531125
305
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/380
Next page
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr. DMC-GX7
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u dit product gebruikt
en bewaar deze handleiding, zodat u deze later kunt raadplegen.
VQT5B31
F0713YK0
until
2013/6/18
2
De benodigde informatie vinden
In deze “Gebruiksaanwijzing voor geavanceerde kenmerken” kunt u de informatie die u
nodig heeft op de volgende pagina’s vinden.
Door op een paginanummer te klikken, kunt u naar de aangekoppelde pagina springen
en snel de informatie vinden.
Zoeken vanuit de
Inhoud
Zoeken vanuit de
menulijst
“Menulijst”
Zoeken vanuit
Namen en functies
van de
componenten
[Opname] ............................... P345
[Bewegend beeld] .................. P348
[Voorkeuze] ............................ P349
[Set-up] .................................. P352
[Afspelen] ............................... P354
Zoeken vanuit
Display Monitor/
Display Zoeker
Zoeken vanuit
Problemen
oplossen
Zoeken vanuit de
lijst van berichten
die op het
beeldscherm
verschijnen
“Waarschuwingen op het
scherm”
Zie de volgende pagina voor details over het gebruik
van deze gebruiksaanwijzing.
Wi-Fi
R
-functie/NFC-functie
P4 ~
P345 ~
P12 ~
P334 ~
P355 ~
P341 ~
P3
P265 ~
3
Gebruik van deze handleiding
Klik op een kruisreferentie in de tekst om naar de overeenkomstige pagina te springen.
Door sleutelwoorden in het zoekveld aan de bovenzijde van het scherm van Adobe Reader in
te voeren, kunt u naar een sleutelwoord zoeken en naar de overeenkomstige pagina springen.
Bedieningen en andere details van deze handleiding kunnen verschillen, afhankelijk van de
versie van Adobe Reader die u gebruikt.
De symbolen in de tekst
Klik op deze icoon om naar De benodigde informatie vinden te
springen.
Klik op deze icoon om naar Inhoud te springen.
Klik op deze icoon om terug te keren naar de eerder weergegeven
pagina.
Over de aanduiding van de toepasbare modus
Toepasbare modussen:
De iconen duiden op de modussen die voor de functie beschikbaar zijn.
Zwarte iconen: toepasbare modussen
Grijze iconen: niet beschikbare modussen
, en zullen verschillen, afhankelijk van de opnamemodussen die bij de
standaardinstellingen geregistreerd zijn.
[MENU]:
Geeft aan dat het menu ingesteld kan worden door op de [MENU/SET]-toets te drukken.
[Wi-Fi]: Geeft aan dat de Wi-Fi-instelling gemaakt kan worden door op de
[Wi-Fi]-toets te drukken.
: Configuraties die uitgevoerd kunnen worden in het [Voorkeuze]-menu.
: Tips voor een vakkundig gebruik en opmerkingen over het opnemen.
: Omstandigheden waarin een bepaalde functie niet gebruikt kan worden.
: Wordt vervolgd op de volgende pagina.
In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een
menu-onderdeel als volgt beschreven.
[MENU] > [Opname]>[Kwaliteit]>[]
4
Inhoud
De benodigde informatie vinden.........................................................................2
Gebruik van deze handleiding.............................................................................3
Voor Gebruik
Zorgdragen voor de fotocamera .......................................................................10
Standaardaccessoires........................................................................................11
Namen en functies van de componenten.........................................................12
Over de Lens.......................................................................................................20
Voorbereiding
De Lens veranderen ...........................................................................................22
Het bevestigen van de Schouderriem ..............................................................25
Opladen van de Batterij .....................................................................................26
• Opladen .......................................................................................................26
• Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering ................................28
Invoering en verwijdering van de kaart (optionele)/batterij............................32
Over de -kaart .....................................................................................................34
• Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden....................................34
• Formatteren van de kaart (initialisatie).........................................................35
• Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd .....36
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)..................................................38
• De klokinstelling veranderen........................................................................39
Menu instellen.....................................................................................................40
• Menuonderdelen instellen............................................................................40
Snel oproepen van veelgebruikte menu's (Quick Menu)................................43
• Stel het snelmenu in met uw favoriete items ...............................................45
Toekennen van veelgebruikte functies aan de knoppen
(functieknoppen) ................................................................................................47
Configureren van de basisinstellingen van dit toestel
(instellingmenu)..................................................................................................51
Tekst Invoeren ....................................................................................................61
Basiskennis
Tips om mooie opnamen te maken...................................................................62
• Spoort de richting van de camera op (Richtingsdetectiefunctie)..................62
Gebruik van de zoeker .......................................................................................63
• Schakelen tussen Monitor/Zoeker ...............................................................63
• De AF-oogsensor.........................................................................................64
• Instelling van de brandpuntpositie met de touch pad...................................64
Een foto maken...................................................................................................65
• Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie .............................67
Films opnemen ...................................................................................................68
Selecteren van de opnamemodus ....................................................................69
5
Omschakelen van de informatie die op het opnamescherm
weergegeven wordt ............................................................................................71
Afspelen van foto’s/films ...................................................................................75
• Opnamen terugspelen .................................................................................75
• Bewegende beelden terugspelen ................................................................77
• De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen ................78
Beelden wissen...................................................................................................80
Opnamemodussen
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligent Auto Modus) ....................................................................................82
• Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)....................86
• Opnemen van beelden door het veranderen van de helderheid of de
kleurtoon......................................................................................................87
Het maken van beelden met uw favoriete instellingen (Programma
AE-modus) ..........................................................................................................89
Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd te specificeren ..............92
• Lensopening-Prioriteit AE-modus ................................................................92
• Sluiter-Prioriteit AE-modus...........................................................................93
• Handmatige belichtingsfunctie .....................................................................94
• Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie) .........97
• Gemakkelijk de sluitertijd/sluitertijd voor geschikte belichting
(OnPush AE) instellen .................................................................................98
Foto’s maken die overeenkomen met de scène die opgenomen wordt
(Scene Guide modus).........................................................................................99
Foto’s maken met verschillende beeldeffecten
(Creative Control modus) ................................................................................113
Films opnemen met de handmatig ingestelde lensopeningwaarde/
sluitertijd (Creatieve bewegende beeldfunctie) .............................................125
• Minimaliseren van werkgeluiden tijdens een filmopname..........................127
Registreren van uw favoriete instellingen (Klantmodus) .............................128
• Registratie van eigen menu-instellingen (registratie van
klantinstellingen)........................................................................................128
• Opnemen m.b.v. geregistreerde gebruikelijke instelling ............................129
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Instellen van de beeldkwaliteit door een effect toe te voegen [Fotostijl]....130
Bijstellen van heldere/donkere delen [Schaduw markeren].........................132
De witbalans instellen ......................................................................................134
Instellen van de beeldkwaliteit en -grootte ....................................................139
• Instellen van de beeldverhouding ..............................................................139
Instellen van het aantal pixels ...................................................................139
• Instellen van de beeldcompressieverhouding [Kwaliteit] ...........................140
Instellen van beeldgerelateerde functies .......................................................142
• Compenseren van het contrast en de belichting
[Int.dynamiek] (Intelligente regeling van het dynamische bereik)..............142
6
• Verhogen van de resolutie [I.resolutie].......................................................142
• Combineren van beelden met verschillende belichtingen [HDR]...............143
• Verminderen van het lange sluitergeluid [Lang sl.n.red] ............................144
• Corrigeren van de helderheid op de randen van het scherm
[Schaduwcomp.] ........................................................................................144
• Instellen van de kleurruimte [Kleurruimte]..................................................145
Instellingen van brandpunt en belichting
Foto’s maken met Auto Focus ........................................................................146
• Over de focusmodus (AFS/AFF/AFC) .......................................................147
• Soort Auto Focus modus ...........................................................................149
• Instelling van de gewenste focusmethode .................................................156
Opnamen maken met handmatig scherpstellen ............................................158
Vastzetten van het brandpunt en de belichting
(AF/AE-vergrendeling) .....................................................................................164
Belichtingscompensatie ..................................................................................166
Selecteren van de methode voor het meten van de helderheid
[Meetfunctie] .....................................................................................................168
Uitvoeren van meerdere belichtingen op één beeld
[Multi-belicht.]...................................................................................................169
Eenvoudig optimaliseren van de helderheid van een bepaalde zone
(Touch AE).........................................................................................................171
De lichtgevoeligheid instellen .........................................................................174
• Instellen van de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid ..............................176
• Instellen van de staptoename van de ISO-gevoeligheid............................176
• Uitbreiden van de ISO-gevoeligheid ..........................................................177
Instellingen van de sluiter (drive)
Selecteer een drive-modus..............................................................................178
Opnamen maken met de burstfunctie ............................................................179
Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket...........................................183
Opnamen maken met de zelfontspanner........................................................186
Door de klant aangepaste functies voor verschillende
onderwerpen en doeleinden
Automatisch beelden opnemen met ingestelde tijdsintervallen
[Intervalopname]...............................................................................................189
Creëren van stopmotion-beelden [Stop-motionanimatie] ............................191
Werkgeluiden en verlichting in een keer uitschakelen [Stille modus] ........195
Opnames zonder sluitergeluid maken
[Elektronische sluiter]......................................................................................196
Heldere beelden opnemen door de registratie van gezichten
[Gezicht herk.]...................................................................................................197
Opnemen op foto's van profielen van baby's en huisdieren........................202
7
Stabilisator, zoom en flitser
Optische beeldstabilisator...............................................................................203
• Gebruik van de optische beeldstabilisatorfunctie van een lens .................204
• Gebruik van de optische beeldstabilisatorfunctie van dit toestel ...............206
• Minimaliseren van de trilling van de sluiter ................................................209
Beelden maken met de zoom ..........................................................................210
• Vergroten van het telescopische effect......................................................211
• Zoomen met gebruik van aanrakingshandelingen.....................................216
Foto’s maken met de flitser .............................................................................217
• Veranderen van de flitsermodus ................................................................219
• Instelling van de 2de gordijnsynchronisatie ...............................................222
• De flitsoutput aanpassen ...........................................................................223
• Synchroniseren van de output van de ingebouwde flitser en de
belichtingscompensatie .............................................................................223
• Veranderen van de afvuurmodus (handmatige flitser) ...............................224
• Instellen van de draadloze flitser ...............................................................224
• Corrigeren van rode ogen ..........................................................................227
Films
Opname Bewegend Beeld ...............................................................................228
• Instelling van formaat, grootte en beeldsnelheid .......................................228
• Scherpstellen tijdens het opnemen van een video (Continu AF) ...............230
• Opname Bewegend Beeld .........................................................................231
Foto’s maken terwijl u een film maakt............................................................233
Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu ......................................................235
• [Opname-indeling]......................................................................................235
• [Opn. kwaliteit] ...........................................................................................235
• [Belicht.stand] ............................................................................................235
• [Foto/film] ...................................................................................................235
• [Continu AF]...............................................................................................235
• [Highlight opn.]...........................................................................................236
• [Ex. tele conv.]............................................................................................236
• [Antiflikkering].............................................................................................236
• [Stille bediening].........................................................................................236
• [Micr. weerg.]..............................................................................................237
• [Micr. instellen] ...........................................................................................237
• [Windreductie] ............................................................................................237
Afspelen/Bewerken
Omschakelen van de afspeelwijze..................................................................238
• Weergeven van meerdere schermen (Multi Playback) ..............................238
• Beelden afspelen op opnamedatum (Calender Playback).........................239
• Afspelen van groepsbeelden .....................................................................240
• [2D/3D-inst.]...............................................................................................241
• [Diashow] ...................................................................................................242
8
• [Afspeelfunctie] ..........................................................................................245
Gebruik van de afspeelfuncties ......................................................................246
• Creëren van foto’s uit een video ................................................................246
• [Locatie vermelden]....................................................................................247
• Verwijderen van onnodige delen [Retouche wissen] .................................248
• [Titel bew.]..................................................................................................250
• [Tekst afdr.].................................................................................................251
• [Splits video]...............................................................................................254
• [Intervalvideo].............................................................................................255
• [Stop-motionvideo] .....................................................................................256
• [Nw. rs.]......................................................................................................257
• [Bijsnijden]..................................................................................................258
• [Roteren]/[Scherm roteren] ........................................................................259
• [Favorieten]................................................................................................260
• [Print inst.]..................................................................................................261
• [Beveiligen] ................................................................................................263
• [Gez.herk. bew.].........................................................................................264
• [Wissen bevestigen]...................................................................................264
Wi-Fi/NFC
Wi-Fi
R
-functie/NFC-functie ..............................................................................265
Wat u kunt doen met de Wi-Fi functie.............................................................268
Bediening met een smartphone/tablet ...........................................................269
• Installeren van de Panasonic Image App app voor smartphone/
tablet..........................................................................................................269
• Verbinden met een smartphone/tablet .......................................................270
• Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname) .......................274
• Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn .................................274
• Beelden in de camera naar een SNS versturen ........................................276
• Locatie-informatie van de smartphone/tablet naar de camera sturen........276
• Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera te
bedienen....................................................................................................277
Weergeven van beelden op een TV ................................................................280
Versturen van beelden naar een printer .........................................................281
Versturen van beelden naar een AV-inrichting ..............................................282
Versturen van beelden naar een PC ...............................................................285
Gebruik van web-diensten...............................................................................289
• Versturen van beelden naar een webservice.............................................289
• Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service] .....................293
Registratie bij “LUMIX CLUB” .........................................................................295
• Over de [LUMIX CLUB]..............................................................................295
• Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat..................300
Verbindingen.....................................................................................................301
• Verbinding maken vanuit uw huis (via het netwertk)..................................302
• Verbinding maken vanuit een locatie ver van uw huis
(rechtstreekse verbinding) .........................................................................304
9
• Snel verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen
([Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/
[Selecteer doelapparaat uit favorieten]).....................................................305
• Instellingen om beelden te versturen .........................................................307
[Wi-Fi setup] Menu ...........................................................................................309
Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten.................................................................................311
Beelden terugspelen op een TV-scherm ........................................................315
• Gebruik van VIERA Link (HDMI)................................................................318
Bewaren van foto's en films op uw PC...........................................................320
• Over de geleverde software.......................................................................321
Bewaren van foto's en films op een recorder................................................325
Beelden afdrukken ...........................................................................................326
Overige
Optionele accessoires .....................................................................................331
Display Monitor/Display Zoeker ......................................................................334
Waarschuwingen op het scherm ....................................................................341
Menulijst............................................................................................................345
• [Opname] ...................................................................................................345
• [Bewegend beeld] ......................................................................................348
• [Voorkeuze]................................................................................................349
• [Set-up] ......................................................................................................352
• [Afspelen]...................................................................................................354
Problemen oplossen ........................................................................................355
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik ...........................................................371
10
Voor Gebruik
Zorgdragen voor de fotocamera
Niet blootstellen aan sterke trillingen, schokken of druk.
De lens, de monitor of de ombouw kunnen beschadigd worden bij
gebruik onder de volgende omstandigheden.
Hierdoor kunnen ook storingen ontstaan of kan het zijn dat het beeld niet
wordt opgenomen, indien u:
Het toestel laten vallen of er tegen stoten.
Hard op de lens of op de monitor duwt.
Dit toestel is niet stof-/druppel-/waterbestendig.
Vermijd dit toestel te gebruiken op plaatsen waar veel stof,
water, zand enz., aanwezig is.
Vloeistof, zand en andere substanties kunnen in de ruimte rondom de
lens, de knoppen, enz., terechtkomen. Let bijzonder goed op omdat dit
niet alleen storingen kan veroorzaken, maar het toestel ook
onherstelbaar kan beschadigen.
Plaatsen met veel zand of stof.
Plaatsen waar water in contact kan komen met dit toestel, zoals
wanneer u het gebruikt op een regenachtige dag of op het strand.
Steek uw handen niet in demontagestructuur van de digitale camerabody.
Aangezien de sensoreenheid precisieapparatuur is, kan dit storingen of schade
veroorzaken.
Over condensatie (wanneer de lens, de zoeker of de
monitor beslagen zijn)
Condens treedt op wanneer de omgevingstemperatuur of de
vochtigheid veranderen. Wees voorzichtig met condensatie omdat
dit vlekken en schimmel op de lens, de zoeker en de monitor
veroorzaakt en een slechte werking van de camera.
Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze
gedurende 2 uur uit laten staan. De mist zal op natuurlijke wijze verdwijnen wanneer de
temperatuur van het toestel in de buurt komt van de kamertemperatuur.
11
Voor Gebruik
Standaardaccessoires
Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen.
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
Raadpleeg voor details over de accessoires “Beknopte gebruiksaanwijzing”.
Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
Batterijlader wordt aangegeven als batterijlader of lader in de tekst.
De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
De beschrijving in deze handleiding is gebaseerd op de onderling verwisselbare lens
(H-H020A).
Raadpleeg uw verkoper of Panasonic als u de bijgeleverde accessoires verliest (u kunt de
accessoires apart aanschaffen).
12
Voor Gebruik
Namen en functies van de componenten
Camera
1 Zelfontspannerlampje (P186)/
AF-lamp (P157)
2 Flits (P217)
3 Sensor
4 NFC-antenne [ ] (P272)
5 Pasmarkering voor de lens (P22)
6 Bevestiging
7 Lensvergrendeling
8 Lensvrijgaveknop (P23)
9 Oogsensor (P63)
10 Oogdop (P372)
11 Zoeker (P63)
12 [LVF]-knop (P63)/[Fn4]-knop (P47)
13 Openingshendel flitser (P217)
De flitser gaat open en het wordt mogelijk
opnames met de flitser te maken.
14 Hendel focusmodus (P146, 158)
15 [AF/AE LOCK]-knop (P164)
16 Functieknop achterop (P18)
17 Aanraakscherm/monitor (P16)
18 [Q.MENU]-knop (P43)/[Fn1]-knop (P47)
19 [(] (Afspeel)-toets (P75)
20 [ ] (Wis/Annuleer)-knop (P80)/
[Fn2]-knop (P47)
21 [MENU/SET] knop (P19, 40)
22 [Wi-Fi]-knop (P266)/[Fn3]-knop (P47)
23 Lampje Wi-Fi
®
-verbinding (P266)
24 Cursorknoppen (P19)
3/ISO-knop (P174)
1/WB (Witbalans) (P134)
2/AF-modusknop (P146)
4/[Aandrijfstand] knop (P178)
De volgende instellingen kunnen gemaakt worden met de [Aandrijfstand]-knop.
Enkel (P65)/Burst (P179)/Auto bracket (P183)/Zelfontspanner (P186)
25 [DISP.] knop (P71, 78)
Iedere keer dat op de knop gedrukt wordt, wordt de weergave op de monitor omgeschakeld.
26 Instellingshendel dioptrie (P63)
2 3
1
45678
9
17
26
1011
2518 19 20 2122 2423
12
13 161415
13
Voor Gebruik
27 Stereomicrofoon (P237)
Zorg ervoor de microfoon niet te bedekken
met uw vinger. Dat zou het geluid moeilijk
opneembaar kunnen maken.
28 Hot Shoe (Bescherming flitsschoen) (P331)
29 Focusafstand referentiemarkering (P163)
30 Ontspanknop (P65)
31 Modusknop voorkant (P18)
32 Instelknop (P69)
33 Bewegend beeldknop (P231)
34 Statuslampje (P38)
35 Toestel AAN/UIT (P38)
36 Montagedeel statief (P378)
Een statief met een schroeflengte van
5,5 mm of meer kan dit toestel beschadigen
als het aangesloten wordt.
37 DC-koppelaardeksel
Wanneer u een netadapter gebruikt, er voor
zorgen dat de DC-koppelaar van Panasonic
(optioneel) en de netadapter (optioneel)
gebruikt worden. (P333)
38 Vrijgavehendel (P32)
39 Kaart/Batterijklep (P32)
40 Lusje voor schouderriem (P25)
Zorg ervoor de schouderriem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt om ervoor te
zorgen dat u deze niet zal laten vallen.
41 [AV OUT/DIGITAL]-aansluiting (P316, 323,
325, 326)
42 [HDMI]-aansluiting (P315)
43 [REMOTE]-aansluiting (P333)
44 Luidspreker (P53)
Pas op de luidspreker niet te bedekken met
uw vinger. Dat zou het geluid moeilijk hoorbaar kunnen maken.
45 Deksel aansluitpunten
Open de monitor alvorens het deksel van de aansluitpunten te openen.
35
3029 31 32
27
33 34
28
36 393738
40
41
42
40
45
43
44
14
Voor Gebruik
Lens
H-H020A
(LUMIX G 20 mm/
F1.7 II ASPH.)
H-FS1442A
(LUMIX G VARIO 1442 mm/
F3.5–5.6 II ASPH./MEGA O.I.S.)
1 Lensoppervlak
2 Focusring (P158)
3 Contactpunt
4 Pasmarkering voor de lens (P22)
5Tele
6 Breed
7 Zoomring (P210)
De onderling verwisselbare lens (H-H020A) maakt gebruik van een lensaandrijfsysteem om
een compacte en heldere F1.7 lens te realiseren. Hierdoor kunnen geluid en trillingen
optreden tijdens het scherpstellen, maar dit is geen storing.
Er zullen werkgeluiden worden opgenomen wanneer u automatisch scherpstelt tijdens het
opnemen van bewegende beelden. Het wordt aanbevolen op te nemen met [Continu AF]
(P230) op [OFF], als het werkgeluid een probleem voor u is. (P68) Het is overigens niet
mogelijk de focusmodus op [AFC] of [AFF] te zetten. (P147)
276 3 415
15
Voor Gebruik
U kunt de hoek van de monitor/zoeker regelen.
Stel de hoek van de monitor/zoeker in.
Let op dat uw vinger, enz., niet in de monitor/zoeker bekneld raakt.
Let bij het instellen van de hoek van de monitor/zoeker op dat u niet te veel kracht
uitoefent omdat dit beschadigingen of een slechte werking kan veroorzaken.
Wanneer u dit toestel niet gebruikt, sluit de monitor/zoeker dan volledig in de oorspronkelijke
stand.
Opnemen vanuit een verscheidenheid aan hoeken
De monitor/zoeker kan naar goeddunken gedraaid worden. Dit is handig want het stelt u in
staat om opnames onder verschillende hoeken te nemen, door eenvoudig de monitor/
zoeker af te stellen.
De AF-lamp niet met uw vingers of andere voorwerpen bedekken.
Monitor/Zoeker
Foto’s maken onder een hoge hoek Foto’s maken onder een lage hoek
16
Voor Gebruik
Het aanraakpaneel van dit toestel is capacitatief. Raak het paneel rechtstreeks aan met
uw blote vinger.
Aanraken
Aanraken en loslaten van het aanraakscherm.
Voor het selecteren van onderdelen of iconen.
Als u kenmerken met gebruik van het aanraakscherm
selecteert, raak dan het midden van de gewenste icoon
aan.
Verslepen
Een beweging zonder het aanraakscherm los te laten.
Dit wordt gebruikt voor het verplaatsen van de AF-zone,
de bediening van de schuifbalk, enz.
Het kan ook gebruikt worden om tijdens het afspelen
naar het volgende beeld te gaan, enz.
Knijpen (vergroten/verkleinen)
Spreid het aanraakpaneel met twee vingers uiteen
(vergroten) of knijp het samen (verkleinen).
Voor het vergroten/verkleinen van de afgespeelde
beelden of de AF-zone.
Aanraakscherm
Fn6Fn6Fn6
Fn5
Fn7
Fn8
Fn9
DISP.
6FKDNHODDU
2.0X2.0X
2.0X
2.0X
17
Voor Gebruik
Raak het paneel aan met een schone, droge vinger.
Als u een in de handel verkrijgbaar beschermvel voor de monitor gebruikt, neem dan de
instructies in acht die bij het vel verstrekt worden (sommige beschermvellen voor monitors
kunnen het zicht of de werking verslechteren).
Druk niet met harde puntige voorwerpen, zoals een balpen, op de monitor.
Niet te werk gaan met uw nagels.
Veeg de monitor af met een droge, zachte doek als deze vingerafdrukken of ander vuil bevat.
Maak geen krassen op de monitor en druk er niet te hard op.
Raadpleeg voor informatie over de iconen die op het aanraakscherm weergegeven worden het
Display Monitor/Display Zoeker op P334.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Het kan zijn dat het aanraakpaneel in de volgende gevallen niet normaal werkt.
Als het door een gehandschoende hand aangeraakt wordt
Als het door een natte hand aangeraakt wordt (water of handcrème, enz.)
Als het aanraakpaneel nat is
Als een in de handel verkrijgbaar beschermvel voor de monitor gebruikt wordt
Als meerdere handen of vingers het scherm op hetzelfde moment aanraken
Inschakeling/uitschakeling van de aanraakbediening
Als deze op [OFF] staat, wordt geen overeenkomstige aanraak-tab of aanraak-icoon op het
scherm weergegeven.
[MENU] > [Voorkeuze]>[Touch inst.]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Touch
scherm]
Alle aanraakhandelingen. Wanneer er ingesteld is op [OFF], kunnen er
alleen knop- en functieknophandelingen uitgevoerd worden.
[ON]/[OFF]
[Touch tab]
Bediening voor het weergeven van de aanraakiconen door de tabs aan
te raken, zoals [ ], die rechts op het scherm weergegeven worden.
[ON]/[OFF]
[Touch AF]
Bediening voor het optimaliseren van de scherpstelling, of van zowel de
scherpstelling als de helderheid, van een aangeraakt onderwerp.
[AF] (P153)/[AF+AE] (P172)/[OFF]
[Touchpad AF]
Gebruik van de monitor als touch pad wanneer de zoeker in gebruik is.
(P64)
[EXACT]/[OFFSET]/[OFF]
18
Voor Gebruik
Er zijn 2 handelingen die u moet uitvoeren bij het gebruiken van de functieknop achterop,
deze dient links- of rechtsom gedraaid te worden en vervolgens moet deze voor het
beslissen ingedrukt worden.
De modusknop op de voorkant wordt bediend door deze naar links of rechts te draaien.
Draaien:
De selectie van items of de instelling van waarden wordt uitgevoerd tijdens de
diverse instellingen.
Indrukken:
Handelingen die hetzelfde zijn als die van de [MENU/SET]-knop, zoals het vaststellen
van instellingen, enz., worden tijdens de verschillende instellingen uitgevoerd.
Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de bediening van de modusknop op de voorkant/achterkant
als volgt:
Stelt u in staat de lensopening, de sluitertijd en andere instellingen uit te voeren als u zich
in de / / / -modussen bevindt.
¢
Door op de modusknop op de achterkant te drukken, kunt u de belichtingscompensatie instellen.
Modusknop op de achterkant/Modusknop op de voorkant
bijv. terwijl u de modusknop op de achterkant naar links
of rechts draait/op de modusknop op de achterkant drukt
bijv. terwijl u de modusknop op
de voorkant naar links of
rechts draait
Modusknop
Modusknop op de achterkant
Modusknop op de voorkant
(P89) programmawisseling
¢
programmawisseling
(P92) Lensopeningwaarde
¢
Lensopeningwaarde
(P93) Sluitertijd
¢
Sluitertijd
(P94) Sluitertijd Lensopeningwaarde
Weergeven/niet weergeven van de gebruiksaanwijzing
[MENU] > [Voorkeuze]>
[Draaiknop gids]>[ON]/[OFF]
Als [ON] ingesteld is, wordt de gebruiksaanwijzing voor
modusknoppen, andere knoppen, enz., op het opnamescherm
weergegeven.
989898
0
19
Voor Gebruik
Instellen van de werkwijzen van de modusknop op de achterkant en de
modusknop op de voorkant
Op de cursorknop drukken:
Voert de selectie van items of de instelling van waarden,
enz., uit.
Op [MENU/SET] drukken:
De instellingsinhouden, enz., worden bevestigd.
Deze gebruiksaanwijzing geeft de op-, neer-, links- en
rechtsbeweging van de cursorknop weer als 3/4/2/1.
Ook al wordt het toestel bediend met het aanraakscherm,
dan is het toch mogelijk het ook met de cursorknop en met de
[MENU/SET]-knop te bedienen, wanneer een gids weergegeven
wordt, zoals de afbeelding rechts toont.
Zelfs op menuschermen, enz., waarop de gids niet afgebeeld wordt, kunt u de instellingen
en de selecties maken met gebruik van de knoppen.
[MENU] > [Voorkeuze]>[Instellingen wieltje]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Wieltje toewijzen (F/SS)]:
Kent de bediening van de lensopeningwaarde en de sluitertijd toe
in de handmatige belichtingsmodus
[F SS]:
Kent de lensopeningwaarde toe aan de modusknop op de
voorkant en de sluitertijd aan de modusknop op de achterkant.
[SS F]:
Kent de sluitertijd toe aan de modusknop op de voorkant en de
lensopeningwaarde aan de modusknop op de achterkant.
[Draairichting (F/SS)]:
Verandert de rotatierichting van de modusknoppen voor het
instellen van de lensopeningwaarde en de sluitertijd.
[]/[]
[Belichtingscomp.]: Kent de belichtingscompensatie toe aan de modusknop op de
voorkant of aan de modusknop op de achterkant, zodat deze
onmiddellijk bijgesteld kan worden.
[ ] (Modusknop op de voorkant)/[ ] (Modusknop op
de achterkant)/[OFF]
Cursorknoppen/[MENU/SET] knop
20
Voor Gebruik
Over de Lens
Micro Four Thirds™ montagespecificatielens
Dit toestel kan de speciale lenzen gebruiken die
compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage
van het Micro Four Thirds Systeem (Micro Four Thirds
montage).
Four Thirds™ montagespecificatielens
Een lens met Four Thirds montagekenmerken kan
gebruikt worden met gebruik van de montageadapter
(DMW-MA1: optioneel).
Leica montagespecificatielens
Als u de M-montageadapter of R-montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel)
gebruikt, kunt u Leica M Mount of Leica R Mount onderling verwisselbare lenzen
gebruiken.
Voor bepaalde lenzen, zou de werkelijke afstand waarop het onderwerp scherp is enigszins
kunnen verschillen van de toegekende afstand.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt, zet [Opn. zonder lens] (P23) dan
op [ON].
21
Voor Gebruik
Er zijn functies die niet gebruikt kunnen worden, of het kan zijn dat de werking anders is, al
naargelang de lens die gebruikt wordt.
Instelling Auto Focus/Auto lensopening/[Oogsensor AF] (P64)/Defocus control functie
(P86)/[Stabilisatie] (P203)/Touch zoom (P216)/[Schaduwcomp.] (P144)/[Quick AF] (P156)/
[Powerzoomlens] (P214)
Raadpleeg de website voor details over de gebruikte lens.
Het beschikbare flitslampbereik enz. hangt af van de diafragmawaarde van de lens die u
gebruikt.
De brandpuntlengte die op de gebruikte lens aangeduid wordt, zal dubbel zo lang zijn bij
gebruik op een filmcamera van 35 mm. (Het zal gelijk zijn aan een lens van 100 mm als een
lens van 50 mm gebruikt wordt.)
Raadpleeg de website voor details over de onderling verwisselbare 3D-lens.
Over de lens en de functies
Raadpleeg de catalogi/website voor de meest recente informatie met betrekking tot
compatibele lenzen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
22
Voorbereiding
De Lens veranderen
Door de lens te veranderen, zult u de opties die u heeft voor het maken van foto's en dus
het plezier met de camera doen toenemen. Verander de lens m.b.v. de volgende
procedure.
Controleer dat het toestel uitstaat.
Verwissel de lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg P372 als vuil of stof op de
lens terechtkomen.
Lijn de pasmarkeringen voor de lens A uit en draai de lens vervolgens in
de richting van de pijl tot de klik gehoord wordt.
Druk niet op de vrijgaveknop van de lens B als u een lens aanbrengt.
Probeer de lens niet te bevestigen wanneer u deze in een hoek met het toestel vasthoudt
omdat er zo krassen op de lensstructuur zouden kunnen komen.
Zorg ervoor de lensdop te verwijderen wanneer u opneemt.
Breng uw vingers niet in de structuur wanneer de lens en de
body-kap van het toestel verwijderd zijn.
Om te voorkomen dat er stof of vuil op de interne onderdelen van het
toestel komen, dient of de body-kap of de lens op het toestel gezet te
worden.
Om krassen te voorkomen op de contactpunten, dient u de lensdop
achterste lensdop op de lens te zetten wanneer deze er niet op zit of
op zit of de lens op het toestel te doen.
Er wordt aanbevolen om de lensdop of de (optionele) MC Protector aan te brengen, om het
lensoppervlak te beschermen, wanneer u het toestel met u meeneemt. (P333)
Bevestigen van de lens
Voorbereiding: Verwijder de achterste lensdop van de lens.
Als de body-kap op het toestel zit, verwijder deze dan.
23
Voorbereiding
Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens A
drukt, draait u de lens naar de pijl, tot de lens
stopt waarna u deze verwijdert.
De lens losmaken
Voorbereiding: Bevestig de lensdop.
Inschakelen/uitschakelen van de vrijgave van de sluiter zonder lens.
[MENU] > [Voorkeuze]>[Opn. zonder lens]
[ON]: De sluiter werkt, ongeacht de vraag of er een lens op het toestel is
aangebracht.
[OFF]: De sluiter zal niet werken als geen lens op de body van de camera bevestigd
is, of als deze niet correct bevestigd is.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt (DMW-MA2M, DMW-MA3R:
optioneel), stel dan [ON] in.
24
Voorbereiding
Wanneer u opneemt met sterk achtergrondlicht, zou er zich onregelmatige reflectie
kunnen voordoen binnen de lens. De lenskap reduceert dit fenomeen van ongewenst licht
op de gemaakte beelden en vermindert de contrastdaling. De lenskap neemt het teveel
aan licht weg en verbetert de beeldkwaliteit.
De onderling verwisselbare lens (H-H020A) heeft geen lenskap.
Aanbrengen van de (bloemvorige) lenskap die bij de onderling verwisselbare lens
geleverd is (H-FS1442A)
Houd de lenskap vast door uw vingers te plaatsen
zoals de afbeelding toont.
Houd de lenskap niet vast op een wijze dat deze
verbogen wordt.
1 Lijn het pasmerkteken A op de korte zijde van de lenskap uit met het merkteken
op de top van de lens.
2 Draai de lenskap in de richting van de pijl tot hij klikt en lijn stopteken B op de
lange zijde van de lenskap uit met het merkteken op de top van de lens.
De lenskap gebruiken
Tijdens het dragen kan de lenskap tijdelijk omgekeerd
aangebracht worden.
25
Voorbereiding
Het bevestigen van de Schouderriem
We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het
vallen ervan tegen te gaan.
1
Haal de schouderriem door het lusje van de
schouderriem op het toestel.
A: Lusje voor schouderriem
2
Haal het uiteinde van de schouderriem door
de ring in de richting van de pijl en haal het
vervolgens door de stopper.
3
Haal het uiteinde van de schouderriem door
het gat aan de andere kant van de stopper.
4
Trek aan de andere kant van de
schouderriem en controleer
vervolgens dat deze er niet uit zal
komen.
Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig
vervolgens de andere kant van de
schouderriem.
Gebruik de schouderriem om uw schouder.
Draag hem niet om uw nek.
Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
26
Voorbereiding
Opladen van de Batterij
Over batterijen die u voor dit toestel kunt gebruiken
Gebruik hiervoor de lader en de batterij.
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij binnenshuis met de lader.
Er is geconstateerd dat namaakbatterijpakketten, die sterk op het originele
product lijken, in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle
batterijpakketten van dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met een interne
bescherming om te voldoen aan de eisen van de toepasselijke
veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid dat deze batterijpakketten tot brand
of explosie kunnen leiden. Wij informeren u dat wij niet verantwoordelijk zijn
voor eventuele ongelukken of storingen die als gevolg van het gebruik van een
namaakbatterijpakket kunnen plaatsvinden. Om ervoor te zorgen dat veilige
producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van originele
batterijpakketten van Panasonic.
Opladen
1
Steek de batterij in de goede
richting.
2
Steek de stekker van de lader
in het stopcontact.
Het [CHARGE] lampje A gaat
branden en het laden begint.
plug-in-type inlaattype
27
Voorbereiding
Over het [CHARGE] lampje
Het [CHARGE] lampje wordt ingeschakeld:
Het [CHARGE] lampje is tijdens het laden ingeschakeld.
Het [CHARGE] lampje gaat uit:
Het [CHARGE] lampje zal uitgaan als het laden zonder problemen voltooid is. (Sluit de
lader af van het stopcontact en verwijder de batterij als het laden geheel klaar is.)
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te
laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge
doek.
Oplaadtijd
De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de
batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer
kunnen zijn dan anders.
Batterijaanduiding
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom opgeraakt is (het
statuslampje knippert ook). Laad de batterij of vervang hem door een volledig geladen batterij.
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog
helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
Oplaadtijd Ongeveer 190 min
28
Voorbereiding
Foto's maken (wanneer u de monitor gebruikt)
(Volgens CIPA-norm in de Programma AE-modus)
Foto's maken (wanneer u de zoeker gebruikt)
(Volgens CIPA-norm in de Programma AE-modus)
Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 320 beelden
opnametijd Ongeveer 160 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 350 beelden
opnametijd Ongeveer 175 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 280 beelden
opnametijd Ongeveer 140 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 300 beelden
opnametijd Ongeveer 150 min
29
Voorbereiding
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de monitor/zoeker aan staat.
Gebruik van een SDHC-geheugenkaart.
De geleverde batterij gebruiken.
Opname 30 seconden nadat het toestel aangezet is starten.
Als uw lens niet uitgerust is met de optische beeldstabilisatorfunctie, stel dan de optische
beeldstabilisator in op [ ].
Als uw lens uitgerust is met de optische beeldstabilisatorfunctie, stel dan de optische
beeldstabilisator in op [ ].
Opnemen om de 30 seconden met iedere tweede opname gebruik van de volledige flitser.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de
pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af.
[Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal
beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die
hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
30
Voorbereiding
Films opnemen (met gebruik van de monitor)
[AVCHD] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/50i] staat)
[MP4] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/25p] staat)
Deze tijden gelden voor een omgevingstemperatuur van 23 oC en een vochtigheid van 50%RH.
Gelieve erop letten dat deze tijden bij benadering gelden.
De huidige opneembare tijd is de tijd die voor de opname beschikbaar is als handelingen, zoals
het in- en uitschakelen van dit toestel, het starten/stoppen van de opname, enz. herhaald
worden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en
59 seconden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [MP4] bedraagt 29 minuten en
59 seconden of tot 4 GB. (Voor [FHD/50p], [FHD/25p] in het [MP4]-formaat is het
bestandformaat groot en zal de opneembare tijd ingekort worden tot minder dan 29 minuten en
59 seconden).
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 130 min
Huidige opnametijd Ongeveer 65 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 140 min
Huidige opnametijd Ongeveer 70 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 130 min
Huidige opnametijd Ongeveer 65 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 140 min
Huidige opnametijd Ongeveer 70 min
31
Voorbereiding
Afspelen (met gebruik van de monitor)
De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de
omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te
maken beelden verminderd.
In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.
Gebruik van [AUTO] of [MODE1] van [Helderheid scherm].
Wanneer [Live View Modus] op [NORMAL] gezet is.
Als de flitser herhaaldelijk gebruikt wordt.
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 230 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 240 min
32
Voorbereiding
Invoering en verwijdering van de kaart
(optionele)/batterij
Controleer of het toestel uit staat.
We raden een kaart van Panasonic aan.
1
Zet de vrijgavehendeltje in de
richting van de pijl en open de
batterij/kaartklep.
Altijd echte Panasonic batterijen
gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt,
garanderen wij de kwaliteit van dit product niet.
2
Batterij: Let op bij de richting van
plaatsing van de batterij en plaats
hem volledig naar binnen, tot u
een blokkeergeluid hoort.
Controleer dan of hendel A de
batterij vergrendeld heeft.
Trek hendel A in de richting van
de pijl om de batterij uit te nemen.
Kaart: Duw er net zolang tegen tot
u een “klik” hoort en let op de
richting waarin u de kaart plaatst. Om de kaart uit te nemen, op de
kaart duwen tot deze “klikt” en de kaart vervolgens rechtop
uitnemen.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet aanraken.
3
1: Sluit de kaart/batterijklep.
2: Zet de vrijgavehendeltje in de
richting van de pijl.
33
Voorbereiding
Verwijder de batterij na gebruik. (Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.)
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera
wordt warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp
helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de
kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.)
34
Voorbereiding
Over de -kaart
De volgende kaarten, die overeenstemmen met de SD-standaard, kunnen gebruikt
worden met dit toestel.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Opnemen van films en SD-snelheidklasse
Controleer de SD-snelheidklasse (de snelheidstandaard voor continu opnemen) op het
etiket van de kaart, enz. wanneer u een film opneemt. Gebruik een kaart met
SD-snelheidklasse met “Klasse 4” of meer voor het opnemen van [AVCHD]/[MP4]-films.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Toegang tot de kaart
De toegangsaanduiding wordt rood als beelden op de kaart
opgenomen worden.
Tijdens de toegang (schrijven van beelden, lezen en wissen,
formatteren, enz.) dit toestel niet uitschakelen, de batterij of de kaart niet verwijderen of
de (optionele) netadapter afsluiten. Stel dit toestel bovendien niet bloot aan trillingen,
stoten of statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit toestel
zal dan niet langer normaal kunnen werken.
Als de handeling mislukt wegens trillingen, stoten of statische elektriciteit, de handeling
opnieuw uitvoeren.
Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden
Opmerkingen
SD-geheugenkaart
(8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten
kunnen alleen gebruikt worden in apparatuur die daarmee
compatibel is.
Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
Dit toestel is compatibel met UHS-I standaard SDHC/
SDXC-geheugenkaarten.
Alleen de kaarten met de links vermelde capaciteit kunnen
gebruikt worden.
SDHC-geheugenkaart
(4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart
(48 GB, 64 GB)
b.v.:
AFS
50
i
L
4:3
35
Voorbereiding
Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de
[LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn
originele positie.)
De gegevens op de kaart kunnen beschadigd raken of verloren gaan als gevolg
van elektromagnetische golven, statische elektriciteit of het kapot gaan van de camera of de
kaart. Wij raden aan belangrijke gegevens op te slaan op een PC enz.
Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P60)
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
Formatteer de kaart alvorens beelden met dit toestel op te nemen. (P60)
Aangezien de gegevens na het formatteren niet teruggewonnen kunnen worden,
dient u van te voren een back-up van de benodigde gegevens te maken.
Selecteer het menu.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Formatteren van de kaart (initialisatie)
[MENU] > [Set-up]>[Formatteren]
2
36
Voorbereiding
Aantal opnamen
[9999i] wordt weergegeven als er meer dan 10000 foto’s gemaakt kunnen worden.
Beeldverhouding [4:3], Kwaliteit [A]
Beeldverhouding [4:3], Kwaliteit [ ]
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
“h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde.
De opneembare tijd is de totale tijd van alle films die opgenomen zijn.
[AVCHD]
[MP4]
Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd
[Fotoresolutie] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
L (16M) 220 900 3640 7260
M (8M) 410 1650 6690 13000
S (4M) 690 2800 11360 21480
[Fotoresolutie] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
L (16M) 68 270 1110 2230
M (8M) 79 320 1300 2580
S (4M) 86 340 1410 2800
[Opn. kwaliteit] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
[FHD/50p]
8m00s 36m00s 2h31m 5h6m
[FHD/50i]
13m00s 1h00m 4h8m 8h25m
[FHD/25p]/
[FHD/24p]
9m00s 42m00s 2h56m 5h58m
[HD/50p]
13m00s 1h00m 4h8m 8h25m
[Opn. kwaliteit] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
[FHD/50p]
8m00s 36m00s 2h31m 5h7m
[FHD/25p]
11m00s 48m00s 3h21m 6h49m
[HD/25p]
21m00s 1h33m 6h25m 13h2m
[VGA/25p]
46m00s 3h25m 14h8m 28h42m
37
Voorbereiding
Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen
afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de
onderwerpen.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en
59 seconden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [MP4] bedraagt 29 minuten en
59 seconden of tot 4 GB. (Voor [FHD/50p], [FHD/25p] in het [MP4]-formaat is het
bestandformaat groot en zal de opneembare tijd ingekort worden tot minder dan 29 minuten en
59 seconden).
De maximaal beschikbare continue opnametijd wordt op het beeldscherm weergegeven.
Omschakelen van de weergave tussen het aantal opneembare beelden en de
beschikbare opnametijd
[MENU] > [Voorkeuze]>
[Rest-aanduiding]
[] ([Rest.opnamen]):
Dit zal het aantal opneembare beelden afbeelden voor
stilstaande beelden.
[]
([Rest.tijd]):
Dit zal de beschikbare opnametijd voor bewegende
beelden afbeelden.
A Aantal opnamen
B Beschikbare opnametijd
0
R
5
m
04
4
s
R
5
m
04
s
989898
0
A
B
38
Voorbereiding
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
1
Zet het toestel aan.
De statusindicator gaat branden wanneer u dit apparaat
op 1 zet.
Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap
4.
2
Op [MENU/SET] drukken.
3
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk
op [MENU/SET].
4
Op [MENU/SET] drukken.
5
Druk op 2/1 om de items te selecteren (jaar,
maand, dag, uur, minuten) en druk op 3/4 om
ze in te stellen.
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied
De instelling van de klok kan gewist worden door op
[ ] te drukken.
Instelling van weergavevolgorde en formaat
tijdweergave.
Om het instelscherm voor de volgorde/tijd weer te geven,
selecteert u [Indeling] en drukt u vervolgens op [MENU/
SET].
6
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
7
Druk op het bevestigingsscherm op [MENU/SET].
ONOFF
:
:
39
Voorbereiding
Selecteer [Klokinst.] in het [Set-up]-menu. (P40)
De klok kan opnieuw ingesteld worden zoals afgebeeld wordt in de stappen 5 en 6.
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten
gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [Tekst afdr.] of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
De klokinstelling veranderen
40
Voorbereiding
Menu instellen
Deze camera biedt menuselecties die u in staat stellen de werking daarvan naar eigen
goeddunken in te stellen zodat u uw ervaring met het fotograferen maximaal kunt
benutten.
In het bijzonder, bevat het [Set-up] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
U kunt de menu's instellen met twee soorten bedieningen - aanraakbediening waarbij u
het scherm aanraakt en knopbediening waarbij u op de cursorknop drukt en aan de
modusknop op de achterkant draait.
Voorbeeld: In het [Opname]-menu verandert [Kwaliteit] van [
A] in []
1
Op [MENU/SET] drukken.
Menuonderdelen instellen
Als u [Menu hervat.] (P58) in het [Set-up]-menu op [ON] zet, toont het scherm het laatst
geselecteerde menu-item.
Op het moment van aankoop staat deze op [ON].
Als [Menu-informatie] (P58) in het [Set-up]-menu op [ON] gezet is, worden de uitleg
van de menu-items en de instellingen op het menuscherm weergegeven.
Het menu kan ook ingesteld worden door het scherm aan te raken.
41
Voorbereiding
2
Druk op 3/4 van de cursorknop om het
menu-item te selecteren en druk op [MENU/
SET].
Het menu-item kan ook geselecteerd worden door aan
de modusknop op de achterkant te draaien.
U kunt ook naar het volgende scherm gaan door op [DISP.] te drukken.
3
Druk op 3/4 van de cursorknop om de
instelling te selecteren en druk op [MENU/
SET].
De instelling kan ook uitgevoerd worden door een optie
te selecteren, door aan de modusknop op de achterkant
te draaien en vervolgens op de modusknop op de achterkant te drukken.
Afhankelijk van het menuitem kan het zijn dat de instelling ervan niet verschijnt, of dat
deze op een andere manier wordt weergegeven.
Menu Beschrijving van instellingen
[Opname]
(P345 tot 347)
In dit menu kunt u de beeldverhouding, het aantal pixels
en andere aspecten van de beelden die u aan het
opnemen bent instellen.
[Bewegend beeld]
(P235 tot 237)
Dit menu laat u de [Opname-indeling], [Opn. kwaliteit],
en andere aspecten voor filmopnames instellen.
[Voorkeuze]
(P349 tot 351)
De werking van het toestel, zoals het weergeven van het
beeldscherm en de werking van de knoppen, kan naar
goeddunken ingesteld worden. Het is bovendien
mogelijk om de gewijzigde instellingen te registreren.
[Set-up]
(P51 tot 60)
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de toon
van de werkingspiep selecteren en andere instellingen
die het gemakkelijker voor u maken om de camera te
hanteren maken.
U kunt ook de instellingen van de functies die met Wi-Fi
verband houden configureren.
[Afspelen]
(P354)
Dit menu laat u de Bescherming, Knip- of
Afdrukinstellingen, enz. van gemaakte beelden instellen.
42
Voorbereiding
Er zijn functies die niet ingesteld of gebruikt kunnen worden afhankelijk van de functies of de
menu-instellingen die gebruikt worden op het toestel wegens de specificaties.
Sluit het menu
Druk op [ ] aan of druk de sluiterknop tot halverwege in.
Schakelen naar andere menu’s
bijv. naar het [Set-up]-menu vanuit het [Opname]-menu.
1 Druk op 2.
2 Druk op 3/4 om [ ] of een andere icoon voor het
omschakelen van het menu A te selecteren.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Selecteer een menu-item erna en stel het in.
U kunt de iconen voor het omschakelen van het menu ook selecteren door aan de modusknop
op de voorkant te draaien.
U kunt de achtergrond van het menuscherm instellen op grond van uw voorkeur.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om de achtergrondkleur te kiezen en druk vervolgens op [MENU/
SET].
U kunt de achtergrondkleur uit de kleuren kiezen.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een
menu-onderdeel als volgt beschreven.
[MENU] > [Opname]>[Kwaliteit]>[]
Instelling van de achtergrond van het menuscherm
[MENU] > [Set-up]>[Achtergrondkleur]
A
43
Voorbereiding
Snel oproepen van veelgebruikte menu's (Quick
Menu)
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden worden.
De kenmerken die afgesteld kunnen worden m.b.v. het Snelle Menu worden bepaald door de
functie of een weergavestijl waar het toestel zich in bevindt.
1
Druk op [Q.MENU] om het Snelmenu weer te
geven.
2
Draai aan de modusknop op de achterkant
om het menu-item te selecteren en druk
vervolgens op de modusknop op de
achterkant.
3
Draai aan de modusknop op de achterkant
om de instelling te selecteren.
4
Druk op [Q.MENU] om het menu te verlaten
als de instelling eenmaal voltooid is.
U kunt het menu sluiten door de sluiterknop tot
halverwege in te stellen.
U kunt ook items instellen door op de cursorknoppen 3/4/2/1 te drukken.
Opname-informatie op de monitor in [ ] (Monitorstijl) (P71)
Druk op [Q.MENU], draai aan de modusknop op de
achterkant om een item te selecteren en druk vervolgens op
de modusknop op de achterkant.
Draai aan de modusknop op de achterkant om de instelling te
selecteren en druk vervolgens op de modusknop op de
achterkant om hem in te stellen.
U kunt de instelling ook met 3/4/2/1 en [MENU/SET]
uitvoeren.
De [Q.MENU]/[Fn1]-knop kan op twee manieren gebruikt worden: als [Q.MENU] of als
[Fn1] (functie 1). Op het moment van aankoop staat de knop aanvankelijk op [Q.MENU].
Raadpleeg P47 voor details over de functieknop.
ヲハヮユワヶ
ョㄏヒ
L
4:3
AFSAFS
AU
TO
601.7
0
AWB
50
i
L
4:3
50
i
AFSAFS
AU
TO
601.7
0
AWB
AFSAFS
98
AWB
0 0
0
Fn
ISO
AUTO
Wi-Fi
L
4:3
44
Voorbereiding
Als het aanraakscherm gebruikt wordt
1 Druk op [Q.MENU] om het Snelmenu weer te geven.
2 Raak het menu-onderdeel aan.
3 Raak de instelling aan.
4 Raak [Exit] aan om het menu te verlaten als de
instelling eenmaal voltooid is.
U kunt het menu sluiten door de sluiterknop tot halverwege
in te stellen.
Omschakelen van de methode voor het instellen van onderdelen van het
Quick Menu
[MENU] > [Voorkeuze]>[Q.MENU]
[PRESET]:
De fabrieksitems kunnen ingesteld worden.
[CUSTOM]:
Het Quick Menu zal uit de gewenste items bestaan (P45)
AU
TO
601.7
0
AWB
AFSAFS
L
4:3
50
i
([LW
45
Voorbereiding
Als [Q.MENU] (P44) in het [Voorkeuze]-menu op [CUSTOM] gezet is, kan het Quick Menu
naar wens veranderd worden. Er kunnen tot 15 items in het Quick Menu ingesteld worden.
1 Druk op 4 om [ ] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
2 Druk op 3/4/2/1 om het menu-item in de
bovenste rij te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Druk op 2/1 om de lege ruimte op de onderste
regel te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
A Items die als snelmenu ingesteld kunnen worden.
B Items die in het beeldscherm van het snelmenu
weergegeven kunnen worden.
U kunt het menu-item ook instellen door het van de
bovenste naar de onderste regel te verslepen.
Als er geen lege ruimte op de onderste regel is, kunt u een bestaand item vervangen door
een nieuw item door het bestaande item te selecteren.
Om de instelling te wissen, verplaatst u zich naar de onderste rij door op 4 te drukken en
vervolgens een te wissen item te selecteren waarna u op [MENU/SET] drukt.
De volgende items kunnen ingesteld worden:
Stel het snelmenu in met uw favoriete items
[Opname] menu/Opnamefuncties
[Fotostijl] (P130)
[Aspect.inst.] ([Aspectratio] (P139)/
[Fotoresolutie] (P139))
[Kwaliteit] (P140)
[Meetfunctie] (P168)
[Int.dynamiek] (P142)
[I.resolutie] (P142)
[HDR] (P143)
[Elektronische sluiter] (P196)
[Flitserfunctie] (P219)
[Ex. tele conv.]
(foto’s/films) (P211)
[Dig. zoom] (P215)
[Stabilisatie] (P203)
[Gevoeligheid] (P174)
[Witbalans] (P134)
[AF mode] (P146)
[Aandrijfstand] (P178)
L
4:3
5
0
i
1
2
34
L
4:3
AF
S
A
B
46
Voorbereiding
4 Druk op [ ].
Het zal naar het beeldscherm van stap 1 terugkeren. Druk op [MENU/SET] om naar het
opnamescherm te schakelen.
[Bewegend beeld]-menu Menu [Voorkeuze]
[Filmopnamestnd] ([Opname-indeling]
(P235)/[Opn. kwaliteit] (P235))
[Foto/film] (P233)
[Stille modus] (P195)
[AFS/AFF/AFC] (P147)
[Peaking] (P160)
[Histogram] (P73)
[Richtlijnen] (P73)
[Opn.gebied] (P231)
[Stapsg. zoom] (P214)
[Zoom snelheid] (P214)
47
Voorbereiding
Toekennen van veelgebruikte functies aan de
knoppen (functieknoppen)
U kunt veelgebruikte functies aan specifieke
knoppen en iconen toekennen.
1 Selecteer het menu.
2 Op 3/4 drukken om [Instelling in opnamemodus] of [Instelling in
afspeelmodus] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Druk op 3/4 om de functieknop waaraan u een functie wilt toekennen te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 3/4 om de functie die u wilt toekennen te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Raadpleeg P48 voor [Instelling in opnamemodus] en P50 voor [Instelling in
afspeelmodus].
[MENU] > [Voorkeuze]>[Fn knopinstelling]
Fn6
Fn6
Fn6
Fn5
Fn7
Fn8
Fn9
ロヷョバョㄏフ
ョㄏビ
ョㄏピ
ョㄏヒ
ヲハヮユワヶ
Fn7
Fn7
Fn7
Fn8
Fn8
Fn8
Fn9
Fn9
Fn9
Fn5
Fn5
Fn5
Fn6
Fn6
Fn6
48
Voorbereiding
U kunt de toegekende functies gebruiken door tijdens de opname op een functieknop te
drukken.
De volgende functies kunnen aan de knop toegekend worden: [Fn1], [Fn2], [Fn3] of [Fn4], of
aan de icoon: [Fn5], [Fn6], [Fn7], [Fn8] of [Fn9].
¢ Instelling van de functieknoppen op het moment van aankoop.
(Op het moment van aankoop zijn de instellingen van de functieknoppen niet aan [Fn8] en
[Fn9] toegekend.)
Sommige functies kunnen niet toegekend worden, afhankelijk van de functieknop.
Instellen van de functieknop voor opnames
[Opname] menu/Opnamefuncties
[Wi-Fi] (P266): [Fn3]
¢
[Q.MENU] (P43): [Fn1]
¢
[LVF/Scherm] (P63): [Fn4]
¢
[AF/AE LOCK] (P159)
[AF AAN] (P159, 164)
[1x drukken-AE] (P98)
[Touch AE] (P171)
[Voorvertoning] (P97): [Fn5]
¢
[Niveaumeting] (P74): [Fn6]
¢
[Focus instellen] (P49)
[Zoombediening] (P210)
[Fotostijl] (P130)
[Aspectratio] (P139)
[Fotoresolutie] (P139)
[Kwaliteit] (P140)
[Meetfunctie] (P168)
[Schaduw markeren] (P132): [Fn2]
¢
[Int.dynamiek] (P142)
[I.resolutie] (P142)
[HDR] (P143)
[Elektronische sluiter] (P196)
[Flitserfunctie] (P219)
[Ex. Tele Conv.]
(foto’s/films) (P211)
[Dig. zoom] (P215)
[Stabilisatie] (P203)
[Gevoeligheid] (P174)
[Witbalans] (P134)
[AF mode] (P146)
[Aandrijfstand] (P178)
[Terug naar standaard] (P49)
[Bewegend beeld]-menu
[Filmopnamestnd] (P228) [Foto/film] (P233)
[Voorkeuze]-menu
[Stille modus] (P195)
[AFS/AFF/AFC] (P146)
[Peaking] (P160)
[Histogram] (P73): [Fn7]
¢
[Richtlijnen] (P73)
[Opn.gebied] (P231)
[Stapsg. zoom] (P214)
[Zoom snelheid] (P214)
49
Voorbereiding
Configureren van de instelling van de functieknoppen vanuit het beeldscherm
met opname-informatie op de monitor.
Het aanraken van [Fn] op het beeldscherm met opname-informatie op de monitor (P71)
stelt u ook in staat om het scherm weer te geven in stap
3.
Gebruik van de functieknoppen met aanraakhandelingen
[Fn5], [Fn6], [Fn7], [Fn8] en [Fn9] worden gebruikt door de functieknoppen aan te raken.
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [Fn5], [Fn6], [Fn7], [Fn8] of [Fn9] aan.
De toegeschreven functie zal werken.
Sommige functies kunnen niet gebruikt worden, afhankelijk van de modus of het weergegeven
beeldscherm.
Als [Focus instellen] ingesteld is, is het mogelijk om het beeldscherm voor de instelling van of
de AF-zone of MF Assist weer te geven.
Als [Terug naar standaard] ingesteld is, zullen de instellingen van de functieknoppen weer op
de fabrieksinstelling gezet worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Fn2] kan in de volgende gevallen niet gebruikt worden.
[Miniatuureffect]/[Kleuraccent]/[Zonneschijn] (Creative Control modus)
[Multi-belicht.]
[Fn3] kan niet gebruikt worden tijdens Time Lapse Shooting.
[Fn5], [Fn6], [Fn7], [Fn8] en [Fn9] kunnen niet gebruikt worden wanneer de zoeker in gebruik
is.
Fn6Fn6Fn6
Fn5
Fn7
Fn8
Fn9
50
Voorbereiding
U kunt een toegekende functie rechtstreeks op een geselecteerd beeld instellen door
tijdens het afspelen op de functieknop te drukken.
De volgende functies kunnen aan de knop toegekend worden: [Fn1], [Fn3] of [Fn4].
¢ Instelling van de functieknoppen op het moment van aankoop.
Als [Terug naar standaard] ingesteld is, zullen de instellingen van de functieknoppen weer op
de fabrieksinstelling gezet worden.
Gebruik van de functieknoppen tijdens het afspelen
Voorbeeld: Wanneer [Fn1] op [Favorieten] gezet is
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2 Druk op [Fn1] en stel het beeld vervolgens in als
[Favorieten].
Wanneer u [Print inst.] toekent, stel dan het aantal beelden
in dat de volgende keer afgedrukt moet worden.
Wanneer u [Apart wissen] toekent, selecteer dan [Ja] op het
bevestigingsscherm.
