12
VEILIGHEIDSAUTOZITJE
v
an 0 tot 4 jaar
G
roep 0 & 1 van de geboorte tot 18 kg
1. Groep 0: rug met de rijrichting mee (van de geboorte tot 10 kg)
A
lleen gebruiken met een driepuntsgordel.
P
laats het autozitje zo schuin mogelijk (1) . Installeer het autozitje op de
passagierszetel vooraan
o
f achteraan in de wagen met de rug met de rijrichting mee. Trek de
a
utogordel volledig los en
trek de heupgordel onder de basis van het autozitje door (2).
Schuif de schoudergordel door de gordelgeleiders aan de achterzijde
v
an het autozitje.
Klik de gordel vast en trek de gordel naar het oprolmechanisme toe (3).
Plaats het verstelelement (P) op de schoudergordel, tegen de bovenste
g
ordelgeleider van de schelp,
z
oals aangegeven op de tekening. Zorg ervoor dat de gordel niet is
verdraaid
of beschadigd en goed strak staat (4).
2. Groep 1: gezicht met de rijrichting mee (van 9 tot 18 kg)
Alleen gebruiken met een driepuntsgordel. Plaats het autozitje in
zitpositie en met het gezicht met
de rijrichting mee (5). Trek aan de autogordel en schuif de gesp langs
de rug van het autozitje tussen de
plastic schelp en de schuimplastic basis (6). Klik de gordel vast. Trek de
gordel volledig uit door
er bovenaan aan te trekken. Houd tegelijkertijd het autozitje tegen en
zorg dat het steunt tegen de autozetel (7). .
Installeer het plastic verstelelement P op de juiste plaats op de
autogordel, dichtbij de gesp van de
schoudergordel. Zorg ervoor dat de gordel niet is verdraaid of
beschadigd en goed strak staat.
3. De harnasgordel van het autozitje
3.1. De gesp sluiten
Breng de twee uiteinden van de gesp samen (8). Maak de twee
uiteinden vast met de gesp
totdat u een klik hoort (9)(10). Open de gesp door op de rode knop van
de gesp te drukken.
Controleer regelmatig of de gesp nog goed is gesloten.
3.2. Aanpassen van de harnasgordel
Om de harnasgordel aan te passen, moet u trekken aan het
verstelelement (11). Pas de harnasgordel aan uw
kind aan.
Een harnasgordel die niet goed past, kan gevaarlijk zijn.
Om de harnasgordel losser te maken, drukt u op het verstelelement
tussen de benen en trekt u aan de schoudergordels van
de harnasgordel (12).
3.3. De harnasgordel aanpassen in functie van de
schouderhoogte van het kind
De harnasgordel heeft drie mogelijke hoogtes.
De rug met de rijrichting mee: gebruik de laagste stand van de
harnasgordel.
Het gezicht met de rijrichting mee: gebruik de hoogte van de
harnasgordel die goed is voor uw kind (13).
Verwijder het blauwe plastic onderdeel aan de zijkant van de schelp om
de hoogte van de harnasgordel (15)
aan te passen. Trek de gordel vervolgens over de schelp heen. Trek de
gordel aan:
• aan het uiteinde van de gesp; (14)
• aan de achterzijde van de schelp van het autozitje;
• aan de gesp van het verstelelement;
• aan de rug van de schelp van het autozitje (16).
Verwijder de hoes (*Challenger – Explorer):
• verwijder het bevestigingselement (16a)*
Pas aan op de gewenste hoogte en schuif vervolgens de gordel terug
door dezelfde handeling
in de omgekeerde volgorde te verrichten. Zorg ervoor dat de
heupgordels zo laag mogelijk zitten zodat
h
et bekken goed op zijn plaats wordt gehouden.
4. Installeren en verwijderen van de harnasgordel en de hoes
V
oer dezelfde handelingen uit als voor het regelen van de hoogte van
d
e harnasgordel, maar verwijder hem
volledig.
Verwijder de gesp tussen de benen door de gordel tussen de schelp en
d
e hoes door te trekken.
Verwijder de hoes en de stoffen accessoires volgens de modellen (hoes,
zacht onderkussen, steunkussentjes).
V
oer dezelfde handelingen in de omgekeerde volgorde uit om het
a
utozitje terug te monteren.
Zorg ervoor dat de harnasgordel goed is geïnstalleerd en dat de gordels
niet zijn gedraaid of beschadigd.
5. Stand van het autozitje
U kunt het autozitje in de stand plaatsen die voor uw kind het
gemakkelijkst is.
Om het autozitje in de stand te plaatsen die u wilt, gebruikt u het
handvat vooraan het autozitje tussen de basis en de
schelp (17). Controleer in elke stand of de autogordel nog goed strak
staat en of de
harnasgordel nog op zijn plaats zit.
6. Aanbevelingen
• Laat uw kind nooit alleen in het autozitje in uw wagen achter zonder
toezicht.
• De verstelelementen van de achterbank en de passagierszetel
moeten geblokkeerd zijn.
• Na een ongeval mag het autozitje niet meer worden gebruikt.
• Gebruik altijd het veiligheidsautozitje, zelfs als u maar een korte
afstand moet afleggen. Zo gebeuren de meeste
ongevallen.
• Zet het autozitje vast in uw wagen om veiligheidsredenen, zelfs als u
uw kind niet
vervoert.
• Harde en plastic onderdelen van het autozitje moeten zo geplaatst en
geïnstalleerd worden dat ze
, in normale gebruiksomstandigheden van de wagen,
niet klem kunnen raken onder een losse zetel of tussen de deur van de
wagen.
• Gebruik het autozitje niet zonder de hoes.
• Vervang de hoes van het autozitje niet door een andere hoes, die niet
wordt aanbevolen door de
fabrikant, want de hoes is speciaal voor dit soort autozitje ontworpen.
• Laat geen voorwerpen achter op de achterbank of de hoedenplank:
bij bruusk remmen kan uw kind gewond
raken.
• Het autozitje mag niet worden gewijzigd noch aangevuld.
• De veiligheid van uw kind kan alleen worden gewaarborgd indien het
autozitje juist is geïnstalleerd, volgens de stappen in deze
gebruiksaanwijzing,
en indien het autozitje niet is gewijzigd.
• Wassen met zeepwater op 30°C.
Installeer het autozitje niet met het gezicht met de rijrichting mee als
uw kind minder dan 9 kg weegt.
NL
BELANGRIJK : Gebruik het autozitje niet op een passagierszetel met
een Airbag®.