/4 drukken om [FAVORIET AFSP.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Aantekening
U kunt alleen [ROTEREN], [LCD ROTEREN], [DPOF PRINT], [BEVEILIGEN] of [AUDIO DUB.]
in het [AFSPELEN] menu gebruiken.
[FAVORIET AFSP.]
1
2
Gevorderd (Opname van beelden)
- 135 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Bewegende beelden terugspelen/Beelden met
geluid
Op 2/1 drukken om een beeld te selecteren met een
bewegend beeldicoon (zoals [ ]), en vervolgens op
3 drukken om terug te spelen.
A De tijd voor opnamen van bewegende beelden
B Pictogram voor opname van bewegende beelden
C Icoon bewegend beeld afspelen
Nadat het afspelen start, wordt de verstreken afspeeltijd rechts
bovenaan het scherm afgebeeld.
Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als
[8m30s].
Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
A Spelen/Pauze
B Stop
C Snel terugspoelen, Frame-per-frame terugspoelen
¢
D Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder spoelen
¢
¢ Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in de pauzefunctie.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
Bewegende beelden
A
C B
- 136 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P29) voor informatie over hoe u het
volume regelt in het [SET-UP] menu.
Het formaat dat met dit toestel teruggespeeld kan worden is QuickTime Motion JPEG.
Vergeet niet dat het programma QuickTime meegeleverd wordt om bestanden van bewegende
beelden die gemaakt zijn met het toestel terug te spelen op een PC.
Sommige QuickTime Motion JPEG-bestanden die opgenomen zijn met een PC of andere
apparatuur kunnen niet met dit toestel teruggespeeld worden.
Als u bewegende beelden terugspeelt die opgenomen zijn met andere apparatuur kan de
beeldkwaliteit slechter worden of kunnen de opnamen niet teruggespeeld worden.
Bewegend beeld met geluid opgenomen op andere toestellen zouden niet op dit apparaat
gespeeld kunnen worden.
Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
Beelden met geluid
Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen met het
geluidspictogram [ ] en vervolgens op 3 drukken
om het beeld met geluid terug te spelen.
A Geluidsicoon
Lees [AUDIO OPNAME] (P123) en [AUDIO DUB.] (P154) voor
informatie over hoe u niet bewegende opnamen maakt met geluid.
A
Gevorderd (Opname van beelden)
- 137 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Stilstaande beelden maken van een filmpje
U kunt een enkel stilstaand beeld maken (met 1 of met 9 schermen) van een filmpje met
bewegende beelden. Dit is handig om de beweging van bijvoorbeeld een sporter te
bestuderen van wie u bewegende beelden hebt opgenomen.
Op 3 drukken om het terugspelen van bewegend
beeld op pauze te zetten.
Om het afgebeelde beeld op te slaan als 1 beeld > ga naar
stap
3
Om het bewegend beeld op te slaan als 1 beeld met 9
schermen > ga naar stap
2
Druk op [MENU/SET] om het
9 schermen-terugspeelscherm af te beelden.
A: 30 frames: Beeld afbeelden elke 1/30 seconde als beeld
Om frame-per-frame vooruit te gaan
3/4: Elke 3 frame vooruitgaan
2/1: Elke 1 frame vooruitgaan
Verander het aantal framesnelheid per seconde
Draai het zoomhendeltje naar [L] (W)
Om 9-schermdisplay te eindigen
Op [MENU/SET] drukken
Op de ontspanknop drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Kwaliteit
Framesnelheid per
seconde
24>12>6
// 30>15>10>5
10>5
1
A
2
3
4
- 138 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De beeldresolutie is als volgt.
[KWALITEIT] is vast ingesteld op [].
Aantekening
Stilstaande beelden opslaan uit een filmpje dat is gemaakt zijn met andere apparatuur is
wellicht onmogelijk.
Beeldgrootte
Onderdeel 1 opname 9 beelden
/
2M 2M
0,3M 2M
/ 0,3M 1M
Gevorderd (Opname van beelden)
- 139 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken
U kunt verschillende functies gebruiken in terugspeelfunctie om opnamen terug te
spoelen, de beveiliging in te stellen voor deze opnamen, enz.
Met [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.], [NIV. BEPALEN] of [ASPECT CONV.] wordt er
een nieuw bewerkt beeld gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen
vrije ruimte is op het ingebouwde geheugen of de kaart, daarom raden we aan te controleren
dat er vrije ruimte is en dan het beeld te bewerken.
U kunt beelden afbeelden per opnamedatum.
[KALENDER]
Selecteer [KALENDER] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
U kunt ook de zoomhendel verschillende keren naar [L] (W) draaien om het
kalenderscherm af te beelden. (P51)
Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen datum
te selecteren.
3/4: Kies de maand
2/1: Kies de datum
Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn gemaakt,
verschijnt deze maand niet.
Druk op [MENU/SET] om de opnamen af te beelden
die u op de gekozen datum hebt gemaakt.
Op [] drukken om terug te keren naar het kalenderscherm.
Op 3/4/2/1 om een beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Het gekozen beeld verschijnt.
1
2
3
4
- 140 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 Januari
2008.
Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 141 -
U kunt tekst (commentaar) aan de beelden toevoegen. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
dit in de afdrukken gezet worden m.b.v. [TEKST AFDR.] (P143). (Er kunnen alleen
alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.)
Selecteer [TITEL BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4/2/1 drukken om tekst te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om te registreren.
Druk op [DISPLAY] om te schakelen tussen [A] (hoofdletters),
[a] (kleine letters) en [&/1] (speciale letters en nummers).
De cursor bij de invoerpositie kan verschoven worden naar
links met [L] en naar rechts met [
Z].
Om een spatie in te voeren, de cursor verschuiven naar [SPATIE] of om een ingevoerd
teken te wissen, de cursor verschuiven naar [WISSEN], en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Om te stoppen met bewerken op een willekeurig tijdstip tijdens het invoeren van tekst,
op [
] drukken.
Er kan een maximum van 30 tekens ingevoerd worden.
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [EXIT] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
[TITEL BEW.]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om
in te stellen.
[] is afgebeeld voor beelden die al
opgenomen zijn met tekst in [BABY1]/
[BABY2] of [HUISDIER]
naaminstellingen in scènefunctie,
[LOCATIE] in reisdatum of [TITEL
BEW.].
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om
(herhalen) in te stellen en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
De instelling wordt geannuleerd wanneer [DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt.
1
2
3
4
5
6
- 142 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De titel wissen
([ENKEL] instelling)
1 In stap 4 wanneer [ENKEL] (P141) geselecteerd is, alle tekst wissen, [EXIT]
selecteren en op [MENU/SET] drukken.
2 Op [] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
([MULTI] instelling)
1 In stap 4, alle teksten wissen, [EXIT] selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
2 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Er kan ook door de tekst heen gelopen worden als niet alle geregistreerde tekst op het scherm
past.
De naaminstelling van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in scènefunctie of [LOCATIE] in
reisdatum kan ook geregistreerd worden m.b.v. de handeling in stappen
4 en volgende.
De naaminstelling van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in scènefunctie, [LOCATIE] in
reisdatum en [TITEL BEW.] kan niet geregistreerd worden tegelijkertijd.
U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de bijgesloten
“PHOTOfunSTUDIO-viewer-”-software op de CD-ROM (bijgeleverd).
U kunt maximaal 50 opnamen gelijktijdig instellen met [MULTI].
U kunt geen titelbewerking gebruiken voor beelden die gemaakt zijn met andere apparatuur.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 143 -
U kunt de opnamedatum/-tijd, jaar, reisdatum of titel afdrukken op de opgenomen beelden.
Dit gaat voor printen van normale afmetingen. (Beelden met een afmeting groter dan
[ ] worden verkleind als u de datum enz. erop wil laten afdrukken.)
Selecteer [TEKST AFDR.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4/2/1 drukken om [OPNAMEDATUM], [LEEFTIJD],
[REISDATUM] of [TITEL] te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken om elk item in te stellen.
[OPNAMEDATUM]
[LEEFTIJD] (P89)
Als deze ingesteld is op [ON], wordt [LEEFTIJD] afgedrukt op de beelden.
[REISDATUM]
Als deze ingesteld is op [ON], wordt [REISDATUM] afgedrukt op de beelden.
[TITEL]
Tekst wordt afgedrukt samen met het beeld voor beelden die al opgenomen zijn met
tekst in [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] naaminstellingen in scènefunctie,
[LOCATIE] in reisdatum of [TITEL BEW.].
[TEKST AFDR.]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om
in te stellen.
[] verschijnt op het scherm als het
beeld afgedrukt wordt met tekst.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om
(herhalen) in te stellen en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De instelling wordt geannuleerd
wanneer [DISPLAY] nog een keer
ingedrukt wordt.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
[ZON. TIJD]: Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]: Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de minuten af.
1
2
3
4
- 144 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Op [MENU/SET] drukken.
Als u [TEKST AFDR.] instelt voor een beeld met een beeldresolutie groter dan (4:3/
[ ]), (3:2/[
]) of (16:9/[ ]), wordt het aantal pixels in het beeld als volgt
gereduceerd.
Het beeld iets grover.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Wanneer de beeldresolutie (4:3/[ ]), (3:2/[ ]), (16:9/
[
]) of kleiner is, wordt het beeld niet van nieuwe grootte
voorzien en zal het bericht simpelweg als volgt luiden: [NIEUWE
FOTO’S OPSLAAN?].
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
Wanneer er tekst gedrukt wordt op de [ ] beelden, is het moeilijk deze te lezen.
Er kunnen geen tekst en data gedrukt worden op de beelden die genomen worden met andere
apparatuur.
Aspectratio instellen Beeldgrootte
4:3 // >
3:2
/// >
16:9
/// >
5
6
7
Gevorderd (Opname van beelden)
- 145 -
We raden aan van nieuwe grootte te voorzien, namelijk [ ] als u een foto met een
e-mail wilt meesturen of deze wilt gebruiken op een website. (Beelden die ingesteld zijn op
het minimum aantal pixels voor [ASPECTRATIO] kunnen niet verder in grootte
gereduceerd worden.)
Selecteer [NW. RS.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [] om terug te keren naar het
menuscherm.
¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere
apparatuur gemaakt zijn.
[NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en de resolutie.
Instelling [ENKEL]
1 Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en
druk vervolgens op [MENU/SET].
2 Druk op 2/1 om de grootte
¢
te
selecteren en druk dan op [MENU/SET].
¢ Alleen de groottes waarnaar de beelden
gereduceerd kunnen worden, zijn afgebeeld.
[ENKEL]
Instelling [MULTI]
1 Druk op 3/4 om de grootte te
selecteren en druk dan op [MENU/SET].
Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt, wordt
er een uitleg afgebeeld van voorzien van
nieuwe grootte.
2 Op 3/4/2/1 drukken om het beeld te
kiezen en vervolgens op [DISPLAY]
drukken.
Deze stap herhalen voor elk beeld, en op
[MENU/SET] drukken om in te stellen.
[MULTI]
1
2
3
4
5
- 146 -
Gevorderd (Opname van beelden)
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
Selecteer [BIJSNIJD.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op [] drukken om terug te keren naar het
menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
De beeldresolutie van het bijgewerkte beeld zou kleiner kunnen worden dan die van het
origineel afhankelijk van de snijgrootte.
De beeldkwaliteit van het bijgewerkte beeld zal slechter worden.
Opnamen die met andere apparatuur opgenomen zijn kunnen wellicht niet bijgewerkt worden.