Instellen van de functieknop voor afspelen
[Afspelen]-menu/Afspeelfuncties
[Favorieten] (P260): [Fn1]
¢
[Print inst.] (P261)
[Beveiligen] (P263)
[Apart wissen] (P80)
[Uit]: [Fn3]
¢
/[Fn4]
¢
[Terug naar standaard]
1/981/98
1/98
1/98
51
Voorbereiding
Configureren van de basisinstellingen van dit
toestel (instellingmenu)
Voor details over hoe [Set-up] menu-instellingen te selecteren, P40
raadplegen.
[Klokinst.] en [Besparing] zijn belangrijke onderdelen. Controleer de instellingen ervan
alvorens ze te gebruiken.
Raadpleeg P38 voor details.
Druk op 3 als u de zomertijd gebruikt [ ]. (De tijd zal 1 uur vooruit gezet worden.) Druk
nog eens op 3 om terug te keren naar de gewone tijd.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
[Klokinst.]
[Wereldtijd]
Stel de tijd van uw thuisgebied en reisbestemming in.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden
en deze opnemen op de beelden die u maakt.
Stel onmiddellijk na de aankoop [Home] in. [Bestemming] kan
ingesteld worden nadat [Home] ingesteld is.
Druk na de selectie van [Bestemming] of [Home] op 2/1 om
een gebied te selecteren en druk op [MENU/SET] om het in te
stellen.
[Bestemming]:
U reisbestemming
A Huidige tijd van het
bestemmingsgebied
B Tijdverschil met thuiszone
[Home]:
Uw woongebied
C Huidige tijd
D Tijdsverschil met GMT
(Greenwich Mean Time)
B
A
D
C
52
Voorbereiding
Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (bijgeleverd).
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [Wereldtijd] instelt op de reisbestemming, wordt de
reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Het kenmerk [Reisdatum] wordt uitgeschakeld bij het opnemen van [AVCHD] films.
Tijdens het opnemen van films is het kenmerk [Locatie] uitgeschakeld.
Raadpleeg P268, 309 voor details.
[Reisdatum]
De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis, evenals de
naam van de reisbestemming, kunnen ingesteld worden.
U kunt het aantal dagen dat verstreken is weergeven wanneer u
de beelden afspeelt en dit afdrukken op de beelden die
opgenomen zijn [Tekst afdr.] (P251).
[Reissetup]:
[SET]: De vertrekdatum en de terugkeerdatum worden
ingesteld. Het verstreken aantal dagen (het aantal
dagen erna) van de reis wordt opgenomen.
[OFF]
De reisdatum wordt automatisch gewist als de huidige datum zich
na de terugkeerdatum bevindt. Als [Reissetup] op [OFF] gezet is,
zal [Locatie] ook op [OFF] gezet worden.
[Locatie]:
[SET]: De reisbestemming wordt opgenomen op het
moment van opname.
[OFF]
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden, Tek st
Invoeren
op P61 raadplegen.
[Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]/[Wi-Fi setup]
53
Voorbereiding
De [E-shutter vol] werkt alleen als [SH] voor de burst-modus of [Elektronische sluiter] op [ON]
gezet is.
Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-luidsprekers niet.
Het zal de monitor bijstellen als de monitor gebruikt wordt en de zoeker als de zoeker gebruikt
wordt.
Het kan zijn dat sommige onderwerpen op de monitor er anders uitzien dan in werkelijkheid. Dit
heeft echter geen effect op de opgenomen beelden.
[Toon]
Stel het volume in voor elektronische geluiden en voor het
elektronische sluitergeluid.
[Beep volume]:
[u] (Hoge)
[t] (Laag)
[s] (OFF)
[E-shutter vol]:
[] (Hoge)
[ ] (Laag)
[ ] (OFF)
[Luidsprekervolume]
Stel het volume van de luidspreker af op één van de 7 niveaus.
[Scherm]/[Zoeker]
De helderheid, kleur of de rode of blauwe tint van de monitor/
zoeker worden ingesteld.
[ ] ([Helderheid]):
Afstellen van de helderheid.
[ ] ([Contrast · Verzadiging]):
Afstellen van contrast of helderheid van kleuren.
[ ] ([Roodachtig]):
Afstellen van rode tint.
[ ] ([Blauwzweem]):
Afstellen van blauwe tint.
1 Selecteer de instellingen door op 3/4 te drukken en stel
bij met 2/1.
Het bijstellen kan ook uitgevoerd worden door aan de
modusknop op de achterkant te draaien.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
54
Voorbereiding
De helderheid van de beelden die op de monitor afgespeeld worden, wordt verhoogd dus
sommige onderwerpen kunnen er op de monitor anders uit zien dan in werkelijkheid. Deze
verhoging van de helderheid heeft geen effect op de opgenomen beelden.
De monitor keert na 30 seconden automatisch terug naar de standaardhelderheid als geen
handelingen uitgevoerd worden en u opneemt in [MODE1]. De monitor zal opnieuw helder
oplichten bij bediening van een knop of bij aanraking.
Als [AUTO] of [MODE1] ingesteld is, wordt de gebruikstijd korter.
[AUTO] is alleen beschikbaar in de opnamemodus.
Bij het gebruik van de netadapter (optioneel) is de begininstelling [MODE2].
[Helderheid scherm]
Regelt de helderheid van de monitor op grond van het niveau van
het omgevingslicht.
[AUTO]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
[MODE1]:
Maakt de monitor helderder.
[MODE2]:
Zet de monitor op de standaardhelderheid.
[MODE3]:
Maakt de monitor donkerder.
1
2
3
55
Voorbereiding
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [Slaapsmodus] te
annuleren.
Druk op ongeacht welke knop om de monitor opnieuw in te schakelen of raak de monitor aan.
Wanneer [Live View Modus] ingesteld is op [ECO] zou de beeldkwaliteit op het opnamescherm
slechter kunnen zijn dan wanneer deze ingesteld is op [NORMAL], maar dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Als [Live View Modus] op [NORMAL] gezet is, wordt de gebruikstijd korter.
Als het automatisch schakelen van de oogsensor (P63) geactiveerd is, is [Auto scherm uit]
geannuleerd.
[Besparing] werkt niet in de volgende gevallen.
Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
Tijdens een diavoorstelling
[Multi-belicht.]
[Intervalopname]
Als u de netadapter gebruikt (optioneel), is [Slaapsmodus] uitgeschakeld.
Als u de netadapter (optioneel) gebruikt, wordt [Auto scherm uit] vastgezet op [5MIN.] en wordt
[Live View Modus] vastgezet op [NORMAL].
[Besparing]
Het toestel kan zo ingesteld worden dat onnodig batterijverbruik
voorkomen wordt. U kunt het toestel zo instellen dat de stroom
automatisch uitgeschakeld wordt, de monitor automatisch
uitgeschakeld wordt of zo weergegeven wordt dat het
stroomverbruik van de monitor verminderd wordt.
[Slaapsmodus]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[10MIN.]/[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]/[OFF]
[Auto scherm uit]:
De monitor wordt automatisch uitgeschakeld als de camera niet
gebruikt wordt gedurende de in de instelling geselecteerd tijd.
[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]
[Live View Modus]:
Stelt de monitor zo in dat het stroomverbruik verminderd wordt.
[NORMAL]/[ECO]
56
Voorbereiding
[USB mode]
Selecteer het USB-communicatiesysteem wanneer u de camera
op uw PC of printer aansluit met de USB-aansluitingskabel
(bijgeleverd).
y [Select. verbinding]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen wanneer u verbinding maakt met een printer die
PictBridge ondersteunt.
z [PC]:
Instellen wanneer u verbinding maakt met een PC.
57
Voorbereiding
[Output]
Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een televisie, enz.,
aangesloten moet worden.
[Video uit]:
Stel in om in elk land het systeem van de kleuren-TV overeen te
doen komen.
[NTSC]:
Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]:
Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
Dit zal werken als de AV-kabel (optioneel) of de HDMI-minikabel
aangesloten zijn.
[TV-aspect]:
De verschillende TV-typen instellen.
[16:9]:
Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[4:3]:
Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Dit zal werken als de AV-kabel (optioneel) aangesloten is.
[HDMI-functie]:
De HDMI-outputindeling instellen wanneer u beelden afspeelt op
een HDMI-compatibele high definition TV die met behulp van een
HDMI-minikabel met dit toestel verbonden is.
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de
informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[1080p]:
De progressieve methode met 1080 beschikbare scanlijnen
wordt gebruikt voor output.
[1080i]:
Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode
met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen
wordt gebruikt voor output.
[576p]
¢1
/[480p]
¢
2
:
De progressieve methode met 576
¢1
/480
¢2
beschikbare
scanlijnen wordt voor de output gebruikt.
¢1Wanneer [Video uit] ingesteld is op [PAL]
¢2Wanneer [Video uit] ingesteld is op [NTSC]
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel is aangesloten.
Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze
dan aan aan het beeldformaat dat op uw TV kan worden
weergegeven en selecteer het aantal effectieve scanlijnen. (Lees de
gebruiksaanwijzing van de TV.)
58
Voorbereiding
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel is aangesloten.
Ga naar P318 voor meer informatie.
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel is aangesloten.
Raadpleeg P313 voor de manier van afspelen van 3D-beelden in 3D.
Raadpleeg P42 voor details.
[VIERA link]
Instellingen die dit toestel in staat stellen om door de
afstandsbediening van de VIERA-apparatuur bediend te worden,
door dit toestel automatisch te verbinden met de met VIERA Link
compatibele apparatuur, met gebruik van de HDMI-minikabel.
[ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op
afstand worden bediend. (Niet alle handelingen
zijn mogelijk)
Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van
de knoppen worden bediend.
[OFF]: De bediening vindt plaats door middel van de
knoppen op dit toestel.
[3D-weergave]
Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden.
[]: Instellen voor aansluiting op een 3D-compatibele
televisie.
[]: Instellen voor aansluiting op een niet
3D-compatibele televisie.
Stel dit in als u 2D-beelden (conventionele
beelden) op een 3D-compatibele televisie wilt
bekijken.
[Menu hervat.]
Bewaart voor ieder menu de locatie van het laatste gebruikte
menu-item.
[ON]/[OFF]
[Achtergrondkleur] Stelt de achtergrondkleur van het menuscherm in.
[Menu-informatie]
De uitleg van de menu-items en de instellingen worden op het
menuscherm weergegeven.
[ON]/[OFF]
59
Voorbereiding
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
Dit stelt de firmwareversies van de camera en de lens in staat gecontroleerd te worden.
[–. –] wordt afgebeeld als het bedrijfswaren van de lens wanneer de lens er niet op zit.
Druk op [MENU/SET] op het beeldscherm voor de weergave van de versie om informatie over
de software in het toestel weer te geven.
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001.
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Het mapnummer moet gerest worden voordat het 999 bereikt. We raden aan de kaart (P60) te
formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen heeft.
Als u het aantal mappen weer wilt terugbrengen naar 100, formatteert u eerst de kaart en reset
u daarna het aantal bestanden met deze functie.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [Ja] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
Als de opname-instelling gereset wordt, wordt de inhoud van de volgende instellingen ook
gereset.
De [Gezicht herk.]-instelling
Als de instellingen van instellingen/custom gereset worden, worden de volgende instellingen
ook gereset.
De [Wereldtijd]-instelling
De instellingen van [Reisdatum] (vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)
De [Profiel instellen]-instelling
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
[Taal] De taal op het scherm instellen.
[Versie disp.]
[Belichtingscomp.
reset]
Een belichtingswaarde kan gereset worden als de opnamemodus
veranderd wordt of als de camera wordt uitgeschakeld.
[ON]/[OFF]
[Zelf ontsp. auto uit]
Stel in om de zelfontspanner al dan niet te annuleren als dit
toestel uitgeschakeld wordt.
[ON]/[OFF]
[Nr. resetten]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
[Resetten]
De instellingen van de opname of van instellingen/custom worden
weer op de fabriekswaarden gezet.
60
Voorbereiding
Reset de camera altijd wanneer u deze weggooit of verkoopt om te voorkomen dat er
persoonlijke informatie die in de camera opgeslagen is misbruikt wordt.
Reset de camera altijd nadat u een kopie maakt van persoonlijke informatie wanneer u de
camera opstuurt om deze te laten repareren.
¢ Uitgezonderd [LUMIX CLUB] (P299)
Beeldinrichting en beeldverwerking zijn optimaal op het moment dat het toestel aangeschaft
wordt. Gebruik deze functie wanneer heldere punten, die niet in het onderwerp aanwezig zijn,
opgenomen worden en u dit niet wilt.
Zet de camera uit en weer aan na het corrigeren van de pixels.
De functie Stofreductie zal automatisch in werking gesteld zijn wanneer het toestel aanstaat,
maar u kunt deze functie gebruiken wanneer u stof ziet. (P372)
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) wanneer u
formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Als de kaart niet geformatteerd kan worden, probeer dan eerst een andere kaart voordat u
contact opneemt met Panasonic.
[Wi-Fi resetten]
Zet alle instellingen in het [Wi-Fi]-menu opnieuw op de
fabrieksinstellingen.
¢
[Pixelverbeter.]
Het zal de optimalisering van het beeldsysteem en de
beeldverwerking uitvoeren.
[Sensorreiniging]
Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan de voorkant
van de beeldinrichting zijn blijven zitten wordt uitgevoerd.
[Formatteren]
De kaart wordt geformatteerd.
Permanent formatteren wist alle gegevens op uw
geheugenkaart. Gelieve ervoor zorgen dat alle bewegende
beelden elders opgeslagen zijn voordat u deze functie
gebruikt.
61
Voorbereiding
Tekst Invoeren
Het is mogelijk om de namen van baby's, huisdieren en
plaatsen in te voeren terwijl u opneemt. Als een scherm
weergegeven wordt dat er uit ziet zoals rechts getoond wordt,
kunt u de karakters (alleen alfabetische karakters en
symbolen) invoeren.
1
Druk op 3/4/2/1 om tekst te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] om deze te registreren.
Beweeg de cursor naar [ ] en druk vervolgens op [MENU/SET] om de tekst om te
schakelen tussen [A] (hoofdletters), [a] (kleine letters), [1] (nummers) en [&] (speciale
lettertekens).
Om dezelfde karakters in een rij in te voeren, beweegt u de cursor door de modusknop
op de achterkant naar rechts te draaien.
De volgende handelingen kunnen uitgevoerd worden door de cursor naar het item t
verplaatsen en op [MENU/SET] te drukken:
[]]: Een spatie invoeren
[Wissen]: Karakter wissen
[ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar links
[ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar rechts
Er kan een maximum van 30 letters ingevoerd worden. (Maximum van 9 letters
wanneer u namen instelt in [Gezicht herk.])
Er kan een maximum van 15 karakters ingevoerd worden voor [ ], [ ], [ ], [ ] en [ ]
(maximaal 6 karakters wanneer u namen instelt in [Gezicht herk.]).
2
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [Inst.] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past.
62
Basiskennis
Tips om mooie opnamen te maken
Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil houden
en uw benen een beetje spreiden.
Dek de flitser, het AF Assist-lampje A, de microfoon B (P13) of de luidspreker C niet af
met uw vingers of met voorwerpen.
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
Wanneer u beelden maakt, ervoor zorgen dat u stabiel staat en dat er geen gevaar is van het
tegen iemand of iets, enz. aan stoten.
Deze functie spoort de verticale richting op wanneer u
opneemt met de camera verticaal gericht. Wanneer u de
opname afspeelt, wordt de opname automatisch afgebeeld in
verticale richting. (Alleen beschikbaar wanneer [Scherm
roteren] (P259) ingesteld is op [ON].)
Wanneer u met dit toestel opneemt, kan de Richtingsdetectie uitgevoerd worden zelfs als u een
lens gebruikt die niet compatibel is met de Richtingsdetectiefunctie.
Als het toestel verticaal gehouden wordt en aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt voor
het opnemen, kan het zijn dat de Richtingdetectiefunctie niet correct werkt.
Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen.
Spoort de richting van de camera op (Richtingsdetectiefunctie)
63
Basiskennis
Gebruik van de zoeker
Gebruiken van de oogsensor voor het schakelen tussen de Monitor en Zoeker
Als [LVF/Scherm auto] van [Oogsensor] (P63) in het
[Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is en uw oog of een
voorwerp wordt vlakbij de zoeker gebracht, dan schakelt het
display automatisch over naar het display van de zoeker.
A Oogsensor
B [LVF]/[Fn4]-knop
De oogsensor werkt mogelijk niet goed afhankelijk van de vorm
van uw brillenglazen, de manier waarop u de camera vasthoudt of fel licht rondom het oculair.
Schakel in dat geval handmatig.
Tijdens afspelen van film of een diavoorstelling, schakelt de camera niet automatisch de
display naar de Zoeker met de oogsensor.
Instellen van de gevoeligheid van de oogsensor en het automatisch schakelen
tussen de Monitor en de Zoeker
Handmatig schakelen tussen Monitor/Zoeker
Druk op [LVF].
De zoeker licht alleen op als uw oog of een voorwerp het nadert.
Diopter afstellen
Verschuif de instellingshendel van de dioptrie
zodat de karakters die in de zoeker
weergegeven worden, helder gezien worden.
Schakelen tussen Monitor/Zoeker
[MENU] > [Voorkeuze]>[Oogsensor]
Onderdeel Instellingen
[Gevoeligheid]
Dit zal de gevoeligheid van de oogsensor instellen.
[HIGH]/[LOW]
[LVF/Scherm
auto]
Hiermee wordt ingesteld of de display wel of niet automatisch van de
Monitor naar de Zoeker geschakeld moet worden wanneer uw oog of
een voorwerp dichter naar de oogsensor gebracht wordt.
[ON]/[OFF]
De [LVF]/[Fn4]-knop kan op twee manieren gebruikt worden: als [LVF] of als [Fn4] (functie 4).
Op het moment van aankoop staat de knop aanvankelijk op [LVF/Scherm].
Raadpleeg P47 voor details over de functieknop.
ロヷョバョㄏフ
64
Basiskennis
Als [Oogsensor AF] in het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zal de camera automatisch
het brandpunt bijstellen als de oogsensor geactiveerd wordt.
Er zullen geen pieptonen klinken wanneer het brandpunt verkregen wordt in [Oogsensor AF].
In deze gevallen niet beschikbaar:
De [Oogsensor AF] werkt misschien niet onder omstandigheden met gedimd licht.
[Oogsensor AF] wordt in de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
Met lenzen die alleen Manuele Focus mogelijk maken
Met enkele vier-derde lenzen
Door [Touchpad AF] in [Touch inst.] (P17) van het
[Voorkeuze]-menu in te stellen, kunt u de monitor als een
touchpad bedienen wanneer de zoeker weergegeven wordt.
Druk de sluiterknop tot halverwege in om de brandpuntpositie te bepalen.
Als u op [DISP.] drukt voordat de brandpuntpositie bepaald is, keert het kader van de AF-zone
terug naar de centrale positie.
Om het kader van de AF-zone te wissen terwijl Auto Focus mode (P146) op [š]
([Gezichtsdetectie]), [ ] ([Tracking AF]) of [ ] ([23-zone]) gezet is, drukt u op [MENU/SET].
De Touch Shutter-functie (P67) wordt uitgeschakeld wanneer [Touchpad AF] wordt gebruikt.
De AF-oogsensor
Instelling van de brandpuntpositie met de touch pad
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[EXACT]
Verplaatst de AF-zone van de zoeker door aanraking van de
gewenste positie op de touchpad.
[OFFSET]
Verplaatst de AF-zone van de zoeker door het verslepen (P16) van
de touchpad.
[OFF]
65
Basiskennis
Een foto maken
Zet de drivemodus op [ ] (enkel) door op 4 ( ) te drukken.
1
Selecteer de opnamemodus. (P69)
2
De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen.
A Lensopening
B Sluitertijd
De diafragmawaarde en de sluitersnelheid
worden weergegeven. (Het zal rood knipperen
als de correcte belichting niet bereikt wordt,
tenzij de flitser ingesteld is.)
Als het beeld correct scherp gesteld is, zal
de foto gemaakt worden, omdat [Prio. focus/
ontspan] (P157) aanvankelijk op [FOCUS]
gezet is.
¢
1 Wanneer de AF-functie ingesteld is op [ ], zou de eerste AF-zone waar de scherpstelling
op verkregen wordt tijdelijk afgebeeld kunnen worden tijdens het half indrukken.
¢2 Er zal een piep te horen zijn wanneer de scherpstelling voor het eerst verkregen
wordt tijdens het half indrukken.
Wanneer de helderheid onvoldoende is voor [AFF] of [AFC], zal de camera werken
alsof [AFS] ingesteld is. In dit geval zal de display veranderen naar de gele [AFS].
De brandpuntaanduiding wordt als [ ] in een donkere omgeving weergegeven en het
scherpstellen kan langer duren dan normaal.
Focusmodus AFS
Focus
Wanneer er scherpgesteld
is op het object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling
C Aan Knippert
AF-zone D Groen
Geluid Biept 2 keer
Focusmodus AFF/AFC
Focus
Wanneer er scherpgesteld
is op het object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling
C Aan Knippert of Uit
AF-zone D
Groen
¢1
Geluid
Biept 2 keer
¢2
60
60
601.7
1.7
1.7
B
A
C
D
LOW
66
Basiskennis
3
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt: 0,2 m tot
Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt: 0,2 m (Wide tot
brandpuntlengte 20 mm) tot , 0,3 m (brandpuntlengte 21 mm tot Tele) tot
Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van
het brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Onderwerpen en opname-omstandigheden waarbij het scherpstellen moeilijk
is
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast.
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen.
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet.
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt
van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij.
Instelling van de duur waarna het beeld weergegeven wordt nadat het
opgenomen is
[MENU] > [Voorkeuze]>[Auto review]>[HOLD]/[5SEC]/[4SEC]/[3SEC]/[2SEC]/
[1SEC]/[OFF]
[HOLD]:
De beelden worden weergegeven tot de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Het omschakelen van de weergave van het afspeelscherm, het wissen van foto's, enz., kan
uitgevoerd worden tijdens [Auto review].
De [Auto review] werkt niet in de volgende gevallen.
Wanneer u films opneemt
67
Basiskennis
Door het scherp te stellen onderwerp slechts aan te raken, zal het scherp gesteld worden
en wordt de foto automatisch gemaakt.
Annuleren van de Touch Shutter-functie
Raak [ ] aan.
Als het afdrukken met de touch shutter mislukt, wordt de AF-zone rood en verdwijnt. Probeer
het in dat geval opnieuw.
De meting van de helderheid wordt uitgevoerd op het aangeraakte punt als [Meetfunctie]
(P168) op [ ] gezet is. Aan de rand van het scherm, zou het focussen beïnvloed kunnen
worden door de helderheid rond de aangeraakte plek.
Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
De icoon zal in [ ] veranderen en het wordt mogelijk
een foto te maken met de Touch Shutter-functie.
3
Raak het scherp te stellen onderwerp aan en neem de foto.
De foto kan gemaakt worden wanneer het brandpunt verkregen is.
Als het histogram op het onderwerp weergegeven wordt dat u wenst aan te raken, raak
het onderwerp dan pas aan nadat u het histogram verplaatst heeft door het te
verslepen (P16).
×
AE
68
Basiskennis
Films opnemen
Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het
AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in MP4 opnemen.
De audio zal stereo opgenomen worden.
1
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
A Verstreken opnametijd
B Beschikbare opnametijd
Het is mogelijk om geschikte video’s voor iedere functie
op te nemen.
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een
handeling uitgevoerd is, zal een deel van het display
verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om
ervoor te zorgen dat dit weer verschijnt.
Als u een video opneemt dient u de microfoon niet met
uw vingers of andere objecten af te dekken.
Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
2
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
R
1
m
3737
sR
1
m
37
s
3
s
3
s
3
s
A
C
B
69
Basiskennis
Selecteren van de opnamemodus
Selecteer de functie door de functieknop te
draaien.
Draai de functieknop langzaam om de gewenste functie A
te selecteren.
Intelligent Auto Modus (P82)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
gebruikt worden door het toestel.
Intelligent Auto Plus modus (P82)
Stelt u ook in staat om de helderheid en de kleurschakering in te stellen in Intelligent Auto
modus.
Programma AE-modus (P89)
Neemt op bij de lensopeningwaarde en de sluitertijd die door de camera ingesteld zijn.
Lensopening-Prioriteit AE-modus (P92)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld
hebt.
Sluiter-Prioriteit AE-modus (P93)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld
hebt.
Handmatige belichtingsfunctie (P94)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u handmatig
hebt ingesteld.
70
Basiskennis
Creatieve bewegende beeldfunctie (P125)
Neemt bewegende beelden op met een handmatig ingestelde waarden van de
lensopening en de sluitertijd.
¢ U kunt geen foto’s nemen.
Klantmodus (P128)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen.
Scene Guide modus (P99)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
Creative Control modus (P113)
Opnemen terwijl het beeldeffect gecontroleerd wordt.
Weergeven/niet weergeven van het selectiescherm wanneer de functieknop
op / gezet is.
[MENU] > [Voorkeuze]>[Menugids]
[ON]:
Toont het selectiebeeldscherm voor de scènegids of voor de Creative Control modus.
[OFF]:
Toont het opnamescherm van de huidig gekozen modus van de Scènegids of van de
Creative Control modus.
71
Basiskennis
Omschakelen van de informatie die op het
opnamescherm weergegeven wordt
Druk op [DISP.] om te wijzigen.
U kunt kiezen tussen [ ] (monitorstijl) en [ ] (zoekerstijl) voor
zowel de monitor als het scherm van de zoeker, met gebruik van
[Scherm disp. stijl] en [LVF disp. stijl] in het [Voorkeuze]-menu.
([ ] monitorstijl)
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
(Voorbeeld van weergave op de monitor)
A Met informatie
¢1
B Zonder informatie
C Met informatie (weergave van de kantelsensor)
¢1
D Zonder informatie (weergave van de kantelsensor)
E Opname-informatie op de monitor
¢2
F Uitgezet
¢1 Histogrammen worden afgebeeld wanneer de [Histogram] van het [Voorkeuze] menu
ingesteld is op [ON].
Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [Lichtmeter] van het
[Voorkeuze] menu op [ON] te zetten. (P90)
¢2
Dit wordt weergegeven als [Scherm info stijl] van het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is.
(P73)
De instellingen kunnen bijgesteld worden door ieder op het scherm weergegeven item
rechtstreeks aan te raken.
ュリヴヱハ
989898
AFSAFS
50
i
L
4:3
0
989898
AFSAFS
50
i
L
4:3
0
AFSAFS
98
AWB
0 0
0
Fn
ISO
AUTO
Wi-Fi
L
4:3
72
Basiskennis
([ ] zoekerstijl)
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
(Voorbeeld van weergave op zoeker)
G Met informatie (gedetailleerde informatie)
¢
H Met informatie
I Met informatie (gedetailleerde informatie
, weergave kantelsensor)
¢
J Met informatie (weergave van de kantelsensor)
¢ Histogrammen worden afgebeeld wanneer de [Histogram] van het [Voorkeuze] menu
ingesteld is op [ON].
Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [Lichtmeter] van het
[Voorkeuze] menu op [ON] te zetten. (P90)
Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een handeling uitgevoerd is, zal een deel van
het display verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te zorgen dat dit weer
verschijnt.
Omschakelen van de weergavemethode van de monitor
[]: zoekerstijl
[]: monitorstijl
Omschakelen van de weergavemethode van de zoeker
[]: zoekerstijl
[]: monitorstijl
[MENU] > [Voorkeuze]>[Scherm disp. stijl]
[MENU] > [Voorkeuze]>[LVF disp. stijl]
98
AFSAFS
50
i
L
4:3
98
0
98
0
98
0
98
0
AFSAFS
50
i
L
4:3

73
Basiskennis
Weergeven/niet weergeven van het histogram
De positie kan ingesteld worden door het histogram te verslepen.
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as
(zwart of wit) en het aantal pixels bij elk helderheidniveau op de
verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
A donker
B helder
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0] is tijdens belichtingcompensatie of in
handmatige belichtingfunctie
Als de flits geactiveerd is
Wanneer geen geschikte belichting verkregen wordt met gesloten flitser
Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
Weergeven/niet weergeven van de richtlijnen
De richtlijnen worden niet weergegeven in [Panorama-opname] in de Scene Guide modus.
Als [ ] ingesteld is, kan de positie ingesteld worden door [ ]
naar de richtlijnen te verslepen.
Als het moeilijk is om de richtlijn door middel van aanraking over de
rand van het beeldscherm te verplaatsen, gebruik dan de cursorknop
om de positie in te stellen.
Weergeven/niet weergeven van het beeldscherm met opname-informatie op de
monitor
[MENU] > [Voorkeuze]>[Histogram]>[ON]/[OFF]
[MENU] > [Voorkeuze]>[Richtlijnen]>[ ]/[ ]/[ ]/[OFF]
[MENU] > [Voorkeuze]>[Scherm info stijl]>[ON]/[OFF]
74
Basiskennis
Over de weergave van de kantelsensor
Met de kantelsensor afgebeeld, is het makkelijk om de kanteling van de camera, enz. te
corrigeren.
1 Druk op [DISP.] om de kantelsensor weer te geven.
2 Controleer de kanteling van de camera.
A Horizontale richting:
Kanteling naar links toe corrigeren
B Verticale richting:
Corrigeren neerwaartse kanteling
Wanneer de kanteling van de camera klein is, verandert de indicator naar groen.
Wanneer u opneemt in verticale richting, schakelt de weergave automatisch naar een
verticaal georiënteerde weergave.
Zelfs na het corrigeren van de kanteling, zou er nog steeds een fout kunnen blijven bestaan
van ongeveer ± 1°.
Als een functieknop op [Niveaumeting] gezet is, kan de weergave van de kantelsensor in-/
uitgeschakeld worden door op de functieknop te drukken.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Het kan zijn dat de kantelsensor niet correct weergegeven wordt als dit toestel bewogen wordt.
Wanneer er aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt voor het opnemen, zou de
weergave van de kantelsensor niet correct weergegeven kunnen worden en zou de
Richtingsdetectiefunctie (P62) niet correct kunnen werken.

75
Basiskennis
Afspelen van foto’s/films
1
Druk op [(].
2
Druk op 2/1.
Als u 2/1 ingedrukt houdt, kunt u de beelden achter
elkaar afspelen.
De beelden kunnen ook voor- of achteruit langs gelopen worden door aan de
modusknop op de voorkant te draaien of door het scherm horizontaal te verslepen.
U kunt de beelden continu vooruit of achteruit spoelen door uw vinger op de linker of
rechterzijde van het scherm te houden nadat een beeld vooruit/achteruit gespoeld is.
(De beelden worden in gereduceerd formaat weergegeven)
Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
Het terugspelen stoppen
Druk opnieuw op [
(], op de bewegend beeldknop drukken of de ontspanknop tot
de helft indrukken.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Dit toestel voldoet aan de DCF-norm “Design rule for Camera File system” die vastgesteld is
door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif
“Exchangeable Image File Format”. Dit toestel kan alleen beelden weergeven die in
overeenstemming met de DCF-standaard zijn.
Opnamen terugspelen
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
Omschakelen van de snelheid voor continu vooruit/achteruit spoelen van de
beelden
[MENU] > [Voorkeuze]>[Touch scrollen]>[H] (Hoge snelheid)/[L] (Lage
snelheid)
1/981/98
1/98
1/98
76
Basiskennis
Draai de modusknop op de achterkant naar rechts.
1k 2k 4k 8k 16k
Als de vergroting veranderd wordt, zal de aanduiding van de
zoompositie A ongeveer 1 seconde weergegeven worden.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
U kunt het vergrote deel bewegen door op 3/4/2/1 van de
cursorknop te drukken of door het scherm te verslepen. (P16)
U kunt het beeld ook (2k) vergroten door het deel dat u wilt
vergroten twee keer aan te raken. Als u het vergrote beeld twee
keer aanraakt, keert de vergroting weer terug naar 1k.
U kunt het beeld ook vergroten/verkleinen door het deel dat u wilt vergroten (P16) samen te
knijpen/te spreiden.
De afgebeelde opname schakelen terwijl u de terugspeelzoom behoudt
U kunt het weergegeven beeld schakelen terwijl u dezelfde zoomvergroting en
zoompositie behoudt voor de terugspeelzoom.
Vooruit of achteruit langs lopen van de beelden door tijdens Playback
Zoom aan de modusknop op de voorkant te draaien.
De beelden kunnen ook vooruit of achteruit langs gelopen
worden door de vooruit-/achteruitbediening van het beeld in te
stellen, door tijdens Playback Zoom op de modusknop op de
achterkant te drukken en vervolgens [ ]/[ ] aan te raken of
op de cursorknop 2/1 te drukken.
De terugspeelzoom gebruiken
2.0X2.0X
2.0X
2.0X
A
2.0X2.0X
2.0X
2.0X
77
Basiskennis
Dit toestel is ontworpen voor het afspelen van films met gebruik van AVCHD, MP4 en
QuickTime Motion JPEG formaten.
Selecteer in de afspeelmodus een beeld met de
filmicoon ([ ]) en druk op 3 om het af te spelen.
A Opnametijd film
Nadat het afspelen gestart is, wordt de verstreken afspeeltijd op
het scherm weergegeven.
8 minuten en 30 seconden wordt bijvoorbeeld weergegeven als
[8m30s].
Sommige informatie (opname-informatie, enz.) wordt niet
afgebeeld voor bewegende beelden die gemaakt zijn [AVCHD].
Door in het midden van het scherm [ ] aan te raken, kunt u de film afspelen.
Bediening tijdens het afspelen van films
Het bedieningspaneel verdwijnt na ongeveer 2 seconden als geen handeling uitgevoerd wordt.
Raak het scherm aan om het bedieningspaneel op nieuw te laten weergeven.
¢ De snelheid van het vooruit/achteruit afspelen neemt toe als u opnieuw op 1/2 drukt.
Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
Gebruik voor het afspelen op een PC van films die met dit toestel opgenomen zijn, de
PHOTOfunSTUDIO” software op de CD-ROM (bijgeleverde).
Video's die opgenomen zijn met [Miniatuureffect] in Creatieve Bedieningsfunctie worden
afgespeeld op ongeveer 8 keer de normale snelheid.
Bewegende beelden terugspelen
3 Afspelen/Pauzeren 4 Stop
2
Snel terugspoelen
¢
1
Snel vooruitspoelen
¢
Frame-by-frame achteruit
(tijdens pauzeren)
Frame-by-frame vooruit
(tijdens pauzeren)
Modusknop
op de
achterkant
(links)
Verlaagt het niveau van
het volume
Modusknop
op de
achterkant
(rechts)
Verhoogt het niveau van
het volume
12s12s
12s
12s
A
78
Basiskennis
Druk op [DISP.] om het monitorscherm te
schakelen.
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
A Met informatie
¢1
B Weergave van gedetailleerde informatie
¢2
C Weergave histogram
¢2
D Zonder informatie (weergave highlight)
¢1, 2, 3, 4
E Zonder informatie
¢4
¢1 Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een handeling uitgevoerd is, zal een deel
van het display verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te zorgen dat
dit weer verschijnt.
¢2 Wordt niet weergegeven als playback zoom gebruikt wordt, of tijdens het afspelen van een
film, sequentieel afspelen, panorama afspelen of een diavoorstelling.
¢3 Dit wordt weergegeven als [Highlight] (P79) in het [Voorkeuze]-menu op [ON] staat.
¢4 Als gedurende een bepaald aantal seconden geen handeling verricht wordt zullen [ ] en
andere aanraakiconen verdwijnen.
Het histogram wordt afgebeeld in R (rood), G (groen), B (blauw), en Y (luminantie) tijdens het
afspelen.
De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen
ュリヴヱハ

60
0
AWBAWB
1/98981/98
100-0001
F1.7
60
P
s
RGB
AFS
200
0
WBWB
ISOISO
AWB
STD.STD.STD.
F1.7
60
1/98
ISO
200
0
100-0001
L
4:3
L
4:3
F1.7
2
00
'(&
79
Basiskennis
Weergeven/niet weergeven van de wit verzadigde zones
[MENU] > [Voorkeuze]>[Highlight]>[ON]/[OFF]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of wanneer u terugspeelt,
verschijnen er witte verzadigde zones die in het zwart en wit knipperen.
Dit beïnvloedt het gemaakte beeld niet.
Als er wit verzadigde zones zijn, raden we aan de
belichting naar negatief te compenseren (P166),
onder raadpleging van het histogram (P73) en het
beeld dan opnieuw te maken. Het beeld kan zo een
betere kwaliteit krijgen.
Dit werkt niet terwijl u zich in meervoudig afspelen,
kalender afspelen of afspeelzoom bevindt.
[ON] [OFF]
80
Basiskennis
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Beelden die geen deel uitmaken van de DCF-standaard of die beschermd zijn, kunnen niet
gewist worden.
1
Selecteer het te wissen beeld in de
afspeelmodus en druk vervolgens op [ ].
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door [ ]
aan te raken.
2
Druk op 3 om [Apart wissen] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
Het beeld wordt gewist door [Ja] te selecteren.
Om een enkele opname uit te wissen
[Wissen bevestigen] in het [Afspelen]-menu stelt u in staat in te stellen welke optie
op het bevestigingsscherm voor het wissen, [Ja] of [Nee], het eerst
geaccentueerd moet worden. De fabrieksinstelling is [Nee]. (P264)
Een enkel beeld kan rechtstreeks gewist worden door op de functieknop te
drukken waar [Apart wissen] op ingesteld is. (P50)
ョㄏビ
$SDUWZLVVHQ
0XOWLZLVVHQ
$OOHVZLVVHQ
81
Basiskennis
¢ De beeldengroepen worden als een enkel beeld beschouwd (alle beelden in de
geselecteerde beeldengroep zullen gewist worden).
1
Druk in de afspeelmodus op [ ].
2
Op 3/4 drukken om [Multi wissen] of [Alles wissen] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[Alles wissen] > Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
De beelden worden gewist door [Ja] te selecteren.
Het is mogelijk om alle beelden te wissen, behalve de beelden die als favorieten
ingesteld zijn, als [Alles wissen behalve Favoriet] geselecteerd is met de [Alles wissen]
instelling.
3
(Wanneer [Multi wissen] geselecteerd is)
Druk 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om in te
stellen. (Herhaal deze stap.)
[] verschijnt op de geselecteerde beelden. Als u
opnieuw op [MENU/SET] drukt, wordt de instelling gewist.
4
(Als [Multi wissen] geselecteerd is) Druk op 2 om [Uitvoer.] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om het uit te voeren.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
De beelden worden gewist door [Ja] te selecteren.
Schakel het toestel niet uit tijdens het wissen. Een batterij met voldoende batterijstroom of de
netadapter (optioneel) gebruiken.
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Wissen van meer beelden (tot 100
¢
) of van alle beelden
8LWYRHU
82
Opnamemodussen
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligent Auto Modus)
Opnamefunctie:
Indien u de instellingen op de camera zo wilt laten en opnames wilt maken zonder aan de
instellingen te hoeven denken, gebruik dan de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent
Auto modus, die optimale instellingen van het onderwerp en de omgeving zullen maken.
De functies die ingesteld kunnen worden, zijn verschillend voor de Intelligent Auto Plus modus
en de Intelligent Auto modus. (±: mogelijk, : niet mogelijk)
1
Zet de modusknop op [¦].
De camera zal ofwel naar de meest recentelijk gebruikte van de Intelligent Auto modus
of naar de Intelligent Auto Plus modus schakelen.
Op het moment van aankoop is de modus op de Intelligent Auto Plus modus gezet.
2
Lijn het scherm uit met het onderwerp.
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt
de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende
2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
Als het onderwerp aangeraakt wordt, werkt AF Tracking.
Het is ook mogelijk door de cursorknop naar 2 te duwen
en de sluiterknop tot halverwege in te drukken.
Raadpleeg voor details P150.
Intelligent Auto Plus modus en Intelligent Auto modus
Intelligent Auto Plus modus Intelligent Auto Modus
Instellen van de
helderheid
±
Instellen van de
kleurtoon
±
Defocus Control ±±
Menu's die ingesteld
kunnen worden
Raadpleeg P85 voor details. Raadpleeg P85 voor details.
50
i
4
83
Opnamemodussen
Schakelen tussen de Intelligent Auto Plus modus en de Intelligent Auto modus
1 Op [MENU/SET] drukken.
Druk op 2 en druk op 3/4 om [ ] of [ ] te selecteren.
2 Druk op 2/1 om [ ] of [ ] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Druk op [DISP.] of raak [ ] aan om de beschrijving van
de geselecteerde modus weer te geven.
Scènedetectie
Fotograferen
¢1 Alleen wanneer [ ] (AUTO) geselecteerd is.
¢2 Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is, zal [ ] weergegeven worden voor verjaardagen
van geregistreerde gezichten (P199) die al ingesteld waren, maar alleen wanneer het
gezicht van een kind van drie jaar of jonger gedetecteerd wordt.
Het is ook mogelijk om het
selectiescherm weer te geven
door in de opnamemodus de
icoon van de opnamemodus
aan te raken.
¦
> [i-Portret]
[i-Landschap]
[i-Macro]
[i-Nachtportret]
¢
1
[i-Nachtl.schap]
[i-Voedsel]
[i-Baby]
¢
2
[i-Zonsonderg.]
DISP.
84
Opnamemodussen
Wanneer u bewegende beelden opneemt
[
¦
] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld zijn.
Wanneer [ ], [ ] of [ ] geselecteerde is, zal de camera automatisch een gezicht
detecteren en het brandpunt en de belichting bijstellen. (Gezichtsdetectie)
Als bijvoorbeeld een statief gebruikt wordt en het toestel beoordeelt dat het schudden van het
toestel minimaal is wanneer de Scènedetectie als [ ] geïdentificeerd is, zal de sluitertijd lager
zijn dan normaal. Let op dat u het toestel tijdens het fotograferen niet beweegt.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer er
ingesteld wordt op AF-opsporing.
Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is en een gezicht gedetecteerd wordt dat lijkt op het
geregistreerde gezicht, dan wordt [R] weergegeven op de rechter bovenkant van [ ], [ ] en [ ].
Over de flitser
De flitsmodus is ingesteld op [Œ] wanneer de flitser gesloten is en op [ ] (AUTO)
wanneer deze open is. Wanneer de flitser open is, stelt de camera automatisch [ ], [ ]
(AUTO/Rode-ogenreductie), [ ] of [ ] in om overeen te doen komen met het soort
onderwerp en helderheid.
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P217)
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de rode-ogenverwijdering ingeschakeld.
De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ].
Automatisch werkende functies
De volgende functies worden automatisch uitgevoerd om het toestel in staat te stellen
optimale instellingen tot stand te brengen.
Scènedetectie/Tegenlichtcompensatie/Gezichtsdetectie/Auto witbalans/Intelligente regeling
ISO-gevoeligheid/[Rode-ogencorr]/[I.resolutie]/[Int.dynamiek]/[Lang sl.n.red]/
[Schaduwcomp.]/[Quick AF]/[AF ass. lamp]
¦ > [i-Portret]
[i-Landschap]
[i-Zacht licht]
[i-Macro]
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Omstandigheden van het onderwerp: of het gezicht helder of donker is, de grootte, de kleur
en de vorm van het onderwerp, de afstand tot het onderwerp, het contrast van het
onderwerp, of het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in
de juiste opnamefunctie.
85
Opnamemodussen
Menu's die ingesteld kunnen worden
Alleen de volgende menu’s kunnen ingesteld worden.
Intelligent Auto Plus modus
Menu Onderdeel
[Opname]
[Fotostijl]/[Aspectratio]/[Fotoresolutie]/[Kwaliteit]/[Burstsnelh.]/[Auto bracket]/
[Zelf ontsp.]/[Intervalopname]/[Stop-motionanimatie]/[Elektronische sluiter]/
[Sluitervertraging]/[Ex. tele conv.]/[Kleurruimte]/[Stabilisatie]/[Gezicht herk.]/
[Profiel instellen]
[Bewegend
beeld]
Raadpleeg Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu op P235.
[Voorkeuze]
[Stille modus]/[Ontsp. knop half indr.]/[AFS/AFF/AFC]/[Spot AF tijd]/[Prio.
focus/ontspan]/[AF+MF]/[MF assist]/[MF-gids]/[Peaking]/[Histogram]/
[Richtlijnen]/[Highlight]/[Constant preview]/[Draaiknop gids]/[LVF disp. stijl]/
[Scherm disp. stijl]/[Scherm info stijl]/[Opn.gebied]/[Rest-aanduiding]/[Auto
review]/[Fn knopinstelling]/[Q.MENU]/[Instellingen wieltje]/[Videotoets]/
[Powerzoomlens]/[Oogsensor]/[Touch inst.]/[Touch scrollen]/[Menugids]/[Opn.
zonder lens]
[Set-up] Alle menu-items kunnen ingesteld worden. (P51)
Intelligent Auto Modus
Menu Onderdeel
[Opname]
[Aspectratio]/[Fotoresolutie]/[Burstsnelh.]/[Zelf ontsp.]/[Intervalopname]/
[Stop-motionanimatie]/[Gezicht herk.]
[Bewegend
beeld]
Raadpleeg Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu op P235.
[Voorkeuze] [Stille modus]/[AFS/AFF/AFC]/[Richtlijnen]/[Rest-aanduiding]
[Set-up] Alle menu-items kunnen ingesteld worden. (P51)
Tegenlichtcompensatie
Bij tegenlicht ziet het onderwerp er donkerder uit en zal de camera automatisch proberen
om dit te corrigeren door de helderheid van het beeld te verhogen. In de Intelligent Auto
Plus modus of de Intelligent Auto modus werkt de tegenlichtcompensatie automatisch.
86
Opnamemodussen
Opnamefunctie:
De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het
beeldscherm controleert.
1 Druk op de modusknop op de achterkant om het instellingenscherm weer te
geven.
Telkens wanneer in de Intelligent Auto Plus modus op de modusknop op de achterkant
gedrukt wordt, schakelt de camera tussen werking met instelling van de helderheid (P87),
werking met Defocus Control en gewone werking.
Telkens wanneer op de modusknop op de achterkant gedrukt wordt, schakelt de camera
tussen werking met Defocus Control en gewone werking.
2 Stel de wazigheid in door aan de modusknop op de
achterkant te draaien.
3 Foto's maken van films.
Als het aanraakscherm gebruikt wordt
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [ ] aan om het instellingenbeeldscherm te laten
weergeven.
3 Versleep de belichtingsmeter om de wazigheid in te
stellen.
Druk op [MENU/SET] om de werking van Defocus Control te beëindigen.
Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)
Sterke defocus Zwakke defocus
SSSSSS
FF
250500
4.02.82.0 5.6 8.0
3060125
AE
87
Opnamemodussen
Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid op [ ] te drukken zal de instelling
gewist worden.
In de Intelligent Auto modus ( of ), wordt de Auto Focus modus op [Ø] gezet. De
positie van de AF-zone kan ingesteld worden door het scherm aan te raken (de grootte van de
zone kan niet veranderd worden).
Al naargelang de gebruikte lens kan een lensgeluid gehoord worden als Defocus Control
gebruikt wordt. Dit komt door de opening van de lens en duidt niet op een storing.
Al naargelang de gebruikte lens kan het werkgeluid van Defocus Control opgenomen worden
tijdens het opnemen van een video, als deze functie gebruikt wordt.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Al naargelang de gebruikte lens, kan het zijn dat Defocus Control niet werkt.
Raadpleeg de website voor compatibele lenzen.
Opnamemodus:
Deze modus stelt u in staat om de helderheid en de kleurtoon te veranderen en deze op
uw favoriete instellingen te zetten in plaats van op die, die de camera ingesteld heeft.
1 Druk op de modusknop op de achterkant om het instellingenscherm weer te
geven.
Bij iedere druk op de modusknop op de achterkant wordt geschakeld tussen instelling van
de helderheid, Defocus Control (P86) en einde werking.
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om de
helderheid in te stellen.
Opnemen van beelden door het veranderen van de helderheid of de
kleurtoon
Instelling helderheid
88
Opnamemodussen
1 Druk op 1 om het instellingenscherm weer te geven.
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om de
kleur in te stellen.
Dit zal de kleur van het beeld van roodachtig naar
blauwachtig afstellen.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Verander de instellingen door het aanraakpaneel te gebruiken
1 Raak [ ] aan.
2 Raak het item aan dat u wenst in te stellen.
[ ]: Kleurtoon
[ ]: Helderheid
3 Versleep de schuifbalk om in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Als de [Belichtingscomp. reset] ingesteld is op [ON], zal de instelling voor helderheid opnieuw
de fabriekswaarden (centrumpunt) aannemen wanneer dit toestel uitgeschakeld wordt of als de
camera op een andere opnamemodus gezet wordt.
De instelling voor kleur zal opnieuw de fabriekswaarden (centrumpunt) aannemen wanneer dit
toestel uitgeschakeld wordt of als de camera op een andere opnamemodus gezet wordt.
Kleurinstelling
89
Opnamemodussen
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen
(Programma AE-modus)
Opnamemodus:
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [Opname] menu
te veranderen.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Druk de sluiterknop tot halverwege in om de
diafragmawaarde en de waarde van de
sluitersnelheid op het beeldscherm weer te
geven.
De sluitersnelheid wordt in de volgende gevallen
automatisch tussen 15 seconden en 1/8000 van een seconde ingesteld.
Wanneer de [Gevoeligheid] ingesteld is op [ISO200].
Als de openingswaarde op F1.7 gezet is [wanneer de onderling verwisselbare lens
(H-H020A) bevestigd is].
Als de openingswaarde op F3.5 gezet is [wanneer de onderling verwisselbare lens
(H-FS1442A) bevestigd is].
3
Voer Programme Shift uit terwijl de waarden (ongeveer 10 seconden
lang) weergegeven worden, door aan de modusknop op de
achterkant of de modusknop op de voorkant te draaien.
Het zal tussen de werking van Programme Shift en de werking van de
belichtingscompensatie (P166) schakelen telkens wanneer op de modusknop op de
achterkant gedrukt wordt wanneer de waarden weergegeven worden.
De aanduiding Programme Shift A verschijnt op het scherm.
Om Programme Shift te wissen, schakelt u dit toestel uit of draait u aan de modusknop
op de voor-/achterkant tot de aanduiding van Programme Shift verdwijnt.
De Programme Shift kan gemakkelijk geannuleerd worden door een functieknop op
[1x drukken-AE] te zetten. (P98)
6060604.04.04.0
2
00
SSSSSS
FF
0
989898
250 15
4.0 5.6 8.0
3060125
2.82.0
A
90
Opnamemodussen
Weergeven/niet weergeven van de belichtingsmeter
[MENU] > [Voorkeuze]>[Lichtmeter]>[ON]/[OFF]
Als [Lichtmeter] op [ON] gezet is, zal belichtingsmeter B
weergegeven worden wanneer een Programme Shift, een
instelling van de lensopeningswaarde of van de sluitertijd
uitgevoerd wordt.
Ongeschikte zones van het bereik worden weergegeven in het
rood.
Als [Lichtmeter] niet weergegeven wordt, schakel de
display-informatie voor het scherm dan in door op [DISP.] te drukken. (P71)
De [Lichtmeter] verdwijnt na ongeveer 4 seconden als er geen handeling wordt uitgevoerd.
60
60
604.0
4.0
4.0
2
00
SS
SS
SS
F
F
0
98
98
98
250 15
4.0 5.6 8.0
3060125
2.82.0
B
91
Opnamemodussen
In programma AE-functie kunt u de ingestelde openingswaarde en de sluitertijd wijzigen
zonder de belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling.
U kunt de achtergrond waziger maken door de openingswaarde kleiner te maken of een
bewegend voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd langzamer in te
stellen als u een opname maakt in de AE-programmafunctie.
Voorbeeld van programmawisseling
[Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt]
(A): Lensopening
(B): Sluitertijd
1 Programmmaschakelingnummer
2 Programmaschakelinggrafiek
3 Programmaschakelinglimiet
EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde).
EV verandert al naargelang de waarde van de lensopening of de sluitersnelheid.
Als de geschikte belichting niet wordt gevonden wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt
ingedrukt, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperend weergegeven.
De camera keert terug naar de gewone Programma AE-modus als meer dan 10 seconden
verstrijken nadat u de Programme Shift hebt geactiveerd. De instelling van Programme Shift
wordt wel bewaard.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Programme Shift zal bijstellingen alleen mogelijk maken als er voldoende licht is.
Programmaschakeling is in alle [Gevoeligheid] instellingen, met uitzondering van [ ],
beschikbaar.
Programmaschakeling
4 2 1 1
/
2
1
/
4
1
/
8
1
/
15
1
/
30
1
/
60
1
/
125
1
/
250
1
/
500
1
/
1000
1
/
2000
1
/
4000
1
/
8000
15
16
17
18
19
20
2
2.8
4
5.6
8
11
16
22
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
(A)
(B)
92
Opnamemodussen
Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd
te specificeren
Opnamemodus:
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Stel de lensopeningwaarde in door aan de
modusknop op de voorkant of op de
achterkant te draaien.
A Lensopeningwaarde
B Belichtingsmeter
Deze zal schakelen tussen openingsinstelling-werking en Belichtingcompensatie, elke
keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde zullen niet op het opnamescherm
zichtbaar zijn. Gebruik [Voorvertoning] om het opnamescherm te controleren. (P97)
De helderheid van het scherm en van de opgenomen beelden kunnen verschillen. Controleer
de beelden op het afspeelscherm.
Draai aan de modusknop op voor-/achterkant om [Lichtmeter] weer te geven. De ongeschikte
zones van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Als u een lens gebruikt die een ring voor de lensopening heeft, zet de positie van deze ring dan
op [A] om de instellingen van de modusknop op de voor-/achterkant te activeren. Op posities
anders dan [A] zal de instelling van de ring de prioriteit hebben.
Lensopening-Prioriteit AE-modus
Lensopeningwaarde:
Neemt af
Lensopeningwaarde:
Neemt toe
Het wordt
gemakkelijker om de
achtergrond
onscherp te maken.
Het wordt gemakkelijk
om de scherpstelling
te handhaven tot aan
de achtergrond.
S
SSS
F
F
8.0
8.0
8.0
60 4
4.0 5.6 8.0 11 16
81530
B
A
93
Opnamemodussen
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Stel de sluitertijd in door aan de modusknop
op de voorkant of op de achterkant te draaien.
A Sluitertijd
B Belichtingsmeter
Deze zal schakelen tussen instellingswerking van sluitertijd en Belichtingcompensatie,
elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
De effecten van de ingestelde sluitertijd zullen niet op het opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om het opnamescherm te controleren. (P97)
De helderheid van het scherm en van de opgenomen beelden kunnen verschillen. Controleer
de beelden op het afspeelscherm.
Draai aan de modusknop op voor-/achterkant om [Lichtmeter] weer te geven. De ongeschikte
zones van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
De [Gevoeligheid] wordt automatisch op [AUTO] ingesteld als u de opnamefunctie wisselt naar
de sluitertijdprioriteit AE-functie terwijl de [Gevoeligheid] op [ ] (Intelligent) staat.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitertijd die geselecteerd kan worden 1/320 van een
seconde (1/250 van een seconde met een externe flitser). (P220)
Een sluitertijd van minder dan 1 seconden is niet beschikbaar als [Elektronische sluiter] op [ON] gezet
is.
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Sluitertijd:
Langzaam
Sluitertijd:
Snel
Het wordt
gemakkelijker om
beweging uit te
drukken.
Het wordt
gemakkelijker om de
beweging te
bevriezen.
SS
SS
SS
F
250
250
250
60
11 8.0 5.6 4.0 2.8
250 500125
1
000
A
B
94
Opnamemodussen
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
De handmatige belichtingshulp verschijnt op het onderste gedeelte van het scherm om de
belichting aan te geven.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai aan de modusknop op de achterkant
om de sluitertijd in te stellen en draai aan de
modusknop op de voorkant om de
lensopeningwaarde in te stellen.
A Belichtingsmeter
B Lensopeningwaarde
C Sluitertijd
D Hulp bij handmatige belichting
De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde zullen niet op het opnamescherm
zichtbaar zijn. Gebruik [Voorvertoning] (P97) of [Constant preview] om het
opnamescherm te controleren.
Handmatige belichtingsfunctie
Lensopeningwaarde
Neemt af
Het wordt gemakkelijker om de
achtergrond onscherp te
maken.
Neemt toe
Het wordt gemakkelijk om de
scherpstelling te handhaven tot
aan de achtergrond.
Sluitertijd
Langzaam
Het wordt gemakkelijker om
beweging uit te drukken.
Snel
Het wordt gemakkelijker om de
beweging te bevriezen.
SSSSSS
F
1258
5.64.02.8 8.0 11
603015
3030305.6
00
+3
DB
A
C
95
Opnamemodussen
Handmatige belichtingsassistentie
De handmatige-belichtingsassistentie is een benadering. Wij raden aan de opnamen op het
weergavescherm te controleren.
Over [B] (Bol)
Als u de sluitersnelheid op [B] zet, zal de sluiter openblijven terwijl de sluiterknop volledig
ingedrukt wordt (tot ongeveer 120 seconden).
De sluiter sluit als u de ontspanknop loslaat.
Gebruik deze functie als u de sluiter open wilt laten voor een lange tijd om opnamen van
vuurwerk, nachtscènes enz. te maken.
Als u de sluitertijd op [B] zet, wordt [B] op het scherm weergegeven.
Wanneer u beelden maakt met de sluitertij ingesteld op [B], een voldoende opgeladen batterij
gebruiken. (P26)
De hulp bij manuele belichting verschijnt niet.
Dit kan niet gebruikt worden als [Elektronische sluiter] op [ON] gezet is.
Het kan alleen gebruikt worden in de Manuele Belichtingsfunctie.
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere openingswaarde in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere openingswaarde in.
We raden aan een statief te gebruiken, dan wel de afstandsbediening van de sluiter
(DMW-RSL1: optioneel) als u foto's maakt terwijl de sluitertijd op [B] gezet is.
Raadpleeg P333 voor informatie over de afstandsbediening van de sluiter.
Als u foto's maakt met de sluitersnelheid op [B] kan ruis zichtbaar worden. Om
beeldruis te voorkomen,. adviseren wij om [Lang sl.n.red] in het [Opname]-menu op
[ON] te zetten voordat u gaat fotograferen. (P144)
000
++
30
+
30
000
3
3
96
Opnamemodussen
De helderheid van het scherm en van de opgenomen beelden kunnen verschillen. Controleer
de beelden op het afspeelscherm.
Draai aan de modusknop op voor-/achterkant om [Lichtmeter] weer te geven. De ongeschikte
zones van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
De [Gevoeligheid] wordt automatisch ingesteld op [ISO200] wanneer u de opnamefunctie
schakelt naar Handmatige belichting terwijl [Gevoeligheid] ingesteld is op [AUTO] of [ ]
(Intelligent).
Wanneer u een lens gebruikt met een openingsring, heeft de instelling van de openingsring de
prioriteit.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitertijd die geselecteerd kan worden 1/320 van een
seconde (1/250 van een seconde met een externe flitser). (P220)
Een sluitertijd van minder dan 1 seconden is niet beschikbaar als [Elektronische sluiter] op
[ON] gezet is.
Controleren/niet controleren van de effecten van de lensopening en de
sluitertijd op het opnamescherm.
[MENU]>[Voorkeuze]> [Constant preview]> [ON]/[OFF]
Sluit de flits.
Het kan alleen gebruikt worden in de Manuele Belichtingsfunctie.
97
Opnamemodussen
Toepasbare modussen:
De effecten van de lensopening en de sluitersnelheid kunnen met gebruik van de
preview-modus gecontroleerd worden.
Bevestig de effecten van de lensopening: U kunt de velddiepte (daadwerkelijk focusbereik)
controleren voordat u de foto neemt, door de bladsluiter te sluiten op de waarde van de
lensopening die u instelt.
Bevestig de effecten van de sluitersnelheid: De beweging kan bevestigd worden door het
huidige beeld weer te geven, dat bij die sluitersnelheid opgenomen gaat worden. Is de
sluitersnelheid te hoog ingesteld, dan zal de preview het beeld als een vrijgavetijdfilm tonen. Dit
wordt gebruikt in gevallen zoals het stoppen van de beweging van stromend water.
1 Stel een functieknop in op [Voorvertoning]. (P47)
De volgende stap is een voorbeeld waarin [Voorvertoning] aan [Fn5] toegekend is.
2 Raak [ ] aan.
3 Schakel naar het bevestigingsscherm door [Fn5] aan te raken.
Telkens wanneer [Fn5] aangeraakt wordt, wordt het scherm omgeschakeld.
Eigenschappen van de velddiepte
¢1 Opnameomstandigheden
¢2 Voorbeeld: Als u een opname met een wazige achtergrond wilt maken enz.
¢3 Voorbeeld: Als u een opname wilt maken waarbij alles, inclusief achtergrond enz., is
scherpgesteld.
In de previewfunctie kunnen ook opnamen worden gemaakt.
Bereik voor controle van sluitertijdeffect bedraagt 8 seconden tot 1/1000e van een seconde.
Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie)
Normaal opnamescherm
Effecten van de
lensopening
Effecten van de
sluitersnelheid
¢1
Diafragmawaarde Klein Groot
Focuslengte van de lens Tele Breed
Afstand tot het onderwerp Dichtbij Veraf
Velddiepte (effectief focusbereik) Ondiep (Smal)
¢2
Diep (Breed)
¢3
Fn6Fn6Fn6
Fn5
Fn7
Fn8
Fn9
Fn6Fn6Fn6
Fn5
Fn7
Fn8
Fn9
Fn5
6OXLWHUWLMGHIIHFWDDQ
Fn6Fn6Fn6
Fn5
Fn7
Fn8
Fn9
Fn5
6OXLWHUWLMGHIIHFWXLW
98
Opnamemodussen
Toepasbare modussen:
Wanneer de belichtingsinstelling te helder of te donker is, kunt u één druk-AE gebruiken
om een geschikte belichtingsinstelling te verkrijgen.
De belichtingsmeter wordt afgebeeld en de opening- en sluitertijd worden veranderd om
een geschikte belichting te geven. Welke items van de instellingen zullen veranderen
hangt af van de Opnamefunctie.
In de volgende gevallen, kan er geen gepaste belichting ingesteld worden.
(Belichtingsmeter wordt afgebeeld)
Wanneer het onderwerp extreem donker is en het niet mogelijk is voldoende
belichting te verkrijgen door de lensopening of de sluitertijd te veranderen
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
In Previewfunctie (P97)
Wanneer u een lens gebruikt die een openingsring bevat
In de Programma-AE-modus kan Programme Shift geannuleerd worden door op de
functieknop te drukken waar [1x drukken-AE] op ingesteld is.
Gemakkelijk de sluitertijd/sluitertijd voor geschikte belichting (OnPush
AE) instellen
Hoe te weten of de belichting ongeschikt is
Als de lensopeningen en sluitertijd rood knipperen A
wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
Als de handmatige belichtingsassistentie anders is dan
terwijl de handmatige belichtingsmodus ingesteld is.
Raadpleeg voor meer details voer de handmatige
belichtingsassistentie P95.
1 Stel een functieknop in op [1x drukken-AE]. (P47)
De volgende stap is een voorbeeld waarin [1x drukken-AE] aan [Fn1] toegekend is.
2 (Als de belichting niet geschikt is) Druk op [Fn1].
Opnamefunctie Instellingen die veranderen
Diafragmawaarde
Sluitertijd
Lensopening/Sluitertijd
2
00
8000800080001.71.71.7
00
-
3
-
3
A
2
00
8000800080001.71.71.7
00
-
3
-
3
989898
2
00
SSSSSS
F
15 250
4.0 5.6 8.0
1256030
2.82.0
6060603.5
0
99
Opnamemodussen
Foto’s maken die overeenkomen met de scène
die opgenomen wordt
(Scene Guide modus)
Opnamemodus:
Als u een scène selecteert die overeen moet komen met het onderwerp en de
opname-omstandigheden, zal de camera de optimale belichting, kleur en focus instellen
en u zo in staat stellen een opname te maken die passend is voor de scène.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Druk op 2/1 om de scène te selecteren.
De scène kan ook geselecteerd worden door een
voorbeeldbeeld of de schuifbalk te verslepen.
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Omschakelen van weergave beeldscherm scèneselectie
Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen.
Telkens wanneer op [DISP.] gedrukt wordt of [Schakelaar] aangeraakt wordt, wordt het
beeldscherm voor de scèneselectie omgeschakeld.
A Normale weergave
B Gidsweergave
C Lijstweergave
Het is ook mogelijk om het
selectiescherm weer te geven
door in de opnamemodus de
icoon van de opnamemodus
aan te raken.
DISP.
6FKDNHODDU
DISP.
6FKDNHODDU
DISP.
6FKDNHODDU
DISP.
6FKDNHODDU
ABC
100
Opnamemodussen
Om de Scene Guide modus te veranderen, selecteert u de [ ]-tab op het menuscherm,
selecteert u [Scène wijzigen] en drukt u vervolgens op [MENU/SET]. U kunt terugkeren naar
stap
2.
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de Scene Guide modus omdat het toestel
ze automatisch op de optimale instelling zet.
Items anders dan de instelling van de beeldkwaliteit in [Fotostijl]/[Gevoeligheid]/[Meetfunctie]/
[Schaduw markeren]/[HDR]/[Dig. zoom]/[Multi-belicht.]
Ofschoon de witbalans voor bepaalde scènes vast op [AWB] staat, kunt u de witbalans
afstemmen of witbalans bracketing gebruiken door op het opnamescherm op de cursortoets 1
te drukken. Lees voor meer details P137, 138.
Genieten van een verscheidenheid aan beeldeffecten
Als de weergave van het beeldscherm van de scèneselectie op gidsweergave gezet is,
worden tips gegeven voor de creatie van beeldeffecten die voor iedere scène, enz.,
geschikt zijn. Om van een grotere verscheidenheid aan beeldeffecten te genieten, raden
wij aan dat u deze leest alvorens opnames te maken.
De pagina's kunnen omgeslagen worden door op 3/4 te drukken.
101
Opnamemodussen
[Geprononceerd portret]
Past de helderheid van het gezicht aan en vervaagt de
achtergrond voor een geprononceerd portret.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
[Zachte huid]
Maakt een helder portret met zachte, jonge huidtinten.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
Het verzachtende effect wordt ook toegepast op het deel dat
een kleurtoon heeft die lijkt op die van de huid van een
onderwerp heeft.
Deze modus is misschien niet doeltreffend bij onvoldoende
verlichting.
[Zacht tegenlicht]
Bij tegenlicht wordt het beeld helderder. Portretten worden
zachter met een extra vleugje stralend licht.
102
Opnamemodussen
[Scherp tegenlicht]
Buitenshuis wordt de flits gebruikt om het gezicht
gelijkmatiger te verlichten.
Tips
Open de flitser. (U kunt deze op [ ] zetten.)
De witverzadiging kan optreden als het onderwerp te dichtbij is.
Geflitste foto’s die dichterbij of buiten het bereik van de flitser
genomen worden, kunnen te helder of te donker blijken te zijn.
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet
geactiveerd.
[Ontspannen atmosfeer]
Creëert een ontspannen atmosfeer met warme kleurtonen.
[Kindergezicht]
Benadrukt kindergezichten door het achtergrond licht
onscherp te maken en de huidtonen te versterken.
Raak het gezicht aan.
Er wordt een foto gemaakt met de scherpstelling en de
belichting die voor de aangeraakte locatie ingesteld zijn.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
103
Opnamemodussen
[Landschap]
Landschappen worden nog pakkender door de lucht en de
bomen iets verzadigder weer te geven.
[Blauwe lucht]
Maakt opnamen bij volle zon helderder met een stralende
blauwe hemel.
[Romantische zonsondergang]
Versterkt de atmosfeer van een romantische zonsondergang
door de paarstinten te accentueren.
[Levendige zonsondergang]
Creëert een krachtige zonsondergang door de roodtinten te
accentueren.
104
Opnamemodussen
[Glinsterend water]
Maakt glinsterende waterpartijen helderder en versterkt de
blauwtinten licht.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal
vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames
wegvallen.
Het sterrenfilter dat op deze wijze gebruikt wordt, kan glinstering
veroorzaken op onderwerpen anders dan wateroppervlakken
[Heldere nachtopname]
Verbetert opnamen bij weinig licht door de kleuren in het
donkere beeld meer te verzadigen.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
[Koele nachtopname]
Versterkt blauwtinten voor koele en zuivere opnamen na
zonsondergang.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
105
Opnamemodussen
[Warme nachtopname]
Creëert een gloeiende avondhemel door warme kleurtinten
te versterken.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
[Artistieke nachtopname]
Verleent nachtopnamen een artistiek effect door lichtsporen
vast te leggen met een langzame sluitertijd.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
[Fonkelende verlichting]
Creëert een zee van lichtpuntjes door het speciale sterfilter.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal
vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames
wegvallen.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
106
Opnamemodussen
[Nachtportret]
Maakt een helder portret tegen een nachtelijke achtergrond
met de invulflits en een langere belichting.
Tips
Open de flits. (U kunt instellen op [ ].)
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Als [Nachtportret] geselecteerd is, houd het onderwerp dan
ongeveer 1 seconde stil nadat de foto genomen is.
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet geactiveerd.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
[Bloemen]
Creëert een diffuus beeld met een zachte focus.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit
en het gebruik ervan vermijdt.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal
vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames
wegvallen.
Het scherpstelbereik verschikt afhankelijk van de gebruikte
lens. Raadpleeg
Over de referentiemarkering van de
focusafstand
op P163 voor het scherpstelbereik.
Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve
focusbereik aanzienlijk minder breed. Daarom kan, als de afstand
tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen,
het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
Close-upregio’s krijgen prioriteit wanneer u beelden maakt en
daarom vergt het tijd scherp te stellen als u een beeld wilt
maken van een onderwerp ver weg.
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie,
kan de resolutie van de buitenkant van het beeld enigszins
afnemen. Dit is geen storing.
Als de lens vuil wordt met vingerafdrukken of stof, zou de lens niet
in staat kunnen zijn correct scherp te stellen op het onderwerp.
107
Opnamemodussen
[Gerechten]
Geeft gerechten op hun best weer door de helderheid van
het beeld te verhogen.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit
en het gebruik ervan vermijdt.
[Desserts]
Geeft desserts verleidelijk weer door de helderheid aan te
passen.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit
en het gebruik ervan vermijdt.
[Bewegende dieren]
Maakt scherpe opnamen van bewegende dieren door een
snellere sluitertijd te gebruiken.
108
Opnamemodussen
[Sport]
Maakt scherpe opnamen van bijvoorbeeld
sportevenementen met minder kans op beweging door een
snellere sluitertijd.
[Monochroom]
Creëert monochrome opnamen die de unieke sfeer van het
moment kunnen vastleggen.
109
Opnamemodussen
1
Controleer de opnamerichting en druk vervolgens op [MENU/SET].
Er wordt een horizontale/verticale richtlijn weergegeven.
2
Druk de sluiterknop tot halverwege in om scherp te stellen.
[Panorama-opname]
Er worden continu beelden gemaakt terwijl u het toestel
horizontaal of verticaal beweegt en deze worden
gecombineerd om een enkel panoramabeeld te maken.
Veranderen van de opnamerichting
1 Selecteer het menu.
[MENU] > [Opname] > [Panorama-instellingen] > [Richting]
2 Selecteer de opnamerichting en druk vervolgens op [MENU/SET].
[ ] (links > rechts)/[ ] (rechts > links)/[ ] (onder > boven)/[ ] (boven >
onder)
Toevoegen van een beeldeffect
1 Selecteer het menu.
[MENU] > [Opname] > [Panorama-instellingen] > [Filter selecteren]
2 Druk op 3/4 om de beeldeffecten (filters) te selecteren.
Met dezelfde bediening als de Creative Control modus kan hetzelfde beeldeffect
als de Creative Control modus toegevoegd worden. (P113) (met uitzondering van
[Speelgoedcam.effect], [Speelgoedcamera levendig], [Miniatuureffect] en
[Zonneschijn])
Tijdens het maken van een panoramafoto, zijn de volgende beeldeffecten van de
Creative Control-modus niet zichtbaar op het scherm:
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/[Sterfilter]
Als geen beeldeffect toegevoegd wordt, selecteer dan [Geen effect].
3 Druk op [MENU/SET].
110
Opnamemodussen
3
Druk de sluiterknop volledig in maak met de camera een kleine
cirkelbeweging in de richting van de pijl op het scherm.
4
Druk de sluiterknop nog een keer in om de foto-opname te eindigen.
Het opnemen kan tevens beëindigd worden door de camera stil te houden tijdens het
opnemen.
Het opnemen kan tevens beëindigd worden door de camera naar het einde van de
richtlijn te bewegen.
Verander de instellingen door het aanraakpaneel te gebruiken
Opnamerichting en beeldeffect kunnen ook ingesteld worden
door aanraking van [ ].
[ ]: Opnamerichting
[ ]: Selecteert een beeldeffect (filter)
[ ]: Stelt een beeldeffect bij (dit wordt alleen weergegeven
als een beeldeffect ingesteld is)
[ ]: Stelt een beeldeffect bij (dit wordt alleen weergegeven als [Kleuraccent] ingesteld is)
Opnemen van links naar rechts
Beweeg de camera op een contante
snelheid.
Beelden zouden niet goed gemaakt
kunnen worden als de camera te snel of
te langzaam bewogen wordt.
A Opnamerichting en pannen (Richtlijn)
111
Opnamemodussen
Techniek voor Panorama Shot-functie
Over afspelen
Door op 3 te drukken, zal het afspelen automatisch in
dezelfde richting als die van de opname langs gelopen
worden.
De volgende handelingen kunnen uitgevoerd worden tijdens het
langslopen.
¢ Als het afspelen gepauzeerd wordt, kunt u vooruit en achteruit scrollen door het scherm te
verslepen. Als de schuifbalk aangeraakt wordt, springt de afspeelpositie naar de
aangeraakte positie.
A Beweeg de camera in de opnamerichting
zonder deze te schudden. Als de camera
te veel geschud wordt, zouden er geen
beelden gemaakt kunnen worden of zou
het gemaakte panoramabeeld smaller
(kleiner) kunnen worden.
B Beweeg het toestel naar de rand van het
bereik dat u wenst op te nemen. (De rand
van het bereik zal niet het in het laatste
frame opgenomen worden)
3 Start panorama afspelen/Pauze
¢
4 Stop
1/981/981/981/98
112
Opnamemodussen
De optimale bewegingssnelheid van de camera varieert en is afhankelijk van de lens die
gebruikt wordt.
Als de brandpuntafstand groot is, zoals wanneer een telelens bevestigd is, beweeg de camera
dan langzaam.
De focus, witbalans en belichting zijn op de optimale waarden vastgesteld voor het eerste
beeld. Als een resultaat zou, als de focus of de helderheid aanzienlijk veranderd wordt tijdens
opname, het gehele panoramabeeld niet op de geschikte focus of helderheid gemaakt kunnen
worden.
Als een beeldeffect toegevoegd wordt, wordt de witbalans vastgezet op [AWB].
Wanneer er meervoudige beelden gecombineerd worden om een enkel panoramabeeld te
creëren, zou het onderwerp vervormd eruit kunnen zien of zouden de verbindingspunten in
bepaalde gevallen zichtbaar kunnen zijn.
Het aantal opnamepixels in de horizontale en verticale richtingen van het panoramabeeld
varieert afhankelijk van de opnamefunctie en het aantal gecombineerde beelden. Het
maximale aantal pixels wordt hieronder afgebeeld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Er zou geen panoramabeeld gecreëerd kunnen worden of de beelden zouden niet goed
gecombineerd kunnen worden wanneer u de volgende onderwerpen opneemt of onder de
opname-omstandigheden die hieronder genoemd worden.
Onderwerpen met een enkele, uniforme kleur of terugkerend patroon (zoals de lucht of een
strand)
Bewegende onderwerpen (persoon, huisdier, auto, golven, bloemen, in de waaiende wind,
enz.)
Onderwerpen waar de kleur of het patroon in een korte tijd veranderen (zoals een beeld dat
op een display verschijnt)
Donkere plekken
Plaatsen met flikkerende lichtbronnen zoals fluorescent licht of kaarsen
Dit kan niet gebruikt worden als [Stille modus] op [ON] gezet is.
Opnamerichting Horizontale Resolutie Verticale Resolutie
Horizontaal 8176 pixels 1920 pixels
Verticaal 2560 pixels 8176 pixels
113
Opnamemodussen
Foto’s maken met verschillende beeldeffecten
(Creative Control modus)
Opnamemodus:
In deze modus maakt u opnames met extra beeldeffecten. U kunt de effecten die u wilt
toevoegen instellen door de voorbeeldbeelden te selecteren en deze op het scherm na te
kijken.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Druk op 3/4 om de beeldeffecten (filters) te
selecteren.
Het beeldeffect van het geselecteerde voorbeeldbeeld
zal toegepast worden in een preview-weergave
A.
U kunt de beeldeffecten (filters)ook selecteren door de
voorbeeldbeelden aan te raken.
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Omschakelen van weergave selectiescherm beeldeffect (filter)
Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen.
Telkens wanneer op [DISP.] gedrukt wordt, of [Schakelaar] aangeraakt wordt, wordt het
selectiescherm van het beeldeffect omgeschakeld.
Als de weergave van het selectiescherm van het beeldeffect op gidsweergave gezet is, wordt
een beschrijving van het geselecteerde beeldeffect weergegeven.
A Normale weergave
B Gidsweergave
C Lijstweergave
Het is ook mogelijk om het
selectiescherm weer te geven
door in de opnamemodus de
icoon van de opnamemodus
aan te raken.
DISP.
6FKDNHODDU
A
EXPSEXPS
DISP.
6FKDNHODDU
DISP.
6FKDNHODDU
DISP.
6FKDNHODDU
ABC
114
Opnamemodussen
Om de Creative Control-modus te veranderen, selecteert u de [ ]-tab op het menuscherm,
selecteert u [Filter wijzigen] en drukt u vervolgens op [MENU/SET]. U kunt terugkeren naar
stap
2.
De Creative Control instellingen worden zelfs bewaard als het toestel uitgeschakeld wordt.
Witbalans zal vastgesteld zijn op [AWB] en [Gevoeligheid] zal vastgesteld zijn op [AUTO].
De sterkte en de kleuren van de effecten kunnen gemakkelijk afgesteld worden om ze
overeen te doen komen met uw preferenties.
1 Druk op 1 om het instellingenscherm weer te geven.
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om in te
stellen.
De items die ingesteld kunnen worden verschillen
afhankelijk van welke Creatieve Bedieningsfunctie op het
moment ingesteld is.
Raadpleeg
Items die ingesteld kunnen worden voor
informatie over ieder beeldeffect.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug
te keren.
Wanneer de effectinstelling gemaakt word, wordt [ ] op het scherm afgebeeld.
Als u de instellingen niet verandert, selecteer dan het midden (standaard).
De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het
beeldscherm controleert.
1 Druk op de modusknop op de achterkant om het
instellingenscherm weer te geven.
Telkens wanneer u op de modusknop op de achterkant
drukt, wordt geschakeld tussen de instelling van de
helderheid, Defocus Control en einde werking.
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om in te
stellen.
Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid op
[ ] te drukken zal de instelling gewist worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In [Miniatuureffect] van Creatieve Bedieningsfunctie, kan de Defocus Control niet gebruikt
worden.
Pas het effect aan om het overeen te doen komen met uw preferenties.
Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)
SSSSSS
FF
250500
4.02.82.0 5.6 8.0
3060125
115
Opnamemodussen
1 Druk op de modusknop op de achterkant om het
instellingenscherm weer te geven.
Telkens wanneer u op de modusknop op de achterkant
drukt, wordt geschakeld tussen de instelling van de
helderheid, Defocus Control en einde werking.
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om in te
stellen.
Verander de instellingen door het aanraakpaneel te gebruiken
1 Raak [ ] aan.
2 Raak het item aan dat u wenst in te stellen.
[ ]: Beeldeffecten
[ ]: Defocus-niveau
[ ]: Helderheid
3 Versleep de schuifbalk om in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Instelling helderheid
±0±0
+1+1 +2+2 +3+3 +4+4 +5+5
-
5
-
5
-
4
-
4
-
3
-
3
-
2
-
2
-
1
-
100
EXPSEXPS
116
Opnamemodussen
Versterkt kleuren en geeft opnamen een popart-effect.
Vervaagt de foto voor een ouderwetse indruk.
Dit effect voegt een heldere, zachte en nostalgische sfeer aan het
beeld in zijn geheel toe.
Dit effect geeft het beeld een heldere, luchtige en zachte uitstraling.
[Expressief]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Popkleuren
[Retro]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Geel benadrukt Rood benadrukt
[Vroeger]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
[Overbelichting]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Roze benadrukt
Aquamarijn
benadrukt
Als u dit effect met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus
selecteert, kan het zijn dat het effect op plaatsen met onvoldoende
helderheid niet opvalt.
117
Opnamemodussen
Dit effect geeft het beeld een donkere, ontspannen uitstraling en
verbetert heldere delen.
Dit effect veroorzaakt een sepiabeeld.
Dit effect veroorzaakt een zwart-witbeeld.
Dit effect verhoogt het contrast voor indrukwekkende
zwart-witopnamen.
[Donker]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Rood benadrukt Blauw benadrukt
[Sepia]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
[Zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Geel benadrukt Blauw benadrukt
[Dynamisch zwart/wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
118
Opnamemodussen
Dit effect veroorzaakt een zwart-witbeeld met een korrelachtig
effect.
Dit effect maakt het gehele beeld waziger om een zachter gevoel
van een zwart-witbeeld te laten uitgaan.
Geeft foto's een expressieve toon met sterkere contrasten.
[Ruw zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Zanderigheid Minder zanderig Zanderiger
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
[Zacht zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Mate van defocus Zwakke defocus Sterke defocus
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
[Expressieve indruk]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid Zwart-wit Popkleuren
Als u dit effect met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus
selecteert, kan het zijn dat u de naden tussen de beelden ziet.
119
Opnamemodussen
Dit effect levert optimale helderheid voor zowel donkere als heldere
delen.
Geeft foto's een bezielend kleureffect.
Dit effect vermindert de helderheid van omranding om de indruk te
geven van een speelgoedcamera.
[Hoge dynamiek]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid Zwart-wit Popkleuren
[Kruisproces]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur
Groene toon/Blauwe toon/Gele toon/Rode
toon
Selecteer de gewenste kleurtoon door
aan de modusknop op de achterkant te
draaien en druk vervolgens op [MENU/
SET].
[Speelgoedcam.effect]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Oranje benadrukt Blauw benadrukt
120
Opnamemodussen
Dit effect creëert een levendig en helder beeld, alsof het door een
speelgoedcamera gemaakt is.
Dit effect geeft een groter contrast en minder verzadiging, voor de
creatie van een kalm beeld.
[Speelgoedcamera levendig]
Items die ingesteld kunnen worden
Zone met
afgenomen
helderheid aan de
randen
Klein Groot
[Bleach bypass]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
121
Opnamemodussen
Dit effect vervaagt de buitenranden van de foto om de indruk te
wekken van een kijkdoos.
Instelling van het type defocus
Met [Miniatuureffect] kunt u het onderwerp opzettelijk laten uitkomen door focus en
defocus delen in te stellen. U kunt de oriëntatie van de opname (defocus oriëntatie) en de
positie en de afmetingen van het scherp gestelde deel instellen.
1 Druk op [Fn2] om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Druk op 3/4 of 2/1 om het in-focus gedeelte te
verplaatsen.
U kunt het in-focus gedeelte ook bewegen door het scherm
van het opnamescherm aan te raken.
Raak [ ] aan om de richting van de opname in te stellen
(defocus richting).
3 Draai aan de modusknop op de achterkant om de
grootte van het in-focus gedeelte te veranderen.
Het gedeelte kan ook vergroot/verkleind worden door dit op het scherm samen te knijpen/
te spreiden (P16).
Als u op [DISP.] drukt of [Reset] aanraakt, worden de instellingen voor de niet-wazige
delen opnieuw op de beginstellingen gezet.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
U kunt dit ook instellen door [Inst.] aan te raken.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm
zal eruit zien als of er frames wegvallen.
Er wordt geen geluid opgenomen in video's.
Ongeveer 1/8 van de tijdsduur wordt opgenomen (als u gedurende 8 minuten opneemt, zal de
daaruit volgende filmopname ongeveer 1 minuut lang zijn).
De afgebeelde beschikbare opnametijd bedraagt ongeveer 8 keer de effectieve opnametijd.
Wanneer u naar Opnamefunctie schakelt, gelieve de beschikbare opnametijd controleren.
Als de hendel van de focusmodus op [MF] gezet is, beweeg het scherp gestelde gedeelte
dan over een met de hand ingesteld gedeelte.
[Miniatuureffect]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Popkleuren
,QVW
122
Opnamemodussen
Dit effect vervaagt het hele beeld om een zachtere uitstraling te
creëren.
Dit effect creëert een fantastisch beeld in een bleke kleurtoon.
Verandert lichtpunten in sterretjes.
[Zachte focus]
Items die ingesteld kunnen worden
Mate van defocus Zwakke defocus Sterke defocus
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
[Fantasie]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Popkleuren
[Sterfilter]
Items die ingesteld kunnen worden
Lengte van schijnsel Kort Lang
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
123
Opnamemodussen
Versterkt uw persoonlijke indruk door een kleur te accentueren en
andere te vervagen.
Stel de kleur in die u overlaat
Stel de kleur in die u overlaat door een locatie op het scherm te selecteren.
1 Druk op [Fn2] om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Selecteer de over te laten kleur door het kader te
bewegen met 3/4/2/1.
U kunt de kleur die u wenst over te laten ook selecteren
door het scherm aan te raken.
Druk op [DISP.] of raak [Reset] aan om de positie van het
kader te resetten.
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
U kunt dit ook instellen door [Inst.] aan te raken.
Afhankelijk van het onderwerp kan het zijn dat de ingestelde kleur niet overgelaten wordt.
Dit effect voegt invallend licht toe aan de scène.
[Kleuraccent]
Items die ingesteld kunnen worden
Hoeveelheid
overgelaten kleur
Kleine hoeveelheid
kleur
Grote hoeveelheid
kleur
[Zonneschijn]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur
Gele toon/Rode toon/Blauwe toon/Witte toon
Selecteer de gewenste kleurtoon door
aan de modusknop op de achterkant
te draaien en druk vervolgens op
[MENU/SET].
,QVW
124
Opnamemodussen
Instelling van de lichtbron
U kunt de positie en de grootte van een lichtbron veranderen.
1 Druk op [Fn2] om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Druk op 3
/
4
/
2
/
1 om de middelste positie van de
lichtbron te bewegen
.
De positie van de lichtbron kan ook bewogen worden door
het scherm aan te raken.
Het midden van de lichtbron kan naar de rand van het
scherm bewogen worden.
3 U kunt de grootte van de lichtbron ook regelen door
aan de modusknop op de achterkant te draaien.
Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze
op het scherm samen te knijpen/te spreiden.
Als u op [DISP.] drukt, of [Reset] aanraakt, wordt de
lichtbron opnieuw op de fabrieksinstelling gezet.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
U kunt dit ook instellen door [Inst.] aan te raken.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm
zal eruit zien als of er frames wegvallen.
Punt waarop het midden van de lichtbron geplaatst kan worden
Er kan een natuurlijker aanblik gecreëerd worden door het midden van de lichtbron
buiten het beeld te plaatsen.
,QVW
125
Opnamemodussen
Films opnemen met de handmatig ingestelde
lensopeningwaarde/sluitertijd (Creatieve
bewegende beeldfunctie)
Opnamemodus:
Het is mogelijk om de openingswaarde en de sluitersnelheid manueel te veranderen en
video’s op te nemen.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Selecteer het menu.
3
Druk op 3/4 om [P], [A], [S] of [M] te selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET].
De handelingen die nodig zijn voor het veranderen van de lensopeningwaarde of de
sluitertijd zijn dezelfde als voor het instellen van de modusknop op , , of .
4
Start de opname.
Druk op de filmknop of op de sluiterknop om de opname van een film te starten (er
kunnen geen foto's gemaakt worden).
5
Stop de opname.
Druk op de filmknop of op de sluiterknop om de opname van een film te stoppen.
[MENU] > [Bewegend beeld]>[Belicht.stand]
Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven
door in de opnamemodus de icoon van de opnamemodus
aan te raken.
P
126
Opnamemodussen
Lensopening
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel
de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Sluitertijd
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Handmatig instellen van een hogere sluitertijd zou het lawaai op het scherm kunnen doen
toenemen wegens de hogere gevoeligheid.
Als onderwerpen op een extreem heldere plaats opgenomen worden, of onder fluorescente/
LED-verlichting, kan de kleurtoon of de helderheid van het beeld veranderen en kunnen
horizontale strepen op het beeld verschijnen. In dat geval moet de opnamemodus veranderd
worden of stelt u de sluitertijd met de hand in op 1/60 of 1/100.
U kunt de instellingen tijdens het opnemen van een film veranderen. In dat geval kan het
werkgeluid opgenomen worden. Er wordt aanbevolen om [Stille bediening] te gebruiken.
(P127)
127
Opnamemodussen
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer
deze gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
Het gebruik van de aanraakiconen maakt de stille werking tijdens het opnemen van films
mogelijk.
Zet [Stille bediening] in het [Bewegend beeld]-menu op [ON].
1
Start de opname.
2
Raak [ ] aan.
3
Raak de icoon aan.
4
Versleep de schuifbalk om in te stellen.
De snelheid van de werking varieert en is afhankelijk
van de positie die u aanraakt.
5
Stop de opname.
Minimaliseren van werkgeluiden tijdens een filmopname
Zoom (als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt
die compatibel is met power zoom)
Lensopeningwaarde
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
ISO-gevoeligheid
Bijstelling microfoonniveau
[ ]/[ ] verandert de instelling langzaam
[ ]/[ ] verandert de instelling snel
F
SS
ISO
128
Opnamemodussen
Registreren van uw favoriete instellingen
(Klantmodus)
Opnamemodus:
U kunt de huidige camera-instellingen als klantinstellingen registreren. Als u vervolgens
opnames maakt in de Klantmodus, kunt u de geregistreerde instellingen gebruiken.
Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de standaard
instellingen.
Om opnames met dezelfde instellingen te maken, kunt u tot 5 reeksen huidige
camera-instellingen registreren met gebruik van [Geh voorkeursinst.]. (
, , ,
,
)
1
Selecteer het menu.
2
Druk op 3/4 om de standaard instelling te registreren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Registratie van eigen menu-instellingen (registratie van klantinstellingen)
Voorbereiding:
Stel van tevoren de opnamemodus in die u wenst te bewaren en selecteer
de gewenste menu-instellingen op het toestel.
[MENU] > [Voorkeuze]>[Geh voorkeursinst.]
Standaardinstelling Beschrijving van instellingen
De instellingen worden geregistreerd voor op de
functieknop.
U kunt opnemen m.b.v. simpelweg de functieknop te draaien
naar de overeenkomstige positie. Als u de gebruikelijke
instellingen die u vaak gebruikt registreert, is het handig deze
te gebruiken.
De instellingen worden geregistreerd voor op de
functieknop.
U kunt opnemen m.b.v. simpelweg de functieknop te draaien
naar de overeenkomstige positie. Als u de gebruikelijke
instellingen die u vaak gebruikt registreert, is het handig deze
te gebruiken.
De instellingen worden geregistreerd voor op de
functieknop.
U kunt tot 3 sets custom-instellingen registreren en de
verschillende sets als voorwaarde gebruiken.
129
Opnamemodussen
U kunt gemakkelijk de instellingen die u geregistreerd heeft met [Geh voorkeursinst.]
oproepen.
Stel de modusknop in op [ ] of [ ].
De klantinstelling die geregistreerd is voor [ ] of [ ] wordt opgeroepen.
1
Stel de functieknop in op [ ].
De gebruikelijke instelling die geregistreerd is voor [ ], [ ] of [ ] wordt
opgeroepen. De meest recentelijk gebruikelijke instelling wordt opgeroepen.
Een gebruikelijk instelling veranderen
> Naar stappen
2 en 3.
2
Druk op [MENU/SET] om het menu weer te geven.
3
Druk op 2/1 om de standaardinstelling te selecteren die u wilt
gebruiken en druk vervolgens op [MENU/SET].
De bewaring van de geselecteerde custom-instellingen
wordt op het scherm weergegeven
A Standaard instellingen van de display
Veranderen van de instellingen
De geregistreerde inhouden veranderen niet wanneer de menu-instelling tijdelijk
veranderd wordt met de modusknop die op , of gezet wordt. Om de
geregistreerde instellingen te veranderen, dient u over de geregistreerde inhoud heen te
schrijven m.b.v. [Geh voorkeursinst.] op het klantinstellingenmenu.
De volgende menu-instellingen zijn niet in de custom-instelling geregistreerd omdat ze op
andere opnamemodussen betrekking hebben.
Opnemen m.b.v. geregistreerde gebruikelijke instelling
Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven
door in de opnamemodus de icoon van de opnamemodus
aan te raken.
Menu [Opname] Menu [Set-up] Menu [Voorkeuze]
Gegevens geregistreerd met [Gezicht
herk.]
De [Profiel instellen]-instelling
Alle menu's [Touch scrollen]
[Menugids]
C3-1C 3- 1C3-1
50
i
4
:
C3-1
C3-1
C3-1
A
130
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Instellen van de beeldkwaliteit door een effect toe
te voegen
[Fotostijl]
Toepasbare modussen:
Er kunnen 6 soorten effecten geselecteerd worden om overeen te komen met het beeld
dat u wenst op te nemen. Het is mogelijk de items zoals kleur of beeldkwaliteit van het
effect naar uw wens af te stellen.
¢ Dit wordt uitgeschakeld als Intelligent Auto Plus modus ( ) geselecteerd wordt.
In de Intelligent Auto Plus modus ( ) zal de instelling opnieuw op [Standaard] gezet worden
wanneer de camera op een andere opnamemodus gezet wordt of wanneer dit toestel in- en
uitgeschakeld wordt.
In de Scene Guide modus is een fotostijl vastgelegd die bij iedere scène past.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
Bijstellen van de beeldkwaliteit
De beeldkwaliteit kan in de Intelligent Auto Plus modus niet
afgesteld worden.
1 Druk op 2/1 om het type Photo Style te selecteren.
In de Scene Guide modus kunt de fotostijl niet selecteren.
2 Druk op 3/4 om de items te selecteren en druk
vervolgens op 2/1 om deze bij te stellen.
[MENU] > [Opname]>[Fotostijl]
Instellingen Beschrijving van instellingen
[Standaard]
Dit is de standaard instelling.
[Levendig]
¢
Prachteffect met hoge verzadiging en contrast.
[Natuurlijk]
¢
Zacht effect met lage verzadiging.
[Zwart-wit]
Monochroom effect zonder kleurschaduwen.
[Landschap]
¢
Een effect dat geschikt is voor landschappen met levendige
blauwe luchten en groen.
[Portret]
¢
Een effect dat geschikt is voor een portret met gezond
uitziende en mooie huidtint.
[Custom]
¢
Gebruik de instelling die u van tevoren registreert.
±0
±0
±0
±0
S
-5 0 +5
6WDQGDDUG
',63
&XVWRPLQVWHOOLQJ
131
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
¢ Alleen weergegeven als [Zwart-wit] geselecteerd is.
Geregistreerde instellingen worden opgeslagen zelfs als het toestel uitstaat.
Als u de beeldkwaliteit bijstelt, wordt naast de icoon van Photo Style [_] op het
beeldscherm weergegeven.
De kleur kan veranderd worden door [Verzadiging] wanneer [Zwart-wit] geselecteerd is.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Registreren van instellingen op [Custom]
Regel de beeldkwaliteit door stap
2 van “Bijstellen van de beeldkwaliteit” te volgen
en druk vervolgens op [DISP.].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Onderdeel Effect
[Contrast]
[r]
Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere
vlakken op het beeld.
[s]
Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere
vlakken op het beeld.
[Scherpte]
[r] Het beeld is zeer scherp.
[s] Het beeld is onscherp.
[Verzadiging]
[r] De kleuren van het beeld zijn levendig.
[s] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
[Ruisreductie]
[r]
Versterkte geruisvermindering. De beeldresolutie kan
een beetje minder worden.
[s]
Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met een
betere resolutie maken.
[Filtereffect]
¢
[Geel]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect:
Zwak)
De blauwe lucht kan helder opgenomen worden.
[Oranje]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect:
Medium)
De blauwe lucht kan donkerder blauw opgenomen
worden.
[Rood]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect:
Sterk)
De blauwe lucht kan veel donkerder blauw
opgenomen worden.
[Groen]
De huid en lippen van mensen en groene bladeren
verschijnen met natuurlijke tonen.Groene bladeren
verschijnen helderder en groter.
[Uit] -
S
132
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Bijstellen van heldere/donkere delen
[Schaduw markeren]
Toepasbare modussen:
U kunt de helderheid van heldere en donkere gedeeltes van een beeld bijstellen terwijl u
de helderheid op het scherm controleert.
1
Selecteer het menu.
2
Druk op 2/1 om het item te selecteren.
3
Draai aan de modusknop op de voorkant/
achterkant om de helderheid van de heldere/
donkere delen bij te stellen.
A Helder deel
B Donker deel
C Weergave voorvertoning
De modusknop op de achterkant dient voor het bijstellen
van donkere zones, de modusknop op de voorkant dient
voor het bijstellen van heldere zones.
Voor het registreren van een voorkeursinstelling drukt u op 3 en selecteert u de
bestemming waar de klantinstelling op geregistreerd moet worden ([Klant1] (
)/
[Klant2]
()/[Klant3] ()).
Het bijstellen kan ook uitgevoerd worden door de grafiek te verslepen.
4
Op [MENU/SET] drukken.
[MENU] > [Opname]>[Schaduw markeren]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
(Standaard) Er is een status zonder bijstellingen ingesteld.
(Vergroot het
contrast)
Heldere zones worden helderder en donkere zones
worden donkerder.
(Verklein het contrast)
Heldere zones worden donkerder en donkere zones
worden helderder.
(Donkere zones
helder maken)
Donkere zones worden helder gemaakt.
// (Klant)
Er kunnen geregistreerde klantinstellingen toegepast
worden.
,QVW
2SVODDQ
HIGH LIGHT
SHADOW
A
B C
133
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
De beeldschermweergave kan omgeschakeld worden door op het scherm voor de instelling
van de helderheid op [DISP.] te drukken.
De instellingen die op / / geregistreerd zijn, zullen zelfs bewaard blijven als dit
toestel uitgeschakeld wordt.
Als dit toestel uitgeschakeld wordt, zal de instelling die bijgesteld is met / /
opnieuw op de fabrieksinstelling gezet worden.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
,QVW
2SVODDQ
HIGH LIGHT
SHADOW
HIGH LIGHT
SHADOW
,QVW
2SVODDQ
134
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
De witbalans instellen
Toepasbare modussen:
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
1
Druk op 1 ().
2
Selecteer de witbalans door aan de
modusknop op de achterkant te draaien.
3
Druk op de modusknop op de achterkant om in te stellen.
¢Deze zal handelen als [AWB] tijdens bewegend beeldopname.
Onderdeel Opnameomstandigheden
[AWB] Automatische afstelling
[V] Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]
Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte
lucht
[î]
Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ]
Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[]
¢
Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
[]/[]
De handmatig ingestelde waarde wordt gebruikt
[]
Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur
gebruikt wordt
WBWBWBWBWBWBWBWBWBWBWB
AWB
AWB
1
2
135
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
De witbalans wordt alleen berekend voor onderwerpen die binnen het bereik van de flitser van
het toestel liggen. (P217)
De instelling van de witbalans wordt zelfs bewaard als de camera uitgeschakeld wordt. (de
instelling van de witbalans van een scènemodus wordt echter opnieuw op [AWB] gezet
wanneer van scènemodus veranderd wordt.)
In de Scene Guide modussen die hieronder staan, is de witbalans vast op [AWB] gezet.
[Zacht tegenlicht]/[Ontspannen atmosfeer]/[Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische
zonsondergang]/[Levendige zonsondergang]/[Glinsterend water]/[Heldere nachtopname]/
[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke nachtopname]/[Fonkelende
verlichting]/[Nachtportret]/[Gerechten]/[Desserts]
Als [Direct focuspunt] (P155) op [ON] staat, worden de handelingen die met de cursorknoppen
uitgevoerd worden, vertaald in bewegingen van de AF-zone. Instellen met gebruik van het
Snelmenu (P43).
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 Zonlicht
6 Wit fluorescerend licht
7 Gloeilamp
8 Zonsopgang en zonsondergang
9 Kaarslicht
Kl Kelvintemperatuur en kleuren
Onder fluorescente verlichting, LED-verlichting-inrichting enz., zal de geschikte
Witbalans variëren afhankelijk van het verlichtingstype, gebruik daarom [AWB] of [ ],
[].
1
2
136
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Stel de witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen doen komen van de
omstandigheid waarin u foto’s maakt.
1 Druk op 1 ().
2 Draai aan de modusknop op de achterkant of op de voorkant om [ ] of [ ]
te selecteren en druk vervolgens op 3.
3 Richt de camera op een wit stuk papier of iets
dergelijks zodat het frame in het middel gevuld is
met het witte object en druk dan op [MENU/SET].
De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft.
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in
verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in
graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer.
Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder.
1 Druk op 1 ().
2 Draai aan de modusknop op de achterkant of de
voorkant om [ ] te selecteren en druk
vervolgens op 3.
3 Druk op 3/4 om de kleur temperatuur te kiezen en
dan op [MENU/SET].
De waarde kan ook ingesteld worden door aanraking van
[]/[].
U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K].
De witbalans handmatig instellen
Instellen van de kleur temperatuur
1
2
6500K
137
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
1 Selecteer de witbalans en druk vervolgens op 4.
2 Druk op 3/4/2/1 om de witbalans fijn in te stellen.
U kunt ook een fijnere afstelling maken door de grafiek van
de witbalans aan te raken.
Door op [DISP.] te drukken, wordt de positie opnieuw op het midden gezet.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Als u de witbalans fijn instelt op [A] (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm
oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op [B] (blauw), zal de icoon van de witbalans o het
beeldscherm blauw worden.
Als u de witbalans fijn instelt op [G] (groen) of op [M] (magenta), zal [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
Het niveau van de fijne afstelling van de witbalans keert terug naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
Als u de witbalans reset in [ ] of [ ]
Als u de kleurtemperatuur handmatigreset in [ ]
De witbalans fijn afstellen
2 : A (AMBER: ORANJE)
1 : B (BLAUW: BLAUWACHTIG)
3 : G (GROEN: GROENACHTIG)
4 : M (MAGENTA: ROODACHTIG)
GGG
GGG
AAA
AAAB
BBB
BBB
MMM
MMM
1 2
138
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met
één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende
kleuren gemaakt.
1 Verricht de fijnafstelling van de witbalans in stap 2
van “De witbalans fijn afstellen” en stel vervolgens
de bracket in door aan de modusknop op de
achterkant te draaien.
Draai de modusknop op de achterkant naar rechts: Horizontaal
([A] naar [B])
Draai de modusknop op de achterkant naar links: Verticaal
([G] naar [M])
U kunt de bracket ook instellen door [ ]/[ ] aan te raken.
2 Op [MENU/SET] drukken.
[ ] wordt weergegeven in de icoon van de witbalans op het beeldscherm als de bracket van
de witbalans ingesteld is.
De instelling van de witbalans bracket wordt vrijgegeven wanneer dit toestel uitgeschakeld is
(met inbegrip van de slaapmodus).
Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De witbalans bracket werkt niet in de volgende gevallen:
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen]/[Panorama-opname] (Scene Guide
modus)
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Witbalans Bracket
GGGGGG
AAAAAABBBBBBB
MMMMMM
139
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Instellen van de beeldkwaliteit en -grootte
Toepasbare modussen:
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P369)
In deze gevallen niet beschikbaar:
Niet beschikbaar met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus.
Toepasbare modussen:
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Instellen van de beeldverhouding
[MENU] > [Opname]>[Aspectratio]
Instellingen Beschrijving van instellingen
[4:3] [Aspectratio] van een 4:3 TV
[3:2] [Aspectratio] van een 35 mm filmcamera
[16:9] [Aspectratio] van een hoge-definitie TV, enz.
[1:1] Vierkante aspectratio
Instellen van het aantal pixels
[MENU] > [Opname]>[Fotoresolutie]
Wanneer de aspectratio [4:3] is. Wanneer de aspectratio [3:2] is.
Instellingen Beeldformaat Instellingen Beeldformaat
[L] (16M) 4592k3448 [L] (14M) 4592k3064
[ M] (8M) 3232k2424 [ M] (7M) 3232k2160
[ S] (4M) 2272k1704 [ S] (3.5M) 2272k1520
140
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Als [Ex. tele conv.] (P211) ingesteld is, wordt [ ] weergegeven op de beeldgroottes van
iedere beeldverhouding, met uitzondering van [L].
Het beeldformaat zal vast op [S] gezet worden als [Burstsnelh.] op [SH] gezet is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Niet beschikbaar met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus.
Toepasbare modussen:
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
¢1 Als u een RAW-bestand uit de camera verwijdert, wordt het bijbehorende JPEG-beeld ook
verwijderd.
¢2 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels ([L]) voor de aspect ratio van elk beeld.
Wanneer de aspectratio [16:9] is. Wanneer de aspectratio [1:1] is.
Instellingen Beeldformaat Instellingen Beeldformaat
[L] (12M) 4592k2584 [L] (11.5M) 3424k3424
[ M] (6M) 3232k1824 [ M] (6M) 2416k2416
[ S] (2M) 1920k1080 [ S] (3M) 1712k1712
Instellen van de beeldcompressieverhouding [Kwaliteit]
[MENU] > [Opname]>[Kwaliteit]
Instellingen
Bestandsformaat
Beschrijving van instellingen
[A]
JPEG
Een JPEG-beeld waarin prioriteit aan de beeldkwaliteit
gegeven werd.
[]
Een JPEG-beeld met standaard beeldkwaliteit.
Dit is nuttig voor het veranderen van het aantal opnames
zonder het aantal pixels te verhogen.
[]
RAWiJPEG
U kunt gelijktijdig een RAW-beeld en een JPEG-beeld
opnemen ([A] of []).
¢1
[]
[] RAW
U kunt alleen RAW-beelden opnemen.
¢2
141
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
U kunt geavanceerdere opnamebewerking genieten als u RAW files gebruikt. U kunt RAW files
opslaan in een fileformaat (JPEG, TIFF etc.) dat afgebeeld kan worden op uw PC etc., deze
ontwikkelen en bewerken m.b.v. de software “SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft
Laboratory op de CD-ROM (bijgeleverd).
[ ]-beelden worden met een kleiner datavolume opgenomen dan [ ] of [ ].
In deze gevallen niet beschikbaar:
De volgende effecten worden niet in de RAW-beelden teruggevonden:
[Fotostijl]/[Schaduw markeren]/[Int.dynamiek]/[Rode-ogencorr]/[I.resolutie]/[Kleurruimte]
([Opname]-menu)
Scene Guide modus
Creative Control modus
In de volgende gevallen kunnen [ ], [ ] en [ ] niet ingesteld worden.
[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
142
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Instellen van beeldgerelateerde functies
Toepasbare modussen:
Contrast en belichting worden gecompenseerd als het verschil in helderheid tussen de
achtergrond en het onderwerp groot is, enz.
Instellingen: [AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
[AUTO] stelt automatisch de intensiteit van het effect in op grond van de
opname-omstandigheden.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Dit kenmerk kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
In de volgende gevallen werkt [Int.dynamiek] niet:
[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
Toepasbare modussen:
Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden met
gebruik van Intelligente Resolutietechnologie.
Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[EXTENDED]/[OFF]
[EXTENDED] stelt u in staat natuurlijke beelden met een hogere resolutie te nemen.
Wanneer u een video opneemt, gaat [EXTENDED] naar [LOW].
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
Compenseren van het contrast en de belichting
[Int.dynamiek] (Intelligente regeling van het dynamische bereik)
[MENU] > [Opname]>[Int.dynamiek]
Verhogen van de resolutie [I.resolutie]
[MENU] > [Opname]>[I.resolutie]
143
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Toepasbare modussen:
U kunt 3 beelden met verschillende niveaus van belichting in een enkel beeld combineren
met rijke schakeringen. U kunt het verlies aan gradatie minimaliseren in heldere en donkere
zones, wanneer het contrast tussen de achtergrond en het onderwerp bijvoorbeeld groot is.
Een door HDR gecombineerd beeld wordt in JPEG opgenomen.
Wat is HDR?
HDR betekent High Dynamic Range en heeft betrekking op een techniek voor het
uitdrukken van een breed contrastbereik.
Beweeg de camera niet tijdens het continu fotograferen nadat op de sluiterknop gedrukt is.
U kunt de volgende foto niet nemen, zolang de combinatie van beelden niet compleet is.
Een bewegend onderwerp kan met onnatuurlijke wazigheid opgenomen worden.
De gezichtshoek wordt een beetje smaller als [Auto uitlijnen] op [ON] gezet is.
De flitser staat vast op [Œ] ([Gedwongen uit]).
In deze gevallen niet beschikbaar:
[HDR] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn.
[HDR] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
Combineren van beelden met verschillende belichtingen [HDR]
[MENU] > [Opname]>[HDR]
Instellingen
Beschrijving van instellingen
[ON] Neemt HDR-beelden op.
[OFF]
Neemt geen HDR-beelden op.
[SET]
[Dynamisch bereik]
[AUTO]: Stelt automatisch het bereik van de belichting in op grond van de
verschillen tussen heldere en donkere zones.
[n1EV]/[n2EV]/[n3 EV]:
Stelt de belichting in binnen de geselecteerde parameters van de
belichting.
[Auto uitlijnen]
[ON]: Corrigeert automatisch het schudden (bibberen) van de camera en
andere problemen die ervoor kunnen zorgen dat de beelden niet
uitgelijnd worden. Wordt aanbevolen wanneer de camera tijdens
het opnemen in de hand gehouden wordt.
[OFF]: De foutieve uitlijning van het beeld wordt niet bijgesteld. Wordt
aanbevolen bij gebruik van een statief.
144
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Toepasbare modussen:
De camera verwijdert automatisch ruis die ontstaat bij een tragere sluitertijd, wanneer u
nachtscènes enz. wilt opnemen, zodat u toch mooie opnamen kunt maken.
Instellingen: [ON]/[OFF]
[Lange sluitertijd ruisreductie lopend] wordt weergegeven gedurende dezelfde tijd als de
sluitertijd voor de signaalverwerking.
Wij raden aan een statief te gebruiken voor het maken van opnamen met een trage sluitertijd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen werkt [Lang sl.n.red] niet:
[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Als [Burstsnelh.] op [SH] staat
Wanneer [Elektronische sluiter] op [ON] gezet is
Toepasbare modussen:
Wanneer de schermomtrek donkerder wordt wegens de eigenschappen van de lens, kunt
u foto’s maken met de helderheid van de schermomtrek gecorrigeerd.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Deze eigenschap kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
Beeldruis aan de randen van het beeld kan sterker worden met een hogere ISO-gevoeligheid.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen is correctie niet mogelijk:
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Foto’s maken terwijl een video gemaakt wordt [alleen wanneer [ ] ingesteld is (videoprioriteit)].
Wanneer [Burstsnelh.] ingesteld is op [SH].
Afhankelijk van de lens die gebruikt wordt, kan het zijn dat [Schaduwcomp.] niet werkt.
Raadpleeg de website voor compatibele lenzen.
Verminderen van het lange sluitergeluid [Lang sl.n.red]
[MENU] > [Opname]>[Lang sl.n.red]
Corrigeren van de helderheid op de randen van het scherm [Schaduwcomp.]
[MENU] > [Opname]>[Schaduwcomp.]
145
Instellingen van beeld- en fotokwaliteit
Toepasbare modussen:
Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren van opgeslagen beelden op de PC,
een printer enz.
Afhankelijk van de instelling van het kleurbereik, wijzigt de naam van het bestand van een
opname zoals u hier ziet.
Stel sRGB in als u AdobeRGB niet goed kent.
De instelling staat vast op [sRGB] in het volgende geval.
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Instellen van de kleurruimte [Kleurruimte]
[MENU] > [Opname]>[Kleurruimte]
Instellingen Beschrijving van instellingen
[sRGB]
Kleurbereik is ingesteld op sRGB-Kleurbereik.
Dit wordt het meeste gebruikt in computeruitrustingen.
[AdobeRGB]
Kleurbereik is ingesteld op AdobeRGB-Kleurbereik.
AdobeRGB is meestal gebuikt voor handelsdoeleinden zoals professioneel
afdrukken omdat het een grotere reeks reproduceerbare kleuren heeft dan
sRGB.
P
: sRGB
_
: AdobeRGB
P1000001.JPG
146
Instellingen van brandpunt en belichting
Foto’s maken met Auto Focus
Toepasbare modussen:
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
1
Zet de hendel van de focusfunctie op [AF].
2
Zet [AFS/AFF/AFC] in het [Voorkeuze]-menu
op [AFS], [AFF] of [AFC] (P147)
3
Druk op 2 ().
4
Druk op 2/1 om de AF-modus te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
Het selectiescherm van de AF-zone wordt weergegeven
als op 4 gedrukt wordt terwijl [š], [ ], [Ø] of [ ]
geselecteerd is. Raadpleeg voor de bediening van het
selectiescherm van de AF-zone P153.
In de volgende gevallen is de AF-modus vastgezet op [Ø].
Bij het gebruik van de digitale zoom
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze kan in de volgende gevallen niet op [š] gezet worden.
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke
nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Gerechten]/[Desserts] (Scene Guide modus)
[ ] wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.
[AFF]/[AFC] ([AFS/AFF/AFC])
MF
AF
147
Instellingen van brandpunt en belichting
Toepasbare modussen:
1
Selecteer het menu.
2
Druk op 3/4 om het onderdeel te selecteren
en druk op [MENU/SET].
Selecteer de focusmodus afhankelijk van de beweging van
het onderwerp en de scène die u aan het opnemen bent.
De ingestelde focusmodus zal toegekend worden aan
[AF] van de hendel van de focusmodus.
Over de focusmodus (AFS/AFF/AFC)
[MENU] > [Voorkeuze]>[AFS/AFF/AFC]
Onderdeel
De beweging van het
onderwerp en de scène
(aanbevolen)
Beschrijving van instellingen
AFS
Onderwerp staat stil
(Landschaps-,
verjaardagsfoto, enz.)
“AFS” is een afkorting van “Auto Focus Single”.
De scherpte wordt automatisch ingesteld als de
sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. De
scherpstelling wordt vastgezet als de knop tot
halverwege ingedrukt wordt.
AFF
Beweging kan niet
voorzien worden
(Kinderen, huisdieren,
enz.)
“AFF” is een afkorting van “Auto Focus Flexible”.
In deze modus, wordt het scherpstellen
automatisch uitgevoerd wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
Als het onderwerp beweegt terwijl de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt
de focus gecorrigeerd om automatisch overeen
te komen met de beweging.
AFC
Het onderwerp beweegt
(Sport, treinen, enz.)
“AFC” is een afkorting van “Auto Focus
Continuous”. In deze modus wordt het
scherpstellen, terwijl de ontspanknop tot de helft
ingedrukt gehouden wordt, constant uitgevoerd
om overeen te komen met de beweging van het
onderwerp. Wanneer het onderwerp beweegt,
wordt het scherpstellen uitgevoerd door de
positie van het onderwerp te voorspellen op het
moment van opname. (Bewegingsvoorspelling)
148
Instellingen van brandpunt en belichting
Afhankelijk van de lens die gebruikt wordt, zouden [AFF] en [AFC] niet kunnen werken.
Raadpleeg de website op P21.
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt, kunnen [AFF] en [AFC]
niet ingesteld worden
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als [Panorama-opname] in de Scene Guide modus ingesteld is, kunnen [AFF]en [AFC] niet
ingesteld worden.
Wanneer u opneemt met gebruik van [AFF], [AFC]
Het kan enige tijd duren om scherp te stellen als u het zoomhendeltje van Wide naar
Tele zet of plotseling van een onderwerp dat ver weg is op een onderwerp dichtbij
scherpstelt.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
Terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt is, zou er trilling op het scherm gezien
kunnen worden.
149
Instellingen van brandpunt en belichting
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De
focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het
best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in
het beeld bevindt. (max. 15 zones)
Als het toestel een gezicht detecteert, wordt de AF-zone
weergegeven.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de
frame groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P153)
Als [š] geselecteerd is en [Meetfunctie] op meervoudige [ ] staat, zal het toestel de
belichting aan het gezicht aanpassen. (P168)
In deze gevallen niet beschikbaar:
Onder bepaalde omstandigheden, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. De AF-functie wordt op [ ] gezet.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
Wanneer het gezicht op een hoek is
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
Wanneer er een snelle beweging is
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
Wanneer het toestel schudt
Soort Auto Focus modus
Over [š] ([Gezichtsdetectie])
150
Instellingen van brandpunt en belichting
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De
focus en de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt.
(Dynamische opsporing)
Als de knoppen gebruikt worden
Plaats het onderwerp in het AF-tracking frame en druk de
sluiterknop tot halverwege in om het onderwerp te
vergrendelen.
A AF-volgframe
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp
waarneemt.
De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten.
De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt
gedrukt.
AF Tracking en de gezichtsdetectie zullen telkens
omgeschakeld worden als op 2 gedrukt wordt in de Intelligent
Auto modus ( of ).
Als het aanraakscherm gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken.
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt.
De vergrendeling wordt geannuleerd als [ ] aangeraakt wordt.
Instelling van [ ] ([Tracking AF])
A
151
Instellingen van brandpunt en belichting
De belichting wordt bijgesteld in overeenstemming met het vergrendelde onderwerp als
[Meetfunctie] op [ ] gezet is. (P168)
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
AF Tracking kan onder bepaalde beeldomstandigheden uitgeschakeld zijn, als het erg donker
is bijvoorbeeld. In dat geval zal de AF-modus als [Ø] werken.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø].
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen]/[Monochroom] (Scene Guide modus)
[Sepia]/[Zwart-wit]/[Dynamisch zwart/wit]/[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/
[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control modus)
[Zwart-wit] ([Fotostijl])
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein is
Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp
Wanneer er beeldbibber is
Als de zoom wordt gebruikt
152
Instellingen van brandpunt en belichting
Er kunnen tot 23 AF-zones scherp gesteld worden. Dit is zelfs werkzaam als een
onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt (het frame van de AF-zone zal
gelijk zijn aan de instelling van de beeldverhouding).
(Het kader van de AF-zone is gelijk aan de instelling van de beeldverhouding)
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt
scherpstellen kan ingesteld worden. (P153)
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het midden van het scherm.
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P153)
Wanneer het onderwerp zich niet in het midden bevindt van de samenstelling in [Ø], kunt u
het onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting vaststellen door de
sluitertijd tot de helft in te drukken, het toestel verplaatsen naar de samenstelling die u wilt
terwijl u de ontspanknop tot de helft ingedrukt houdt en dan het beeld maken. (Alleen als de
[AFS/AFF/AFC] op [AFS] gezet is.)
U kunt een preciezere focus verkrijgen op een punt dat kleiner is dan [Ø].
De focuspositie kan ingesteld worden op een vergroot scherm. (P154)
Door de ontspanknop tot halverwege in te drukken, wordt het scherm voor het controleren van
de brandpuntpositie ongeveer 3 tot 10 keer de oorspronkelijke grootte uitvergroot.
De grootte van de afgebeelde AF-zone wanneer de camera de focus verkregen heeft kan
veranderen afhankelijk van het onderwerp.
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø]
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Over [ ] ([23-zone])
Over [ ] ([1-zone])
Over [ ] ([Spot])
153
Instellingen van brandpunt en belichting
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
Als de instelling gemaakt wordt met bediening door aanraking, zet [Touch AF] in [Touch inst.]
van het [Voorkeuze]-menu dan op [AF].
Als [š], [Ø] geselecteerd worden
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden.
1 Selecteer [š] of [Ø] en druk op 4.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt
weergegeven.
2 Op 3/4/2/1 drukken om de AF-zone te
verplaatsen.
De AF-zone kan ook verplaatst worden door het onderwerp
aan te raken.
Druk op [DISP.] om de AF-zone opnieuw naar het midden
van het beeldscherm te brengen.
3 Draai aan de modusknop op de achterkant om de
grootte van het kader van de AF-zone te veranderen.
Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
De grootte van de zone kan ook veranderd worden door
deze op het scherm samen te knijpen/te spreiden (P16).
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] wordt in de
aangeraakte positie weergegeven als [š] geselecteerd is. De instelling van de AF-zone
wordt geannuleerd als [ ] aangeraakt wordt.
Wanneer u [ ] selecteert
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt
scherpstellen kan ingesteld worden.
1 Selecteer [ ] en druk op 4.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt
weergegeven.
2 Druk op 3/4/2/1 om het frame van de AF-zone te
selecteren zoals in de afbeelding rechts getoond
wordt.
Het kader van de AF-zone kan ook geselecteerd worden
door het scherm aan te raken.
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Alleen de weergave van [i] (middelpunt van het geselecteerde kader van de AF-zone)
zal op het beeldscherm blijven.
De instelling van het kader van de AF-zone wordt geannuleerd als op [MENU/SET]
gedrukt wordt of [ ] aangeraakt wordt.