[BIJSNIJD.]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Gebruik het zoomhendeltje
en druk op 3/4/2/1 om de
te bewerken delen te
selecteren.
Zoomhendel (T): Vergroting
Zoomhendeltje (W): Reductie
3/4/2/1: Verplaatsen
Reductie Vergroting
()
De positie verplaatsen
()
1
2
3
4
5
6
Gevorderd (Opname van beelden)
- 147 -
Enigszins kantelen van het beeld kan afgesteld worden.
Selecteer [NIV. BEPALEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Druk op 2/1 om de kanteling bij te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
1: met de klok mee
2: tegen de klok in
Tot 2 o kan afgesteld worden.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [
] om terug te gaan naar het
menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Beeldkwaliteit kan ruw worden wanneer het recht zetten uitgevoerd wordt.
Opgenomen pixels kunnen afnemen in vergelijking met het originele beeld wanneer het
rechtzetten uitgevoerd worden.
Recht zetten zou niet uitgevoerd kunnen worden op beelden die opgenomen zijn met andere
apparatuur.
[NIV. BEPALEN]
1
2
3
4
5
- 148 -
Gevorderd (Opname van beelden)
U kunt beelden converteren die gemaakt zijn met een [16:9] aspectratio in een [3:2] of
[4:3] aspect ratio.
Selecteer [ASPECT CONV.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Op [] drukken om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Nadat de aspectratio is geconverteerd, kan het beeld groter worden dan het originele.
Beelden die gemaakt zijn met andere apparatuur kunt u wellicht niet converteren.
[ASPECT CONV.]
Op 3/4 drukken om [3:2] of [4:3] te selecteren en
dan op [MENU/SET] drukken.
Druk op 2/1 om een beeld gemaakt met [16:9]
aspectratio te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Druk op 2/1 om de horizontale positie te bepalen
en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
Gebruik 3/4 om de framestand te bepalen voor verticaal
gedraaide opnamen.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
1
2
3
4
5
6
Gevorderd (Opname van beelden)
- 149 -
Met deze functie kunt u automatisch opnamen verticaal afbeelden als deze gemaakt
werden met een verticaal gehouden toestel of opnamen handmatig draaien met stappen
van 90
o.
Selecteer [ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
De [ROTEREN] functie wordt uitgeschakeld wanneer [LCD ROTEREN] ingesteld is op
[OFF].
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Bewegende beelden en beveiligde opnamen kunnen niet
gedraaid worden.
Op 3/4 drukken om de richting te kiezen waarin u
het beeld wenst te draaien en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Selecteer [LCD ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Aantekening
Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor
stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd
vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries
Association)”.
Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn, niet kunt draaien.
[ROTEREN]/[LCD ROTEREN]
Draaien (Het beeld wordt handmatig gedraaid)
: De opname draait rechtsom in stappen van 90
o.
: Het beeld draait tegen de klok in, in stappen van 90
o.
Display draaien (Het beeld wordt automatisch gedraaid en afgebeeld)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
De opnamen worden afgebeeld zonder gedraaid te worden
wanneer u [OFF] kiest.
Lees P50 voor informatie over hoe u beelden terug kunt spelen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
1
2
3
4
1
2
3
- 150 -
Gevorderd (Opname van beelden)
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([FAVORIET AFSP.])
De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
Alle beelden wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ])
Selecteer [FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Alle [FAVORIETEN] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt niet [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is als favoriet.
Aantekening
U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
Wanneer u beelden af laat drukken door een fotograaf is [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] (P54)
handig omdat hiermee alleen de beelden die u af wenst te laten drukken op de kaart blijven
staan.
Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn niet als favorieten in kunt
stellen.
U kunt de instellingen van beelden als favorieten uitvoeren, controleren en annuleren m.b.v. de
bijgesloten “PHOTOfunSTUDIO-viewer-”-software op de CD-ROM (bijgeleverd).
[FAVORIETEN]
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
U kunt geen beelden als favorieten instellen als [FAVORIETEN]
ingesteld is op [OFF]. Bovendien zal [Ü] niet verschijnen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF] zelfs als deze
eerder op [ON] gezet is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan
op 4 drukken.
Herhaal de bovenstaande procedure.
Als 4 opnieuw ingedrukt wordt, wordt de favoriete instelling
geannuleerd.
1
2
3
4
Gevorderd (Opname van beelden)
- 151 -
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Wanneer u fotograaf opnamen af wenst te laten drukken door een fotograaf die op het
ingebouwde geheugen staan, dient u deze naar een kaart te kopiëren (P155) en
vervolgens de DPOF in te stellen.
Selecteer [DPOF PRINT] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
Wanneer [MULTI] geselecteerd is, stappen 3 en 4 voor elk beeld herhalen. (Het is niet
mogelijk dezelfde instelling te gebruiken voor meerdere beelden.)
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
[DPOF PRINT]
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken
om het beeld te
kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
1
2
3
4
5
- 152 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Alle [DPOF PRINT] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt geen [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is voor DPOF-afdrukken.
De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met de opnamedatum
instellen/annuleren door op [DISPLAY] te drukken.
Wanneer u naar een fotograaf voor digitaal afdrukken gaat, dient u het afdrukken van de datum
apart te bestellen indien u dat wenst.
Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
De datum kan niet afgedrukt worden op opnamen die bedrukt zijn met tekst.
Als u [TEKST AFDR.] instelt voor beelden waarvoor u “datum afdrukken” hebt ingesteld, wordt
het afdrukken van de datum geannuleerd.
Aantekening
Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
Met een printer die PictBridge verdraagt, zou het afdrukken van de datum als een
prioriteitinstelling kunnen zijn, controleer dus of dit zo is.
Het zou niet mogelijk kunnen zijn de DPOF-afdrukinstellingen te gebruiken met andere
apparatuur. In dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw maken.
Als het bestand niet voldoet aan de DCF-standaard, kunt u geen DPOF-print instellen.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 153 -
U kunt een beveiliging instellen voor opnamen waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
Selecteer [BEVEILIGEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Alle instellingen [BEVEILIGEN] annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beveiliging annuleert, zal het annuleren halverwege
stoppen.
Aantekening
De beveiliging werkt eventueel niet op andere apparatuur.
Zelfs als u opnamen in het ingebouwde geheugen of op een kaart beveiligt, zullen ze gewist
worden als het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt.
Zelfs als u de beelden niet beschermt op een SD-geheugenkaart of een SDHC-geheugenkaart,
kunnen ze niet gewist worden wanneer de schrijfbeveiliging van de kaarten op [LOCK] staat.
[BEVEILIGEN]
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Wanneer [MULTI] geselecteerd is
Deze stappen herhalen voor elk beeld.
De instellingen worden geannuleerd
wanneer er opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken
om het beeld te
kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
1
2
3
4
- 154 -
Gevorderd (Opname van beelden)
U kunt geluid toevoegen nadat u een beeld gemaakt heeft.
Selecteer [AUDIO DUB.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Aantekening
Audiodubbing zou niet kunnen goed kunnen werken voor opnamen die gemaakt zijn met
andere apparatuur.
[AUDIO DUB.]
Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken om de
geluidsopname te starten.
De melding [AUDIOGEGEVENS OVERSCHRIJVEN ?] verschijnt
als u al geluid hebt opgenomen. Druk op 3 om [JA] te kiezen en
dan op [MENU/SET] om de geluidsopname te starten. (De
opname wordt over de vorige geluidsopname geschreven).
Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde microfoon.
Als u op [] drukt, wordt de geluiddubbing geannuleerd.
Druk op [MENU/SET] om opname te stoppen.
Deze zal automatisch stoppen na het opnemen van ongeveer
10 seconden zonder dat er op [MENU/SET] gedrukt wordt.
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
1
2
3
4
Gevorderd (Opname van beelden)
- 155 -
U kunt de gegevens van de beelden de u gemaakt hebt kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een kaart of van een kaart naar het ingebouwde geheugen.
Selecteer [KOPIE] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P25)
Op 3/4 drukken om het menu-onderdeel te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl gegevens van het geheugen
op de kaart worden gekopieerd, zal het kopiëren halverwege
stoppen.
Het toestel niet op geen enkel moment uitschakelen tijdens het
kopieerproces.
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Als u wilt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart, worden alle beelden
gekopieerd en keert het scherm vervolgens automatisch terug naar het afspeelscherm.
Aantekening
Als u gegevens kopieert van het ingebouwde geheugen naar een kaart die niet voldoende vrije
ruimte heeft, zullen de beeldgegevens slechts gedeeltelijk gekopieerd worden. Wij raden aan een
kaart te gebruiken die meer vrije ruimte heeft dan het ingebouwde geheugen (ongeveer 50 MB).
Als er een beeld bestaat met dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de
kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer [ ] geselecteerd is, wordt er een nieuw
mapnummer gecreëerd en wordt het beeld gekopieerd. Als er een beeld bestaat met dezelfde
naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de kopieerbestemming te kopiëren beeld
wanneer [ ] geselecteerd is, wordt dat beeld niet gekopieerd. (P184)
Het kan even duren om de gegevens te kopiëren.
Alleen met een Panasonic digitale camera (LUMIX) opgenomen opnamen zullen gekopieerd
worden.
(Zelfs als de beelden opgenomen werden met een Panasonic digitale camera, zou u niet in
staat kunnen zijn de beelden te kopiëren als ze bewerkt zijn met een PC.)
DPOF-instellingen van de originele beeldgegevens zullen niet gekopieerd worden. De
DPOF-instellingen opnieuw instellen nadat het kopiëren voltooid is.
[KOPIE]
: Alle beeldgegevens die in het ingebouwde geheugen zijn
opgeslagen, worden in één keer gekopieerd op de kaart.
> stap 4.
: Er wordt één beeld tegelijk gekopieerd van de kaart naar
het ingebouwde geheugen.
> stap 3.
1
2
3
4
5
- 156 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
U kunt gemakkelijk de beelden die u geïmporteerd heeft afdrukken of versturen via e-mail. Het
gebruik de bijgesloten “PHOTOfunSTUDIO-viewer-”-software op de CD-ROM (bijgeleverd) is
een handige manier hiervoor.
Lees de aparte werkingsinstructies voor de geleverde software voor meer informatie over de
software in de CD-ROM (bijgeleverd) en hoe het geïnstalleerd moet worden.
Voorbereiding:
Zet het toestel en de PC aan.
Verwijder de kaart voordat u de beelden gebruikt in het ingebouwde geheugen.
Sluit het toestel aan op een PC met de USB-kabel A (bijgeleverd).
Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde
USB-verbindingkabel. Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde
USB-verbindingkabel zou storing kunnen veroorzaken.
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
C AC-adapter (optioneel)
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel). Als de
resterende batterijstroom schaars wordt terwijl het toestel en de PC communiceren, knippert de
statusindicator en piept het alarm.
Raadpleeg
De USB-aansluitingskabel veilig losmaken. (P158) voordat u de
USB-aansluitkabel losmaakt. Anders zouden er gegevens beschadigd kunnen raken.
1
DC IN
AV OUT/
DIGITAL
COMPONENT
OUT
Gevorderd (Opname van beelden)
- 157 -
M.b.v. een drag-and-drop handeling, de beelden die u wenst te
verkrijgen of de map waarin deze beelden opgeslagen worden
verplaatsen naar een andere map op de PC.
Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Als [USB MODE] (P33) van te voren ingesteld is op [PC] in het
[SET-UP] menu, zal het toestel automatisch verbonden worden
aan de PC zonder het [USB MODE] selectiescherm af te
beelden. Dit is handig omdat deze niet elke keer dat u de PC
verbindt ingesteld hoeft te worden.
Wanneer het toestel aangesloten is op de PC met [USB MODE]
ingesteld op [PictBridge(PTP)], zou er een bericht kunnen
verschijnen op het scherm van de PC. Selecteer [Cancel] om het
scherm te sluiten, en koppel het toestel los van de PC. Stel dan
[USB MODE] weer in op [PC].
Dubbelkikken op [Removable Disk] in [My Computer].
Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive op de desktop afgebeeld. (“LUMIX”,
“NO_NAME” of “Untitled” wordt afgebeeld.)
Dubbelklikken op [DCIM] map.
2
MENU
MENU
3
4
5
- 158 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.
Ga over tot de verwijdering van de hardware m.b.v. “Veilig Hardware Verwijderen” op het
opdrachtblad van de PC. Als de icoon niet afgebeeld wordt, controleren dat [TOEGANG] niet
afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat u de hardware verwijdert.
Aantekening
Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitingskabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
Met de Mac OS X v10.2 of een eerder operatiesysteem, de Schrijfbeschermingschakelaar van
de SDHC-geheugenkaart instellen op de [LOCK]-positie wanneer u beelden importeert van
een SDHC-geheugenkaart.
De inhoud bekijken van het ingebouwde geheugen of kaart m.b.v. de PC
(mapsamenstelling)
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
Nadat [NR. RESET] (P32) in het [SET-UP] menu uitgevoerd is
Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer
er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
Aansluiting in de PTP-stand (alleen Windows
R
XP, Windows Vista
R
en Mac OS X)
Op [USB MODE] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegevens kunnen nu alleen gelezen worden vanaf de kaart naar de PC.
Wanneer er 1000 of meer beelden op een kaart staan, zouden de beelden niet geïmporteerd
kunnen worden.
1 Mapnummer
2 Bestandsnummer
3 JPG: Opnamen
MOV: Bewegende beelden
RW2: Beelden in RAW-bestanden
MISC: DPOF-print
Favorieten
Gevorderd (Opname van beelden)
- 159 -
Beelden afdrukken
Als u het toestel verbindt aan een printer die PictBridge verdraagt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en aangeven dat het afdrukken gestart moet worden op de
LCD-monitor van het toestel.
Voorbereiding:
Het toestel en de printer aanzetten.
Verwijder de kaart voordat u de beelden afdrukt in het ingebouwde geheugen.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u
de beelden afdrukt.
Het toestel op een printer aansluiten via de USB-kabel A
(bijgeleverd).
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
C AC-adapter (optioneel)
Een batterij gebruiken met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel). Als de
resterende batterijstroom aan het opgaan is terwijl het toestel en de printer met elkaar
verbonden zijn, knippert de statusindicator en gaat het alarm af. Als dit gebeurt tijdens het
afdrukken, het afdrukken onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de
USB-kabel loskoppelen.
Wanneer het toestel verbonden is aan de printer, verschijnt de verboden-kabel-los te
koppelen-icoon [å]. De USB-kabel niet loskoppelen terwijl [å] afgebeeld wordt.
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
1
DC IN
AV OUT/
DIGITAL
COMPONENT
OUT
2
- 160 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing kunnen
veroorzaken.
Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
U kunt niet schakelen tussen het ingebouwde geheugen en de kaart terwijl het toestel
aangesloten is op de printer. Koppel de USB-verbindingskabel los, zet de kaart erin (of haal
deze eruit) en koppel vervolgens de USB-kabel weer aan de printer vast.
Wanneer de beelden in RAW-bestanden afgedrukt moeten worden, zullen de JPEG-beelden
die tegelijkertijd opgenomen worden door het toestel afgedrukt worden. Als JPEG-beelden niet
naar buiten komen, kunnen beelden van RAW-bestand niet afgedrukt worden.
Een beeld kiezen en uitprinten
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Het bericht verdwijnt binnen ongeveer 2 seconden.
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg P162 voor de items die niet ingesteld kunnen worden
voordat u de beelden begint af te drukken.
Druk op [MENU/SET] om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
1
2
Gevorderd (Opname van beelden)
- 161 -
¢ Alleen wanneer [FAVORIETEN] op [ON] staat en wanneer een beelden zijn ingesteld als
favorieten. (P150)
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
Op 3 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [JA]
selecteren en de beelden afdrukken.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[MULTI
SELECTEREN]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en dan verschijnt er,
wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt, [
é] op de af te drukken beelden.
(Wanneer er weer op [DISPLAY] gedrukt wordt, wordt de instelling
geannuleerd.)
Nadat de beelden geselecteerd zijn, op [MENU/SET] drukken.
[ALLES
SELECTEREN]
Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[DPOF FOTO]
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld in [DPOF PRINT].
(P151)
[FAVORIETEN]
¢
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P150)
Druk op 3 om [PRINT START] te selecteren en druk
dan op [MENU/SET]. Selecteer [JA] op het scherm
van de afdrukbevestiging en druk vervolgens op
[MENU/SET] om te beginnen met afdrukken.
Raadpleeg P162 voor de items die niet ingesteld kunnen worden
voordat u de beelden begint af te drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
1
2
3
- 162 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2
van de Een beeld kiezen en uitprinten als in stap
3 van de
Meerdere beelden kiezen en uitprinten procedures in.
Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een
opmaak die niet verwerkt worden door het toestel, stelt u
[PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [
{] en stelt u
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor
details de handleiding van de printer raadplegen.)
Wanneer [DPOF FOTO] geselecteerd is, worden de [PRINT MET DAT.] en [AANTAL PRINTS]
items niet afgebeeld.
Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken met de
datuminstelling, ook de instelling van de afdruk met datum van de printer controleren.
Aantekening
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
Door de datum af te drukken m.b.v. [TEKST AFDR.] (P143) of het afdrukken van de datum in te
stellen op het moment van de [DPOF PRINT] (P151) instelling voordat u naar een fotowinkel
gaat, kunnen de data afgedrukt worden bij de fotowinkel.
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
Printinstellingen
[PRINT MET DAT.]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[OFF] Datum wordt niet afgedrukt.
[ON] Datum wordt afgedrukt.
[AANTAL PRINTS]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 163 -
Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
[PAPIERAFMETING]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q]
89 mm
k
127 mm
[2L/5qk7q] 127 mmk178 mm
[POSTCARD] 100 mmk148 mm
[16:9] 101,6 mmk180,6 mm
[A4] 210 mmk297 mm
[A3] 297 mmk420 mm
[10k15cm] 100 mmk150 mm
[4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q] 203,2 mmk254 mm
[LETTER] 216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE] 54 mmk85,6 mm
- 164 -
Gevorderd (Opname van beelden)
U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [LAY-OUT
PAGINA] in op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [LAY-OUT
PAGINA] instellen op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] in instellen op 1 voor elk van
de 4 beelden.
Aantekening
Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
[LAY-OUT PAGINA] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit
toestel)
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
á 1 beeld zonder frame op 1 pagina
â 1 beeld met een frame op 1 pagina
ã 2 beelden op 1 pagina
ä 4 beelden op 1 pagina
Gevorderd (Opname van beelden)
- 165 -
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Voorbereiding:
[TV-ASPECT] instellen. (P33)
Schakel het toestel en de televisie uit.
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
De AV-kabel B (geleverd) aansluiten op de video- en
geluidaansluitingen op de TV.
De AV-kabel aansluiten op de [AV OUT] aansluiting op het toestel.
De televisie aanzetten en “externe aansluiting” kiezen.
Zet het toestel aan.
Opnamen terugspelen met de AV-kabel (bijgeleverd)
DC IN
AV OUT/
DIGITAL
COMPONENT
OUT
1
2
3
4
- 166 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Afhankelijk van de [ASPECTRATIO] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen (gebieden) met een NTSC-of PAL-systeem
als u [VIDEO UIT] in het [SET-UP] menu instelt.
Stilstaande opnamen die gemaakt zijn met een SD-geheugenkaart kunnen teruggespeeld
worden op een TV met een SD-geheugenkaartslot.
Aantekening
Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
Bewegende beelden kunnen niet teruggespeeld worden. Om bewegende beelden terug te
spelen, het toestel op de TV aansluiten met de AV-kabel (bijgeleverd).
U kunt geen beelden afspelen op SDHC-kaarten als de TV niet voor deze kaarten uitgerust is.
MultiMediaCard kunnen wellicht niet afgespeeld worden.
Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart
Gevorderd (Opname van beelden)
- 167 -
U kunt beelden en bewegingen op de TV van hoge kwaliteit genieten door het toestel aan
te sluiten op de TV m.b.v. Componentaansluiting verbindende componentkabel
(DMW-HDC2: optioneel).
Componentoutput wordt uitgegeven als 1080i. Verbinden met een TV die compatibel is
met de 1080i.
Afspelen op de TV met component aansluiting
Voorbereiding: Schakel het toestel en de televisie uit.
1
Componentpluggen:
De pluggen verbinden met de inputaansluitingen van de
componentvideo op de TV met dezelfde kleur. (Indicatie op de TV
kan anders zijn.)
2 Audio-pinpluggen: naar de geluidsaansluiting
3 TV met componentaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B Componentkabel (DMW-HDC2: optioneel)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
Verbind de componentkabel B (DMW-HDC2; optioneel) met de
componentinput en de audio-inputaansluitingen op de TV.
Verbind de componentkabel aan de [COMPONENT OUT] aansluiting
op het toestel.
Zet de TV aan en schakel naar componentinput.
Zet het toestel aan.
De beelden afspelen.
DC IN
AV OUT/
DIGITAL
COMPONENT
OUT
Y/G
PB/B
P
R/R
AUDIO
L
R
# W FKQ .
# W FKQ 4
1
2
3
4
- 168 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Afhankelijk van de [ASPECTRATIO], zouden er stroken afgebeeld kunnen worden bovenaan
en onderaan of links en rechts van de beelden.
Nooit andere kabels gebruiken dan originele Panasonic componentkabels (DMW-HDC2;
optioneel).
Audio zal uitgegeven worden als monauraal.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
Het beeld wordt niet afgebeeld op de LCD-monitor wanneer de componentkabel verbonden is.
Er zijn een paar terugspeelmenu’s die niet gebruikt kunnen worden terwijl de componentkabel
verbonden is.
(P190)
Wanneer er beelden afgebeeld worden, zouden deze niet juist afgebeeld kunnen worden
afhankelijk van het type TV.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 169 -
De Conversielens (optioneel) gebruiken
Wanneer de brede conversielens gebruikt wordt, is het mogelijk een breder gezichtsveld
te verkrijgen in beelden van landschappen of dergelijke.
Raadpleeg (P127) voor details.
voorbereidingen: zet het toestel uit en verwijder de lensdop.
Verwijder de lensringvoorkant.
Pas op dat u de lensringvoorkant niet verliest.
Bevestig de lensadapter.
A Lensadapter (DMW-LA4; optioneel)
De conversielens en filters kunnen niet samen
gebruikt worden. Als één ervan erop gezet worden,
ervoor zorgen deze te verwijderen voordat de
conversielens erop gezet wordt.
Draai langzaam en voorzichtig aan de lens.
Bevestig de breedhoekconversielens.
B Brede conversielens (DMW-LW46; optioneel)
Ervoor zorgen dat schroefgedeelten van de
lensadapter en brede conversielens strak
aangetrokken worden.