Instellen van de positie van de AF-zone/veranderen van de maat van de AF-zone
154
Instellingen van brandpunt en belichting
Wanneer u [ ] selecteert
U kunt de scherpstelpositie op precieze wijze instellen door het scherm te vergroten.
De focuspositie kan niet op de rand van het beeldscherm ingesteld worden.
1 Selecteer [ ] en druk op 4.
2 Druk op 3/4/2/1 om de focuspositie in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Het hulpscherm voor het instellen van de brandpuntpositie wordt vergroot weergegeven.
Het hulpscherm kan ook verplaatst worden door het onderwerp aan te raken.
3 Verplaats [_] naar de brandpuntpositie met
3/4/2/1.
De brandpuntpositie kan ook verplaatst worden door het
scherm aan te raken.
Door op [DISP.] te drukken, keert de brandpuntpositie terug
naar het midden van het hulpscherm.
Op het assistentiescherm is het ook mogelijk om een foto
te maken door [ ] aan te raken.
Veranderen van de weergave van het hulpscherm
Telkens wanneer op de modusknop op de achterkant gedrukt wordt, zal de vergrote
weergave tussen de weergave van een vensterscherm en de weergave van het volledige
scherm schakelen.
De weergave van het hulpscherm kan ook omgeschakeld worden door aanraking van [ ].
Als aan de modusknop op de voorkant of op de achterkant gedraaid wordt, kan de weergave
ongeveer 3 tot 6 keer vergroot/verkleind worden, als de vergrote weergave in een
vensterscherm staat, of ongeveer 3 tot 10 keer als de vergrote weergave op het volledige
scherm staat. De modusknop op de achterkant vergroot/verkleint de grootte met een snelheid
van 1 keer en de modusknop op de voorkant vergroot/verkleint de weergave met een snelheid
van 0,1 keer.
De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te knijpen/te
spreiden.
155
Instellingen van brandpunt en belichting
De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen met de AF-zone wanneer
de [Meetfunctie] (P168) ingesteld is op [ ]. Aan de rand van het scherm zou de meting
beïnvloed kunnen worden door de helderheid rond de AF-zone.
Als [Touch AF] op [AF+AE] gezet is, volgt de optimaliseringspositie van de helderheid de
beweging van de AF-zone (de AF-zone werkt als [Ø].) (P172)
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Direct focuspunt] is in de volgende gevallen vastgezet op [OFF].
Creative Control modus
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, kunnen de positie en de maat van de AF-zone niet
veranderd worden.
Instelling van de duur waarbij het scherm vergroot is
[MENU] > [Voorkeuze]>[Spot AF tijd]>
[LONG] (Ongeveer 1,5 seconden)/[MID] (Ongeveer 1,0 seconden)/
[SHORT] (Ongeveer 0,5 seconden)
Verplaatsen/niet verplaatsen van de AF-zone met de cursorknop
[MENU] > [Voorkeuze]>[Direct focuspunt]>[ON]/[OFF]
Als [š], [ ] of [Ø] geselecteerd is, kan de AF-zone verplaatst worden; als [ ]
geselecteerd is, kan de uitvergrote positie verplaatst worden.
Om de onderdelen in te stellen die gebruik maken van de cursorknoppen, zoals
[Aandrijfstand], [Witbalans], of [Gevoeligheid] kunt u in plaats daarvan het Quick Menu (P43)
gebruiken.
156
Instellingen van brandpunt en belichting
Door het [Voorkeuze]-menu te gebruiken, kunt u de focusmethode in detail instellen.
Scherpstellen/niet scherpstellen wanneer de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt
Loslaten/Niet loslaten van de sluiter door de sluiterknop tot halverwege in te
drukken
Wel/niet van te voren scherpstellen
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen
en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt.
Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen.
De batterij raakt sneller op dan normaal.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
[Quick AF] is onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
In de preview-modus
In situaties met weinig licht
Met lenzen die alleen Manuele Focus mogelijk maken
Met bepaalde Four Third lenzen die geen contrast AF ondersteunen
Instelling van de gewenste focusmethode
[MENU] > [Voorkeuze]>[Sluiter-focus]>[ON]/[OFF]
[MENU] > [Voorkeuze]>[Ontsp. knop half indr.]>[ON]/[OFF]
[MENU] > [Voorkeuze]>[Quick AF]>[ON]/[OFF]
157
Instellingen van brandpunt en belichting
Wel/niet inschakelen van de AF Assist-lamp
De AF-hulplamp zal het onderwerp verlichten als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt
wordt en maakt het zo gemakkelijker voor het toestel om scherp te stellen als een opname
bij weinig licht gemaakt wordt. (Al naargelang de opnameomstandigheden zal een grotere
AF-zone weergegeven worden.)
Het effectieve bereik van het AF Assist-lampje varieert afhankelijk van de lens die wordt
gebruikt.
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) bevestigd is: Ongeveer 1,0 m tot 5,0 m
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) bevestigd is en op Wide staat: Ongeveer
1,0 m tot 3,0 m
De AF-assist lamp is alleen werkzaam voor het onderwerp in het midden van het beeldscherm.
Gebruik het door het onderwerp in het midden van het beeldscherm te zetten.
Verwijder de lenskap.
Wanneer u de AF-lamp niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen maakt van dieren op
een donkere plek), de [AF ass. lamp] op [OFF] zetten. In dit geval zal het moeilijker worden
scherp te stellen.
De AF-assist lamp kan ernstig geblokkeerd raken en dan wordt het moeilijk om scherp te
stellen als een lens met een grote diameter gebruikt wordt.
De instelling van de [AF ass. lamp] staat in de volgende gevallen vast op [OFF].
[Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische zonsondergang]/[Levendige zonsondergang]/
[Glinsterend water]/[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/
[Artistieke nachtopname] (Scene Guide modus)
Wel/niet opnemen, zelfs als geen scherpstelling van het beeld verkregen wordt
[FOCUS]:
U kunt geen opname maken zolang het object niet is scherpgesteld.
[RELEASE]:
Dit geeft voorrang aan het beste ogenblik om een opname te maken zodat u een opname
kunt maken als u de ontspanknop helemaal indrukt.
Houd er rekening mee dat wanneer [RELEASE] ingesteld is, de scherpstelling zelfs niet
verkregen wordt als de
hendel van de focusmodus op [AF] gezet is.
[Prio. focus/ontspan] is buiten werking gesteld tijdens de opname van bewegend beeld.
Wel/niet handmatig scherp stellen na Auto Focus verkregen te hebben
Als de AF-vergrendeling op ON staat (druk de sluiterknop tot halverwege in met de [AFS/
AFF/AFC] op [AFS] of stel de AF-vergrendeling in met gebruik van [AF/AE LOCK]), dan
kunt u de scherpte met de hand fijn afstellen.
[MENU] > [Voorkeuze]>[AF ass. lamp]>[ON]/[OFF]
[MENU] > [Voorkeuze]>[Prio. focus/ontspan]
[MENU] > [Voorkeuze]>[AF+MF]>[ON]/[OFF]
158
Instellingen van brandpunt en belichting
Opnamen maken met handmatig scherpstellen
Toepasbare modussen:
Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens
en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
1
Zet de hendel van de focusmodus op [MF].
2
Gebruik de focushendel of focusring op de
lens om scherpstelling te verkrijgen.
A Aanduiding van (oneindigheid)
Als u handmatig scherp stelt, zal het display naar het
assistentiescherm schakelen en wordt het beeld vergroot
(MF Assist B).
Als [Peaking] in het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is,
worden de scherp gestelde delen geaccentueerd (C).
Wanneer [MF-gids] op het [Voorkeuze] menu ingesteld is
op [ON] en u handmatig scherpstelt, wordt de MF-guide
D afgebeeld op het scherm. U kunt controleren of het
scherpstelpunt richting de kant dichtbij of de kant ver
weg is.
De handelingen die gebruikt worden om handmatig scherp te stellen variëren
afhankelijk van de lens.
Gebruik van de onderling verwisselbare
lens (
H-H020A, H-FS1442A) met een
focusring
Gebruik van de onderling verwisselbare
lens met een focushendel
Draai naar A kant:
Stelt scherp op een
onderwerp dichtbij
Draai naar B kant:
Stelt scherp op een
onderwerp ver weg
Verplaats naar C
kant:
Stelt scherp op een
onderwerp dichtbij
Verplaats naar D
kant:
Stelt scherp op een onderwerp ver weg
De scherpstelsnelheid varieert afhankelijk
van hoe ver u de focushendel verplaatst.
A
B
C
D
MF
AF
B
D
A
C
159
Instellingen van brandpunt en belichting
Snel scherp stellen met gebruik van Auto Focus
Als [AF/AE VERGRENDELING] op Manuele Focus geduwd wordt, zal Auto Focus
werkzaam zijn.
Auto Focus werkt in het midden van het frame.
Als Auto Focus gebruikt wordt terwijl het MF-hulpscherm
weergegeven wordt, zal scherp gesteld worden in het midden
van het MF-hulpscherm.
Auto Focus werkt ook met de volgende aanraakhandelingen.
Door aanraking van [ ]
Door verslepen van de monitor en het loslaten van uw vinger
op het punt waarop u wilt scherpstellen.
Instelling van de weergavemethode van MF Assist
[MENU] > [Voorkeuze]>[AF/AE vergrend.]>[AF-ON]
[MENU] > [Voorkeuze]>[MF assist]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[]
Vergroten door aan de focusring te draaien of de focushendel te
bewegen of door op 2 ( ) te drukken.
[]
Vergroten door aan de focusring te draaien of de focushendel te
bewegen.
[]
Vergroten door op 2 ( ) te drukken.
[OFF]
MF Assist wordt niet weergegeven.
AF
AF
160
Instellingen van brandpunt en belichting
Accentueren/niet accentueren van de scherp gestelde delen
Als [Peaking] ingesteld is, [ ] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) of [ ] ([Niveau
detecteren]: [LOW]) zullen weergegeven worden.
Telkens wanneer [ ] in [ ] aangeraakt wordt, wordt de instelling omgeschakeld in de
volgorde [ON] ([Niveau detecteren]: [LOW])
> [ON] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) > [OFF].
Telkens wanneer op de functieknop gedrukt wordt terwijl [Peaking] op [Fn knopinstelling] (P47)
gezet is in het [Voorkeuze]-menu, schakelt de instelling van de peaking in de volgorde [ON]
([Niveau detecteren]: [LOW]) > [ON] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) > [OFF].
Deze functie werkt in Manuele Focus of wanneer de scherpstelling met de hand met [AF+MF]
geregeld wordt.
Aangezien de delen met heldere contouren op het scherm als scherp gestelde delen
geaccentueerd worden, zullen de geaccentueerde delen variëren, al naargelang de
opname-omstandigheden.
De kleur die voor het accentueren gebruikt wordt, is niet van invloed op de opgenomen
beelden.
Wel/niet weergeven van de MF-gids
[MENU] > [Voorkeuze]>[Peaking]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[ON]
De in-focus gedeeltes worden met een kleur geaccentueerd.
[OFF]
De in-focus gedeeltes worden niet met een kleur geaccentueerd.
[SET]
[Niveau
detecteren]
Het detectieniveau van in-focus gedeeltes wordt
ingesteld.
Als [HIGH] ingesteld wordt, worden de te accentueren
gedeeltes verkleind zodat het mogelijk is een meer
precieze scherpstelling te verkrijgen.
[HIGH]/[LOW]
De instelling van het detectieniveau is niet van invloed op
het brandpuntbereik.
[Kleur
weergeven]
Stelt de kleur in die gebruikt wordt voor het accentueren
van [Peaking].
Als [Niveau detecteren] op [HIGH] gezet is: [ ]
(Lichtblauw)/[ ] (Geel)/[ ] (Groen)
Als [Niveau detecteren] op [LOW] gezet is: [ ] (Blauw)/
[ ] (Oranje)/[ ] (Wit)
Het veranderen van de instelling van [Niveau detecteren]
verandert ook als volgt de instelling van [Kleur weergeven].
[ ] (Lichtblauw) [ ] (Blauw)
[ ] (Geel) [ ] (Oranje)
[ ] (Groen) [ ] (Wit)
[MENU] > [Voorkeuze]>[MF-gids]>[ON]/[OFF]
161
Instellingen van brandpunt en belichting
Weergeven van MF Assist
Dit kan weergegeven worden door aan de focusring te draaien, de focushendel te bewegen,
het scherm te spreiden (P16) of het scherm twee keer aan te raken. (in de Creative Controle
modus [Miniatuureffect] kan MF-hulp niet weergegeven worden door het scherm aan te raken)
Het kan ook weergegeven worden door op 2 te drukken om het instellingsbeeldscherm voor
de vergrote zone weer te geven. Besluit met de cursorknop welke zone vergroot moet worden
en druk daarna op [MENU/SET].
Het zal naar het instellingsbeeldscherm voor de vergrote zone schakelen door op de
cursorknop te drukken, als [Direct focuspunt] in het [Voorkeuze] menu op [ON] staat.
De weergave van MF Assist veranderen
Telkens wanneer op de modusknop op de achterkant gedrukt wordt, zal de vergrote weergave
tussen de weergave van een vensterscherm en de weergave van het volledige scherm schakelen.
De weergave van MF-hulp kan ook omgeschakeld worden door aanraking van [ ].
Als aan de modusknop op de voorkant of op de achterkant gedraaid wordt, kan de weergave
ongeveer 3 tot 6 keer vergroot/verkleind worden, als de vergrote weergave in een vensterscherm
staat, of ongeveer 3 tot 10 keer als de vergrote weergave op het volledige scherm staat. De
modusknop op de achterkant vergroot/verkleint de grootte met een snelheid van 1 keer en de
modusknop op de voorkant vergroot/verkleint de weergave met een snelheid van 0,1 keer.
De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te knijpen/te
spreiden.
Verplaatsen van de vergrote zone
De vergrote zone kan verplaatst worden door het beeldscherm te verslepen (P16), of door o de
cursorknop te drukken.
Op de onderstaande wijze wordt de MF-assistentie weer in de oorspronkelijke positie gebracht.
Door op [DISP.] te drukken als het instelscherm voor het bepalen van de te vergroten zone
weergegeven wordt.
Afsluiten van MF Assist
Het zal afgesloten worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
U kunt MF Assist ook sluiten door op [MENU/SET] te drukken of [Exit] aan te raken.
Wanneer deze afgebeeld wordt door het verplaatsen van de focushendel of het draaien van de
focusring, wordt deze ongeveer 10 seconden nadat de handelingen gestopt zijn gesloten.
MF-ASSIST
162
Instellingen van brandpunt en belichting
MF Assist of de MF-gids worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van de gebruikte
lens. MF Assist kan echter weergegeven worden door het toestel rechtstreeks te bedienen,
met het aanraakscherm of een knop.
In deze gevallen niet beschikbaar:
MF Assist wordt uitgeschakeld als digitale zoom gebruikt wordt of filmopnames gemaakt
worden.
Technieken voor Manuele Focus
1 Stel scherp door de focushendel te
verplaatsen of de focusring te draaien.
2 Verplaats de focushendel of draai de
focusring een beetje verder in dezelfde
richting.
3 Stel de focus fijn af door de focushendel
enigszins in de tegenovergestelde
richting te verplaatsen of de focusring enigszins in de tegenovergestelde richting te
draaien.
Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het
brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
Als u close-ups maakt:
Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P186) te gebruiken.
Het effectieve focusbereik (velddiepte) is aanzienlijk versmald. Daarom kan, als de afstand
tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er
opnieuw op scherp te stellen.
De scherpte op de buitenkanten van het beeld kan wat minder zijn. Dit is geen storing.
163
Instellingen van brandpunt en belichting
Over de referentiemarkering van de focusafstand
De referentiemarkering van de focusafstand is een markering die gebruikt wordt om de
focusafstand te meten.
Gebruik dit voor opnamen met manueel scherpstellen of close-ups.
Focusbereik
A Referentieteken focusafstand
B Referentielijn focusafstand
C 0,2 m [Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt]
D 0,2 m (Wide tot brandpuntafstand 20 mm)
[Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt]
E 0,3 m (brandpuntafstand 21 mm tot Tele)
[Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt]
164
Instellingen van brandpunt en belichting
Vastzetten van het brandpunt en de belichting
(AF/AE-vergrendeling)
Toepasbare modussen:
Dit is handig wanneer u een opname wilt maken van een onderwerp dat zich buiten de
AF-zone bevindt of wanneer het contrast te sterk is en u niet de juiste belichting vindt.
1
Lijn het scherm uit met het onderwerp.
2
Houd [AF/AE LOCK] ingedrukt om de focus of de belichting vast te
zetten.
Als u [AF/AE LOCK] loslaat, zal AF/AE-vergrendeling gewist worden.
In de fabrieksinstelling is alleen de belichting vergrendeld.
3
Terwijl u op [AF/AE LOCK] drukt, beweegt u
het toestel als of u het beeld samenstelt, en
drukt u de sluiterknop vervolgens geheel in.
A AE vergrendelingsaanwijzing
Als [AE LOCK] ingesteld is, en nadat u de sluiterknop tot halverwege ingedrukt heeft om
scherp te stellen, druk de sluiterknop dan geheel in.
Instelling van de functies van [AF/AE LOCK]
[MENU] > [Voorkeuze]>[AF/AE vergrend.]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[AE LOCK]
Alleen de belichting is vergrendeld.
[AEL], de openingswaarde, de sluitersnelheid licht op als de belichting
ingesteld is.
[AF LOCK]
Alleen de focus is ontgrendeld.
[AFL], de focusaanduiding, de openingswaarde en de sluitertijd lichten op
als scherpgesteld wordt op het onderwerp.
[AF/AE LOCK]
Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
[AFL], [AEL], de focusaanduiding, de openingswaarde en de sluitersnelheid
lichten op als op het onderwerp scherp gesteld wordt en de belichting
ingesteld is.
[AF-ON] Auto focus wordt uitgevoerd.
2
0
0
60
60
60
1.7
1.7
1.7
AEL
AEL
0
0
A
165
Instellingen van brandpunt en belichting
Handhaven/niet handhaven van de vergrendeling wanneer [AF/AE LOCK]
vrijgegeven wordt
Als een AE-vergrendeling uitgevoerd wordt, staat de helderheid van het opnamescherm dat op
het scherm verschijnt, vast.
AF-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt in handmatige belichtingsfunctie.
De AE-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt met de Handmatige
Scherpstelling.
Tijdens het opnemen van een film is alleen de AF-vergrendeling actief. Wanneer u de
AF-vergrendeling tijdens de opname eenmaal wist, kan hij niet opnieuw geactiveerd worden.
De belichting wordt ingesteld, zelfs als de helderheid van het onderwerp verandert.
Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te
drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
[MENU] > [Voorkeuze]>[AE-vergr.-vast]>[ON]/[OFF]
166
Instellingen van brandpunt en belichting
Belichtingscompensatie
Toepasbare modussen:
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond.
1
Druk op de functieknop achterop om te
schakelen naar
Belichtingscompensatie-werking.
2
Draai de functieknop om de belichting te
compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde
B Flash Adjust
U kunt de functies tussen de modusknop op de achterkant en de modusknop op de
voorkant schakelen door op [DISP.] te drukken.
De waarde van de belichtingscompensatie kan ingesteld worden binnen een bereik van
j5 EV tot i5 EV. Bij het opnemen van video’s, kan de waarde van de
belichtingscompensatie ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot i3EV.
Selecteer [n0] om terug te keren naar de oorspronkelijke belichting.
3
Draai aan de modusknop op de voorkant om de flitser-output bij te
stellen.
Deze handeling is alleen mogelijk als [Auto. belichtingscomp.] (P223) in [Flitser] in het
[Opname]-menu op [ON] gezet is en [Flitser functie] (P224) in [Flitser] op [TTL] gezet is.
De helderheid van de flits kan ook geregeld worden met gebruik van [Flitser instel.] in
[Flitser] in het [Opname]-menu. (P223)
Onderbelicht
Juistebelichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
+1+1
+1+1 +2+2 +3+3 +4+4 +5+5
-
5
-
5
-
4
-
4
-
3
-
3
-
2
-
2
-
1
-
100
0
A B
167
Instellingen van brandpunt en belichting
Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de
helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de
geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden. (P223)
Als de belichtingswaarde buiten het EV-bereik j3 EV tot i3 EV ligt, zal de helderheid van het
opnamescherm niet langer veranderen. Er wordt aangeraden om de daadwerkelijke helderheid
van de foto tijdens het opnemen te controleren met Auto Review of op het afspeelscherm.
De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
168
Instellingen van brandpunt en belichting
Selecteren van de methode voor het meten van
de helderheid
[Meetfunctie]
Toepasbare modussen:
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
[MENU] > [Opname]>[Meetfunctie]
Instellingen Beschrijving van instellingen
[]
(Meervoudig)
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet door
de helderheid op het hele beeld automatisch te berekenen. Wij raden
aan om zoveel mogelijk deze methode te gebruiken.
[]
(Middenmeting)
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op het
object in het midden van het volledige beeld en de rest van het beeld
aan dit middelste beeld aan te passen.
[]
(Puntmeting)
Dit is de methode waarbij het object direct in het
meetbereik te meten A.
169
Instellingen van brandpunt en belichting
Uitvoeren van meerdere belichtingen op één
beeld
[Multi-belicht.]
Toepasbare modussen:
U kunt tot vier belichtingen per beeld opnemen.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Bepaal de samenstelling en maak het eerste beeld.
Na het maken van de foto de sluiterknop tot halverwege
indrukken om de volgende foto te maken.
Druk op 3/4 om het item te selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET] voor een van de volgende handelingen.
4 Opnemen van de tweede, derde en vierde belichting.
Als [Fn2] ingedrukt wordt terwijl u beelden maakt, worden de gefotografeerde beelden
opgenomen en zal de sessie van beelden maken met meervoudige belichting voltooid
worden.
5 Druk op 4 om [Exit] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het
menu te sluiten.
[MENU] > [Opname]>[Multi-belicht.]
[Volg.]: Ga verder naar het volgende beeld.
[Nieuw]: Ga terug naar het eerste beeld.
[Exit]: Neem het beeld op van de eerste foto en
eindig de sessie van beelden maken met
meervoudige belichting.
([LW
1LHXZ
9ROJ
([LW
1LHXZ
170
Instellingen van brandpunt en belichting
Over automatische instelling van controle krijgen
Selecteer [Auto gain] op het beeldscherm dat getoond wordt in stap
1 en stel het in.
Combineren van RAW-beelden op de kaart
Op het beeldscherm dat getoond wordt in stap
1 zet u [Overlappen] op [ON]. Na [Start]
zullen de beelden op de kaart weergegeven worden. Selecteer de RAW-beelden, druk op
[MENU/SET] en ga door met opnemen.
[Overlappen] is alleen beschikbaar voor RAW-beelden die met dit toestel gemaakt zijjn.
Het beeld is niet opgenomen tot voltooiing.
De afgebeeld opname-informatie die afgebeeld wordt voor beelden die gemaakt zijn met
meervoudige belichtingen is de opname-informatie voor het laatst gemaakte beeld.
De items die grijs op het menuscherm weergegeven worden, kunnen niet tijdens meervoudige
belichtingen ingesteld worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Multi-belicht.] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
[ON]: Het helderheidniveau wordt afgesteld volgens het aantal gemaakte beelden en de
beelden worden over elkaar heen gelegd.
[OFF]: De belichting compenseren om overeen te komen met het onderwerp zodat alle
over elkaar heen gelegde belichtingseffecten precies goed zullen zijn.
171
Instellingen van brandpunt en belichting
Eenvoudig optimaliseren van de helderheid van
een bepaalde zone
(Touch AE)
Toepasbare modussen:
U kunt de helderheid van een aangeraakte positie gemakkelijk optimaliseren. Als het
gezicht van het onderwerp donker lijkt, kunt u het scherm helderder maken
overeenkomstig de helderheid van het gezicht.
U kunt alleen de helderheid van een aangeraakte positie optimaliseren maar u kunt ook,
met gebruik van Touch AF voor het optimaliseren van de helderheid, zowel het brandpunt
als de helderheid van de aangeraakte positie optimaliseren.
Annuleren van de Touch AE-functie
Raak [ ] aan.
[Meetfunctie] keert terug naar de oorspronkelijk instelling en de optimaliseringspositie van de
helderheid wordt geannuleerd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Touch AE] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
Als u de digitale zoom gebruikt.
Als [Touch AF] in [Touch inst.] van het [Voorkeuze]-menu op [AF+AE] gezet is. (P172)
Optimaliseren van alleen de helderheid van een aangeraakte positie
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
Het instellingenscherm voor de optimaliseringspositie van
de helderheid wordt weergegeven.
De [Meetfunctie] wordt op [ ] gezet, die uitsluitend voor
Touch AE gebruikt wordt.
3
Raak het onderwerp aan waarvoor u de
helderheid wilt optimaliseren.
Door [Reset] aan te raken, keert de optimalisatiepositie
van de helderheid terug naar het midden.
4
Raak [Inst.] aan.
AE
AE
AE
ュリヴヱハ
5HVHW
,QVW
172
Instellingen van brandpunt en belichting
1
Selecteer het menu.
2
Selecteer [Touch AF] en raak vervolgens [AF+AE] aan.
3
Raak het onderwerp aan waarvoor u de
helderheid wilt optimaliseren.
Het instellingenscherm van de AF-zone wordt
weergegeven. (P153)
De positie voor de optimalisering van de helderheid
wordt op het midden van de AF-zone weergegeven. De
positie volgt de beweging van de AF-zone.
De [Meetfunctie] wordt op [ ]gezet, die uitsluitend voor Touch AE gebruikt wordt.
Als u [Reset] aanraakt, worden de optimaliseringspositie van de helderheid en de
AF-zone naar het midden teruggezet.
4
Raak [Inst.] aan.
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] wordt op de aangeraakte positie
weergegeven.
Door [ ] aan te raken, wordt [Meetfunctie] teruggezet op de oorspronkelijke instelling
en wordt de optimaliseringspositie van de helderheid geannuleerd. Ook de instelling
van AF-zone wordt geannuleerd.
Door [ ] aan te raken, wordt [Meetfunctie] op de oorspronkelijke instelling teruggezet
en wordt de optimaliseringspositie van de helderheid geannuleerd.
Optimaliseren van het brandpunt en de helderheid van een aangeraakte positie
[MENU] > [Voorkeuze]>[Touch inst.]
Als de achtergrond te helder geworden is, enz., kan
dit contrast met de achtergrond bijgesteld worden
door de belichting te compenseren.
ュリヴヱハ
,QVW5HVHW
AE
173
Instellingen van brandpunt en belichting
Wanneer opnames met Touch Shutter gemaakt worden, worden de scherpstelling en de
helderheid van de aangeraakte positie geoptimaliseerd voordat de opname plaatsvindt.
Aan de rand van het scherm kan het focussen beïnvloed worden door de helderheid rondom
de aangeraakte plek.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[AF+AE], die het brandpunt en de helderheid optimaliseert, werkt in de volgende gevallen niet.
Op Manuele Focus
Als u de digitale zoom gebruikt.
Als de AF-zone ingesteld is met gebruik van de cursorknop
174
Instellingen van brandpunt en belichting
De lichtgevoeligheid instellen
Toepasbare modussen:
Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u
deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat
de opnamen donker worden.
1
Druk op 3 ().
2
Selecteer de ISO-gevoeligheid door aan de
modusknop op de achterkant te draaien.
U kunt de functies tussen de modusknop op de
achterkant en de modusknop op de voorkant schakelen
door op [DISP.] te drukken.
3
Draai aan de modusknop op de voorkant om de bovengrens van de
ISO-gevoeligheid in te stellen.
Het zal werken als [Gevoeligheid] op [AUTO] of [ ] gezet is.
4
Druk op de modusknop op de achterkant om in te stellen.
ISOISO
LIMITLIMIT
OFFOFFAUTOAUTO
2
00
2
00
4040
ISO
ISOISOISOISOISOISOISOISOISOISOISO
AUTOAUTO
175
Instellingen van brandpunt en belichting
¢1 Als de [ISO-limiet] (P176) van het [Opname]-menu op iets anders dan [OFF] gezet is, zal
deze automatisch ingesteld worden binnen de waarde die ingesteld is in [ISO-limiet].
¢2 Alleen beschikbaar als [Uitgebreide ISO] ingesteld is.
Kenmerken van de ISO-gevoeligheid.
Voor het focusbereik van de flitser als [AUTO] ingesteld is, raadpleegt u P217.
Wanneer [Elektronische sluiter] op [ON] gezet is, kan de ISO-gevoeligheid ingesteld worden tot
[ISO 3200].
Als [Direct focuspunt] (P155) op [ON] staat, worden de handelingen die met de cursorknoppen
uitgevoerd worden, vertaald in bewegingen van de AF-zone. Instellen met gebruik van het
Snelmenu (P43).
Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie.
[AUTO]/[200] tot [3200]
ISO-gevoeligheid Beschrijving van instellingen
AUTO
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis
van de helderheid.
Maximum [ISO3200] (Met de flitser op [ISO1600])
¢1
(Intelligent)
Het toestel spoort de beweging van het onderwerp op en
stelt de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd vervolgens
automatisch in zodat deze zo goed mogelijk bij de beweging
van het onderwerp en de helderheid van de scène passen,
om het schommelen van het onderwerp te minimaliseren.
Maximum [ISO3200] (Met de flitser op [ISO1600])
¢1
De sluitersnelheid wordt niet vastgezet als de sluiterknop
tot halverwege ingedrukt wordt. Het verandert voortdurend
om zich aan te passen aan de beweging van het
onderwerp, tot de sluiterknop volledig ingedrukt wordt.
125
¢2
/200/400/800/1600/3200/
6400/12800/25600
De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende
standen.
Als de [ISO-verhoging] in het [Opname]-menu (P176) op
[1/3 EV] gezet is, zullen de onderdelen van de
ISO-gevoeligheid die ingesteld kunnen worden, toenemen.
200 25600
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is
Sluitertijd Langzaam Snel
Ruis Minder Verhoogd
Schommelen van het
onderwerp
Verhoogd Minder
176
Instellingen van brandpunt en belichting
Toepasbare modussen:
Deze zal optimale ISO-gevoeligheid selecteren met ingestelde waarde als limiet
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Instellingen: [400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600]/[OFF]
Dit werkt wanneer de [Gevoeligheid] op [AUTO] of [ ] wordt gezet.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[ISO-limiet] wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld:
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname] (Scene Guide modus)
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Toepasbare modussen:
U kunt voor iedere 1/3 EV de instellingen van de ISO-gevoeligheid bijstellen.
¢ Alleen beschikbaar als [Uitgebreide ISO] ingesteld is.
Wanneer de instelling veranderd wordt van [1/3 EV] naar [1 EV], zal [Gevoeligheid] ingesteld
worden op de waarde die het dichtst bij de waarde ligt die ingesteld is tijdens de [1/3 EV].
(Ingestelde waarde zal niet herstellen wanneer de instelling terugveranderd wordt naar
[1/3 EV]. Deze zal blijven zoals de instelling geselecteerd voor [1 EV].)
Instellen van de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid
[MENU] > [Opname]>[ISO-limiet]
Instellen van de staptoename van de ISO-gevoeligheid
[MENU] > [Opname]>[ISO-verhoging]
Instellingen
[1/3 EV]
[L.125]
¢
/[L.160]
¢
/[200]/[250]/[320]/[400]/[500]/[640]/[800]/[1000]/[1250]/[1600]/
[2000]/[2500]/[3200]/[4000]/[5000]/[6400]/[8000]/[10000]/[12800]/[16000]/
[20000]/[25600]
[1 EV] [L.125]
¢
/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600]
177
Instellingen van brandpunt en belichting
Toepasbare modussen:
De ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden tot een minimum van [ISO125].
Instellingen: [ON]/[OFF]
Uitbreiden van de ISO-gevoeligheid
[MENU] > [Opname]>[Uitgebreide ISO]
178
Instellingen van de sluiter (drive)
Selecteer een drive-modus
Toepasbare modussen:
Door een drive-modus te selecteren kunt u de werking veranderen, zoals een
burst-opname of met de zelfontspanner, voor wanneer u op de sluiterknop drukt.
1
Druk op 4 ().
2
Druk op 2
/
1 om de drivemodus te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET]
.
A Drive-modus
Selecteert [ ] om de drivemodus te annuleren. De instelling zal naar
[Enkel]schakelen.
De instellingen van iedere drivemodus kunnen veranderd worden door op 3 te
drukken.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Niet beschikbaar met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus.
Drive-modus Beschrijving van instellingen
1
[Enkel] (P65)
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, wordt slechts één
beeld opgenomen.
2
[Burstfunctie] (P179)
Er worden achtereenvolgende opnames gemaakt
terwijl de sluiterknop ingedrukt is.
3
[Auto bracket] (P183)
Telkens wanneer op de sluiterknop gedrukt wordt,
worden opnames met verschillende
belichtingsinstellingen gemaakt, op grond van het
bereik van de belichtingscompensatie.
4 [Zelf ontsp.] (P186)
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, wordt de opname
gemaakt nadat de ingestelde tijd verstreken is.
31/3
H
0HHULQVWHOOHQ
1 2 3 4
A
179
Instellingen van de sluiter (drive)
Opnamen maken met de burstfunctie
Toepasbare modussen:
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Foto’s die met burst-snelheid [SH] genomen worden, zullen als een enkele burst-groep
opgenomen worden (P240).
1
Op 4 () drukken.
2
Druk op 2
/
1 om de burst-icoon te selecteren
([ ], enz.) en druk vervolgens op 3.
3
Selecteer de burst-snelheid met 2/1 en druk
vervolgens op [MENU/SET].
31/3
H
0HHULQVWHOOHQ
SH
H M
LV
L
LV
180
Instellingen van de sluiter (drive)
De burst-snelheid kan afhankelijk van de volgende instellingen lager worden.
[Fotoresolutie] (P139)/[Kwaliteit] (P140)/[Gevoeligheid] (P174)/[AFS/AFF/AFC]
(P147)/[Prio. focus/ontspan] (P157)
De burst-snelheid kan ook ingesteld worden met [Burstsnelh.] in het [Opname]-menu.
Raadpleeg P140 voor informatie over RAW-bestanden.
4
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
burstfunctie te activeren.
Annuleren van de burst-modus
Selecteer [ ] (enkele beeldopname) of [ ] in de drive-modussen. (P178)
[SH]
¢
2
(Superhoge
snelheid)
[H]
(Hoge
snelheid)
[M]
(Mediumsne
lheid)
[L]
(Lage
snelheid)
Burstsnel
heid
(opnamen/
seconde)
Elektronische
sluiter [ON]
40
10 4 2
Elektronische
sluiter [OFF]
542
Live View tijdens
Burstfunctie
Geen Geen Beschikbaar Beschikbaar
¢1
Met
RAW-bestanden
9
¢
3, 4
Zonder
RAW-bestanden
Max. 80
Afhankelijk van de capaciteit van de
kaart
¢4
¢1 Aantal mogelijke opnamen
¢2 De elektronische sluiter zal werkzaam zijn.
¢3 Afhankelijk van de opname-omstandigheden kan het aantal frames in een
burst-opname kleiner worden (als u bijvoorbeeld [I.resolutie] van het opname-menu
instelt, kan het aantal frames van een burst-opname kleiner worden).
¢4 Beelden kunnen gemaakt worden tot het vermogen van de kaart zijn grens bereikt.
De burstsnelheid zal echter halverwege langzamer worden. De exacte timing van dit
is afhankelijk van de aspectratio, de beeldgrootte, de instelling voor de kwaliteit en
het type kaart die gebruikt worden.
AFSAFS
50
i
H
L
4:3
181
Instellingen van de sluiter (drive)
Scherpstellen in de burst-modus
De manier om scherp te stellen varieert en is afhankelijk van de focusmodus (
[AFS/AFF/
AFC]
(P147) en Manuele Focus (P158)) en de instelling van [Prio. focus/ontspan] (P157)
in het [Voorkeuze]-menu.
¢1 Als het onderwerp donker is, of als de burst-snelheid op [SH] gezet is, wordt de focus vast
ingesteld op het eerste beeld.
¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object.
¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik.
We raden aan de afstandsbediening van de sluiter (DMW-RSL1: optioneel) te gebruiken als u
de sluiterknop volledig ingedrukt wilt houden wanneer u foto's maakt in de burst-modus.
Raadpleeg P333 voor informatie over de afstandsbediening van de sluiter.
Als de burst-snelheid op [SH] of [H] gezet is (terwijl de focusmodus op [AFS] of [MF] staat),
zullen de belichting en de witbalans voor de volgende beelden vaststaan op de instellingen die
voor het eerste beeld gebruikt werden. Afhankelijk van de helderheid van het onderwerp kan
het zijn dat het tweede beeld en de daaropvolgende beelden helderder of donkerder zijn. Als
de burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl de focusmodus [AFF] of [AFC] is), op [M] of op [L], dan
worden deze bijgesteld bij iedere foto die u neemt.
Omdat de sluitertijd korter wordt op donkere plaatsen, kan ook de burstsnelheid (beelden/
seconde) lager worden.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden zou het even kunnen duren om de volgende foto
te maken als u het fotograferen herhaalt.
Het kan enige tijd vergen om de foto's die met de Burst-modus gemaakt zijn op de kaart
te bewaren. Als u tijdens het opslaan continu foto's maakt, neemt het maximaal aantal te
maken beelden af. Voor het continu fotograferen wordt het gebruik aangeraden van een
high speed geheugenkaart.
Focus-functie Prior. focus/ontspan Focus
AFS
[FOCUS]
Bij de eerste opname
[RELEASE]
AFF/AFC
¢1
[FOCUS]
Normale scherpstelling
¢2
[RELEASE]
Voorspelde scherpstelling
¢3
MF Focus ingesteld met handmatige focus
182
Instellingen van de sluiter (drive)
In deze gevallen niet beschikbaar:
De Burstfunctie wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen]/[Panorama-opname] (Scene Guide
modus)
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Miniatuureffect]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn]
(Creative Control modus)
Als witbalans bracket ingesteld is
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
In de volgende gevallen kan [SH] in de burst-modus niet gebruikt worden.
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
Wanneer u [Sluitervertraging] gebruikt
183
Instellingen van de sluiter (drive)
Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket
Toepasbare modussen:
Telkens wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt, worden er maximaal 7 opnamen met
verschillende belichtingsinstellingen gemaakt, afhankelijk van het bereik van de
belichtingscompensatie.
Met Auto Bracket
[Stap]: [31/3], [Serie]: [0/s/r]
1
Op 4 () drukken.
2
Druk op 2/1 om de icoon van Auto Bracket
([], enz.) te selecteren en druk vervolgens
op 3.
3
Druk op 2
/
1 om het compensatiebereik te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
4
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
Als u de ontspanknop indrukt en ingedrukt houdt, wordt
het aantal opnamen gemaakt dat u hebt ingesteld.
De automatische bracket-aanduiding knippert totdat het aantal beelden dat u ingesteld
heeft gemaakt is.
De beeldtelling wordt op [0] gereset als u de instelling van Auto Bracket verandert of het
toestel uitschakelt voordat alle beelden die u ingesteld heeft, opgenomen zijn.
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1/3 EV i1/3 EV
31/3
H
0HHULQVWHOOHQ
31/3
-
3
-
2
-
1 0
+1
+1
+2
+2
+3
+3
-
3
-
2
-
1 0 +1 +2 +3
2 1 3
31/3 32/3 31 51/3 52/3 51
71/3 72/3 71
AFSAFS
50
i
L
4:3
184
Instellingen van de sluiter (drive)
Annuleren van Auto Bracket
Selecteer [ ] (enkele beeldopname) of [ ] in de drive-modussen. (P178)
Veranderen van de instellingen voor [Enkel/Burst instellen], [Stap] en [Serie] in
Auto Bracket
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om [Enkel/Burst instellen], [Stap] of [Serie] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt een foto per keer maken als [ ] ingesteld is.
U kunt continu foto's maken tot het ingestelde aantal wanneer [ ] ingesteld is.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[MENU] > [Opname]>[Auto bracket]
Onderdeel
Instellingen
Onderdeel
Instellingen
[Enkel/Burst
instellen]
[ ] (enkel)
[Serie]
[0/`/_]
[] (burst) [`/0/_]
[Stap]
[3•1/3] (3 opnamen)
[3•2/3] (3 opnamen)
[3•1] (3 opnamen)
[5•1/3] (5 opnamen)
[5•2/3] (5 opnamen)
[5•1] (5 opnamen)
[7•1/3] (7 opnamen)
[7•2/3] (7 opnamen)
[7•1] (7 opnamen)
185
Instellingen van de sluiter (drive)
Wanneer u opnamen maakt met Auto Bracket nadat u de waarde van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, worden de foto's met de gekozen
belichtingscompensatie gemaakt.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Het kan zijn dat de belichting niet correct gecompenseerd wordt, afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp.
De Auto Bracket wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen]/[Panorama-opname] (Scene Guide
modus)
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Miniatuureffect]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn]
(Creative Control modus)
Als witbalans bracket ingesteld is.
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
186
Instellingen van de sluiter (drive)
Opnamen maken met de zelfontspanner
Toepasbare modussen:
1
Druk op 4 ().
2
Druk op 2
/
1 om de icoon van de
zelfontspanner te selecteren
([ ], enz.) en
druk vervolgens op
3.
3
Druk op 2
/
1 om de tijdinstelling van de
zelfontspanner in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET]
.
Onder
deel
Beschrijving van instellingen
Beeld wordt 10 seconden nadat de ontspanknop ingedrukt wordt gemaakt.
Na 10 seconden maakt het toestel 3 foto’s met tussenpozen van ongeveer
2 seconden.
Beeld wordt 2 seconden nadat de ontspanknop ingedrukt wordt gemaakt.
Wanneer u een statief, enz. gebruikt, is deze instelling handig om de
beweging te vermijden die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop.
31/3
H
0HHULQVWHOOHQ
10
10 2
10
187
Instellingen van de sluiter (drive)
4
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
Er zal geen foto gemaakt worden zolang het onderwerp
niet scherp gesteld is. Focus en belichting zullen
ingesteld worden als de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt.
Als u de sluiterknop helemaal wilt indrukken ook al is het onderwerp niet scherp, zet u
[Prio. focus/ontspan] in het [Voorkeuze]-menu op [RELEASE]. (P157)
Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de sluiter
wordt na 10 seconden geactiveerd (of na 2 seconden).
Als [ ] wordt geselecteerd, gaat het lampje van de
zelfontspanner na de eerste en tweede opname weer
knipperen en wordt de sluiter 2 seconden nadat het
knipperen begon, geactiveerd.
Annuleren van de zelfontspanner
Selecteer [ ] (enkele beeldopname) of [ ] in de drive-modussen. (P178)
Annuleren is ook mogelijk door dit toestel uit te schakelen. (Wanneer [Zelf ontsp. auto uit] (P59)
op [ON] gezet is)
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
188
Instellingen van de sluiter (drive)
De tijdinstelling voor de zelfontspanner kan ook ingesteld worden door [Zelf ontsp.] in het
[Opname] menu.
De opname-interval kan afhankelijk van de opnameomstandigheden meer dan 2 seconden zijn
wanneer [ ] wordt geselecteerd.
De flitsoutput kan enigszins anders zijn als [ ] geselecteerd is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Onder de volgende omstandigheden kan het niet op [ ] gezet worden.
Als witbalans bracket ingesteld is
[Multi-belicht.]
De zelfontspanner is in de volgende gevallen uitgeschakeld.
[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
189
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Automatisch beelden opnemen met ingestelde
tijdsintervallen
[Intervalopname]
Toepasbare modussen:
U kunt de starttijd van de opname, het opname-interval en het aantal beelden instellen en
automatisch onderwerpen opnemen zoals dieren en planten, terwijl de tijd verstrijkt.
De beelden worden als een enkele beeldengroep opgenomen (P240).
U kunt films creëren m.b.v. [Intervalvideo] in [Afspelen]-menu. (P255)
Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P38)
Stel opnametijd/interval/aantal beelden in
1 Selecteer het menu.
2
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[MENU] > [Opname]>[Intervalopname]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Starttijd]
[Nu]
Start de opname door de sluiterknop volledig in te drukken.
[Begintijd
instellen]
U kunt de tijd voor het starten van de opname instellen. U kunt
ongeacht welke tijd tot 23 uur en 59 minuten later instellen.
Selecteer het item (uur of minuut) door op 2/1 te
drukken, stel de starttijd in door op 3/4 te drukken en
druk vervolgens op [MENU/SET].
[Opname-interval]/
[Aantal beelden]
Het opname-interval en het aantal beelden kan ingesteld worden.
2/1: Selecteer het item (minuut/seconde/aantal beelden)
3/4: Instelling
[MENU/SET]: Ingesteld
Er kan een opname-interval met een bereik van 1 seconde tot 99 minuten
en 59 seconden ingesteld worden met intervallen van 1 seconde.
Het aantal beelden kan tussen 1 en 9999 ingesteld worden.
190
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
3 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk de ontspanknop geheel in.
De opname start automatisch.
Tijdens opname standby zal de stroom automatisch uitgeschakeld worden als gedurende
bepaalde tijd geen handelingen verricht worden. Time Lapse Shot wordt zelfs voortgezet
als de stroom uitgeschakeld is. Wanneer de opnamestarttijd bereikt wordt, wordt de
stroom automatisch ingeschakeld. Om de stroom handmatig in te schakelen, drukt u de
sluiterknop tot halverwege in.
Als op [Fn3] gedrukt wordt, of als [ ] aangeraakt wordt, terwijl dit toestel ingeschakeld
is, zal een selectiescherm weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de werking te
pauzeren of te eindigen. Handel in overeenstemming met het scherm. Als bovendien op
[Fn3] gedrukt wordt, of als [ ] aangeraakt wordt tijdens de pauze, zal een
selectiescherm weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de werking te hervatten of
te eindigen. Ook door de sluiterknop volledig in te drukken, kunt u de werking vanuit een
pauze hervatten.
Deze functie dient niet voor gebruik met een veiligheidscamera.
Als u het toestel ergens achterlaat om [Intervalopname] uit te voeren, let u dan op dat
het niet gestolen wordt.
Het maken van lange opnames op koude plaatsen, zoals skioorden of op grote hoogte,
dan wel in een warme, natte omgeving, kan een slechte werking veroorzaken, dus wees
voorzichtig.
Het kan zijn dat de opname niet overeenkomt met het ingestelde opname-interval, of met het
ingestelde aantal beelden, afhankelijk van de opname-omstandigheden.
Het kan zijn dat de opname overgeslagen wordt als de opnametijd langer is dan het
opname-interval, zoals bij een langdurige belichting.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter en een
(optionele) DC-koppelaar gebruikt.
[Intervalopname] wordt in de volgende gevallen op pauze gezet.
Tijdens [Intervalopname] kunt u de batterij en de kaart vervangen en vervolgens opnieuw van
start gaan door dit toestel in te schakelen. Schakel dit toestel uit als u de batterij of de kaart
vervangt.
Als de batterij leeg raakt
De camera uitzetten
Sluit de (optioneel) AV-kabel, de HDMI-minikabel of de (bijgeleverde) USB-aansluitkabel niet
aan tijdens Time Lapse Shot.
Als slechts één beeld opgenomen wordt, zal dit niet als een groepsbeeld bewaard worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Intervalopname] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
191
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Creëren van stopmotion-beelden [Stop-motionanimatie]
Toepasbare modussen:
Een stop-motionbeeld wordt gecreëerd door beelden samen te voegen.
Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P38)
De beelden die met [Stop-motionanimatie] genomen zijn, worden weergegeven als een reeks
groepsbeelden. (P240)
1 Selecteer het menu.
Vóór het maken van een film met [Stop-motionanimatie]
Met [Stop-motionanimatie] kunt u een film maken waarin het lijkt alsof de voorwerpen
bewegen, door telkens wanneer u bijvoorbeeld een pop, enz. met kleine verplaatsingen
beweegt, een opname te maken en de opnames vervolgens samen te voegen.
Met dit toestel kunnen van 1 tot 50 frames per seconde film opgenomen worden.
Voor een soepeler beweging dient de beweging met zo klein mogelijke verplaatsingen
opgenomen te worden en moet de frame-snelheid per seconde (frame-snelheid) op een hoge
waarde gezet worden.
[MENU] > [Opname]>[Stop-motionanimatie]
192
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
2 Druk op 3
/
4 om de opnamemethode te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 3/4 om [Nieuw] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
5 Druk de ontspanknop geheel in.
Er kunnen tot 9999 frames opgenomen worden.
6 Beweeg het onderwerp om de compositie te bepalen.
Herhaal de opname op dezelfde manier.
Als dit toestel tijdens het opnemen uitgeschakeld wordt, zal
een bericht voor het hervatten van de opname
weergegeven worden wanneer het toestel ingeschakeld
word. Door [Ja] te selecteren, kunt u de opname voorzetten vanaf het punt van
onderbreking.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Automatische
opname]
[ON]
Maakt automatisch foto's volgens een ingesteld tijdsinterval.
Als de sluiterknop volledig ingedrukt wordt, gaat de opname
van start.
[OFF]
Dit is voor het handmatig, beeld voor beeld, foto's maken.
[Opname-interval]
(Alleen als [Automatische opname] op [ON] gezet is)
Stelt het tijdsinterval voor de automatische opname in. Een waarde
tussen 1 en 60 seconden kan met intervallen van 1 seconde ingesteld
worden.
Druk op 2/1 om het opname-interval (seconden) te selecteren,
druk op 3/4 om het in te stellen en druk op [MENU/SET].
Vakkundig opnemen van materialen
Het opnamescherm toont tot twee eerder opgenomen beelden. Gebruik deze als
referentie voor de mate van beweging.
Door op [(] te drukken, kunt u de opgenomen beelden nakijken. Onnodige beelden
kunnen gewist worden door op [ ] te drukken. Door opnieuw op [(] te drukken,
wordt teruggekeerd naar het opnamescherm.
193
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
7 Raak [ ] aan om de opname te eindigen.
De opname kan ook beëindigd worden door
[Stop-motionanimatie] te selecteren in het [Opname]-menu
en vervolgens op [MENU/SET] te drukken.
Als [Automatische opname] op [ON] gezet is, selecteer dan
[Exit] op het bevestigingsscherm.
(Als [Onderbreken] geselecteerd wordt, druk de sluiterknop
dan volledig in om de opname te hervatten).
Het bevestigingscherm wordt weergegeven. Dit eindigt als [Ja] geselecteerd wordt.
Daarna wordt het bevestigingsscherm voor de creatie van een film weergegeven, dus
selecteer [Ja].
8 Selecteer de methode voor de creatie van een film.
Het opnameformaat is op [MP4] gezet.
9 Druk op 3/4 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen ook films gecreëerd worden met
[Stop-motionvideo] in het [Afspelen]-menu. (P256)
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Opn. kwaliteit]
Stelt de kwaliteit van de film in.
[FHD/50p]/[FHD/25p]/[HD/25p]/[VGA/25p]
[Beeldfrequentie]
Stelt het aantal frames per seconde in. Hoe groter het aantal hoe
soepeler de filmbeelden in elkaar overgaan.
[50fps]
¢
/[25fps]/[12.5fps]/[8.3fps]/[6.25fps]/[5fps]/[2.5fps]/[1fps]
¢ Alleen als [FHD/50p] ingesteld is
[Serie]
[NORMAL]:
Voegt beelden samen in de opnamevolgorde.
[REVERSE]:
Voegt beelden samen in de omgekeerde opnamevolgorde.
30
194
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Toevoegen van beelden aan de stop-motion-animatiegroep
Door [Aanvullend] in stap
4 te selecteren, zullen groepsbeelden weergegeven worden die
opgenomen zijn met [Stop-motionanimatie]. Selecteer een reeks groepsbeelden, druk op
[MENU/SET] en selecteer vervolgens [Ja] op het bevestigingsscherm.
Het kan zijn dat de automatische opname niet plaatsvindt met de ingestelde tijdsintervallen
omdat de opname onder bepaalde omstandigheden tijd vergt, zoals wanneer de flitser bij de
opname gebruikt wordt.
Als een andere beeldkwaliteit dan de beeldverhouding van de originele beelden geselecteerd
wordt, zullen zwarte strepen op de boven- en onderkant en links en rechts van de film
weergegeven worden.
Als een beeldkwaliteit geselecteerd wordt met een beeldgrootte die groter is dan de originele
beelden, zal de resolutie van de film verslechteren.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter en een
(optionele) DC-koppelaar gebruikt.
Als de stroomtoevoer wegvalt doordat de netadapter losgemaakt wordt, of wegens een
black-out, terwijl u een film aan het creëren was met behulp van de netadapter, zal deze film
niet opgenomen worden.
Een film waarvan de opnametijd de 29 minuten en 59 seconden overschrijdt en een film die
groter is dan een bestand van 4 GB, kan niet gecreëerd worden.
Een film die korter dan 1 seconde duurt wordt weergegeven als “0s” op de filmopnametijd
(P77)
.
Als slechts één beeld opgenomen is, wordt dit beeld niet als een groepsbeeld bewaard. Er kan
geen beeld uit [Aanvullend] geselecteerd worden als dit het enige opgenomen beeld is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Stop-motionanimatie] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
195
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Werkgeluiden en verlichting in een keer
uitschakelen
[Stille modus]
Toepasbare modussen:
Deze functie is handig voor het opnemen van beelden in een rustige omgeving, in
openbare gelegenheden, enz. of het opnemen van beelden van bijvoorbeeld baby's of
dieren.
Selecteer het menu.
Instellingen: [ON]/[OFF]
De werkgeluiden worden uitgezet en de flitser en de AF assist-lamp worden gedwongen
uitgeschakeld. De volgende instellingen worden vastgezet.
[Elektronische sluiter]: [ON]
[Flitserfunctie]: [Œ] ([Gedwongen uit])
[AF ass. lamp]: [OFF]
[Beep volume]: [s] (OFF)
[E-shutter vol]: [ ] (OFF)
[Luidsprekervolume]: 0
Zelfs als [ON] ingesteld is, zullen de volgende functies oplichten/knipperen.
Statuslampje
Zelfontspannerlampje
Lampje Wi-Fi-verbinding
De werkgeluiden van de camera, zoals het geluid van de lensopening die ingesteld wordt,
worden niet uitgezet.
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
[MENU] > [Voorkeuze]>[Stille modus]
196
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Opnames zonder sluitergeluid maken
[Elektronische sluiter]
Toepasbare modussen:
Het sluitergeluid kan uitgeschakeld worden om opnames in een stille omgeving te maken.
Het mechanische sluitergeluid wordt uitgeschakeld zodat het gemakkelijk wordt foto's met
minimale ruis te maken. Wij adviseren om van tevoren een proefopname te maken omdat
het kan zijn dat vervormde onderwerpen of horizontale strepen opgenomen worden,
afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Selecteer het menu.
Instellingen: [ON]/[OFF]
De flitser staat vast op [Œ] ([Gedwongen uit]).
Onder fluorescent licht of LED-verlichting, enz., kunnen horizontale strepen op de
opgenomen beelden verschijnen. In dergelijke gevallen kan een verlaging van de
sluitertijd het effect van de horizontale strepen reduceren.
Als een onderwerp beweegt, kan het vervormd op de gemaakte foto verschijnen.
Als het toestel tijdens de opname bewogen wordt, kunnen vervormde onderwerpen
opgenomen worden. Er wordt geadviseerd om dan een statief te gebruiken.
U kunt het sluitergeluid uitschakelen bij [E-shutter vol] in [Toon]. (P53)
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Elektronische sluiter] zal op [ON] vastgezet worden als [Burstsnelh.] op [SH] gezet is.
Niet beschikbaar met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus.
[MENU] > [Opname]>[Elektronische sluiter]
197
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Heldere beelden opnemen door de registratie van
gezichten
[Gezicht herk.]
Toepasbare modussen:
Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt
en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon
geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op
een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken.
Selecteer het menu.
Instellingen: [ON]/[OFF]/[MEMORY]
De volgende functies zullen ook met de functie
Gezichtsherkenning werken.
In opnamefunctie
Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een
geregistreerd gezicht
¢
opspoort (als de naam ingesteld is voor
het geregistreerde gezicht)
In terugspeelfunctie
Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is)
Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie ([Categor. afsp.]
(P245))
¢ Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld. De voorrang aan de namen
die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden wordt bepaald door de
volgorde van registratie.
[MENU] > [Opname]>[Gezicht herk.]
[Gezicht herk.] wordt aanvankelijk ingesteld op [OFF] op het toestel.
[Gezicht herk.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het gezichtsbeeld
geregistreerd is.
198
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
[Gezicht herk.] werkt alleen als de AF-functie op [š] staat.
Tijdens de burstfunctie, kan [Gezicht herk.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste
beeld ingesteld worden.
Gelijkaardige gelaatskenmerken kunnen tot gevolg hebben dat het ene gezicht als het andere
herkend wordt.
Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende
gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale gezichtsdetectie.
Zelfs wanneer er informatie van de gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die
gemaakt zijn met [Naam] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de
gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P201), zal
gezichtherkenning informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden.
Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de
verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in [Gez.herk.
bew.] (P264) uitvoeren.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Gezicht herk.] niet gebruiken in de volgende gevallen.
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke
nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Gerechten]/[Desserts]/[Panorama-opname] (Scene
Guide modus)
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
Wanneer u bewegende beelden opneemt
199
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van
maximaal 6 personen.
De registratie kan vergemakkelijkt worden door het maken van meerdere gezichtsbeelden
van elk persoon (maximaal 3 beelden/registratie).
1 Op 3/4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Druk op 3/4/2/1 om het frame van de
gezichtsdetectie te selecteren dat niet geregistreerd
is en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Nieuw] zal niet weergegeven worden als al 6 personen
geregistreerd zijn. Wis iemand die al geregistreerd is om
een nieuwe registratie te maken.
3 Maak een beeld door het gezicht met de richtlijn af te
stellen.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die geen
personen zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd worden.
Druk voor de beschrijving van de gezichtsregistratie op 1
of raak [ ] aan.
Gezichtsinstellingen
Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert
Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor
zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de wenkbrauwen
niet bedekt worden door het haar wanneer u registreert.
Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt wanneer
u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de registratie.)
(Goed voorbeeld voor
het registreren)
Als het gezicht tijdens de opname niet herkend wordt
Registreer het gezicht van dezelfde persoon binnen en buiten, of met verschillende
uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P200)
Verder registreren op de opnamelocatie.
Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de
persoon opnieuw te registreren.
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct kunnen herkennen
zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat, afhankelijk van de gezichtsuitdrukking
en de omgeving.
KEN
1LHXZ
200
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
4 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Naam]
Het is mogelijk namen te registreren.
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
2 De naam invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tek st
Invoeren
sectie op P61.
[Leeftijd]
Het is mogelijk de verjaardag te registreren.
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te selecteren en
druk dan op 3/4 om in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
[Beeld toev.]
Extra gezichtsbeelden toevoegen.
(Voeg Beelden toe)
1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde gezichtsdetectie
en druk vervolgens op [MENU/SET].
2 Voer stappen
3 in “Gezichtsinstellingen” uit.
Eén van de gezichtsbeelden wissen.
(Wissen)
Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te selecteren
en druk dan op [MENU/SET].
Dit kenmerk vereist dat minstens één gezichtsbeeld overblijft, als dat
eenmaal geregistreerd is.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja]
geselecteerd wordt.
201
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt
ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon.
1 Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET].
2 Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of gewist moet worden te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Info bew.]
De informatie veranderen van een reeds geregistreerde
persoon.
Voer stap
4 in “Gezichtsinstellingen” uit.
[Prioriteit]
De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor
gezichten met hogere prioriteit.
Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[Wissen]
Informatie wissen van een geregistreerd persoon.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
202
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Opnemen op foto's van profielen van baby's en
huisdieren
Toepasbare modussen:
Als u de naam en verjaardag van uw baby of huisdier van tevoren instelt, dan kunt u hun
naam en leeftijd in maanden en jaren op de foto's opnemen.
U kunt deze bij het afspelen weergeven of op de opgenomen beelden stempelen met
gebruik van [Tekst afdr.] (P251).
Instellen van [Leeftijd] of [Naam]
1 Selecteer het menu.
Instellingen: [ ] ([Baby1])/[ ] ([Baby2])/[ ] ([Huisdier])/[OFF]/[SET]
2 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Druk op 3/4 om [Baby1], [Baby2] of [Huisdier] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 3/4 om [Leeftijd] of [Naam] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
5 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
6 Druk op 4 om [Exit] te selecteren en druk daarna op [MENU/SET] om te
eindigen.
Om [Leeftijd] en [Naam] te annuleren
Selecteer de instelling [OFF] in step
1.
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende
software op de CD-ROM (bijgeleverd).
In deze gevallen niet beschikbaar:
Op foto’s die gemaakt worden tijdens het opnemen van een film ([ ] (filmprioriteiten)) (P233)
zullen geen leeftijd of naam vermeld worden.
[MENU] > [Opname]>[Profiel instellen]
Voer [Leeftijd] in (verjaardag)
2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag)
3/4: Instelling
[MENU/SET]: ingesteld
Voer in [Naam]
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden,
“Tekst Invoeren” op P61 raadplegen.
203
Stabilisator, zoom en flitser
Optische beeldstabilisator
De camera detecteert het schudden tijden de opname en corrigeert dit automatisch. U
kunt dus beelden opnemen die minder bewogen zijn.
Er zijn twee soorten optische beeldstabilisatoren: één is in de lens ingebouwd is en één in
dit toestel. De optische beeldstabilisator van of de lens of dit toestel zal ingeschakeld zijn.
Compatibele optische beeldstabilisatoren
De optische beeldstabilisator van of een lens of dit toestel werkt afhankelijk van de lens
die gebruikt wordt.
Gebruikte lens
Optische
beeldstabilisatorfunctie
Micro
vierderde
montagespecifi
catielens
Ondersteunt de optische
beeldstabilisatorfunctie
De onderling verwisselbare lens
(H-FS1442A) ondersteunt de
optische beeldstabilisatorfunctie.
Alleen de optische
beeldstabilisatorfunctie van
de lens zal ingeschakeld
zijn.
P204
Ondersteunt niet de optische
beeldstabilisatorfunctie
De onderling verwisselbare lens
(H-H020A) ondersteunt niet de
optische beeldstabilisatorfunctie.
Alleen de optische
beeldstabilisatorfunctie van
dit toestel zal ingeschakeld
zijn.
P206
Vierderde
montagespecifi
catielens
Gebruik een
montage-adapter
(DMW-MA1:
optioneel).
Ondersteunt de optische
beeldstabilisatorfunctie
Alleen de optische
beeldstabilisatorfunctie van
de lens zal ingeschakeld
zijn.
P204
Ondersteunt niet de optische
beeldstabilisatorfunctie
Alleen de optische
beeldstabilisatorfunctie van
dit toestel zal ingeschakeld
zijn.
P206
Leica montagespecificatielens
Gebruik een Leica lensmontage-adapter
(DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel).
Alleen de optische
beeldstabilisatorfunctie van
dit toestel zal ingeschakeld
zijn.
P206
Andere dan de hiervoor genoemde lenzen die op dit
toestel bevestigd kunnen worden
Alleen de optische
beeldstabilisatorfunctie van
dit toestel zal ingeschakeld
zijn.
P206
204
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
1
Selecteer het menu.
2
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Bibberen voorkomen (schudden van de camera)
Als de waarschuwing voor het bibberen van het beeld [ ] verschijnt, gebruik dan
[Stabilisatie], een statief, de zelfontspanner (P186) of de afstandsbediening van de
sluiter (DMW-RSL1: optioneel)
(P333).
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf
het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We
raden in dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame synchr
Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke
nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtportret] (Scene Guide modus)
Als u een langzame sluitertijd instelt
Gebruik van de optische beeldstabilisatorfunctie van een lens
Er wordt een lens vereist die gebaseerd is op de standaard Micro Four Thirds
System/Four Thirds System, uitgerust met de optische beeldstabilisatorfunctie.
(P203)
[MENU] > [Opname]>[Stabilisatie]>[Bedieningsstand]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[]
([Normaal])
Verticaal en horizontaal schudden wordt gecompenseerd.
[]
([Panning])
Toestel schudden wordt gecorrigeerd voor op/neerbewegingen. Deze
functie is ideaal voor panning (een methode voor het maken van
opnamen waarbij het toestel gedraaid wordt om de bewegingen te
volgen van een onderwerp dat blijft bewegen in een vaste richting).
[OFF]
De [Stabilisatie] werkt niet.
(Dit kan alleen geselecteerd worden als een lens zonder [O.I.S.]
schakelaar gebruikt wordt.)
205
Stabilisator, zoom en flitser
Het kan zijn dat de optische beeldstabilisator een werkgeluid maakt of tijdens de
werking trillingen produceert. Dit is gewoon.
Als u een optionele onderling verwisselbare lens met een O.I.S.-schakelaar gebruikt, is het
mogelijk om de optische beeldstabilisator in te schakelen door de O.I.S.- schakelaar op de lens
op [ON] te zetten (op het moment van aankoop staat deze aanvankelijk op [ ]).
Als een statief gebruikt wordt, raden wij aan [Bedieningsstand] op [OFF] te zetten.
Er wordt geadviseerd om foto’s met de zoeker te maken als u in [ ] aan het pannen bent.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als [Panorama-opname] in de Scene Guide modus ingesteld is, kan [ ] van de optische
beeldstabilisator niet gebruikt worden.
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen. Houd het toestel stil
wanneer u op de sluiterknop drukt.
Wanneer er veel camerabeweging is.
Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
Als u de digitale zoom gebruikt.
Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Het panningeffect in [ ] is in de volgende gevallen moeilijker te bereiken.
Op fel verlichte plekken zoals bij klaarlichte dag op een zomerse dag.
Als de sluitertijd op sneller dan 1/100e staat.
Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt. (De achtergrond wordt
in dit geval niet onscherp genoeg.)
Wanneer het toestel het onderwerp niet op bevredigende wijze bijhoudt.
206
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
1
Selecteer het menu.
2
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Gebruik van de optische beeldstabilisatorfunctie van dit toestel
Als uw lens de optische beeldstabilisatorfunctie niet ondersteunt, of niet
gebaseerd is op het standaard micro vierderde systeem/standaard vierderde
systeem, kan de optische beeldstabilisator van dit toestel gebruikt worden. (P203)
De optische beeldstabilisator van dit toestel werkt alleen als foto's genomen worden.
Als uw lens niet gebaseerd is op het standaard micro vierderde systeem/standaard
vierderde systeem, verricht dan de volgende instellingen:
Zet [Opn. zonder lens] op [ON]. (P23)
Stel de brandpuntlengte van uw lens in [Brandp.afst. instellen] in. (P207)
Als een lens gebruikt wordt die niet gebaseerd is op het standaard micro vierderde systeem/
standaard vierderde systeem, terwijl de optische beeldstabilisator van dit toestel
beschikbaar is, wordt na de inschakeling van dit toestel een bevestigingsbericht voor de
instelling van de brandpuntlengte weergegeven. Door [Ja] te selecteren, kunt u
[Brandp.afst. instellen] in [Stabilisatie] instellen.
[MENU] > [Opname]>[Stabilisatie]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Bedienings
stand]
[]
([Normaal])
Verticaal en horizontaal schudden wordt
gecompenseerd.
[]
([Panning])
Toestel schudden wordt gecorrigeerd voor op/
neerbewegingen. Deze functie is ideaal voor panning
(een methode voor het maken van opnamen waarbij het
toestel gedraaid wordt om de bewegingen te volgen van
een onderwerp dat blijft bewegen in een vaste richting).
[OFF]
De [Stabilisatie] werkt niet.
[Brandp.afst.
instellen]
¢
De brandpuntlengte van uw lens kan ingesteld of geregistreerd
worden.
(P207)
¢ Dit item kan alleen ingesteld worden als uw lens niet gebaseerd is op het standaard
micro vierderde systeem/standaard vierderde systeem.
207
Stabilisator, zoom en flitser
Als een lens gebruikt wordt die gebaseerd is op
de standaard Micro Four Thirds System/Four
Thirds System, dan wordt de brandpuntlengte automatisch ingesteld.
Als uw lens gebaseerd is op het
standaard Micro Four Thirds System/Four Thirds System
maar
geen communicatiefunctie met de camera heeft, stel dan de brandpuntlengte van de lens in.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om [Brandp.afst. instellen] te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Selecteer de brandpuntlengte van uw lens met 2
/
1.
Er kan een brandpuntlengte met een bereik van 8 mm tot
1000 mm ingesteld worden.
Stel de brandpuntlengte in die op de body van uw lens,
enz., geschreven is.
Als de instelling van de brandpuntlengte van uw lens niet
gevonden wordt, selecteer dan een waarde vlakbij de
brandpuntlengte van uw lens.
Als uw lens een zoomlens is, selecteer dan een waarde overeenkomstig de
brandpuntlengte op het moment van de opname.
4 Druk op [MENU/SET].
Registreren van een brandpuntlengte
1 Voer stap 3 uit in “Instellen van de brandpuntlengte van een lens”.
2
Druk op
4
.
3 Druk op 2
/
1 om de brandpuntlengte te selecteren
waar overheen geschreven gaat worden en druk
vervolgens op [DISP.].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen tot 3 instellingen van brandpuntlengtes
geregistreerd worden.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instellen van een geregistreerde brandpuntlengte
1 Druk op het scherm in stap 3 van “Instellen van de brandpuntlengte van een
lens” op 4.
2 Druk op 2
/
1 om de geregistreerde brandpuntlengte te selecterenen druk
vervolgens op [MENU/SET].
Instellen van de brandpuntlengte van een lens
Voorbereiding: Zet [Opn. zonder lens] op [ON]. (P23)
[MENU] > [Opname]>[Stabilisatie]
208
Stabilisator, zoom en flitser
Het kan zijn dat de optische beeldstabilisator een werkgeluid maakt of tijdens de
werking trillingen produceert. Dit is gewoon.
Als een statief gebruikt wordt, raden wij aan [Bedieningsstand] op [OFF] te zetten.
Er wordt geadviseerd om foto’s met de zoeker te maken als u in [ ] aan het pannen bent.
De optische beeldstabilisator werkt alleen als een foto gemaakt wordt.
Hoe langer de brandpuntlengte, hoe zwakker het effect van de optische beeldstabilisator.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als [Panorama-opname] in de Scene Guide modus ingesteld is, kan [ ] van de optische
beeldstabilisator niet gebruikt worden.
De optische beeldstabilisator is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
Als de sluitertijd op [B] (bol) gezet is
Als de sluitertijd langer is dan 2 seconden
Wanneer [Burstsnelh.] ingesteld is op [SH]
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Foto’s maken terwijl een video gemaakt wordt [alleen wanneer [ ] ingesteld is
(videoprioriteit)].
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen. Houd het toestel stil
wanneer u op de sluiterknop drukt.
Wanneer er veel camerabeweging is.
Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
Als u de digitale zoom gebruikt.
Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Het panningeffect in [ ] is in de volgende gevallen moeilijker te bereiken.
Op fel verlichte plekken zoals bij klaarlichte dag op een zomerse dag.
Als de sluitertijd op sneller dan 1/100e staat.
Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt. (De achtergrond wordt
in dit geval niet onscherp genoeg.)
Wanneer het toestel het onderwerp niet op bevredigende wijze bijhoudt.
209
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
Om het effect van trillende handen of de trilling van de sluiter te reduceren, wordt de sluiter
los gelaten nadat de gespecificeerde tijd verstreken is.
Selecteer het menu.
Instellingen: [8SEC]/[4SEC]/[2SEC]/[1SEC]/[OFF]
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Sluitervertraging] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
Minimaliseren van de trilling van de sluiter
[MENU] > [Opname]>[Sluitervertraging]
210
Stabilisator, zoom en flitser
Beelden maken met de zoom
Toepasbare modussen:
U kunt uitzoomen om landschappen, enz. op te nemen met groothoek (Wide) of inzoomen
om mensen en voorwerpen dichterbij te laten lijken (Tele).
¢1 De zoomsnelheid varieert afhankelijk van hoe ver u de hendel verplaatst.
¢
2 Druk, terwijl u de zoom met de cursorknoppen bedient, op de functieknop waarop
[Zoombediening] in [Fn knopinstelling] (P47) van het [Voorkeuze]-menu ingesteld is. De
zoomwerking eindigt wanneer opnieuw op de functieknop gedrukt wordt of na het verstrijken
van een bepaalde tijd.
¢3 Zoom snel met 3/4 en zoom langzaam met 2/1.
¢4 De bediening met de cursorknoppen is alleen beschikbaar als [Ex. tele conv.] in het
[Opname]-menu op [ZOOM] gezet is.
Gebruik van de onderling
verwisselbare lens die de power
zoom ondersteunt (elektrisch
werkende zoom).
Zoom hendel van een
onderling verwisselbare
lens
¢1
Cursorknoppen van dit
toestel
¢ 2, 3
Gebruik van de onderling
verwisselbare lens (H-FS1442A) die
geen power zoom ondersteunt.
Zoomring van een onderling
verwisselbare lens
Cursorknoppen van dit
toestel
¢ 2, 4
Wanneer een onderling verwisselbare
lens (H-H020A) gebruikt wordt die
geen zoom ondersteunt.
Cursorknoppen van dit toestel
¢ 2, 4
T-zijde:
Vergroot de
onderwerpsafstand
W-zijde:
Verbreedt de gezichtshoek
3/1:
Vergroot de
onderwerpsafstand
4/2:
Verbreedt de gezichtshoek
T
W
T
W
211
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
De Extra teleconversielens stelt u in staat om beelden op te nemen die verder uitvergroot
zijn zonder dat dit afbreuk aan de beeldkwaliteit doet.
¢ Wanneer een beeldformaat van [S] (4 M) en een beeldverhouding van [4:3] geselecteerd is.
Het vergrotingsniveau verschilt afhankelijk van de instellingen van [Fotoresolutie] en
[Aspectratio].
Zet de beeldgrootte op [M]of [S] (beeldgroottes die met aangeduid worden) en zet de
kwaliteit op [A] of [].
Vergroten van het telescopische effect
[Ex. tele conv.]
Fotograferen [Ex. tele conv.] Max. 2k
¢
Wanneer u bewegende
beelden opneemt
[Ex. tele conv.]
2,4k ([FHD/50p], [FHD/50i], [FHD/
25p], [FHD/24p])
3,6k ([HD/50p], [HD/25p])
4,8k ([VGA/25p])
212
Stabilisator, zoom en flitser
Inzoomen met de Extra teleconversielens in stappen
[MENU] > [Opname]>[Ex. tele conv.]>[ZOOM]
A Vergrotingsniveau van de extra teleconversielens
De bediening kan uitgevoerd worden door de zoomhendel te gebruiken dan wel
3/4/2/1.
Dit kan alleen gebruikt worden als beelden opgenomen worden.
Om de zoom met de cursorknoppen te bedienen drukt u op de functieknop waarop
[Zoombediening] in [Fn knopinstelling] (P47) van het [Voorkeuze]-menu ingesteld is.
Wanneer een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt,
wordt de Extra teleconversie beschikbaar nadat ingezoomd is op Tele van de optische zoom.
B Optische zoombereik (brandpuntlengte)
¢
C Extra teleconversiebereik voor foto-opnames
(zoomvergroting)
¢
Deze zoomschuif wordt weergegeven wanneer de onderling verwisselbare lens
gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt.
Er zal een constante zoomsnelheid ingesteld worden.
De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
EX1.0x EX2.0x
4:3 4:3
A
CB
213
Stabilisator, zoom en flitser
Als de Extra Tele Conversie gebruikt wordt, zal de gezichtshoek voor foto’s anders zijn dan die
voor video’s omdat de zoomfactoren verschillend zijn. De gezichtshoek voor een opname kan
van tevoren gecontroleerd worden door [Opn.gebied] (P231) in te stellen op de wijze waarmee
u wilt opnemen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Extra teleconversie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
[Speelgoedcam.effect]/[Speelgoedcamera levendig] (Creative Control modus)
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer [Burstsnelh.] ingesteld is op [SH]
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Eenvoudig inzoomen met de extra teleconversielens
[MENU] > [Opname]>[Ex. tele conv.]>[TELE CONV.]
[MENU] > [Bewegend beeld]>[Ex. tele conv.]>[ON]
A [OFF]
4:3 4:3
A
214
Stabilisator, zoom en flitser
Veranderen van de instellingen voor een power-zoomlens
Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer een lens gebruikt wordt die compatibel is met
power zoom (elektrisch werkende zoom).
De onderling verwisselbare lens (H-H020A, H-FS1442A) zijn niet compatibel met power
zoom.
(raadpleeg onze website voor compatibele lenzen.)
[MENU] > [Voorkeuze]>[Powerzoomlens]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Brandp.afst.
tonen]
Wanneer u zoomt, wordt de
brandpuntafstand afgebeeld en kunt u de
zoompositie bevestigen.
A Aanduiding brandpuntafstand
B Huidige brandpuntafstand
[ON]/[OFF]
[Stapsg. zoom]
Wanneer u de zoom met deze instelling
[ON] hanteert, zal de zoom stoppen op
posities die overeenkomen met vooraf
bepaalde afstanden.
C Aanduiding van zoomstap
[Stapsg. zoom] is buiten werking gesteld
tijdens de opname van bewegend beeld.
[ON]/[OFF]
[Zoom hervat.]
Als u dit toestel inschakelt, worden de zoomposities die gebruikt
werden toen u het toestel de laatste keer uitschakelde, opnieuw
ingesteld.
[ON]/[OFF]
[Zoom snelheid]
U kunt de zoomsnelheid voor de zoombedieningen instellen.
Als u [Stapsg. zoom] op [ON] zet, zal de zoomsnelheid niet veranderen.
[Foto]:
[H] (Hoge snelheid)/[M] (Middelmatige snelheid)/[L] (Lage snelheid)
[Bewegend beeld]:
[H] (Hoge snelheid)/[M] (Middelmatige snelheid)/[L] (Lage snelheid)
[Zoomring]
Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer er een met stroomzoom
compatibele lens met een zoomhendeltje gebruikt wordt en er een
zoomring bevestigd is. Wanneer er ingesteld is op [OFF], worden de
handelingen die bediend worden door de zoomring uitgeschakeld om
accidentele hantering te voorkomen.
[ON]/[OFF]
B
A
C
215
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
Ofschoon de beeldkwaliteit afneemt telkens wanneer u verder inzoomt, kunt u tot vier keer
verder inzoomen dan de oorspronkelijke zoomvergroting.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P186) aan om opnamen te maken.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Dig. zoom] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen:
[Speelgoedcam.effect]/[Speelgoedcamera levendig]/[Miniatuureffect] (Creative Control
modus)
[Multi-belicht.]
[Dig. zoom]
[MENU] > [Opname]>[Dig. zoom]>[4t]/[2t]
[MENU] > [Bewegend beeld]>[Dig. zoom]>[4t]/[2t]
216
Stabilisator, zoom en flitser
U kunt zoomhandelingen uitvoeren door middel van aanraken. (Aanraakzoom)
(De optische zoom en de extra teleconversie voor het maken van foto's zijn
werkzaam)
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
De schuifbalk wordt afgebeeld.
3
Voer de zoomhandelingen uit door de
schuifbalk te verslepen.
De zoomsnelheid varieert afhankelijk van de
aangeraakte positie.
Raak [ ] opnieuw aan om de aanraakbediening van de zoom te eindigen.
Wanneer [Stapsg. zoom] (P214) ingesteld is op [ON], wordt
de schuifbalk voor step zoom afgebeeld.
Zoomen met gebruik van aanrakingshandelingen
[ ]/[ ] Zoomt langzaam
[ ]/[ ] Zoomt snel
AE
14
14
18
18
25
25
217
Stabilisator, zoom en flitser
Foto’s maken met de flitser
Toepasbare modussen:
Openen/Sluiten van de ingebouwde flitser
Fotograferen met de flitser wordt mogelijk
door de ingebouwde flitser te openen.
A De flits openen
Verschuif de hendel voor het openen van
de flitser.
B De flits sluiten
Druk op de flits totdat deze klikt.
Controleer of u de ingebouwde flitser gesloten
heeft als u die niet gebruikt.
De flitsinstelling is vastgesteld op [Œ] terwijl de flits gesloten wordt.
Wees voorzichtig bij het openen van de flitser omdat de flitser naar buiten springt.
Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit.
Beschikbaar flitsbereik
Als de afstand tot het onderwerp kort is wanneer u een foto maakt m.b.v. een flits, wordt
een gedeelte van het gemaakte beeld donker omdat het licht van de flits geblokkeerd
wordt door de lens of het valt buiten het flitsbereik. Controleer de afstand naar het
onderwerp wanneer u een foto maakt. De afstand waarop het licht van de flits geblokkeerd
wordt door de lens en de afstand waarop licht van de flits geleverd wordt variëren
afhankelijk van de lens die gebruikt wordt.
De flitser gedwongen uitschakelen ([Œ])
Als de flitser gesloten is of er geen foto's met de flitser gemaakt kunnen worden
omdat bewegende beelden, enz., opgenomen worden, zal [Œ] (flitser gedwongen
uitgeschakeld) op het opnamescherm weergegeven worden en zal de flitser niet
afgaan.
Sluit de flitser op plaatsen waar het gebruik ervan verboden is, zodat hij niet kan
afgaan.
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Beschikbaar flitsbereik
[AUTO] in
[Gevoeligheid]
50 cm tot 11,7 m
218
Stabilisator, zoom en flitser
Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
Dit is het bereik wanneer [ISO-limiet] (P176) ingesteld is op [OFF].
Zet de flitser niet te dicht bij objecten en sluit de flitser niet wanneer hij geactiveerd wordt. De
objecten kunnen vervormd of ontkleurd worden door de hitte of het flitslicht.
Sluit de flitser niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn
met Gedwongen AAN/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen.
Het kan even duren om de flitser te laden als u herhaaldelijk foto's maakt. Neem de foto nadat
de toegangsaanduiding verdwijnt.
Als u een externe flitser op het toestel plaats, krijgt deze voorrang boven de ingebouwde flitser.
Ga naar P331 voor informatie over een externe flitser.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Een onderwerp opnemen vanaf te dichtbij of zonder voldoende flits zal onvoldoende
belichtingsniveau bieden en zou een foto die te wit of te donker ia tot gevolg kunnen hebben.
U moet even wachten voordat u de volgende foto neemt als de flitsicoon Rode knippert om aan
te geven dat de flitser aan het laden is.
Als u een onderwerp opneemt zonder voldoende flits, zou de Witbalans niet voldoende
afgesteld kunnen worden.
Wanneer u bepaalde lenzen gebruikt, zou er licht van de flitser geblokkeerd kunnen
worden of het er niet in kunnen slagen het zichtveld van de lens te dekken en dit kan
ervoor zorgen dat er donkere zones verschijnen in de hieruit voortkomende beelden.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) gebruikt wordt
Beschikbaar flitsbereik
Breed Tele
[AUTO] in
[Gevoeligheid]
50 cm tot 5,7 m 30 cm tot 3,5 m
Vakkundig gebruik van de flitser
Wanneer u opneemt met de flitser kan een witte verzadiging optreden als het onderwerp te
dichtbij is. Als [Highlight] van het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zullen de zones met de
witte verzadiging zwart en wit knipperen wanneer u afspeelt of Auto Review gebruikt. In dit
geval raden we aan dat u [Flitser instel.] (P223) afstelt in de minrichting en de beelden
opnieuw opneemt.
Als u flitsopnamen maakt terwijl de lenskap op de camera zit, kan het onderste gedeelte van
de foto donker worden en wordt de flits uitgeschakeld omdat deze bedekt wordt door de
lenskap. Verwijder in dit geval de lenskap.
219
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
Open de flits.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om [Flitserfunctie] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De flits wordt tweemaal geactiveerd. Het interval tussen de eerste en tweede flits is
langer wanneer [ ] of [ ] ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot
de tweede flits geactiveerd wordt.
Veranderen van de flitsermodus
[MENU] > [Opname]>[Flitser]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
([Flitser altijd aan]) De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object
achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht staat.
([Gdw. aan/
rode-og])
¢
([Langz. sync.]) Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de
flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
helderder lijken.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto’s verbeteren.
([Lngz. sync./
rode-og])
¢
¢ Het kan alleen ingesteld worden als [Draadloos] in [Flitser] op [OFF] gezet is en [Flitser
functie] op [TTL] gezet is.
220
Stabilisator, zoom en flitser
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
¢1 Dit wordt 60 seconden in de sluiter-prioriteit-AE-modus en B (Bulb) in de Handmatige
Belichtingsfunctie.
¢2 Dit wordt B (Bulb) in de Handmatige Belichtingsfunctie.
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitertijd die geselecteerd kan worden 1/320 van een
seconde (1/250 van een seconde met een externe flitser).
In de Intelligent Auto modus ( of ) verandert de sluitertijd afhankelijk van de
geïdentificeerde scène.
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Begininstelling voor de Scene Guide modus)
¢3 Kan niet ingesteld worden met gebruik van het [Opname]-menu. [ ] wordt ingesteld als de
flitser geopend wordt. (P84)
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
1/60
¢1
tot 1/320 1 tot 1/8000
Œ
60
¢2
tot 1/8000
Œ
Intelligent Auto Modus
¢3
¢3
¢3
¢3
±
Intelligent Auto Plus modus
¢3
¢3
¢3
¢3
±
Programma AE-modus ±±±±±
Lensopening-Prioriteit AE-modus ±±±±±
Sluiter-Prioriteit AE-modus ±±——±
Handmatige belichtingsfunctie ±±——±
Creatieve bewegende beeldfunctie ————±
Creative Control modus ————±
221
Stabilisator, zoom en flitser
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
De flitserinstelling wordt zelfs bewaard als het toestel wordt uitgeschakeld. Als u van scène
verandert met gebruik van de Scene Guide modus, zal de flitserinstelling van de Scene Guide
modus bij iedere verandering van scène opnieuw op de waarde van de fabrieksinstelling gezet
worden.
De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt.
Œ
Scene Guide
modus
[Geprononceerd portret] ±¥——±
[Zachte huid] ±¥——±
[Zacht tegenlicht] ————¥
[Scherp tegenlicht] ¥ ———±
[Ontspannen atmosfeer] ————¥
[Kindergezicht] ±¥——±
[Landschap] ————¥
[Blauwe lucht] ————¥
[Romantische zonsondergang] ————¥
[Levendige zonsondergang] ————¥
[Glinsterend water] ————¥
[Heldere nachtopname] ————¥
[Koele nachtopname] ————¥
[Warme nachtopname] ————¥
[Artistieke nachtopname] ————¥
[Fonkelende verlichting] ————¥
[Nachtportret] ———¥±
[Bloemen] ¥ ———±
[Gerechten] ¥ ———±
[Desserts] ¥ ———±
[Bewegende dieren] ¥ ———±
[Sport] ¥ ———±
[Monochroom] ¥±±±±
[Panorama-opname] ————¥
222
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
De functie voor de 2e gordijnsluitersynchronisatie doet de flits werken vlak voordat de
sluiter zich sluit als u opnamen maakt van bewegende beelden zoals een auto met een
lagere sluitertijd.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om [Flits-synchro] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Stel dit meestal in op [1ST].
[2nd] wordt weergegeven in het flitsicoon op het beeldscherm als u [Flits-synchro] op [2ND] zet.
Alleen beschikbaar als [Draadloos] in [Flitser] op [OFF] gezet is. (P224)
De [Flits-synchro]-instellingen zijn ook van toepassing op een externe flitser. (uitgezonderd de
draadloze flitser) (P331)
Een snelle sluitertijd heeft mogelijk een slechte invloed op het effect van [Flits-synchro].
U kunt [ ] of [ ] niet instellen wanneer [Flits-synchro] ingesteld is op [2ND].
Instelling van de 2de gordijnsynchronisatie
[MENU] > [Opname]>[Flitser]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[1ST]
1e gordijnsynchro
De normale methode wanneer u beelden maakt met de
flits.
[2ND]
2e gordijnsynchro
De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en het
beeld wordt dynamisch.
223
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
Regel de helderheid van de flitser als de beelden die met de flitser gemaakt zijn over- of
onderbelicht zijn.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om [Flitser instel.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
3 Druk op 2/1 om de flitsoutput in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt van [j3 EV] tot [i3 EV] in stappen van [1/3 EV] instellen.
Selecteer [n0] om terug te keren naar de oorspronkelijke flitser-output.
[i] of [j] wordt in de flitsericoon op het beeldscherm weergegeven als het flitsniveau
bijgesteld wordt.
Het kan alleen ingesteld worden als [Draadloos] in [Flitser] op [OFF] gezet is en [Flitser functie]
op [TTL] gezet is. (P224)
De [Flitser instel.]-instelling is ook van toepassing op een externe flitser. (uitgezonderd de
draadloze flitser) (P331)
Toepasbare modussen:
Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de
helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de
geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden.
Raadpleeg P166 voor details over de belichtingscompensatie.
De [Auto. belichtingscomp.]-instelling is ook van toepassing op een externe flitser. (P331)
De flitsoutput aanpassen
[MENU] > [Opname]>[Flitser]
Synchroniseren van de output van de ingebouwde flitser en de
belichtingscompensatie
224
Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modussen:
U kunt bij [Flitser functie] in [Flitser] een type flits instellen.
Als [MANUAL] ingesteld is, wordt de lichtsterkteverhouding ([1/1], enz.) op de flitsericoon op
het scherm weergegeven.
1 Selecteer [Flitser] in het [Opname]-menu. (P40)
2 Druk op 3/4 om [Handmatige flitserinstel.] te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Druk op 2/1 om een item te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt instellen van [1/1] (volledige helderheid) tot [1/128], in stappen van [1/3].
Toepasbare modussen:
Door flitsers te gebruiken die de draadloze bediening ondersteunen (DMW-FL360L:
optioneel) kunt u het afgaan van de ingebouwde flitser (of van een flitser die op de hete
schoen van dit toestel bevestigd is), en drie flitsergroepen, afzonderlijk regelen.
1 Stel de te bedienen externe flitsers in op de RC-modus en plaats ze.
Stel het kanaal en de groepen van de externe flitser die bediend moet worden in.
2 Selecteer het menu.
3 Druk op 3/4 om [Draadloos] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 3/4 om [ON] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Als [Draadloos] op [ON] gezet is, wordt [WL] op de flitsericoon van het opnamescherm
weergegeven.
Als u gedetailleerde instellingen van de draadloze flitser maakt, maak dan de volgende
instellingen vanuit [Flitser].
Veranderen van de afvuurmodus (handmatige flitser)
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[TTL]
De camera zal de flitser-output automatisch instellen.
[MANUAL]
Stelt de lichtsterkteratio van de flitser handmatig in. In [TTL] kunt u zelfs
wanneer u in het donker fotografeert de gewenste foto's maken die
anders te helder door de flitser verlicht zouden worden.
Instellen van de lichtsterkteverhouding (als [MANUAL] geselecteerd is)
Instellen van de draadloze flitser
Voorbereiding: Open de flitser door de hendel voor het openen van de flitser, op dit
toestel, te verschuiven.
Bevestig als alternatief een flitser (DMW-FL360L: optioneel) op dit toestel.
[MENU] > [Opname]>[Flitser]
225
Stabilisator, zoom en flitser
[Draadloos kanaal]
Selecteer het kanaal dat overeenkomt met het kanaal van de externe flitser die u wilt
bedienen.
Instellingen: [1CH]/[2CH]/[3CH]/[4CH]
[Draadl. FP (Focal-Plane)]
Tijdens de draadloze opname vuurt een externe flitser een FP-flits af (herhaaldelijk flitsen
bij hoge snelheid). Deze wijze van afvuren maakt fotograferen met de flitser bij een hoge
sluitertijd mogelijk.
Instellingen: [ON]/[OFF]
[Communicatielicht]
Stel het niveau van het communicatielicht voor de draadloze opname in.
Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]
[Draadloze setup]
Druk op de [DISP.]-knop om een testflits af te vuren.
A Afvuurmodus
B Flitser-output
C Lichtsterkteratio
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Interne
flitser]
¢1,2
[Flitser functie]
[TTL]: De camera stelt automatisch de output van de ingebouwde
flitser in.
[OFF]: De ingebouwde flitser vuurt alleen een signaalflits af.
[Flitser instel.]
De output van de ingebouwde flitser wordt handmatig ingesteld.
BA
C
226
Stabilisator, zoom en flitser
¢1 Niet beschikbaar als [Draadl. FP (Focal-Plane)] op [ON] gezet is.
¢2 Als de flitser (DMW-FL360L: optioneel) aangesloten is, wordt [Externe flitser] weergegeven
in plaats van [Interne flitser].
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Externe
flitser]
¢1,2
[Flitser functie]
[TTL]: De camera stelt automatisch de output van de externe
flitser in.
[AUTO]: De flitser-output wordt door de externe flitser ingesteld.
[MANUAL]:
Stel de lichtsterkteratio van de externe flitser met de hand in.
[OFF]: De externe flitser vuurt slechts één signaalflits af.
[Flitser instel.]
Stel de output van de externe flitser met de hand in als [Flitser functie] op
[TTL] gezet is.
[Handmatige flitserinstel.]
Stelt de lichtsterkteratio van de externe flitser in als [Flitser functie] op
[MANUAL] gezet is.
U kunt instellen van [1/1] (volledige helderheid) tot [1/128], in stappen van
[1/3].
[A Groep]/
[B Groep]/
[C Groep]
[Flitser functie]
[TTL]: De camera stelt automatisch de output van de externe
flitser in.
[AUTO]
¢
1
: De flitser-output wordt door de externe flitser ingesteld.
[MANUAL]:
Stel de lichtsterkteratio van de externe flitser met de hand in.
[OFF]: De externe flitsen in de aangeduide groep zullen niet
afgevuurd worden.
[Flitser instel.]
Stel de output van de externe flitser met de hand in als [Flitser functie] op
[TTL] gezet is.
[Handmatige flitserinstel.]
Stelt de lichtsterkteratio van de externe flitser in als [Flitser functie] op
[MANUAL] gezet is.
U kunt instellen van [1/1] (volledige helderheid) tot [1/128], in stappen van
[1/3].
227
Stabilisator, zoom en flitser
Controleerbaar bereik van de draadloze flitser
Breng de draadloze flitser in positie met de draadloze sensor in de richting van de camera
gekeerd. Het geschatte controleerbare bereik wordt in de volgende afbeelding getoond.
Het controleerbare bereik varieert afhankelijk van de omringende omgeving.
Het aangeraden aantal draadloze flitsen voor iedere groep is drie of minder.
Als het onderwerp zich te dichtbij bevindt, kan het signaalflitsen van invloed zijn op de
belichting (het effect kan gereduceerd worden door de output te verlagen met een diffuser,
enz.).
Toepasbare modussen:
Wanneer de rode-ogenreductie ([ ], [ ]) geselecteerd is, wordt de digitale
rode-ogencorrectie telkens uitgevoerd wanneer de flitser gebruikt wordt. Het toestel spoort
automatisch rode ogen op en corrigeert het beeld.
Instellingen: [ON]/[OFF]
[ ] wordt op de icoon weergegeven als [ON] ingesteld is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
Voorbeeld van plaatsing
In dit opstellingsvoorbeeld is flitser C
opgesteld om de schaduw van het
onderwerp te wissen, die door flitsers A en
B veroorzaakt zal worden.
Corrigeren van rode ogen
[MENU] > [Opname]>[Rode-ogencorr]
2m
2m
3m
3m
50°50°
50°50°
30°30°
30°30°
A
B
C
228
Films
Opname Bewegend Beeld
Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het
AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in MP4 opnemen.
De audio zal stereo opgenomen worden.
De functies die beschikbaar zijn tijdens het opnemen van video’s zijn anders al naargelang
de gebruikte lens en het werkgeluid van de lens kan opgenomen worden.
Raadpleeg P21 voor details.
Toepasbare modussen:
1
Selecteer het menu.
2
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3
Druk op 3/4 om [Opn. kwaliteit] te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
4
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instelling van formaat, grootte en beeldsnelheid
[MENU] > [Bewegend beeld]>[Opname-indeling]
Onderdeel Formaat
[AVCHD]
Dit gegevensformaat is geschikt voor afspelen op een
high-definition TV, enz.
[MP4]
Dit gegevensformaat is geschikt voor afspelen op een PC, enz.
229
Films
Wanneer [AVCHD] geselecteerd is
¢1 AVCHD Progressive
¢2 De sensor-output is 25 frames/seconde
Wanneer [MP4] geselecteerd is
Over de compatibiliteit van de opgenomen bewegende beelden
Zelfs wanneer een compatibel apparaat gebruikt wordt, kan het zijn dat de films met
verlaagde beeld- en geluidskwaliteit afgespeeld, of niet afgespeeld worden.
Het kan ook zijn dat de opname-informatie niet correct weergegeven wordt. Gebruik in dat
geval dit toestel om af te spelen.
Als u andere apparatuur wilt gebruiken voor het afspelen van films die in [FHD/50p], [FHD/25p],
[FHD/24p] van [AVCHD] opgenomen zijn, of als u ze naar een ander toestel wilt overbrengen,
is een PC waarop “PHOTOfunSTUDIO” geïnstalleerd is nodig, dan wel een compatibele
Blu-ray disk recorder.
Onderdeel Grootte Framesnelheid Bitsnelheid
[FHD/50p]
¢
1
1920k1080
50p
28 Mbps
[FHD/50i] 1920k1080
50i
17 Mbps
[FHD/25p] 1920k1080 50i
¢2
24 Mbps
[FHD/24p] 1920k1080 24p 24 Mbps
[HD/50p]
1280k720
50p
17 Mbps
Onderdeel Grootte Framesnelheid Bitsnelheid
[FHD/50p]
1920k1080
50p
28 Mbps
[FHD/25p]
1920k1080
25p
20 Mbps
[HD/25p]
1280k720 10 Mbps
[VGA/25p]
640k480 4 Mbps
230
Films
Aanduiding van de icoon
A Formaat
B Grootte
C Beeldsnelheid (sensor-output)
Wat is bit rate
Dit is het volume van de gegevens voor een bepaalde tijdsperiode en de kwaliteit neemt toe
wanneer het aantal groter wordt. Dit apparaat gebruikt de “VBR”-opnamemethode. “VBR” is
een afkorting van “Variable Bit Rate” en de bit rate (volume van gegevens voor een bepaalde
tijdsperiode) wordt automatisch veranderd afhankelijk van het op te nemen onderwerp.
Daarom wordt de opnametijd verkort wanneer een onderwerp met snelle beweging
opgenomen wordt.
Toepasbare modussen:
De manier om scherp te stellen varieert en is afhankelijk van de focusmodus ([AFS/AFF/
AFC] (P147) en Manuele Focus (P158)) en de instelling van [Continu AF] in het
[Bewegend beeld]-menu.
De onderling verwisselbare lens (H-H020A) maakt gebruik van een lensaandrijfsysteem om
een compacte en heldere F1.7 lens te realiseren. Hierdoor kunnen geluid en trillingen optreden
tijdens het scherpstellen, maar dit is geen storing.
Afhankelijk van de opname-omstandigheden of de gebruikte lens kan het werkgeluid
opgenomen worden als Auto Focus gebruikt wordt tijdens het opnemen van een film. Er wordt
aanbevolen op te nemen terwijl [Continu AF] in het [Bewegend beeld]-menu op [OFF] staat als
u het geluid van de werking hinderlijk vindt, om te voorkomen dat het lensgeluid opgenomen
wordt.
Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt, kunnen [AFF] en [AFC] niet
ingesteld worden.
(P147)
Scherpstellen tijdens het opnemen van een video (Continu AF)
Focus-functie Continu AF Beschrijving van instellingen
AFS/AFF/AFC
[ON]
De camera zal tijdens het opnemen automatisch op
onderwerpen blijven scherpstellen. (P147)
Om de focus opnieuw in te stellen, drukt u de
sluiterknop tot halverwege in.
[OFF]
De camera handhaaft de brandpuntpositie bij de start
van de opname.
MF [ON]/[OFF]
U kunt handmatig scherpstellen. (P158)
AVCHD
FHD
50i
B C
A
231
Films
Toepasbare modussen:
1
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
A Verstreken opnametijd
B Beschikbare opnametijd
Het is mogelijk om geschikte video’s voor iedere functie
op te nemen.
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een
handeling uitgevoerd is, zal een deel van het display
verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om
ervoor te zorgen dat dit weer verschijnt.
Als u een video opneemt dient u de microfoon niet met
uw vingers of andere objecten af te dekken.
Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
2
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
Het opnemen van foto's is ook mogelijk tijdens het opnemen van films, door de
sluiterknop volledig in te drukken. (P233)
Opname Bewegend Beeld
Inschakelen/uitschakelen van de filmknop
[MENU] > [Voorkeuze]>[Videotoets]>[ON]/[OFF]
Deze functie dient voor het voorkomen van de onverhoedse werking van de knop.
Schakelen tussen de gezichtshoek voor het maken van foto's en die voor het
maken van films
[MENU] > [Voorkeuze]>[Opn.gebied]>[!]
(Foto)/[ ] (Film)
Wanneer de instelling van de beeldverhouding anders is in foto's en in films, zal de
gezichtshoek veranderen wanneer de filmopname begint. Als [Opn.gebied] op [ ] gezet is,
wordt de gezichtshoek tijdens de filmopname weergegeven.
De aangeduide opnamezone is een benadering.
R
1
m
3737
sR
1
m
37
s
3
s
3
s
3
s
C
B
A
232
Films
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Wanneer de extra teleconversielens gebruikt wordt, zal de gezichtshoek veranderen wanneer
tussen fotobeeldscherm en filmbeeldscherm geschakeld wordt omdat de zoomfactor tussen
foto's en films anders is. (P211)
Als de opname van bewegende beelden na korte tijd eindigt terwijl [Miniatuureffect] van de
Creative Control Modus gebruikt wordt, kan het zijn dat het toestel nog even doorgaat met
opnemen. Blijf het toestel vasthouden tot de opname stopt.
De [Gevoeligheid] zal op [AUTO] gezet worden (voor video’s) als video’s opgenomen worden.
Bovendien zal de [ISO-limiet] niet werkzaam zijn.
Zelfs als [Bedieningsstand] in [Stabilisatie] op [ ] gezet is, zal [ ] in de filmopname
werkzaam zijn.
Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of netadapter (optioneel) te gebruiken
wanneer u bewegende beelden maakt. (P333)
Als u bewegende beelden maet de netadapter (optioneel), en de stroom valt uit, of als de
netadapter (optioneel) losgekoppeld wordt enz., zal het bewegende beeld niet opgenomen
worden.
Voor bepaalde opnamewijzen zal de opname uitgevoerd worden met de hieronder aangeduide
wijze. Voor de opnamewijzen die niet in de lijst staan, zal de opnamewijze gebruikt worden die
het meest geschikt is voor het bewegende beeld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen kunnen geen films opgenomen worden.
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen]/[Panorama-opname] (Scene Guide
modus)
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control
modus)
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
Geselecteerde opnamemodus
Opnamemodus bij het
opnemen van een film
Programma AE-modus
Lensopening-Prioriteit AE-modus
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Handmatige belichtingsfunctie
Normaal bewegend beeld
[Scherp tegenlicht] (Scene Guide modus) Portret
[Heldere nachtopname]/[Artistieke nachtopname]/
[Nachtportret] (Scene Guide modus)
Weinig licht functie
233
Films
Foto’s maken terwijl u een film maakt
Toepasbare modussen:
Er kunnen foto’s gemaakt worden, zelfs als u een film opneemt. (Simultaan opnemen)
Instelling van prioriteiten voor video’s en foto’s
Toepasbare modussen:
De opnamewijze voor foto’s die gemaakt worden terwijl een videoopname gemaakt wordt,
kan ingesteld worden met [Foto/film] in het [Bewegend beeld] menu.
Druk de sluiterknop tijdens de opname van de
video volledig in om een foto te maken.
De simultane opname-indicator A wordt weergegeven tijdens het
maken van de foto’s.
Opnemen terwijl ook de Touch Shutter-functie (P67) beschikbaar
is.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
(Prioriteiten video’s)
De beelden zullen opgenomen worden met beeldformaat [S] (2 M).
De beeldkwaliteit van standaardbeelden kan anders zijn dan [S]
(2 M).
Er worden alleen JPEG-beelden opgenomen als [Kwaliteit] op
[ ], [ ] of [ ] staat. (Als deze op [ ] staat, zullen
foto’s opgenomen worden met een [Kwaliteit] van [A].)
Er kunnen tijdens het opnemen van video’s tot 40 foto’s gemaakt
worden.
In [Miniatuureffect] van de Creative Control modus zou een kleine
vertraging kunnen plaatsvinden tussen het geheel indrukken van de
sluiterknop en het opnemen.
(Prioriteiten foto’s)
De beelden zullen opgenomen worden met het ingestelde
beeldformaat en -kwaliteit.
Het beeldscherm zal donker worden tijdens het opnemen van de
beelden. In die tijd zal een foto in de video gemaakt worden en
wordt geen audio opgenomen.
Er kunnen tijdens een filmopname tot 10 beelden opgenomen
worden.
28
28
28
A
234
Films
De beeldverhouding zal vaststaan op [16:9].
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen is het niet mogelijk gelijktijdig foto’s en video’s te maken:
Als [Opname-indeling] op [VGA/25p] gezet is in [MP4]
Als [FHD/24p] ingesteld is [alleen wanneer [ ] (fotoprioriteiten) ingesteld is]
Als [Ex. tele conv.] in het [Bewegend beeld]-menu op [ON] gezet is [alleen als [ ]
(fotoprioriteiten) ingesteld is]
235
Films
Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu
Raadpleeg P40 voor details over de menu-instellingen van [Bewegend
beeld].
[Fotostijl], [Meetfunctie], [Schaduw markeren], [Int.dynamiek], [I.resolutie] en [Dig. zoom]
maken onderdeel uit van zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu. Het
veranderen van deze instellingen in één van deze menu’s wordt weerspiegeld in het andere
menu.
Het [Bewegend beeld]-menu wordt niet weergegeven in de volgende gevallen.
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen]/[Panorama-opname] (Scene Guide
modus)
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control
modus)
Raadpleeg P228 voor details.
Raadpleeg P228 voor details.
Raadpleeg P125 voor details.
Raadpleeg P233 voor details.
Raadpleeg P230 voor details.
[Opname-indeling]
[Opn. kwaliteit]
[Belicht.stand]
[Foto/film]
[Continu AF]
236
Films
Toepasbare modussen:
De met wit verzadigde zones zullen zwart en wit knipperen.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we aan de belichting naar negatief (P166) te
compenseren, onder raadpleging van het histogram (P73) en om de foto vervolgens opnieuw
te maken. Dit kan een betere beeldkwaliteit tot gevolg hebben.
Raadpleeg P211 voor details.
Toepasbare modussen:
De sluitersnelheid kan vastgezet worden om flikkeren van of strepen in het bewegende
beeld te reduceren.
Instellingen: [1/50]/[1/60]/[1/100]/[1/120]/[OFF]
Raadpleeg P127 voor details.
[Highlight opn.]
[Ex. tele conv.]
[Antiflikkering]
[Stille bediening]
237
Films
Toepasbare modussen:
Stel in of de microfoonniveaus el of niet op het opnamescherm weergegeven moeten
worden.
Instellingen: [ON]/[OFF]
In deze gevallen niet beschikbaar:
Niet beschikbaar met [Miniatuureffect] in Creatieve Bedieningsfunctie.
Toepasbare modussen:
Stel het ingangsniveau van het geluid in op 4 verschillende niveaus.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Niet beschikbaar met [Miniatuureffect] in Creatieve Bedieningsfunctie.
Toepasbare modussen:
Dit voorkomt automatisch dat windruis opgenomen wordt.
Instellingen: [AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
Door [Windreductie] in te stellen kan de gebruikelijke geluidskwaliteit veranderen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Niet beschikbaar met [Miniatuureffect] in Creatieve Bedieningsfunctie.
[Micr. weerg.]
[Micr. instellen]
[Windreductie]
238
Afspelen/Bewerken
Omschakelen van de afspeelwijze
Draai de functieknop achterop naar links.
1 scherm 12 schermen 30 schermen Kalenderscher
mweergave
Het is mogelijk om naar een ander afspeelscherm over te gaan
door de volgende iconen aan te raken.
[ ]: 1 scherm
[ ]: 12 schermen
[ ]: 30 schermen
[ ]: Schermdisplay
Het scherm kan geleidelijk omgeschakeld worden door het scherm op of neer te slepen.
Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet afgespeeld worden.
Om terug te keren naar normaal terugspelen
Druk op 3/4/2/1 om een opname te kiezen en druk dan op [MENU/SET].
Weergeven van meerdere schermen (Multi Playback)
1/98
CAL
239
Afspelen/Bewerken
1 Draai de modusknop op de achterkant naar links om het kalenderscherm weer
te geven.
2 Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen datum
te selecteren.
Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn
gemaakt, verschijnt deze maand niet.
3 Druk op [MENU/SET] om de opnames weer te geven
die u op de gekozen datum hebt gemaakt.
4 Druk op 3/4/2/1 om een opname te kiezen en druk dan op [MENU/SET].
Draai de functieknop achterop naar links om terug te keren naar de weergave van het
kalenderscherm.
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari
2013.
Als u opnames maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [Wereldtijd], worden deze
opnames afgebeeld met de data van de reisbestemming in Kalender Afspelen.
Beelden afspelen op opnamedatum (Calender Playback)
2013
SUN MON TUE WED THU FRI SAT
11 12
20 21
25 26 27 28
10
17
24
31
13
18
16
23
30
9
14
19
15
22
29
8
45362 71
12
,QVW
240
Afspelen/Bewerken
Een beeldengroep bestaat uit meerdere beelden. U kunt beelden in een groep continu dan
wel een voor een afspelen.
U kunt alle beelden in een groep in een keer bewerken of wissen (als u bijvoorbeeld een
beeldengroep wist, worden alle beelden in de groep gewist).
De beelden zullen niet gegroepeerd worden als ze opgenomen zijn zonder dat de klok
ingesteld is.
Afspelen van groepsbeelden
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die met de
burst-modus gemaakt zijn met burst-snelheid [SH]. (P179)
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die in een Time
Lapse Shot gemaakt zijn. (P189)
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die met
stop-motionanimatie gemaakt zijn. (P191)
1/981/98
1/98
1/98

IRWR

IRWR

IRWR
241
Afspelen/Bewerken
Selecteer een beeld met de icoon van het groepsbeeld ([ ], [ ],
[ ]) en druk vervolgens op 3.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door aanraking van de icoon van het groepsbeeld
([ ], [ ], [ ]).
Tijdens het een voor een afspelen van groepsbeelden worden opties weergegeven.
Bediening tijdens het afspelen van groepsbeelden
1 Selecteer een beeld met de icoon van de
groepsweergave ([ ], [ ], [ ]) en druk
vervolgens op 4.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door aanraking
van de icoon van de groepsweergave ([ ], [ ],
[]).
2 Druk op 2/1 om de beelden langs te lopen.
Raak [ ] aan of druk opnieuw op 4 om weer naar het gewone afspeelscherm terug te
keren.
Ieder beeld van de groep kan op dezelfde manier als normale beelden behandeld worden
wanneer ze afgespeeld worden (zoals meervoudig afspelen, playback zoom en wissen
van beelden).
Er kan tussen de afspeelmethoden voor 3D-beelden geschakeld worden.
Dit is een menu dat alleen weergegeven kan worden als 3D-afspelen mogelijk is. Raadpleeg
P313 voor details.
Continu afspelen van groepsbeelden
[Vanaf eerste foto]
De beelden worden continu afgespeeld, te beginnen met het
eerste beeld van de groep.
[Vanaf huidige foto]
De beelden worden continu afgespeeld, te beginnen met het
afgespeelde beeld.
3 Continu afspelen/Pauze 4 Stop
2
Snel achteruit
1
Snel vooruit
Achteruit
(tijdens pauzeren)
Vooruit
(tijdens pauzeren)
Afspelen van afzonderlijke groepsbeelden
[2D/3D-inst.]
1/981/981/981/98

IRWR
IRWR
IRWR
242
Afspelen/Bewerken
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
U kunt tevens een diavoorstelling samenstellen die opgemaakt is uit alleen foto’s, alleen
video’s, alleen 3D-beelden, enz.
We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het
toestel aan een TV.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer de af te spelen groep door op 3/4 te
drukken en druk vervolgens op [MENU/SET].
Raadpleeg P313 voor de manier van afspelen van
[3D]-beelden in 3D.
Druk tijdens [Categorieselectie] op 3/4/2/1 om een
categorie te selecteren en druk op [MENU/SET].
Raadpleeg P245 voor details over de categorie.
3 Druk op 3 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Diashow]
[MENU] > [Afspelen]>[Diashow]
243
Afspelen/Bewerken
Bediening tijdens een diavoorstelling
Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling eindigt.
De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling door [Effect] of
[Set-up] te selecteren op het diavoorstellingmenuscherm.
[Effect]
Dit biedt u de mogelijkheid de schermeffecten te selecteren wanneer u van het ene naar
het andere beeld schakelt.
[AUTO], [NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF]
Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een
schermeffect.
[AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [Categorieselectie] geselecteerd is. De beelden
worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
[Effect] staat vast op [OFF] als het toestel op [Alleen bew. beeld] staat, of tijdens de
diavoorstelling voor [ ], [ ], [ ] in [Categorieselectie].
Zelfs als [Effect] ingesteld is, werkt deze niet tijdens een diavoorstelling van groepsbeelden.
Tijdens het bekijken van beelden in de portretmodus (verticaal) zullen sommige selecties van
[Effect] uitgeschakeld zijn.
3
Afspelen/Pauzeren
4
Diavoorstelling verlaten
2
Terug naar het vorige beeld
1
Verder naar het volgende
beeld
Modus
knop
op de
achterkant
(links)
Verlaagt het niveau van het
volume
Modus
knop
op de
achterkant
(rechts)
Verhoogt het niveau van
het volume
244
Afspelen/Bewerken
[Set-up]
[Duur] of [Herhalen] kan ingesteld worden.
[Duur] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [Effect] instelling.
Tijdens het afspelen van de volgende beelden wordt de instelling van [Duur] uitgeschakeld.
Films
Panoramafoto’s
Groepsbeelden
Onderdeel Instellingen
[Duur] [1SEC]/[2SEC]/[3SEC]/[5SEC]
[Herhalen] [ON]/[OFF]
[Geluid]
[AUTO]: Er klinkt muziek als stilstaande beelden afgespeeld
worden en audio als bewegende beelden afgespeeld
worden.
[Muziek]: Er wordt muziek afgespeeld.
[Audio]: Er wordt audio (alleen voor films) afgespeeld.
[OFF]: Er zal geen geluid zijn.
245
Afspelen/Bewerken
Afspelen in [Normaal afsp.], [Alleen foto's], [Alleen bew. beeld], [3D-weergave], [Categor.
afsp.] of [Favoriet afsp.] kan geselecteerd worden.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer de af te spelen groep door op 3/4 te drukken en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Raadpleeg P313 voor de wijze van afspelen van [3D-weergave] beelden in 3D.
Als [Categor. afsp.] bij voorgaande stap 2 geselecteerd is
3 Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken om in te stellen.
Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
¢Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Net als voor groepsbeelden wordt de gehele groep als een enkel beeld met informatie
over de gezichtsherkenning behandeld.
De verdeling in categorieën van films is anders dan voor foto's, afhankelijk van de
opnamemodus. Sommige films kunnen misschien niet afgespeeld worden.
[Afspeelfunctie]
[MENU] > [Afspelen]>[Afspeelfunctie]
De opname-informatie, bijv. scènedetectie of de Scene Guide modussen
[Gezicht herk.]
¢
*
[i-Portret], [i-Nachtportret], [i-Baby] in scènedetectie
[Geprononceerd portret]/[Zachte huid]/[Zacht tegenlicht]/[Scherp tegenlicht]/
[Ontspannen atmosfeer]/[Kindergezicht]/[Nachtportret] (Scene Guide modus)
,
[i-Landschap], [i-Zonsonderg.] in scènedetectie
[Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische zonsondergang]/[Levendige
zonsondergang]/[Glinsterend water] (Scene Guide modus)
.
[i-Nachtportret], [i-Nachtl.schap] in scènedetectie
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/
[Artistieke nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtportret] (Scene Guide
modus)
[Sport] (Scene Guide modus)
1
•[i-Voedsel] in scènedetectie
[Gerechten]/[Desserts] (Scene Guide modus)
[Reisdatum]
Foto’s die continu opgenomen zijn met de burst-snelheid op [SH]
[Intervalopname]/[Intervalvideo]
[Stop-motionanimatie]/[Stop-motionvideo]
246
Afspelen/Bewerken
Gebruik van de afspeelfuncties
Met dit menu kunt u diverse afspeelfuncties gebruiken, zoals het afsnijden van beelden en
andere bewerkingen van de opgenomen beelden, instellingen van de bescherming, enz.
Met [Retouche wissen], [Tekst afdr.], [Intervalvideo], [Stop-motionvideo], [Nw. rs.] of [Bijsnijden]
wordt er een nieuw bewerkt beeld gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als
er geen vrije ruimte is op de kaart, daarom raden we aan te controleren of vrije ruimte is
voordat u het beeld bewerkt.
U kunt een afzonderlijke foto uit een opgenomen video creëren.
1
Op 3 drukken om het terugspelen van bewegend beeld op pauze te
zetten.
2
Op [MENU/SET] drukken.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door
[ ] aan te raken.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Het zal bewaard worden als het [Fotoresolutie] op [S] (2 M) gezet is, [Aspectratio] op [16:9]
gezet is en [Kwaliteit] op [] gezet is.
De beeldkwaliteit van foto’s die van een video gemaakt zijn, kan grover zijn dan foto’s met een
gewone beeldkwaliteit.
[ ] wordt weergegeven tijdens het afspelen van foto's die uit films gecreëerd zijn.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als tijdens het opnemen van [MP4] [VGA/25p] gebruikt wordt, zal de mogelijkheid om foto’s te
creëren uitgeschakeld worden.
Creëren van foto’s uit een video
247
Afspelen/Bewerken
De locatie-informatie (lengte-/breedtegraad) die vereist wordt door de smartphone/tablet
kan naar de camera gezonden worden en op de beelden geschreven worden.
Voorbereiding:
Locatie-informatie naar de camera versturen vanaf de smartphone/tablet.
U dient “Panasonic Image App” op uw smartphone/tablet te installeren. (P269)
Lees de [Help] in het “Image App”-menu voor meer details over hoe te werk te gaan.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om de periode te kiezen waarin u wenst locatie-informatie op
beelden op te nemen, druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
De locatie-informatie wordt opgenomen op de beelden.
Beelden met locatie-informatie worden aangegeven met [ ].
De opname van locatie-informatie stopzetten
Druk op [MENU/SET] terwijl het op de beelden zetten van de locatie-informatie aan
de gang is.
Tijdens een stopzetting wordt [±] weergegeven.
Kies de periode met [±] om het opnameproces opnieuw te starten vanaf het beeld waar u
gebleven was.
De ontvangen locatie-informatie wissen
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om de periode te kiezen die u wenst te verwijderen, druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kan alleen locatie-informatie geschreven worden naar beelden die op deze camera gemaakt zijn.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De locatie-informatie zal niet op beelden geschreven worden die genomen zijn nadat de
locatie-informatie verzonden is (P276).
De locatie-informatie wordt niet geschreven op beelden die opgenomen zijn met
[Opname-indeling] op [AVCHD].
Wanneer er onvoldoende vrije ruimte is op de kaart, zou het niet mogelijk kunnen zijn om
locatie-informatie erop te schrijven.
Als de kaart vergrendeld is, kan de locatie-informatie niet op de beelden geschreven worden of
kan ontvangen locatie-informatie niet gewist worden.
[Locatie vermelden]
[MENU] > [Afspelen]>[Locatie vermelden]>[Locatiegegevens toev.]
[MENU] > [Afspelen]>[Locatie vermelden]>[Locatiegeg. wissen]
248
Afspelen/Bewerken
U kunt onnodige delen die op de opgenomen beelden geregistreerd zijn wissen.
Het wissen kan alleen uitgevoerd worden door aanraking. [Retouche wissen] schakelt
automatisch de aanraakbediening in.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 2
/
1 om een beeld te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Sleep uw vinger over het deel dat u wilt wissen.
De te wissen delen zijn gekleurd.
Door [Onged. maken] aan te raken, worden de gekleurde
delen opnieuw op de vorige status gezet.
4 Raak [Inst.] aan.
Het preview-scherm wordt weergegeven.
5 Raak [Opsl.] aan of druk op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Verwijderen van onnodige delen [Retouche wissen]
[MENU] > [Afspelen]>[Retouche wissen]
Wissen van details (uitvergroten van het display)
1 Raak [SCALING] aan.
Het scherm wordt uitvergroot.
Door met uw vingers een knijpende beweging in
(P16)
te maken, kunt u het scherm uitvergroten/
verkleinen.
Vergroten/verkleinen kan ook uitgevoerd worden
door aan de functieknop op de achterkant te
draaien.
De vergrote zone kan verplaatst worden door het
beeldscherm te verslepen, of door op de
cursorknoppen te drukken.
2 Raak [REMOVE] aan.
De werking keert terug naar de selectie van de delen die u wenst te wissen. De
delen die u wenst te wissen, kunnen geselecteerd worden terwijl de uitvergroting
gehandhaafd blijft.