1
2
3
- 170 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Het Focusbereik Wanneer u de Brede Conversielens gebruikt
Het focusbereik is 0,75 keer de scherpstellingafstand van het toestel.
Selecteer [CONVERSIE] op het [OPNAME] menu.
Raadpleeg P127 voor [CONVERSIE].
Druk op 3/4 om [ ] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET].
Aantekening
Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname.
Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen
maakt.
Wanneer de brede conversielens verwijderd wordt, [CONVERSIE] instellen op [OFF].
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de brede conversielens voor details.
Zet het toestel uit wanneer u de conversielens verwijdert.
Wanneer de [CONVERSIE] (P127) ingesteld is op [ ], is de flits vastgesteld op [Œ].
Brede conversielens
Aanduiding 1
k
Eigenlijke vergroting 0,75k
35 mm filmcamera equivalent 18 mm
4
5
Gevorderd (Opname van beelden)
- 171 -
Het gebruiken van de Beschermer/Filter
De MC-beveiliging (DMW-LMC46; optioneel) is een transparante filter die noch de kleuren
noch de hoeveelheid licht beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te
beschermen.
De ND-filter (DMW-LND46; optioneel) herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat
overeenstemt met 3 maal vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden.
PL-filter (DMW-LPL46; optioneel) zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet
sferische oppervlakken (platte niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare
deeltjes in de lucht) onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met
vergroot contrast.
voorbereidingen: zet het toestel uit en verwijder de lensdop.
Verwijder de lensringvoorkant.
Pas op dat u de lensringvoorkant niet verliest.
Bevestig de lensadapter.
Draai langzaam en voorzichtig aan de lens.
A Lensadapter (DMW-LA4; optioneel)
Bevestig een filter.
B MC-beveiliging
C ND-filter
D PL filter
1
2
3
- 172 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Zorg ervoor dat de schroefdelen van de lensadapter en de filter goed strak aangedraaid zijn.
Aantekening
Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen.
Als de filter te strak zit, zou u niet in staat kunnen zijn deze te verwijderen. Deze niet te strak
aandraaien.
Als de filter valt, zou deze kapot kunnen vallen. Let op deze niet te laten vallen terwijl u ze
bevestigt aan het toestel.
Let erop om geen vingerafdrukken, vuil, enz. op de filter te krijgen wanneer deze bevestigd is,
anders zou de focus afgesteld kunnen worden op de lens, ervoor zorgend dat het onderwerp
onscherp word.
Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details.
Zet het toestel uit wanneer u de filter verwijdert.
MCu “Multi-coated”
ND
u “Neutral Density”
Gevorderd (Opname van beelden)
- 173 -
Gebruik van de Externe Flits (optioneel)
Na het bevestigen van de externe flits, zal het effectieve bereik vergroot worden wanneer
deze vergeleken wordt met de ingebouwde flits van het toestel.
Voorbereidingen: Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
Met behulp van de gewijde flits (DMW-FL360; optioneel)
Bevestig de gewijde flits aan de hot shoe
A en zet vervolgens het toestel en de
gewijde flits aan.
Zorg ervoor de gewijde flits stevig vast te zetten
met de vergrendelring B.
Druk op 1[].
Op 3/4 drukken om de functie te kiezen.
Welk scherm er hier afgebeeld zal worden is afhankelijk van
de instelling van de flitsfunctie van de externe flitseenheid
Op [MENU/SET] drukken.
Terwijl de externe flits verbonden is, worden de volgende
iconen afgebeeld.
Aantal beelden dat gemaakt kan worden in burstfunctie wanneer u de externe flits
gebruikt.
U kunt tot 3 beelden maken door de ontspanknop ingedrukt te houden.
Afhankelijk van de extra flits die u gebruikt of de opnameomstandigheden, kunt u geen beelden
maken in deze functie of de hoeveelheid licht zou onvoldoende kunnen worden voor de tweede
beeld of daarop volgende beelden.
/ Externe flits actief
/ Externe flits Gedwongen UIT
[OFF] [˜] [ò]
Burstsnelheid
(opnamen/seconde)
2,5 Ongeveer 2
Aantal opnamen
(opnamen)
—max. 3
1
2
3
4
- 174 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Wanneer de flitsfunctie van de gewijde flits ingesteld is op [TTL AUTO], kunnen er meerdere
verschillende flitsinstellingen geselecteerd worden om samen te gaan met de opnamefunctie.
Voor de flitsinstellingen die geselecteerd kunnen worden, P59 raadplegen.
Wanneer de flitsfunctie van de gewijde flits ingesteld is op [TTL AUTO] of [AUTO], kan de
flitsoutput afgesteld worden door het toestel. Voor details, de handleiding raadplegen van de
gewijde flits.
U kunt de openingswaarde, de sluitertijd en de ISO-gevoeligheid op het toestel instellen zelfs
wanneer de externe flits erop gezet wordt.
Sommige commerciële externe flitsen hebben synchronische terminals met hoge voltage of
omgekeerde polariteit. Het gebruik van zulke extra flitsen zou storing kunnen veroorzaken of
het toestel zou niet normaal kunnen functioneren.
Als u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt met andere communicatiefuncties dan
de gewijde communicatiefunctie, zouden deze niet normaal kunnen werken of zouden deze
beschadigd kunnen raken. Gebruik ze niet.
Zelfs als de externe flits uitstaat, zou het toestel in de externe flitsfunctie kunnen treden
wanneer de externe flits bevestigd is. Wanneer u de externe flits niet gebruikt, deze eraf halen
of deze instellen op Gedwongen UIT.
Wanneer u de externe flits bevestigt, kan de ingebouwde flits niet geactiveerd worden.
De ingebouwde flits niet openen wanneer er een externe flits bevestigd is.
Het toestel zal onstabiel worden wanneer u de externe flits bevestigt, het wordt aangeraden om
een statief te gebruiken bij het maken van beelden.
Zet het toestel uit wanneer u de externe flits verwijdert.
Maak de externe flits los wanneer u het toestel draagt.
Wanneer u de externe flits bevestigt, niet alleen de externe flits vasthouden omdat deze los zou
kunnen raken van het toestel.
Als u de externe flits gebruikt wanneer de witbalans ingesteld is op [ ] de witbalans fijn
afstellen afhankelijk van de beeldkwaliteit. (P111)
Als u beelden maakt dichtbij het onderwerp in Breed, zou er het vignetteneffect kunnen
verschijnen aan de onderkant van het opgenomen beeld.
Lees de gebruiksaanwijzing van de externe flits voor details.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 175 -
Gebruik Externe Zoeker (optioneel)
Wanneer u de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) gebruikt, kan het scherm voor het
maken van brede-hoekbeelden afgebeeld worden op de zoeker.
Voorbereidingen: Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
Zet de externe zoeker (DMW-VF1;
optioneel) helemaal in de hot shoe A.
Erin zetten door op het onderste gedeelte te drukken
van de externe zoeker.
(Niet op het gedeelte van de zoeker drukken.)
Wanneer u de Externe Zoeker bevestigt of
verwijdert, gelieve de tijd nemen en het voorzichtig
doen.
Selecteer [EXT. ZOEKER] op het
[OPNAME] menu.
Voor meer informatie over [EXT. ZOEKER], P126 raadplegen.
Op 3/4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
U kunt de LCD-monitor schakelen naar blanco scherm door herhaaldelijk op [DISPLAY]
te drukken. (P44)
Aantekening
De framelijnen tonen de bruikbare zone voor een 24 mm lens (35 mm filmcamera-equivalent,
aspectratio 3:2, Breed).
Framelijnen zijn slechts een benadering. Controleer de LCD-monitor voor precies overzicht.
Wanneer het lensoppervlak vuil is, deze schoonwrijven met een zachte droge doek.
Zet het toestel uit wanneer u de externe zoeker verwijdert.
Lees de gebruiksaanwijzing van de externe zoeker voor details.
1
2
3
- 176 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Overige
Schermdisplay
In Opname
Opname in programma-AE-functie [ ] (Begininstelling)
1 Opnamefunctie
2 Flitsfunctie (P59)
3 AF-zone (P41)
4 Focus (P41)
5 Filmfunctie (P103)
6 Beeldgrootte (P106)
7 Kwaliteit (P107)
8 Batterij-aanduiding (P16)
9 Aantal opnamen (P203)
10 Ingebouwd geheugen (P20)
: Kaart (P20) (alleen afgebeeld tijdens
opname)
11 Opnamestaat
12 Joystick (P27, 43, 75, 77, 80)
ISO-gevoeligheid (P109)
13 Sluitertijd (P41)
14 Lensopening (P41)
15 Belichtingscompensatie (P69)
16 Meetfunctie (P113)
17 Optische beeldstabilisator (P122)/ : Waarschuwingsbeweging (P42)
999
1/301/301/30F2.0F2.0F2.0F2.0
12 34567 8
121314
9
10
16
15
17
11
Gevorderd (Opname van beelden)
- 177 -
Tijdens de opname (na het instellen)
18 Macrofunctie (P65)
: MF (P80)
: AF-opsporing (P115)
19 Flitswerking instellen (P62)
20 Witbalans (P110)
Witbalans, fijnafstelling (P111)
21 ISO-gevoeligheid (P109)
maximum niveau ISO-gevoeligheid
(P109)
22 Instelling beeldkwaliteit (P96)
23 Standaard instellingen (P83)
24 Focusbereik (P80)
25 Beschikbare opnametijd (P95):
26 AF-Puntzone (P114)
: Puntfocussing (P113)
27 Naam
¢
1
(P89)
28 Histogram (P57)
29 Vertrekdatum (P98)
AF-opsporingoperatie (P46, 115)
30 Verstreken opnametijd (P95)
: Intelligente ISO (P108)
31 Huidige datum en tijd/: Reisdatum ingesteld
¢2
(P101)
: Zoom/Extra optische zoom (P48)/Digitale zoom (P48, 122)
32 Minimum Sluitertijd (P123)
33 Zelfontspanner functie (P67)
34 Leeftijd
¢
1
(P89)
Locatie
¢
2
(P98)
35 Programmaschakeling (P43)
36 Belichtingscompensatie (P69)
37 LCD-versterking (P29)/
: Automatische Stroom LCD (P29)
38 Intelligente Belichting (P119)
39 Burst (P73)/ : Auto bracket (P70)/ : Multi aspect (P71)/
:Meervoudige belichting (P119)/B: Geluidsopname (P123)
40 Snelle AF (P117)/
Continue AF (P117)/: AF-assistentielamp (P124)
41 AF/AE LOCK (P118)
42 Het aantal dagen dat verstreken is sinds de reisdatum (P98)
¢
1 Dit wordt afgebeeld gedurende 5 seconden wanneer het toestel aangezet wordt in [BABY1]/
[BABY2] of [HUISDIER] in de scènefunctie.
¢2 Dit wordt gedurende ongeveer 5 seconden afgebeeld wanneer het toestel aan wordt gezet,
na het instellen van de klok en na het overschakelen van de terugspeelfunctie naar de
opnamefunctie.