,QVW
5(029(
6&$/,1*
2QJHGPDNHQ
5(029(
6&$/,1*
,QVW
2QJHGPDNHQ
249
Afspelen/Bewerken
De beelden kunnen onnatuurlijk lijken omdat de achtergrond van de gewiste delen kunstmatig
gecreëerd wordt.
Voer voor groepsbeelden [Retouche wissen] op ieder beeld uit (ze kunnen niet in één keer
bewerkt worden).
Als [Retouche wissen] op groepsbeelden uitgevoerd wordt, worden deze als nieuwe beelden
bewaard, gescheiden van de oorspronkelijke beelden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Niet beschikbaar wanneer de zoeker in gebruik is.
[Retouche wissen] kan in de volgende omstandigheden niet uitgevoerd worden.
Films
Beelden die gemaakt zijn met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
250
Afspelen/Bewerken
U kunt tekst (commentaar) toevoegen aan beelden. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
het afgedrukt worden bij het printen m.b.v. [Tekst afdr.] (P251).
1 Selecteer het menu.
3 De tekst invoeren. (P61)
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen.
U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software
op de CD-ROM (bijgeleverd).
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [Multi].
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Titel bew.] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
[Titel bew.]
[MENU] > [Afspelen]>[Titel bew.]>[Enkel]/[Multi]
2 Selecteer een beeld waaraan u tekst wilt toevoegen.
[] wordt afgebeeld voor beelden met al geregistreerde titels.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2 Druk op [MENU/SET].
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
2 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
,QVW
8LWYRHU
251
Afspelen/Bewerken
U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats, reisdatum of titel op de gemaakte beelden
afdrukken.
1 Selecteer het menu.
3 Druk op 3/4 om [Inst.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Tekst afdr.]
[MENU] > [Afspelen]>[Tekst afdr.]>[Enkel]/[Multi]
2 Selecteer een beeld dat u wilt afdrukken met tekst.
[] verschijnt op het scherm als het beeld afgedrukt wordt met tekst.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2 Druk op [MENU/SET].
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
2 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
,QVW
8LWYRHU
252
Afspelen/Bewerken
4 Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
5 Druk op 3/4 om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
6 Op [ ] drukken.
7 Druk op 3 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Opnamedatum]
[ZON. TIJD]: Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]:
Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de
minuten af.
[OFF]
[Naam]
[]:
([Gezichtsherkenning])
De in [Gezicht herk.] geregistreerde naam zal
gestempeld worden.
[]:
([Baby/
Huisdieren])
De in [Profiel instellen] geregistreerde naam zal
gestempeld worden.
[OFF]
[Locatie]
[ON]:
Drukt de naam van de reisbestemming af die
ingesteld is onder [Locatie].
[OFF]
[Reisdatum]
[ON]:
Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder
[Reisdatum].
[OFF]
[Titel]
[ON]:
De Titelinvoer in de [Titel bew.] zal afgedrukt
worden.
[OFF]
253
Afspelen/Bewerken
Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [Multi].
De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt.
Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
Als u beelden in een groep stempelt, worden de gestempelde beelden gescheiden van de
originele beelden in de groep bewaard.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Tekst afdr.] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus
Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel
Beelden die eerder afgedrukt zijn met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
254
Afspelen/Bewerken
De opgenomen video kan in twee delen gesplitst worden. Dit wordt aanbevolen wanneer u
een deel dat u nodig heeft wilt afsplitsen van een deel dat u niet nodig heeft.
Het splitsen van een video is permanent: Denk goed na voordat u splitst!
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 2/1 om de te splitsen video te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Met [MP4] video’s zal de volgorde van de beelden veranderd worden als een splitsing
plaatsvindt.
Er wordt aangeraden om deze video’s te zoeken met gebruik van Kalender Afspelen (P239) of
[Alleen bew. beeld] in de [Afspeelfunctie].
In deze gevallen niet beschikbaar:
Vermijd het te proberen om een video vlakbij het begin of het einde te splitsen.
U kunt [Splits video] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Video’s met een korte opnametijd
[Splits video]
[MENU] > [Afspelen]>[Splits video]
3 Druk op 3 op het punt waarop u wilt splitsen.
De video wordt afgespeeld vanaf dezelfde plaats wanneer
3 opnieuw wordt ingedrukt.
U kunt het punt van splitsing precies instellen door op 2/1
te drukken als de video gepauzeerd is.
4 Op 4 drukken.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De video kan verloren gaan als de kaart of de batterij weggenomen wordt terwijl de
splitsing uitgevoerd wordt.
255
Afspelen/Bewerken
Deze functie stelt u in staat om een film te creëren uit een beeldengroep die opgenomen is
met [Intervalopname]. De zo gecreëerde film wordt in het MP4-opnameformaat bewaard.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer de [Intervalopname] beeldgroep met 2/1, en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Selecteer de items en de instellingen.
4 Selecteer [Uitvoer.] met 3/4 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Als u een beeldkwaliteit selecteert waarbij de beeldverhouding anders is dan die voor de
beeldengroep, zullen zwarte strepen boven, onder, links en rechts van het beeld verschijnen.
Als er een gemaakte beeldkwaliteit met een resolutie die hoger is dan de groepsbeelden
geselecteerd is, zal het beeld wazig worden.
Wij raden aan dat u bij de creatie van films een voldoende geladen batterij of de (optionele)
netadapter gebruikt.
Als de stroomtoevoer wegvalt doordat de netadapter losgemaakt wordt, of wegens een black-out, terwijl
u een film aan het creëren was met behulp van de netadapter, zal deze film niet opgenomen worden.
Een film waarvan de opnametijd de 29 minuten en 59 seconden overschrijdt en een film die
groter is dan een bestand van 4 GB, kan niet gecreëerd worden.
Een film die korter dan 1 seconde duurt wordt weergegeven als “0s” op de filmopnametijd (P77)
.
Als slechts één beeld met [Intervalopname] opgenomen was, kan het beeld niet geselecteerd worden.
[Intervalvideo]
[MENU] > [Afspelen]>[Intervalvideo]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Opn. kwaliteit]
Stelt de kwaliteit van de film in.
[FHD/50p]/[FHD/25p]/[HD/25p]/[VGA/25p]
[Beeldfrequentie]
Stelt het aantal frames per seconde in. Hoe groter het aantal
hoe soepeler de filmbeelden in elkaar overgaan.
[50fps]
¢
/[25fps]/[12.5fps]/[8.3fps]/[6.25fps]/[5fps]/[2.5fps]/[1fps]
¢ Alleen als [FHD/50p] ingesteld is
[Serie]
[NORMAL]:
Voegt beelden samen in de opnamevolgorde.
[REVERSE]:
Voegt beelden samen in de omgekeerde opnamevolgorde.
256
Afspelen/Bewerken
Er wordt een film gecreëerd uit de groepsbeelden die met [Stop-motionanimatie] gemaakt
zijn. De gecreëerde films worden bewaard in het MP4-opnameformaat.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer de stop-motion-animatiegroep met 2/1 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Creëer een film door de creatiemethode te selecteren.
De stappen zijn gelijk aan die voor de creatie van een film uit de opname van
[Stop-motionanimatie].
Raadpleeg stap
8 verderop op P193 voor details.
Raadpleeg ook de opmerkingen op P194 voor gecreëerde films.
Als slechts één beeld met [Stop-motionanimatie] opgenomen was, kan het beeld niet
geselecteerd worden.
[Stop-motionvideo]
[MENU] > [Afspelen]>[Stop-motionvideo]
257
Afspelen/Bewerken
Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de
beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd.
1 Selecteer het menu.
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [Multi].
De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Nw. rs.] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus
Groepsbeelden
Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
[Nw. rs.]
[MENU] > [Afspelen]>[Nw. rs.]>[Enkel]/[Multi]
2 Selecteer het beeld en de resolutie.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
2 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk dan
op [MENU/SET].
2 Druk op 3/4/2/1 Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen
(herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
3 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
16
16
16
8
8
4
4
L
4:3
M
4:3
S
4:3
,QVW
8LWYRHU
258
Afspelen/Bewerken
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
1 Selecteer het menu.
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
3 Gebruik de functieknop op de achterkant en druk op 3/4/2/1 om de door te
knippen delen te selecteren.
U kunt ook [ ]/[ ]aanraken om het deel te vergroten/verkleinen.
U het deel ook verplaatsen door het over het scherm te verslepen.
4 Op [MENU/SET] drukken.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden.
Knip één beeld per keer als u de beelden in een beeldengroep wilt knippen (u kunt niet alle
beelden in een groep in een keer bewerken).
Als u beelden in een groep knipt, worden de geknipte beelden gescheiden van de originele
beelden in de groep bewaard.
Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [Bijsnijden] ondergaan hebben.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Bijsnijden] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus
Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
[Bijsnijden]
[MENU] > [Afspelen]>[Bijsnijden]
Functieknop (rechts) achterop: Vergroting
Functieknop (links) achterop: Verkleining
3/4/2/1: Verplaats
259
Afspelen/Bewerken
Met deze functie kunt u automatisch opnamen verticaal afbeelden als deze gemaakt
werden met een verticaal gehouden toestel of opnamen handmatig draaien met stappen
van 90
o.
De [Roteren]-functie wordt uitgeschakeld als [Scherm roteren] op [OFF] gezet is.
1 Selecteer het menu.
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De [Roteren]-functie is voor groepsbeelden uitgeschakeld.
3 Op 3/4 drukken om de richting te kiezen waarin u
het beeld wenst te draaien en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
:
Het beeld draait steeds 90o met de wijzers van de klok
mee.
:
Het beeld draait steeds 90o tegen de wijzers van de klok in.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Selecteer het menu.
De beelden worden weergegeven zonder gedraaid te worden als u [OFF] kiest.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor
stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd
vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries
Association)”.
[Scherm roteren] werkt misschien niet op een scherm dat meerdere beelden afspeelt, zoals het
scherm dat weergegeven wordt na selectie van [Multi wissen].
[Roteren]/[Scherm roteren]
[Roteren] (Het beeld wordt handmatig gedraaid)
[MENU] > [Afspelen]>[Roteren]
[Scherm roteren] (Het beeld wordt automatisch gedraaid en afgebeeld)
[MENU] > [Afspelen]>[Scherm roteren]>[ON]
260
Afspelen/Bewerken
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([Favoriet afsp.])
Alle foto's wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([Alles wissen behalve Favoriet])
1 Selecteer het menu.
Alle [Favorieten] instellingen annuleren
Selecteer het menu.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
In de [Afspeelfunctie] is [Annul] uitgeschakeld.
U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
Als u beelden in een groep als [Favorieten] instelt, wordt het aantal van uw
[Favorieten]-beelden weergegeven op de [Favorieten]-icoon van het bovenste beeld van de
groep.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Favorieten] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Beelden die opgenomen zijn met [ ]
[Favorieten]
[MENU] > [Afspelen]>[Favorieten]>[Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1. Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen
(herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[MENU] > [Afspelen]>[Favorieten]>[Annul]
,QVWDQQXO
1 2 3
4 5 6
,QVWDQQXO
261
Afspelen/Bewerken
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Als u [Print inst.] voor een groep beelden instelt, zal de afdrukinstelling voor het aantal
afdrukken op ieder beeld van de groep toegepast worden.
1 Selecteer het menu.
3 Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET] om in te stellen.
Wanneer [Multi] geselecteerd is
Herhaal voor ieder beeld stappen 2 en 3 (het is niet mogelijk om dezelfde instelling
voor een meervoudig aantal beelden te gebruiken).
[999+] wordt op het scherm afgebeeld als het totaal aantal afdrukken dat u voor een groep
beelden ingesteld heeft groter is dan 1000.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[Print inst.]
[MENU] > [Afspelen]>[Print inst.]>[Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
1111
1
$DQWDO
'DWXP ,QVW
1111
1 2 3
4 5 6
1
$DQWDO
'DWXP ,QVW
262
Afspelen/Bewerken
Alle [Print inst.] instellingen annuleren
Selecteer het menu.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met opnamedatum
instellen/wissen door op 1 te drukken.
Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
Het kenmerk van de datumafdruk is uitgeschakeld voor beelden die met tekst bedrukt worden.
Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
Afhankelijk van de printer kunnen de afdrukinstellingen van de datum van de printer voorrang
krijgen, dus controleer dit als dat het geval is.
Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In
dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen.
Als u beelden in een groep op [Print inst.] instelt, wordt het aantal beelden dat aan [Print inst.]
toegevoegd wordt en het totale aantal beelden dat afgedrukt moet worden, weergegeven op de
[Print inst.]-icoon van het bovenste beeld van de groep.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Print inst.] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Bewegende beelden
Beelden die opgenomen zijn met [ ]
Bestand dat niet overeenkomt met de DCF-standaard
[MENU] > [Afspelen]>[Print inst.]>[Annul]
263
Afspelen/Bewerken
U kunt een beveiliging instellen voor opnames waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
1 Selecteer het menu.
Alle [Beveiligen] instellingen annuleren
Selecteer het menu.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Het kenmerk [Beveiligen] is alleen aanwezig om met dit toestel te werken.
Zelfs als u beelden op een kaart beveiligt, worden ze gewist wanneer de kaart wordt
geformatteerd.
Als u beelden in een groep als [Beveiligen] instelt, wordt het aantal beelden met de
[Beveiligen]-instelling weergegeven op de [Beveiligen]-icoon van het bovenste beeld van de
groep.
[Beveiligen]
[MENU] > [Afspelen]>[Beveiligen]>[Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[MENU] > [Afspelen]>[Beveiligen]>[Annul]
Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden
wanneer de Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK].
,QVWDQQXO
1 2 3
4 5 6
,QVWDQQXO
264
Afspelen/Bewerken
U kunt alle informatie m.b.t. gezichtsdetectie in geselecteerd beelden annuleren en verplaatsen.
1 Selecteer het menu.
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken.
3
Op
2
/
1
drukken om de persoon te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
4 (Wanneer [REPLACE] geselecteerd is) Druk op 3/4/2/1 om de te vervangen
persoon te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Gewiste informatie m.b.t. de [Gezicht herk.] kan niet hersteld worden.
Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet
onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste
geaccentueerd wordt als het bevestigingsscherm voor het
wissen van een foto weergegeven wordt.
1 Selecteer het menu.
2
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[Gez.herk. bew.]
[MENU] > [Afspelen]>[Gez.herk. bew.]>[REPLACE]/[DELETE]
[Wissen bevestigen]
[MENU] > [Afspelen]>[Wissen bevestigen]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Eerst “Ja”]
[Ja] wordt het eerst geaccentueerd, dus het wissen kan snel plaatsvinden.
[Eerst “Nee”]
[Nee] wordt het eerst geaccentueerd. Het per ongeluk wissen van
foto's wordt zo voorkomen.
NeeJa
265
Wi-Fi/NFC
Wi-Fi
R
-functie/NFC-functie
Gebruik de camera als een draadloze LAN-inrichting
Wanneer u apparatuur of computersystemen gebruikt die betrouwbaardere veiligheid
vereisen dan draadloze LAN-inrichtingen, zorg er dan voor dat de juiste metingen genomen
worden voor veiligheidsontwerpen en -defecten voor de systemen die gebruikt worden.
Panasonic zal geen verantwoordelijk op zich nemen voor schade die ontstaat bij het
gebruiken van de camera voor andere doeleinden dan dat van een draadloze LAN-inrichting.
Het gebruik van de Wi-Fi-functie van deze camera wordt geacht plaatst te vinden
in de landen waar deze camera verkocht wordt
Er bestaat het risico dat de camera de wetgeving op het gebied van radiogolven schendt als
ze in andere landen gebruikt wordt dan in de landen waar deze camera verkocht wordt en
Panasonic stelt zich op generlei wijze aansprakelijk voor overtredingen van welk aard ook.
Er bestaat het risico dat gegevens die verzonden en ontvangen worden via
radiogolven opgevangen kunnen worden
Wees gelieve op de hoogte dat er het risico bestaat dat gegevens die verzonden en
ontvangen worden via radiogolven opgevangen kunnen worden door derden.
Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of
interferentie
Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of interferentie,
zoals in de buurt van magnetronovens. Hierdoor kunnen de radiogolven onderbroken worden.
Het gebruiken van de camera in de buurt van inrichtingen zoals microwave-ovens of draadloze
telefoons die de 2,4 GHz radiogolfband gebruiken zou een afname in prestatie kunnen
veroorzaken in beide inrichtingen.
Verbind niet aan een draadloos netwerk waarvoor u geen toestemming heeft het
te gebruiken
Wanneer de camera zijn Wi-Fi functie gebruikt, zullen er automatisch draadloze
netwerken opgespoord worden. Wanneer dit gebeurt, kunnen er draadloze netwerken
waarvoor u geen toestemming heeft deze te gebruiken (SSID
¢
) weergegeven worden,
maar probeert u geen verbinding te maken met die netwerken aangezien dit als
ongeautoriseerde toegang beschouwd zou kunnen worden.
¢
SSID verwijst naar de naam die gebruikt wordt voor het identificeren van een netwerk via een
draadloze LAN-verbinding. Als de SSID overeenkomt met beide inrichtingen, is overdracht mogelijk.
Voor Gebruik
Om de Wi-Fi-functie op dit toestel te gebruiken, wordt een draadloos toegangspunt vereist, dan
wel een bestemmingstoestel dat uitgerust is met de draadloze LAN-functie.
266
Wi-Fi/NFC
Dit toestel is compatibel met NFC
Gebruik de NFC “Near Field Communication”-functie om
gemakkelijk de gegevens over te zetten die nodig zijn voor een
Wi-Fi-verbinding tussen deze camera en de smartphone/tablet.
Over de Wi-Fi verbindingslamp
De [Wi-Fi]-knop
Wat kunt u met de [Wi-Fi]-knop doen als u verbonden bent met Wi-Fi
Als op [Wi-Fi] gedrukt wordt terwijl er verbinding met Wi-Fi is, kunnen de volgende
handelingen uitgevoerd worden.
¢ Dit wordt niet weergegeven als de bestemming van [Op afstand opnemen en weergeven],
[Weergeven op tv] of [Afbeeldingen versturen van camera] op [Printer] gezet is.
Compatibele modellen
Deze functie kan gebruikt worden met een NFC-compatibel apparaat met Android (OS
versie 2.3.3 of hoger). (uitgezonderd enkele modellen)
Raadpleeg voor informatie over de werking en instellingen van NFC-compatibele
smartphones/tablets de gebruiksaanwijzing van uw apparaat.
A Wi-Fi verbindingslamp
Blauw brandend:De Wi-Fi verbinding is op stand-by
Blauw
knipperend: Versturen/ontvangen van gegevens via de
Wi-Fi-verbinding
De [Wi-Fi]/[Fn3]-knop kan op twee manieren gebruikt
worden: als [Wi-Fi] of als [Fn3] (functie 3). Op het moment
van aankoop staat de knop aanvankelijk op [Wi-Fi].
Raadpleeg P47 voor details over de functieknop.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Verbinding beëindigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding.
[Doelapparaat wijzigen]
Eindigt de Wi-Fi-verbinding en stelt u in staat om een
andere Wi-Fi-verbinding te kiezen.
[Instellingen wijzigen voor
versturen]
¢
Raadpleeg P308 voor details.
[Huidig apparaat in favorieten
registreren]
Als u de huidige bestemming van de verbinding of de
verbindingsmethode registreert, kunt u de volgende
keer de verbinding gemakkelijk tot stand brengen met
dezelfde verbindingsmethode.
[Netwerkadres]
Toont het MAC-adres en het IP-adres van dit toestel.
ョㄏピ
267
Wi-Fi/NFC
Beschrijvingsmethode
Als een stap “selecteer [Smartphone]”, enz., bevat, voer dan
ongeacht welke van de volgende handelingen uit.
De camera kan niet gebruikt worden voor verbinding aan een openbare draadloze
LAN-verbinding.
Gebruik een met IEEE802.11b, IEEE802.11g of IEEE802.11n compatibele inrichting wanneer u
een draadloos toegangspunt gebruikt.
Wanneer u een draadloos toegangspunt gebruikt, raden wij ten zeerste aan een versleuteling
in te stellen om de veiligheid van de informatie te handhaven.
Er wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij te gebruiken wanneer u beelden verzendt.
Wanneer het batterijlampje rood knippert, zou de verbinding met andere apparatuur niet
kunnen starten of zou de verbinding verbroken kunnen worden. (Er wordt een bericht
afgebeeld zoals [Communicatiefout].)
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Beelden zouden niet geheel verstuurd kunnen worden afhankelijk van radiogolfcondities. Als
de verbinding afgebroken wordt terwijl er beelden verstuurd worden, zouden er beelden
verstuurd kunnen worden waar stukken aan ontbreken.
Verwijder de geheugenkaart en de batterij niet naar een zone waar geen ontvangst is
terwijl u beelden verstuurt.
De monitor display zou even vervormd kunnen raken terwijl deze verbonden is met de service,
dit zal echter het beeld dat verstuurd wordt niet beïnvloeden.
In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een
menu-onderdeel als volgt beschreven.
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Op afstand opnemen en weergeven]
Knopbediening: Selecteer [Smartphone] met de
cursorknop en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Aanraakbediening: Raak [Smartphone] aan.
268
Wi-Fi/NFC
Wat u kunt doen met de Wi-Fi functie
Wat kunt u doen
Bediening met een smartphone/tablet
Opnames maken met een
smartphone.
De beelden bewaren die in de
camera opgeslagen zijn.
Beelden naar een SNS versturen.
P269
Gemakkelijke verbinding,
gemakkelijke overdracht
Druk eenvoudig op [Wi-Fi] en houd deze
ingedrukt of gebruik de NFC-functie.
Weergeven van beelden op een TV
P280
Versturen van beelden naar een printer
P281
Versturen van beelden naar een AV-inrichting
U kunt foto's en films naar AV-apparatuur in uw huis versturen
(AV-thuisapparatuur). U kunt ze ook via “LUMIX CLUB” naar de
apparatuur (externe AV-apparatuur) van uw familie of vrienden
versturen die ver weg wonen.
P282
Versturen van beelden naar een PC
P285
Gebruik van web-diensten
U kunt foto's en films via “LUMIX CLUB” naar een SNS, enz.,
versturen. Door automatische overzettingen van foto's en films op
[Cloud-synchr. service] in te stellen, kunt u de foto's of films op een
PC of smartphone ontvangen.
P289
ョㄏピ
269
Wi-Fi/NFC
Bediening met een smartphone/tablet
U kunt de camera op afstand bedienen met gebruik van
een smartphone/tablet.
U moet de “Panasonic Image App” (van nu af “Image
App” genoemd) op uw smartphone/tablet installeren.
De “Image App” is een applicatie die door Panasonic verstrekt wordt.
Gebruik de meest recente versie.
Het kan zijn dat de dienst niet goed gebruikt kan worden, afhankelijk van het type smartphone/
tablet dat gebruikt wordt. Zie onderstaande website voor informatie over de Image App.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Wanneer u de app download op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
¢ Om dit toestel met [Wi-Fi Direct] te verbinden, wordt Android OS 4.0 of hoger en
ondersteuning van Wi-Fi Direct
TM
vereist.
Installeren van de “Panasonic Image App” app voor smartphone/tablet
Voor Android
TM
apps Voor iOS apps
OS Android 2.2~ Android 4.2
¢
iOS 5.0~iOS 6.1
Installatie-
procedure
1 Verbind uw Android.inrichting
aan een netwerk.
2 Selecteer “Google Play
TM
Store”.
3 Voer “Panasonic Image App
in het zoekhokje in.
4 Selecteer “Panasonic Image
App” en installeer deze.
De pictogram zal aan het
menu toegevoegd worden.
1 Sluit het iOS-toestel aan op
het netwerk.
2 Selecteer “App Store
SM
”.
3 Voer “Panasonic Image App
in het zoekhokje in.
4 Selecteer “Panasonic Image
App” en installeer deze.
De pictogram zal aan het
menu toegevoegd worden.
270
Wi-Fi/NFC
Er kan gemakkelijk een verbinding tot stand gebracht worden door op [Wi-Fi] te drukken
en deze ingedrukt te houden of door de NFC-functie te gebruiken.
1 Druk op [Wi-Fi] en houd de knop ingedrukt.
De informatie (SSID en password) wordt weergegeven die
vereist is voor het rechtstreeks tot stand brengen van een
verbinding tussen uw smartphone/tablet en dit toestel.
Behalve wanneer de verbinding voor het eerst gemaakt
wordt, wordt het scherm van de vorige verbinding
weergegeven.
Druk voor het veranderen van de verbindingsmethode op
[DISP.] en selecteer vervolgens de andere
verbindingsmethode.
Hetzelfde scherm kan weergegeven worden door de
volgende menu-onderdelen te selecteren.
2 Bedien de smartphone/tablet.
Verbinden met een smartphone/tablet
Voorbereiding:
Installeer van tevoren “Image App”. (P269)
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Op afstand
opnemen en weergeven]
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op het
scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in.
3 Start “Image App”. (P269)
Als de verbinding tot stand gebracht is, zullen de live beelden die door de camera
opgevangen worden weergegeven worden op de smartphone/tablet.
ョㄏピ
271
Wi-Fi/NFC
Veranderen van de verbindingsmethode
Druk voor het veranderen van de verbindingsmethode op
[DISP.] en selecteer vervolgens de andere
verbindingsmethode.
Op de camera
Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
Op uw smartphone/tablet
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en
stel in.
3 Start “Image App”. (P269)
Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]:
Start “Image App”. (P269)
272
Wi-Fi/NFC
Gebruik de NFC Near Field Communication”-functie om gemakkelijk de gegevens over te
zetten die nodig zijn voor een Wi-Fi-verbinding tussen deze camera en de smartphone/
tablet.
1 Lanceer “Image App op uw smartphone/tablet.
2 Terwijl [ ] op het verbindingsscherm van de
Image App” weergegeven wordt, raakt u de
smartphone/tablet aan op [ ] van dit toestel.
Het duurt even om de verbinding te voltooien.
Als de smartphone/tablet verbinding gemaakt heeft,
zal een beeld van deze camera op de smartphone/
tablet weergegeven worden.
Als een poging tot verbinding mislukt, herstart dan
de “Image App” en laat het scherm vervolgens
opnieuw weergeven in stap
1.
Als een verbinding tot stand gebracht wordt tijdens
het afspelen van een enkele foto, zal de foto naar
de smartphone/tablet overgezet worden. (P275)
Verbinding maken met een smartphone/tablet met gebruik van de NFC-functie
Compatibele modellen
Deze functie kan gebruikt worden met een NFC-compatibel apparaat met Android (OS
versie 2.3.3 of hoger). (uitgezonderd enkele modellen)
Raadpleeg voor informatie over de werking en instellingen van NFC-compatibele
smartphones/tablets de gebruiksaanwijzing van uw apparaat.
Voorbereiding:
(op de camera)
Zet [NFC-bediening] op [ON]. (P309)
(Op uw smartphone/tablet)
Controleer of uw smartphone/tablet een
compatibel model is.
Schakel de Wi-Fi-functie in.
Installeer van tevoren “Image App”. (P269)
273
Wi-Fi/NFC
Er kunnen tot 20 smartphones/tablets geregistreerd worden. Als het aantal de 20 overschrijdt,
zullen registraties gewist worden te beginnende met de smartphone/tablet die het langst
geleden aangeraakt werd.
Het uitvoeren van [Wi-Fi resetten] zal de registratie van de smartphone/tablet wissen.
Als de camera zelfs niet herkend wordt wanneer de smartphone/tablet aangeraakt wordt,
verander dan de posities en probeer het opnieuw.
De smartphone/tablet dient deze camera slechts heel licht te raken.
Raadpleeg voor informatie over de werking en instellingen van NFC-compatibele smartphones/
tablets de gebruiksaanwijzing van uw apparaat.
Als zich metalen voorwerpen tussen deze camera en de smartphone/tablet bevinden, kan het
lezen mislukken. Als u bovendien een sticker rondom de NFC-zone aanbrengt, kan de
communicatie verslechteren.
Deze functie kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer de verbinding voor het eerst gemaakt wordt, wordt het
bevestigingsscherm weergegeven.
1 Wanneer het bevestigingsscherm op dit toestel weergegeven wordt, selecteer
dan [Ja].
2 Raak opnieuw de smartphone/tablet aan op [ ] van de camera.
De verbonden smartphone/tablet wordt op deze camera geregistreerd.
274
Wi-Fi/NFC
1 Verbinding met een smartphone/tablet maken. (P270)
2 Selecteer [ ] op de smartphone/tablet.
De opgenomen beelden worden in de camera bewaard.
Er kunnen ook films opgenomen worden.
Sommige instellingen zijn niet beschikbaar.
Het scherm verschilt afhankelijk van het uitvoerende systeem.
1 Verbinding met een smartphone/tablet maken. (P270)
2 Selecteer [ ] op de smartphone/tablet.
3 Versleep een beeld om het te bewaren.
Als een beeld aangeraakt wordt, zal de foto vergroot
afgespeeld worden.
De functie kan toegekend worden aan de bovenkant, de
onderkant, links of rechts, al naargelang uw voorkeur.
Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname)
Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn
275
Wi-Fi/NFC
Een Wi-Fi-verbinding met gebruik van de NFC-functie is mogelijk, door aanraking van de
smartphone/tablet op dit toestel, waarna u gemakkelijk de beelden kunt overzetten die op
het scherm weergegeven worden.
Een beeld kan onmiddellijk nadat het opgenomen is verstuurd worden. U kunt het dus
gemakkelijk naar de smartphone/tablet
¢
van uw familie of vrienden versturen.
¢ Het is nodig om voor het gebruik de “Image App” te installeren.
1 Speel het beeld dat u naar de smartphone/tablet wilt overzetten af op de
camera.
2 Lanceer “Image App op de smartphone/tablet van de bestemming van de
overzetting.
3 Terwijl [ ] op het verbindingsscherm van de
Image App” weergegeven wordt, raakt u de
smartphone/tablet aan op [ ] van dit toestel.
Het duurt even om de verbinding te voltooien.
Als een poging tot verbinding mislukt, herstart dan
de “Image App” en laat het scherm vervolgens
opnieuw weergeven in stap
2.
Ze kunnen niet als een batch overgezet worden.
Afhankelijk van de omgeving die u gebruikt, kan het enige minuten duren om de
beeldoverdracht te voltooien.
Gemakkelijk overzetten van beelden die in de camera opgeslagen zijn
Voorbereiding:
(Op de camera)
Zet [NFC-bediening] op [ON]. (P309)
Zet [Touch sharing] op [ON]. (P310)
(Op uw smartphone/tablet)
Controleer of uw smartphone/tablet een
compatibel model is.
Schakel de Wi-Fi-functie in.
Installeer van tevoren “Image App”. (P269)
276
Wi-Fi/NFC
1 Verbinding met een smartphone/tablet maken. (P270)
2 Selecteer [ ] op de smartphone/tablet.
3 Versleep een beeld om het naar een SNS, enz., te
versturen.
Het beeld wordt naar een web-service zoals een SNS
verstuurd.
De functie kan toegekend worden aan de bovenkant, de
onderkant, links of rechts, al naargelang uw voorkeur.
U kunt locatie-informatie van een smartphone/tablet verwerven en deze later op de
beelden schrijven. Raadpleeg P247 over hoe de locatie-informatie op de beelden
geschreven moet worden die met dit toestel opgenomen zijn.
Lees de [Help] in het “Image App”-menu voor meer details over hoe te werk te gaan.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
Let op:
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
Als u de klokinstelling van dit toestel of van de smartphone/tablet veranderd heeft na
[Tijdsync.], voer dan opnieuw [Tijdsync.] uit.
Op de smartphone/tablet kunt u tevens het verwervingsinterval van locatie-informatie instellen
en de overdrachtstatus van de locatie-informatie nakijken. Raadpleeg [Help] in het “Image
App”-menu voor details.
(Wanneer u “Image App” voor iOS gebruikt)
Als u op de Home- of On-/Off-knop van een smartphone/tablet drukt terwijl [Loc.info registr.]
werkt, wordt het opnemen van locatie-informatie stopgezet.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De smartphone/tablet zou er niet in kunnen slagen locatie-informatie te verwerven in China en
de grenszone in de buurlanden van China (met ingang van augustus 2013).
Beelden in de camera naar een SNS versturen
Locatie-informatie van de smartphone/tablet naar de camera sturen
277
Wi-Fi/NFC
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P307 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera te
bedienen
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± ————
Versturen van geselecteerde beelden
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ± ——
Voorbereiding:
Installeer van tevoren “Image App”. (P269)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P278
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera]) P279
278
Wi-Fi/NFC
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
4 Opnamen maken.
De beelden worden automatisch verzonden nadat ze genomen zijn.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen tijdens opname]>
[Smartphone]
Op uw smartphone/tablet
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2
Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en stel in.
3 Start “Image App”. (P269)
Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]:
1 Start “Image App”. (P269)
Wanneer u verbinding maakt met [Handmatig. verbinden.] in [Direct]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op
het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in.
3 Start “Image App”. (P269)
279
Wi-Fi/NFC
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen van camera]>
[Smartphone]
Op uw smartphone/tablet
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2
Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en stel in.
3 Start “Image App”. (P269)
Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]:
1 Start “Image App”. (P269)
Wanneer u verbinding maakt met [Handmatig. verbinden.] in [Direct]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op
het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in.
3 Start “Image App”. (P269)
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
280
Wi-Fi/NFC
Weergeven van beelden op een TV
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven.
4 Met dit toestel foto's maken of afspelen.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
Als een TV op dit toestel aangesloten is, kan het TV-scherm tijdelijk terugkeren naar de status
vóór de verbinding. De beelden worden opnieuw weergegeven wanneer u een foto maakt of
beelden afspeelt.
[Effect] en [Geluid] van de diavoorstelling zijn uitgeschakeld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Er kunnen geen films afgespeeld worden.
Tijdens multi/kalender afspelen worden de beelden die op het scherm van dit toestel
weergegeven worden, niet op de TV weergegeven.
U kunt beelden op de TV weergeven als deze de
Digital Media Renderer (DMR) -functie van de
DLNA-standaard ondersteunt.
Voorbereiding:
Zet de TV op de DLNA-wachtmodus.
Lees de gebruiksaanwijzing van uw TV.
Voor details over compatibele inrichtingen raadpleegt u de ondersteunende sites hieronder.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Weergeven op tv]
281
Wi-Fi/NFC
Versturen van beelden naar een printer
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Raadpleeg P307 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
3 Selecteer een printer waarmee u verbinding wilt maken.
4 Selecteer de beelden en druk ze vervolgens af.
De procedure voor het selecteren van de beelden is gelijk aan de procedure voor
wanneer de USB-aansluitkabel aangesloten is. Raadpleeg P327 voor details.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Films kunnen niet afgedrukt worden.
U kunt beelden naar een compatibele printer versturen
en ze draadloos afdrukken.
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van geselecteerde beelden
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ————
Voorbereiding:
U kunt gemaakte beelden draadloos afdrukken vanaf een PictBridge (draadloze
LAN-compatibele)
¢
printer.
¢ In overeenstemming met de DPS over IP standaards.
Neem voor details over de PictBridge printer (compatibel met draadloos LAN) contact op
met het bedrijf in kwestie.
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen van
camera]>[Printer]
282
Wi-Fi/NFC
Versturen van beelden naar een AV-inrichting
U kunt foto's en films naar AV-apparatuur in uw huis versturen (AV-thuisapparatuur). U
kunt ze ook via “LUMIX CLUB” naar de apparatuur (externe AV-apparatuur) van uw familie
of vrienden versturen die ver weg wonen.
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P307 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
A Draadloos toegangspunt B AV-apparaat ([Thuis]) C AV-apparaat ([Extern])
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± ———±
Versturen van geselecteerde beelden
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ———±
LUMIX CLUB
283
Wi-Fi/NFC
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Thuis] of [Extern].
3 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
Als [Extern] geselecteerd is, kan [Direct] niet geselecteerd worden.
4 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
5 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Voorbereiding:
Als u een beeld naar [Thuis] stuurt, zet uw apparaat dan op de DLNA-wachtmodus.
Lees de instructiehandleiding van het apparaat in kwestie voor details.
Voor het versturen van beelden naar [Extern] is het volgende nodig:
Registratie bij “LUMIX CLUB” (P295)
Adresnummer en toegangsnummer die door het externe AV-apparaat van bestemming
verworven zijn. (P300)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P283
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera]) P284
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]>[AV-toestel]
284
Wi-Fi/NFC
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Thuis] of [Extern].
3 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
Als [Extern] geselecteerd is, kan [Direct] niet geselecteerd worden.
4 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
5 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen van
camera]>[AV-toestel]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
285
Wi-Fi/NFC
Versturen van beelden naar een PC
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
¢
Een film die in [AVCHD] opgenomen is, kan naar [PC] gezonden worden als het bestandformaat
4 GB of kleiner is. De film kan niet verzonden worden als deze groter is dan 4 GB.
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P307 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten
in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract.
U kunt foto's en films die met dit toestel opgenomen
zijn naar een PC sturen.
JPEG RAW MP4 AVCHD
¢
3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
±±——±
Versturen van geselecteerde beelden
([Afbeeldingen versturen van
camera])
±±±±±
Voorbereiding:
De computer inschakelen.
Maak mappen voor het ontvangen van de beelden op de PC gereed alvorens een beeld naar
de PC te sturen. (P286)
Als de werkgroep van de PC van bestemming veranderd is en niet meer de standaardinstelling
heeft, dan dient u ook de instelling van dit toestel te veranderen in [PC-verbinding]. (P309)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P287
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera]) P288
286
Wi-Fi/NFC
Creëer een PC-gebruikersaccount (tot 254 karakters) en een password (tot 32 karakters) die
uit alfanumerieke karakters bestaan. Een poging om een ontvangstmap te creëren kan
mislukken als de account niet-alfanumerieke karakters bevat.
Wanneer u “PHOTOfunSTUDIO” gebruikt
1 Installeer “PHOTOfunSTUDIO” op de PC.
Voor details over hardwarevereisten en installatie, lees Over de geleverde software
(P321).
2 Creëer een map die beelden ontvangt met “PHOTOfunSTUDIO”.
Om de map automatisch te creëren, selecteer [Auto-create]. Om een map te specificeren,
een nieuwe map te creëren of een wachtwoord in te stellen naar de map, selecteer
[Create manually].
Raadpleeg voor details de handleiding van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF).
Wanneer u “PHOTOfunSTUDIO” niet gebruikt
(Voor Windows)
Ondersteund OS: Windows XP/Windows Vista/Windows 7/Windows 8
Voorbeeld: Windows 7
1 Selecteer een map die u wenst te gebruiken voor het ontvangen, klik vervolgens
met de rechter muistoets.
2 Selecteer [Eigenschappen], stel vervolgens het delen van de map in werking.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw PC of de Hulp op het operatief
systeem.
(Voor Mac)
Ondersteund OS: OS X v10.4 tot v10.8
Voorbeeld: OS X v10.8
1 Selecteer een map die u wenst te gebruiken voor het ontvangen, klik vervolgens
op de items in de volgende volgorde.
[Archief] [Toon info]
2 Stel het delen van de map in werking.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw PC of de Hulp op het operatief
systeem.
Een map creëren die beelden ontvangt
287
Wi-Fi/NFC
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
3 Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
5 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]>[PC]
288
Wi-Fi/NFC
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P301)
3 Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
5 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
In de gespecificeerde map zullen mappen gecreëerd worden op grond van de verstuurde
gegevens en de gegevens zullen in die mappen bewaard worden.
Als het scherm voor een gebruikersaccount en de invoering van een password verschijnt, voer
dan het password in dat u op uw PC ingesteld heeft.
Als de computernaam (naam van NetBIOS voor Apple Mac computers) een spatie (leeg
karakter) enz. bevat, kan het zijn dat de naam niet correct herkend wordt. Als een
verbindingspoging mislukt, adviseren wij dat u de computernaam (of naam van NetBIOS)
verandert in een naam bestaande uit alleen alfanumerieke karakters, van maximaal
15 karakters.
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen van camera]>[PC]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
289
Wi-Fi/NFC
Gebruik van web-diensten
U kunt foto's en films via “LUMIX CLUB” naar een SNS, enz., versturen. Door
automatische overzettingen van foto's en films naar [Cloud-synchr. service] in te stellen,
kunt u de overgezette foto's of films op een PC of smartphone ontvangen.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Bezoek de website voor informatie over het afspelen van beelden.
Raadpleeg P307 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
A Draadloos toegangspunt B [Webservice] C [Cloud-synchr. service]
Versturen van beelden naar een webservice P289
Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service] P293
Versturen van beelden naar een webservice
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± ———±
Versturen van geselecteerde beelden
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ± ±
LUMIX CLUB
290
Wi-Fi/NFC
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Naar de webservice geüploade beelden kunnen niet weergegeven of gewist worden met deze
camera. Controleer beelden door toe te treden tot de webservice met uw smartphone/tablet of
computer.
Als het versturen van beelden niet lukt, zal er een e-mail waarin verstuurd worden waarin het
falen uiteengezet zal worden naar het adres dat geregistreerd is bij “LUMIX CLUB”.
De beelden kunnen persoonlijke informatie bevatten die gebruikt kan worden om de
gebruiker te identificeren, zoals een titel, de tijd en de datum waarop de beelden
opgenomen werden, en de locatie waar de opname plaatsvond. Controleer deze
informatie voordat u de beelden naar het web upload.
Voorbereiding:
U dient zich bij “LUMIX CLUB” (P295) te registreren om een beeld naar een
webservice te versturen.
Om beelden naar een webservice te sturen, moet u de webservice registreren.
(P289)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P291
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera]) P292
Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor de schade die voortkomt uit
lekken, verlies, enz. van beelden die op webservices geüpload zijn.
Wanneer er beelden geüpload worden naar de webservice, wist u de beelden dan niet van
dit toestel, zelfs niet nadat het verzenden voltooid is, totdat u nagegaan bent dat deze goed
geüpload zijn naar de webservice. Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor
schade die aangericht voortkomt uit het wissen van beelden die opgeslagen zijn in dit
toestel.
291
Wi-Fi/NFC
Wanneer u beelden verstuurd naar web-diensten, moet de gebruikte web-dienst
geregistreerd worden bij de “LUMIX CLUB”.
Controleer de “FAQ / Contact” op de volgende site voor compatibele webservices.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/lumix_faqs/
Voorbereiding:
Zorg ervoor dat u een account op de webservice gecreëerd heeft dat u wilt gebruiken en
dat u de log-in informatie beschikbaar heeft.
1 Maak verbinding met de “LUMIX CLUB”-site met gebruik van een smartphone/
tablet of een computer.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
2 Voer uw “LUMIX CLUB” log-in ID en wachtwoord in en log in op de dienst.
(P295)
3 Registreer uw e-mailadres.
4 Selecteer de web-service die gebruikt moet worden en registreer deze.
Volg de instructies op het scherm om de service te registreren.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P301)
3 Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
4 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Registreren van web-services
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]>[Webservice]
292
Wi-Fi/NFC
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P301)
3 Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen van
camera]>[Webservice]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
293
Wi-Fi/NFC
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P307 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service]
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± ———±
Versturen van geselecteerde beelden
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ± ±
Voorbereiding:
U moet u registreren bij “LUMIX CLUB” (P295) en de instelling voor Cloud Sync.
configureren om een foto naar een Cloud-map te sturen.
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P294
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera]) P294
Over de beelden die verzonden worden naar een Cloud-map door gebruik van
[Cloud-synchr. service] (met ingang van augustus 2013)
Om de beelden naar een Cloud-map te sturen, is een Cloud Sync.-instelling vereist.
Configureer de instellingen op de PC met “PHOTOfunSTUDIO of op de smartphone/
tablet met “Image App.
Als u de beeldbestemming op [Cloud-synchr. service] zet, worden de verzonden beelden
tijdelijk in de cloud-map bewaard en kunnen ze gesynchroniseerd worden met het apparaat
dat in gebruik is, zoals een PC of een smartphone/tablet.
Een Cloud Folder slaat overgezette beelden 30 dagen op (tot 1000 beelden). Overgezette
beelden worden automatisch 30 dagen na de overzetting gewist. Bovendien kunnen wanneer
het aantal opgeslagen beelden de 1000 overschrijdt, bepaalde beelden zelfs binnen 30 dagen
na de overzetting gewist worden afhankelijk van de [Cloudbeperking] (P308) instelling.
Wanneer de download van beelden vanaf een Cloud Folder naar alle gespecificeerde
inrichtingen voltooid is, zouden er zelfs binnen 30 dagen vanaf de overzetting beelden gewist
kunnen worden van de Cloud Folder.
294
Wi-Fi/NFC
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P301)
3 Controleer de verzendinstelling.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
4 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P301)
3 Controleer de verzendinstelling.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P308)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P266)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]>[Cloud-synchr. service]
Versturen van geselecteerde beelden ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding]>[Afbeeldingen versturen van
camera]>[Cloud-synchr. service]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
295
Wi-Fi/NFC
Registratie bij “LUMIX CLUB”
Verkrijg een “LUMIX CLUB” login ID (gratis).
Als u dit apparaat registreert bij de “LUMIX CLUB”, kunt u beelden synchroniseren tussen
de inrichtingen die u gebruikt of deze beelden overzetten naar
webservices.
Gebruik de “LUMIX CLUB” wanneer u beelden upload naar
webservices
of externe AV-inrichting.
U kunt dezelfde “LUMIX CLUB” login-ID voor dit toestel en een smartphone/tablet instellen. (P298)
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Account instellen/toev.].
3 Selecteer [Nieuw account].
Maak verbinding met het netwerk. Ga verder naar de
volgende pagina door [Volgende] te selecteren.
Er zal een bevestigingscherm afgedrukt worden als een
login ID al verkregen is door de camera. Selecteer [Ja] om
een nieuwe login ID te verkrijgen of [Nee] als u geen
nieuwe login ID nodig heeft.
4 Selecteer de methode om verbinding met een
draadloos toegangspunt te maken en stel in.
Raadpleeg P302 voor details.
Er zal alleen een instelscherm weergegeven worden als voor het eerst verbinding
gemaakt wordt. Is de verbindingsmethode eenmaal ingesteld, dan zal deze op dit toestel
bewaard worden en gebruikt worden wanneer de volgende keer verbinding gemaakt
word. Om het draadloze toegangspunt waarmee verbinding gemaakt moet worden te
veranderen, drukt u op [DISP.] en verandert u de bestemming van de verbinding.
Ga naar de volgende pagina door [Volgende] te selecteren.
Over de [LUMIX CLUB]
Raadpleeg de “LUMIX CLUB”-site voor details.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
Houd rekening met het volgende:
De dienst kan onderbroken worden wegens gewoon onderhoud of onverwachte problemen
en de inhouden van de dienst kunnen veranderd of toegevoegd worden zonder dat de
gebruikers van tevoren hierover geïnformeerd worden.
De dienst kan geheel of gedeeltelijk gestopt worden met voorgaande kennisgeving die
redelijk lang van tevoren gegeven wordt.
Verkrijgen van een nieuwe login-ID ([Nieuw account])
[MENU] > [Set-up]>[Wi-Fi]>[Wi-Fi setup]>[LUMIX CLUB]
296
Wi-Fi/NFC
5 Lees de “LUMIX CLUB”-gebruiksmaatregelen door en selecteert [Akkoord].
U kunt pagina's schakelen via 3/4.
U kunt het display (2k) vergroten door de modusknop op de achterkant naar rechts te
draaien.
U kunt het vergrote display weer op de oorspronkelijke maat (1k) zetten door de
modusknop op de achterkant naar links te draaien.
U kunt de positie van het vergrote display verplaatsen met 3/4/2/1.
Druk op [ ] om het proces te annuleren zonder een login ID te verkrijgen.
6 Voer een password in.
Voer een combinatie in van 8 tot 16 karakters en nummer voor het wachtwoord.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P61.
7 Controleer de login-ID en selecteer [OK].
De login ID (12-cijferig nummer) zal automatisch afgebeeld
worden. Wanneer u met een computer inlogt bij “LUMIX
CLUB”, hoeft u slechts de nummers in te voeren.
Er wordt een bericht afgebeeld wanneer de verbinding
voltooid is. Selecteer [OK].
Zorg ervoor een aantekening te maken van de login ID
en het wachtwoord.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
297
Wi-Fi/NFC
Voorbereiding:
Als de verkregen login-ID gebruikt wordt, controleer dan de ID en het password.
Om het “LUMIX CLUB”-password op de camera te veranderen, gaat u naar de “LUMIX
CLUB”-website vanaf uw smartphone/tablet of PC en verandert u het “LUMIX
CLUB”-password van tevoren.
De login-ID en het password die voor “LUMIX CLUB” geregistreerd zijn, kunnen niet op dit
toestel veranderd worden.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Account instellen/toev.].
3 Selecteer [Gebruikersnaam instellen].
De login ID en het wachtwoord worden afgebeeld.
Het wachtwoord wordt afgebeeld als ”.
Sluit het menu alleen als u de login ID controleert.
4 Selecteer het te veranderen item.
5 Voer de login-ID en het password in.
Raadpleeg Tekst Invoeren (P61) voor informatie over hoe
tekst in te voeren.
Voer in het toestel het nieuwe password in dat u op uw
smartphone/tablet of PC gecreëerd heeft. Als het password
afwijkt van het password dat u op smartphone/tablet of PC
gecreëerd had, dan zult u niet in staat zijn beelden te uploaden.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Gebruik van de verkregen login-ID/Controleren of veranderen van de login-ID of
het password ([Gebruikersnaam instellen])
[MENU] > [Set-up]>[Wi-Fi]>[Wi-Fi setup]>[LUMIX CLUB]
298
Wi-Fi/NFC
Het instellen van dezelfde login-ID voor dit toestel en de smartphone/tablet is handig voor het
versturen van beelden, die in dit toestel zitten, naar andere apparatuur of webservices.
Controleer de details als de gebruiksmaatregelen bijgewerkt zijn.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Voorwaarden].
De camera zal verbinding maken met het netwerk en de gebruiksmaatregelen zullen
afgebeeld worden. Sluit het menu nadat de gebruiksmaatregelen gecontroleerd zijn.
Instellen van dezelfde login-ID voor de camera en de smartphone/tablet
Wanneer of dit toestel of de smartphone/tablet de login-ID verworven heeft:
1 Verbind dit toestel met de smartphone/tablet. (P270)
2 Stel de gemeenschappelijke login-ID in vanuit het “Image App”-menu.
De login-ID's van dit toestel en de smartphone/tablet worden nu dezelfde.
Nadat dit toestel op de smartphone/tablet aangesloten is, kan het instelscherm voor een
gemeenschappelijke login-ID verschijnen als u het afspeelscherm laat weergeven. U kunt ook
een gemeenschappelijke login-ID instellen door de instructies op het scherm te volgen.
Deze handelingen zijn niet beschikbaar voor de [Wi-Fi Direct] verbinding.
Wanneer dit toestel en de smartphone/tablet verschillende login-ID's verworven
hebben:
(Als u de login-ID van de smartphone/tablet voor dit toestel wilt gebruiken)
Verander de login-ID en het password van dit toestel in die, die door de
smartphone/tablet verworven zijn.
(Als u de login-ID van dit toestel voor de smartphone/tablet wilt gebruiken)
Verander de login-ID en het password van de smartphone/tablet in die, die door dit
toestel verworven zijn.
Controleer de “LUMIX CLUB”-gebruiksmaatregelen
[MENU] > [Set-up]>[Wi-Fi]>[Wi-Fi setup]>[LUMIX CLUB]
299
Wi-Fi/NFC
Wis de login ID van de camera wanneer u deze overzet naar een derde of deze weggooit.
U kunt tevens uw “LUMIX CLUB”-account wissen.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Verwijder account].
Het bericht wordt weergegeven. Selecteer [Volgende].
3 Selecteer [Ja] in het bevestigingscherm van het wissen van de login ID.
Het bericht wordt weergegeven. Selecteer [Volgende].
4 Selecteer [Ja] op het bevestigingscherm voor het wissen van het “LUMIX
CLUB” account.
Als u verder wilt gaan met het gebruiken van de service, zal het selecteren van [Nee]
alleen de login ID wissen. Verlaat het menu nadat dit is uitgevoerd.
5 Selecteer [Volgende].
De login-ID wordt gewist en vervolgens zal het bericht dat het wissen van uw account
toont, weergegeven worden. Selecteer [OK].
Verlaat het menu nadat het uitgevoerd is.
Veranderingen en andere acties m.b.t. login ID's kunnen alleen gemaakt worden op de login ID
die verkregen is met de camera.
Wis uw login ID en account vanuit de “LUMIX CLUB”
[MENU] > [Set-up]>[Wi-Fi]>[Wi-Fi setup]>[LUMIX CLUB]
300
Wi-Fi/NFC
Er kunnen beelden verstuurd worden naar de AV-inrichting van familie en kennissen via
“LUMIX CLUB”.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [App. toevoegen].
3 Voer het adresnummer in.
4 Voer de toegangscode in.
5 Voer ongeacht welke naam in.
Er kunnen maximaal 28 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt
als twee karakters beschouwd).
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Raadpleeg Tekst Invoeren (P61) voor informatie over hoe tekst in te voeren.
Informatie over AV-inrichting die al opgeslagen is kan veranderd of gewist worden.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer het AV-apparaat dat ui wilt veranderen of wissen.
3 Selecteer [Bewerken] of [Wissen].
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat
Voorbereiding:
Controleer het adresnummer (16-cijferig nummer) en het toegangsnummer (4-cijferig
nummer) van de bestemming-AV-inrichting die uitgegeven is door “LUMIX CLUB”.
(Raadpleeg de gebruikershandleiding van de AV-inrichting voor details)
[MENU] > [Set-up]>[Wi-Fi]>[Wi-Fi setup]>[Extern AV-app.]
Verander of wis informatie over de geregistreerde AV-inrichting
[MENU] > [Set-up]>[Wi-Fi]>[Wi-Fi setup]>[Extern AV-app.]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Bewerken]
Verander informatie op AV-inrichting die al geregistreerd is.
Voer stappen
3 tot 5 in “Configureren van de instellingen
van een extern AV-apparaat” uit.
[Wissen]
Wis informatie op AV-inrichting die al geregistreerd is.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer
[Ja] geselecteerd wordt.
301
Wi-Fi/NFC
Verbindingen
U kunt een verbindingsmethode selecteren na een Wi-Fi-functie en een bestemming te
hebben geselecteerd.
Het tot stand brengen van een rechtstreekse verbinding is handig wanneer u zich ver van
huis bevindt, op een plaats waar geen toegangspunten beschikbaar zijn, of wanneer u
tijdelijk verbinding maakt met een apparaat dat u normaal niet gebruikt.
Wanneer u verbinding maakt met dezelfde instellingen als de vorige, kunt u de
Wi-Fi-functie snel gebruiken door verbinding te maken via [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit favorieten].
A Draadloos toegangspunt
Verbindingsmethode Beschrijving van instellingen
[Via netwerk] Maakt verbinding via een draadloos toegangspunt. P302
[Direct]
Uw apparaat maakt rechtstreeks verbinding met dit
toestel.
P304
A
302
Wi-Fi/NFC
U kunt de methode selecteren om verbinding met een
draadloos toegangspunt te maken.
¢ WPS verwijst naar een functie die u in staat stelt de
instellingen van de verbinding en van de veiligheid van
LAN-apparatuur gemakkelijk te configureren. Om te
controleren of het draadloze toegangspunt dat u gebruikt
compatibel is met WPS dient u de handleiding van het
draadloze toegangspunt te raadplegen.
Verbinding maken vanuit uw huis (via het netwertk)
Verbindingsmethode Beschrijving van instellingen
[WPS (knop)]
Sla draadloos toegangspunt van het drukknoptype dat compatibel
is met Wi-Fi Protected Setup
TM
op met een WPS-markering.
Druk op de WPS-knop van het
draadloze toegangspunt totdat deze
naar WPS-modus schakelt.
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van het draadloze toegangspunt voor
details.
b.v.:
[WPS (PIN-code)]
Sla draadloos toegangspunt van het PIN-codetype dat compatibel
is met Wi-Fi Protected Setup op met een WPS-markering.
1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u
verbinding maakt.
2 Voer de PIN-code die weergegeven wordt op het
camerascherm in het draadloze toegangspunt in.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het draadloze
toegangspunt voor details.
[Handmatig. verbinden.]
Selecteer deze optie als u niet zeker bent over de compatibiliteit
met WPS of als u een draadloos toegangspunt wilt opzoeken en
een verbinding daarmee tot stand wilt brengen.
Raadpleeg P303 voor details.
303
Wi-Fi/NFC
Zoek naar beschikbare draadloze toegangspunten.
Bevestig encryptiesleutel van het geselecteerde draadloze toegangspunt als de
netwerkauthenticatie gecodeerd is.
Wanneer u verbindt d.m.v. [Handmatige invoer], bevestig SSID, encryptietype, encryptiesleutel
van het draadloze toegangspunt dat u gebruikt.
1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u
verbinding maakt.
Het drukken op [DISP.] zal het zoeken naar een draadloos
toegangspunt opnieuw starten.
Als geen enkel draadloos toegangspunt gevonden wordt,
raadpleeg dan
Wanneer u verbindt met [Handmatige
invoer]
op P303.
2 (Als de netwerkauthenticatie gecodificeerd is)
Voer de encryptiesleutel in.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P61.
Wanneer u verbindt met [Handmatige invoer]
1 Op het scherm dat weergegeven wordt in stap 1 van “Als u niet zeker bent over
de compatibiliteit met WPS (verbinden met [Handmatig. verbinden.])”,
selecteert u [Handmatige invoer].
2 Voer de SSID in van het draadloze toegangspunt waarop u verbindt, selecteer
vervolgens [Inst.].
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P61.
3 Selecteer het type netwerkauthenticatie.
Voor informatie over netwerkauthenticatie, zie de gebruiksaanwijzing van het draadloze
toegangspunt.
4 Selecteer het encryptietype.
Het type instellingen dat veranderd kan worden kan variëren afhankelijk van de details
van netwerkauthentificatie-instellingen.
5 (Wanneer een optie geselecteerd wordt die afwijkt van [Niet coderen])
Voer de encryptiesleutel in.
Controleer de handleiding van de draadloze toegangspunten en instellingen wanneer u een
draadloos toegangspunt opslaat.
Als er geen verbinding vastgesteld kan worden, zouden de radiogolven van het draadloze
toegangspunt te zwak kunnen zijn. Raadpleeg
Waarschuwingen op het scherm (P341) en
Problemen oplossen (P355) voor details.
De overdrachtsnelheid kan afnemen of kan niet bruikbaar zijn afhankelijk van de omgeving
waarin deze gebruikt wordt.
Als u niet zeker bent over de compatibiliteit met WPS (verbinden met
[Handmatig. verbinden.])
Netwerkauthenticatietype Encryptietypes die ingesteld kunnen worden
[WPA2-PSK]/[WPA-PSK] [TKIP]/[AES]
[Algemene sleutel] [WEP]
[Open] [Niet coderen]/[WEP]
304
Wi-Fi/NFC
U kunt de methode selecteren om verbinding te maken met
het apparaat dat u gebruikt.
Selecteer de verbindingsmethode die door uw apparaat
ondersteund wordt.
Verbinding maken vanuit een locatie ver van uw huis (rechtstreekse
verbinding)
Verbindingsmethode Beschrijving van instellingen
[Wi-Fi Direct]
1 Zet het apparaat op de Wi-Fi Direct
TM
modus.
2 Selecteer [Wi-Fi Direct].
3 Selecteer het apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Lees de instructiehandleiding van het apparaat in kwestie voor
details.
[WPS-verbinding]
[WPS (knop)]
1 Selecteer [WPS (knop)].
2 Zet het apparaat op WPS-modus.
Het wachten op de verbinding kan langer duren als u op dit
toestel op de [DISP.]-knop drukt.
[WPS (PIN-code)]
1 Selecteer [WPS (PIN-code)].
2 Voer de PIN-code van het apparaat in op dit toestel.
[Handmatig.
verbinden.]
Voer de SSID en het password in
op het apparaat. De SSID en het
password worden weergegeven
op het scherm voor het wachten
op de verbinding van dit toestel.
305
Wi-Fi/NFC
Als de Wi-Fi-functie gebruikt wordt, wordt een record in de historie bewaard. U kunt de
records als favorieten registreren. Door verbinding te maken vanuit de historie van
favorieten, kunt u gemakkelijk verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen.
1
Druk op [Wi-Fi].
2
Selecteer [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit
favorieten].
3
Selecteer het item.
1 Druk op [Wi-Fi].
2 Selecteer [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis].
3 Selecteer het item dat u in favorieten wilt registreren en druk vervolgens op 1.
4 Voer een registratienaam in.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P61.
Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt
als twee karakters beschouwd).
Snel verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen
([Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit
favorieten])
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis]
Verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen
[Selecteer doelapparaat uit
favorieten]
Maakt verbinding met de instellingen die als favorieten
geregistreerd zijn.
Registreren van records als favorieten
ョㄏピ
306
Wi-Fi/NFC
1 Druk op [Wi-Fi].
2 Selecteer [Selecteer doelapparaat uit favorieten].
3 Selecteer het favoriete item dat u wilt bewerken en druk vervolgens op 1.
4 Selecteer het item.
Het uitvoeren van [Wi-Fi resetten] wist de inhoud van de historie en van [Selecteer
doelapparaat uit favorieten].
Als verbinding gemaakt wordt met een netwerk waarmee vele PC's verbonden zijn, door
gebruik van [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit
favorieten], kan een verbindingspoging mislukken omdat uit vele apparaten het eerder
verbonden apparaat geïdentificeerd zal worden. Als een verbindingspoging mislukt, maak dan
opnieuw verbinding met gebruik van [Nieuwe verbinding].
Bewerken van de items zie als Favorieten geregistreerd zijn
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Verwijderen uit
favorieten]
[Volgorde van favorieten
wijzigen]
Selecteer de bestemming.
[Geregistreerde naam
wijzigen]
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg
Tekst Invoeren sectie op P61.
Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een
karakter van twee byte wordt als twee karakters
beschouwd).
Bewaar vaak gebruikte Wi-Fi-verbindingsinstellingen als favorieten
Het aantal instellingen dat in de historie bewaard kan worden is beperkt. Er wordt
aanbevolen vaak gebruikte Wi-Fi-verbindingsinstellingen te bewaren door ze als
favorieten te registreren. (P305)
Controleren van de verbindingsdetails van een record of een favoriet
Als op [DISP.] gedrukt wordt terwijl een item in de historie of de favorieten opgezocht
wordt, kunnen de details van de verbinding weergegeven worden.
307
Wi-Fi/NFC
Als u beelden verstuurt, selecteer dan de methode om ze te versturen na [Nieuwe
verbinding] te hebben geselecteerd.
Nadat de verbinding tot stand gekomen is, kunnen de instellingen voor het versturen,
zoals de beeldgrootte, ook veranderd worden.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten
in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract.
Een foto kan automatisch naar een gespecificeerde apparaat gezonden worden telkens
wanneer u de foto neemt.
Aangezien de camera voorrang aan het opnemen verleent, kan het versturen langer duren
tijdens het maken van een opname.
Wanneer verbinding gemaakt is met [Afbeeldingen versturen
tijdens opname], wordt [ ] op het opnamescherm
weergegeven en wordt [ ] weergegeven terwijl het bestand
verzonden wordt.
Als u dit toestel uitschakelt of de Wi-Fi-verbinding verbreekt
voordat het versturen klaar is, zullen de niet verstuurde beelden
niet opnieuw verstuurd worden.
Het kan zijn dat u er niet in slaagt bestanden te wissen of het
afspeelmenu te gebruiken wanneer u aan het versturen bent.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Films kunnen niet verstuurd worden.
De beelden kunnen na te zijn opgenomen geselecteerd en verstuurd worden.
Details van het afspeelmenu [Favorieten] of [Print inst.] instellingen zullen niet verstuurd
worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Sommige beelden die met een andere camera gemaakt zijn zouden niet verstuurd kunnen worden.
Beelden die gemodificeerd of bewerkt zijn met een computer zouden niet verstuurd kunnen worden.
Instellingen om beelden te versturen
Afbeeldingen versturen tijdens opname
Afbeeldingen versturen van camera
5
5
308
Wi-Fi/NFC
Door op [DISP.] te drukken nadat een verbinding tot stand gebracht is, kunt u de
instellingen voor het versturen veranderen, zoals de beeldgrootte voor het versturen.
Veranderen van de instellingen om beelden te versturen
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Grootte]
Grootte aanpassen van het te versturen beeld.
[Origineel]/[Automatisch]
¢1
/[Wijzig]
Als u [Automatisch] selecteert, zal het beeldformaat bepaald worden
door de omstandigheden op de bestemming.
U kunt de beeldgrootte voor [Wijzig] selecteren door te kiezen tussen
[M], [S] of [VGA].
De beeldverhouding verandert niet.
[Bestandsindeling]
¢2
[JPG]/[RAWiJPG]/[RAW]
[Locatiegeg.
wissen]
¢3
Kies of u de locatie-informatie wenst te wissen van de beelden voordat
u deze verstuurt.
[ON]: Wis de locatie-informatie, dan versturen.
[OFF]: Houd de locatie-informatie en verstuur.
Deze handeling wist alleen de locatie-informatie van de beelden die
ingesteld staan om verzonden te worden. (De locatie-informatie zal
niet gewist worden van de originele beelden die opgeslagen zijn in dit
apparaat.)
[Cloudbeperking]
¢4
U kunt selecteren of u beelden wilt versturen wanneer de Cloud Folder
geen ruimte meer over heeft.
[ON]: Beelden niet versturen.
[OFF]: Wis beelden vanaf de oudste, stuur vervolgens nieuwe
beelden.
¢1 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [Webservice] gezet is.
¢2 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [PC] gezet is.
¢3 Alleen beschikbaar wanneer [Afbeeldingen versturen van camera] geselecteerd is en de
bestemming op [Cloud-synchr. service], [Webservice] of [Extern] van [AV-toestel] gezet is.
¢4 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [Cloud-synchr. service] gezet is.
309
Wi-Fi/NFC
[Wi-Fi setup] Menu
Configureer de instellingen die nodig zijn voor de Wi-Fi-functie.
De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is.
Selecteer het menu.
Raadpleeg P295 voor details.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P61.
Als u een PC met standaardinstellingen gebruikt, is het niet nodig om de werkgroep te veranderen.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P61.
Er kunnen maximaal 32 tekens ingevoerd worden.
Raadpleeg P300 voor details.
[MENU] >
[Set-up]
>
[Wi-Fi]
>
[Wi-Fi setup]
>
Gewenst item dat ingesteld moet
worden
[LUMIX CLUB]
Verwerft of verandert de “LUMIX CLUB”-login-ID.
[PC-verbinding]
U kunt de werkgroep instellen.
Om beelden naar een PC te sturen, wordt een verbinding met
dezelfde werkgroep als de PC van bestemming vereist.
(De fabrieksinstelling is “WORKGROUP”.)
[Werkgroepnaam wijzigen]:
Voer de werkgroep van de PC in waarmee de verbinding
gemaakt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[Terug naar standaard]:
Herstelt de status van de fabrieksinstellingen.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt
uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
[Toestelnaam]
U kunt de naam van dit toestel veranderen.
1 Druk op [DISP.].
2 De gewenste inrichtingsnaam invoeren.
[Extern AV-app.]
Er kunnen beelden verstuurd worden naar de AV-inrichting van
familie en kennissen via “LUMIX CLUB”.
[NFC-bediening]
Configureert de instellingen van de NFC-functie.
[ON]:
De NFC-functie werkt.
[OFF]
310
Wi-Fi/NFC
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P61.
Maak een wachtwoordkopie. Als u het wachtwoord vergeet, kunt u het resetten met [Wi-Fi
resetten] in het [Set-up] menu, maar ook andere instellingen zulle gereset worden.
(uitgezonderd [LUMIX CLUB])
Een “MAC-adres” is een uniek adres dat gebruikt wordt om netwerkapparatuur te identificeren.
“IP-adres” verwijst naar een nummer waarmee een PC geïdentificeerd wordt die op een
netwerk zoals het internet aangesloten is. De adressen voor in huis worden gewoonlijk
automatisch toegekend door de DHCP-functie, zoals een draadloos toegangspunt. (voorbeeld:
192.168.0.87)
[Touch sharing]
Stelt de werking van de camera in nadat de verbinding met de
NFC-functie volledig tot stand gekomen is.
[ON]:
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht wordt met de
NFC-functie, tijdens het afspelen van een enkel beeld, kan dit
beeld overgezet worden.
[OFF]
[Wi-Fi-wachtwoord]
Om incorrecte hantering of gebruik van de Wi-Fi functie door
derden te voorkomen en om opgeslagen informatie te
beschermen, wordt het aanbevolen dat u de Wi-Fi functie met
een wachtwoord beschermt.
Instellen van een wachtwoord zal automatisch het
wachtwoord-invoerscherm weergeven wanneer de Wi-Fi functie
gebruikt wordt.
[Instellen]:
Voer een 4-cijferig nummer in als het wachtwoord.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[Verwijderen]:
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt
uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
[Netwerkadres]
Toont het MAC-adres en het IP-adres van dit toestel.
311
Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten
Als u de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) op uw toestel aanbrengt,
kunt u voor extra effecten 3D-beelden opnemen.
Om 3D-beelden te kunnen bekijken, heeft u een televisie nodig die 3D ondersteunt.
1
Bevestig de onderling verwisselbare 3D-lens op het toestel.
2
Breng het onderwerp in het frame en neem op door de sluiterknop
volledig in te drukken.
Scherpstellen is niet nodig bij het opnemen van 3D-beelden.
Foto’s die met de onderling verwisselbare 3D-lens opgenomen worden, worden in het
MPO-formaat (3D) bewaard.
Er kunnen tot ongeveer 490 3D-beelden opgenomen worden op een kaart van 2 GB. (Als de
beeldverhouding op [4:3] gezet is en de kwaliteit op [ ] gezet is.)
Lees de handleiding van de onderling verwisselbare 3D-lens voor details.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen.
Als de afstand tot het onderwerp tussen de 0,6 m en ongeveer 1 m bedraagt, wordt de
horizontale ongelijkheid te groot en kan het zijn dat u op de randen van het beeld geen
3D-effect ziet.
3D-beelden opnemen
Om er zeker van te zijn dat de 3D-beelden veilig bekeken kunnen worden, dient u
tijdens het opnemen op de volgende punten te letten.
Neem waar mogelijk op door het toestel horizontaal te houden.
De aanbevolen minimumafstand tot het onderwerp is 0,6 m.
Zorg ervoor het toestel niet te schudden als u in een auto zit of loopt.
Er wordt aangeraden om een statief of een flitser te gebruiken om stabiele beelden op
te nemen.
312
Aansluiten op andere apparatuur
Functies die tijdens het 3D-opnemen niet gebruikt kunnen worden
Wanneer u met de onderling verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) opneemt,
worden de volgende kenmerken uitgeschakeld:
(Opnamefuncties)
Werking van Auto Focus/Manuele Focus
Instelling van openingswaarde
Werking van de zoom
Opname bewegende beelden
¢1
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Panorama-opname] (Scene Guide modus)
[Ruw zwart-wit]/[Expressieve indruk]/[Hoge dynamiek]/[Speelgoedcam.effect]/
[Speelgoedcamera levendig]/[Sterfilter]/[Kleuraccent]/[Zonneschijn] (Creative Control modus)
De focus control functie
¢1 De filmknop, de Creative Motion Picture modus en het [Bewegend beeld]-menu zullen niet
beschikbaar of niet bruikbaar zijn.
(Menu [Opname])
[Fotoresolutie]
¢2
/[Kwaliteit]
¢3
/[HDR]/[Int.dynamiek]/[Panorama-instellingen]/[Rode-ogencorr]/
[I.resolutie]/[Schaduwcomp.]/[Ex. tele conv.] (
foto’s)/[Dig. zoom]/[SH] van [Burstsnelh.]/
[Stabilisatie]
¢4
/[Multi-belicht.]
¢2 De instelling staat vast zoals hieronder getoond wordt.
¢3 Wanneer u de onderling verwisselbare 3D-lens bevestigt, worden de volgende iconen
weergegeven.
¢4 De optische beeldstabilisator van de camera zal werkzaam zijn.
(Menu [Voorkeuze])
[AF/AE vergrend.]/[Quick AF]/[Oogsensor AF]/[Direct focuspunt]/[Prio. focus/ontspan]/
[Sluiter-focus]/[Spot AF tijd]/[AF ass. lamp]/[AF+MF]/[MF assist]/[MF-gids]/[Powerzoomlens]/
[Videotoets]/[Opn.gebied]/[Rest-aanduiding]/[Touch AF], [Touchpad AF] in [Touch inst.]
Aspectratio Beeldgrootte
[4:3] 1824k1368 pixels
[3:2] 1824k1216 pixels
[16:9] 1824k1024 pixels
[1:1] 1712k1712 pixels
[]: [3D+fijn] (Zowel MPO-beelden als fine JPEG-beelden worden simultaan
opgenomen.)
[]: [3D+standaard] (Zowel MPO-beelden als standaard JPEG-beelden worden
simultaan opgenomen.)
313
Aansluiten op andere apparatuur
Sluit het toestel aan op een televisie die compatibel is met 3D, speel de in 3D opgenomen
beelden af en geniet van de extra effecten van de 3D-beelden.
Het is ook mogelijk om de in 3D opgenomen beelden af te spelen door een SD-kaart in de
3D-compatibele televisie, die een kaartsleuf heeft, te plaatsen.
Sluit het toestel met de HDMI-minikabel aan op een 3D-compatibele
televisie en laat het afspeelbeeldscherm weergeven. (P315)
Wanneer [VIERA link] (P58) op [ON] gezet wordt en het toestel verbonden wordt aan een TV
die VIERA Link verdraagt, zal de input van de TV automatisch geschakeld worden en zal het
afspeelscherm afgebeeld worden. Raadpleeg P318 voor details.
Voor de in 3D opgenomen beelden zal bij het afspelen [ ] op het thumbnail-display
weergegeven worden.
Afspelen in 3D door alleen de in 3D opgenomen foto’s te selecteren
Selecteer [3D-weergave] in [Afspeelfunctie] in het [Afspelen] menu. (P245)
Afspelen als een 3D-diavoorstelling door alleen de in 3D opgenomen fotos te
selecteren
Selecteer [3D] in [Diashow] in het [Afspelen] menu. (P242)
Omschakelen van de afspeelmethode voor in 3D opgenomen foto’s
1 Selecteer de in 3D opgenomen foto.
2 Selecteer [2D/3D-inst.] in het [Afspelen]-menu. (P40)
De afspeelmethode zal naar 3D schakelen als het op 2D (conventioneel beeld) stond, of
zal naar 2D schakelen als het op 3D stond.
Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u naar
3D-beelden kijkt, stel dan opnieuw 2D in.
Functies die met 3D-beelden niet ingesteld/gebruikt kunnen worden
[Highlight]
¢
([Voorkeuze]-menu)
Terugspeelzoom
¢
Bewerkingsfuncties van het [Afspelen]-menu ([Locatie vermelden]
¢
/[Retouche wissen]/[Titel
bew.]/[Tekst afdr.]/[Splits video]/[Intervalvideo]
¢
/[Stop-motionvideo]
¢
/[Nw. rs.]/[Bijsnijden]/
[Roteren]/[Favorieten]
¢
/[Print inst.]
¢
/[Beveiligen]
¢
/[Gez.herk. bew.])
¢ Kan gebruikt worden met de 2D-weergave.
Afspelen van 3D-beelden
Voorbereiding: Zet [HDMI-functie] op [AUTO], [1080p] of [1080i]. (P57)
Zet [3D-weergave] op [ ]. (P58)
314
Aansluiten op andere apparatuur
Als een in 3D opgenomen beeld op dit toestel weergegeven wordt, wordt het afgespeeld in 2D
(conventioneel beeld).
Er zal enkele seconden lang een zwart beeldscherm weergegeven worden als u tussen het
afspelen van 3D-beelden en 2D-beelden heen en weer schakelt.
Als u een thumbnail van een 3D-beeld selecteert, kan het enkele seconden duren voordat het
afspelen van start gaat. Na het afspelen kan het enkele seconden duren voordat de
thumbnail-weergave opnieuw verschijnt.
Als u 3D-beelden bekijkt, kunnen uw ogen moe worden als u zich te dichtbij het
televisiescherm bevindt.
Als uw televisie niet naar een 3D-beeld schakelt, verricht dan de benodigde instellingen op uw
televisie. (Raadpleeg voor details de handleiding van de televisie.)
3D-beelden kunnen op uw computer of op apparatuur van Panasonic bewaard worden. (P320,
325)
315
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Beelden die met dit toestel opgenomen zijn, kunnen op een TV afgespeeld worden.
Bevestig de aansluitingen op uw TV en gebruik een kabel die daarmee compatibel is. De
beeldkwaliteit kan variëren al naargelang de gebruikte aansluitingen.
1 Hoge kwaliteit
2 HDMI aansluiting
3 Video aansluiting
1
Sluit het toestel en de TV op elkaar aan.
Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de
stekker vasthoudt. (Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of
verkeerd inbrengen, een slechte werking ontstaan.)
Voorbereiding: Schakel het toestel en de televisie uit.
Aansluiten met een HDMI-minikabel
Controleer de [HDMI-functie]. (P57)
Tijdens het afspelen van 24p-films, dient u [HDMI-functie] op [AUTO] te zetten. Voor andere
instellingen dan [AUTO] kan de weergave niet bij 24 frames/seconde plaatsvinden.
Geluid zal afgespeeld worden als stereo (2ch).
Er worden geen beelden op het scherm van dit toestel weergegeven.
Gebruik een “High Speed HDMI-minikabel” met het HDMI-logo.
Kabels die niet in overeenstemming met de HDMI-standaard zijn, zullen niet werken.
“High Speed HDMI-minikabel” (stekker type C type A, tot een lengte van 3 m)
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B HDMI-minikabel
C HDMI aansluiting
T
E
T
E
316
Aansluiten op andere apparatuur
2
Schakel de TV in en selecteer de ingang die bij de gebruikte
connector past.
3
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
De TV-invoer zal automatisch omschakelen, en het afspeelscherm wordt weergegeven,
als een aansluiting tot stand gebracht is met een TV die compatibel is met VIERA Link,
gebruikmakend van een HDMI-minikabel, terwijl [VIERA link] (P58) op [ON] staat.
(P318)
Afhankelijk van de [Aspectratio] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
Verander het beeldscherm op uw TV als het beeld met afgesneden boven- of onderkant
weergegeven wordt.
Uitgave van de HDMI-minikabel heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel (optioneel) en de
HDMI-minikabel aangesloten zijn.
De aansluiting met de USB-aansluitkabel (bijgeleverd) zal voorrang hebben als u de
USB-aansluitkabel (bijgeleverd) gelijk met de HDMI-minikabel aansluit.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
De goede weergave is afhankelijk van de TV die daarvoor gebruikt wordt.
U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem
als u [Video uit] in het [Set-up] menu instelt.
Er wordt geen geluid uitgegeven vanuit de luidsprekers van de camera.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Aansluiten met een AV-kabel (optioneel)
Gebruik altijd een originele Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1: optioneel).
Controleer de [TV-aspect]. (P57)
Het geluid zal afgespeeld worden in mono.
De zoeker kan niet afgebeeld worden wanneer deze verbonden is met een AV-kabel.
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel (optioneel)
C Geel: naar de videoaansluiting
D Wit: naar de geluidsinputaansluiting
317
Aansluiten op andere apparatuur
De gemaakte foto's kunnen afgespeeld worden op een TV met een
SD-geheugenkaartgleuf
Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
Het bestandformaat van de films die afgespeeld kunnen worden verschilt, afhankelijk van het
model TV.
In bepaalde omstandigheden kunnen panoramabeelden niet afgespeeld worden. Tevens zou
het zelfdoorlopen-afspelen van panoramabeelden niet kunnen werken.
Voor kaarten die compatibel zijn met afspelen, raadpleegt u de handleiding van de TV.
318
Aansluiten op andere apparatuur
1
Sluit dit apparaat aan op een Panasonic TV die compatibel is met
VIERA Link met gebruik van een HDMI-minikabel (P315).
2
Schakel het toestel in en druk vervolgens op [(].
3
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Ga te werk door te verwijzen naar de bedieningsiconen die op het scherm afgebeeld
worden.
Om het geluid van een film af te spelen tijdens een diavoorstelling, zet [Geluid] dan op [AUTO]
of [Audio] op het instellingenscherm van de diavoorstelling.
Als de tv over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit toestel
niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting.
De bediening met gebruik van de knop op dit toestel zal beperkt zijn.
Gebruik van VIERA Link (HDMI)
Wat is VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™)?
Met deze functie kunt u met behulp van de afstandsbediening voor de Panasonic-TV
eenvoudige handelingen uitvoeren wanneer dit toestel met behulp van een HDMI-minikabel
voor automatisch gekoppelde handelingen is aangesloten op het VIERA Link-compatibele
apparaat. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.)
VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer
Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie. Gekoppelde
handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten worden niet
gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met VIERA Link
gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten.
Dit toestel ondersteunt de “VIERA Link Ver.5”-functie. “VIERA Link Ver.5” is de standaard
voor apparatuur van Panasonic die compatibel is met VIERA Link. Deze standaard is
compatibel met de conventionele VIERA Link-apparatuur van Panasonic.
Voorbereiding: Zet de [VIERA link] op [ON]. (P58)
319
Aansluiten op andere apparatuur
Andere gekoppelde handelingen
Uitschakelen van dit toestel:
Als u een afstandsbediening van de TV gebruikt om de TV uit te schakelen, wordt dit
toestel ook uitgeschakeld.
Automatische ingangsschakeling:
Als u de aansluiting met een HDMI-minikabel tot stand brengt en dit toestel vervolgens
inschakelt en dan op [(] drukt, zal het uitgangskanaal van de stroom van de TV automatisch
naar het scherm van het toestel schakelen. Als de stroom van de TV op stand-by staat, zal het
automatisch ingeschakeld worden (als [Set] ingesteld is voor de [Power on link]-instelling van
de TV).
Al naargelang de HDMI-aansluiting van uw TV, kan het op sommige TV’s nodig zijn om de
HDMI-aansluiting die u gebruikt met de hand te selecteren. Gebruik in dat geval de
afstandsbediening van de TV om het ingangskanaal om te schakelen. (lees voor details over
het omschakelen de handleiding van de TV.)
Ga naar pagina P368 als VIERA Link niet goed werkt.
Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de
gebruiksaanwijzing van de TV.
Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is
afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die
worden ondersteund.
Controleer of de gebruikte kabel een HDMI-certificatie heeft.
[HDMI-functie] voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link werkt.
320
Aansluiten op andere apparatuur
Bewaren van foto's en films op uw PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de
handleiding raadplegen van uw PC.
Als de gebruikte computer geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan een bericht
verschijnen waarin u verzocht wordt om te formatteren. (Door te formatteren zullen de
opgenomen beelden gewist worden, dus kies ervoor niet te formatteren.)
Als de kaart niet herkend wordt, gelieve verwijzen naar de onderstaande
ondersteunende site.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
PC die gebruikt kan worden
Het toestel kan op ongeacht welke PC aangesloten worden die in staat is
massa-opslagapparatuur te herkennen.
Ondersteuning van
Windows: Windows XP/Vista/7/8
Ondersteuning van Mac: OS X v10.1 ~ v10.8
AVCHD-films worden misschien niet correct geïmporteerd als ze als bestand
of map gekopieerd worden
Importeer AVCHD-films met Windows altijd met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO”, een van
de programma's die op de (bijgeleverde) CD-ROM staat.
Met een Mac kunnen AVCHD-films geïmporteerd worden met gebruik van “iMovie’11”.
Films die hoe dan ook met [Opn. kwaliteit] op [FHD/50p] in [AVCHD] (AVCHD Progressive)
opgenomen zijn, kunnen niet geïmporteerd worden.
(Neem voor details over iMovie’11 contact op met Apple Inc.)
321
Aansluiten op andere apparatuur
De geleverde CD-ROM bevat de volgende software.
Installeer de software op uw computer voor gebruik.
PHOTOfunSTUDIO 9.2 PE (Windows XP/Vista/7/8)
Deze software stelt u in staat beelden te beheren. U kunt bijvoorbeeld foto's en films naar een
PC sturen en ze sorteren op opnamedatum of modelnaam. U kunt ook handelingen verrichten
zoals het schrijven van beelden naar een DVD, het verwerken en corrigeren van beelden en
het opmaken van films.
SILKYPIX Developer Studio
(Windows XP/Vista/7/8, Mac OS X v10.4/v10.5/v10.6/v10.7/v10.8)
Dit is software om RAW-formaatbeelden bij te werken.
Bijgewerkte beelden kunnen opgeslagen worden in een formaat (JPEG, TIFF, etc.) dat
afgebeeld kan worden op een personal computer.
LoiLoScope 30 dagen volledige probeerversie (Windows XP/Vista/7/8)
LoiLoScope is een bewerkingssoftware voor video’s die gebruikt maakt van het volledige
vermogen van je PC. Het is net zo gemakkelijk om video’s te creëren als het is om kaarten op
een bureaublad te organiseren. Gebruik muziek-, beeld- en videobestanden voor de creatie
van video’s en deel deze met vrienden en familie door ze op een DVD te branden, op websites
te laden of eenvoudig via e-mail te versturen.
Er wordt slechts een verkorte verbinding naar de site voor het downloaden van de
probeerversie geïnstalleerd.
Over de geleverde software
Voor details inclusief hoe de SILKYPIX Developer Studio te gebruiken, de “Help” of de
Ichikawa Soft Laboratory’s support website gebruiken:
http://www.isl.co.jp/SILKYPIX/english/p/support/
Voor meer informatie over het gebruik van LoiLoScope dient u de handleiding van
LoiLoScope te lezen, die via onderstaande link kan worden gedownload.
Handleiding URL: http://loilo.tv/product/20
322
Aansluiten op andere apparatuur
Installeren van bijgeleverde software
Voordat u de CD-ROM erin doet, dient u alle lopende toepassingen te sluiten.
1
Controleer de omgeving van uw PC.
Operationele verwerkingsomgeving van “PHOTOfunSTUDIO 9.2 PE
OS:
Windows
R
XP (32bit) SP3,
Windows Vista
R
(32bit) SP2,
Windows
R
7 (32bit/64bit) of SP1,
Windows
R
8 (32bit/64bit)
CPU:
Pentium
R
III 500 MHz of hoger (Windows
R
XP),
Pentium
R
III 800 MHz of hoger (Windows Vista
R
),
Pentium
R
III 1 GHz of hoger (Windows
R
7/Windows
R
8)
Display:
1024k768 pixels of meer (1920k1080 pixels of meer aanbevolen)
RAM:
512 MB of meer (Windows
R
XP/Windows Vista
R
),
1 GB of meer (Windows
R
7 32bit/Windows
R
8 32bit),
2 GB of meer (Windows
R
7 64bit/Windows
R
8 64bit)
Vrije ruimte op de hard disk:
450 MB of meer voor het installeren van software
Raadpleeg de gebruiksinstructies van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF) voor verdere
operationele verwerkingsomgeving.
Voor details over SILKYPIX Developer Studio 3.1 SE, gelieve de ondersteuningssite
doorlezen die gegeven wordt op P321.
2
Doe de CD-ROM met de meegeleverde software erop erin.
Wanneer u de meegeleverde CD-ROM erin doet, zal het installeermenu starten.
3
Klik op de [Recommended Installation].
Ga verder met de installatie door de berichten te volgen die op het scherm verschijnen.
De software die compatibel is met uw PC zal geïnstalleerd worden.
Op de Mac, kan SILKYPIX handmatig geïnstalleerd worden.
1 Doe de CD-ROM met de meegeleverde software erop erin.
2 Dubbelklik op de automatisch afgebeelde map.
3 Dubbelklik op het pictogram in de toepassingsmap.
In deze gevallen niet beschikbaar:
PHOTOfunSTUDIO” en “LoiLoScope” zijn niet compatibel met Mac.
323
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden naar een PC overbrengen
1
Verbind de computer en de camera met de USB-aansluitkabel (bijgeleverd).
Schakel dit toestel en uw PC in alvorens de aansluiting te maken.
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel of een originele
USB-aansluitkabel van Panasonic (DMW-USBC1: optioneel).
A USB-aansluitkabel (bijgeleverd)
B De markeringen uitlijnen en naar binnen steken.
2
Op
3
/
4
drukken om [PC] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Als [USB mode] (P56) van te voren ingesteld is op de [PC] in het [Set-up] menu, zal de
camera automatisch verbonden worden aan de PC zonder het [USB mode]
selectiescherm af te beelden.
Als de camera op de PC aangesloten is met [USB mode] op [PictBridge(PTP)], kan een
bericht op het scherm van de PC verschijnen. Sluit in dat geval het bericht, verwijder de
USB-aansluitkabel en zet
[USB mode] vervolgens op [PC].
3
Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO”.
De gekopieerde bestanden of mappen in Windows Explorer niet wissen of verplaatsen. Als u de
beelden in PHOTOfunSTUDIO” bekijkt, zult u niet in staat zijn ze af te spelen of te bewerken.
Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruiken. Als de batterijstroom
laag wordt terwijl het toestel en de PC communiceren, knippert het statuslampje en hoort u een alarm.
Maak de USB-aansluitingskabel op veilige wijze los. Gebeurt dat niet dan kunnen gegevens
verloren gaan.
Zet het toestel uit voordat u de netadapter (optioneel) aan- of afsluit.
Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitkabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
Voorbereiding: Installeer “PHOTOfunSTUDIO” op de PC.
324
Aansluiten op andere apparatuur
Naar een PC kopiëren zonder gebruik van PHOTOfunSTUDIO
Als u niet in staat bent om “PHOTOfunSTUDIO” te installeren, kunt u de bestanden en de
mappen naar uw PC kopiëren door de bestanden van dit toestel te verslepen en zo over te
brengen.
De inhoud (mapstructuur) op de kaart van dit toestel is als volgt.
Het kan zijn dat AVCHD-films niet correct geïmporteerd worden als ze als bestand of map
gekopieerd worden. Wij raden aan om “PHOTOfunSTUDIO” op de (bijgeleverde) CD-ROM te
gebruiken om bestanden te importeren. Raadpleeg P320 voor details.
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
Nadat [Nr. resetten] (P59) in het [Set-up] menu uitgevoerd is
Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals
wanneer er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
Aansluiting in de PTP-modus
Op [USB mode] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegeven kan nu alleen gelezen worden vanaf de kaart in de PC.
Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de
PTP-functie geïmporteerd kunnen worden.
Bewegend beeld kan niet afgespeeld worden in PTP-functie.
Voor Windows: De drive ([Verwisselbare schijf]) wordt weergegeven in [Computer]
Voor Mac: Een drive ([NO NAME]) wordt op het bureaublad weergegeven
Kaart
DCIM: Beelden
1 Mapnummer
2 Kleurruimte P: sRGB
_: AdobeRGB
3 Bestandsnummer
4 JPG: Foto’s
MP4: [MP4] Bewegende beelden
RW2: Beelden in RAW-bestanden
MPO: 3D-beelden
MISC: DPOF-print
Favorieten
AVCHD: [AVCHD] Bewegende beelden
AVCHD
DCIM
100_PANA
101_PANA
999_PANA
P1000001.JPG
P1000002.JPG
P1000999.JPG
PRIVATE
MISC
325
Aansluiten op andere apparatuur
Bewaren van foto's en films op een recorder
Als u een kaart, met inhouden die met dit toestel opgenomen
zijn, in een Panasonic recorder plaatst, kunt u de inhoud naar
een Blu-ray disc of een DVD, enz. dubben.
De methoden om foto's en films naar andere apparatuur te
exporteren, zullen afhankelijk zijn van het bestandsformaat
(JPEG, RAW, MPO, AVCHD, of MP4).
Zie de handleiding van de recorder voor details over het kopiëren en het afspelen.
Dubben met niet compatibele apparatuur
U kunt de afgespeelde inhoud met gebruik van dit toestel naar niet compatibele
apparatuur dubben, zoals recorders en videospelers, door dit toestel op de niet
compatibele apparatuur aan te sluiten met gebruik van een (optioneel) AV-kabel. De niet
compatibele apparatuur zal in staat zijn om de inhoud af te spelen. Dit is handig als u
gedubde inhouden wilt doorgeven aan anderen. In dit geval zal de inhoud eerder in de
standaardkwaliteit dan in de high definition-beeldkwaliteit afgespeeld worden.
Wanneer u bewegende beelden afspeelt op een 4:3 aspectratio-TV, moet u [TV-aspect] (P57)
op dit apparaat instellen op [4:3] voordat u een kopie start. Het beeld zal verticaal lang zijn als u
bewegende beelden die gekopieerd zijn met [16:9] instelling op een [4:3] aspect-TV afspeelt.
Gebruik altijd een originele Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1: optioneel).
Zie de gebruiksaanwijzing de opneemapparatuur voor details over het kopiëren en het
afspelen.
1 Sluit dit toestel met een AV-kabel
(optioneel) aan op de
opname-apparatuur.
2 Start het afspelen van dit apparaat.
3 Start de opname op de
opnameapparatuur.
Wanneer het opnemen (kopiëren)
eindigt, het afspelen op dit apparaat
stoppen na het stoppen van het
opnemen op de opnameapparatuur.
1 Geel: naar de videoinputaansluiting
2 Wit: naar de geluidsinputaansluiting
A AV-kabel (optioneel)
326
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden afdrukken
Als u de camera aansluit op een printer die PictBridge ondersteunt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en opdracht geven dat het printen van start gaat op de monitor van de camera.
Gegroepeerde beelden worden afzonderlijk weergegeven.
Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor
details, de handleiding raadplegen van uw printer.
1
Sluit de printer en de camera aan met de USB-aansluitkabel (bijgeleverd).
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel of een originele
USB-aansluitkabel van Panasonic (DMW-USBC1: optioneel).
A USB-aansluitkabel (bijgeleverd)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
2
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruikenen. Als de
resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de printer aangesloten zijn, knippert
het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens het afdrukken, het afdrukken
onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de USB-aansluitkabel loskoppelen.
Sluit de USB-aansluitkabel niet af terwijl [å] weergegeven wordt (de icoon die afsluiting van de
kabel verbiedt) wordt weergegeven. (wordt misschien niet weergegeven, afhankelijk van het
type printer dat gebruikt wordt).
Zet het toestel uit voordat u de netadapter (optioneel) aan- of afsluit.
Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-aansluitkabel loskoppelen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Opgenomen films kunnen niet afgedrukt worden.
Voorbereiding: Het toestel en de printer aanzetten.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de
printer voordat u de beelden afdrukt.
327
Aansluiten op andere apparatuur
1 Op 3 drukken.
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Een beeld kiezen en uitprinten
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [Print start] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg P328 voor de items die ingesteld kunnen worden voordat u met het afdrukken
van de beelden begint.
De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken.
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[Multi selecteren]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET]. (Drukt u opnieuw op [MENU/SET] dan
wordt de instelling geannuleerd.)
Druk nadat de beelden geselecteerd zijn op 2 om [Uitvoer.] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Alles selecteren] Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[Print inst.(DPOF)] Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [Print inst.]. (P261)
[Favorieten]
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P260)
3 Op 3 drukken om [Print start] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [Ja] selecteren en de beelden
afdrukken.
Raadpleeg P328 voor de items die niet ingesteld kunnen worden voordat u de beelden
begint af te drukken.
De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken.
PiPictBridgePictBridge
3ULQWHQ
9HHOYDIGU
328
Aansluiten op andere apparatuur
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2 van de “Een beeld
kiezen en uitprinten” als in stap
3 van de “Meerdere beelden kiezen en uitprinten”
procedures in.
Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een opmaak die niet verwerkt
worden door het toestel, stelt u [Papierafmeting] of [Lay-out pagina] in op [
{] en stelt u
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor details de handleiding van
de printer raadplegen.)
Wanneer [Print inst.(DPOF)] geselecteerd is, worden de [Print met dat.] en [Aantal prints] items
niet afgebeeld.
[Print met dat.]
Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
Afhankelijk van de printer kunnen de afdrukinstellingen van de datum van de printer voorrang
krijgen, dus controleer dit als dat het geval is.
Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen
met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden.
Op sommige printers, zal de datum van de met de aspectratio ingesteld op [1:1] gemaakte
afbeelding verticaal afgedrukt worden.
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
Door het afdrukken van de datum m.b.v. [Tekst afdr.] (P251) of het instellen van het afdrukken
van de datum op het moment van de [Print inst.] (P261) instelling voordat u naar een fotowinkel
gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden.
[Aantal prints]
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
U kunt ook de functieknop achterop gebruiken om in te stellen.
Printinstellingen
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[ON] Datum wordt afgedrukt.
[OFF] Datum wordt niet afgedrukt.
329
Aansluiten op andere apparatuur
[Papierafmeting]
Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
[Lay-out pagina] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit toestel)
U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q] 89 mmk127 mm
[2L/5qk7q] 127 mmk178 mm
[POSTCARD] 100 mmk148 mm
[16:9] 101,6 mmk180,6 mm
[A4] 210 mmk297 mm
[A3] 297 mmk420 mm
[10k15cm] 100 mmk150 mm
[4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q] 203,2 mmk254 mm
[LETTER] 216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE] 54 mmk85,6 mm
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
á 1 beeld zonder frame op 1 pagina
â 1 beeld met een frame op 1 pagina
ã 2 beelden op 1 pagina
ä 4 beelden op 1 pagina
330
Aansluiten op andere apparatuur
Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier.
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [Lay-out pagina]
in op [ä] en vervolgens [Aantal prints] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier.
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [Lay-out pagina]
instellen op [ä] en vervolgens [Aantal prints] in instellen op 1 voor elk van de 4 beelden.
Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
Alle beelden die in JPEG-formaat opgenomen zijn, kunnen afgedrukt worden. De beelden in
RAW zullen gebruik maken van de JPEG-beelden die gelijktijdig gecreëerd werden. Als een
equivalent JPEG-beeld niet beschikbaar is, zal het afdrukken niet plaatsvinden.
331
Overige
Optionele accessoires
Na het bevestigen van de flits (DMW-FL360L, DMW-FL220, DMW-FL360, DMW-FL500:
optioneel), zal het effectieve bereik vergroot worden wanneer deze vergeleken wordt met
de ingebouwde flits van het toestel.
Voorbereiding:
Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
Gebruik van de speciale flitser (DMW-FL360L: optioneel)
1 Bevestig de betreffende flitser op de hete schoen en schakel de camera en de
flitser vervolgens in.
2 Selecteer het menu.
3
Druk op
3
/
4
om [Flitserfunctie] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
4
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Terwijl de externe flits verbonden is, worden de volgende iconen afgebeeld.
Externe Flits (optioneel)
De bescherming van de flitsschoen verwijderen
Het toestel wordt geleverd met een bescherming voor de flitsschoen die op de flitsschoen
bevestigd is.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen door
eraan te trekken in de richting die aangeduid wordt
door pijl
2
terwijl u er op duwt in de richting die
aangeduid wordt door pijl
1
.
Als de hotshoe niet gebruikt wordt, controleer dan of de afdekking
van de hotshoe daarop aangebracht is.
Let goed op dat u de bescherming van de flitsschoen niet verliest.
De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen
houden om het inslikken ervan te voorkomen.
[MENU] > [Opname]>[Flitser]
: Externe flitslamp vast op ON
: Externe flits Langzame synch.
Œ: Externe flits Gedwongen UIT
Het signaalflitsen met de draadloze flitser is ook uitgeschakeld.
332
Overige
U kunt de openingswaarde, de sluitertijd en de ISO-gevoeligheid op het toestel instellen zelfs
wanneer de externe flits erop gezet wordt.
Sommige commerciële externe flitsen hebben synchronische terminals met hoge voltage of
omgekeerde polariteit. Het gebruik van zulke extra flitsen zou storing kunnen veroorzaken of
het toestel zou niet normaal kunnen functioneren.
Als u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt met andere communicatiefuncties dan
de gewijde communicatiefunctie, zouden deze niet normaal kunnen werken of zouden deze
beschadigd kunnen raken. Gebruik ze niet.
Zelfs als de externe flitser is uitgezet, wisselt de camera mogelijk toch naar de
externe-flitserfunctie zodra de externe flitser wordt aangebracht. Verwijder de externe flitser als
u deze niet gebruikt.
De ingebouwde flits niet openen wanneer er een externe flits bevestigd is.
Het toestel zal onstabiel worden wanneer u de externe flits bevestigt, het wordt aangeraden om
een statief te gebruiken bij het maken van beelden.
Maak de externe flits los wanneer u het toestel draagt.
Wanneer u de externe flits bevestigt, niet alleen de externe flits vasthouden omdat deze los zou
kunnen raken van het toestel.
Als u de externe flitser gebruikt terwijl de witbalans op [ ] gezet is, stel de witbalans dan fijn
af op grond van de beeldkwaliteit. (P137)
Als u op korte afstand opneemt met een brede hoek, zou er licht geblokkeerd kunnen worden
door de lens, wat het onderste gedeelte van het scherm donker maakt.
Raadpleeg P224 voor de instellingen van de draadloze flitser.
Lees de gebruiksaanwijzing van de externe flits voor details.
Als andere in de handel verkrijgbare externe flitsers zonder
communicatiefuncties op de camera gebruikt worden (DMC-GX7)
In dit geval moet u de belichting instellen op de externe flitslamp. Als u de flitslamp toch wilt
gebruiken in de automatische functie, moet u er een gebruiken waarvoor u het diafragma en
de ISO-gevoeligheid kunt instellen en kunt aanpassen aan die van de camera.
Stel de diafragmaprioriteit AE-functie of de handmatige-belichtingsfunctie op de camera in en
stel daarna dezelfde diafragmawaarde en ISO-gevoeligheid in op de externe flitser. (De
belichting kan niet voldoende worden gecompenseerd als de diafragmawaarde in de
sluitertijdprioriteit AE-functie wordt gewijzigd en de externe flitser kan het licht niet voldoende
corrigeren in de Programme AE-functie als de diafragmawaarde niet kan worden gefixeerd.)
333
Overige
Als u de sluiter met afstandbediening gebruikt (DMW-RSL1: optioneel), kunt u trillingen
vermijden (schudden van de camera) als een statief gebruikt wordt en kunt u de sluiter
volledig indrukken voor het fotograferen met [B] (bol) of met de burst-modus. De sluiter
met afstandsbediening werkt net zo als de sluiterknop op de camera.
Gebruik altijd een originele Panasonic afstandsbediening voor sluiters (DMW-RSL1: optioneel).
Maak opnames met de Creative Video modus (P125) wanneer het toestel voor een filmopname
gebruikt wordt. De filmopname kan gestart/gestopt worden met de afstandsbediening van de sluiter.
Lees de gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening van de sluiter voor details.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt de afstandsbediening van de sluiter voor de volgende werking niet gebruiken
Wissen van slaapmodus
Door de netadapter (optioneel) aan te sluiten, en deze vervolgens in een stopcontact te
steken, kunt u dit toestel op een PC of printer aansluiten zonder dat u zich zorgen om de
capaciteit van de batterij hoeft te maken. Voor het gebruik van de netadapter, wordt een
DC-koppelaar (optioneel) vereist.
Gebruik altijd een originele Panasonic netadapter (optioneel).
Wanneer een netadapter gebruikt wordt, moet de netkabel gebruikt worden die bij de
netadapter geleverd is.
Lees ook de handleiding voor de netadapter en de DC-koppelaar.
De MC-beveiliging is een transparante filter die noch de kleuren noch de hoeveelheid licht
beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te beschermen.
De ND-filter herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat overeenstemt met 3 maal
vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden.
PL-filter zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet sferische oppervlakken (platte
niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare deeltjes in de lucht)
onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met vergroot contrast.
Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen.
U kunt de lensdop of de lenskap bevestigen wan de filter bevestigd is.
Als u problemen heeft met het bevestigen of verwijderen van het PL-filter op de onderling
verwisselbare lens (H-H020A), raden we aan dat u het filter bevestigt of verwijdert terwijl de
stroom van de camera ingeschakeld is en de focusmodus op [MF] staat.
Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details.
afstandsbediening sluiter (optioneel)
Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel)
Filter (optioneel)
334
Overige
Display Monitor/Display Zoeker
De volgende afbeeldingen zijn voorbeelden van wanneer het displayscherm in de monitor op
[ ] (monitorstijl) gezet is.
In Opname
¢ “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden.
1
Opnamefunctie (P69)
Standaardinstellingen
(P128)
Photo Style (P130)
Display instelling Creative
Control (P114)
‰Œ
Flitsfunctie (P219)
Flitser (P222, 224)
Extra Teleconversie (bij
filmopnames) (P211)
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit (P228)
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P139)
Extra Teleconversie (bij
foto-opnames) (P211)
989898
2
0000
2
00
2
00
6060601.71.71.7
AFSAFSAFS
L
4:3
00
AELAELAEL
BKTBKTBKT
AWBAWBAWB
ラュラュン
P
C3-1
EXPSEXPS
WL
L
4:3
EXM
4:3
Kaart (P34) (alleen
weergegeven tijdens
opname)
Verstreken opnametijd
¢
(P231)
Simultane opname-lampje
(P233)
Peaking (P160)
Schaduw markeren
(P132)
HDR (P143)
Multi exposure (P169)
Digitale zoom (P215)
Elektronische sluiter
(P196)
Aanduiding oververhitting
(P342, 355)
8
m
30
s
ラュン
335
Overige
¢1 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera ingeschakeld wordt als
de instelling van [Profiel instellen] ingesteld is.
¢2 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera ingeschakeld wordt,
nadat de klok ingesteld is en nadat van de afspeelmodus naar de opnamemodus
geschakeld is.
2
A ›
Kwaliteit (P140)
Focusmodus (P147)
šØ
AF-functie (P146)
Gezichtsherkenning
(P197)
AF-vergrendeling (P164)
Burst (P179)
Auto Bracket (P183)
Zelfontspanner (P186)
Batterij-aanduiding (P27)
Fotomodus
(fotoprioriteiten) (P233)
Optische beeldstabilisator
(P203)
Waarschuwingsbeweging
(P204)
Opnamestatus (knippert
in rood)
Focus (licht groen op.)
(P65)
Intervalopname (P189)
Histogram (P73)
989898
2
0000
2
00
2
00
6060601.71.71.7
AFSAFSAFS
L
4:3
00
AELAELAEL
BKTBKTBKT
AWBAWBAWB
ラュラュン
AFS
AFF
AFC
AFL
3
Naam
¢
1
(P202)
Aantal dagen dat verstreken is sinds de
vertrekdatum
¢
2
(P52)
Leeftijd
¢
1
(P202)
Lokatie
¢
2
(P52)
Huidige datum en tijd/: Instelling
reisbestemming
¢2
(P51)
336
Overige
¢1 Dit wordt tijdens het terugtellen weergegeven.
¢2 Het is mogelijk de display te schakelen tussen het aantal opneembare beelden en
beschikbare opnametijd met de [Rest-aanduiding] instelling in het [Voorkeuze] menu.
¢3 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden.
¢4 Alleen op de monitor weergegeven.
4
AF-zone (P65, 153)
Doel puntmeting (P168)
Zelfontspanner
¢1
(P186)
Weergave microfoonniveau
(P237)
Stille modus (P195)
AE-vergrendeling (P164)
Meetfunctie (P168)
Programmaschakeling (P91)
1.7
Lensopening (P65)
60
Sluitertijd (P65)
Waarde
belichtingscompensatie
(P166)
Helderheid (P87)
Handmatige
belichtingsassistentie (P95)
ISO-gevoeligheid (P174)
98
98
98
2
00
00
2
00
2
00
60
60
601.7
1.7
1.7
AFS
AFS
AFS
L
4:3
0
0
AEL
AEL
AEL
BKT
BKT
BKT
AWB
AWB
AWB
50
ラュ
ラュン
AEL
5
Gebruiksaanwijzing draaiknop
(P18)
Witbalansbracket (P138)
Fijnafstelling witbalans (P137)
VÐîÑ
Witbalans (P134)
Kleur (P88)
98
Aantal opneembare beelden
¢2
(P36)
Beschikbare opnametijd
¢2, 3
(P231)
Raak tab
¢4
(P17)
Raak tab
¢4
(P17, 49)
Raak tab
¢4
(P17, 88)
Raak tab
¢4
(P17, 115)
Raak tab
¢4
(P17, 110)
Raak tab
¢4
(P17, 127)
6
Belichtingsmeter (P90)
Weergave brandpuntafstand (P214)
Step Zoom (P214)
BKT
AWB
1
R8
m
30
s
337
Overige
Alleen op de monitor weergegeven.
×
×
Fn8
Fn8
Fn8Fn8
Fn9
Fn9
Fn9Fn9
Fn6
Fn6
Fn6Fn6
Fn5
Fn5
Fn5Fn5
Fn7
Fn7
Fn7Fn7
ISO
ISO
SS
SS
SS
F
F
Raak zoom (P216)
Raak sluiter (P67)
Touch AE (P171)
Peaking (P160)
Fn5 (Functieknop) (P49)
Fn6 (Functieknop) (P49)
Fn7 (Functieknop) (P49)
Fn8 (Functieknop) (P49)
Fn9 (Functieknop) (P49)
Kleur (P88)
Defocus control Functie (P86, 114)
Helderheid (P87, 115)
Type defocus ([Miniatuureffect])
(P121)
×
AE
Fn5
Fn6
Fn7
Fn8
Fn9
Eenpuntskleur (P123)
Positie van de lichtbron (P124)
Creative control bijstelling (P115)
Panorama shot-richting (P109)
Selecteert een beeldeffect (filter)
(P110)
Lensopening (P65)
Sluitertijd (P65)
ISO-gevoeligheid (P174)
Instelling microfoonniveau (P237)
F
SS
ISO
338
Overige
Opname-informatie op de monitor
¢ Het is mogelijk de display te schakelen tussen het aantal opneembare beelden en
beschikbare opnametijd met de [Rest-aanduiding] instelling in het [Voorkeuze] menu.
1
Opnamefunctie (P69)
F1.7
Lensopening (P65)
1/60 Sluitertijd (P65)
Batterij-aanduiding (P27)
2
ISO-gevoeligheid (P174)
Waarde
belichtingscompensatie
(P166)
Helderheid (P87)
Handmatige
belichtingsassistentie
(P95)
‰Œ
Flitsfunctie (P219)
Flitser (P222, 224)
F
1.7
98
AWB
1/60
0 0
0
Fn
ISO
200
Wi-Fi
L
4:3
AFSAFS
C1
EXPSEXPS
ISO
200
0
0
WL
3
Enkel (P65)
Burst (P179)
Auto Bracket (P183)
Zelfontspanner (P186)
Focusmodus (P147, 158)
šØ
AF-functie (P146)
A
Kwaliteit (P140)
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P139)
Wi-Fi Wi-Fi (P266)
Instelling functieknop
(P47)
4
Photo Style (P130)
VÐîÑ
Witbalans (P134)
Intelligent Dynamic
Range Control (P142)
Meetfunctie (P168)
98
Aantal opneembare
beelden
¢
(P36)
AFS
AFF
AFC
MF
L
4:3
Fn
AWB
1
339
Overige
In Terugspelen
1
Afspeelmodus (P245)
Beveiligd beeld (P263)
Aantal afdrukken (P261)
Ü Favorieten (P260)
å
Verbodspictogram voor
kabelloskoppeling (P326)
Films afspelen (P77)
Spelen panorama (P111)
Continu afspelen
burst-beeldengroep (P241)
Continu afspelen van
[Intervalopname]
beeldengroep (P241)
Continu afspelen van de Stop
Motion Animation-groep
(P241)
Afgedrukt met tekstaanduiding
(P251)
Verstreken afspeeltijd
¢1
(P77)
2
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P139)
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit (P228)
A ›
Kwaliteit (P140)
Batterij-aanduiding (P27)
6060
60
F1.7F1.7
F1.7
00
$:%$:%$:%
('$*('$*('$*('$*
11
1/981/981/98
2
0000
2
00
2
00
IRWRIRWRIRWR
L
4:3
PQG GJPQG GJPQG GJPQG GJ
3D
8
m
30
s
L
4:3
AVCHD
FHD
50i
1/98
Beeldnummer/Totaal
opnamen
Aantal beelden in burst
Opnametijd films
¢1
(P77)
3
Icoon voor voltooiing van
Clear Retouch (P248)
Icoon voor huidig opvragen
informatie (P343)
Afspelen (films) (P77)
Aantal dagen dat verstreken is
sinds de vertrekdatum (P52)
Weergave burst-beeldengroep
(P241)
[Intervalopname] Weergave
beeldengroep (P241)
Continu afspelen van de
stop-motion-animatiegroep
(P241)
Stille modus (P195)
Leeftijd (P202)
Meervoudig terugspelen
(P238)
Wissen (P80)
4
Naam
¢2
(P200, 202)
Locatie
¢2
(P52)
Titel
¢2
(P250)
5
Opname-informatie
¢3
IRWR
8
m
30
s
('$*
PQGGJ
340
Overige
Weergave van gedetailleerde informatie
Weergave histogram
¢1 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden.
¢2 Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [Titel], [Locatie], [Naam] ([Baby1]/[Baby2], [Huisdier]),
[Naam] ([Gezicht herk.]).
¢3 Dit wordt niet afgebeeld voor bewegende beelden die opgenomen worden in [AVCHD].
¢4 Dit wordt niet weergegeven voor films.
100-0001
F1.7
60
P
'(&
s
RGB
AFS
200
0
WBWB
ISOISO
AWB
STD.STD.STD.
L
4:3
1
Opname-informatie
Intelligent Dynamic Range
Control
¢3
(P142)
HDR
¢4
(P143)
Intelligente Resolutie (P142)
Schaduwcompensatie
¢4
(P144)
2
Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd (P51)
3
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P139)
A ›
Kwaliteit (P140)
Kleurruimte
¢4
(P145)
100-001
Map/Bestandnummer
¢3
(P324)
L
4:3
1/98
100-0001
F1.7
60
ISO
200
0
1
3
Histogram (P78)
2
Opname-informatie
¢3
1/98
Beeldnummer/Totaal opnamen
100-001
Map/Bestandnummer
¢3
(P324)
341
Overige
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[Deze foto is beveiligd]
> Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P263)
[Sommige foto’s kunnen niet gewist worden]/[Deze foto kan niet gewist worden]
Dit kenmerk kan alleen gebruikt worden voor beelden die aan de DCF-standaard voldoen.
> Voer het formatteren (P60) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz.,
bewaar te hebben.
[Kan op deze foto niet ingesteld worden]
[Titel bew.], [Tekst afdr.] of [Print inst.] kan niet ingesteld worden voor beelden die niet
gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
[Storing geheugenkaart Kaart formateren ?]
Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel.
> Er een andere kaart inzetten.
> Formatteer de kaart opnieuw met het toestel, nadat de nodige gegevens opgeslagen zijn
op een PC, enz. (P60) De gegevens zullen gewist worden.
[Lens niet herkend of opname zonder lens is uitgezet in het Custom menu]
Wanneer u een Leica-lensmontageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel) gebruikt,
[Opn. zonder lens] (P23) instellen op [ON] in het custom-menu.
[Lens niet goed aangesloten. Druk niet op lensontkoppelingsknop als lens is
aangesl.]
Maak de lens één keer los en breng hem weer aan zonder op de vrijgaveknop voor de lens te
drukken. (P22) Schakel dit toestel opnieuw in en neem contact op met de verkoper als het
nog steeds weergegeven wordt.
[Lensfout. Controleer lens of lens juist opgezet is.]
Maak de lens los van de camerabody en veeg de contacten op de lens en op de camerabody
schoon met een droog katoenen lapje. Bevestig de lens, schakel het toestel weer in en neem
contact op met de verkoper als het nog steeds weergegeven wordt.
[Lensverbinding werkt niet. Zet de camera opnieuw aan.]
Dit wordt afgebeeld wanneer de lens gestopt is met normaal werken omdat er bijvoorbeeld op
gedrukt wordt door een hand enz.
> Schakel de camera uit en weer in. Als het bericht aanhoudt, neem dan contact op met uw
verkoper of Panasonic.
342
Overige
[Storing geheugenkaart]/[Parameterfout geheugenkaart]/[Deze geheugenkaart kan
niet worden gebruikt.]
> Gebruik een kaart die met dit toestel compatibel is. (P34)
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB)
[Plaats SD-kaart opnieuw]/[Andere kaart proberen a.u.b.]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
> Voer de kaart opnieuw in.
> Er een andere kaart inzetten.
[Leesfout/Schrijffout
Controleer de geheugenkaart]
Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
> Verwijder de kaart nadat u dit toestel uitgeschakeld heeft. Plaats de kaart opnieuw,
schakel dit toestel in en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
De kaart zou stuk kunnen zijn.
> Er een andere kaart inzetten.
[Kan niet opnemen wegens incompatibele gegevensindeling (NTSC/PAL) op kaart.]
> Voer het formatteren (P60) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz.,
bewaar te hebben.
> Er een andere kaart inzetten.
[Opname bew. beelden geann. schrijfsnelheid kaart te beperkt]
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklassen met “Klasse 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt.
Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “
Klasse
4”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken
en vervolgens (P60) te formatteren.
Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen.
[Creëren van een map niet mogelijk]
U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn.
> Formatteer de kaart op dit toestel na de benodigde gegevens op een PC enz. bewaard te
hebben. (P60) Als u na het formatteren [Nr. resetten] uitvoert in het [Set-up]-menu, wordt
het mapnummer op 100 gereset. (P59)
[Opname gestopt door oververhitting. Wacht totdat de camera is afgekoeld.]/
[Wacht totdat de camera is afgekoeld.]
Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur of
door een continue opname, dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het
knipperen van [ ] zal de camera uit zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden.
Als de camera uitgeschakeld wordt, zal er niet worden kunnen opgenomen totdat deze
afgekoeld is.
343
Overige
[Beeld wordt weergegeven voor 16:9 TV]/[Beeld wordt weergegeven voor 4:3 TV]
Kies [TV-aspect] in het [Set-up] menu om de beeldverhouding van de TV te wijzigen. (P57)
Deze melding verschijnt ook als de USB-aansluitkabel alleen in de camera zit.
Als het andere uiteinde van de USB-aansluitingskabel op een PC of printer aangesloten
wordt, zal het bericht verdwijnen. (P323, 326)
[Bewerking niet mogelijk omdat er informatie wordt verwerkt.]
Als er teveel beeldbestanden zijn, kan de icoon van de informatie die op dat moment
opgevraagd wordt ([ ] of [ ]) lange tijd op het afspeelscherm weergegeven
worden. Gedurende deze tijd is het niet mogelijk te wissen en het [Afspelen]-menu te
gebruiken.
Als dit toestel uitgeschakeld wordt terwijl informatie verworven wordt, worden alleen de
beelden die de informatie reeds verworven hebben als een groep bewaard. Schakelt u het
toestel weer in, dat zal het ophalen van de informatie opnieuw vanaf hetzelfde punt van start
gaan.
[Deze batterij kan niet gebruikt worden]
Gebruik een originele Panasonic batterij. Als dit bericht zelfs weergegeven wordt wanneer
een originele Panasonic batterij gebruikt wordt, neem dan contact op met de verkoper of met
Panasonic.
Als de batterijaansluiting vuil is, reinig deze dan en neem onbekende deeltjes weg.
[Kan geen verbinding maken met draadloos toegangspunt]/[Verbinding is mislukt]/
[Kan bestemming niet vinden]
Controleer het volgende m.b.t. het draadloze toegangspunt.
> De draadloze toegangspuntinformatie dat ingesteld is op dit apparaat is verkeerd.
Controleer het authentificatietype, encryptietype en de encryptiesleutel. (P303)
> Stroom van het draadloze toegangspunt staat niet aan.
> Instelling van het draadloze toegangspunt is niet ondersteund door dit apparaat.
Controleer de netwerkinstelling van de bestemming.
Radiogolven vanaf andere inrichtingen kunnen de verbinding naar een draadloos
toegangspunt blokkeren. Controleer andere inrichtingen die verbonden zijn met het draadloze
toegangspunt en inrichtingen die de 2,4 GHz band gebruiken.
[Geen foto om te versturen]
Dit wordt weergegeven wanneer er geen beeld te verzenden is wegens de restrictie van de
bestemming.
Controleer het bestandsformaat van het te versturen beeld. (P277, 281, 282, 285, 289, 293)
[Verbinding mislukt. Probeer het opnieuw over enkele minuten.]/
[Netwerkverbinding verbroken. Het overzetten is gestopt.]
Radiogolven afkomstig van het draadloze toegangspunt worden zwak. Voer de verbinding
dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt uit.
Er is geen antwoord van de server of het heeft de communicatie-verwerkingstijd
overschreven. Probeer later opnieuw.
Afhankelijk van het draadloze toegangspunt zou verbinding automatisch verbroken kunnen
worden nadat er een specifieke tijd om is. Maak de verbinding opnieuw.
344
Overige
[Uploaden naar cloudmap is beschikbaar als de cloud-synchronisatie is ingesteld
op apparaten met een downloadfunctie, zoals PC of smartphone.]
De apparaten die beelden uit een cloudmap donwloaden, worden niet geregistreerd.