3s3s3s3s
ISOISO
8080
ISO
80
QQ
11
18 19 20 21 23
24
25
26
27
28
29
30
32
3134 3336 35
37
38
39
40
41
42
22
R8
m
30
s
W
T
1X
W
- 178 -
Gevorderd (Opname van beelden)
In Terugspelen
1 Terugspeelfunctie (P50)
2 Beveiligd beeld (P153)
3 Favorieten (P150)
4 Afgedrukt met tekstaanduiding (P143)
5 Filmfunctie (P103)
6 Beeldgrootte (P106)
Instelling beeldkwaliteit (P96)
7 Kwaliteit (P107)
8 Batterij-aanduiding (P16)
9 Map/bestandsnummer (P158)
Ingebouwd geheugen (P20)
Verstreken opnametijd (P135):
10 Beeldnummer/Totaal opnamen
11 Bewegende-beeldenopname (P135):
12 Histogram (P57)
13 Belichtingscompensatie (P69)
14 Opname-informatie (P56)
15 Favorieten (P150)
16 Opgenomen datum en tijd/Instelling reisbestemming (P101)/Naam (P89)/Locatie
(P98)/Titel (P141)
17 Leeftijd (P89)
18 Het aantal dagen dat verstreken is sinds de reisdatum (P98)
19 LCD-versterking (P29)
20 Aantal DPOF-prints (P151)
21 Geluid terugpelen (P135)
: Bewegende beelden terugspelen (P135)
Waarschuwingspictogram kabelaansluiting (P159)
9
10
21
20
14
16
15
11
19
18
1/91/9
100100
_
00010001
1/9
17
100
_
0001
13
11
123 478
12
9s9s9s
65
8
m
30
s
8
m
30
s
Gevorderd (Opname van beelden)
- 179 -
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Laat het toestel niet vallen, klop er niet mee en oefen er geen zware kracht op uit.
Erop letten de tas/hoes waar het toestel inzit nergens tegen aan te stoten en niet te laten vallen
aangezien dit schade zou kunnen opleveren aan het toestel, de lens of de LCD-monitor.
Geen andere spullen aan de polsband hangen die bij het toestel wordt geleverd. Bij het
opbergen zou er anders iets tegen de LCD-monitor kunnen komen en zou deze zo beschadigd
kunnen worden.
Geen papieren zak gebruiken voor het toestel aangezien een papieren zak makkelijk stuk kan
gaan en het toestel zo kan vallen en kapot kan gaan.
We raden het sterk aan dat u een goede toesteltas/goed toestelkistje aanschaft bij uw
plaatselijke dealer om uw toestel te beschermen.
Houd het toestel uit de buurt van magnetische apparatuur (zoals magnetrons,
televisie, videospelletjes, enz.).
Indien u het toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen de opnamen en de audio
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
Gebruik het toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon omdat het geluid ervan een
nadelige invloed kan hebben op de opnamen en de geluiden.
Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt,
kan een nadelige invloed hebben op het toestel en storingen van beelden en geluiden
veroorzaken.
Als het toestel de invloed van magnetische geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dient u het toestel uit te schakelen en de batterij te verwijderen, of de
AC-adapter (optioneel) los te maken, en vervolgens de batterij weer terug te plaatsen of de
AC-adapter weer aan te sluiten. Hierna schakelt u het toestel weer in.
Gebruik de digitale fotocamera niet in de nabijheid van hoogspanningsdraden of
hoogspanningsleidingen.
Opnemen in de buurt van hoogspanningsdraden of hoogspanningsleidingen kan nadelige
gevolgen hebben voor de opnamen of geluiden.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele
accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
- 180 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voordat u het toestel schoonmaakt, de batterij verwijderen of de stekker uit het
stopcontact trekken. Vervolgens het toestel schoonvegen met een droge zachte
doek.
Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven
met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek.
Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes
of het deklaagje zou kunnen aantasten.
Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te
volgen.
Niet met grote kracht op de LCD monitor drukken. Ongelijke kleuren kunnen op de LCD
monitor verschijnen en dit kan voor storing zorgen.
Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor aanvankelijk
een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder worden
zodra het toestel zelf opgewarmd is.
Niet hard op de lens drukken.
Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
Schoonmaken
Over de LCD-monitor
De LCD-monitor wordt geproduceerd met hoge-precisietechnologie. Toch kunnen er
donkere of lichte punten op het scherm staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect.
De LCD-monitors hebben meer dan 99,99% effectieve pixels met nauwelijks 0,01%
van de pixels die niet actief zijn of altijd oplichten. De punten zullen niet opgenomen
worden op beelden op het ingebouwde geheugen of een kaart.
Over de Lens
Gevorderd (Opname van beelden)
- 181 -
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
Steek de verwijderde batterij in de meegeleverde batterijhouder
(bijgeleverd).
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of
de batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn.
Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel
stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op
stap gaat.
U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
Batterijen hebben een beperkte levensduur.
Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet aanraken met metalen voorwerpen (zoals kettingen,
haarpinnen, enz.).
Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
De oplader 1 m of meer verwijderd houden van de radio.
De oplader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
Na het gebruik, haalt u de batterijoplader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het
stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
De aansluitingen van de oplader en de batterij schoon houden.
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Batterij
Oplader
Kaart
- 182 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur:
[Aanbevolen temperatuur:15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40% tot 60%]
De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar
op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal
leeg geraakt zijn.
We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
Als de camera op een statief zit, kunt u de kaart of batterij niet verwijderen.
De schroef op het statief mag niet scheef zitten als u er de camera aan vast maakt of los
maakt. U kunt de schroef op de camera stuk maken als u deze te hard aanhaalt. U kunt ook de
camera zelf en alles wat erop zit, beschadigen als u deze te hard aanschroeft op het statief.
Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing van het statief.
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
Over de Beeldgegevens
Over statieven
Gevorderd (Opname van beelden)
- 183 -
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[GEHEUGENKAART VERGRENDELD]
> De Schrijfbeveiliging op de SD-geheugenkaart en de SDHC-geheugenkaart staat op
[LOCK]. Verschuif de schakelaar terug om deze te ontgrendelen. (P21)
[GEEN JUISTE FOTO OM WEER TE GEVEN]
> Een beeld opnemen of een kaart in het toestel doen met een opgenomen beeld en dit
vervolgens afspelen.
[DEZE FOTO IS BEVEILIGD]
> Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P153)
[DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET
GEWIST WORDEN]
Beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard kunnen niet gewist worden.
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P34)
[ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN]
Het aantal beelden, dat tegelijk ingesteld kan worden wanneer [MULTI] geselecteerd is voor
[MULTI WISSEN] (P54), [FAVORIETEN] (P150), [TITEL BEW.] (P141), [TEKST AFDR.]
(P143) of [NW. RS.] (P145) is overschreden.
> Reduceer het aantal beelden en herhaal vervolgens de operatie.
Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld.
[KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN]
[TITEL BEW.], [TEKST AFDR.] of [DPOF PRINT] kan niet worden ingesteld voor beelden die
niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
- 184 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[NIET VOLDOENDE RUIMTE INTERN GEHEUGEN]/[NIET VOLDOENDE GEHEUGEN
OP DE KAART]
Er is geen ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart.
Wanneer u opnamen kopieert van het ingebouwde geheugen op de geheugenkaart
(batchkopie), worden de opnamen gekopieerd totdat de kaart vol is.
[DIV. FOTO’S KUNNEN NIET GEKOP. WORDEN]/[KOPIE KAN NIET VOLTOOID
WORDEN]
De volgende beelden kunnen niet gekopieerd worden.
Wanneer een beeld bestaat met dezelfde naam als het beeld dat gekopieerd moet worden
op de kopiebestemming. (Alleen wanneer u kopieert van een kaart naar het ingebouwde
geheugen.)
Bestanden die niet voldoen aan de DCF-standaard.
Verder kunnen beelden die gemaakt of bijgewerkt zijn met andere apparatuur eventueel niet
gekopieerd worden.
[FOUT INT. GEHEUGEN
FOTM. INT. GEH. ?]
Dit bericht zal afgebeeld worden wanneer u het ingebouwde geheugen formatteert op een
PC.
> Formatteer het ingebouwde geheugen op het toestel opnieuw. (P34) De gegevens op het
ingebouwde geheugen zullen gewist worden.
[STORING GEHEUGENKAART
KAART FORMATEREN ?]
Deze kaart heeft een formaat dat niet herkend wordt door het toestel.
> De kaart opnieuw formatteren met het toestel nadat de nodige gegevens op een PC enz.
opgeslagen zijn. (P34)
[AUB CAMERA UIT- EN INSCHAKELEN]/[SYSTEEMFOUT]
Dit bericht verschijnt wanneer het toestel niet goed werkt.
> Schakel het toestel uit en aan. Als het bericht blijft, contact opnemen met de dealer of uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum.
[PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]
> Gebruik een kaart die compatibel is met dit toestel. (P21)
U kunt alleen een SDHC-geheugenkaart gebruiken als u kaarten gebruikt met 4 GB of meer
vermogen.
[STORINGGEHEUGENKAART
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
> Voer de kaart opnieuw in.
Of probeer met een andere kaart.
[LEESFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het aflezen van de gegevens.
> Voer de kaart opnieuw in.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 185 -
[SCHRIJFFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
Er heeft zich een fout voorgedaan tijdens het schrijven van de gegevens.
> Het toestel uitzetten en de kaart eruit halen. De kaart er opnieuw indoen en het toestel
weer aanzetten. Het toestel moet uit staan voordat u de kaart erin doet of eruit haalt
omdat u anders de kaart kunt beschadigen.
Of probeer met een andere kaart.
[OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT]
Wanneer u de beeldkwaliteit instelt op [ ], [ ] of [ ], raden we aan een
hoge-snelheidkaart te gebruiken waar “10MB/s” of groter afgebeeld staat op de verpakking.
Afhankelijk van het type SD-geheugenkaart of SDHC-geheugenkaart kan het opnemen van
bewegende beelden halverwege stoppen.
[CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK]
U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P158)
> De kaart formatteren nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P34)
Als u [NR. RESET] in het [SET-UP] menu kiest na het formatteren, wordt de mapnummer
weer op 100 gezet. (P32)
[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV]/[BEELD WORDT WEERGEGEVEN
VOOR 16:9 TV]
De AV-kabel is verbonden aan het toestel.
> Op [MENU/SET] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen.
> Kies [TV-ASPECT] in het [SET-UP] menu om het TV-aspect te wijzigen. (P33)
Deze melding verschijnt ook als de USB-kabel alleen in de camera zit.
Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P156, 159)
[PRINTER BEZIG]/[CONTROLEER DE PRINTER]
De printer kan niet afdrukken.
> Controleer de printer.
- 186 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Functies die niet ingesteld kunnen worden of niet
zullen werken onder bepaalde omstandigheden
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
De tabel hieronder noemt deze functies en de overeenkomende omstandigheden ervan
op.
Voor de functies die niet ingesteld kunnen worden of niet werken in de Intelligente
automatische functie, raadpleeg
Instellingen in Intelligente automatische functie (P47).
Functies die niet ingesteld
kunnen worden of niet zullen
werken
Hoofdomstandigheden waarin de functies niet ingesteld kunnen
worden of niet zullen werken
[AUTO POWER LCD]
(P29)
( functie
[HISTOGRAM] (P30)
$ functie
Tijdens meervoudig afspelen
Tijdens afspeelzoom
[KALENDER]
[BATT. BESP.] (P31)
Als u een AC-adapter gebruikt
Als u het toestel aansluit op een PC of een printer
Als u bewegende beelden opneemt of afspeelt
[MULTI BELICHT.]
Tijdens een diavoorstelling
[AUTO DEMO]
[AUTO LCD UIT] (P31)
Als u een AC-adapter gebruikt
Terwijl het menuscherm afgebeeld is
Als de zelfontspanner ingesteld is
[MULTI BELICHT.]