Voer de Cloud Sync. instelling uit. Configureer de instellingen op een PC met
PHOTOfunSTUDIO” of op een smartphone/tablet met “Image App”. Raadpleeg P293 voor
details over [Cloud-synchr. service].
[De verbinding is mislukt]
Controleer het volgende inzake smartphones/tablets waarmee u verbinding wenst te maken.
> De smartphone/tablet werkt niet.
> Verander het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken in de Wi-Fi-instellingen in
de smartphone/tablet.
> Er is geen vrije opslagruimte op de smartphone/tablet.
[Aanmelding is mislukt. Controleer de aanmeldings-ID en het wachtwoord.]
Login ID of wachtwoord voor de “LUMIX CLUB” is niet correct. Voer het alstublieft opnieuw in.
Als u de login ID of het wachtwoord vergeten bent, vindt u de nodige informatie op het
loginscherm van de “LUMIX CLUB”-website.
[Sommige bestanden kunnen niet worden verstuurd vanwege een beperking op
het doelapparaat.]/[Het overzetten is voltooid. Sommige bestanden zijn niet
verstuurd vanwege een beperking op het doelapparaat.]
Controleer het bestandsformaat van het te versturen beeld. (P277, 281, 282, 285, 289, 293)
Versturen van films kan mislukken als de bestandsgrootte te veel bedraagt. Split de film m.b.v.
[Splits video]. (P254)
[Niet beschikbaar. Stel de instellingen voor aanmelden in op de website van LUMIX
CLUB.]
Log in bij de “LUMIX CLUB” vanaf uw smartphone/tablet of PC en stel de login-details van de
webservice van bestemming in.
[Sharing-diensten voor foto's en video's kunnen niet tegelijk worden
geselecteerd.]
webservices die alleen ontworpen zijn voor beelden en webservices die ontworpen zijn voor
films kunnen niet tegelijkertijd geselecteerd worden. Haal het vinkje weg bij één van de
diensten.
[Kan IP-adres niet verkrijgen. Stel de IP-adresinstelling van het draadloze
toegangspunt in op DHCP.]
Schakel de DHCP-instellingen van het IP-adres van de verbonden toegangspunten in.
[Kan geen verbinding maken met de server.]
Als een bericht weergegeven wordt waarmee verzocht wordt het root-certificaat te updaten,
ga dan akkoord met het updaten van het root-certificaat.
345
Overige
Menulijst
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
In dit menu kunt u de beeldverhouding, het aantal pixels en andere aspecten van de
beelden die u aan het opnemen bent instellen.
[Fotostijl], [Meetfunctie], [Schaduw markeren], [Int.dynamiek], [I.resolutie] en [Dig. zoom]
maken onderdeel uit van zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu. Het
veranderen van deze instellingen in één van deze menu’s wordt weerspiegeld in het andere
menu.
[Opname] P345 [Bewegend beeld] P348
[Voorkeuze] P349 [Set-up] P352
[Afspelen] P354
[Opname]
[Fotostijl]
U kunt effecten selecteren om af te stemmen op het
soort beeld dat u wenst te maken. U kunt de kleur- en
beeldkwaliteit van de effecten aanpassen.
P130
[Aspectratio] Stelt de beeldverhouding van het beeld in. P139
[Fotoresolutie] Stel het aantal pixels in. P139
[Kwaliteit]
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden
opgeslagen moeten worden.
P140
[Meetfunctie]
Stelt de comptabele lichtmetingsmethode in voor het
meten van helderheid.
P168
[Burstsnelh.]
Stelt de burstsnelheid in voor de burstopname.
P179
[Auto bracket]
Stelt enkele/burst-opnames, het compensatiebereik en
de opnamesequentie voor Auto Bracket-opnames in.
P183
[Zelf ontsp.]
Stelt de manier in waarop de zelfontspanner werkt.
P186
[Schaduw markeren]
U kunt de helderheid van heldere en donkere
gedeeltes van een beeld bijstellen terwijl u de
helderheid op het scherm controleert.
P132
[Int.dynamiek]
(bediening van het
intelligente dynamische
bereik)
Stelt het contrast en de belichting in.
P142
[I.resolutie]
Neemt beelden op met gedefinieerde omtrekken wat
voor een groter gevoel van duidelijkheid zorgt.
P142
[HDR]
U kunt 3 beelden met verschillende niveaus van belichting
in een enkel beeld combineren met rijke schakeringen.
P143
346
Overige
[Multi-belicht.]
Heeft een effect als multi-belichting tot gevolg.
(equivalent aan tot 4 keer voor een afzonderlijk beeld)
P169
[Intervalopname]
U kunt de starttijd van de opname, het opname-interval en
het aantal beelden instellen en automatisch onderwerpen
opnemen zoals dieren en planten, terwijl de tijd verstrijkt.
P189
[Stop-motionanimatie]
Een stop-motionbeeld wordt gecreëerd door beelden
samen te voegen.
P191
[Panorama-instellingen]
Stelt de opnamerichting en het beeldeffect in voor
panorama-opnames.
P109
[Elektronische sluiter]
Het sluitergeluid kan uitgeschakeld worden voor
opnames in een stille omgeving.
P196
[Sluitervertraging]
Om het effect van trillende handen te reduceren, wordt
de sluiter losgelaten nadat een gespecificeerde tijd
verstreken is nadat op de sluiterknop gedrukt werd.
P209
[Flitser]
Stelt de manier waarop de flitser werkt in.
P219
[Rode-ogencorr]
Spoort automatisch rode ogen op die veroorzaak zijn door
de flits en corrigeert de beeldgegevens overeenkomstig.
P227
[ISO-limiet]
Wanneer de ISO-gevoeligheid ingesteld is op [AUTO]
of [ ], is er een optimale ISO-gevoeligheid ingesteld
met de geselecteerde waarde als een bovengrens.
P176
[ISO-verhoging]
De instellingen van de waarden van de ISO-gevoeligheid
veranderen in stappen van 1/3 EV of 1 EV.
P176
[Uitgebreide ISO]
De ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden tot een
minimum van [ISO125].
P177
[Lang sl.n.red]
U kunt het geluid wegnemen dat veroorzaakt werd
door het opnemen met een lagere sluitertijd.
P144
[Schaduwcomp.]
Als schermomtrek donkerder wordt als een resultaat
van de lenskenmerken, zal de helderheid in deze regio
gecorrigeerd worden.
P144
[Ex. tele conv.]
Wanneer het aantal pixels ingesteld is op iets anders
dan [L], wordt het Tele-effect vergroot zonder dat de
beeldkwaliteit verslechtert.
P211
[Dig. zoom]
Doet het Tele-effect toenemen. Hoe hoger het
vergrotingsniveau, hoe groter de verslechteringsgraad
van de beeldkwaliteit.
P215
347
Overige
[Kleurruimte]
Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren
van opgeslagen beelden op de PC, een printer enz.
P145
[Stabilisatie]
Wanneer er toestelschudding opgemerkt wordt tijdens
het opnemen, corrigeert de camera dit automatisch.
P203
[Gezicht herk.]
Stelt de focus en de belichting automatisch in, de
prioriteit gevend aan geregistreerde gezichten.
P197
[Profiel instellen]
Als u de naam en verjaardag van uw kind of huisdier
van tevoren instelt, dan kunt u hun naam en leeftijd in
maanden en jaren op de foto's opnemen.
P202
348
Overige
Dit menu laat u de [Opname-indeling], [Opn. kwaliteit], en andere aspecten voor
filmopnames instellen.
[Fotostijl], [Meetfunctie], [Schaduw markeren], [Int.dynamiek], [I.resolutie] en [Dig. zoom]
maken onderdeel uit van zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu. Het
veranderen van deze instellingen in één van deze menu’s wordt weerspiegeld in het andere
menu.
Raadpleeg voor details de uitleg van de overeenkomstige instelling in het [Opname]-menu.
[Bewegend beeld]
[Opname-indeling]
Stelt het bestandsformaat in voor de video’s die u
maakt.
P228
[Opn. kwaliteit] Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op. P228
[Belicht.stand]
Selecteert de methode voor de instelling van de
lensopeningwaarde en de sluitertijd in de Creative
Motion Picture modus.
P125
[Foto/film]
Stelt de opnamemethode in voor foto’s tijdens het
opnemen van video’s.
P233
[Continu AF]
Gaat door met het scherpstellen op het onderwerp
waarvoor de focus verkregen is.
P230
[Highlight opn.]
De met wit verzadigde zones zullen zwart en wit
knipperen.
P236
[Ex. tele conv.]
Vergroot het tele-effect.
P211
[Antiflikkering]
De sluitersnelheid kan vastgezet worden om flikkeren
van of strepen in het bewegende beeld te reduceren.
P236
[Stille bediening]
Maakt aanraakbediening voor geruisloos gebruik
mogelijk wanneer u een film opneemt.
P127
[Micr. weerg.]
Stel in of de microfoonniveaus el of niet op het
opnamescherm weergegeven moeten worden.
P237
[Micr. instellen]
Stel het ingangsniveau van het geluid in op
4 verschillende niveaus.
P237
[Windreductie]
Dit voorkomt automatisch dat windruis opgenomen
wordt.
P237
349
Overige
De werking van het toestel, zoals het weergeven van het beeldscherm en de werking van
de knoppen, kan naar goeddunken ingesteld worden. Het is bovendien mogelijk om de
gewijzigde instellingen te registreren.
[Voorkeuze]
[Geh voorkeursinst.]
Registreert de huidige camera-instellingen als
standaardinstelling.
P128
[Stille modus]
Schakelt werkgeluiden en verlichting in een keer uit.
P195
[AF/AE vergrend.]
Stelt de vastgestelde inhoud voor het scherpstellen en
de belichting in wanneer de AF/AE-vergrendeling
ingeschakeld is.
P164
[AE-vergr.-vast]
Hiermee wordt de werking van de [AF/AE LOCK] knop
ingesteld als u een foto maakt met een vaste
scherpstelling of belichting.
P165
[Sluiter-focus]
Instellen of de focus wel of niet automatisch bijgesteld
wordt als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
P156
[Ontsp. knop half indr.]
De sluiter zal onmiddellijk afgaan als de sluiterknop tot
halverwege ingedrukt wordt.
P156
[AFS/AFF/AFC]
Stelt de focusmethode in.
P147
[Quick AF]
Versnelt het scherpstellen dat plaatsvindt wanneer u de
ontspanknop indrukt.
P156
[Oogsensor AF]
De camera stelt het brandpunt automatisch in als de
oogsensor actief is.
P64
[Spot AF tijd]
Stelt in hoe lang het scherm vergoot wordt wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt met de Auto
Focus Mode ingesteld op [ ].
P155
[AF ass. lamp]
AF-assist lamp zal het onderwerp oplichten wanneer
de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt om het zo
gemakkelijker te maken om te focussen wanneer er in
omstandigheden van weinig licht opgenomen wordt.
P157
[Direct focuspunt]
Verplaatst de AF-zone of MF-assist m.b.v. de
cursorknop wanneer u opneemt.
P155,
P161
[Prio. focus/ontspan]
Als deze wordt ingesteld, kunnen er geen opnamen
worden gemaakt als de opname niet scherp is.
P157
[AF+MF]
U kunt de focus handmatig instellen nadat de
automatische focus beëindigd is.
P157
[MF assist]
Stelt de weergavemethode van MF Assist in (vergroot
scherm).
P159
350
Overige
[MF-gids]
Wanneer u de focus handmatig instelt, wordt er een
MF-gids die het u toelaat de richting te controleren voor
het verkrijgen van de focus afgebeeld.
P158
[Peaking]
De scherp gestelde delen worden geaccentueerd als
het scherpstellen handmatig plaatsvindt.
P160
[Histogram]
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet
af te beelden.
P73
[Richtlijnen]
Dit zal het patroon van de richtlijnen instellen dat
weergegeven wordt wanneer een foto genomen wordt.
P73
[Highlight]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd
is of wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte
verzadigde zones die in het zwart en wit knipperen.
P79
[Constant preview]
In de handmatige belichtingsmodus kunt u de effecten
van de gekozen lensopening en sluitertijd op het
opnamescherm controleren.
P96
[Lichtmeter]
Stel in of u de belichtingsmeter al dan niet wilt weergeven.
P90
[Draaiknop gids]
Stel in of u de gids voor de bediening van de
functieknop al dan niet wenst weer te geven.
P18
[LVF disp. stijl]
Hiermee zal de weergavestijl van de zoeker ingesteld
worden.
P72
[Scherm disp. stijl]
Hiermee zal de weergavestijl van de monitor ingesteld
worden.
P71
[Scherm info stijl] Toont het scherm van de opname-informatie. P73
[Opn.gebied]
Dit verandert de zichthoek tijdens de bewegende
beeldopname en stilstaande beeldopname.
P231
[Rest-aanduiding]
Dit zal van display schakelen tussen het aantal
opneembare beelden en beschikbare opnametijd.
P37
[Auto review]
Stel de tijdsduur in waarna het beeld afgespeeld wordt
nadat het opgenomen is.
P66
[Fn knopinstelling]
U kunt veelgebruikte functies aan specifieke knoppen
en iconen toekennen.
P47
[Q.MENU]
Inschakelen van de instellingsmethode van het Quick Menu.
P44
[Instellingen wieltje]
Verandert de werkwijze van de modusknop op de
voorkant en de modusknop op de achterkant.
P19
351
Overige
[Videotoets] Stelt de bewegende beeldknop in/buiten werking. P231
[Powerzoomlens]
Stelt de schermweergave en lenshandelingen in
wanneer er een onderling verwisselbare lens gebruikt
wordt die compatibel is met de stroomzoom (elektrisch
gehanteerde zoom).
P214
[Oogsensor]
Dit zal de gevoeligheid van de oogsensor instellen.
Hiermee wordt ingesteld of de display wel of niet
automatisch van de Monitor naar de Zoeker
geschakeld moet worden wanneer uw oog of een
voorwerp dichter naar de oogsensor gebracht wordt.
P63
[Touch inst.]
Schakelt de bediening door aanraking in/uit.
P17
[Touch scrollen]
Hiermee kunt u de snelheid van continu vooruit of
achteruit spoelen van de beelden instellen met gebruik
van de bediening door aanraking.
P75
[Menugids]
Stelt het beeldscherm in dat weergegeven wordt als de
modusknop op en gezet is.
P70
[Opn. zonder lens]
Stelt in of de sluiter al dan niet vrijgegeven kan worden
als geen lens op de body aangebracht is.
P23
352
Overige
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de toon van de werkingspiep selecteren en
andere instellingen die het gemakkelijker voor u maken om de camera te hanteren maken.
U kunt ook de instellingen van de functies die met Wi-Fi verband houden configureren.
[Set-up]
[Klokinst.]
De datum en de tijd instellen.
P38
[Wereldtijd]
Stelt de tijden in voor de regio waar u woont en uw
vakantiebestemming.
P51
[Reisdatum]
De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis, evenals
de naam van de reisbestemming, kunnen ingesteld worden.
P52
[Wi-Fi] Configureer alle instellingen voor de Wi-Fi-functies. P309
[Toon]
Stel het volume in voor elektronische geluiden en voor
het elektronische sluitergeluid.
P53
[Luidsprekervolume]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de
7 niveaus.
P53
[Scherm]/[Zoeker]
De helderheid, kleur of de rode of blauwe tint van de
monitor/zoeker worden ingesteld.
P53
[Helderheid scherm]
Stelt de helderheid van de monitor in om deze aan te
passen aan de hoeveelheid omringend licht.
P54
[Besparing]
Onderdrukt het stroomverbruik van het toestel om te
voorkomen dat de batterij leeg geraakt.
P55
[USB mode]
Stelt de communicatiemethode in wanneer er aangesloten
wordt m.b.v. de USB-aansluitkabel (bijgeleverd).
P56
[Output]
Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een
televisie, enz., aangesloten moet worden.
P57
[VIERA link]
Apparatuur dat de VIERA-link automatisch zal verbinden.
P58
[3D-weergave]
Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden.
P58
[Menu hervat.]
Bewaart voor ieder menu de locatie van het laatste
gebruikte menu-item.
P58
[Achtergrondkleur]
Stelt de achtergrondkleur van het menuscherm in.
P42
[Menu-informatie]
De beschrijving van de menu-items of van de instellingen
daarvan worden op het menuscherm weergegeven.
P58
353
Overige
[Taal] De taal op het scherm instellen. P59
[Versie disp.]
Dit maakt het mogelijk de versies van het bedrijfwaren
van het toestel en de lens te controleren.
P59
[Belichtingscomp.
reset]
Een belichtingswaarde kan gereset worden als de
opnamemodus veranderd wordt of als de camera wordt
uitgeschakeld.
P59
[Zelf ontsp. auto uit]
Stel in om de zelfontspanner al dan niet te annuleren
als dit toestel uitgeschakeld wordt.
P59
[Nr. resetten]
Doet het beeldbestandnummer terugkeren naar 0001.
P59
[Resetten]
De instellingen van de opname of van instellingen/
custom worden weer op de fabriekswaarden gezet.
P59
[Wi-Fi resetten]
Reset alle instellingen in het [Wi-Fi] menu opnieuw in
op de standaardinstellingen van de fabriek.
(uitgezonderd [LUMIX CLUB])
P60
[Pixelverbeter.]
Het zal de optimalisering van het beeldsysteem en de
beeldverwerking uitvoeren.
P60
[Sensorreiniging]
Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan
de voorkant van de beeldinrichting zijn blijven zitten
wordt uitgevoerd.
P60
[Formatteren]
De kaart wordt geformatteerd.
P60
354
Overige
Dit menu laat u de Bescherming, Knip- of Afdrukinstellingen, enz. van gemaakte beelden instellen.
[Afspelen]
[2D/3D-inst.]
Schakelt de afspeelmethode voor 3D-beelden.
P241
[Diashow]
Selecteert het soort enz. van de beelden en speelt
deze in volgorde af.
P242
[Afspeelfunctie]
Selecteert het soort enz. van de beelden en speelt
alleen bepaalde beelden af.
P245
[Locatie vermelden]
De locatie-informatie (lengte-/breedtegraad) die vereist
wordt door de smartphone/tablet kan naar de camera
gezonden worden en op de beelden geschreven worden.
P247
[Retouche wissen]
U kunt onnodige delen die op de opgenomen beelden
geregistreerd zijn wissen.
P248
[Titel bew.]
Voer teksten (commentaar) in op de gemaakte beelden.
P250
[Tekst afdr.]
Drukt de gemaakte beelden af met opnamedatum
en -tijd, namen, reisbestemming, reisdatum, enz.
P251
[Splits video]
Deelt het gemaakte beeld in twee.
P254
[Intervalvideo]
Creëert een film uit een reeks groepsbeelden die met
[Intervalopname] opgenomen zijn.
P255
[Stop-motionvideo] Creëert een film uit de stop-animatiegroep. P256
[Nw. rs.] Reduceert de beeldgrootte (aantal pixels). P257
[Bijsnijden] Knipt het gemaakte beeld. P258
[Roteren] Draai beelden handmatig in stappen van 90o. P259
[Scherm roteren]
Deze modus biedt u de mogelijkheid beelden verticaal
weer te geven als deze gemaakt zijn met het verticaal
gehouden toestel.
P259
[Favorieten]
Er kunnen tekens aan de beelden toegevoegd worden
en beelden kunnen als favorieten ingesteld worden.
P260
[Print inst.]
Stelt de beelden en het aantal beelden in voor afdrukken.
P261
[Beveiligen]
Beschermt beelden om per ongeluk wissen te voorkomen.
P263
[Gez.herk. bew.]
Verwijdert of verandert informatie m.b.t. persoonsidentiteit.
P264
[Wissen bevestigen]
Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste
geaccentueerd wordt als het bevestigingsscherm voor
het wissen van een foto weergegeven wordt.
P264
355
Overige
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P355370).
De batterij is op. De batterij opladen.
Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Besparing], enz. (P55)
Als u aansluit op een TV die compatibel is met VIERA Link, met een HDMI-minikabel, en u
schakelt de TV uit met de afstandsbediening van de TV, dan wordt ook dit toestel
uitgeschakeld.
> Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA link] dan op [OFF]. (P58)
Plaats de batterij correct en volledig naar binnen. (P32)
Wordt er een Wi-Fi-verbinding gebruikt gedurende een lange tijd? De batterij kan snel leeg
raken wanneer deze verbonden is aan Wi-Fi.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Besparing], enz. (P55)
> Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur of
door een continue opname, dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het
knipperen van [ ] zal de camera uit zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden.
Als de camera uitgeschakeld wordt, zal er niet worden kunnen opgenomen totdat deze
afgekoeld is.
Als het probleem niet wordt verholpen, kan het mogelijk worden verminderd door
[Resetten] (P59) in het [Set-up]-menu te selecteren.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld.
Kaart-/batterijklep sluit niet.
De batterij raakt te snel leeg.
Opnemen
Dit toestel schakelt tijdens een opname plotseling uit.
356
Overige
Is het onderwerp scherpgesteld?
> [Prio. focus/ontspan] is ingesteld op [FOCUS] op het moment van aanschaf en u kunt geen
beelden maken totdat er scherpgesteld is op het onderwerp. Als u in staat wilt zijn een
beeld te maken wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt zelfs als er nog niet geheel
scherpgesteld is op het onderwerp, dient u [Prio. focus/ontspan] in het [Voorkeuze] menu in
te stellen op [RELEASE]. (P157)
De opname lijkt misschien witachtig als er vingerafdrukken of iets dergelijks op de lens of
beeldsensor terecht zijn gekomen.
> Als de lens vuil is, schakelt u het toestel uit en veegt u de lens vervolgens zachtjes schoon
met een zachte, droge doek.
> Raadpleeg P372 als de beeldsensor vuil geworden is.
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P166)
Als de AE-vergrendleling (P164) onjuist toegepast?
> De witbalansbracketinstellingen ongedaan maken (P138).
Is Burst (P179) of Auto Bracket (P183) ingesteld?
> Zet de drivemodus op Enkel. (P65)
Is de zelfontspanner (P186) op [ ] gezet?
Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P66)
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P204)
Staat [Prio. focus/ontspan] in het [Voorkeuze]-menu op [RELEASE]? (P157)
In dit geval kan het zijn dat het brandpunt zelfs niet verkregen wordt als de hendel van de
focusmodus op [AF] gezet is.
Staat [Sluiter-focus] in het [Voorkeuze] menu op [OFF]? (P156)
Is de AF-vergrendeling (P164) onjuist toegepast?
Fotograferen is niet mogelijk.
De sluiter zal niet onmiddellijk in werking treden wanneer er op de ontspanknop
gedrukt wordt.
Het opgenomen beeld is witachtig.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
Het object is niet goed scherp.
357
Overige
De sluitertijd wordt trager en de optische beeldstabilisatorfunctie werkt mogelijk vooral niet
goed wanneer u opnamen op donkere plaatsen maakt.
> We raden aan het toestel stevig vast te houden met beide handen wanneer u beelden
maakt. (P62)
> Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P186) te gebruiken wanneer u opnamen
maakt met een langzame sluitertijd.
Is er nog geheugen op de kaart beschikbaar?
Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam?
([Gevoeligheid] is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal er als u
binnenshuis, enz. beelden maakt etc. ruis verschijnen.)
> Verlaag de ISO-gevoeligheid. (P174)
> Verhoog de instelling voor [Ruisreductie] in [Fotostijl] of verlaag de instelling voor ieder van
de items behalve [Ruisreductie]. (P130)
> Beelden op heldere plekken maken.
> Zet de [Lang sl.n.red] op [ON]. (P144)
Is [Fotoresolutie] (P139) of [Kwaliteit] (P140) laag ingesteld?
Is [Dig. zoom] ingesteld? (P215)
Het opgenomen beeld is wazig. De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt met behulp van witbalansbracket.
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
Er kunnen strepen of beeldflikkering verschijnen onder verlichting zoals
fluorescente verlichting en LED-verlichting-inrichting.
Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de
pickupsensoren van de camera.
Dit is geen storing.
Wanneer u aanzienlijke flikkering of strepen opmerkt tijdens het maken
van een video, kunt u deze beeldflikkering of de strepen verminderen
door de sluitertijd [Antiflikkering] (P236) en de sluitertijd vast te stellen.
Het is mogelijk een sluitertijd te selecteren vanaf [1/50], [1/60], [1/100]
of [1/120].
U kunt de sluitertijd met de hand instellen in de Creative Motion Picture
modus. (P125)
358
Overige
Wanneer u onder fluorescente of LED-verlichting enz. opneemt, zou het verhogen van de
sluitertijd kleine veranderingen m.b.t. de helderheid en de kleur met zich mee kunnen brengen.
Deze veranderingen zijn een resultaat van de eigenschappen van de lichtbron en duiden niet
op storing.
Wanneer u onderwerpen opneemt op extreem heldere plekken of onder fluorescente
verlichting, LED-verlichting, een kwiklamp, natriumverlichting enz., zouden de kleuren en de
schermhelderheid kunnen veranderen of zouden er horizontale strepen kunnen verschijnen op
het scherm.
Er kunnen defecte pixels in de beeldsensor zijn, Voer [Pixelverbeter.] (P60) uit.
Bevindt u zich in de operatie van belichtingcompensatie?
> Druk op de functieknop achterop om te schakelen naar Belichtingscompensatie-werking.
(P166)
Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat
verschilt van de omliggende kleur. (P150)
Dekt uw vinger de luidspreker af? (P13)
Als de camera langzaam bewogen wordt, heeft de camera aangenomen dat de
camerabeweging gestopt werd en de foto-opname beëindigd werd.
Als het toestel hevig geschud wordt in de opnamerichting terwijl de camera bewogen wordt,
wordt de opname beëindigd.
De helderheid van de tint van het gemaakte beelden verschilt van de eigenlijke
scène.
Er wordt een helder punt dat zich niet in het onderwerp bevindt opgenomen.
U kunt de belichting niet compenseren.
Onderwerp kan niet vergrendeld worden.
(AF-opsporing niet mogelijk)
Het operatiegeluid is gering.
De opname met [Panorama-opname] in de Scene Guide modus stopt
halverwege.
359
Overige
Misschien bent u korte tijd niet in staat om opnames te maken wanneer u dit toestel net
ingeschakeld heeft of wanneer u een kaart met grote capaciteit gebruikt.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklassen met “Klasse 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt.
Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen.
>
Als het opnemen van een video stopt tijdens het gebruik van een kaart van minstens
“Klasse 4”, als u een kaart gebruikt waarop herhaaldelijk gegevens opgenomen en gewist zijn,
dan wel een kaart die op een PC of op andere apparatuur geformatteerd werd, zal de snelheid
van het schrijven van de gegevens lager zijn. In zulke gevallen, raden we aan dat u een
back-up maakt van de gegevens en vervolgens de kaart in dit apparaat formatteert (P60).
Als een video opgenomen wordt, kan het beeldscherm na zekere tijd donker worden, om het
verbruik van de batterij te reduceren, maar dit zal niet van invloed zijn op de opgenomen video.
Het scherm zou tijdelijk zwart kunnen worden of het apparaat zou lawaai op kunnen nemen
wegens statische elektriciteit of elektromagnetische golven enz. afhankelijk van de omgeving
van de bewegende beeldopname.
Het voorwerp lijkt enigszins verdrongen wanneer deze zeer snel over het beeld beweegt, maar
dit komt doordat het toestel MOS gebruikt voor de beeldsensor. Dit is geen storing.
Tijdens het maken van video-opnames in een stille omgeving kan het geluid van het diafragma
en de scherpstelling in opgenomen worden, afhankelijk van de gebruikte lenzen. Dit is geen
defect. Tijdens het opnemen van video’s kan de werking van de scherpstelling op [OFF] gezet
worden met [Continu AF] (P230).
Als u tijdens het opnemen van een film de zoomfunctie, knoppen of modusknoppen gebruikt,
kan het zijn dat de werkgeluiden opgenomen worden. Er wordt aanbevolen om [Stille
bediening] te gebruiken als u zich zorgen maakt om werkgeluiden. (P127)
Tijdens het opnemen van video’s kan het afsluiten van de opening van de microfoon met een vinger het
niveau van de opgenomen audio verlagen of kan het zijn dat de audio geheel niet opgenomen wordt.
Wees ook voorzichtig omdat het werkgeluid van de lenzen gemakkelijk opgenomen kan worden.
Bewegende beelden
Opnemen video's is niet mogelijk.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
Als u een video opneemt, kan het beeldscherm donker worden.
Het beeldscherm kan tijdelijk uitvallen, of het toestel kan geluid ruis opnemen.
Het voorwerp lijkt verdrongen.
Bij video’s worden afwijkende klik- en zoemgeluiden opgenomen.
Het opgenomen geluid is heel zacht.
360
Overige
Afhankelijk van de lens die wordt gebruikt, lijken opnamen mogelijk iets scheef of is er kleur
zichtbaar in de hoeken, afhankelijk van de zoomfactor; dit komt door de eigenschappen van de
lens. De randen van het beeld kunnen ook scheef lijken omdat het perspectief groter is
wanneer de groothoek wordt gebruikt. Dit is geen storing.
De optische beeldstabilisatorfunctie van de onderling verwisselbare lens (H-FS1442A) werkt
alleen correct met camera's die de functie ondersteunen.
> Als oudere digitale toestellen van Panasonic (DMC-GF1, DMC-GH1, DMC-G1) gebruikt
worden, kunnen [Stabilisatie] in het [Opname]-menu (P203) niet op [OFF] gezet worden. Er
wordt aanbevolen om een update van de firmware van de digitale camera op de volgende
website uit te voeren.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/download/
> Als u deze lens gebruikt met een ander merk digitale camera, zal de optische
beeldstabilisatorfunctie niet werken (met ingang van augustus 2013).
Neem voor details contact op met het respectievelijke bedrijf.
Is de flits gesloten?
> Schuif de openingshendel van de flitser open om de flitser te openen. (P217)
Is [Elektronische sluiter] op [ON] gezet?
> Als [Elektronische sluiter] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet geactiveerd. (P196)
Is [Stille modus] op [ON] gezet?
> Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet geactiveerd. (P195)
(Behalve als [Flitser functie] in [Flash] op [MANUAL] gezet is) De flitser wordt 2 keer
geactiveerd. De tussentijd tussen de eerste en de tweede flits is langer wanneer de
Rode-ogenreductie (P219) ingesteld is, dus moet het onderwerp niet bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd wordt.
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
Als de lens op een andere digitale camera bevestigd wordt, kan de
stabilisatiefunctie niet uitgeschakeld worden of kan het zijn dat deze functie niet
werkt.
Flits
De flits is niet geactiveerd.
De flits wordt 2 keer geactiveerd.
361
Overige
Als gedurende de ingestelde tijdsduur geen handelingen uitgevoerd worden, wordt [Auto
scherm uit] (P55) geactiveerd en schakelt de monitor uit.
Als een voorwerp of uw hand zich vlakbij de oogsensor bevinden, kan het zijn dat de
monitorweergave naar de zoekerweergave overschakelt. (P63)
Controleer de [Helderheid scherm]-instelling. (P54)
Voer de [Scherm]/[Zoeker] uit (P53).
Dit gebeurt door het veranderen van de lensopening wanneer de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt, of wanneer de helderheid van het onderwerp verandert. Dit is geen storing.
Dit kan vaker gebeuren als een heldere lens, zoals de onderling verwisselbare lens (H-H020A),
gebruikt wordt voor opnames in een helder verlichten buitenomgeving.
Verschijnt het beeld op de zoeker?
> Druk op [LVF] om naar het display van de monitor te schakelen. (P63)
Is de monitor uitgeschakeld?
> Druk op [DISP.] om de weergave te wisselen. (P71)
Dit wordt alleen op de monitor weergegeven als de camera op een PC of printer aangesloten
is.
Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
Dit is geen storing.
Als de camera aan stoten of schokken blootgesteld wordt, kan het zijn dat het beeld op de
monitor even schudt.
Monitor/Zoeker
De monitor/zoeker gaat uit hoewel het toestel ingeschakeld is.
De monitor/zoeker is te helder of te donker.
Het kan even flikkeren of de helderheid van het beeldscherm kan even aanzienlijk
veranderen.
Het beeld verschijnt niet op de monitor.
De monitor en de zoeker worden niet ingeschakeld wanneer op [LVF] gedrukt
wordt.
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene punten op de monitor.
Het beeld op de monitor schudt even tijdens de opname.
362
Overige
Op donkere plekken kan ruis optreden om de helderheid van de monitor te behouden.
Dit is een eigenschap van het aandrijfsysteem van de zoeker van dit toestel en geen storing. Er
zal geen probleem zijn met het opgenomen beeld.
Als deze op [OFF] staat, kunt u beelden weergeven zonder dat ze gedraaid zijn [Scherm
roteren] (P259).
U kunt beelden draaien met de [Roteren] functie. (P259)
Hebt u op [(] gedrukt?
Is de kaart ingevoerd?
Staat er een opname op de kaart?
Is dit een map of een beeld die in de PC verwerkt werd? Is dat het geval, dan kan het niet met
dit toestel worden afgespeeld.
> Er wordt aangeraden om de “PHOTOfunSTUDIO” software te gebruiken die op de
(bijgeleverde) CD-ROM staat om de beelden van de PC naar de kaart te schrijven.
Is [Afspeelfunctie] ingesteld voor afspelen?
> Veranderen naar [Normaal afsp.]. (P245)
Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P60)
(Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te herstellen.
Controleer daarom goed voordat u formatteert.)
Er verschijnt ruis op de monitor.
U ziet rode, groene of blauwe flitsen wanneer u uw ogen verplaatst in de zoeker
of wanneer de camera snel bewogen wordt.
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt is niet gedraaid of is gedraaid in een
onverwachte richting, wanneer afgebeeld.
De opname wordt niet teruggespeeld.
Er zijn geen gemaakte beelden.
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [] en het
scherm wordt zwart.
363
Overige
Dekt iets de luidspreker af? (P13)
Is de klok van de camera goed ingesteld? (P38)
Beelden die op een PC zijn bewerkt of beelden die met andere camera's zijn opgenomen,
geven tijdens de kalenderweergave mogelijk een andere datum weer dan de opnamedatum.
Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden
afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Wanneer de Rode-ogenverwijdering ([ ], [ ]) in werking is, en u fotografeert een rood
onderwerp dat omgeven is door een huidachtige kleur, dan kan dat rode gedeelte door de
rode-ogenverwijdering in zwart gecorrigeerd worden.
> Er wordt aanbevolen om de beelden op te nemen met gesloten flitser en met de Flitsfunctie
op [], of [Rode-ogencorr] ingesteld op [OFF]. (P227)
Bewegende beelden opgenomen in [AVCHD] of [MP4] zouden afgespeeld kunnen worden met
slechte beeld- of geluidkwaliteit of het afspelen zou niet mogelijk kunnen zijn zelfs wanneer er
afgespeeld wordt met apparatuur, dat compatibel is met deze formaten. Tevens zou de
opname-informatie niet juist afgespeeld kunnen worden.
Het afspeelgeluid of het werkgeluid is te laag.
Beelden met een andere datum dan de opnamedatum worden weergegeven in de
kalenderweergave.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis,
zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt
doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing.
Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en hun
positie verschillen in elk beeld.
[Weergave thumbnail] verschijnt op het scherm.
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
Films die met dit model opgenomen zijn, kunnen niet op andere apparaten
afgespeeld worden.
364
Overige
Gebruik binnen het communicatiebereik van het draadloze LAN-netwerk.
Verbindingstypes en veiligheidsinstellingmethodes verschillen afhankelijk van het draadloze
toegangspunt.
> Verwijs naar de bedrijfsinstructies van het draadloze toegangspunt.
Wanneer de radiogolven onderbroken worden, kan de conditie verbeteren door de locatie te
verplaatsen of de hoek te veranderen van het draadloze toegangspunt.
Er zou niet automatisch verbonden kunnen worden wanneer de netwerk SSID van het
draadloze toegangspunt niet ingesteld is op uitzenden.
> Stel de netwerk SSID van het draadloze toegangspunt in op uitzenden.
Bevindt zich er een inrichting, zoals een microwave-oven, een draadloze telefoon, enz., die
2,4 GHz frequentie hanteert in de buurt?
> Radiogolven kunnen onderbroken worden wanneer deze tegelijk gebruikt worden. Gebruik
ze voldoende uit te buurt van de inrichting.
Is het 5 GHz/2,4 GHz schakelbare draadloze toegangspunt verbonden aan andere apparatuur
dat de 5 GHz band gebruikt?
>
Het gebruik van een draadloos toegangspunt dat 5 GHz/2,4 GHz tegelijk gebruikt wordt
aanbevolen. Het kan niet tegelijk gebruikt worden met deze camera als het niet compatibel is.
Wanneer het batterijlampje rood knippert, zou de verbinding met andere apparatuur niet
kunnen starten of zou de verbinding verbroken kunnen worden. (Er wordt een bericht
afgebeeld zoals [Communicatiefout].)
Controleer of het draadloze toegangspunt dat verbonden moet worden zich in werkende staat bevindt.
De camera zou niet kunnen weergeven of verbinding kunnen maken met een draadloos
toegangspunt afhankelijk van de radiogolfomstandigheden.
> Voer de verbinding dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt uit.
Het zou zelfs niet afgebeeld kunnen worden of de radiogolven er zijn afhankelijk van de
instelling van het draadloze toegangspunt.
> Controleer de instellingen van het draadloze toegangspunt.
Het draadloze toegangspunt zou niet gevonden kunnen worden afhankelijk van de radiogolfconditie.
> Voer de [Handmatig. verbinden.] uit. (P303)
Is de netwerk SSID van het draadloze toegangspunt niet ingesteld op uitzenden?
> Het zou niet opgemerkt kunnen worden wanneer deze ingesteld is op niet uitzenden. Treed
toe en stel de network SSID in. (P303)
Probeer het volgende:
Verplaats dit toestel dichter bij het draadloze toegangspunt.
Verwijder de obstakels tussen dit apparaat en het draadloze toegangspunt.
Verander de richting van dit apparaat.
Functies Wi-Fi
Deze kan geen verbinding maken met de draadloze LAN. Radiogolven verliezen
hun verbinding.
Draadloos toegangspunt wordt niet afgebeeld. Of het kan niet verbonden worden.
365
Overige
Het kan langer duren om verbinding te maken, afhankelijk van de instelling van de
Wi-Fi-verbinding van de smartphone/tablet, maar dit is geen storing.
> Schakel de Wi-Fi-functie vanaf het Wi-Fi-instellingenmenu op de smartphone-tablet uit en
weer in.
Controleer de informatie in het loginscherm van de “LUMIX CLUB”.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
Service-gebruikerregistratie voor de “LUMIX CLUB” is niet mogelijk in de omgeving zonder een
draadloos toegangspunt.
Als de firewall van het besturingssysteem, de veiligheidssoftware, enz., ingeschakeld is, kan
het zijn dat het niet mogelijk is een verbinding met de PC tot stand te brengen.
> Bevestig dat de login-informatie (login ID/gebruikersnaam/e-mailadres/password) correct
is.
Webservice-server of het netwerk zouden bezet kunnen zijn.
> Probeer later opnieuw.
> Controleer de site van de webservice waar u het beeld naar toe stuurt.
Is het beeld te groot?
> Verklein de beeldgrootte bij [Grootte] (P308) en verstuur vervolgens het beeld.
> Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P254).
Het zou langer kunnen duren te verzenden wanneer de afstand naar het draadloze
toegangspunt ver is.
> Verzend dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt.
Het duurt steeds lang om verbinding te maken met een smartphone/tablet.
Dit toestel wordt niet weergegeven op het Wi-Fi-instelscherm van de
smartphone/tablet.
Het duurt even om de verbinding op te zetten.
Ik ben de login ID of het wachtwoord voor de “LUMIX CLUB” vergeten.
Ik heb thuis geen draadloos toegangspunt, maar ik zou graag de
dienst-gebruikerregistratie van de “LUMIX CLUB” uitvoeren.
De beelden kunnen niet naar een PC verzonden worden.
Beelden kunnen niet verzonden worden naar de webservice.
Het duurt even om een beeld te verzenden naar de webservice.
366
Overige
Uploaden zou niet voltooid kunnen zijn wanneer het onderbroken wordt tijdens het verzenden
van het beeld.
Het zou even kunnen duren nadat het beeld geüpload is voordat het weergegeven wordt op het
web, afhankelijk van de status van de server.
> Wacht even en probeer opnieuw.
U kunt de zendstatus bij de instellingen van de link van de webservice controleren door in te
loggen bij “LUMIX CLUB”.
De beelden op het web kunnen niet opgeslagen (gedownload) worden naar dit apparaat. Wis
de geüploade beelden niet en maak een back-up van deze.
De beelden die geüpload zijn naar het web kunnen niet weergegeven of gewist worden door dit
apparaat.
> Voer de taak uit met een smartphone/tablet of een PC.
De instellingen die in de camera staan kunnen gewist worden afhankelijk van het soort reparatie.
> Maak altijd een kopie van belangrijke instellingen.
Is het beeld te groot?
> Verdeel de film m.b.v. [Splits video] (P254).
> Verklein de beeldgrootte met [Grootte]. (P308)
Vermogen of aantal beelden op het web is vol.
> Log in bij de “LUMIX CLUB” en controleer de status van de bestemming via de instellingen
van de link van de webservice.
> Voer [Wi-Fi resetten] in het [Set-up] menu uit. (P60)
> Alle informatie die u ingesteld heeft in het [Wi-Fi setup]-menu zal echter gereset worden
(behalve [LUMIX CLUB])
Is het beeld te groot?
> Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P254).
> Verklein de beeldgrootte bij [Grootte] (P308) en verstuur vervolgens het beeld.
> Het beeld kan niet verstuurd worden wanneer de batterij-indicator rood knippert.
Het beeld dat geüpload moest zijn naar het web is er niet.
Ik wil graag het beeld op de het web terugzetten op de camera.
Ik kan de beelden die geüpload zijn door dit apparaat naar het web niet
weergeven of wissen.
Uw “LUMIX CLUB” login-ID en wachtwoord zijn gewist nadat u de camera
opgestuurd heeft voor reparatie.
Er is een beeld dat niet verzonden kan worden.
Ik ben het wachtwoord voor de Wi-Fi vergeten.
Verzending van het beeld mislukt op de helft.
367
Overige
Het bestandformaat van de films die afgespeeld kunnen worden verschilt, afhankelijk van de
bestemming. (P277, 281, 282, 285, 289, 293)
Is het beeld te groot?
> Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P254).
Het versturen kan mislukken al naargelang de werkstatus van het AV-apparaat.
Bovendien kan het versturen enige tijd vergen.
Is uw smartphone compatibel met NFC?
> Dit toestel kan gebruikt worden met NFC-compatibele aanluitingen, via Android (OS versie
2.3.3 of nieuwer).
Controleer of de NFC-functie van uw smartphone op ON staat.
Is [NFC-bediening] op [OFF] gezet? (P309)
Sommige smartphones kunnen niet eenvoudig gecontroleerd worden door ze aan te raken. Als
de camera zelfs niet na aanraking herkend wordt, verander dan de posities en probeer het
opnieuw door hem langzaam aan te raken.
Als de aanraking kort duurt, kan het zijn dat de smartphone niet herkend wordt. Raak de
smarthpone aan en blijf hem even aanraken.
Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Sluit het toestel aan op de TV met de AV-kabel (optioneel) of met de HDMI-minikabel en
speel de bewegende beelden af die in het toestel opgenomen zijn. (P315)
Film kan niet verzonden worden.
Ik kan geen beelden naar een AV-apparaat sturen.
Er kan met NFC geen verbinding gemaakt worden.
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
De weergavezones op het TV-scherm en de monitor van de camera zijn
verschillend.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
368
Overige
> Controleer de [TV-aspect] instelling. (P57)
Is het correct met de HDMI-minikabel aangesloten? (P315)
> Ga na dat de HDMI-minikabel er stevig in zit.
> Druk op [(] op dit apparaat.
Staat [VIERA link] op dit toestel op [ON]? (P58)
> Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening
voor de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de
gebruiksaanwijzing voor de TV.)
> Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat.
> Schakel dit toestel uit en in.
> Zet [HDAVI Control] op [Off] op de TV en schakel hem opnieuw op [On]. (Raadpleeg de
handleiding van de TV voor details.)
> Controleer de [Video uit] instelling. (P57)
Is het toestel correct aangesloten op de PC?
Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Zet op [PC] in [USB mode]. (P56, 323)
> Schakel dit toestel uit en in.
> De USB-aansluitkabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
> Zijn er twee of meer USB-aansluitingen op een enkele PC; probeer de USB-aansluitkabel
dan op een andere USB-aansluiting aan te sluiten.
> Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
> Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart
te formatteren. Doe dit niet.
> Als [Toegang], dat op de monitor weergegeven wordt, niet verdwijnt, sluit de
USB-aansluitkabel dan af nadat u dit toestel uitgeschakeld heeft.
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
VIERA Link werkt niet.
Kan niet met de PC communiceren.
De kaart wordt niet herkend door de PC.
De kaart wordt niet door de PC herkend. (er wordt een SDXC-geheugenkaart
gebruikt.)
369
Overige
Er kunnen geen foto's afgedrukt worden met een printer die geen PictBridge ondersteunt.
> [USB mode] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P56, 326)
> Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze
functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de
printer.)
> Wanneer u de opnamen laat afdrukken, dient u te vragen of de 16:9 beelden afgedrukt
kunnen worden.
Aangezien de beeldverhouding van een panoramafoto anders is dan die voor gewone foto’s, is
correct afdrukken misschien niet altijd mogelijk.
> Gebruik een printer die panoramafoto’s ondersteunt. (zie voor details de handleiding van
uw printer.)
> Wij adviseren om de “PHOTOfunSTUDIO” software op de (bijgeleverde) CD-ROM te
gebruiken om de afmetingen van de foto aan te passen aan de afmetingen van het
afdrukpapier.
Dit is het geluid van de functie voor het verwijderen van stof (P372); het duidt niet op een
slechte werking.
Er is een geluid van de lensbeweging of van de lensopening wanneer dit toestel in- of
uitgeschakeld wordt. Dit is geen storing.
De lens geeft mogelijk geluid af en het beeld op de monitorkan opeen veranderen wanneer de
helderheid verandert als gevolg van het gebruik van de zoom of het bewegen van de camera;
dit heeft echter geen invloed op de opname.
Het geluid klinkt wanneer het diafragma automatisch wordt aangepast. Dit is geen storing.
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
De panoramafoto wordt niet correct afgedrukt.
Overige
De camera maakt geluid wanneer dit toestel in- en uitgeschakeld wordt.
De lensgroep maakt geluid.
370
Overige
> Druk op [MENU/SET], selecteer de icoon van het [Set-up]-menu [ ] en selecteer
vervolgens de icoon [~] om de gewenste taal in te stellen. (P59)
Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P79)
Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P157) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
Is [AF ass. lamp] op [ON] gezet? (P157)
De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het oppervlak van de camera en de achterkant van de monitor kunnen warm worden tijdens
het gebruik. Dit heeft geen invloed op de prestaties of de kwaliteit van de camera.
Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> [Aub klok instellen] wordt weergegeven. Stel de klok opnieuw in. (P38)
Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden.
Als u de batterij plaats of verwijdert voordat u dit toestel uitschakelt, zullen de map- en
bestandnummers van de opgenomen beelden niet in het geheugen bewaard worden. Wanneer
dit toestel dan weer opnieuw ingeschakeld wordt en foto's genomen worden, kunnen deze
foto's bewaard worden met de bestandnummers die aan de eerdere beelden toegekend
hadden moeten worden.
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit.
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
De AF-lamp gaat niet aan.
Het toestel wordt warm.
De klok is opnieuw ingesteld.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
De bestandnummers worden opgenomen met eerder gebruikte nummers.
371
Overige
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur
(zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.).
Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon. Hierdoor kan ruis ontstaan met
een nadelige invloed op beeld en/of geluid.
Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt,
kan een nadelige invloed hebben op dit toestel en storingen van beeld en/of geluid
veroorzaken.
Als het toestel de invloed van magnetisch geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dan dient u het uit te schakelen en de batterij te verwijderen, of de
netadapter los te maken (optioneel). Plaats de batterij vervolgens weer terug of sluit de
netadapter aan, en schakel het toestel weer in.
Gebruik dit toestel niet in de nabijheid van radiozenders of hoogspanningsdraden.
Opnemen in de buurt van radiozenders of hoogspanningsdraden kan nadelige gevolgen
hebben voor beeld en/of geluid.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele
accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
372
Overige
Voordat u het toestel reinigt, dient u de batterij of de DC-koppelaar te verwijderen
(optioneel), of de stekker uit het stopcontact te trekken. Wrijf het toestel vervolgens
met een droge zachte doek.
Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven
met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek.
Veeg het vuil of de stof van de zoomring en de focusring af met een droge, stofvrije doek.
Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes
of het deklaagje zou kunnen aantasten.
Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te
volgen.
Vuil op de beeldsensor
Deze camera heeft een verwisselbaar lenzensysteem. Er kan dus vuil in de camera
komen als u lenzen wisselt. Afhankelijk van de opnamecondities kan vuil op de
beeldsensor ook op de opname te zien zijn.
Om te voorkomen dat er vuil of stof op de interne delen van het toestel komen, kunt u
beter niet de lens omwisselen in een stoffige omgeving en altijd de body-kap of lens erop
doen wanneer u de camera opbergt. Verwijder eventueel vuil op de body-kap voordat u
deze bevestigt.
Verwijder het vuil van de beeldsensor
De oogsensor is een zeer precies en kwetsbaar apparaat; neem daarom de onderstaande
richtlijnen in acht als u hem zelf moet schoonmaken.
Gebruik een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje om stof van de oogsensor te blazen. Blaas
niet te hard.
Laat het blaaskwastje niet voorbij de lensvatting komen.
Zorg ervoor dat het blaaskwastje de beeldsensor niet raakt om krassen op de beeldsensor te
voorkomen.
Gebruik uitsluitend een blaaskwastje om de beeldsensor schoon te maken.
Als u het vuil of het stof niet met een blower kunt verwijderen, raadpleeg dan de verkoper of
Panasonic.
Voor de zorg van de oogdop op de zoeker
De oogschelp kan niet worden losgemaakt, u moet hem dus voorzichtig met een droge, zachte
doek afnemen en opletten dat de oogschelp niet losraakt.
Als u de oogschelp te stevig afneemt en hij raakt los, raadpleeg dan de verkoper of Panasonic.
Schoonmaken
Stofverwijdering
Dit toestel heeft een stofafnamefunctie die vuil en stof wegblaast dat op de voorkant
van het beeldsysteem aanwezig kan zijn. Deze functie zal automatisch werken als de
camera ingeschakeld wordt, maar als u stof ziet, voer dan de [Sensorreiniging] (P60)
uit in het [Set-up]-menu.
373
Overige
Druk niet met grote kracht op de monitor. Er kunnen dan ongelijke kleuren op de monitor
verschijnen en dit kan voor een slechte werking zorgen.
Als de camera koud is wanneer u hem inschakelt, kan het beeld op de monitor/zoeker
aanvankelijk een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder
worden zodra de interne temperatuur van de camera stijgt.
Niet hard op de lens drukken.
Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname.
Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen
maakt.
De lensmontering niet naar beneden toe leggen. Zorg ervoor dat de
contacten van de lensmontering
1 niet vuil worden.
Over de Monitor/Zoeker
Het scherm van de monitor/zoeker wordt geproduceerd met zeer hoge
precisietechnologie. Toch kunnen er donkere of lichte punten op het scherm staan
(rood, blauw of groen). Dit is geen defect. Ofschoon de schermonderdelen van de
monitor/zoeker met zeer hoge precisietechnologie geproduceerd worden, kunnen
sommige pixels inactief of altijd verlicht zijn. De punten zullen niet opgenomen worden
op beelden op een kaart.
Over de Lens
374
Overige
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
Doe de verwijderde batterij in een plastic zak en verplaats of bewaar deze ver van metalen
voorwerpen (paperclips, enz.).
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of de batterijen en de
aansluitingen beschadigd zijn.
Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat.
U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
Batterijen hebben een beperkte levensduur.
Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet in contact laten komen met metalen voorwerpen (zoals
kettingen, haarpinnen, enz.).
Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Het [CHARGE]-lampje zal knipperen onder de invloed van statische elektriciteit of
elektromagnetische golven. Dit fenomeen is niet van invloed op het laden.
Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
De lader 1 m of meer verwijderd houden van de radio.
De lader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
Na het gebruik, haalt u de batterijlader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het stopcontact
laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
De aansluitingen van de lader en de batterij schoon houden.
Batterij
Lader
375
Overige
Over 3D-opnames
Als de onderling verwisselbare 3D-lens aangebracht is, dient u een onderwerp niet
op te nemen op een afstand die kleiner is dan de minimum brandpuntafstand.
De 3D-effecten kunnen uitgesprokener zijn en kunnen daardoor vermoeidheid of een
oncomfortabel gevoel veroorzaken.
Als de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) gebruikt wordt, is de minimum
brandpuntafstand 0,6 m.
Als met de onderling verwisselbare 3D-lens opnames gemaakt worden, zorg er dan
voor het toestel niet te schudden.
Als het toestel hevig geschud worden, tijdens het rijden in een voertuig of het lopen, enz.,
kunnen vermoeidheid en een oncomfortabel gevoel veroorzaakt worden.
We raden het gebruik van een statief aan.
Over het kijken naar 3D
Een ieder die hypergevoelig is voor licht, een hartkwaal heeft of zich hoe dan ook
onwel voelt, met vermijden naar 3D-beelden te kijken.
Dit kan namelijk een negatieve invloed op een dergelijke gezondheidsstatus hebben.
Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u
naar 3D-beelden kijkt, stop dan gelijk met kijken.
Gaat u door met kijken, dan kan dit ziekte tot gevolg hebben.
Neemt u alstublieft op passende wijze rust nadat u met kijken opgehouden bent.
Als u naar 3D-beelden kijkt, wordt aanbevolen om de 30 tot 60 minuten een pauze in
te lassen.
Langdurig kijken kan vermoeide ogen tot gevolg hebben.
Aan hen die bijziend of verziend zijn, wiens rechter- en linkeroog van elkaar
afwijken, die astigmatisch zijn, wordt geadviseerd een corrigerende bril, enz., te
dragen.
Stop het kijken als u duidelijk een dubbel beeld ziet wanneer u naar de 3D-beelden
kijkt.
Mensen kunnen het kijken naar 3D-beelden op verschillende manieren ervaren. Corrigeer uw
gezichtsvermogen naar behoren voordat u naar 3D-beelden gaat kijken.
U kunt de 3D-instelling op uw televisie of de instelling van de 3D-uitzending op het toestel op
2D zetten.
Over 3D
376
Overige
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart
“Formatteren” of “wissen” met gebruik van het toestel of een PC zal alleen de informatie van
het bestandsmanagement veranderen en zal niet de gegevens in de geheugenkaart geheel
wissen.
Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de handel
verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken om de gegevens
die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar een andere eigenaar gaat
of weggegooid wordt.
Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Kaart
377
Overige
Als een naam of verjaardag ingesteld is voor [Profiel instellen]/functie voor
gezichtsherkenning, dan wordt deze persoonlijke informatie in het toestel bewaard en in
het beeld opgenomen.
Er wordt geadviseerd een Wi-Fi-password in te stellen om persoonlijke informatie te
beschermen. (P310)
Ontkoppeling
Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een
fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning
van informatie of persoonlijke informatie.
Bij aanvraag van een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien.
Na het maken van een kopie van persoonlijke informatie, dient u informatie, zoals persoonlijke
informatie en draadloze LAN-verbindinginstellingen die u opgeslagen heeft in de camera, altijd
te wissen met [Wi-Fi resetten]/[Verwijder account] (P60, 299).
De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P59)
Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt.
Instellingen zouden terug kunnen keren naar de fabriekstandaard wanneer het toestel
gerepareerd wordt.
Neem contact op met de verkoper bij wie u het toestel aangeschaft heeft, of met Panasonic, als
bovenstaande handelingen niet mogelijk zijn wegens storing.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, raadpleeg
dan “Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het
weggooien van de geheugenkaart”. (P376)
Uploaden van beelden naar een webservice
De beelden kunnen informatie bevatten die gebruikt kan worden voor de identificatie van
bijvoorbeeld titels, opnamedata en locatie-informatie. Wanneer u beelden naar webservices
uploadt, controleer deze dan eerst zorgvuldig alvorens ze te uploaden.
Over de persoonlijke informatie
378
Overige
De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur:
(Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot 60%RH)
De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar op te
laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal leeg geraakt zijn.
We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Controleer alle onderdelen voordat u opnamen maakt wanneer u het toestel lange tijd
niet heeft gebruikt.
Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Beelden die met de camera opgenomen of bewerkt zijn, worden misschien niet correct op andere
apparaten afgespeeld en het kan zijn dat de toegepaste effecten niet op andere apparaten
verschijnen. Ook kan het zijn dat beelden die met andere apparaten opgenomen zijn, niet op de
camera afgespeeld worden en dat functies van de camera niet voor deze beelden beschikbaar zijn.
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met
drie poten of een statief met één poot gebruikt.
Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een
hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel
kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou
het toestel en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen als het
toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één poot.
Wanneer u dit toestel gebruikt met een lens met grote diameter, zou de lens in contact kunnen
komen met de voetplaat afhankelijk van het statief met drie poten/statief met één poot. Door de
schroef aan te draaien met de lens en de voetplaat die met elkaar in contact zijn zou dit toestel
of de lens beschadigd kunnen worden. Daarom wordt het aanbevolen de statiefadapter
(DMW-TA1: optioneel) erop te zetten voordat u het statief erop zet.
Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één poot.
Als u een zware onderling verwisselbare lens (meer dan ongeveer 1 kg) aan het toestellichaam
bevestigt, het toestel niet dragen m.b.v. de schouderriem. Het toestel en de lens vasthouden
wanneer u deze draagt.
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
Over de Beeldgegevens
Over statieven met drie poten of met één poot
Over de schouderriem
379
Overige
G MICRO SYSTEM is een op de Micro Four Thirds
System-standaard gebaseerd digitale camerasysteem van
LUMIX.
Micro Four Thirds™ en Micro Four Thirds Logo-merken zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Olympus
Imaging Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De
Europese Unie en andere landen.
Four Thirds™ en Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken
of gedeponeerde handelsmerken van Olympus Imaging
Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De Europese Unie
en andere landen.
SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
“AVCHD”, “AVCHD Progressive” en het logo
“AVCHD Progressive” zijn handelsmerken van Panasonic
Corporation en Sony Corporation.
Geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories. Dolby en het dubbele-D-symbool zijn
handelsmerken van Dolby Laboratories.
HDMI, het HDMI logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere
landen.
HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic Corporation.
Adobe is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated
in de Verenigde Staten en/of andere landen.
iMovie, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en
andere landen.
App Store is een dienstmerk van Apple Inc.
Windows en
Windows Vista
zijn of gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of geregistreerde
merken van Apple Inc. en worden onder licentie gebruikt.
Android en Google Play zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Google Inc.
Het logo Wi-Fi CERTIFIED is een kwaliteitsmerk van de Wi-Fi
Alliance.
Het Wi-Fi Protected Setup Merk is een merk van Wi-Fi Alliance.
Wi-Fi”, “Wi-Fi Protected Setup”, “Wi-Fi Direct”, “WPA” en “WPA2”
zijn merken of gedeponeerde merken van Wi-Fi Alliance.
DLNA, the DLNA Logo and DLNA CERTIFIED are trademarks, service marks, or certification
marks of the Digital Living Network Alliance.
Dit product maakt gebruik van “DynaFont” van DynaComware Corporation. DynaFont is een
geregistreerd handelsmerk van DynaComware Taiwan Inc.
Andere systeem- of productnamen in de handleiding zijn over het algemeen de
gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van de fabrikant die verantwoordelijk is
voor de ontwikkeling van het betreffende systeem of product.
Dit product is in licentie gegeven onder de AVC-patentportfoliolicentie voor privé- en
niet-commercieel gebruik door een consument voor (i) het coderen van video in
overeenstemming met de AVC-norm (“AVC-video”) en/of (ii) het decoderen van AVC-video die
werd gecodeerd door een consument in een privé- en niet-commerciële activiteit en/of werd
verkregen via een videoleverancier die een licentie heeft om AVC-video te leveren. Geen
enkele licentie wordt gegeven of wordt geacht te zijn gegeven voor enig ander gebruik. Meer
informatie kunt u krijgen bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com
.
305


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Panasonic DMC-GX7 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Panasonic DMC-GX7 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 14,42 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Panasonic DMC-GX7

Panasonic DMC-GX7 User Manual - English - 380 pages

Panasonic DMC-GX7 User Manual - English - 100 pages

Panasonic DMC-GX7 Quick start guide - German - 96 pages

Panasonic DMC-GX7 User Manual - German - 380 pages

Panasonic DMC-GX7 Quick start guide - Dutch - 96 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info