Terwijl u bewegende beelden opneemt
Als u het toestel aansluit op een PC of een printer
[AUTO REVIEW] (P32)
$ functie
Extra Optische Zoom
(P48)
9, ô, , en in [SCÈNE MODE]
$ functie
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[MULTI BELICHT.]
[DIG. ZOOM] (P48)
-, :, ;, í, 9, ô, , en in [SCÈNE MODE]
Wanneer [SLIMME ISO] geselecteerd is
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[MULTI BELICHT.]
Gevolgen van het gebruik van een conversielens
Gevorderd (Opname van beelden)
- 187 -
[FLITS] (P59)
Wanneer auto bracket ingesteld is
[BURSTFUNCTIE]
,, /, ï, ô, 5, 4 en 7 in [SCÈNE MODE]
$ functie
[MULTI-FILM] in [OPN. MODE] is ingesteld
Gevolgen van het gebruik van een conversielens
Flitswerking (P62)
,, /, ï, ô, , 5, 4 en 7 i [SCÈNE MODE]
$ functie
[ZELFONTSPANNER]
(P67)
ô in [SCÈNE MODE]
$ functie
[BELICHTING] (P69)
º functie
5 in [SCÈNE MODE]
[AUTO BRACKET] (P70)
ô, , 5, en in [SCÈNE MODE]
$ functie
[MULTI BELICHT.]
[MULTI-ASPECT] (P71)
9, ô, , 5, en in [SCÈNE MODE]
$ functie
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[MULTI BELICHT.]
[BURSTFUNCTIE] (P73)
ô, , 5, en in [SCÈNE MODE]
[MULTI BELICHT.]
$ functie
[AUDIO OPNAME]
[FOTO RES.] (P106)
9, ô, , en in [SCÈNE MODE]
$ functie
[KWALITEIT] (P107)
9, ô, , en in [SCÈNE MODE]
$ functie
[SLIMME ISO] (P108)
¼ functie
º functie
Û functie
$ functie
[GEVOELIGHEID] (P109)
Û functie
$ functie
Wanneer [SLIMME ISO] geselecteerd is
[ISO-LIMIET INST.] (P109)
Û functie
$ functie
- 188 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[WITBALANS] (P110)
,, ., 1, 2, 3, /, ï, 5, 4, 6, 8, 7, en
in [SCÈNE MODE]
[WB INSTELLEN] (P111)
,, ., 1, 2, 3, /, ï, 5, 4, 6, 8, 7, en
in [SCÈNE MODE]
[MEETFUNCTIE] (P113)
Û functie
[TRACKING AF] (P115)
5, 4, en in [SCÈNE MODE]
$ functie
[STANDAARD] (),[DYNAMISCH] () en [ZACHT] () in
[OPN. MODE] is ingesteld
[QUICK AF] (P117)
Wanneer AF-opsporing ingesteld is
., /, 5 en 4 in [SCÈNE MODE]
$ functie
Wanneer handmatige focus ingesteld is
Continu AF (P117)
., /, 5 en 4 in [SCÈNE MODE]
Wanneer handmatige focus ingesteld is
$ functie
AF Lock (P118)
Wanneer AF-opsporing ingesteld is
$ functie
AE Lock (P118)
Wanneer AF-opsporing ingesteld is
$ functie
Û functie
[I. EXPOSURE] (P119)
Û functie
$ functie
[MULTI BELICHT.]
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[MULTI BELICHT.] (P119)
Û functie
$ functie
[KORTE SLUITERT.]
(P123)
¹ functie
¼ functie
º functie
Û functie
$ functie
Wanneer [SLIMME ISO] geselecteerd is
[AUDIO OPNAME] (P123)
[AUTO BRACKET]
[MULTI ASPECT]
[BURSTFUNCTIE]
ô, en 5 in [SCÈNE MODE]
$ functie
[MULTI-FILM] in [OPN. MODE] is ingesteld
[MULTI BELICHT.]
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
B
&
W
B
&
W
B
&
W
Gevorderd (Opname van beelden)
- 189 -
[AF ASS. LAMP] (P124)
0, ,, /, ï, 4 en 7 in [SCÈNE MODE]
Gevolgen van het gebruik van een conversielens
[FLITS-SYNCHRO] (P125)
Û functie
$ functie
[CONVERSIE] (P127)
[AF ASS. LAMP]
in [SCÈNE MODE]
Terugspeelzoom (P52)
Wanneer u bewegende beelden afspeelt
Stilstaande beelden met geluid (wanneer u geluid afspeelt)
[TITEL BEW.] (P141)
Bewegende beelden
Beveiligde beelden
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[TEKST AFDR.] (P143)
Beelden gemaakt zonder instelling van de klok of titel
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[NW. RS.] (P145)
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[BIJSNIJD.] (P146)
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
- 190 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Functies die niet gebruikt kunnen worden terwijl u de componentkabel verbonden is
[LCD MODE]/[HISTOGRAM]/[TITEL BEW.]/[TEKST AFDR.]/[NW. RS.]/[BIJSNIJD.]/[NIV.
BEPALEN][ASPECT CONV.]/[AUDIO DUB.]/[KOPIE]/[MULTI] instellingen van [DPOF
PRINT]/[MULTI] instellingen van [BEVEILIGEN]/[MULTI WISSEN]/Creatie van stilstaande
beelden uit bewegende beelden
[NIV. BEPALEN] (P147)
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[ASPECT CONV.] (P148)
Beelden gemaakt met Y of X
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[ROTEREN] (P149)
Bewegende beelden
Beveiligde beelden
[LCD ROTEREN] (P149)
Meervoudig terugspelen
[KALENDER]
[FAVORIETEN] (P150)
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ]
[DPOF PRINT] (P151)
Wanneer ingesteld is op [ ]
AFDRUKKEN MET
DATUM
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
[AUDIO DUB.] (P154)
Bewegende beelden
Beveiligde beelden
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 191 -
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P191202).
De batterij is er niet goed ingedaan. (P18)
De batterij is op.
De batterij opladen.
Is de [EXT. ZOEKER] (P126) ingesteld op [ON]?
> Druk op [DISPLAY] om te schakelen naar de LCD-monitor.
Is [AUTO LCD UIT] (P31) van de [BESPARING] functie actief?
> Tot de helft op de ontspanknop drukken om deze functies te annuleren.
De batterij is op.
De batterij opladen.
De batterij is op.
De batterij opladen.
Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel uit m.b.v. de [BESPARING] functie enz. (P31)
Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of te laag? Indien dit het geval is, zal het langer
duren dan normaal om de batterij op te laden of het opladen zou onvoltooid kunnen blijven.
Zijn de uiteinden van de oplader of de batterij vuil?
> Wrijf het vuil eraf m.b.v. een droge doek.
Als het probleem niet opgelost wordt, kan deze verbeterd worden door [RESETTEN]
(P32)
te selecteren op het [SET-UP] menu wanneer u beelden maakt.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
De LCD-monitor gaat uit terwijl het toestel aanstaat.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
Het [CHARGE] lampje knippert.
- 192 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Staat de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op de [!] instelling? (P36)
Is de functieknop correct ingesteld?
Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P54)
Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder (P11) uit doen schuiven en
voorzichtig het lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek.
Werd het beeld gemaakt met de flits op een korte afstand met de zoom heel dichtbij [W] (1k)?
> Zoom een beetje in en maak vervolgens de beelden. (P48)
> Is dit beeld gemaakt in [SPELDENPRIK] in scènefunctie?
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P69)
Instellen van de [KORTE SLUITERT.] hogere snelheid zou het beeld donkerder kunnen maken.
> De [KORTE SLUITERT.] instellen op lagere snelheid.
> Stel auto bracket (P70), multi aspect (P71), [HI-SPEED BURST] (P91),
[FLITS-BURST] (P91) in scènefunctie of de burstfunctie (P73) op [OFF] in.
Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P41)
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P42)
Opnemen
Heet beeld kan niet opgenomen worden.
Het opgenomen beeld is witachtig.
De zone om waar de beelden genomen werden wordt donker.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden 2 of 3 beelden één voor één genomen.
Het object is niet goed scherp.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 193 -
> De sluitertijd wordt langzamer wanneer beelden gemaakt worden op donkere plaatsen,
houd daarom het toestel stevig vast met beide handen om de beelden te maken. (P39)
> Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken.
(P67)
Is het aantal opneembare beelden 2 of minder?
Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal
er, wanneer u binnenshuis beelden enz. maakt, ruis optreden.)
> De ISO-gevoeligheid verminderen. (P109)
> Zet [RUISREDUCTIE] in [OPN. MODE] naar [_] of zet elk item behalve [RUISREDUCTIE]
naar [`]. (P103)
> Beelden op heldere plekken maken.
Is [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie ingesteld? Indien dit het geval
is, neemt de resolutie van het opgenomen beeld iets af wegens een hoge
gevoeligheidprocessing, maar dit duidt niet op storing.
Als u opneemt onder fluorlicht kunnen helderheid en tinten lichtjes verschillen als de sluitertijd
korter wordt. Dit is kenmerkend voor beelden met fluorlicht en is geen storing van het toestel.
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
Het maken van beelden m.b.v. auto bracket/multi aspect is niet mogelijk.
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
De helderheid of tint van het opgenomen beeld verschilt van het echte.
- 194 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Gebruikt u een MultiMediaCard? Dit apparaat verdraagt geen MultiMediaCard
> Wanneer u de beeldkwaliteit instelt op [ ], [ ] of [ ], raden we aan een
hoge-snelheidkaart te gebruiken waar “10MB/s” of groter afgebeeld staat op de verpakking.
Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen.
Is de [CONVERSIE] (P127) ingesteld op [ ]?
Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat
verschikt van de omliggende kleur. (P115)
Er verschrijnt een roodachtige verticale streep (smear) op de LCD-monitor
tijdens het maken van beelden.
Dit is een kenmerk van CCDs en het verschijnt wanneer het onderwerp
een fel gedeelte heeft. Sommige oneffenheden kunnen zich voordoen in
de omliggende zones, maar dit is geen storing.
Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar wordt niet
opgenomen op stilstaande beelden.
Het wordt aangeraden dat u beelden maakt terwijl u erop let het scherm
niet bloot te stelen aan zonlicht of een andere bron van fel licht.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
Zoom werkt niet juist
Het onderwerp kan niet vergrendeld worden. (AF-opsporing lukt niet)
Gevorderd (Opname van beelden)
- 195 -
Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervorm is of dat de randen gekleurd worden,
afhankelijk van de zoomvergroting, wegens de kenmerken van de lens. De omlijningen van het
beeld zouden vervormd eruit kunnen zien omdat het perspectief verbeterd is wanneer de brede
hoek gebruikt is. Dit is geen storing.
De LCD-monitor gaat uit en de statusindicator gaat branden wanneer [AUTO LCD UIT] (P31)
geselecteerd is voor de [BESPARING] functie.
[Dit gebeurt niet wanneer u de AC-adapter (optioneel) gebruikt.]
Als de resterende batterijstroom laag is, zou het langer kunnen duren de flits op te laden en
zou de tijd dat de LCD-monitor uitstaat langer kunnen worden.
Dit gebeurt als u tot de helft op de ontspanknop drukt om de lensopening in te stellen en heeft
geen invloed op de beelden.
Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer de helderheid verandert wanneer de zoom van het
toestel gebruikt is of wanneer het toestel bewogen wordt. Dit komt door de werking van de
automatische opening van het toestel en dit is geen storing.
De LCD-monitor kan enkele seconden lang knipperen nadat u het toestel binnenshuis aanzet
in fluorescerend licht.
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
LCD-monitor
De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan.
De LCD-monitor wordt even donkerder of helderder.
De LCD-monitor knippert binnenshuis.
- 196 -
Gevorderd (Opname van beelden)
> Stel de helderheid van het scherm af. (P29)
[SPANNING LCD] is geactiveerd. (P29)
Is de [EXT. ZOEKER] (P126) ingesteld op [ON]?
> Druk op [DISPLAY] om te schakelen naar de LCD-monitor.
Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
In donkere plaatsen, kan ruis verschijnen om de helderheid van de LCD monitor te behouden.
Dit beïnvloedt de beelden die u aan het maken bent niet.
Is de flits gesloten?
> Open de flits door [
OPEN] te schuiven. (P59)
Flitsfunctie is niet beschikbaar wanneer auto bracket (P70) of burst ingesteld zijn.
De flits wordt twee maal geactiveerd wanneer de rode-ogenreductie (P60) ingesteld is.
Is deze ingesteld op [FLITS-BURST] (P91) in scènefunctie?
De LCD-monitor is te helder of te donker.
Het beeld verschijnt niet op de LCD-monitor.
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor.
Ruis op de LCD-monitor.
Flits
De flits is niet geactiveerd.
De flits wordt meerder keren geactiveerd.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 197 -
Is [LCD ROTEREN] (P149) ingesteld op [ON]?
U kunt beelden draaien met de [ROTEREN] functie. (P149)
Is de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar ingesteld op [(]? (P50)
Staat er een beeld op het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De beelden in het ingebouwde geheugen verschijnen als er geen kaart in het toestel zit. De
beeldgegevens op een kaart verschijnen alleen als er een kaart in het toestel zit.
Is dit een beeld waarvan de bestandsnaam veranderd is in de PC? Zo ja, kan deze niet
afgespeeld worden door dit apparaat.
Is [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] ingesteld voor terugspelen?
> Veranderen naar [NORMAAL AFSP.]. (P50)
Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P34)
(Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te
herstellen. Controleer daarom goed voordat u formatteert.)
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt, is gedraaid en wordt afgebeeld in een
onverwachte richting.
De opname wordt niet teruggespeeld.
De opgenomen beelden worden niet afgebeeld.
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [] en het
scherm wordt zwart.
- 198 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Is de klok van de camera goed ingesteld? (P22)
Wanneer beelden bewerkt worden m.b.v. een PC of er beelden gezocht worden die met andere
apparatuur gemaakt zijn, kunnen deze afgebeeld worden met data die verschillen van de
eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden
afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Dit apparaat stelt automatisch de opening af tijdens bewegend beeldopname. Op zulke
momenten, wordt er een klikkend geluid gehoord, en dit geluid kan opgenomen worden op de
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Met een kalenderzoektocht, worden beelden afgebeeld met data die verschillen
van de eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis,
zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt
doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing.
Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en hun
positie verschillen in elk beeld.
[WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm.
Er wordt een klikgeluid opgenomen in de bewegende beelden.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 199 -
Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
Output vanaf de [COMPONENT OUT] uitlaat is niet mogelijk wanneer deze aangesloten is op
de PC of de printer.
> Sluit deze alleen aan op de TV.
Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Sluit het toestel aan op de TV met de AV kabel (meegeleverd) of met de componentkabel
(DMW-HDC2; optioneel), en speel vervolgens de bewegende beelden terug op het toestel.
(P165, 167)
> Controleer de [TV-ASPECT] instelling. (P33)
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
De displayzones op het TV scherm en de LCD-monitor van het toestel
verschillen.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
- 200 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Is het toestel correct aangesloten op de PC?
Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Stel in op [PC] in [USB MODE]. (P33, 156)
> De USB-kabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
Beelden kunnen niet afgedrukt worden m.b.v. een printer die PictBridge niet verdraagt.
> [USB MODE] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P33, 159)
> Wanneer u een printer gebruikt met een bijwerkfunctie of een kantenvrije afdrukfunctie,
dient u deze functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing
lezen van de printer.)
> Wanneer u de beelden laat afdrukken, dient u te vragen of de beelden afgedrukt kunnen
worden met beide uiteinden.
Het beeld kan verplaatst worden wanneer het toestel aangesloten is op een PC.
De kaart wordt niet herkend door de PC. (Het ingebouwde geheugen wordt wel
herkend.)
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 201 -
> Druk op [MENU/SET], kies het [SET-UP] menupictogram [ ] en kies dan het [~]
pictogram om de gewenste taal in te stellen. (P35)
Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P124) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P30)
Is de [HIGHLIGHT] ingesteld op [ON]?
Is [AF ASS. LAMP] in het [OPNAME] functiemenu ingesteld op [ON]? (P124)
De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op
de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
Wanneer de helderheid verandert wegens bewegen van de zoom of het toestel enz., kan de
lens klikken en kan het beeld op het scherm drastisch veranderen. Het beeld wordt echter niet
beïnvloed. Het geluid wordt veroorzaakt door de automatische afstelling van de opening. Dit is
geen storing.
Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> Wanneer het bericht [AUB KLOK INSTELLEN] verschijnt, stel dan de klok opnieuw in.
Wanneer u een opname maakt voordat de klok is ingesteld, wordt [0:00 0. 0. 0]
opgeslagen. (P23)
Overige
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit.
De AF-lamp gaat niet aan.
Het toestel wordt warm.
De lens klikt.
De klok is opnieuw ingesteld.
- 202 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervormd wordt of dat de randen gekleurd zijn,
afhankelijk van de zoomvergroting wegens de kenmerken van de lens, maar dit is geen storing.
Wanneer u de extra optische zoom gebruikt, zal de inzoomactie tijdelijk stoppen in de buurt van
[W]. Dit is geen storing.
Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden. (P158)
Als de batterij erin gezet of eruit gehaald is zonder eerst de stroom van het toestel uit te
schakelen, zullen de map- en bestandnummers voor de gemaakte beelden niet in het
geheugen opgeslagen worden. Wanneer de stroom vervolgens weer aangedaan wordt en er
beelden gemaakt worden, kunnen deze opgeslagen worden onder bestandnummers die
toegeschreven hadden moeten worden aan eerdere beelden.
Controleer de klok- (P22) en verjaardaginstellingen (P89).
De lenscilinder trekt ongeveer 15 seconden na het schakelen van [OPNAME] functie naar
[AFSPELEN] functie in.
Wanneer beelden gemaakt worden m.b.v. de zoom, zijn ze enigszins vervormd
en hebben de zones rondom het onderwerp kleuren die er in het echt niet zijn.
Het inzoomen stopt onmiddellijk.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
De mapnummers worden in toenemende volgorde opgeslagen.
[LEEFTIJD] is niet correct afgebeeld.
De lenscilinder is ingetrokken.
- 203 -
Overige
Overige
Aantal mogelijke beelden en beschikbare
opnametijd
Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen
afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de
onderwerpen.
Aantal opnamen
Aspectratio 4:3
Beeldgrootte
(10M):
(3648k2736)
(7M ):
(3072k2304)
(5M ):
(2560k1920)
Kwaliteit
A A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
423920331428332040
Kaart
32 MB
21151112716121123
64 MB
5 3 4 11 24 3 4 16 34 4 4 24 48
128 MB
10 7 8 24 49 7 8 35 69 8 9 50 99
256 MB
19 14 16 48 97 15 17 68 135 16 18 98 190
512 MB
39 27 32 97 190 30 34 135 270 32 35 195 380
1GB
79 56 65 195 380 61 69 270 540 65 71 390 770
2GB
160 110 130 390 770 120 140 550 1090 130 145 790 1530
4GB
310 220 260 770 1520 240 270 1090 2150 260 280 1560 3010
8GB
640 450 530 1580 3100 490 560 2230 4380 530 580 3180 6130
16 GB
1290 920 1070 3180 6250 1000 1120 4490 8820 1070 1170 6410
12350
32 GB
2590 1840 2150 6390
12540
2010 2260 9010
17700
2150 2340
12870 24780
Overige
- 204 -
Aspectratio
4:3
Beeldgrootte
(3M ):
(2048k1536)
(2M ):
(1600k1200)
(0,3M ):
(640k480)
Kwaliteit A A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
3 3 32 62 3 4 51 97 4 4 240 400
Kaart
32 MB
2 2 18 36 2 2 29 56 2 2 145 230
64 MB
4 4 38 75 4 4 61 115 4 4 290 480
128 MB
8 9 78 150 9 9 125 230 10 10 600 970
256 MB
17 18 150 290 18 19 240 460 19 19 1170 1900
512 MB
34 37 300 590 36 37 480 910 38 39 2320 3770
1GB
70 74 600 1180 73 75 970 1830 77 78 4640 7550
2GB
140 150 1220 2360 145 150 1920 3610 155 155 8780 12290
4GB
270 290 2410 4640 290 300 3770 7090 310 310 17240 24130
8GB
560 600 4910 9440 590 610 7670 14440 630 630 35080 49120
16 GB
1140 1210 9880 19000 1190 1230 15440 29070 1270 1270 70590 98840
32 GB
2290 2420 19820 38120 2390 2480 30970 58310 2540 2560
141620 198270
Aspectratio
3:2
Beeldgrootte
(9,5M):
(3776k2520)
(6,5M ):
(3168k2112)
Kwaliteit
A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
4 2 310213 31430
Kaart
32 MB
21251112817
64 MB
5 3 412253 41736
128 MB
10 7 8 25 51 8 9 36 73
256 MB
21 14 17 51 100 16 18 72 140
512 MB
41 29 34 100 200 32 36 140 280
1GB
83 59 69 200 400 64 73 280 570
2GB
170 120 140 410 810 130 145 580 1150
4GB
330 230 270 810 1600 250 290 1140 2270
8GB
680 480 560 1650 3270 520 590 2330 4630
16 GB
1360 970 1130 3330 6580 1060 1190 4700 9320
32 GB
2740 1940 2270 6690 13210 2120 2390 9440 18700
- 205 -
Overige
Aspectratio
3:2
Beeldgrootte
(4,5M ):
(2656k1768)
(3M ):
(2112k1408)
(2,5M ):
(2048k1360)
Kwaliteit
A A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
3 3 21 42 3 4 33 65 3 4 36 69
Kaart
32 MB
2 2 12 24 2 2 19 37 2 2 20 40
64 MB
4 4 25 50 4 4 40 78 4 4 43 83
128 MB
8 9 52 100 9 10 82 155 9 10 88 165
256 MB
17 19 100 200 18 19 160 310 18 19 170 330
512 MB
34 37 200 400 36 39 320 610 37 39 340 650
1GB
69 75 410 800 74 78 640 1230 74 78 680 1310
2GB
140 150 820 1610 150 155 1270 2450 150 155 1360 2560
4GB
270 300 1630 3170 290 310 2510 4820 290 310 2680 5020
8GB
560 610 3310 6460 600 630 5110 9820 600 630 5450 10230
16 GB
1130 1230 6670 13000 1200 1280 10290 19760 1210 1280 10980 20590
32 GB
2270 2480 13390 26080 2420 2560 20650 39650 2440 2570 22020 41300
Aspectratio 16:9
Beeldgrootte
(9M):
(3968k2232)
(6M ):
(3328k1872)
Kwaliteit
A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
4 3 311223 41532
Kaart
32 MB
21261212918
64 MB
5 3 413274 41938
128 MB
11 8 9 27 55 8 10 39 79
256 MB
22 15 18 54 105 17 19 77 150
512 MB
44 31 37 105 210 34 39 155 300
1GB
89 63 74 210 430 69 78 310 610
2GB
180 125 150 440 870 140 155 620 1220
4GB
350 250 290 870 1720 270 310 1230 2410
8GB
720 510 600 1770 3500 560 630 2500 4910
16 GB
1460 1040 1210 3580 7050 1130 1270 5040 9880
32 GB
2940 2080 2430 7180 14160 2270 2560 10110 19820
Overige
- 206 -
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
Aspectratio
16:9
Beeldgrootte
(4,5M ):
(2784k1568)
(2,5M ):
(2208k1248)
(2M ):
(1920k1080)
Kwaliteit
A A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
3 4 22 45 4 4 36 71 4 4 47 92
Kaart
32 MB
2 2 13 26 2 2 21 41 2 2 27 53
64 MB
4 5 27 54 4 5 43 85 5 5 57 105
128 MB
9 10 56 110 10 10 89 170 10 10 115 220
256 MB
18 20 110 210 19 21 170 330 20 21 220 430
512 MB
37 40 210 430 39 42 340 670 40 42 450 860
1GB
74 81 440 860 79 84 690 1340 81 85 900 1720
2GB
150 160 890 1700 160 170 1390 2670 165 170 1800 3410
4GB
290 320 1740 3350 310 330 2740 5240 320 330 3540 6700
8GB
600 650 3550 6820 640 680 5580 10670 660 690 7220 13640
16 GB
1210 1320 7160 13720 1290 1370 11230 21480 1330 1390 14530 27450
32 GB
2440 2650 14360 27530 2600 2750 22530 43100 2670 2790 29150 55070
Aspectratio
Instelling
beeldkwaliteit
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
jjj1 min 38 s 4 min 20 s
Kaart
32 MB
6s 14s 17s 56s 2min 35s
64 MB
16 s 33 s 39 s 1 min 58 s 5 min 20 s
128 MB
37 s 1 min 10 s 1 min 22 s 4 min 00 s 10 min 50 s
256 MB
1 min 15 s 2 min 15 s 2 min 40 s 7 min 50 s 21 min 10 s
512 MB
2 min 30 s 4 min 30 s 5 min 20 s 15 min 40 s 42 min 00 s
1GB
5 min 00 s 9 min 20 s 10 min 50 s 31 min 20 s 1 h 24 min
2GB
10 min 30 s 19 min 00 s 22 min 10 s 1 h 4 min 2 h 51 min
4GB
20 min 40 s 37 min 30 s 43 min 40 s 2 h 5 min 5 h 36 min
8GB
42 min 00 s 1 h 16 min 1 h 28 min 4 h 15 min 11 h 23 min
16 GB
1 h 24 min 50 s
2 h 33 min 2 h 59 min 8 h 35 min 22 h 55 min
32 GB
2 h 50 min 10 s
5 h 8 min 5 h 59 min 17 h 13 min 46 h 00 min
- 207 -
Overige
Aantekening
De resterende opnametijd en de beschikbare opnametijd die op het scherm verschijnen,
kunnen eventueel niet in de goede volgorde afnemen.
Dit apparaat kan geen bewegende beelden opslaan op MultiMediaCard.
De extra optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.], [FLITS-BURST], [SPELDENPRIK],
[ZANDSTRAAL] of [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor
[ ] niet afgebeeld.
(DMC-LX3PL/DMC-LX3SG/DMC-LX3GC/DMC-LX3GJ)
¢ U kunt continu bewegende opnamen opmaken tot 2 GB.
Alleen de maximum beschikbare opnametijd voor 2 GB verschijnt op het scherm.
(DMC-LX3EG/DMC-LX3E)
¢ Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende een maximum tijd van
15 minuten. Verder is continue opname groter dan 2 GB niet mogelijk. (Voorbeeld: [10m 30s]
met [ ])
Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm.
Overige
- 208 -
Specificaties
Digitale Camera: Informatie voor uw veiligheid
Stroom: DC 5,1 V
Stroomverbruik: 1,4 W (Wanneer u opneemt)
0,7 W (Wanneer u terugspeelt)
Toesteleffectieve pixels
: 10.100.000 pixels
Beeldsensor: 1/1,63q CCD, totaal pixelaantal 11.300.000 pixels,
Primaire-kleurenfilter
Lens: Optisch 2,5k zoom, f l 5,1 mm tot 12,8 mm (35 mm
filmcamera equivalent: 24 mm tot 60 mm)/F2.0 tot F2.8
Digitale zoom: Max. 4k
Extra optische zoom: Max. 4,5k
Focus: Normale/AF-Macro/Handmatige focus
Gezichtsdetectie/Meervoudige-zone-focussing/
1-zone-focussing (Hoge snelheid)/1-zone-focussing/
Puntfocussing/AF-opsporing
Focusbereik:
Normaal: 50 cm tot
AF-Macro/Intelligent auto:
1 cm (Breed)/
30 cm (Tele) tot
Scènefunctie: Er kunnen verschillen zijn in de bovenstaande
instellingen.
Ontspannersysteem:
Elektronische ontspanneriMechanische ontspanner
Bewegend
beeldenopname: Wanneer de instelling van de aspectratio [4:3] is.
640k480 pixels (30 frames/seconde, alleen wanneer u Kaart
gebruikt)
320k240 pixels (30 frames/seconde, 10 frames/seconde)
Wanneer de instelling van de aspectratio [16:9] is.
1280k720 pixels (24 frames/seconde, alleen wanneer u een
Kaart gebruikt)
848k480 pixels (30 frames/seconde, alleen wanneer u een
Kaart gebruikt)
Met geluid
Burstopname
Bursttijd:
2,5 beelden/seconde (
Normaal
), Ongeveer 2 beelden/seconde
(Onbegrensd)
Aantal resterende
opnamen: Max. 8 opnamen (Standaard), max. 4 opnamen (Fijn),
max. 3 opnamen (RAW, RAWiFijn, RAWiStandaard),
afhankelijk van het resterende vermogen van het ingebouwde
geheugen of de kaart (onbeperkt).
(Prestatie in burstopname bestaat alleen met
SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart.
MultiMediaCard-prestatie zal minder zijn.)
- 209 -
Overige
Snelle-burst
Bursttijd: Ongeveer 6 beelden/seconde
(3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de
beeldgrootte.)
Aantal resterende
opnamen: Als u het ingebouwde geheugen gebruikt:
Ongeveer 35 beelden (onmiddellijk nah et formatteren)
Als u een kaart gebruikt: Max. 100 beelden (ditverschilt
afhankelijk van het type kaart en de opnamecondities)
ISO-gevoeligheid: AUTO/80/100/200/400/800/1600/3200
[H. GEVOELIGH.] functie: 1600 tot 6400
Sluitertijd: 60 seconden op 1/2000ste van een seconde
[STERRENHEMEL] functie: 15 seconden, 30 seconden,
60 seconden
Witbalans: Automatische witbalans/Daglicht/Bewolkt/Schaduw/Flits/
Halogeen/Witinstelling1/Witinstelling2/Witbalans K instelling
Belichting (AE): AE-programma-AE (P)/AE-openingsprioriteit (A)/
AE-sluiterprioriteit (S)/Handmatige belichting (M)
Belichtingscompensatie (1/3 EV-stap, j2 EV tot i2EV)
Meetfunctie: Meervoudig/centrum gewogen/Punt
LCD-monitor: 3,0q lage-temperatuurpolykrystallijn TFT LCD
(Ongeveer 460.000 punten) (zichtsveldratio ongeveer 100%)
Flits: Ingebouwde uitklapflits
Flitsbereik: [ISO AUTO]
Ongeveer 80 cm tot 8,3 m (Breed) AUTO, AUTO/
Rode-ogen-reductie, Gedwongen AAN (Gedwongen AAN/
Rode-ogenreductie), Langzame synch./Rode-ogenreductie,
Gedwongen flits UIT
Microfoon: Monauraal
Speaker: Monauraal
Opnamemedia: Ingebouwd geheugen (Ongeveer 50 MB)/SD-geheugenkaart/
SDHC-geheugenkaart/MultiMediaCard (Alleen stilstaande
beelden)
Beeldgrootte
Stilstaand beeld: Wanneer de instelling van de aspectratio [4:3] is.
3648k2736 pixels, 3072k2304 pixels, 2560k1920 pixels,
2048k1536 pixels, 1600k1200 pixels, 640k480 pixels
Wanneer de instelling van de aspectratio [3:2] is.
3776k2520 pixels, 3168k2112 pixels, 2656k1768 pixels,
2112k1408 pixels, 2048k1360 pixels
Wanneer de instelling van de aspectratio [16:9] is.
3968k2232 pixels, 3328k1872 pixels, 2784k1568 pixels,
2208k1248 pixels, 1920k1080 pixels
Overige
- 210 -
Bewegende beelden: Wanneer de instelling van de aspectratio [4:3] is.
640k480 pixels (Alleen als u een kaart gebruikt),
320k240 pixels
Wanneer de instelling van de aspectratio [16:9] is.
1280k720 pixels (Alleen als u een kaart gebruikt)
848k480 pixels (Alleen als u een kaart gebruikt)
Kwaliteit: Fijn/Standaard/RAW/RAWiFijn/RAWiStandaard
Opname-fileformaat
Stilstaand beeld:
JPEG (gebaseerd op “Design rule for Camera File system”
gebaseerd op “Exif 2.21” standaard)/RAW, DPOF-overeenkomstig
Beelden met geluid: JPEG (gebaseerd op “Design rule for Camera File system”,
gebaseerd op “Exif 2.21” standaard)r“QuickTime”
(beeldopnamen met audio)
Bewegende beelden: “QuickTime Motion JPEG” (bewegende beelden met geluid)
Interface
Digitaal: “USB 2.0” (Hoge snelheid)
Analoge video/audio: NTSC/PAL Composiet (Geschakeld door menu), Component
Geluidslijn-output (monauraal)
Aansluiting
[COMPONENT OUT]: Toegewijde jack (10 pin)
[AV OUT/DIGITAL]: Toegewijde jack (8 pin)
[DC IN]: Toegewijde jack (2 pin)
Afmetingen: Ongeveer 108,7 mm (W)k59,5 mm (H)k27,1 mm (D)
(de uitstekende delen niet meegerekend)
Massa: Ongeveer 229 g
(met uitzondering van kaart, batterij en lensdop)
Ongeveer 265,4 g (met kaart, batterij en lensdop)
Werkingstemperatuur:
0 oC tot 40 oC
Werkingsvochtigheid: 10% tot 80%
Batterijoplader:
Informatie voor uw veiligheid
Input: 110 V tot 240 V 50/60 Hz, 0,2 A
Output: LADING 4,2 V 0,8 A
Batterijpakket (lithium-ion):
Informatie voor uw veiligheid
Voltage: 3,7 V
9


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Panasonic DMC-LX3 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Panasonic DMC-LX3 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 14,77 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Panasonic DMC-LX3

Panasonic DMC-LX3 User Manual - English - 210 pages

Panasonic DMC-LX3 Quick start guide - German - 32 pages

Panasonic DMC-LX3 User Manual - German - 210 pages

Panasonic DMC-LX3 User Manual - Dutch - 32 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info